Ga direct naar de content

Pensioenopbouw in de landbouw beperkt

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 27 2009

binnenland

Pensioenopbouw in de landbouw
beperkt
Agrarische ondernemers bouwen een beperkt aanvullend
pensioen op terwijl de meerderheid aangeeft dat alleen de
AOW ontoereikend is voor hun huidige uitgavenpatroon.
Pensioen wordt met name opgebouwd door waardevermeerdering van het bedrijf, waarvan echter een groot deel
verdampt bij een bedrijfsovername binnen de familie.

Z

elfstandigen zijn in tegenstelling tot werk­
nemers zelf verantwoordelijk voor het
treffen van pensioenvoorzieningen. Het
kabinet heeft geconcludeerd dat zelfstan­
digen binnen het huidige pensioenstelsel voldoende
mogelijkheden hebben voor pensioenopbouw en
dat om die reden nadere overheidsmaatregelen niet
direct geboden zijn (Tweede Kamer, 2007–2008).
Inzage in welke pensioenvoorzieningen in welke mate
door ondernemers in de land- en tuinbouw worden
getroffen ontbreekt.
Nederland telt een kleine 100.000 agrarische
ondernemers, werkzaam op ongeveer 75.000 landen tuinbouwbedrijven. Uit onderzoek op basis van
een schriftelijke enquête onder 440 deelnemers aan
het Bedrijven-Informatienet van het LEI blijkt dat de
pensioenopbouw in deze sector beperkt is.

Wijze van pensioenopbouw

Harold van der
Meulen, Marcel van
Asseldonk en Hennie
van der Veen
Onderzoekers bij het LEI

714

ESB

Uit de enquête blijkt dat ruim zeventig procent
van de agrarische ondernemers van mening is
dat de AOW niet toereikend is om in het dagelijks
levensonderhoud te voorzien. Ongeveer twintig
procent van de ondernemers verwacht buiten de
AOW geen aanvullend pensioen te hebben opge­
bouwd. Ondernemers die wel pensioen opbouwen
zien in de waardeontwikkeling van het bedrijf met
55 procent veruit de belangrijkste basis voor de
p
­ ensioenopbouw (figuur 1). In het midden- en klein­
bedrijf zien bijna drie van de vier ondernemers de
waardeontwikkeling van het bedrijf als onderdeel van
hun pensioenvoorziening (Bangma, 2006).
De waarde van het gemiddelde land- en tuinbouw­
bedrijf bedroeg begin 2008 ongeveer 1,95 miljoen
euro. Ongeveer een derde deel van dit vermogen is
met leningen gefinancierd, de rest van het ­ ermogen
v
bestaat uit eigen middelen. Bij grondgebonden
bedrijven zoals akkerbouw- en melkveebedrijven ligt
het aandeel dat met leningen is gefinancierd lager
dan gemiddeld en bij varkens- en glastuinbouw­
bedrijven hoger (Berkhout en Van Bruchem, 2009).
Daarnaast bouwt ruim een derde van de ­ grarische
a
ondernemers pensioen op via een lijfrente of
koopsompolis. Bij zelfstandige ondernemers in

94(4573) 27 november 2009

het midden- en kleinbedrijf ligt dit percentage op
veertig procent (Bangma, 2006). Van de agrarische
ondernemers die via stortingen bij een ­ erzekeraar
v
p
­ ensioen opbouwen verwacht de helft een ­ itkering
u
van minder dan 10.000 euro bruto per jaar,
g
­ ebaseerd op de huidige inleg. Als reden voor de
beperkte pensioen­ pbouw via lijfrente of koopsom­
o
polissen geeft bijna vijftig procent van de onder­
nemers die geen lijfrente of koopsompolis hebben,
aan dat het te duur is.
Circa dertig procent maakt gebruik van de fiscale
oudedagsreserve. De ondernemer benut deze rege­
ling om op korte termijn minder belasting te hoeven
betalen. Hierdoor komen middelen beschikbaar om
te investeren in de eigen onderneming. Bij staking
van de onderneming moet over het opgebouwde
bedrag nog wel belasting worden betaald. De belang­
rijkste aangegeven reden om niet of sporadisch aan
de fiscale oudedagsreserve te doteren is geen of
onvoldoende winst uit de onderneming. Studies in
het midden- en kleinbedrijf geven een gemêleerd
beeld van reservering via de fiscale oudedagsreserve
door ondernemers, uiteenlopend van 48 procent
(Bangma, 2006) tot 27 procent (Westhof et al.,
2006).

