Ga direct naar de content

Liberalisering exit?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 18 1993

Liberaliser ing exit?
Durft de onvolprezen ondernemer het niet meer alleen aan? De roep om entrepreneurs is nog nooit zo
groot geweest, getuige de advertenties met de slogan
“Onderneem het maar!”. Toch lijkt het alsof het aantal
echte entrepreneurs in het Internationale bedrijfsleven met de dag slinkt. Dat het een risicovol bestaan
is aan de top, dat wisten we. Maar dat men zichzelf
steeds meer om zeep helpt, is nieuw. Is het einde
van de liberalisering soms in zicht?
Terwijl politici en ambtenaren zich bekwamen
in de retoriek van de liberalisering, worden de beginselen hiervan met voeten getreden in de praktijk van
het grote zakenleven. Wat vrije concurrentie? Wat verboden kartelvorming? Wat GATT? Wat vrij verkeer
van goederen, diensten en personen? De liberalisering lijkt bijgezet te kunnen worden in het letterkundig museum. Met een kaartje erbij om uit te leggen
dat men in het kapitalisme vele malen geprobeerd
heeft naar het principe van het liberalisme te handelen, maar dat het maar niet wilde lukken. De reden:
“the survival of the fittest”. De sterkste concurrent is
tegenwoordig een mondiale superster, waar nog
maar zeer weinig andere ondernemingen tegenop
kunnen. In een groot aantal sectoren maakt een
steeds kleiner groepje ondernemingen de dienst uit.
De redenering die in de jaren ’80 veel gehoord
werd, dat, wilde een onderneming overleven in de
mondiale concurrentie het zaak was om in korte tijd
tot de top drie te behoren, heeft menig (voormalig)
entrepreneur zich eigen gemaakt. Om de weg naar
de top veilig te stellen hebben veel ondernemingen
ervoor gekozen om intensiever te gaan samenwerken
met de concurrentie, met vaak als resultaat een fusie.
Op nationaal niveau hebben we de afgelopen jaren
dit proces gezien in het bank- en verzekeringswezen.
De op handen zijnde fusie van Volvo en Renault is
een voorbeeld uit de automobielindustrie. De chemiesector krijgt er een nieuwe reus bij door de fusie van
Nobel chemie en Akzo. Met name rond de telecommunicatie- en elektronica-ondernemingen zijn superfusies te verwachten. Het nieuwe hiervan is dat ze
niet alleen binnen de sectoren plaatsvinden, maar
ook tussen deze ondernemingen en grote bedrijven
uit de multimediasector, zoals uitgeverijen, de entertainment- en de filmindustrie. US West ging samen
met het reeds gefuseerde Times Warner. Sony kocht
Columbia en Matsushita kocht MCA. De invloed op
andere, met name Europese, aanbieders van (multimedia)diensten is groot. Geen van de Europese telecombedrijven kan tegen dergelijke giganten op, tenzij men zich op ‘niches’ gaat richten. De zo fel bevochten liberalisering blijkt ook minder aantrekkelijke kanten te hebben. Het is de paradox van het
marktdenken.
Vroeger konden economen hier Schumpeter nog
tegenin brengen. Schumpeter heeft immers gewezen
op het belang van telkens nieuwe entrepreneurs die
innovaties voortbrachten. De innovatie van de een

ESB 17-11-1993

verhoogde de druk op de gearriveerde ondernemers om ook weer
met iets nieuws te komen. Zo bleef
de dynamiek in het economisch systeem gewaarborgd. Hoewel het zonder meer waar is dat kleine ondernemingen nog steeds zeer belangrijk zijn voor het voortbrengen van
inventies, zijn de toetredingsbarrieres in veel sectoren in de afgelopen
decennia steeds hoger geworden.
De inventie van een onderneming
is op zich niet meer voldoende.
Vaak gaat het er nu om dat complete systemen ontwikkeld worden.
Daarbij is een vernieuwing van een
kleine onderneming soms niet meer
AJ.M. Roobeek
dan een onderdeel. De nieuwe entrepreneur
is toeleverancier geworden. Uitgroeien tot volwaardige ondernemingen die uitgebreide produktlijnen voortbrengen, is er vrijwel nooit meer bij. Immers, de kosten voor ontwikkeling en commercialisering zijn vele malen hoger dan die voor de researchfase. In de computerindustrie, maar de afgelopen jaren vooral ook in de biotechnologie, hebben we kunnen constateren dat de opgekomen nieuwe ondernemingen nun innovatieve vondsten het liefst zo snel
mogelijk proberen te verkopen aan grotere ondernemingen, die wel beschikken over voldoende financiele middelen plus de nodige deskundigheid om Internationale markten in relatief korte tijd te bewerken.
Het beroemdste biotechbedrijf Genentech zocht om
deze reden een veilige haven bij het Zwitserse farmaceuticaconcern Hoffmann-LaRoche. Een ander fenomeen dat hier nauw mee samenhangt, is dat grote
ondernemingen niet alleen oprecht ge’interesseerd
zijn in de commercialisatie van elders voortgebrachte
inventies, maar dat men ook probeert zoveel mogelijk kermis in de vorm van patenten, licenties en zelfs
hele ondernemingen op te kopen uit defensief oogmerk. Namelijk om de ‘creatieve destructie’ van
Schumpeter zo lang mogelijk uit te stellen en de eigen, verouderde produkten zo lang mogelijk op de
markt te houden. De grote ondernemingen roepen
op zo’n manier een halt toe aan innovatieve ontwikkelingen.
De boodschap van Schumpeter gaat blijkbaar in
veel gevallen niet meer op. We zijn in een fase beland waarin we ons moeten afvragen hoe een nieuwe vorm van regulering de wereldeconomie kan behoeden voor quasi-monopoliepraktijken. Nationale
en Europese fusiecontrole lijken achterhaald als gevolg van de internationalisering van markten. Toch
zal er nagedacht moeten worden over bescherming
van consumenten, bedrijven en zelfs landen tegen
de ongebreidelde macht van een aantal ‘global survivors’. Voer voor politiek-economen?

Auteur