Ga direct naar de content

Onze heimelijke volkshuishouding

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: mei 2 1984

Maatschappijspiegel

Onze heimelijke
volkshuishouding
DR. H.J. VAN DE BRAAK* – DR. D.J. HESSING**

Inleiding
..Economists are unique among social
scientists in that they are trained only to
analyze, not to collect, data. While psychologists are taught experimental techniques, sociologists learn of the vagaries of
interviewing, and anthropologists devote
much of their training to field work, economists are provided only with the tools
for data analysis. One consequence is a
lack of scepticism about the quality of data” 1). Weinig economen zullen deze uitspraak als nieuw of schokkend ervaren,
maar toch is het goed daarmee te starten in
een verhaal dat handelt over onze heimelijke volkshuishouding. De laatste jaren geven een wassende stroom publikaties te
zien, waarin het niet-geregistreerde gedeelte of aspect van de economic centraal staat.
De uitkomsten van dergelijke onderzoekingen zijn echter dermate uiteenlopend
dat men zich in gemoede afvraagt welk
houvast zij eigenlijk opleveren. Bovendien
is het zo dat de onzichtbare economie niet
kan worden beschouwd als een homogeen
geheel. Globaal gesproken, valt zij uiteen
in een tweetal componenten. De eerste
component omvat activiteiten die op informele basis plaatsvinden zoals doe-het-zelfarbeid,
vrijwilligerswerk, thuiswerk,
vriendendiensten, burenhulpe.d. Detweede component beslaat activiteiten die binnen of op de rand van de illegaliteit liggen,
zoals fiscale onregelmatigheden, knoeierij
in bedrijfsmatig verband, clandestiene kamerverhuur, handel in gestolen goederen
enz. Cijfers over de omvang, groeisnelheid
en betekenis van al dit soort activiteiten
moet dus met grote omzichtigheid worden
gehanteerd. Want wat meten we eigenlijk,
de veerkracht of de slechtigheid van economische subjecten?
Het werkelijke probleem, zoals Pen terecht heeft opgemerkt, zit hem in de verschuivingen binnen het zwarte gebeuren,
die te weinig de aandacht trekken: ,,Economen en moralisten generaliseren te veel.
De eerste groep zoekt naar een macro cijfer, dat alles op een hoop veegt en de tweede groep keurt alles af(…). De hoofdzaak
is dat de depressie ons toedrijft naar sjoemelen en knoeien, en straks misschien naar
sjoemelen en knoeien als voornaamste methode om de productie op gang te houden”
478

2). Over dat sjoemelen en knoeien gaat dit
artikel, waarbij de eenvoudige vraagstelling luidt: wat weten we er eigenlijk van?
De opzet is als volgt. Om te beginnen zullen
we ingaan op de onderzoekingen waarin de
onzichtbare economic centraal staat. Vervolgens zullen we de aandacht vestigen op
de sociaal-wetenschappelijke bestudering
van het zogeheten ,,fiddling” ofwel het
knoeien en sjoemelen. Ten slotte wordt het
geheel toegespitst op het fiscale sjoemel- en
knoeiwerk. Opmerkelijk is immers dat de
meeste onderzoekingen rond belastingweerstand betrekking hebben op houdingen, terwijl de gedragingen buiten gezichtsbereik blijven. Een aantal onderzoekingen zal kritisch worden besproken, gevolgd door een antwoord op de vraag: Wat
te doen?
Terminologische verwarring
Men behoeft geen louche gelegenheden
te frequenteren om toch geregeld te stuiten
op verhitte gesprekken die ,,het zwarte circuit” tot onderwerp hebben. Meestal staat
zwart dan voor illegaal, crimineel. Niet
duidelijk is echter of er inderdaad sprake is
van een circuit, dat wil zeggen een gesloten,
financieel traject waarbij de ene operatie
dient voor de financiering van de andere
dubieuze operatie. Hoe dan ook, het vuur
van de bedoelde gesprekken levert doorgaans meer hitte dan licht op.
Wie denkt dat wetenschappelijke onderzoekingen naar het zwarte gebeuren wel
duidelijkheid verschaffen, komt bedrogen
uit. De discussie is niet zelden mistig en dat
wordt onder meer veroorzaakt door een
gebrek aan uniforme terminologie. In de
bijdragen op dit terrein treft men talloze
verschillende adjectieven aan zoals verborgen, ondergronds, onregelmatig, parallel,
secundair, e.d. Meestal duiden die adjectieven op uiteenlopende begrippen, afhankelijk van de context waaruit de onzichtbare economie wordt bestudeerd. De drie belangrijkste redenen die zulke bestudering
relevant maken, zijn de volgende 3). In de
eerste plaats kan de groei van de onzichtbare economie worden gei’nterpreteerd als
een gezonde reactie op de overbelasting
van huishoudingen. Ten tweede kan de
toename van de verborgen economie leiden

