Mediamarkt en democratie
Aute ur(s ):
Jacobs, D. (auteur)
Onderzoeker b ij TNO Studiecentrum voor Technologie en Beleid en hoogleraar innovatie en externe organisatie, TU Twente
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4095, pagina 163, 26 februari 1997 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
politiek, bestuur, media
Kort voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen maakte Louis Emmerij zich zorgen over de gevolgen van de op sensatie beluste
media voor de Amerikaanse democratie 1. Meer recent beweerde ook commissaris van de koningin Jos van Kemenade dat de
democratie verslonst als gevolg van het optreden van de media: ze bepalen teveel de agenda en daarbij gaat het teveel over het spel en te
weinig over de knikkers. De werkelijke problemen blijven volgens hem onderbelicht 2. De ‘futuriste’ Hazel Henderson introcudeerde
in dit verband de begrippen ‘mediocratie’ en ‘aandachteconomie’ 3. Dit kan volgens haar tot een nieuw totalitarisme leiden, zeker nu in
de mediasector op wereldniveau nog slechts een vijftal groepen de dienst uitmaken.
De media vormen ook een markt – zoals tot uiting komt in de term ‘aandachteconomie’ – en het is interessant vanuit dit perspectief op deze
problematiek in te gaan. Verschillende media concurreren om de toegang tot de steeds schaarser wordende aandacht van de consument.
Eerder heb ik geschreven over de verhouding tussen markt en democratie 4. Nu wil ik de aandacht richten op een specifieke, politiek erg
belangrijke deelmarkt, die van de beeldvorming. De media, dus.
Zoals blijkt uit Hendersons opmerkingen, doemt hierbij steeds het spookbeeld van George Orwells 1984 op: de overheid die via de media
de mensen onder controle houdt. In de communicatiewetenschap noemt men dit de theorie van de ‘hypodermic needle’, de visie op de
media als een grote injectienaald, die de mensen rechtstreeks bepaalde ideeën kan inspuiten. Het feit dat de media met elkaar moeten
concurreren om de schaarse aandacht van zappende burgers die steeds meer aan hun controle ontsnappen, geeft gelijk de keer- (= vraag)zijde van de medaille aan: mensen zijn niet zomaar de willoze slachtoffers van stille verleiders.
Sterker: het is door de concurrentie om aandacht, dat de traditionele, in sterke mate door de politiek gecontroleerde openbaarheid is
doorbroken. Voor kranten als politieke spreekbuis is immers nauwelijks nog belangstelling. Bij mijn weten heeft niemand dat beter
geanalyseerd dan de Duitse marxisten Negt en Kluge 5. Zij stellen dat de ‘klassieke burgerlijke openbaarheid’ van de regentenpolitiek
steeds meer opengebroken wordt door de werking van de mediamarkt (ze spreken in dit verband over ‘nieuwe productieopenbaarheden’). Schandalen die vroeger werden toegedekt in de samenspanning van politiek en media gedurende de elitaire
pacificatiedemocratie, komen nu aan het licht omdat bepaalde media zich hiermee kunnen profileren en dus geld verdienen. Als gevolg
van de toenemende concurrentie op de mediamarkt is ook het uitzicht van onze leefwereld veranderd: naakt is gewoner, sex
bespreekbaarder geworden.
Daarmee hebben Van Kemenade en Emmerij natuurlijk nog geen ongelijk. Negt en Kluge wezen er al op dat de echte invloed van de
media op het bewustzijn indirect is, door de wijze waarop problemen behandeld worden, het algemene referentiekader dat ook op de
mediamarkt geldt. En dat dreigt inderdaad dat van de ‘spektakelmaatschappij’ te zijn waarbij het spel belangrijker is dan de knikkers, of
sterker: waarbij het wellicht nog te veel gaat over de knikkers en te weinig over de regels en de achtergronden van het spel.
Belangrijker dan het beleid wordt bijvoorbeeld het bespelen van de perceptie van het beleid. Jimmy Carter is de geschiedenis ingegaan
als een zwakke president, niet als iemand die de defensie-uitgaven verhoogde. Ronald Reagan wordt niet gezien als de man onder wiens
bewind de overheidsschuld pas echt de pan uit rees, maar als iemand die eindelijk de rol van de overheid beperkte. De mediamarkt heeft
tot nieuwe politieke spelregels geleid. Maar is de democratie daardoor minder geworden? Het is bekend dat geen president zo goed de
opiniepeilingen volgt als Clinton. En de crisis van politie, justitie en politiek in België is door de volgehouden aandacht van de media
voor een aantal manifeste schandalen eindelijk opengebroken. Daarbij is overigens ook de nodige aandacht geweest voor de
achtergrond en de regels van het spel.
Politici leren hierdoor nieuwe vaardigheden. De Vietnam-oorlog werd via de verslaggeving op tv verloren in de Amerikaanse huiskamers.
Sindsdien probeert men de oorlogsverslaggeving beter te regisseren. In de dynamische verhouding tussen media (-markt) en politiek
blijven de spelregels en de benodigde vaardigheden veranderen. Het aanzien van de politiek is daardoor veranderd. Partijconventies zijn
georkestreerde tv-shows geworden, maar de politieke discussie is daarmee niet stilgevallen. Die heeft zich verplaatst, voor een niet
onbelangrijk deel naar de media zelf die daartoe steeds meer het forum bieden. Een groot stuk van de onvrede over de media lijkt me dan
ook te liggen bij politici die er moeite mee hebben dat ze de controle over de openbaarheid zijn kwijt geraakt – het omgekeerde van 1984
dus
1 L.J. Emmerij, Is Amerika een democratie? , ESB, 4 september 1996, blz. 723.
2 de Volkskrant, 1 februari 1997.
3 H. Henderson, Building a win-win world, Berrett-Koehler, San Francisco, 1996, hoofdstuk 5.
4 D. Jacobs, Markt en democratie, ESB, 23 oktober 1996, blz. 867.
5 O. Negt en A. Kluge, Öffentlichkeit und Erfahrung, Suhrkamp, Frankfurt/M, 1972.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)