Ga direct naar de content

Pensioendoelstellingen, structuren en vrije markt

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 24 1996

Pensioendoelstellingen, structuren en vrije markt
Aute ur(s ):
Beus, D.J. de (auteur)
De auteur is voorzitter van de directie van het pensioenfonds PGGM.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4055, pagina 372, 24 april 1996 (datum)
Rubrie k :
Verzekeren in de praktijk
Tre fw oord(e n):
pensioenen

Pensioendoelstelling
Het rapport Lang zullen we leven! van NYFER stelt voor het Nederlandse aanvullende pensioensysteem radicaal te wijzigen 1. Van
‘defined benefit’ naar ‘defined contribution’, ofte wel van pensioentoezegging naar premietoezegging (beschikbare-premieregeling).
Heel kort gezegd is bij de klassieke eindloon- of middelloonsystemen de pensioenuitkomst (bijv. 70 % bij veertig deelnemingsjaren)
het vertrekpunt en de premiehoogte de variabele, terwijl bij het beschikbare-premiesysteem de premiehoogte het vertrekpunt is en de
pensioenuitkomst de grote onbekende.
NYFER geeft naast voordelen ook aan dat er een zeer groot nadeel is: het inflatie-risico is bij de beschikbare-premieregeling voor
rekening van de werknemers en de gepensioneerden. Dit is namelijk de consequentie van het volledig geïndividualiseerde systeem, waar
geen ‘inflatie-solidariteit’ met andere deelnemers kan bestaan. De opstellers van het rapport schrikken zodanig van dit risico, dat zij
daarvoor met een – verrassende – oplossing komen; de overheid dient bij tekortschietende beleggingsopbrengsten als gevolg van inflatie
te hulp te komen, om de backservice-problemen op te lossen.
Daarmee wordt in een machtige zwaai het premietoezeggingssysteem in feite omgezet in één pensioentoezegging. Het rapport vermeldt
niet dat in zo’n situatie overheveling plaatsvindt van middelen van generaties met weinig pensioenaanspraken naar generaties met reeds
veel opgebouwde pensioenrechten. Het bijzondere is nu dat het juist een van de hoofdredenen is waarom het rapport het klassieke
pensioensysteem afwijst.
Structuur
De organisatie van de pensioenvoorziening behoort in het teken te staan van de beoogde pensioendoelstellingen. Zolang we een
pensioen willen verzekeren dat in verhouding staat tot het verdiende loon inclusief bescherming tegen inflatie, is een collectieve
organisatievorm met verplichte deelneming een vereiste. Het is dus een technisch middel om het beoogde resultaat te bereiken en niet zoals de vrije-marktideologen ons voorhouden – een methode om concurrentie met verzekeringsmaatschappijen uit te schakelen. De
benodigde schaalgrootte om de beoogde pensioenresultaten te verzekeren is ook de bestaansgrond van bedrijfstakpensioenfondsen
(met name voor kleinere bedrijven) naast ondernemingspensioenfondsen. Bij het door NYFER voorgestelde individuele beschikbarepremiesysteem kan de organisatie van door werkgevers en werknemers in standgehouden collectieve pensioenfondsen worden gemist.
Het pensioenvacuüm dat hierdoor kan ontstaan wordt gevuld door een premieplicht voor alle werknemers en de overheid kan worden
aangesproken bij te veel inflatie.
Het rapport wijst op ervaringen in het buitenland met beschikbare-premiesystemen, waaronder Denemarken en Chili. Het veel geprezen
Chileense model laat ook een keerzijde zien: de pensioenverzekeraars brengen tot 25% van de pensioenopbrengsten in rekening aan
commissiegelden en administratiekosten 2. Om deze redenen van bescherming van werknemers bestaat in Denemarken ook bij het
beschikbare-premiesysteem verplichte deelneming bij collectief werkende pensioenfondsen. In het rapport wordt dit verband niet
genoemd. We komen hiermee terecht bij een ander thema.
Vrije-marktwerking
Het kabinet heeft aangekondigd binnen enkele maanden te komen met een visie over de marktwerking bij de pensioenvoorziening. De
verschillende belanghebbenden (het gaat om een markt van honderden miljarden) lopen zich warm. Met name
bedrijfstakpensioenfondsen worden in de hoek gezet omdat zij nog werken met een verbindendverklaring voor aangesloten werkgevers
ter bereiking van goede (pensioen)doelen.
Er wordt nogal eens over het hoofd gezien dat er verschillende deelmarkten op de collectieve pensioenmarkt bestaan. Het rapport van de
Stichting van de Arbeid besteedt daar wel uitvoerige aandacht aan. Onderstaand een eigen interpretatie:
» markt 1: totstandkoming en wijzigen van de pensioenvoorziening als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden (werknemers
onderhandelen met werkgevers);

» markt 2: Het verzekeren van de op markt 1 afgesproken voorziening. Dat kan extern, bij een verzekeringsmaatschappij, of intern, dat is
het eigen risico dragen. In het laatste geval is er ook
» markt 3: de uitvoering. Een pensioenfonds kan diensten uitbesteden aan administratiekantoren, verzekeringsmaatschappijen en
beleggingsinstellingen.
Deze indeling maakt duidelijk dat er wel degelijk sprake is van marktwerking. De voor verzekeraars meest aantrekkelijke markt is markt 2.
Het probleem voor de verzekeraars is evenwel dat een pensioenfonds dat besluit eigen risico te dragen, de particuliere verzekeraar van
deze markt uitsluit, omdat het fonds denkt het goedkoper te kunnen doen. De verzekeraars hanteren vanuit hun belang daarom de
volgende strategie. Zij vinden dat sociale partners niet meer de bevoegdheid mogen hebben om op bedrijfstakniveau eigen risico te
dragen (openbreken markt 2). Daarentegen achten zij het wel juist dat een bepaalde pensioenregeling voor een bedrijfstak verplicht wordt
afgesproken (gegarandeerde omzet in markt 2). Het zal weinig toelichting behoeven dat deze begrijpelijke, maar toch wel wat doorzichtige
strategie niet bij iedereen in goede aarde valt.
Mijn pleidooi is dat we de komende tijd gebruiken om tot een zo zuiver mogelijke afweging te komen van de pensioendoelstellingen, de
mate van financiële haalbaarheid daarvan en de structuren die daarvoor nodig zijn. Het rapport van de Stichting van de Arbeid Advies
over mogelijkheden ter verbetering van de marktwerking op het terrein van de aanvullende pensioenregeling van juni 1995 is
daarvoor een goed vertrekpunt. De echte belanghebbenden hierbij zijn de werknemers, de gepensioneerden en de werkgevers. Zij
dreigen ten onrechte op de achtergrond te raken, in een debat dat over hun hoofden heen wordt gevoerd

1 Zie L. van der Geest, ESB, 24 april 1996. Ook het rapport Pensioenen voor de toekomst komt tot deze aanbeveling (De prestaties van
pensioenverzekeraars, P.M.A. Eichholtz en C.G. Koedijk, ESB, 17 april 1996).
2 Pensions World, april 1996.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur