Op feestjes kun je maar beter niet zeggen dat je bankier bent. Met woningcorporatiebestuurders is het tegenwoordig niet veel beter gesteld. Aanschaf van een bizarre boot, malversaties en uit de hand gelopen spelletjes geklungel met complexe financiële instrumenten. Treurig, zeker. Het beeld van een gedegenereerde sector is echter zeer onterecht.
De meeste corporaties doen gewoon waar ze voor worden opgericht, namelijk het bouwen en verhuren van sociale woningen voor mensen met een lager inkomen. De reden voor de excessen ligt in de gebrekkige manier waarop het verantwoordelijke ministerie in de loop der jaren heeft aangegeven waar de publieke taak van corporaties precies uit bestaat. Hierdoor gaan corporaties zelf pionieren, vaak met goede resultaten, soms met rampzalige.
Dat pleit het schandalige gedrag van sommige bestuurders allerminst vrij, maar zegt verder vrij weinig over de mores in de sector. De prestaties in de sector worden de laatste vier jaar gemeten via visitaties, ontwikkeld door de sector samen met het betrokken ministerie, de Woonbond, de VNG en de Vereniging van Toezichthouders Woningcorporaties. Hoe zien die visitaties eruit en wat komt eruit?
Een aantal onafhankelijke en speciaal hiervoor geaccrediteerde onderzoeksbureaus (waaronder het bedrijf waar ik werk Ecorys) heeft al bij bijna 400 van de 430 corporaties in Nederland visitaties uitgevoerd. Er ligt een schat aan gegevens over de prestaties van woningcorporaties.
Uit die gegevens blijkt allereerst dat de corporaties gemiddeld een ruime voldoende scoren. Zo’n rapportcijfer is niet zaligmakend maar toont in ieder geval wel aan dat de misstanden niet wijdverbreid zijn. De visitaties laten uitgebreide beschrijvingen van prestaties zien bijvoorbeeld op het gebied van nieuwbouw en onderhoud, financiën, toezicht en de mening van belanghebbenden. Wat blijkt?
Het gros van de corporaties blijft op het gebied van inkomsten en uitgaven binnen de gestelde kaders. Het komt voor dat een corporatie onevenredig veel vermogen op de bankrekening heeft staan. Ook zijn er corporaties die meer lenen en investeren dan verantwoord is. Ieder exces is er een teveel, maar ze behoren tot de grote uitzonderingen.
Op het gebied van bestuur en toezicht scoren de corporaties het laagste cijfer. Vooral de controle op de beleidsuitvoering en de samenstelling van de raad van toezicht laten te wensen over. Het komt regelmatig voor dat jaarplannen en begrotingen niet tussentijds worden geëvalueerd of bijgesteld. Ook ontbreken kwartaalrapportages om tijdig financieel bij te kunnen bijsturen. Te vaak zijn commissarissen oud-bestuurders van de corporatie of notabelen uit de gemeente en zijn er twijfels over hun onafhankelijkheid en deskundigheid.
De corporaties zelf gebruiken de visitaties om te laten zien dat ze hun zaken op orde hebben en/of als middel om zichzelf te verbeteren. Deze zelfregulering is nuttig maar tevens vrijblijvend; corporaties kunnen ook besluiten niets te doen met de resultaten. De visitaties waren bedoeld als instrument voor corporaties om verantwoording over hun prestaties af te leggen aan de toezichthouders en de samenleving. Lage scores zouden voor toezichthouders aanleiding moeten zijn de regels aan te scherpen of de betreffende corporaties aan een nader onderzoek te onderwerpen en voorwaarden te stellen voor verbetering. Helaas gebeurt dat op dit moment niet of nauwelijks; een gemiste kans.
Het is helder wat er moet gebeuren in corporatieland. De politiek moet eindelijk eens zijn verantwoordelijk nemen door corporaties te vertellen wat van ze verwacht wordt. Of de aangekondigde parlementaire enquête tot deze zelfreflectie gaat leiden is twijfelachtig. Ervaring leert dat enquêtes vooral leiden tot het wijzen naar anderen en het meehuilen met de wolven in het bos. De corporaties en de toezichthouders kunnen zelf vast het goede voorbeeld geven door de visitaties beter te benutten en het toezicht te professionaliseren.
NB (ik heb bij deze blog gebruik gemaakt van dit artikel)
Auteur
Categorieën