Ga direct naar de content

Statistiek (2)

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 8 2015

420Jaargang 100 (4713 & 4714) 9 juli 2015
ESB Statistiek
0
1
0
2
0
3
0
4
0
5
0 In procenten
min d er
d an 1 1
t o t 2 2 t o t 3 3 t o t 4 4 t o t 5 5 o f meer
A an ta l j a re n b ij s ta n d
R e-i nte gra tie Re-i nte gra tie met baan
1,0
1 ,5
2,0
2 ,5In procenten In procenten
19 9620 0520 14
Aa ndeel 5 5-6 4 j a ri gen (linkeras) Aandeel 6 5-p lu sse rs (rechteras)
16
14 12
10
86
G
emeenten kunnen re-integratie-voorzieningen inzetten om
personen met een bijstandsuitkering te helpen bij het vinden
van een baan. Voorbeelden hiervan zijn loonkostensubsidies
en sollicitatietrainingen.
Van de 412.000 personen met een bijstandsuitkering op 1 januari 2014
ontvingen er 155.000 in het eerste halfjaar van 2014 een re-integratie-
voorziening. Vooral personen die nog niet zo lang een uitkering ontvin –
gen, kregen in dit halfjaar een voorziening : 46 procent van de personen
die korter dan 1 jaar een WWB-uitkering ontvingen. Voor personen
die al 5 jaar of langer in de bijstand zaten was dit nog maar 25 procent.
Hoewel het percentage personen dat een voorziening ontvangt afneemt
naarmate men langer in de bijstand zit, blijven gemeenten dus ook inves-
teren in personen die al langer een uitkering ontvangen. Hierbij wordt
geen onderscheid gemaakt naar geslacht. Er zijn ongeveer twee keer zo
veel vrouwen die al 5 jaar of langer een bijstandsuitkering ontvangen dan
mannen. Zij krijgen relatief even vaak re-integratieondersteuning van
gemeenten.
Krap 14 procent van de 155.000 personen met een re-integratie-voor –
ziening vond in het eerste halfjaar van 2014 ook daadwerkelijk een be –
taalde baan (figuur). Over het algemeen vinden mannen vaker werk dan
vrouwen. Hierdoor blijven vrouwen langer afhankelijk van de uitkering
en wordt de verhouding man-vrouw schever naarmate de bijstandsduur
langer wordt. Zoals te verwachten, vonden personen die nog niet zo
lang een uitkering hadden en dus vaak dichter bij de arbeidsmarkt staan,
gemiddeld vaker een baan: bijna een kwart van de personen die korter dan een jaar een bijstandsuitkering ontvingen, én in de eerste helft van
2014 een voorziening hadden, vond in die periode ook betaald werk.
Voor personen die al 5 jaar of langer een uitkering ontvingen, gold dit
maar voor minder dan 4 procent. De effectiviteit van het inzetten van
een re-integratie-voorziening voor werkhervatting van personen met een
WWB-uitkering lijkt dus lager voor mensen die langer in de bijstand zit

ten. ■
ANNEMIEKE REDEMAN (CBS)
Effectiviteit re-integratie neemt af met uitkeringsduura r b e i d s m a r k t
Beroepskenmerken van werkende 65-plussersa r b e i d s m a r k t
H
ervormingen op het gebied van pensioenen hebben de fi-
nanciële prikkels voor werkenden om langer door te werken
enorm vergroot, met een stijging van de gemiddelde pensioen –
leeftijd tot gevolg. Door de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd
kan verwacht worden dat de pensioenleeftijd verder omhoog zal gaan de
komende jaren. Volgens cijfers uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB) is
het aandeel 55- t/m 64-jarigen in de werkzame beroepsbevolking tussen
1996 en 2014 spectaculair gegroeid van 6,3 procent naar 15,8 procent.
Ook het aandeel 65- t/m 74-jarigen is gegroeid in diezelfde periode; van
0,7 procent naar 2,3 procent. Deze groei is overigens sterker geweest on –
der mannen dan onder vrouwen. Desondanks is het aantal 65-plussers
met betaald werk bescheiden: 186.000 personen in 2014. Interessant is
om te weten in welke soort beroepen 65-plussers werkzaam zijn. In een
gezamenlijke studie van ROA en CBS worden in de EBB in totaal 114
beroepsgroepen onderscheiden. Voor 14 daarvan is het aandeel 65-plus-
sers onder de werkenden 5 procent of meer. Een drietal beroepsgroepen
is zelfs gekenmerkt door een aandeel 65-plussers van 10 procent of meer:
Chauffeurs auto’s, taxi’s en bestelwagens, Land- en bosbouwers en Beel –
dend kunstenaars. Het aandeel 65-plussers in een beroep is negatief gecor –
releerd met de groei in het aantal werkenden in het beroep. Dit suggereert
dat 65-plussers vooral werkzaam zijn in krimpende beroepsgroepen, zoals
Veetelers, Land- en bosbouwers, Boekhouders en Medewerkers drukkerij
en kunstnijverheid. Toch zijn er ook groei-beroepsgroepen met een groot
aandeel 65-plussers zoals Beeldend kunstenaars, Chauffeurs auto’s, taxi’s
en bestelwagens en Overheidsbestuurders. Onder de krimpgroepen met een bovengemiddeld aandeel 65- t/m 74-jarigen vallen beroepen met
een gemiddeld lager opleidingsniveau (5,9 jaar na basisonderwijs) dan
groei-groepen met een bovengemiddeld aandeel 65- t/m 74-jarigen (7,5
jaar na basisonderwijs). Opvallend is wel dat er een significant verband is
tussen het aandeel 65-plussers in een beroep en het percentage zelfstan

digen en flexibele werknemers in dat beroep. Dit doet vermoeden dat
65-plussers vooral inzetbaar zijn in beroepen waar een grote behoefte is
aan flexibiliteit. ■
DIDIER FOUARGE (ROA)
Re-integratie en baan naar bijstandsduur
Bron: CBS
Het aandeel werkenden naar leeftijdsgroep in
de totale beroepsbevolking
Bron: EBB, bewerking ROA

421Jaargang 100 (4713 & 4714) 9 juli 2015
Statistiek ESB
0510 15 20 2530 35 40 45
In procenten
A
lle en sta ande, t o t 6 5 j r
A
lle en sta ande, t o t 6 5 e .o .
(
E ch t)p aar, z . k in d, h fd kw . t o t 6 5 j r
(
E ch t)p aar, z . k in d, h fd kw . 6 5 j r e .o .
(
E ch t)p aar, u it s lu it e n d m in derj. k in d.
(
E ch t)p aar, m in ste n s é én m eerd erj. k in d
E
en ouderg ., u it s lu it e n d m in derj. k in d.
E
en ouderg ., m in ste n s é én m eerd erj. k in d
B oeken , t ijd sch rif t e n e n o ve rig e g oed ere n recre a tie , s p ort e n c u lt u ur T v’s , a udio-e n v id eo appara tu ur e n f o to gra fieS pelle n , p la nte n e n h uis d ie re nD ie n ste n r e cre a tie , s p ort e n c u lt u urHo re caV aka ntie s
D
e Compensatie eigen risico (Cer) en een groot deel van de Wet
tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg )
zijn in 2014 afgeschaft. In 2013 bedroeg de Cer nog 99 euro
per jaar voor personen met hoge ziektekosten die het gehele eigen risico
van de zorg verzekering moesten betalen. De Wtcg is een tegemoetko –
ming voor de hoge ziektekosten die chronisch zieken en gehandicapten maken. De afgeschafte Wtcg-regelingen zijn ten eerste de algemene tege

