Ga direct naar de content

Publieke of private omroep

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 8 1997

Publieke of private omroep
Aute ur(s ):
Raa, M.H. ten (auteur)
Universitair hoofddocent aan de Katholieke Universiteit Brabant
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4088, pagina 23, 8 januari 1997 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
media

Als ik aan de publieke omroep denk, gaan mijn gedachten terug naar Oegstgeest. Wij (mijn moeder, broertje en ik) woonden in een
tussenwoning en hadden net zoals de meeste gezinnen geen televisie. De mensen in het hoekhuis waren de trotse bezitters van het
enige televisietoestel in de straat. Televisie was een publiek goed. Terwijl de vorige generatie de laatste hand legde aan de
wederopbouw van Nederland, kwamen alle kinderen van de straat één keer per week over de vloer van het bewuste hoekhuis. Geruime
tijd voor het programma begon, zaten wij keurig in rijen te wachten. Op een vast moment zette de eigenaar zijn toestel aan, richtte de
spriet-antenne en ontving ‘Nederland’. Wij keken dan naar Zwiebertje. Andere programma’s kan ik mij niet herinneren. We waren
verbluft door de techniek.
De publieke omroep was ook echt een publiek goed in de betekenis van de economische theorie. Technici in Hilversum zonden signalen
de ether in die overal vrij te ontvangen waren. Het probleem van een publiek goed is dat meelifters (‘free riders’) mee kunnen genieten
zonder te betalen. De financiering van een publiek goed moet daarom met algemenere middelen geschieden. In Nederland werden de kijken luistergelden bedacht. Dat is bijna een belasting, maar niet helemaal, want mensen zonder tv of radio betalen niet mee. Kijk- en
luistergeld voor de publieke omroep was een mooie manier van financieren: het sloot naadloos aan op de techniek van toen.
Hoe anders is het huidige tijdsgewricht. Elk huis telt één of zelfs meerdere televisietoestellen. Sommige staan vaak aan, zelfs als er niet
naar gekeken wordt. Je ontvangt zo’n 25 kanalen en het menu varieert van plaats tot plaats. In deze weinig overzichtelijke situatie staat de
publieke omroep onder druk. De commerciële omroep snoept reclamegelden weg. Immigranten kijken liever naar Marokkaanse of Turkse
stations, zelfs als die niet via de kabel verzonden worden. Nederlanders houden zich niet meer met de wederopbouw bezig, maar
vergaderen. Politici weten niet wat ze moeten doen en roepen adviescommissies in het leven. Mannen van middelbare leeftijd, die de
herinneringen aan hun eigen Oegstgeest koesteren, proberen de publieke omroep overeind te houden.
Maar waarom? Wat is de kern van de zaak? Televisie wàs een publiek goed, maar ìs het niet meer. De signalen van Nederland 1, 2 en 3
bereiken ons niet meer via de ether, maar via een kabel met een aansluiting voor elke particulier die het maar wil. Er is geen ‘free rider’
probleem meer. De levering van een signaal is niet anders dan de bezorging van de krant. Het kan individueel georganiseerd en
afgerekend worden. Of een economisch goed een publiek dan wel een privaat goed is wordt bepaald door de technologie van productie
en consumptie. Anno 1997 is de ontvangst van kabelsignalen een privaat goed en dit geldt evenzeer voor Nederland 1, 2 en 3 als voor
RTL 4 en 5.
Natuurlijk is er een verschil tussen de publieke omroep en de commerciële omroep, ook in de programmering. Bij de publieke omroep zou
de kwaliteit hoger zijn. Maar als burgers liever hooggekwalificeerde, culturele programma’s bekijken dan porno, dan kan dit verschil
uitgedrukt worden in de prijs die ze bereid zijn te betalen. Omgekeerd, als ze liever porno zien, komen de culturele programma’s onder druk
bij gebrek aan belangstelling. Politici dienen evenwel te beseffen dat als er geen belangstelling voor een privaat goed is, dat nog geen
reden is om het dan maar publiek te financieren.
Een ontsnappingsmogelijkheid voor het toch publiek financieren van omroepprogramma’s wordt geboden door zulke diensten tot ‘merit
goods’ te verklaren. Per definitie is de consumptie van zulke ‘merit goods’ nuttig volgens de econoom of de politicus, zelfs als de
consument zelf vindt van niet. Als ik het journaal tot ‘merit good’ verklaar, zeg ik dat het nuttig is als u ernaar kijkt, ook als u het niet doet.
Het journaal moet gesubsidieerd worden, juist als u er niet naar kijkt en het daardoor niet kostendekkend is. Echt warm loopt u
waarschijnlijk niet voor deze logica, maar laten we even aannemen dat hij sluitend is. ‘Merit goods’ zijn dan het journaal of culturele
programma’s. Programma’s, dus niet omroepen. Subsidie zou dan gegeven moeten worden op grond van de inhoud van programma’s,
zonder te discrimineren naar uitzender.
Toch gebeurt het. Iedereen betaalt kijk- en luistergeld, ook als men niet naar Nederland 1, 2 of 3 kijkt. Marokkaanse en Turkse
immigranten subsidiëren autochtone Nederlanders. Over discriminatie gesproken. Laat iedereen kiezen wat hij of zij wil zien en financier
de omroep met de prijs die men bereid is ervoor te betalen. Schaf de kijk- en luistergelden af. Zet de publieke omroep achter de decoder.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs