De deelnemers van de door economisch vakblad ESB gehoste en door mij geleide brainstormsessie waren Cees Banning, Servando Crespo, Frank van der Duijn Schouten, Marc den Elzen, Mees Keukens, Geert van Lonkhuyzen, Len Rijnberg en Eric Welp. Aan de uitkomsten van de brainstorm, die plaatsvond onder de Chatham Huse Rules, is geen van de deelnemers op enigerlei wijze gebonden. Dit artikel is de verantwoording van de auteur.
Hoe kunnen we het economieonderwijs op de middelbare school naar een hoger plan tillen? Deze vraag heb ik — als onderdeel van de week van het economieonderwijs — in een brainstormsessie voorgelegd aan experts. De deelnemers waren docent, leerling of hadden een andere functie binnen het onderwijsveld. Een breed gedeelde opvatting in onderwijsland is dat economieonderwijs nu voor veel leerlingen niet interessant genoeg is. Ze worden te weinig uitgedaagd, de rijkdom aan economische visies op maatschappelijke vraagstukken komt niet goed uit de verf in een vast curriculum en didactische vernieuwingen zijn broodnodig.
Een docent verwoordde het als volgt: wanneer hij ruimte kiest om te experimenteren met alternatieve lesvormen, dan wordt dat doorgaans door leerlingen geapprecieerd. De docent heeft het idee dat de experimenten bijdragen aan de bredere doelen van het economieonderwijs: leerlingen leren door een ‘economische bril’ te kijken naar maatschappelijke verschijnselen en hen het vermogen laten ontwikkelen om kritisch te denken, inzicht te verwerven en risico’s op waarde te schatten om zo zelf verstandige keuzes te leren maken.
Er is één probleem: het aanbieden van alternatieve stof gaat snel ten koste van het huidige curriculum en kan daardoor bijdragen aan een lager cijfer van de leerling. Er blijkt een mismatch tussen de doelen van het economieonderwijs en de manier waarop we leerlingen (en in het verlengde daarvan docenten en scholen) afrekenen. Dat moet en kan anders.
Hoe kan meer vrijheid worden vormgegeven? Om te beginnen moet ruimte gemaakt worden door scholen de vrijheid te geven om het gewicht van het centraal examen in de uiteindelijke beoordeling terug te dringen. Stel dat we de huidige verhouding van 50% centraal examen en 50% schoolexamen bijvoorbeeld kunnen verschuiven naar 25%-75%: hoe kunnen scholen die vrijheid benutten? Sommige deelnemers aan de brainstorm willen verder gaan en scholen ook laten experimenteren met het (tijdelijk) afschaffen van het centraal examen economie en na een of twee jaar evalueren wat de gevolgen zijn. De geboden ruimte biedt scholen de mogelijkheid aandacht te schenken aan zaken die nu door velen als waardevol worden genoemd, maar onvoldoende van de grond komen. Voorbeelden zijn ‘internships’ bij bedrijven, het schrijven van een essay of scriptie, ‘serious gaming’, het houden van een economisch debat of experimenten uitvoeren in de klas.
De competenties die daarmee worden aangeleerd zijn deels algemeen (schrijven, debatteren, presenteren), deels economiespecifiek. De algemene competenties kunnen in een portfolio terechtkomen, waarbij men bewijsstukken verzamelt van competenties die een leerling beheerst. Een dergelijk instrument wordt met succes in het hbo en het vmbo gebruikt, maar nog niet op havo en vwo. De wens tot meer vrijheid van docenten én leerlingen wordt door velen gevoeld, maar kan slechts de onderwijsdoelen dichterbij brengen als die gepaard gaat met stevige verbeteringen in de verantwoording.
De brainstormdeelnemers constateerden dat er weliswaar een flinke voorhoede is van economiedocenten die nu al de geboden vrijheid benutten. Deze groep zal de verdere ruimte zonder twijfel benutten ten goede van de leerling. Maar er is ook een middengroep van docenten die niet per se op vernieuwingen zitten te wachten. Het is niet duidelijk wat deze groep met de geboden vrijheid gaat doen. Vrijheid gedijt alleen bij verantwoording. Die verantwoording vindt thans onvoldoende plaats en kan op twee manieren worden verbeterd.
Een zachte variant bestaat uit intercollegiale toetsing in een veilige omgeving. Er is al ervaring bij een aantal scholen met intervisie, een rustig op individueel leren en feedback gericht instrument. Een collega van dezelfde of naburige school bekijkt werkstukken, bezoekt lessen en geeft feedback die puur persoonlijk is en derhalve niet breder wordt verspreid of in personeelsdossiers belandt. Het enige wat getoetst wordt, is of iedere docent elk jaar een dergelijk instrument heeft gebruikt, niet wat er uit is gekomen.
Een stevigere variant van verantwoording is een periodieke visitatie. Wanneer uitkomsten van prestaties niet volledig objectiveerbaar zijn, moet je oppassen beoordelingen te veel op te hangen aan een te rigide focus op wat je kunt meten. Het leidt tot ‘teaching to the test’, met andere woorden de partij gaat zich richten op dingen die meetbaar zijn ten koste van even belangrijke maar moeilijker te meten zaken.
In andere sectoren zijn daar veel ervaringen mee. Universiteiten kennen visitatiecommissies. Eens in de paar jaar komt een ‘commissie van wijzen’ langs die naloopt wat de prestaties van bijvoorbeeld de vakgroep economie zijn. Dat gebeurt deels op basis van objectiveerbare indicatoren, maar uitdrukkelijk wordt het breder getrokken en zal ook ruimte zijn voor ‘zachtere’ kanten van prestaties en de verscheidenheid aan manieren om onderwijsdoelen te bereiken.
De uitkomsten van de visitatiecommissie zijn openbaar en hebben het karakter van aanbevelingen die bij een volgend bezoek getoetst worden. Als de uitkomst negatief is, kan die leiden tot maatregelen van het schoolbestuur. Dat is ook gebruikelijk bij universiteiten, in bepaalde gevallen worden daar zelfs hele vakgroepen ontmanteld.
De combinatie van vrijheid en verantwoording zal weldadig uitpakken voor het economieonderwijs. De vrijheid gaat leiden tot zinvol en inspirerend economieonderwijs voor de leerlingen. Het zal hen beter voorbereiden op het leven na de school. Methodemakers kunnen zich uitleven op modules en lessen die docenten kunnen inzetten, zonder dat zij daarbij krampachtig naar het examen moeten kijken.
De verantwoording zorgt ervoor dat vrijheid niet ontaardt in vrijblijvendheid. Voor sommige docenten zal dat wellicht even slikken zijn, maar op langere termijn is iedereen gebaat bij een dergelijke professionalisering.
FD Opinie 24 december 2016
Auteur
Categorieën