moetkoming Wtcg (een bedrag tussen de 150 en 500 euro per jaar). Ten
tweede de korting op de eigen bijdrage Zorg Met Verblijf. En ten derde
de korting op de eigen bijdrage Zorg Zonder Verblijf.
In 2013 maakte een groot deel van de Nederlandse huishoudens gebruik
van de Cer dan wel Wtcg. De tabel laat zien dat vooral huishoudens
waarvan het voornaamste inkomen afkomstig was uit een arbeidsonge –
schiktheidsuitkering vaak inkomensondersteuning ontvingen vanuit de
Cer (50 procent) of Wtcg (31 procent). Afschaffing van de Cer en Wtcg
heeft daarom vooral voor deze huishoudens tot een inkomensachteruit –
gang geleid: 10 procent van deze huishoudens levert in 2014 minimaal
0,8 procent van het inkomen in, en in 2015 minimaal 3,7 procent. Ook
een deel van de 65-plussers gaat sterk in inkomen achteruit als gevolg
van afschaffing van de Cer en Wtcg. Huishoudens met een laag inkomen
leverden relatief het meest in.
In ruil voor de afschaffing van de Cer en Wtcg krijgen gemeenten vanaf
2014 extra budget om gepaste ondersteuning te bieden aan hun zieken
en gehandicapten. Het budget is groot genoeg om 20 tot 30 procent van
de inkomensachteruitgang als gevolg van afschaffing van de Cer en Wtcg
te compenseren. Met compensatie door gemeenten zijn de verwachte
koopkrachteffecten milder dan zonder compensatie: 10 procent van de
huishoudens met inkomen uit een arbeidsongeschiktheidsuitkering gaat
er dan ten minste 2,6 procent op achteruit. In de situatie zonder compen –
satie door gemeenten is de inkomensachteruitgang voor deze huishoudens
minimaal 3,7 procent. ■
MARLOES LAMMERS (SEO ECONOMISCH ONDERZOEK)
Koopkrachteffecten afschaffing Cer en Wtcgs o c i a l e z e k e r h e i d
e c o n o m i e
e n s a m e n l e v i n g
I
n de zomervakantie worden veel extra uitgaven gedaan om te ont –
spannen en de accu weer op te laden. In 2013 gaven de huishou –
dens gemiddeld 2.200 euro uit aan vakanties, wat overeenkomt met
gemiddeld 7 procent van de totale huishoudbestedingen. De uitgaven
voor vakanties vormen een vast onderdeel van de bredere bestedingspost
ontspanning die betrekking heeft op alle activiteiten op het gebied van
recreatie, cultuur en horeca. Behalve vakantie gaat het dan ook om uit –
gaven voor onder meer fotografie, muziek, spellen, sport, musea, en eten
en drinken buitenshuis. In 2013 kwamen de totale bestedingen voor ont -spanning uit op gemiddeld 6.000 euro. Daarmee legde deze post beslag
op 18 procent van de totale bestedingen van de huishoudens.
In de laagste inkomensgroep – de 20 procent huishoudens met de laagste
gestandaardiseerde besteedbare inkomens – werd gemiddeld 2.800 euro
aan ontspanning uitgegeven, wat overeenkomt met 15 procent van de
totale bestedingen van deze inkomensgroep. Huishoudens in de hoog

ste inkomensgroep gaven gemiddeld meer dan 11.500 euro uit, ofwel 23
procent van hun bestedingen. Echtparen reserveerden 20 procent van
hun besteedbare ruimte voor ontspanning , alleenstaanden 16 procent
en eenoudergezinnen 14 procent.
Binnen de post ontspanning vormden de uitgaven voor vakantie met 37
procent het grootste aandeel. Daarop volgden uitgaven aan games, speel –
goed, planten, huisdieren, tv’s en boeken (25 procent) en aan horeca (22
procent). Maar de figuur laat zien dat de deelposten van ontspanning
aanzienlijk verschilden per type huishouden. Zo was het aandeel van
ontspanningsuitgaven in de horeca het grootst bij alleenstaanden jon –
ger dan 65 jaar. Oudere alleenstaanden daarentegen gaven relatief het
meeste uit aan boeken, tijdschriften en andere goederen voor recreatie.
Paren met meerderjarige kinderen hadden relatief het meeste over voor
vakanties. Zij reserveerden hiervoor 44 procent van hun ontspannings-
budget. Paren en eenoudergezinnen met jonge kinderen gaven relatief
het meeste uit aan diensten en activiteiten op het gebied van recreatie,
sport en cultuur (muziekles, bezoek pretparken). Ook besteedden zij
meer van hun ontspanningsgeld aan speelgoed en huisdieren dan andere
huishoudens. ■
KAI GIDDING (CBS)
Bestedingen van huishoudens aan ontspanning
Effecten van afschaffing Wtcg en Cer
(procentueel)
Bron:
Bestedingspatroon voor ontspanning, 2013
Bron: CBS
Werken den
Ouderen
Arbeids-
ongeschik-
ten
Vutters
Aantal huishoudens 2013 4.295.8461.881.334 181.842157.284
Percentage met Cer 2013 14425031
Percentage met Wtcg algemeen 2013 431 3111
Percentage met Wtcg Zorg Met Verblijf
2013 0221
Percentage met Wtcg Zorg Zonder
Verblijf 2013 226 227
Mediane koopkracht 2013 40.53123.77417.54825.588
Eerste deciel koopkrachtontwikke ling
2013–2014 zonder compensatie (%) –0,2–0,6–0,8–0,5
Eerste deciel koopkrachtontwikke ling
2013–2015 zonder compensatie (%) –0,3–2,8–3,7–1,3
Eerste deciel koopkrachtontwikke ling
2013–2014 met compensatie (%) –0,2–0,5–0,6–0,4
Eerste deciel koopkrachtontwikke ling
2013–2015 met compensatie (%) –0,2–2,0–2,6–1,0

Auteurs