Ga direct naar de content

Lessen voor Haagse milieus

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 19 1999

Lessen voor Haagse milieus
Aute ur(s ):
Heertje, A. (auteur)
Hoogleraar economie, Universiteit van Amsterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4206, pagina 403, 28 mei 1999 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
economie-beoefening, milieu

Karl Marx overleed in 1883, het jaar waarin John Maynard Keynes werd geboren. De ontmoeting in de tijd van de econoom van de
aanbodzijde en die van de vraagzijde is geen toeval. Evenmin berust het op louter toeval dat de val van het kabinet Kok-2 vrijwel
samenvalt met het verschijnen van het proefschrift van Herman Vollebergh over milieu en schaarste 1. Het einde van het tweede
Paarse Kabinet komt voor mij niet uit de lucht vallen. Terwijl iedereen in Nederland de mond vol heeft van een kennisintensieve
samenleving, werd een kabinet geformeerd met de nadruk op vaardigheden van politieke en sociale aard ten koste van deskundigheid.
Een goed voorbeeld is het ministerie van Economische Zaken, waar een dynamische manager met kennis van zaken het veld ruimde
voor een zangeres zonder naam en zonder enige kennis van de werking van het economisch proces. Topambtenaren mochten niet
zeggen dat de groei zou afzwakken, economen werd de toegang tot het departement ontzegd en de bewindsvrouwe reisde stad en land af.
Zoiets kan alleen als de samenleving in ruste is en het economisch proces zichzelf bij voortduring identiek herhaalt. Maar niet als
door de technische ontwikkeling de maatschappij ingrijpend verandert en in het economisch leven de scheppende verwoesting de
verhouding tussen publiek en privaat voortdurend op de helling zet. Dan barst à la Marx eerder vroeg dan laat de bom, omdat de nieuwe
productieverhoudingen schreeuwen om een nieuwe institutionele vormgeving. Het ontwikkelen van effectieve publiek-private
constructies ten behoeve van de infrastructuur, het onderwijs en de sociale zekerheid is urgenter dan het invoeren van het
referendum. De wijze waarop het kabinet natuur en milieu in ons land verkwanselt door de onnodige aanleg van de Betuwelijn, het
bevorderen van competitie tussen Amsterdam en Rotterdam over de aanleg van havens en door ouderwetse verbreding van wegen,
illustreert dat excellenties niet excellent hoeven te zijn. Het gebrek aan kennis betekent dat men niet weet wat men niet weet en dus
ook geen benul heeft van het mobiliseren van relevante expertise, gericht op het oplossen van de complexe vraagstukken.
Vollebergh laat in zijn proefschrift nog eens zien dat het milieu en de natuur deel uitmaken van een integrale besluitvorming, waarvan het
economisch aspect het omgaan met schaarse middelen betreft. Hij legt aan zijn Rotterdamse en Tilburgse hoogleraren en hun leerlingen
op zorgvuldige wijze uit wat voor de telgen van Hennipman bekende stof is; de betekenis van het ruime, uit formele en subjectieve
welvaart bestaande welvaartsbegrip voor het begrijpen van het economisch proces en het voeren van economische politiek. Onder het
formele welvaartsbegip valt alle behoeftebevrediging die geacht wordt tot die welvaart te behoren en die beslag legt op schaarse
middelen. Subjectief betekent dat het daarbij gaat om de individuele voorkeuren van consumenten. Het ruime welvaartsbegrip omvat
duidelijk meer dan het nationaal inkomen alleen. Hoezeer wij de logica ook aan onze kant hebben, steeds weer blijkt dat de fundamentele
inzichten van Hennipman moeizaam doordringen. De kern van Vollebergh’s proefschrift is al ruim vijftig jaar geleden door Hennipman
neergelegd. Daarom kunnen we alleen maar met Heine hopen dat nu mede door Vollebergh’s toedoen de fundamentele kijk op de
economische aspecten van natuur en milieu doordringt tot beleidsmakers.
Dit klemt des te meer nu Vollebergh in het voetspoor van Georgescu-Roegen ook ruime aandacht schenkt aan de thermodynamische
kanten van het economisch proces. De betoogtrant van Vollebergh roept herinneringen op aan de zorgvuldige en diepgaande
beoefening van de theoretische economie in Nederland, zoals deze vijfentwintig jaar geleden gebruikelijk was. De eenvoudige lessen die
uit het boek van Vollebergh voortvloeien zijn tot zover aan het beleid voorbij gegaan. Toch is het dringend noodzakelijk dat het behoud
van natuur en milieu als een onderdeel van Economische Zaken wordt opgevat. Aan de eenzijdige aandacht voor werk, werk, werk,
investeringen en industriepolitiek moet een einde komen door ook te koersen op de kwaliteit van de groei en de infrastructuur in
Nederland. Ook op het gebied van de energiepolitiek is een kwalitatieve impuls mogelijk door het slechten van monopoloïde
machtsverhoudingen, zowel in de persoonlijke als institutionele sfeer. De economische wetenschap reikt voldoende inzichten aan om het
mobiliseren van
private kennis en private gelden te verenigen met publieke oogmerken. De diffusie van deze kennis moet worden gewaarborgd door een
transparant overheidsbeleid, dat afwijkende meningen koestert en het torentje vervangt door een open huis. Een dergelijk beleid brengt
ook met zich natuur en een leefbaar milieu op te vatten als schaarse goederen, die rechtstreeks voorzien in de behoeften van huidige en
toekomstige generaties. Zij zijn derhalve niet alleen productiefactor, maar dienen ook als eindproducten te worden beschouwd. Kok zou
Vollebergh op het Catshuis moeten ontvangen

1 H.R.J.Vollebergh, Milieu en schaarste, over draagwijdte en toepassingsmogelijkheden van milieu-economische analyse, Ocfeb, Den
Haag, 1999.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (

www.economie.nl )

Auteur