Ga direct naar de content

Sterker auteursrecht niet zinvol

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 3 2001

Sterker auteursrecht niet zinvol
Aute ur(s ):
Tow se, R. (auteur)
De auteur is universitair docent culturele industrie aan de eur en mede-redacteur van de Journal of Cultural Economics. Het artikel is vertaald
door T. Schiphof (EUR).
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4307, pagina D21, 3 mei 2001 (datum)
Rubrie k :
Dossier: Informatiegoederen en marktw erking
Tre fw oord(e n):
auteursrecht

Het verlengen van auteursrechtelijke bescherming en het onoverdraagbaar maken ervan, bevestigt de machtspositie van
platenmaatschappijen en verhoogt de transactiekosten. Omdat er zoveel technische veranderingen plaatsvinden, ontbreekt een
simpele oplossing.
Tot voor kort werd het auteursrecht door de meeste economen genegeerd. Op zijn best werd het beschouwd als de arme tak van de
familie waartoe octrooirecht behoort, waarvan de rol met betrekking tot innovatie en economische groei in detail bestudeerd is en
waarvan ook de monopolie-effecten opgemerkt zijn. Voor de meeste mensen hebben octrooien economisch belang als stimulans voor de
productie van goederen, terwijl auteursrechten alleen over artistieke productie zouden gaan. Twee dingen hebben die perceptie
veranderd. Ten eerste, op macro-niveau, de relatieve groei van de toegevoegde waarde van industrieën die van auteursrecht afhankelijk
zijn (uitgeverij, omroep, film, muziek, kunst en kunstnijverheid – de culturele industrieën – maar ook architectuur, reclame,
computersoftware en zelfs wetenschappelijk onderzoek); deze droegen volgens schattingen van SEO in 1994 meer dan vijf procent bij
aan de toegevoegde waarde in Nederland. In de jaren negentig is dat opgelopen tot meer dan zes procent. Ten tweede worden in
toenemende mate door ‘law and economics’-economen micro-economische vragen gesteld over de complexiteit van marktoperaties met
digitalisatie. Dezelfde vragen liggen alle studenten op de lippen die muziek downloaden op hun computer (of die van de universiteit).
Auteursrecht wordt nu dus erkend als een interessant gebied voor economische analyse, net als de culturele industrieën waarin het
auteursrecht zijn belangrijkste rol speelt.
Rol van het auteursrecht
Wat is dan de elementaire economie van auteursrecht? Eerst moet een punt opgehelderd worden: auteursrecht is in de angelsaksische
traditie een samenstelling van wat in het continentale burgerlijke recht auteursrechten en naburige rechten zijn. Deze laatste zijn aan
auteursrecht verwante eigendomsrechten voor uitvoerenden en ondernemingen. Ik volg de economische literatuur op dit terrein door de
term auteursrecht te gebruiken in de angelsaksische betekenis.
Marktontwikkeling
Het auteursrecht ‘privatiseert’ het creëren van informatie. Voor auteurs, de primaire makers van ‘werken’, en voor ‘uitgevers’ zoals
uitgeverijen, platen- en filmbedrijven die ze op de consumentenmarkt brengen, is het een stimulans om culturele goederen en diensten te
produceren en te verspreiden. Door het instellen van wettelijke eigendomsrechten tegen ongeautoriseerd kopiëren, zijn auteurs en
uitgevers in staat om een beloning te innen voor hun inspanningen. Anders hadden deze door een ongeautoriseerde kopieerder voor
een lagere prijs, of gratis, verkregen kunnen worden. De bescherming ligt in het risico om voor de rechter gesleept te worden voor
‘piraterij’.
Wettelijke bescherming is noodzakelijk omdat informatiegoederen, waaronder digitaal geleverde muziek, quasi-publieke goederen zijn: ze
zijn niet-rivaliserend en kennen prohibitief hoge transactiekosten om uitsluiting te realiseren. Dat kan verhinderen dat een markt zich
ontwikkelt.
Risicopooling
Verder dient het auteursrecht om platenmaatschappijen in staat te stellen risico’s te ‘poolen’. De vaste kosten van platenbedrijven
omvatten de uitgaven van ‘Artist and Repertoire development’ – de R&D van de muziekbusiness). Slechts ongeveer ééntiende hiervan
resulteert in een cd die quitte speelt in de winkels omdat smaak, zoals bekend, onzeker is. Deze eigenschap wordt gedeeld door alle
culturele industrieën – ‘nobody knows’, zo karakteriseerde Caves dit in zijn recente boek over de industriële organisatie van de creatieve
industrieën 1. Net als de meeste industrieën die informatiegoederen produceren, kent muziek hoge vaste kosten van het produceren van
de master copy en zeer lage marginale kosten van de productie van verkoopexemplaren. Een illegale kopieerder vermijdt niet alleen de
vaste kosten, waaronder de verplichting om de artiest royalties te betalen, maar ook het ondernemersrisico van het lanceren van een
nieuwe cd. Hij zal de successen kopiëren en het platenbedrijf zou laten opdraaien voor de mislukkingen. Om dit te vermijden en te zorgen
dat bedrijven in de culturele industrieën bereid zijn de risico’s samen te voegen en zo kansen te bieden aan nieuwe artiesten, is de
bescherming van het auteursrecht nodig, zo wordt aangevoerd.