tot inkomstenderving voor de staat, tot
distorsies op de arbeidsmarkt e.d. En ten
derde kunnen sociaal-economische beleidsmaatregelen verkeerd uitpakken, voor
zover zij zijn gebaseerd op ontoereikende
of anderszins misleidende gegevens met betrekking tot bij voorbeeld werkloosheid,
reele inkomensgroei e.d. Afhankelijk van
de gehanteerde invalshoek – de veerkracht van huishoudingen, de slechtheid
van economische subjecten als het gaat om
collectieve offers of het gebrek aan statistische informatie — kan men dus spreken
van respectievelijk de informele, de illegale
en de onzichtbare economie. Het naast of
door elkaar lopen van economische, juridische en boekhoudkundige overwegingen is
in belangrijke mate verantwoordelijk voor
de terminologische verwarring. Onze benaming ,,heimelijke volkshuishouding”
wil natuurlijk niet bijdragen tot die verwarring, maar juist beklemtonen dat de
verschuivingen en overgangen tussen informeel en illegaal vloeiend zijn. Heimelijk betekent zoveel als intiem, vertrouwelijk (letterlijk huiselijk), maar heeft een
bijbetekenis gekregen in de zin van stiekum, onoirbaar.
Gaan we uit van een boekhoudkundig
perspectief, dan is er sprake van een officieuze economie, dat wil zeggen een
stroom goederen, diensten en inkomens
die niet voorkomen in de Nationale Rekeningen. Twee soorten transacties kunnen
dan tot statistische vertekening leiden. Ten
eerste transacties die volgens de gangbare
definities tot die rekeningen behoren zoals
bij voorbeeld straatmuziek of knoeierij in
de bouwnijverheid. Ten tweede transacties
die daar niet toe behoren zoals bij voorbeeld doe-het-zelf-arbeid of clandestiene
kamerverhuur. Een en ander valt te verduidelijken aan de hand van een schema dat is
ontleend aan Broesterhuizen 4).
De terminologische verwarring rond de
onzichtbare economie wordt niet alleen
veroorzaakt door het naast of door elkaar
lopen van economische, juridische dan wel
boekhoudkundige overwegingen. Zij heeft

* Wetenschappelijk hoofdmedewerker voor
Economische sociologie en Sociaal-economisch
beleid aan de Sociale Faculteit van de Erasmus
Universiteit Rotterdam.

** Wetenschappelijk hoofdmedewerker voor
Psychologie aan de Juridische Faculteit van de
Erasmus Universiteit Rotterdam.

1) Peter Reuter, The irregular economy and the
quality of macroeconomic statistics, in: Vito

Tanzi (red.), The underground economy in the
United States and abroad, Lexington, 1982, biz.
137.

2) J. Pen, Morfologie van het zwarte gebeuren,
DeGids, 146ejg., 1983, biz. 124, 125.
3) Bruno S. Frey en Werner W. Pommerehne,

The hidden economy: state and prospects for
measurement, The Review of Income and
Wealth, serie 30, 1984, biz. 1.
4) G.A.A.M. Broesterhuizen, The unobserved
economy and the National Accounts in the Netherlands; a sensitivity analysis, Wassenaar,
1982, biz. 11; besproken in: Bruno Stein en Alois
Wenig, The economics of the shadow economy:

a conference report, Journal of Institutional and
Theoretical Economics, jg. 139, 1983, biz. 695.

Schema. Classificatie van produktieve activiteiten
1. Officiele
activiteiten

Of ficieuze activiteiten
2. Behorend tot
de Nationale
Rekeningen

1. Activiteiten
zonder fraude

2. Activiteiten
met fraude

1.1. Officieel-

produktie

1.2. Statistische
onderrapportage
van legale activiteiten (straatmuziek e.d.)

2.1. Handelenin

2.2. Knoeierij,

geregistreerde

gestolen
goederen

evenzeer te maken met het feit dat veel onderzoekingen naar en metingen van de onzichtbare economic een uitdrukkelijke theoretische basis ontberen. Dat verklaart
ook de diversiteit van de uitkomsten. Zo
heeft Douben kortelings een onderzoek
van Frey en Week besproken, waarin zij
trachten te bepalen welke van de 17
OECD-landen de koplopers, de middenmeters en hekkesluiters zijn als het gaat
om de schaduweconomie. Als oorzaken en
determinanten vinden zij achtereenvolgens: de macro-economische belastingdruk, het aantal regelingen van overheidswege, de belastingmoraal, de stijging van
de belastingdruk in het recente verleden,
het deelnemingspercentage aan het arbeidsproces en het gemiddeld aantal arbeidsuren. Op kop lopen dan Nederland en
Belgie, op enige afstand gevolgd door
Frankrijk, Italic en Oostenrijk, met aan de
voet van de rangschikking Zwitserland,
Japan, Finland en de Verenigde Staten 5).
Het kost weinig moeite om onderzoekingen aan te halen die een andere rangschikking te zien geven. Dezelfde Frey en Week
rapporteren bij voorbeeld in 1982 dat Zweden en Denemarken op kop lopen, met Nederland op de vijfde plaats 6). Zulke kritiek is natuurlijk gemakkelijk te pareren
door te wijzen op uiteenlopende schattingsprocedures, maar feit is dat het gedurig samenstellen van de ,,top-tien” ons
weinig inzicht verschaft in de verschuivingen binnen het zwarte gebeuren, om nog
maar te zwijgen van de gedragsmechanismen bij economische subjecten. Douben heeft in ieder geval het gelijk aan zijn
zijde, waar hij opmerkt dat een goed gefundeerde economische theorie ontbreekt,
die de relatie tussen formele en informele
economic kan verklaren en het mogelijk
maakt conclusies te trekken die voor het
overheidsbeleid van belang zijn. Want het
louter bestaan van de informele economic
leidt ertoe dat het overheidsbeleid feitelijk
altijd partieel beleid is 7). De vraag is echter of de economische discipline hier niet
de hulp behoeft van andere sociale wetenschappen zoals antropologie, sociologie en
psychologic?
Men kan moeilijk volhouden dat economen – in hun ijver om de schaduweconomie bloot te leggen – zich onverschillig betonen voor de inbreng van andere sociale
wetenschappen. Het vervelende is alleen
dat zij het op hun eigen houtje proberen,
wat tot koddige resultaten kan leiden. LaESB 16-5-1984

