Ga direct naar de content

Pauze

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 23 1980

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Pauze
Toen Tedje van Es en F. Jacobse onlangs terugblikten
op de jaren zeventig was de conclusie van het Haagse duo
duidelijk: het was allemaal nog zo slecht niet gegaan. Zo
herinnerde F. Jacobse zich dat hij aan het eind van de
jaren zestig ‘s ochtends om half vijf uit de veren moest, terwijl hij dat tijdstip nu zelf kan bepalen, terwijl Tedjevan Es
redelijk tevreden was met zijn inkomensontwikkeling,
hoewel dat wel kwam omdat hij, ondanks zijn WAO-uitkering, niet te beroerd was er wat bij te verdienen.
Het is de vraag of de heren Van Es en Jacobse over tien
jaar even positief kunnen terugblikken op de jaren tachtig.
De voortekenen aan het begin van het nieuwe decennium
wijzen niet in die richting. Zo maakt het kabinet-Van Agt
de indruk het potverteren van de jaren zeventig flink te
gaan aanpakken. Zeker nu het Centraal Planbureau
onlangs ongemeen sombere cijfers heeft gepresenteerd
over de economische ontwikkeling, is voor het kabinet de
tijd gekomen om in te grijpen.
Het gaat erom een oplossing te vinden voor de financiering van de ,,nationale verarming” (van f. 7 mrd.) die, in
hoofdzaak vanwege de recente olieprijsexplosie, in 1980
optreedt. Deze ,,iedereen en alles treffende verarming van
ons landW(Van
Agt) moet voor f. 4 mrd. worden bekostigd
uit de collectieve sector en voor f. 3 mrd. uit de particuliere
sector.
Wat de besparingen in de collectieve uitgaven betreft
werkt het kabinet aan een extra bezuinigingsbijlage bij
Bestek ’81, die in maart rond moet zijn. Het vinden van
een bedrag van f. 4 mrd. in zo’n korte tijd zal, gezien de
vele hoofdbrekens die het opstellen van Bestek ’81 heeft
gekost, een hele toer worden. Niet minder moeilijk zal het
zijn de beoogde f. 3 mrd. te vinden aan bezuinigingen
(1oonmatiging)inde particulieresector. Deeisenpakketten
waarmee de verschillende bonden de onderhandelingen
met de werkgevers zouden ingaan wezen niet in de richting
dat het kabinet met vertrouwen de uitkomsten van de vrije
onderhandelingen tegemoet kon zien. Het kabinet
verwachtte dan ook niet dat de f. 3 mrd. vrijwillig door de
werknemers zouden worden opgebracht. Het gevolg van
deze taxatie is bekend: na een vergeefse consultatie van de
sociale partners m.b.t. een vrijwillige loonpauze heeft het
kabinet per 10 januari de lonen voor twee maanden
bevroren.
Het is nog te vroeg om te beoordelen of het opleggen
van een loonpauze een juiste beslissing is geweest. Het is
moeilijk, zo niet onmogelijk, de effectiviteit van een
dergelijke ingreep te meten. Bekend isdat na afloop van een
periode van loonregulering een inhaalvraag eventuele
positieve effecten van een loonmatiging teniet kan doen.
Men denke hierbij aan de beruchte loonexplosie van 1963
die onder meer het gevolg was van een te langvolgehouden
(geleide) matigingspolitiek in de jaren vijftig.
Maar ook de effectiviteit van een loonmaatregel op
korte termijn kan gering zijn. Zo kan het voorkomen
dat ondernemers die worden geconfronteerd met een
krappe arbeidsmarkt, allerlei ,,slimmighedenwaanwenden
om het personeel binnen de poorten van het bedrijf te
houden resp. te krijgen. Minister Albeda heeft weliswaar
aangekondigd dat voor deze slimmighedengeen ruimtezal
zijn, maar daarbij onderschat hij m.i. de inventiviteit vande
Nederlandse ondernemer of overschat hij de mogelijkheden om mazen in de wetgeving bijtijds te dichten.

Bovendien lijken nogal wat werkgevers niet om een
loonmaatregel te zitten springen. Er kan zelfs een soort
van ,,burgerlijke ongehoorzaamheid” worden waargenomen, nu sommige werkgevers de macht over hun computer schijnen te hebben verloren waardoor al ingevoerde salarismutaties, die op grond van de loonmaatregel niet zouden mogen doorgaan, niet kunnen worden
achterhaald en teruggedraaid.
Het oordeel over de loonmaatregel zal ook niet in positieve zin zijn beïnvloed door de uiterst klungelige wijze
waarop de loonbevriezing is gepresenteerd. Na één week
pas werd min of meer duidelijk welke salarisverhogingen
wel en welke niet mochten doorgaan. Verder werd net
voor het afkondigen van de loonmaatregel in de zuivel een
toeslag voor bepaalde soorten minder aangenaam werk
overeengekomen, die nu niet mag worden uitbetaald.
Minister Albeda heeft weliswaar gezegd dat zo’n botte ingreep hem spijt (maar onvermijdelijk is), voor de werknemers in de zuivel die elke week f. 15,20 bruto door hun
neus zien geboord zal deze ministeriële spijtbetuiging een
schrale troost zijn, terwijl voor de werkgevers geen einde is
gekomen aan de onlust- en onrustgevoelens in de
bedrijven.
Belangrijker dan het feit hoe de loonpauze nu wordt
ontvangen is evenwel de vraag wat er gaat gebeuren als de
loonpauze in maart afloopt. Minister Albeda zal dan
opnieuw proberen de sociale partners tot een sociaal
akkoord te bewegen. De kans op het bereiken van zo’n
akkoord lijkt evenwel minimaal. De verdeeldheid binnen
de FNV lijkt te groot om te verwachten dat de
Federatieraad over twee maanden zou komen met
voorstellen die zouden aansluiten bij de verslechterde
economische omstandigheden. De FNV zou dan b.v.
akkoord moeten gaan met het loslaten vande koopkrachtdoelstelling, terwijl bovendien zou moeten worden geaccepteerd dat de werknemers door het kabinet-Van Agt een
extra ombuigingsrekening van f. 4 mrd. krijgen gepresenteerd, waarbij vrijwel zeker de inactieven niet zullen worden ontzien. Een dergelijke ommezwaai lijkt vooralsnog
uitgesloten.
Dit betekent wel dat de vakbeweging voor langere tijd
de loonvorming vanaf de zijlijn moet volgen. Het ligt
immers niet voor de hand dat het kabinet met de afgekondigde loonpauze een matigingsperiode van slechts twee
maanden heeft beoogd. Indien in maart blijkt dat, volgens
de regering, een gedecentraliseerde loonvorming onverantwoord is, zal het kabinet opnieuw, maar dan op grond
van een Machtigingswet, ingrijpen in de lonen. De vakbeweging kan zich dan bezinnen op de uitgangspunten
voor 1981. Dat zal geen gemakkelijke bezinning worden.
Het ziet er naar uit dat ook in de vakbeweging het besef
doordringt (is doorgedrongen?) dat de uitgangspuntentrits van de vakbeweging (werkgelegenheid, koopkracht,
sociale voorzieningen) conflicterende doelstellingen bevat
en dat de tijd is aangebroken dat er moet worden gekozen. Dat kan in 198 1 gebeuren want de ervaring leert dat
in een verkiezingsjaar de eigen verantwoordelijkheid
van de sociale partners hoog wordt geschat.

T. de Bruin

Auteur