Verlenging van auteursrecht niet zinvol
Een auteursrecht geldt nu tot zeventig jaar na de dood van een componist of tekstschrijver en vijftig jaar vanaf de datum van opname
voor uitvoerenden en platenbedrijven. Al deze partijen hebben rechten op hun individuele bijdrage aan de totstandkoming van het
product. Auteursrecht is in feite een bundel rechten die een breder gebied zijn gaan bestrijken en in duur zijn toegenomen om het hoofd
te bieden aan nieuwe technologieën en sociale verandering, zoals de erkenning van de artistieke status van uitvoerende kunstenaars.
Rechten van uitvoerende kunstenaars zijn de laatste tien jaar versterkt en geharmoniseerd door de EU door ze onoverdraagbaar te
maken. Dit in een poging ze te beschermen tegen de verwoestende invloed van de grote multinationals die de muziekindustrie domineren.
Hoewel dit goedbedoeld is, hebben zulke maatregelen volgens mij ongewenste en slecht uitgedachte consequenties. In de eerste plaats
omdat verlenging van het auteursrecht een veel grotere waarde heeft voor de uitgever, voor wie de rechten activa zijn die worden
verhandeld in overnames (denk aan AOL en Time Warner), dan voor individuele auteurs en uitvoerende kunstenaars, die zelden in de
positie zijn om hun menselijk kapitaal te gelde te maken (David Bowie is een uitzondering). Hierdoor worden machtsposities versterkt en
dat plaatst artiesten in een nog zwakkere positie.
In de tweede plaats verhogen ze de transactiekosten van het innen en verdelen van de vergoedingen voor secundair gebruik, een taak
die wordt uitgevoerd door auteursrechtenbureaus. Deze bureaus, samenwerkingsverbanden van auteurs, uitvoerenden en uitgevers,
geven algemene licenties uit voor het gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal. Dit tegen gedifferentieerde vergoedingen die
gebaseerd zijn op het veronderstelde aantal gebruikers: het ‘publiek’ in bijvoorbeeld een restaurant wordt gemeten aan het aantal
zitplaatsen; het laten horen van een cd op de radio moet worden geregistreerd per titel. Het auteursrechtenbureau verzamelt de informatie
en schat het bedrag waar elke uitvoerende naar gelang haar bijdrage recht op heeft. Deze geweldige onderneming vereist enorme
databases en een indrukwekkende internationale structuur van samenwerkingsovereenkomsten voor het administreren van rechten van
uitvoerenden en andere auteursrechten. De administratiekosten schommelen rond de vijftien procent van de inkomsten van de bureaus
en worden aan de leden in rekening gebracht. Hoe meer rechten er zijn, hoe sterker deze kosten zullen stijgen. Wel wordt verwacht dat
door encryptie en andere elektronische registratiesystemen de kosten voor alle betrokkenen zullen dalen.
Gratis privé-gebruik toestaan?
Behalve op economische argumenten, berust het auteursrecht op een rechtvaardigheidsargument – een poging om beloningen te
herverdelen. Maar de verdelingseffecten van auteursrecht zijn niet de enige rechtvaardigheidsmotieven: toegang tot informatie en
vrijheid van meningsuiting zijn dat ook. Uitsluiting door middel van auteursrecht brengt dan ook niet alleen sociale voordelen mee, maar
ook sociale kosten. Daarbij komen nog de kosten die ontstaan doordat het auteursrecht een monopolie (of eigenlijk monopolistische
concurrentie), creëert. Wetgevers kiezen een Pigou-achtige benadering: de kosten van de stimulans moeten worden afgewogen tegen het
voordeel van de openbaarmaking (equivalent van het openbaarmaken van het octrooi).
De angelsaksische juridische doctrine van ‘fair use’ voorziet in uitzonderingen op het exclusieve recht van autorisatie. Fair use verleent
gebruikers vrije toegang tot kleine hoeveelheden beschermd materiaal voor privé-doeleinden. Het kopiëren van muziek op blanco tapes
en het gebruik van videorecorders voor het later afdraaien van tv-programma’s (‘timeshifting’) is al uitgelegd als fair use 2. Volgt het het
downloaden van muziek op internet en het ‘branden’ van cd’s?
Het voornaamste argument om sommige vormen van privé-gebruik als fair use te bestempelen ligt in de transactiekosten die gemoeid zijn
met het toestemming verlenen aan miljoenen kleine gebruikers met een lage bereidheid tot betalen – en een van de problemen is dat veel
kinderen (de voornaamste downloaders op dit moment) de noodzaak tot betalen niet accepteren, en dat zij voor niet-betalen niet
vervolgd kunnen worden. BUMA/STEMRA heeft momenteel een betalingsplan op basis van vrijwilligheid om deze trend tegen te gaan.
Als de digitalisatie en e-commerce voortschrijden zal het technisch mogelijk zijn om gebruikers van versleuteld materiaal op te sporen en
ze er voor te laten betalen, iets wat Bell ‘fared use’ heeft genoemd 3. Het probleem zou dan zijn dat fair use, het tegenwicht tegen de door
de staat verleende auteursrechtelijke macht, uitgehold zou worden.
Het gevaar daarvan is niet alleen dat het de platenmaatschappijen juist niet aanspoort om legale Napster-achtige diensten te ontwikkelen
die met klanten op de een of andere manier afrekenen (er zijn tal van mogelijke business models met betrekking tot prijsstelling die nog
onderzocht kunnen worden), maar ook dat het hen ervan weerhoudt te luisteren naar de consumentenvraag naar uitgesplitste diensten.
Er is geen simpele oplossing voor deze complexe vraagstukken 4. Belangen van artiesten, producers en het publiek zullen moeten worden
afgewogen. Onder rechters en economen overheerst de visie dat er geen versterking van het auteursrecht moet worden doorgevoerd,
voordat markten tijd hebben om zélf oplossingen te vinden. Een ‘wait-and-see’ beleid is daarom op zijn plaats.

Dossier Informatiegoederen en Marktwerking
J.W. Oosterwijk, ten geleide: Ordening in een virtuele wereld
D.A. Blokland en M.A. Feenstra: Beheerst interveniëren
E.E.C. van Damme, reactie: De weg tot stimulering
E. Hordijk: De aanbieder betaalt!
J.J.M. Theeuwes: Voorrang voor innovatie

J. Hinloopen, reactie: Accommodeer de revolutie
A.J.M. Kleijweg: Mededingingsweg ict-proof?
Y. Hiemstra: De relatie-economie
S.R. Maltha: Gratis download of betaald ‘Duet’?
N.M. Wijnberg: Reproductie: een muziekgeschiedenisles
R. Towse: Sterker auteursrecht niet zinvol
R. Bilderbeek, Uitgevers onbedreigd door internet
E.J. Dommering: Hoe lang laat ik mij op internet verlinken?
S.A. van der Geest en M. Varkevisser: Geen lagere prijs voor software
B.G.C. Dellaert: Hoe zorg je dat de bron niet opdroogt?
A.M. Reitsma, epiloog: Uitweg uit het spiegelpaleis

1 R. Caves, Creative industries: contracts between art and commerce, Harvard University Press, Cambridge, Mass. en London, 2000.
2 W. Gordon and R. Bone Copyright, in B. Bouckaert an G. De Geest (red.) Encyclopedia of law and economics, Cheltenham: Edward
Elgar, 1999.
3 T. Bell, Fair use vs. fared use: the impact of automated rights management on copyright’s fair use doctrine, North Carolina Law
Review, 1998, blz. 558-619.
4 R.Towse, Copyright, incentives and performers’ earnings, KYKLOS, 1999, blz. 369-390.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur