Ga direct naar de content

Schumpeter in Academia

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 24 1999

Schumpeter in Academia
Aute ur(s ):
Nijkamp, P. (auteur)
Hoogleraar ruimtelijke economie aan de Vrije Universiteit, Amsterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4198, pagina 263, 9 april 1999 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
economie-beoefening

De Nederlandse universiteiten lijken snel af te koersen op een veramerikanisering. Sterker nog, universiteiten in ons land lijken
steeds meer gedreven te worden door ondernemerszin. Nog even, en de Nederlandse professor ruilt zijn toga in voor een vlot gesneden
pak, waarin hij met een snelle lease-auto raast naar een commerciële klant om zijn wetenschappelijke ‘animal spirit’ uit te leven.
Deze ontwikkeling lijkt aan te sluiten bij de verzelfstandigingstendens van de universiteit. Bij de huidige decentralisatie en deregulering
past een grotere mate van universitaire autonomie tegenover het rijk. Vele thans vigerende – meestal uniforme – regelingen worden als
onnodig en zelfs als knellend ervaren door universitaire bestuurders. Voorbeelden daarvan zijn de hoogte van het collegegeld, het
opzetten van nieuwe studierichtingen, de selectie van studenten, of de arbeidsvoorwaarden van de werknemers. Recent hebben
sommige universiteiten de toevoeging ‘rijks’ uit hun naam geschrapt (zonder daarmee overigens te willen suggereren dat ze geen prijs
meer stellen op bekostiging uit de rijkskas), anderen hebben zich getooid met nieuwe toevoegingen zoals ‘ondernemend’ of ‘vrij’. Vormt
het terugschroeven van dwangmatige overheidsbemoeienis echter wel een garantie voor meer universitaire of academische vrijheid,
indien tegelijkertijd de universitaire financiering afhankelijk wordt gemaakt van industriële, vakdepartementale of Europese financiering?
Er geldt immers: wie betaalt, bepaalt!
De universiteiten zitten daarmee in een lastig parket: ze dienen de best denkbare wetenschappelijke producten te genereren (en als het
even kan aan de man te brengen), maar academische kennisvermeerdering is een zo groot goed dat uitsluitend commerciële maatstaven
hierbij niet de doorslag mogen geven. Een Schumpeteriaanse ondernemerszin in het universitaire leven kan dus enerzijds zinvol zijn in
een concurrerende omgeving (universiteiten vechten immers om studenten), anderzijds kan de prijs van deze vrijheidsdrang erg hoog zijn
als de academische vrijheid in het gedrang komt vanwege een (ongewenste) beïnvloeding door externe opdrachtgevers. De recent
verschenen publicatie van Köbben en Tromp suggereert dat hier op z’n minst sprake is van een spanningsveld, met name als de
wetenschap een ‘onwelkome boodschap’ brengt 1. Er is derhalve behoefte aan een heroriëntatie over de taken van de academia in relatie
tot door externe belangen gedreven wetenschappelijk onderzoek. Wat is de nieuwe missie van de universiteiten?
Het gemeenschappelijke doel is om op basis van een zekere autonomie een grotere verantwoordelijkheid te nemen voor de organisatie
van onderwijs en onderzoek, de financiële besteding van middelen en de inhoudelijke invulling van vakken en studierichtingen. Vanuit
deze achtergrond – en vanwege de teruggang in financiële middelen van het rijk – is het begrijpelijk dat universiteiten steeds meer op
jacht gaan naar additionele financiering (de derde geldstroom). Bij een teruglopende overheidsfinanciering past natuurlijk ook een rol
van de overheid op grotere armlengte van het universitaire bestuur. De rol van derde-geldstroomfinanciers verdient in dat kader nadere
aandacht.
Contractonderzoek behoedt de universiteit voor vervreemding van maatschappelijke ontwikkelingen. In het algemeen is
contractonderzoek echter ad hoc van aard. Natuurlijk is er ook bij het bedrijfsleven wel interesse in structureel fundamenteel onderzoek,
maar in veel gevallen is het hemd toch nader dan de rok. Een minimum voorwaarde bij de keuze van extern onderzoek is wel dat
universitair onderzoek in principe publiceerbaar en dus toetsbaar moet zijn. Een andere zeer belangrijke voorwaarde is, voor
contractonderzoek kwaliteit en onafhankelijkheid te eisen. Academische vrijheid is een groot goed en universiteiten moeten er dan ook
niet naar streven op winstbejag beluste instellingen te worden. Een verdere logische voorwaarde voor contractonderzoek is dat de
universiteit zich niet mag bezondigen aan concurrentievervalsing. Daarom moeten alle kosten integraal worden doorberekend aan de
klant. Overigens liggen ook in dat geval universitaire tarieven nog steeds een stuk lager dan die in het commerciële circuit (vanwege de
lage salarissen en de lage – vaak gebrekkige – overheadvoorzieningen). Om te voorkomen dat universiteit aan de leiband loopt van
particuliere of publieke belangen kan tenslotte, in geval van een mogelijke belangentegenstelling, het hebben van een onafhankelijke
klankbordcommissie die als arbiter kan optreden, een belangrijke voorwaarde zijn.
Een probleem is overigens wel dat veel universiteiten en faculteiten een zwak ontwikkeld zakelijk management hebben. Bij een wassende
derde geldstroom in een relatief onafhankelijk opererende universitaire of facultaire instelling zal thans snel de behoefte ontstaan aan
professioneel management. Anders is het gevaar van een nieuwe bureaucratie die elk gevoel mist voor moderne onderzoekkansen,
levensgroot. Het zou dan ook wenselijk zijn indien ervaring in commercieel en financieel onderzoekmanagement bij werving en selectie
van hoogleraren een zwaarder accent zou krijgen

1 A.J.F. Köbben en H. Tromp, De onwelkome boodschap, Uitgeverij Jan Mets, Amsterdam, 1999.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )

Auteur