Ga direct naar de content

Redactioneel: Meer, meer, meeropbrengsten

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 12 2016

.

257Jaargang 101 (4732) 14 april 2016
Redactioneel ESB
V
an de tegeltjeswijsheden van
Cruijff: je gaat het pas zien
als je het door hebt. Dit geldt
zeker voor productiviteitsgroei. Zo op
het eerste gezicht zie je hier momen –
teel weinig van. De grote productivi-
teitsboost door ICT ligt alweer tien
jaar achter ons en na de crisis oogt
de productiviteitsgroei nog niet ok –
selfris. Maar als je beter door hebt
waar je moet kijken, dan blijkt er wel
degelijk perspectief op productivi-
teitsgroei te zijn.
Iemand die doorheeft waar je moet
kijken is Bart van Ark. Hij leidt de
Conference Board, een Amerikaans
onderzoeksinstituut dat is gespeci-
aliseerd in de relatie tussen produc-
tiviteit en technologie. Afgelopen
maand sprak hij bij de OESO over de
vraag die productiviteitspessimisten
en techno-optimisten zo sterk verdeelt: hoe kan het dat de
economie zo hard digitaliseert maar we er zo weinig van te –
rugzien in termen van economische groei?
Het antwoord zoekt hij niet in de afnemende meeropbreng –
sten van productiviteitspessimisten zoals beschreven in
Gordon’s The rise and fall of American Growth, noch in de
exponentieel toenemende technische mogelijkheden van de
techno-optimisten zoals beschreven in the Second machine
age . Van Ark noemt beide kampen one handed economists.
Een antwoord vereist dat we veel breder en effectiever naar
investeringen kijken. We kijken nu vooral naar investeringen
in hardware maar zien hierdoor over het hoofd dat bedrijven
deze in toenemende mate vervangen door online diensten
zoals in de cloud. En we kijken – ondanks de ruime aandacht
voor het fenomeen kenniseconomie – nog steeds te veel naar
materieel kapitaal en moeten immaterieel kapitaal beter on –
der ogen zien. Dat is al het ontastbare in een organisatie dat
van invloed is op innovatie. En het zijn steeds nadrukkelijker
de bedrijfsspecifieke software en databases waaruit produc-
tieve platforms en applicaties ontstaan.
Met dit brede perspectief en een grote hoeveelheid data, is
ineens te zien dat investeringen niet afnemen maar vooral
veranderen. Halverwege de jaren negentig zijn de inves-
teringen in immaterieel kapitaal die in materieel kapitaal
voorbijgestreefd. En het gat wordt alleen maar groter; de investeringen in immaterieel kapitaal
blijven harder groeien. Juist de auto
– door Gordon aangehaald als pro

duct waarbij de meeropbrengsten van
vernieuwing steeds verder dalen sinds
deze paard-en-wagen verving – toont
sterke staaltjes productiviteitswinst.
Softwaregebruik bij autofabricage,
een platform als Uber op de taxi-
markt, een zelfrijdende auto waarin
je tijdens de rit iets anders kunt doen:
op allerlei manieren maken ICT-
toepassingen auto’s bouwen, rijden en
delen productiever.
Waarom we dan toch geen enorme
productiviteitsgroei zien op macroni-
veau? Hierop moet ook Van Ark een
pasklaar antwoord schuldig blijven, al
ligt het voor de hand dat veel van de
ICT toepassingen, platforms en tech –
nieken het daglicht nog niet hebben
gezien en dat de vraaguitval na de crisis een negatief effect
heeft gehad op de winstgevendheid van innovaties.
Maar ook los van begrip, is er alle reden om zijn brede kijk
op investeringen, kapitaal en productiviteitsgroei navolging
te geven. Want wat werkt beter dan stijgende productiviteit
om een concurrerende welvaartsstaat te behouden bij een
krimpende beroepsbevolking ? Zoals de discussie in deze ESB
tussen Dorsser en twee planbureaus aantoont, weten we niet
hoe hard de economie de komende decennia gaat groeien, en
er zijn bitter weinig routes om de benodigde productiviteits-
winsten te realiseren, maar dit is er mogelijk één. Dan kunnen
we daar maar beter vol op inzetten, want om nog eenmaal
met Cruijff te spreken, je zult toch echt moeten schieten om
te kunnen scoren.
Nu we doorhebben uit welke hoek een productiviteitssprong
zou kunnen komen, is het zaak om dit zo goed mogelijk te la –
ten zien. Bijvoorbeeld in de Nationale Rekeningen. Hier is al
een stevige plek ingeruimd voor investeringen in immaterieel
kapitaal zoals software. Maar meting van ontastbaar kapitaal
blijft inherent lastig. Bijvoorbeeld als het gaat om zelf aange –
legde databases of om de enorme gebruikersnetwerken die
achter internetplatforms en mobiele applicaties schuil gaan.
Deze typen kapitaal tot uitdrukking laten komen in kernsta –
tistieken draagt bij aan herkenning en dus benutting van de
kansen die immaterieel kapitaal biedt.
Meer, meer,
meeropbrengsten
GELIJN WERNER
Eindredacteur ESB
gelijn.werner@economie.nl

Auteur