Verwachte pensioenuitkering
en bewustwording
Een substantiële groep van agrarische ondernemers
bouwt, in tegenstelling tot werknemers, niet of
nauwelijks een pensioen op, zoals uit tabel 1 blijkt.
Ter vergelijking: in de loonklassen van 25.000
tot 50.000 euro zijn de te bereiken jaarlijkse
a
­ anspraken van het arbeidsgerelateerde pensioen
gemiddeld 17.700 euro.
Aan het aanbod van mogelijkheden voor pensioen­
opbouw ligt het niet, zo blijkt uit de enquête. Bijna
zestig procent van de ondernemers vindt dat er
voldoende mogelijkheden zijn om in het pensioen te
voorzien. Oorzaken voor het niet volledig benutten
van de huidige fiscale mogelijkheden voor pensioen­
opbouw zijn: hoge kosten in relatie met een volatiel
en laag bedrijfsinkomen; de financiële ruimte bij
verkoop van het bedrijf wordt vaak overschat; en een
beperkt pensioenbewustzijn.
Inkomens in de land- en tuinbouw kunnen van jaar
tot jaar sterk fluctueren als gevolg van onder andere
sterk wisselende opbrengstprijzen. Een constante
pensioenopbouw is daardoor moeilijk. Dit in tegen­
stelling tot gemiddelde inkomens in het midden- en
kleinbedrijf, die veel stabieler zijn (De Bont et al.,
2008). In de enquête geeft een kwart van de onder­

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Tabel 1

Figuur 1

Wijze van pensioenopbouw door agrarische ondernemers in procenten.
60

%

50
40
30
20
10

jze
wi
il

he
tn

ie
tz

er
e
An
d

ie
to
fw
W
ee
tn

Bron: Van der Meulen et al., 2009
Tabel 2

Beschikbaar deel van het eigen bedrijfsvermogen voor eigen pensioen
(percentage ondervraagden).

Wel
opvolger
1
5

Honderd procent naar het pensioen
Circa 75 procent naar het pensioen
Circa 50 procent naar pensioen
Circa 25 procent naar het pensioen
Honderd procent naar de bedrijfsopvolgers
1

Geen
opvolger1
83
1

Weet
niet
18
3

Totaal

32
34
28

8
6
1

36
25
19

26
21
16

34
3

De vermelde percentages kunnen te maken hebben met de gedachte dat een potentiële opvolger nu nog te jong is.

Bron: Van der Meulen et al., 2009

dan voor werknemers. Werknemers nemen veelal verplicht deel aan collectieve
pensioen­egelingen, zodat hun beperkte bewustzijn er niet direct toe leidt dat
r
ze geen aanvullend pensioen opbouwen. Aangezien er bij het vaststellen van
de overname­ om binnen familieverband een groot deel van het door de ouders
s
opgebouwde vermogen in het bedrijf achter blijft, ten faveure van de opvolger,
verdient het aanbeveling om pensioenvorming in de advisering van banken,
accountants en adviseurs al in een vroeg stadium nadrukkelijker aan de orde te
stellen.

Conclusie
Een substantiële groep van agrarische ondernemers bouwt in tegenstelling tot
werknemers niet of nauwelijks pensioen op. De agrarische ondernemer rekent
voor zijn pensioen in belangrijke mate op de waardeontwikkeling van zijn bedrijf.
Hij kan van een goed pensioen genieten als er geen directe opvolger aanwezig
is. Vergroting van het pensioenbewustzijn in de relatie tussen pensioenopbouw,
vermogen in het bedrijf en bedrijfsopvolging is wenselijk.

Verdeling van ondernemers naar verwachte bruto uitkering per jaar aan pensioen
naast de AOW (in procenten).

Geen
Minder dan 10.000 euro
Tussen de 10.000 en 15.000 euro
Tussen de 15.000 en 20.000 euro
Tussen de 20.000 en 25.000 euro
Tussen de 25.000 en 30.000 euro
Tussen de 30.000 en 40.000 euro
Tussen de 40.000 en 50.000 euro
Meer dan 50.000 euro
Weet het niet of wil het niet zeggen

eg
ge
n

0

an Ge
de en
rs p
St
da en
or
n sio
tin
AO en
ge
W
n
bi
jv
er
ze
Vi
ke
a
be
ra
ar
le
gg
in
g,
of spa
ba ar
nk reg
Fi
sp eli
sc
ar ng
al
en
e
ou
de
da
gs
re
se
rv
e
Vi
a
lo
W
on
aa
di
rd
en
eo
st
nt
wi
kk
el
in
g
be
dr
ijf

nemers aan dat er een opvolger aanwezig is; ruim
veertig procent weet het niet. Indien het bedrijf
wordt overgedragen aan een volgende generatie, dan
blijft een aanzienlijk deel van het eigen vermogen in
het bedrijf voor de opvolgers. Uit tabel 2 blijkt dat
in het geval van een aanwezige opvolger 34 procent
van de ondernemers aangeeft dat 75 procent van
het eigen vermogen naar de opvolgers gaat. Dit gaat
ten koste van het opgebouwde vermogen bestemd
voor het pensioen van de ouders.
Gezien de hoge vermogenswaarde van een agrarisch
bedrijf van bijna twee miljoen euro, en het beperkte
rendement als gevolg van geringe inkomens uit het
bedrijf in relatie tot het vastgelegde vermogen, is
er voor de opvolger alleen perspectief wanneer het
bedrijf ver onder de marktwaarde wordt overgeno­
men. Een lagere waardering om voortzetting van het
bedrijf mogelijk te maken is, zolang het binnen de
fiscaal mogelijke grenzen valt, geen bevoordeling,
en is daarnaast een verplichting vanuit het samen­
werkingsverband dat als doel heeft: de overname
van het bedrijf. Het lage gemiddelde rendement
wordt voor een belangrijk deel ook veroorzaakt door
de hoge grondprijzen in Nederland. Daarnaast is er
een flinke spreiding in rendement tussen bedrijven
(Van der Meulen, 2009). Nog steeds investeren veel
bedrijven in schaalvergroting of andere strategieën
om op termijn een beter continuïteitsperspectief te
realiseren voor het ondernemersgezin en de poten­
tiële opvolger. Ondernemers die aanvullende grond
en quotum aankopen, betalen daarvoor een prijs die
maximaal gelijk is aan de marginale opbrengst van
die investering. De marginale opbrengst ligt hoger
dan de gemiddelde opbrengst, omdat een groot deel
van de kosten vast liggen. Van de ondernemers met
bedrijfsopvolger verwacht bijna dertig procent alleen
van de AOW rond te moeten komen. Het zijn met
name de oudere bedrijfshoofden met een opvolger
die geen pensioen opbouwen.
De financiële ruimte bij verkoop van het bedrijf
wordt vaak overschat, mede vanwege de belas­
ting die nog over de stakingswinst moeten worden
voldaan. Dit geldt zeer zeker bij bedrijfsoverdracht
binnen de familie. Gebrek aan kennis over pensioen­
opbouw heeft voor zelfstandigen grotere gevolgen

19
16
13
7
5
5
1
2
4
28

Bron: Van der Meulen et al., 2009

Literatuur
Bangma, K. (2006) Pensioen van ondernemers. Hoe ondernemers
hun pensioen regelen. Zoetermeer: EIM.
Berkhout, P. en C. van Bruchem (2009) Landbouw-Economisch
Bericht 2009. LEI rapport nr 2009-047. Den Haag: LEI.
Bont, C. de, W. van Everdingen en A. van der Knijff (2008)
Actuele ontwikkelingen van resultaten en inkomens in de land- en
tuinbouw. LEI rapport nr 2008-072. Den Haag: LEI.
Meulen, H. van der (2009) Rendementen op vermogen in de land- en
tuinbouw gering. Agri-monitor, 15(3), 1-3.
Meulen, H. van der, E. Oosterkamp, H. van der Veen, M. van
Asseldonk en G. Venema (2009) Hoe landbouwers voorzien in hun
sociale zekerheid. LEI rapport nr 2009-025. Den Haag: LEI.
Tweede Kamer (2007–2008) Zelfstandig ondernemerschap. 31311,
nr 1.
Westhof, F., A. Bruins en P. Vroonhof (2006) Behoefte aan een
regeling voor levensloop bij zelfstandigen. Zoetermeer: EIM.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

94(4573) 27 november 2009

715

Auteurs