Ga direct naar de content

Regionale vrijhavens

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 3 1992

Regionale vrijhavens
Onder grote regionale belangstelling werd op 11
mei jl. in Eindhoven het convenant ‘vrijmarkt, beroepsonderwijs Zuidoost-Brabant’ getekend. Minister Ritzen was er voor overgekomen, de plaatselijke
Kamer van Koophandel was verguld met het resultaat van haar initiatief en de verschillende onderwijsinstellingen toonden zich enthousiast. Ook Rauwenhoff, de voorzitter van de commissie die zich over
het beroepsonderwijs heeft gebogen en die de instelling van dergelijke vrijmarkten heeft bepleit, luisterde de ondertekening op.
Het idee is om nieuwe vormen van samenwerking
te vinden tussen (beroeps-)onderwijs en bedrijfsleven om de kloof tussen theorie en praktijk te verkleinen. Essentieel voor het welslagen van een vrijmarkt is dat de overheid alle medewerking geeft om
tijdelijk vrijstelling te verkrijgen van een aantal knellende regels. Ook in andere regie’s van ons land
zijn vrijmarkten voor het beroepsonderwijs in ontwikkeling.
Het interessante van het Eindhovense experiment is
niet de onderwijsvrijmarkt op zich. De huidige onderwijsregulering, hoe dikwijls ook vanwege zijn
omvang en complexiteit bekritiseerd, biedt reeds
vele vrijheidsgraden. De betekenis van het convenant moet vooral in de psychologische uitstraling
ervan worden gezocht. Het is een uitnodiging om
initiatieven te nemen, een steun in de rug voor vernieuwers. Maar bovenal is het een uiting van het
snel sterker wordende gevoel van plaatselijke bestuurders dat zij niet alleen een eigen verantwoordelijkheid dragen voor ontwikkelingen in de regio,
maar daar ook op een eigen manier inhoud aan
moeten geven.
Dit zelfde gevoel ligt ook ten grondslag aan het enthousiasme waarmee politici aan onze landsgrenzen
nun collega’s in het naburige buitenland begroeten.
In de noordelijke provincies zijn activiteiten gaande
om de ‘Hanze’-gebieden opnieuw vorm te geven.
Gezamenlijk wordt gezocht naar mogelijkheden om
tot intensieve samenwerking te komen met Duitse
regie’s die zich tot Hamburg uitstrekken. Veel
Twentse bestuurders onderhouden nauwe contacten met Nordrhein-Westfalen. In Zeeuws-Vlaanderen wordt ontdekt dat de universiteit van Gent heel
dichtbij is. Ook de Euregio Hasselt/Luik, Aken,
Heerlen/Maastricht blijkt zeer vitaal te zijn. Onlangs
hebben de gemeentebesturen van Aken en Heerlen
de ontwikkeling van een gemeenschappelijk industrieterrein ter hand genomen. Zij stuiten daarbij op
vele vragen: hoe wordt de btw verrekend, wat is de
rol van de douane nu dit industrieterrein op de
grens van beide landen ligt? Deze Euregio vraagt
om deregulering; zij wil een vrijhaven voor haar industriele activiteiten.
De Haagse politick lijkt nog niet op deze regionale
initiatieven ingesteld. Zij voert een voortvarend
Europees beleid: de afspraken van de Eurotop in
Maastricht worden zo goed mogelijk nagekomen,
de btw wordt nog dit jaar verlaagd naar het Europese gemiddelde en de komst van de Europese munt

ESB 3-6-1992

wordt met enthousiasme voorbereid. Den Haag werkt mee aan de
overdracht van allerlei regelgeving
aan Brussel. Maar dat vervolgens
provincies, gemeenten en vele andere lokale instanties steeds meer
politick zelfvertrouwen ten toon
spreiden, is iets waar zij nog aan
moet wennen. De Haagse politick
moet nu kiezen voor een volgend
beleid waarbij door middel van convenanten wordt vastgelegd op welke wijze aan de sterk uiteenlopende wensen van de verschillende
regie’s kan worden voldaan of voor
een sturend beleid door lokale initiatieven te verlangen en deze waar
mogelijk te belonen. Ook op het punt van de socia- W.J. deRidder
le vernieuwing en op verschillende onderdelen van
het technologiebeleid is een dergelijk sturend overheidsbeleid denkbaar.
Ook voor ondernemers is deze ontwikkeling in
hoge mate verwarrend. De technologische kennis
die in de bedrijven wordt aangewend, is vaak van internationale oorsprong. De concurrence heeft vaak
een internationaal karakter: in het huidige Europa
zijn markten steeds minder afgeschermd. Maar waar
de creativiteit van mensen aan de orde is, blijkt de
regio zich te laten gelden. Mensen ontwikkelen zich
blijkbaar goed in een omgeving waarvan de grenzen zichtbaar en dichtbij zijn. Uit de innovatieliteratuur is bekend dat technologische vernieuwingen
vaak regionaal gebonden zijn. De roemrijke geschiedenis van Silicon Valley spreekt tot de verbeelding
en wordt ook in Europa niet zonder succes nagevolgd. Ook wanneer universiteiten en hogescholen
met ondernemingen willen samenwerken, blijkt de
geografische ligging van veel belang.
Deze ontwikkeling doet denken aan het begrip ‘cocooning’, dat in de marketing zijn intrede heeft gedaan. Volgens de bedenker ervan, de Amerikaanse
Faith Popcorn, is ‘cocoonen’ voor velen een manier
om te overleven. Wij trekken ons terug in oude en
vertrouwde omgevingen omdat het buiten te hard
en te gevaarlijk is geworden. De reclame speelt hierop in met het benadrukken van huiselijkheid en
comfort. Analoog daaraan treffen wij op lokaal niveau steeds meer mensen die in een vertrouwde
omgeving met vrienden en bekenden iets tot stand
willen brengen. Wie op basis van deze trend lokale
politick wil bedrijven, zaait in vruchtbare bodem.
Op zoek naar beschutte plekjes in de steeds groeiende economische ruimte bouwt Nederland ‘vrijhavens’. Niet omdat de regelgeving van Den Haag of
Brussel dit noodzakelijk maakt, maar omdat mensen
uit bepaalde plaatsen en streken binnen hun eigen
bekende kaders graag samen iets willen ondernemen. Wat is er dan nog mooier dan dat deze intentie
formeel wordt vastgelegd onder de noemer ‘vrijhaven?

Auteur