Ga direct naar de content

Monti’s erfenis

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 10 2004

Monti’s erfenis
Aute ur(s ):
Eric van Damme (auteur)
De auteur is als hoogleraar economie verbonden aan het CentER van de Universiteit van Tilburg en is directeur van het Tilb urg Center for Law and
Economics (tilec). Eric.vanDamme@uvt.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4448, pagina 581, 10 december 2004 (datum)
Rubrie k :
prikkel
Tre fw oord(e n):

Op de dag dat dit nummer van esb verschijnt, bespreekt onze eerbiedwaardige, stokoude kvs niet alleen de vraag of het met innovatie in
Nederland ooit nog wat wordt, maar ook of de samenwerking met esb geïntensiveerd moet worden. Het laatste punt raakt direct de eigen
portemonnee. Zullen de oudjes bereid zijn het door hen bijeengespaarde vermogen in te zetten om esb te steunen en zo de economische
wetenschapsbeoefening en de beleidspraktijk in Nederland op een hoger niveau te brengen? esb is overigens een mooie illustratie van
de ‘Europese Paradox’: onze wetenschappelijke publicaties worden door academici, waar ook ter wereld, hoog gewaardeerd, maar ze
worden buiten de universiteit te weinig benut en slechts in beperkte mate geïnspireerd door de beleidsproblemen van alle dag. De
overlap tussen poldertop en internationale supersterren is niet groot, maar misschien moeten we wel tevreden zijn dat de doorsnede niet
helemaal leeg is (zie ook het artikel op bladzijde 586).
In de kvs-bundel speculeren Bas Jacobs en Jules Theeuwes over de vraag waarom Nederlanders en Europeanen in het algemeen, maar
blijven praten over innovatie zonder tot daadwerkelijke actie over te gaan (zie het artikel op de volgende bladzijde). Volgens hen hebben
zowel klassiek links als conservatief rechts een moeizame verhouding met innovatie: “De met innovatie gepaard gaande destructie,
onzekerheid en ongelijkheid wordt door klassiek links als maatschappelijk zeer onwenselijk ervaren. Conservatief rechts heeft ook
niets met innovatie of innovatie-bevorderend beleid, want dat ondermijnt de marktposities van vele bedrijven en welgestelden die nu
ongehinderd kartels kunnen vormen en markten kunnen verdelen.”
Interessant, maar inderdaad speculatief en bovendien aantoonbaar onjuist. Klassiek links en conservatief rechts bestaan ook in de vs,
maar daar heeft men geen last van status-quo bias, zoals het citaat van Robert Gordon, waarmee ze hun artikel openen, laat zien. Waarom
zijn de Democraten bereid ongelijkheid te accepteren en waarom geven de Conservatie-ven toetreders een kans, terwijl wij in Europa niet
in staat zijn onze instituties te hervormen? Waarom leggen wij de nadruk op destructie en zij op creatie? Laat ik ook eens speculeren. Het
komt doordat de Amerikanen een beter begrip hebben van wat concurrentie is en van wat concurrentie kan bewerkstelligen. Ze
accepteren dat concurrentie vervelend is, maar vinden dat het geen zin heeft je ertegen te verzetten. Ze weten ook dat het moeilijker is
uiteindelijk toch toe te moeten geven naar-mate je je langer hebt verzet. Ze accepteren de nadelen op de korte termijn om zo de langetermijnwinsten te kunnen accepteren. Ze hebben economen die hun deze les elke dag weer inprenten.
Zulke economen zijn in Europa schaars. Vorige maand is er nog een van het toneel verdwenen: Mario Monti. Monti’s palmares is
indrukwekkend. Hij heeft voor elkaar gekregen dat in de Europese Grondwet staat dat de eu de plicht heeft op haar grondgebied
ongestoorde en vrije concurrentie te garanderen en dat de Europese Commissie de exclusieve hoeder van dit recht is. De nationale
regeringen hebben geen macht een stok in het wiel te steken, hoe graag ze dat ook zouden willen. Blanchard betoogt dat Europa zich
dankzij deze bevoegdheid van de Commissie, en de macht van de Commissaris voor Concurrentie in het bijzonder, uiteindelijk toch uit
het moeras zal weten op te richten. Eenmaal vrijgemaakt zullen de marktkrachten ook in Europa de machtsbases van politici omverblazen.
Daarvoor is wel nodig dat kiezers ook begrijpen dat hun welvaart bij de markt in betere handen is dan bij politici. Het is te daarom te
hopen dat Kroes ook Monti’s intellectuele voorbeeld zal volgen. In feite was Monti’s strategie simpel, hij heeft steeds op twee paarden
ingezet. Ten eerste heeft hij steeds benadrukt dat concurrentie de beste vriend van de consument is. Het is niet nodig angst te hebben,
niet als consument en niet als werknemer. Ten tweede had hij vertrouwen in de economische wetenschap en was hij ervan overtuigd dat
beter gebruik van economische inzichten tot beter beleid en tot een meer competitieve en innovatieve Europese economie zou leiden.
De afgelopen vijf jaar zijn belangrijke delen van het mededingingsbeleid volledig op de schop gegaan: ze zijn gemoderniseerd,
geëconomiseerd. We hebben nu een zinvoller kader voor de beoordeling van afspraken tussen ondernemingen, waarbij niet op de
juridische vorm, maar op de economische effecten wordt gelet. We hebben een betere toets voor fusiecontrole, die niet kijkt naar de
vraag of er een dominante positie ontstaat, maar of de concurrentie geschaad wordt. We hebben nu een volledig geharmoniseerd
Europees mededingingsbeleid, dat binnen Europa een gelijk speelveld garandeert.
Het werk is echter nog niet af en er zijn drie belangrijke punten waarmee Kroes aan de slag moet: de herziening van het kader met
betrekking tot Artikel 82eg (misbruik van machts-positie), economisering van het beleid met betrekking tot staatssteun en een krachtiger
aanpak van de door de overheid opgelegde beperkingen aan het bedrijfsleven en aan de concurrentie. De uitdaging is groot. Goed beleid
op deze punten is essentieel om de Lissabon-doelstellingen dichterbij te brengen. Is het beleid bij Kroes in goede handen?
De klacht bij haar aantreden was dat ze te nauwe banden met het bedrijfsleven zou hebben. Ik denk dat dit juist een voordeel is. Op de
genoemde terreinen gaat het er immers juist om meer ruimte voor het bedrijfsleven te creëren. Innovatie wordt bevorderd als succesvolle

ondernemingen in staat worden gesteld hun marktmacht uit te buiten. De andere punten op de agenda wijzen vooral in de richting van de
Europese overheden. De ervaringen in Europa (Bolkestein) en Nederland (Kok II) laten zien hoe moeilijk het is daar iets te
bewerkstelligen. Steun vanuit het bedrijfsleven is nodig en mevrouw Kroes heeft laten zien dat ze in staat is die te verwerven. Als ik het
motto voor haar maiden speech zou mogen kiezen, zou ik het wel weten: meer concurrentie op de markt, meer ruimte voor de markt.

Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur