Ga direct naar de content

Schaken en zaken

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 9 1994

Schaken en zaken
In de economische theorie staat de calculerende burger, de rationele homo economicus, centraal. Deze
burger weet wat hij wil, is gemotiveerd om te proberen te bereiken wat hij wil, en handelt onder de aanname dat anderen even rationeel zijn als hijzelf. Met
behulp van speltheorie onderzoeken economen hoe
een utopische wereld waarin iedereen perfect rationeel is, eruit ziet. In deze speltheoretische visie worden ondernemers tot schaakspelers die hun strategieën koelbloedig calculeren en uitvoeren. Zoals
Peltzman opmerkt: “The businesspeople who dweil
here (in the City of Theory) are not the type who are
troubled by details such as figuring out the best way
to get something produced and delivered to customers. Rather they resembIe chess players whose consuming passion is to divine their opponents’ grand
strategy”l. Peltzman betwijfelt of de inzichten die
deze theorie oplevert enige relevantie hebben voor
de praktijk van alle dag en hij argumenteert dat het
groeiende gat tussen theoretisch en empirisch onderzoek de vooruitgang van de economische wetenschap vertraagt.
De vraag in hoeverre een ondernemer iets kan Ieren van een schaker kwam recent aan de orde in een
forumdiscussie georganiseerd door het accountantskantoor Paardekoper & Hoffman en het Max EuweCentrum. Het forum bracht ondernemers, schakers
en wetenschappers samen om over besluitvormingsprocessen bij schaken en in zaken te discussiëren. Zo
op ‘t eerste gezicht zijn er overeenkomsten, althans
het taalgebruik suggereert dit. Ondernemers spreken
over ondernemen als een spel, over concurrenten als
spelers, en over wetten en richtlijnen als de regels
van het spel. Het succesvol leiden van een onderneming lijkt in veel opzichten ook op het schaakspel.
Bij beide gaat het om het winnen, om te winnen is
het nodig vooruit te denken, je te verplaatsen in de
gedachtengang van de anderen, deze voor te zijn en
de juiste beslissing op het juiste moment te nemen.
Er zijn echter ook belangrijke verschillen tussen
schaken en ondernemen. Bij het schaken zijn de regels simpel; het juridische kader waarin economische
competitie plaatsvindt is echter ingewikkeld en heeft
de neiging steeds ingewikkelder te worden. Dit kan
zelfs leiden tot verstrikking: ondernemers hebben zoveel tijd nodig voor het bestuderen van de regels dat
ze aan het inventief en creatief spelen van het spel
niet meer toekomen. De regels waar het bedrijfsleven mee te maken heeft zijn ook dynamisch: er is bijgevolg minder tijd om het spel te leren spelen. Tegen
de tijd dat men het spel heeft leren spelen, zijn de regels alweer veranderd. Bijgevolg kan verwacht worden dat ondernemingsbeslissingen
verder van een
optimum verwijderd zijn dan die bij schaken. Ondernemers hebben daarentegen weer het voordeel dat
ze de regels van het spel kunnen beïnvloeden, bij
voorbeeld door te lobbyen. Misschien is het zelfs zo
dat die ondernemingen die het best in staat zijn de re-

ESB 30-11-1994

gels te manipuleren, het meest succesvol zijn. Dit betekent dat succes
niet noodzakelijk met waardecreatie overeenstemt. De regels van het
(economische) spel moeten zo gekozen worden dat deze correspondentie zo goed mogelijk is.
Schaken is een zero sum game,
terwijl bij economische spelen waarde wordt gecreëerd. Dit verschil
heeft twee belangrijke gevolgen. Bij
schaken hebben de spelers geen interesse om samen te spannen, coalitie- (of karteOvorming is echter wel
een probleem in de economie en
de regelgever moet er terdege rekeE.E.C. van Damme
ning mee houden. Ten tweede kan een schaker alleen profiteren van fouten van zijn tegenstander, terwijl bij economische mededinging een
bedrijf aan de fouten van de tegenstander ten onder
kan gaan. Als in een situatie van aanbesteding onderneming A bij voorbeeld consequent te laag inschrijft,
verwerft B geen opdrachten en kan daardoor op de
fles gaan, terwijl A failliet kan gaan omdat het op de
verkregen projecten steeds verlies maakt: de ‘winner’s curse’ (het teveel vertrouwen hebben in eigen
kunnen en het onderschatten van de waarde van de
informatie die anderen hebben). Ook verliezers en
het publiek kunnen echter indirect door de vloek
getroffen worden. Bijgevolg kan het in het algemeen
belang zijn concurrentie te matigen, in het bijzonder
in ondoorzichtige situaties waar het gevaar van irrationeel gedrag groot is.
Dit brengt ons bij een laatste verschil: de rol van
de spelleider. Bij schaken is deze rol triviaal, in de
economie cruciaal. De spelleider/regelgever
heeft als
taak de regels van het spel zodanig te bepalen dat de
uitkomst van het spel in het algemeen belang is. De
spelers moeten dusdanige prikkels ervaren dat Adam
Smiths’ onzichtbare hand goed werkt. De taak is ingewikkeld omdat de spelleider in principe moet theoriseren over wat de consequenties van verschillende
regels zouden zijn en de mogelijkheid tot grootschalig experimenteren beperkt is. Het is de taak van de
econoom de spelleider te assisteren en te adviseren.
Zulk advies is vooral van belang bij het ontwerp van
het spel, dat wil zeggen op het moment dat de (mededingings- )wetten gemaakt worden. Het lijkt er op
dat economen het juist op dat tijdstip laten afweten
en dat bij die beslissingen vooral juristen een belangrijke rol spelen. Omdat bij deze laatste groep het efficiëntie-criterium minder zwaar weegt, kan er niet van
uit worden gegaan dat de regels optimaal zijn. Waarom spelen economen hier geen belangrijker rol?
Omdat de door Peltzman vermelde kloof tussen
theorie en praktijk zo groot is.
1. S. Pe!tzman, The handbook of industrial organization: a
review article, journalof Political Economy, 1991, hlz. 201-217.

Auteur