(bij voorbeeld

in de bouw)

3. Niet behorend

Hoe ziet de psychologic van de belastingfraudeur eruit en wat brengt mensen ertoe
om in dienstverband te sjoemelen en te
knoeien? Laten we beginnen met de tweede
vraag en daarna het fiscale sjoemelen on-

tot de Nationale
Rekeningen

der de loep nemen. Traditioneel valt de

1.3. Doe-het-zelfarbeid

teit. Deze term — in 1939 gelanceerd door
de Amerikaanse socioloog Edwin Sutherland – is echter buitengewoon vaag en
glibberig. Essentie is in ieder geval dat het
sjoemelen en knoeien slaat op dubieuze activiteiten in het kader van de beroeps- en

2.3. Clandestiene

kamerverhuur b.v.

ten we eens zien wat de Zwitserse economen Frey, Week en Pommerehne ervan terechtbrengen 8). Zij starten met de veelbelovende uitspraak dat belastingheffing
toch niet de enige relevante factor kan zijn
ter verklaring van de schaduweconomie.
Zo heeft Italic, vergeleken met andere
OECD-landen, een tamelijk lage belastingdruk terwijl toch algemeen wordt aangenomen dat dit land een uitzonderlijk grote

schaduweconomie heeft. De geneigdheid
van individuen om van de officiele naar de

officieuze economic over te stappen, hangt
dan mede af van hun algemene houding tegenover regering en staat. Naarmate die als
minder legitiem worden gezien, neemt de
neiging tot bedriegen en knoeien toe. De
geslonken, psychologische barriere tussen
officiele en officieuze economic wordt dan
gemeten aan de hand van enquetevragen,
die worden verondersteld een gewijzigde
belastingmoraal te indiceren: met welk ty-

pe persoon zou u een belastingontduiker
het meest associeren (m.n. bon-vivant,
echte zakenman)?; hoe zwaar voelt u zich

belast door collectieve heffingen (met name veel te zwaar, te zwaar)?; welke politie-

ke verlangens vindt u persoonlijk het belangrijkst (met name belastingverlaging)?;
over welke problemen maakt u zich persoonlijk het meest zorgen (met name belastingdruk)? Deze vragen bieden de auteurs een index van dalende belastingmoraal, die samen met andere factoren de ontwikkeling van de schaduweconomie moet
verklaren.
Deze meting is nauwelijks serieus te ne-

bestudering van sjoemel- en knoeiwerk onder de noemer van witteboordencriminali-

bedrijfsuitoefening. Omdat dit gedrag zo

in het verlengde ligt van de normale beroepsuitoefening, is er veelal sprake van
een grote onzichtbaarheid: de fabrikant
die ondeugdelijk materiaal verwerkt in zijn
produkten, de computertechnicus die in-

formatie aan derden verkoopt of de ambtenaar die kantoorbenodigdheden voor eigen gebruik aanwendt. De angelsaksische
woordenschat is bijzonder rijk, waar het
gaat om de benoeming van activiteiten die
voor de buitenstaander onoirbaar zijn,
maar voor de ingewijde gewoonterecht
hebben verkregen: pilfering, fiddling, pinching, poaching, purloining, filching, finagling, flanking, screwing, fixing, dodging, diddling, dealing, stealing, smuggling, sneaking, gouging, scrounging 9).
Het Nederlands is wat dat betreft pover:
ritselen, rommelen, versieren, scharrelen,
foezelen, sjoemelen, knoeien, rotzooien,
regelen, organiseren. Ofschoon het Bargoens voor bedriegen weer veel goed
maakt: benosselen, beseibelen, besjoemelen, jatmouzen, neppen, oetsen, okketaaien, scheppen, tillen, trappen, vaandelen,
zeperen 10). Opmerkelijk is overigens dat
sommige uitdrukkingen een erotische

(bij-)betekenis hebben gekregen, zoals versieren (verleiden) of screwing (copuleren).
Hanteren we de kernachtige term „ fiddling” – sjoemelen en knoeien – , dan is
dat in navolging van Mars als volgt te omschrijven: ,,The movement of resources to
individual private use that do not appear in
official accounts – or that appear in official accounts under different headings and which are acquired by individuals
through their relationship to a job. These
resources may derive directly from the job

men, omdat mensen desgevraagd altijd

or be allocated from an outside source that

zullen menen dat de belastingdruk te hoog

relates to the job” 11). Mars heeft boeiend

is, hun grootste zorg is enz. Zolang ook
respondenten niet worden geconfronteerd
met de consequenties van hun voorkeuren
— zoals vermindering van collectieve
voorzieningen — leveren enquetevragen
een vrijblijvend, zo niet koddig resultaat

5) N.H. Douben, Informele economic, MaandschriftEconomic, jg. 48, 1984, biz. 1-4; Bruno

op. Men peilt een stemming die niet wortelt

in de realiteit.

S. Frey en Hannelore Week, Estimating the sha-

dow economy: a ‘naive’ approach, Oxford Economic Papers, jg. 35, 1983, biz. 23 -44.
6) Zie Frey en Pommerehne, op.cit., biz. 19.
7) Douben, op.cit, biz. 3.

8) Bruno S. Frey, Hannelore Week en Werner
W. Pommerehne, Has the shadow economy

Sjoemelen en knoeien

grown in Germany? An exploratory study, Review of World Economics, jg. 118, 1982, biz.

De vraag blijft overeind hoe onze heimelijke volkshuishouding dan wel kan worden blootgelegd? Zonder het nut van
macro-economische onderzoekingen te
kleineren, kan worden gezegd, dat we ook
inzicht behoeven in de gedragslogica van

499-524.

economische subjecten op micro-niveau.

9) Stuart Henry, The hidden economy. The context and control of borderline crime, Londen,
1978, biz. 4.

10) Enno

Endt,

Bargoens

woordenboek,

Amsterdam, 1974.

11) Gerald Mars, Cheats at work. An anthropology of workplace crime, Londen, 1982, biz. 10.

479

veldwerk verricht om inzicht te krijgen in

venwichtigheden voordoen tussen vraag en

niet aan de grote klok hangen of men gaat

de microkosmos van het sjoemelen en
knoeien in dienstverband. Spectaculaire
verklaringen biedt zijn studie niet, maar

aanbod en dat kan betrekking hebben op

er prat op de belastingen te hebben genept,

zowel goederen als informatie. Het zijn

terwijl men in feite zuiver op de graat is.

stadium. Wel biedt hij een classificatie van
typen sjoemel- en knoeiwerk gekoppeld

hier de ,,gate-keepers” die voordelen in de
wacht slepen (b.v. onroerend-goedmarkt,
termijnhandel, paardenraces). Ten slotte
zijn er de driehoeksrelaties en -allianties in

aan typen beroeps- en bedrijfsuitoefening.

werkgelegenheidsstructuren die uitnodi-

Zo beschouwd, ligt de verdienste van zijn

gen tot onregelmatigheden, zoals de cafebaas en de kellner die de klant neppen of de
kellner en bevriende klant die de cafebaas
neppen.

Om de invloed van dit soort mechanismen
te verminderen wordt bij voorbeeld gebruik gemaakt van technieken als de ,,locked box”, ..randomized response” en de
,,bogus pipeline”.
Bij de eerste techniek stopt de respondent het ingevulde, anonieme formulier in
een afgesloten doos, die pas door de onderzoekers wordt geopend nadat alle respon-

dat kan moeilijk worden verwacht in dit

studie in een correctie en aanvulling op de

gangbare arbeids- en bedrijfssociologische
inzichten, bij voorbeeld waar het gaat om

denten hun formulieren hebben ingele-

heimelijke beloningen 12), werksabotage,

informele netwerken, arbeidsvervreemding en dagdieverij. Voor zijn classificatie
van beroepstypen maakt Mars gebruik van
een tweetal dimensies:, .grid” en,,group”.
De eerste dimensie bepaalt als het ware de
mate waarin iemands gedrag wordt gedetermineerd en vastgelegd door bij voorbeeld technologie (vgl. arbeiders aan de lo-

verd. De tweede techniek lijkt nog beter in
Onderzoek naar fiscaal sjoemelen en

staat om de anonimiteit van de respondent

knoeien

pende band) of door werkorganisatie (vgl.
vliegtuigbemanning). De tweede dimensie

tal publikaties op de vingers van een hand
te tellen. De jaren zeventig leveren echter

benadrukt de mate waarin de functie van

een dertigtal artikelen op waarin de verkla-

te garanderen. Een voorbeeld ter verduidelijking: er bevinden zich 100 personen in
een zaal en iedereen heeft een munt. De
proefleider stelt een gevoelige vraag – b.v.
heeft u in de afgelopen week een rood stoplicht genegeerd? Vervolgens werpt iedereen zijn munt, zonder dat anderen kunnen
zien wat het resultaat is. Iedereen die kop
heeft geworpen of door rood is gereden,

het individu als het ware ondergeschikt is

ring van het fiscale sjoemelwerk centraal

dient nu zijn vinger op te steken. Wanneer

aan die van het collectief (vgl. vertegen-

nu 60 personen hun vinger opsteken, bete-

natie van de twee dimensies levert een viertal beroepstypen op, door Mars benoemd
als: ,,haviken” (b.v. verkopers, organisatie-adviseurs, taxichauffeurs), ,,ezels”

staat. Tijdens de eerste jaren van dit decennium is de groei exponentieel. Alleen al in
de eerste drie jaren zijn er bijna net zoveel
publikaties als in de tien daaraan voorafgaande jaren. Edit indrukwekkend is deze
belangstelling nog niet, wanneer zij al-

er 10 (20%) hun vinger hebben opgestoken
omdat ze door een rood stoplicht zijn gereden. Vanzelfsprekend gaat dit percentage
ook op voor hen die kop wierpen. Met an-

(b.v.

woordigers met havenarbeiders). Combi-

lopende-bandwerkers,

De belangstelling van sociale wetenschappers voor belastingweerstand houdt
niet over. In de jaren vijftig, maar ook in

het daaropvolgende decennium, is het aan-

kent dit dat van degenen die munt wierpen

cassieres),

thans wordt afgezet tegen de inkomsten-

dere woorden, we kunnen schatten dat van

,,wolven” (b.v. mijnwerkers, havenarbeiders, hotelpersoneel), ,,gieren” (b.v.
vrachtwagenchauffeurs, vertegenwoordigers). Typerend voor de haviken is bij

derving. Een mogelijke verklaring hierzover belastingweerstand zich in de heimelijkheid afspeelt en het vragen stellen aan

deze 100 personen er 20 in de afgelopen
week een stoplicht hebben genegeerd. Zowel voor de personen zelf als voor de
proefleider blijft echter verborgen, wie er

voorbeeld het soort sjoemel- en knoeiwerk, dat de vorm aanneemt van ,,aange-

belastingplichtigen niet de meest adequate

al dan niet door rood is gereden terwijl

benadering lijkt. Hoe wordt dit probleem
nu in het algemeen benaderd? Alvorens deze vraag te beantwoorden aan de hand van

toch een goede schatting van het totale percentage verkregen kan worden.
Staat bij deze twee technieken staat
vooral de anonimiteitsgarantie centraal,
bij de ,,bogus pipeline”-techniek wordt
gestreefd naar een zo betrouwbaar mogelijk antwoord van de respondent. Respondenten worden er namelijk van overtuigd
dat de betrouwbaarheid van hun antwoorden op een onafhankelijke manier kan
worden gecontroleerd door de onderzoeker, b.v. met behulp van een leugendetector of een speekseltest. Omdat een dergelijk apparaat niet hoeft te bestaan, heeft
men aan deze techniek de naam gegeven
van ,,bogus pipeline (to the truth)” of wel
pseudo-pijpleiding naar de waarheid. Bij
onderzoek naar belastingweerstand zou
men de ,,bogus pipeline” als volgt kunnen
gebruiken. Men deelt de respondent mee
toegang te hebben tot de dossiers bij de
belastinginspectie, zodat de antwoorden
gecontroleerd kunnen worden. Omdat een
dergelijke toegang zonder toestemming
van de belastingdienst en de respondent bij
de wet verboden is, is er dus sprake van een
,,bogus pipeline”.

klede” declaraties. In de woorden van een
journalist: ..everyone knows that a good
story deserves good expenses”. En bij de
ezels veschaft het sjoemelen en knoeien
vaak de individualiteit en creativiteit die
hun in hun officiele werk wordt ontzegd.

Alles bijeen rijst er uit het onderzoeksverslag van Mars een kleurrijk beeld op
van beroepsgebonden sjoemel- en knoei-

activiteiten, die door de buitenstaander
gauw worden bestempeld als onoirbaar of

frauduleus: ,,The use of words to describe
what is seen suggests that different viewpoints need different words to describe the
same view. A businessman, as a hawk,
might describe his expense allowance as a
‘perk’. Viewed from outside, it will, howe-

voor lijkt de moeilijke meetbaarheid, voor

enige voorbeelden uit de onderzoekprak-

tijk, geven we eerst een omschrijving van
gedrag. Vervolgens bespreken we een drietal technieken om de betrouwbaarheid van
zelf-gerapporteerd gedrag te verhogen.
Daarna worden enige onderzoekstypen

met betrekking tot belastingweerstand kritisch besproken, gevolgd door een suggestie hoe het wel zou kunnen.
Een aanzienlijk deel van het empirisch

onderzoek in de sociale wetenschappen economie, sociologie en psychologic tracht het gedrag van mensen te beschrijven en te verklaren. Maar omdat gedrag in
de natuurlijke omgeving niet of nauwelijks

ver, look like ‘fiddle’. And viewed from a

kan worden gemeten, nemen onderzoekers

strong-grid position – by, for example,

vaak hun toevlucht tot substituten zoals

the Inland Revenue – it will look more like ‘fraud'” 13).

uitspraken over gedrag in het verleden, heden of in de toekomst. Deze vormen van

Wat zijn nu – tegen deze achtergrond

zelf-gerapporteerd gedrag vervangen het

— de belangrijkste factoren die het sjoemelen en knoeien in dienstverband verge-

extern-gevalideerde gedrag, dat door mid-

makkelijken? Mars behandelt de volgende
,.fiddle-prone factors”. Allereerst de eenmalige transacties die clienten – met name
in hun rol van reiziger en toerist — kwetsbaar maken voor ,,fiddling” (b.v. horeca-

den vastgelegd, b.v. door derden, officiele

stukken e.d.
Er zijn veel redenen waarom zelfgerapporteerd gedrag tot onbetrouwbare
resultaten kan leiden 14). Bij onderzoek

bedrijven, benzinestations, reisbureaus).

naar belastingweerstand, met vragen over

Vervolgens wordt het sjoemelen en knoeinodige expertise veronderstellen en de
klant over weinig of geen kennis van zaken

aangiften in het verleden, kan de respondent zich vergissen, zaken vergeten of onkundig zijn over het al dan niet geoorloofd
zijn van bepaalde handelingen. Daarnaast

beschikt (b.v. tv-reparaties, organisatie-

kan ook sociaal-wenselijkheidsgedrag ver-

adviezen, medische ingrepen). Een derde

storend werken en wel in twee richtingen.

sjoemelfactor valt te vinden waar zich one-

Men ontduikt belastingen, maar wil dat

en in de hand gewerkt waar transacties de

480

del van objectieve waarnemingen kan wor-

12) Zie b.v. het artikel van Jason Ditton, Perks,

pilferage, and the fiddle. The historical structure
of invisible wages, Theory and Society, jg. 4,
1977, biz. 39-71.
13) Mars, op.cit., biz. 166, 167.
14) R.E. Nisbett en T.D. Wilson, Telling more
than we can know: verbal reports on mental processes, Psychological Review, jg. 84, 1977, biz.
231-259.

Zeven voorbeelden

die van de vaker bestrafte uitkeringsfraudeur.

ma’s met betrekking tot deprivaties waarin

zoeken naar belastingontduiking omdat
deze ernstig achterlopen op de realiteit. Beleidsaanbevelingen zijn daardoor snel achDrost en Jongman menen iedere keer de terhaald. McCrohan stelt voor om te werken met survey-methoden, waarbij geongelijke verdeling van maatschappelijke
invloed over de verschillende maatschapbruik kan worden gemaakt van de ,,locked
pelijke lagen te herkennen. Deze witte- box”- of ,,randomized response”boord-verklaring staat op gespannen voet
techniek. Met name de laatste techniek
met ander – niet door hen geciteerd – on- geeft een hoger percentage belastingontderzoek waaruit blijkt dat er tussen de ver- duikers te zien dan de veel gebruikte, direcschillende sociale lagen geen verschil te vragen in survey-onderzoek.
bestaat in de rangorde die men toekent aan
6. Experimentele studies. Auteurs als
een groot scala van misdrijven en evenmin
Thibaut c.s. 23) achten het beeld van het
aan de sanctiezwaarte die men aan deze individu als rationele beslisser die strafmisdrijven verbindt 18). Wellicht snijdt
grootte en pakkans afweegt in een kosteneen andere verklaring meer hout 19). De batenmodel alvorens te besluiten tot regelsociale afkeuring van belastingontduiking ontduiking, te beperkt. Zij kiezen voor een
is minimaal omdat men dit beschouwt als andere invalshoek namelijk de interdepenhet gedwongen inleveren van zelf verdiend
dentie tussen wetgever en individu. Deze

het kosten-batengedrag van het individu

geld. Uitkeringsfraude wordt daarentegen

relatie wordt bepaald door ten minste twee

centraal staat. Meijers constateert dat de
essentiele elementen in zijn model – de deprivaties — vrijwel onmogelijk te onderzoeken zijn. Voor menig onderzoeker zou
hiermee de theorie zijn afgedaan, omdat
zij immers niet falsifieerbaar is. Ongehin-

vanuit een geheel andere invalshoek benaderd. Sociale uitkeringen worden gezien
als ,,onverdiend” inkomen. Zij die naast
hun uitkering nog extra, zwart inkomen

kenmerken, correspondentie en participatie. In een corresponderende relatie hebben
beide partijen er voordeel bij wanneer subjecten de wet gehoorzamen. Participatie

verwerven, worden daarom eerder aange-

betreft de invloed die partijen hebben op

bracht en gestraft.
4. Survey-onderzoek. Lau en Stevens
naar kenmerken van de belastingbetaler,
waarbij zij zich laten verleiden tot gegoochel met operationaliseringen. De centrale

het wetgevende proces. De resultaten van
het door de auteurs beschreven ..business
game” met betrekking tot belastinggedrag
tussen overheid, bedrijven en kopers tonen
aan dat individuen zich meer aan regels
houden in de corresponderende interac-

vraag uit hun onderzoek betreft de hou-

ties. In de corresponderende situaties blijkt

ding tegenover het verminderen van de belastingdruk door fraude, het opgeven van
privekosten als zakelijke kosten of het toepassen van foefjes die niet in strijd zijn met
de letter van de wet. De antwoordcategorieen zijn resp.: zeer afkeurenswaardig, afkeurenswaardig, afkeurenswaardig doch
begrijpelijk, niet afkeurenswaardig. Problematisch is vooral de verwerking van de
antwoorden op deze vraag. Immers, in een
toelichting schrijven de auteurs: ,,Respon-

regelconform gedrag positief samen te
hangen met de mate waarin de individuen
hebben kunnen participeren in het wetgevende proces en negatief met de specifici-

Richten we nu onze aandacht op enkele
artikelen die min of meer model staan voor
typen onderzoek naar het fiscale sjoemelen
en knoeien.

1. Theoretisch onderzoek. Met behulp
van de anomietheorie van Merton ontwerpt Meijers 15) een verklaringsmodel
voor belastingweerstand en plaatst daarbij
het gedrag op een glijdende schaal van conformisme — betaling – naar non-conformisme — ontduiking en ontwijking. Daarmee kent hij een cruciale rol toe aan het
normbesef van de belastingplichtige. De
verklaring van het gedrag, dat wil zeggen
de plaatsing op de schaal, wordt uitgewerkt met een zestal leertheoretische axio-

derd door gebrek aan ter zake doend empi-

risch materiaal, koppelt de auteur deelgegevens uit verschillende onderzoekingen
aan elkaar zonder zich te realiseren dat
twee zwakke gegevens nog geen sterk gegeven vormen.
2. Attitude-onderzoek. Ofschoon het
onderzoek van Tittle 16) niet helemaal past
onder het kopje attitude-onderzoek,
bespreken we het hier omdat het een aardig
contrast oplevert met dat van Meijers. In
zijn inmiddels klassieke onderzoek toetst
Tittle de verklarende waarde van acht sociologische en sociaal-psychologische theorieen – waaronder die van Merton – aan
negen verschillende gedragingen waartoe

belastingweerstand. De onderzoekbevindingen zijn strijdig met die van Meijers. De
verklarende kracht van Mertons relatievedeprivatietheorie komt als een van de
zwakste te voorschijn. Veel belangrijker
dan de pakkans zijn bij voorbeeld de baten
die men verwacht van ontduiking en de te
verwachten, informele sancties van vrien-

20) hebben meermalen onderzoek verricht

reageerden werden ingedeeld bij de groep
die niet geneigd was tot vermindering van
de belastingdruk; degenen die zich bij alle

vragen begrijpend of niet afkeurend
opstelden, werden ingedeeld bij de categorie die sterk geneigd was tot belastingvermindering. De overigen werden in de mid-

3. Gedrags- of dossieronderzoek. Met
het doel een theoretische inkadering te geven voor het lage strafrisico bij belastingontduiking onderzoeken Drost en long-

dencategorie ingedeeld” 21). De toevoeging ,,doch begrijpelijk” bij de derde ant-

man 17) 1.000 dossiers bij de belasting-

dienst. Hieruit blijkt dat 34% van de aangifte onjuistheden bevat; 65% hiervan kan
worden beschouwd als een (verijdelde) poging tot belastingontduiking. En in slechts
3% van de ontdekte gevallen wordt een

baar. Vervolgens is de stap van ,,niet afkeurend/begrijpend” naar ,,geneigd” niet
te rechtvaardigen. Er bestaat immers geen
causale of logische relatie tussen begrijpen
en zelf doen. Velen van onze zullen bij
voorbeeld homosexueel gedrag kunnen begrijpen en niet afkeuren, maar dat wil niet
zeggen dat wij — daardoor — zelf geneigd
zijn tot homosexueel gedrag. Lau en Stevens maken het erger wanneer zij op een
gegeven moment deze variabele naadloos

ontdekking relatief groot is en de kans op
bestraffing klein. Vervolgens behandelen
ze drie verklaringen voor het geringe strafrisico van dit witte-boordendelict:

kunnen

rekenen

op

acceptatie

van

wetsregels.

15) A.B. Meijers, Belastinggedrag en belasting-

theorie: praktische notities vanuit de theoretische sociologie, Beleid & Maatschappij, jg. 12,
1982, biz. 348-356.
16) C.R. Tittle, Sanction fear and the maintenance of social order, Social Forces, jg. 55,
1976, biz. 579-596.

17) T.R. Drost en R.W. Jongman, Ontduiken

woordcategorie tilt de scores op deze vraag

van de inkomstenbelasting, in: A.J. Hoekema

van eendimensionaal naar tweedimensio-

en J. van Houtte (red.), De rechtssociologische

naal en maakt de meting in feite onbruik-

werkkamer, Deventer, 1982, biz. 133 – 154.

18) L. Sebba, Attitudes of new immigrants towards white-collar crime: a cross-cultural exploration, Human Relations, jg. 36, 1983, biz.
1091-1110.
19) S. Uglow, Defrauding the public purse: pro-

a. de onzichtbaarheid van schade en

laten overgaan in ,,belastingmoraal”.

slachtoffers;
b. het nieuwe karakter van belastingontduiking, waardoor dit delict moeilijk
valt op te sporen en/of te bewijzen;
c. een conflicttheoretische verklaring, gebaseerd op de maatschappelijke positie
van de dader, welke veelal hoger is dan

Tussen moraal en geneigdheid, evenals tussen houding en moraal (normen) kunnen
grote verschillen bestaan.
5. Onderzoek naar zelf-gerapporteerd
gedrag. Een dergelijk onderzoek is dat van
McCrohan 22), die ontevreden is met de
door de belastingdienst uitgevoerde onder-

ESB 16-5-1984

nieerd. De resultaten suggereren dat een
wetgever meer rekening moet houden met
het patroon van wederzijdse afhankelijkheid tussen wetgever en justitiabelen om te

denten die bij de drie vragen afkeurend

den en kennissen.

boete opgelegd. Op grond van deze gegevens concluderen de auteurs dat de kans op

teit waarmee de wetten worden gedefi-

secuting in social security, revenue and excise ca-

ses, Criminal Law Review, 1984, biz. 128-141.
20) J. Lau en L.G.M. Stevens, Nadere kennismaking met de belastingbetaler, Maandblad
Belastingbeschouwingen, jg. 50 en 53, 1981,
1983, biz. 57-62 resp. 86-91; idem, De belastingbetaler en zijn profijt, MBB, jg. 53, 1983,
biz. 27-35.
21) Idem, op.cit., 1981, biz. 59.

