Ga direct naar de content

Minder regulering, meer prestaties?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 13 1996

Minder regulering, meer prestaties?
Aute ur(s ):
Kuper, G.H. (auteur)
Kuipers, S.K. (auteur)
Faculteit der Economische Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4084, pagina 992, 4 december 1996 (datum)
Rubrie k :
Discussie
Tre fw oord(e n):
regulering, marktw erking, regulering

Volgens Koedijk en Kremers (in Regulering en groei in Nederland en Europa , ESB, 16 oktober 1996) zal deregulering van vooral productmarkten de groei van inkomen en productiviteit bevorderen. Kuper en Kuipers stellen dat het door hen waargenomen verband tussen regulering en economische prestaties in sterke mate wordt veroorzaakt door twee landen en dus niet robuust is.
Minder regels leiden tot meer groei. Bevordering van marktwerking in met name de productmarkten is goed voor de economische prestaties van een land. Om deze conclusie te bereiken, hebben Koedijk en Kremers de Europese landen op volgorde gezet, van de meest gereguleerde tot de minst gereguleerde, apart voor arbeidsmarkt en productmarkten 1. De rangordes van de landen worden vervolgens vergeleken met de groei van arbeids- en kapitaalproductiviteit. Met
een regressie-analyse wordt geconcludeerd, dat vooral productmarktregulering een negatieve invloed heeft op de productiviteitsgroei, zodat in sommige landen verdere deregulering geboden is.
In deze reactie spitsen wij onze kritiek toe op de robuustheid van de regressies die ten grondslag liggen aan hun tabel 1, waarin het verband tussen regulering en productiviteitsgroei wordt gemeten.

Tabel 1. De invloed van Ierland en Griekenland
In de bovenste helft van de tabel staan de regressies van het effect van regulering op groei van de factorproductiviteit met Griekenland en Ierland; in de onderste helft staan dezelfde regressies zonder deze twee landen. De geschatte omvang van de effecten van regulering neemt af bij weglating van deze landen, en tegelijk nemen de standaardfouten toe (de t
waarden, tussen haakjes, worden kleiner).
In de drie figuren zijn dezelfde regressies afgebeeld. Verticaal staat de groei van de totale factorproductiviteit, horizontaal resp. de rangorde van regulering van producten arbeidsmarkt samen (boven), alleen de productmarktregulering (m) en alleen de arbeidsmarktregulering (o). De regressie met Ierland en Griekenland is de doorgetrokken lijn, zonder deze landen de stippellijn. In de figuren wordt zichtbaar hoe Ierland en Griekenland de uitkomst beïnvloeden: met hun positie aan de uiterste linkeren rechterkant ‘trekken’ ze de lijn a.h.w. naar zich toe.
Constante

Regulering:
totaal
productmarkt

R2
arbeidsmarkt

11 EU-landen
Groei factorprod.
Groei
Groei
Idem,
Groei
Groei
Groei

2,28
-0,18
(7,58)
(-4,06)
factorprod.
2,35
(9,10)
factorprod.
1,85
(4,20)
zonder Griekenland en Ierland
factorprod.
1,73
-0,09
(5,97)
(-1,96)
factorprod.
1,87
(7,91)
factorprod.
1,24
(3,84)

0,65
-0,19
(-,5,04)

0,74
-0,11
(-1,68)

0,24

-0,00
(-0,09)

0,00

0,35
-0,11
(-3,04)

0,57

In het bovenste deel van onderstaande tabel zijn een aantal resultaten van Koedijk en Kremers herhaald, in het onderste deel staan uitkomsten van dezelfde regressie-analyse, maar dan zonder Ierland en Griekenland. Zonder Ierland en Griekenland is invloed van regulering op groei aanmerkelijk geringer: op het gebruikelijke 5%-significantieniveau heeft totale regulering zelfs geen significante invloed op de groei van de totale factorproductiviteit. Productmarktregulering heeft nu
een aanzienlijk geringere invloed: het effect halveert ongeveer 2.
Ook de determinatiecoëfficiënt (R2) van de regressie verslechtert aanzienlijk als we Griekenland en Ierland uitsluiten. Uit figuur 1a, figuur 1b en figuur 1c valt eenvoudig te zien dat de ligging van deze twee landen in het spreidingsdiagram de uitkomsten van de regressie-analyse sterk beïnvloedt.

Figuur 1a

Figuur 1b

Figuur 1c
De conclusie is dat de waarde van de analyse van Koedijk en Kremers beperkt is, immers de keuze van de steekproef heeft grote gevolgen voor de uitkomsten van de regressie-analyse. Het weglaten uit de steekproef van een of meerdere landen – of het toevoegen aan de steekproef van een of meerdere landen – heeft dermate grote gevolgen voor de uitkomsten, dat het onmogelijk is hieruit algemeen geldende conclusies te trekken. De waarde van dit soort analyses als basis
voor economisch beleid is derhalve niet erg groot.
Om een verklaring te vinden voor het feit dat in de analyse van Koedijk en Kremers de landen Griekenland en Ierland de regressie ‘dragen’, is nader onderzoek nodig. Wellicht wordt de hoge groei in Ierland mede mogelijk gemaakt door EG
-subsidies en is de geringe groei in Griekenland veroorzaakt door grote onzekerheid vanwege hoge inflatie. Het zou ook zo kunnen zijn dat de gemiddelde groei van een land voor een belangrijk deel wordt bepaald door de achterstand die dat
land heeft in termen van inkomen per hoofd (catch-up). Vanwege handel en de beschikbaarheid van technologie is het voor landen met een grote achterstand in inkomen per hoofd relatief eenvoudig een hoog groeitempo te realiseren.
Hieronder breiden we de analyse van Koedijk en Kremers uit door naast regulering ook toe te laten dat er sprake zou kunnen zijn van catch-up. Gebruikmakend van recent cijfermateriaal van Maddison voor het inkomen per hoofd en de indicatoren gebruikt door Koedijk en Kremers hebben we een drietal regressies uitgevoerd 3. In tabel 2 staan de resultaten van deze regressies. De eerste regressie komt ongeveer overeen met die uit tabel 1 van Koedijk en Kremers waarbij de
groei van het inkomen per hoofd wordt verklaard uit maatstaven voor regulering 4. De laatste twee regressies houden rekening met catch-up door het inkomen per hoofd in 1980 aan de regressie toe te voegen. Voorts hebben de eerste twee regressies betrekking op de elf EU-landen uit het artikel van Koedijk en Kremers. De derde regressie is exclusief Griekenland en Ierland.

Tabel 2. Het effect van regulering op de economische groei Gem. 1981-1993, t-waarden tussen haakjes
Constante

inkomen 1980

11 EU-landen
Groei bbp per hoofd

2,49
(12,87)
Groei bbp per hoofd
7,23
(1,96)
Zonder Ierland en Griekenland
Groei bbp per hoofd
11,58
(3,55)

productmarktregulering

R2

0,71

-0,52
(-1,29)

-0,13
(-4,70)
-0,12
(-3,92)

-1,03
(-2,89)

-0,04
(-1,30)

0,79

0,76

De conclusie uit deze tabel is dat, als Griekenland en Ierland worden weggelaten uit de steekproef, de parameter voor regulering van de productmarkt niet langer significant is. Deze analyse versterkt het beeld dat Griekenland en Ierland de relatie tussen regulering en groei dragen, immers voor de overige landen (continentaal Europa inclusief Engeland) is het voornamelijk het inkomen per hoofd in 1980 dat de groei verklaart.
Conclusie
De relatie tussen regulering en groei is een belangrijk onderwerp en de belangstelling van beleidsmakers voor dit onderwerp moge duidelijk zijn. Ook de conclusie van Koedijk en Kremers dat ” …inhoudsvol dereguleren goed [is] voor de economische prestaties van een land …” willen wij wel onderschrijven. Per slot van rekening is deze conclusie niet meer dan een tautologie, zolang het adjectief inhoudsvol niet nader is gedefinieerd 5.
Wordt het begrip regulering geoperationaliseerd, zoals door Koedijk en Kremers is gedaan, dan menen we in elk geval kanttekeningen te kunnen plaatsen bij deze analyse. De gevoeligheid van de uitkomsten voor de keuze van de steekproef is groot.
Zie ook het naschrift; De inter-oculaire test van C.G. Koedijk en J.J.M. Kremers

1 C.G. Koedijk en J.J.M. Kremers, Regulering en groei in Nederland en Europa , ESB, 16 oktober 1996, blz. 848-852.
2 De productiviteitscijfers, zoals door Koedijk en Kremers en ook door ons zijn gebruikt, zijn afkomstig uit de Economic Outlook van de OESO van december 1995. Als we daarentegen de cijfers uit de Economic Outlook van de OESO van juni 1995 gebruiken heeft het weglaten uit de steekproef van Ierland en Griekenland een nog groter effect op de uitkomsten dan nu reeds het geval is.
3 A. Maddison, Monitoring the World Economy, 1820-1992, Development Centre Studies, OESO, 1995.
4 De uitkomsten komen niet precies overeen omdat wij onze analyses hebben gebaseerd op gegevens van Maddison.
5 De tweede auteur van dit commentaar heeft vorig jaar gemeend de opvattingen van beleidsmakers over het verband tussen economische prestatie en marktwerking enigszins te moeten nuanceren. Zie S.K. Kuipers, Wanneer de veilingmeester faalt, ESB, 11 oktober 1995, blz. 900-903.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur