Ga direct naar de content

Rotterdam-effect is van geen betekenis voor onze economie, laat Brexit maar komen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 29 2019

Brexit verzwakt het Rotterdam-effect, stelt Bart Kuipers in zijn blog van 20 maart, Als de wederuitvoer naar het Verenigd Koninkrijk krimpt als gevolg van Brexit kan dit een significant effect hebben op de naar schatting 23.700 werkzame personen en 2,7 miljard euro toegevoegde waarde die samenhangt met de totale wederuitvoer naar het Verenigd Koninkrijk. Dit is volgens hem een potentieel belangrijk en negatief effect op onze economie dat mist in de Nederlandse discussie over de Brexit, stelt hij. Deze uitspraak noopt tot nuancering, zeker omdat Kuipers de indruk wekt dat hier sprake is van een mogelijk gevoelige afname van de aan de mainport Rotterdam gerelateerde werkgelegenheid en toegevoegde waarde. Dit valt te betwijfelen, het kan ook gunstig zijn voor de Nederlandse handel en distributiefunctie.

Registratieprobleem

Een eerste nuancering betreft het begrip Rotterdam-effect. Dit begrip betreft vergissingen, zo men wil fouten, in de wijze van het registreren van goederenstromen op de handelsbalans (zie Economics Online, 2018). Het komt voor dat goederen uit bijvoorbeeld Brazilië (kolen) gelost en geladen in Rotterdam of Antwerpen, en dus maar kort in Nederland of België verblijven, met bestemming het Verenigd Koninkrijk (VK) worden opgenomen op de handelsbalans van het VK als invoer uit Nederland of België. Hierdoor wordt de feitelijke invoer van de VK van goederen met als oorsprong de Nederlandse of Belgische economie overschat met als gevolg een overschatting van de invoer van het VK uit de Europese Unie (EU). En, voor de Britten niet onbelangrijk, een onderschatting van het belang van de internationale handel van hun land met landen buiten de EU (in het voorbeeld kolen uit Brazilië).

Deze onderschatting kan een serieus probleem zijn met het oog op Brexit en de ambitie van het VK om in de toekomst zelf handelsakkoorden met landen buiten de EU te kunnen sluiten. Dit probleem, dat de naam Rotterdam-Antwerpen-effect kreeg, in het kort Rotterdam-effect, is echter primair een registratieprobleem en heeft niets van doen met het belang van de goederenoverslag in de Rotterdamse haven voor de Nederlandse economie.

Wederuitvoer versus doorvoer

Hiermee komt een tweede nuancering in beeld. Kuipers legt, al is het maar verbaal, een verband tussen het Rotterdam-effect, het belang van wederuitvoer en de mainport Rotterdam. Daarmee neemt hij slechts een deel van het Rotterdam-effect in beschouwing, het Rotterdam-effect kan immers zowel de wederuitvoer als de doorvoer betreffen. De toegevoegde waarde in Nederland van de doorvoer is weliswaar beperkt, maar het volume is groot.

De wederuitvoer van Nederland is belangrijk maar niet voorbehouden aan de relatie met het VK of met de mainport Rotterdam. Het betreft alle uitvoer van ons land die aan de definitie van inklaring en uitvoer na geringe industriële bewerking voldoet. Duitsland is voor Nederland het belangrijkste land in de wederuitvoer met een bedrag van 6,5 miljard euro in 2015 (CBS, 2019). Het VK was dat jaar in omvang het tweede land van belang met een waarde van 2,8 miljard euro, gevolgd door Frankrijk (2,6 miljard euro) en België (2,5 miljard euro). Deze cijfers mogen als indicatie dienen voor het beeld dat veel wederuitvoer vast niet door de haven van Rotterdam gaat. Dit geldt ook voor de wederuitvoer naar het VK. Deze loopt via alle Nederlandse zeehavens en luchthavens, van Amsterdam tot Maastricht. Mogelijk zelfs per vrachtwagen via de Eurotunnel. Een bekend voorbeeld is de bloemenveiling van Aalsmeer. Deze veiling is een belangrijke schakel in de internationale handel van bloemen met hoge toegevoegde waarde. Luchtvracht via Schiphol van Kenia naar Londen. Een speerpunt van Nederland als handels- en distributieland.

Laat Brexit maar komen

Tot slot, wie een beeld wil krijgen van het belang van het VK voor de Nederlandse economie en van de wederuitvoer kan terecht op de website van het CBS (‘Brexit de cijfers op een rij’). Hierin valt onder andere te vinden dat de werkgelegenheid verbonden aan de export naar het VK in 2016 218.000 arbeidsjaren betrof. De zakelijke dienstverlening was goed voor 62.000 arbeidsjaren en de handel voor 38.000. De bijdrage van de export naar het VK van eigen makelij aan ons bbp bedroeg in 2017 1,41 procent en de wederuitvoer 0,39 procent. Geen post dus om extra veel aandacht voor te vragen.

Een veel vergeten post is bovendien de export van diensten naar het VK, deze was goed voor 1,29 procent, met als belangrijkste sector de groothandel en handelsbemiddeling. Indien het VK het handelsgebied van de EU wil verlaten, zouden de Britten weleens een groot beroep kunnen of moeten doen op onze internationaal georiënteerde handelshuizen. En als containerrederijen bij Brexit de havens van het VK links laten liggen en vaker Rotterdam aanlopen dan verstrekt Brexit de positie van Rotterdam als mainport in noordwest Europa. Het Rotterdam-effect kan alsdan substantieel toenemen. Laat Brexit dus maar komen. Brexit biedt kansen voor de Nederlandse handel en distributie, Nederland als stapelplaats voor Brexit (NEI, EBW, 1983).

Literatuur

CBS (2019) Minder export van Nederlandse makelij naar het VK. Den Haag: CBS.

NEI, EBW (1983) Nederland als “stapelplaats”, onderzoek naar de internationale handels- en transportfunctie. Rotterdam: Nederlands Economisch Instituut.

Auteur

Categorieën