Ga direct naar de content

Restauratie van het centralistische systeem

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 21 1985

Au Courant

Restauratie van het
centralistische systeem
A.F. VAN ZWEEDEN

Volgend jaar mei zal het beleid van het
kabinet-Lubbers worden onderworpen
aan de toets van de kiezers. CDA en VVD
maken dat beleid tot inzet van de verkiezingen. Het alternatief dat de Partij van de
Arbeid te bieden heeft, kan alleen al om die
reden niet worden opgevat als een uitnodiging voor een van deze partijen om van coalitiepartner te wisselen. Het programma
van de socialisten kan daarom ook nooit
realistisch genoeg zijn in de ogen van lieden als De Vries, de fractieleider van het
CDA, die in dit blad duidelijk heeft gemaakt dat geen ander beleid dan dat van
. het CDA-VVD-kabinet kan deugen. Toch
krijgen de kiezers straks te beoordelen of
dit kabinet zijn doelen wel heeft weten te
bereiken en of het op de goede weg is om de
sociale en economische problemen van dit
land op te lessen. Het werkloosheidscijfer
zou in 1986 wel eens de doorslag kunnen
geven over de vraag of de centrum-rechtse
coalitie zal worden voortgezet. Blijft dat zo
hoog als het Centraal Planbureau verwacht, namelijk niet veel minder dan het
gemiddelde van dit jaar (750 a 780.000),
dan is er minder reden om vertrouwen te
blijvert stellen in de tot dusver gevolgde beleidskoers.
In het programma van de PvdA valt op
dat de kiezers niet wordt beloofd dat de bezuinigingen van de afgelopen periode ongedaan zullen worden gemaakt. Dat wordt
in verband gebracht met de geringe economische groei, maar kan ook worden gezien
als een zekere erkenning van de onontkoombaarheid van de uitgevoerde saneringsoperatie. Het voornaamste verwijt
dat de socialisten CDA en VVD maken is
dat zij het herstel nodeloos hebben vertraagd en door hun bezuinigingen ,,veel
kostbaar weefsel van maatschappelijke samenhang hebben beschadigd” zoals het zo
dichterlijk in het programma wordt gezegd. De kritiek van de socialisten richt
zich vooral op het onvermogen van het kabinet om de werkloosheid te verminderen.
Het plaatst daartegenover en matig stimulerend beleid en verdergaande herverdeling
van arbeid.
Al is het vertrekpunt van 2 procent economische groei niet overdreven optimistisch (ook het CDA gaat daarvan uit), op
het punt van het werkgelegenheidsbeleid
lijkt de PvdA zich toch aan wensdromen te
buiten te gaan. In de eerste plaats wordt
aangenomen dat de arbeidsduur in 1990 op
32 uur zal uitkomen en dat de helft van de
daardoor vrijkomende arbeidstijd zal wor-

860

den herbezet. Het Centraal Planbureau
raamt het herbezettingspercentage op niet
meer dan ten hoogste dertig procent. Heel
optimistisch is de PvdA over de mogelijkheid om door uitbreiding van de werkgelegenheid de gehele netto aanwas van de beroepsbevolking van 70.000 per jaar of
280.000 in vier jaar op te vangen. Ook
denkt de partij de werkloosheid te kunnen
terugbrengen door uitbreiding van deeltijdarbeid (netto 60.000), uitbreiding van
de vut-regelingen (65.000), toeneming van
het aantal arbeidscontractanten in het onderwijs (45.000), uitbreiding van terugploegprojecten en stageplaatsen voor jongeren (65.000). Deze cijfers berusten uitsluitend op rekenkundige exercities, zoals
het programma ook aangeeft. De werkelijke invloed van de beleidsmaatregelen die
de PvdA voorstelt zal worden bepaald
door de feitelijke economische ontwikkeling en ook door de mate waarin werkgevers en werknemers er aan meewerken.
Van de ondernemers hebben de socialisten weinig te verwachten. VNO en NCW
hebben al te kennen gegeven heel weinig
heil te zien in de plannen van de PvdA. De
directeur van het NCW, drs. J. Weitenberg, heeft gezegd de toekomst van het bedrijfsleven somber in te zien als de socialisten weer aan de macht komen. Het socialistische programma boezemt de ondernemers weinig vertrouwen in. Een groot deel
ervan komt immers voor hun rekening
door de beperking van de WIR-premies en
de fiscale vermogens- en voorraadaftrek
tot f. 5 a 5,5 mrd. in 1990. Het programma
behelst ook een verschuiving in de financiering van de sociale zekerheid ten gunste
van arbeidsintensieve en ten koste van kapitaalintensieve bedrijven. In het algemeen
wil de partij de produktie in ons land arbeidsintensiever maken. Ze wil dat bewerkstelligen door de arbeid goedkoper te
maken en subsidies op kapitaalinvesteringen te verminderen. Ze wil verder het
BTW-tarief voor arbeidsintensieve sectoren, waaronder dienstverlening, verlagen.
Het is niet de bedoeling van dit stukje
om het hele PvdA-programma uiteen te rafelen. De belangrijkste vraag die ik in dit
bestek aan de orde wil stellen is of er mee te
werken valt in een coalitie en of het voldoende aanknopingspunten biedt voor het
overleg met de maatschappelijke organisaties. De koers die de PvdA uitzet wijkt niet
zover af van bij voorbeeld het sociaaleconomische programma van het CDA,
dat samenwerking op voorhand uitgeslo-

ten moet worden geacht. Ten opzichte van
de sociale partners stellen de socialisten
een intensivering van het centraal overleg
voor. Op basis van dat driepartijenoverleg
wordt aan het parlement een indicatief
,,meerjarenprogramma” voorgelegd dat
indicatief is voor de marktsector en normstellend voor de collectieve sector. De
PvdA zegt wel dat de overheid niet alles
moet willen regelen en zich terughoudend
moet opstellen, maar dit meerjarenprogramma, dat aangeeft wat de hoofdlijnen
zijn van het te volgen sociaal-economisch
beleid, heeft een sterk centralistisch en
richtinggevend karakter. Het dient ook een
structuurschets te bevatten voor de industriepolitiek en richtlijnen voor de ontwikkeling van de collectieve sector. De overheid dient op basis van dit ,,toetsingskader” te streven naar het tot stand komen
van een sociaal akkoord met werkgevers en
werknemers. In dat akkoord worden afspraken gemaakt, ter coordinatie van het
economisch herstelbeleid, de investeringen, het arbeidsvoorwaardenbeleid en
tempo van de arbeidstijdverkorting.
In de afgelopen kabinetsperiode heeft de
uitvoering van het strakke regeerakkoord
reeel overleg tussen overheid en sociale
partners tot een paskwil gemaakt. Vooral
de vakbeweging is daardoor in de hoek gedrongen. Haar alternatieven en tegenvoorstellen werden nauwelijks serieus genomen. Een soort eerherstel van het overleg is onder het kabinet dat na de verkiezingen zal aantreden — van welke kleur dat
ook zal zijn – noodzakelijk willen we nog
iets in stand houden van de maatschappelijke democratie, die zo nauw verweven is
geraakt met de sociale structuur die we na
de oorlog hebben opgebouwd. Sinds 1982,
het jaar van het akkoord tussen werkgevers
en werknemers in de Stichting van de Arbeid, heeft zich een sterke tendens naar decentralisatie geopenbaard die zowel door
vakbeweging als ondernemersorganisaties
wordt ondersteund. Gebleken was immers
dat het traditioneel bepaalde centralisme in
de Nederlandse arbeidsverhoudingen tot
verstarring en een soort eeuwig schaak tussen de drie partijen had geleid.
Er zijn bepaalde omstandigheden waaronder terugkeer naar een sterker centralisme onontkoombaar is. Het programma
van de Partij van de Arbeid draagt daartoe
een aantal elementen aan. Wanneer bij
voorbeeld de koppelingen tussen de loonontwikkeling in de marktsector en die in de
collectieve sector en tussen lonen en uitkeringen volledig worden hersteld en alle inkomens weer gaan samenhangen is een
straffe centrale leiding van de loonontwikkeling onmisbaar. In deze zin heeft de Partij van de Arbeid in haar ontwerp-verkiezingsprogramma niet veel anders te bieden
dan de restauratie van een systeem dat tot
blokkering van de besluitvoring en de ontsporing van de collectieve uitgaven heeft
geleid.
A.F. van Zweeden

Auteur