22) K.F. McCrohan, The use of survey research
to estimate trends in non-compliance with federal income taxes, Journal of Economic Psychology, jg. 2, biz. 231 -240.
23) J. Thibaut e.a., Compliance with rules: some social determinants, Journal of Personality
and Social Psychology, jg. 30, 1974, biz.
792-801.

481

7. Veldonderzoek. Het onderzoek van
Guevara 24) werd uitgevoerd door de onderzoekafdeling van de Filippijnse belastingdienst. De auteur toetst een eenvoudig model op een kleine groep belastingontduikers, waarbij ontduiking is gedefinieerd als een functie van inkomen, opleiding, belastingethiek, gepercipieerde
rechtvaardigheid van het belastingstelsel

leen kan worden verkregen wanneer onder-

en gepercipieerde pakkans. Van deze

knoeien inmiddels wijdverspreid te zijn,

H.J. van de Braak

laatste drie variabelen wordt slechts de wijze waarop de perceptie van rechtvaardige

het is nog verre van gewoon dat men daarover open kaart speelt met onderzoekers

D.J. Hessing

lastenverdeling is gemeten, volledig weer-

die er onderzoek naar doen. Bij medewer-

gegeven. Opvallend is dat een van de drie
items op de schaal luidt: ,,Er is geen reden
om belasting te betalen, omdat belastingen
onjuist worden uitgegeven”. Het is dan
ook niet verwonderlijk dat deze variabele
een sterke samenhang te zien geeft met scores op de belastingethiek. Opmerkelijk is
nog de bevinding dat er meer ontdoken

king van de belastingdienst worden de onderzoekers bovendien licht geassocieerd
met die dienst. Wellicht dat de inschakeling van een tussenpersoon (notaris) een situatie schept waarbij een anonieme koppeling van inspectiegegevens en respondentgegevens mogelijk is zonder dat de betrokken partijen — inspectie, notaris, onderzoekers — op enig moment de individuele
gegevens aan een naam kunnen verbinden.

blijkt te worden naarmate men meer ver-

wacht gepakt te worden Guevara tracht dit
paradoxale verschijnsel te verklaren vanuit
de gepercipieerde rechtvaardigheid van het

belastingsysteem. Invloedrijke ontduikers
worden — in deze perceptie – beschermd
door belastingambtenaren en men verwacht een zelfde bescherming als men zelf
gepakt wordt.

Wat te doen?
De hierboven besproken onderzoeken
vormen slechts een kleine selectie uit een
zestigtal onderzoeken sinds 1950 25). In

slechts twee onderzoeken 26) is een relatie
gelegd tussen predictoren als houding, normen, percepties van pakkansen en het
daadwerkelijke gedrag. Opvallend daarbij
is dat deze onderzoeken plaatsvinden met
medewerking van de belastingdienst, die
inzage verleent in de dossiers. In de meeste
andere onderzoeken wordt gewerkt met
zelf-gerapporteerd gedrag. Het is echter

bekend dat feitelijke gedragingen en zelfgerapporteerd gedrag door ten dele verschillende determinanten worden bepaald.
Het onderscheid tussen zelf-gerapporteerd

gedrag en extern-gevalideerd gedrag resulteert — wat betreft de determinanten — in
grotere discrepanties wanneer er met betrekking tot het gedrag sterk uiteenlopende
normen bestaan, zoals rechtsregels,
sociaal-economische desiderata e.d. Conclusie: onderzoekingen naar de determinanten van belastingweerstand zijn bij
voorbaat gedoemd te mislukken wanneer

zij zich beperken tot zelf-gerapporteerd gedrag. Met geen enkele zekerheid kan immers worden vastgesteld welke determinanten wel en welke geen invloed uitoefenen op het daadwerkelijke gedrag. Zulk
gedrag dient dus een constituerend onderdeel te zijn van het onderzoeksmodel.
Het is duidelijk dat een dergelijk onderzoek slechts kan plaatsvinden indien fiscale autoriteiten – met inachtneming van de
geheimhoudingsplicht – hieraan hun medewerking verlenen. Ten onzent heeft de
staatssecretaris van Financien in de Fraudenota (1982) zijn medewerking in ieder

geval toegezegd. Het ligt voor de hand dat
de medewerking van de belastingdienst al482

zoekers de garantie kunnen geven dat de
respondenten slechts dan in het onderzoek
worden betrokken wanneer zij vooraf
toestemming hebben gegeven om him aangiften bij de inspectie in te zien. Deze
toestemming zal niet gemakkelijk te verkrijgen zijn.

Met een dergelijke constructie lijkt het mogelijk om houding en gedrag aan elkaar te
relateren, terwijl de anonimiteit van de

respondenten gegarandeerd blijft 27). Het
wachten is dus op onderzoekers die dat riskante en uitdagende aspect van onze heimelijke volkshuishouding voor hun rekening nemen.

Ook al lijkt het fiscale sjoemelen en

24) M.M. Guevara, The dynamics of rate delinquency in the Philippines: a case study, Manilla,
1982.

25) De volledige lijst is op aanvraag verkrijgbaar bij de auteurs.

26) R.D. Schwartz en S. Orleans, On legal sanctions, The University of Chicago Law Review,
jg. 73, 1966/67, biz. 274-300; Guevara, op.cit.

27) H. Elffers en D.J. Hessing, Het verkrijgen
van gevoelig materiaal: belastingweerstand als
case study, Rotterdam, 1984.

Auteurs