Studiefinancieri~g
.als agencyprobleem?
In ESB van 12 oktober (blz. 917-920)
passen M.H. Bakker en A. Klink de
agency-theorie toe op de relatie tussen student en overheid. Het is de
vraag of dit een zinnige toepassing is.
De vóóronderstelling van de agency-theorie is namelijk, dat de agent
zijn eigen nut maximaliseert, en dat
het daarbij geen rol speelt of men de
zaak flest. De student is dus een calculerende student. In concreto, zal
de student opgeven uitwonend te
zijn, ook als dat niet waar is, indien
hij zo een hogere beurs kan ontvangen. De oplossing is dan simpel: zorg
er voor dat oplichten geen voordeel
meer oplevert. In dit geval komt dat
neer op het opheffen van het verschil
in beurs tussen thuis- en uitwonenden. Heel simpel gesteld, luidt de
kern van de redenering: de gelegenheid maakt de dief en als je dat niet
wilt, moet je de gelegenheid wegnemen.
Dit is modellering uit achterdocht,
en dat doet geen recht aan de realiteit. Sommige studenten zijn oplichters, maar het is weinig realistisch de
oplichtende student model te laten
staan voor allen. Modellering uit achterdocht houdt ook een risico in: dat
studenten calculerend worden gemáákt wanneer ze als calculerend
worden beschouwd.
Toepassing van de agency-theorie
lijkt mij hier niet terecht.Bij de relatie
tussen overheid en student is veeleer
sprake van een relatie tussen overheid en burger, en het gaat mij te ver
om burgers die van hun burgerlijke
rechten, zoals studiefinanciering,
gebruik maken, als calculerende
‘agenten’ te zien.
A.C.}. de Leeuw
De auteur is werkzaam als hoogleraar Bedrijfskunde bij de Faculteit Bedrijfskunde
van de Rijksuniversiteit Groningen.
Studiefinanciering als agencyprobleem?
Geplaatst als type: