Ga direct naar de content

Leerplicht verlagen is geen remedie om toenemende ongelijkheid te temmen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 9 2015

Ouders houden zielsveel van hun kinderen en hebben het beste met ze voor. Deze goede bedoelingen blijven echter niet zonder gevolgen. Jonge kinderen zijn geheel afhankelijk van de ouderlijke liefde en aandacht. Dit betekent dat ze afhankelijk zijn van de investeringen van ouders tijdens de opvoeding. Investeringen in de vorm van tijd, zoals aandacht en liefde, in de vorm van geld, zoals gezonde voeding en het lidmaatschap van de sportvereniging en in de vorm van adequate en tijdige scholing.

In ons land lijken in toenemende mate verschillen te ontstaan tussen kinderen uit verschillende sociale milieus. Dit hebben het CBS, CPB en het SCP in verschillende publicaties vastgesteld. Een groeiend deel van de Nederlandse kinderen wordt opgevoed onder ongunstige sociale omstandigheden. Van de Nederlandse kinderen onder de 16 leefde in 1996 10 procent in een eenoudergezin. Nu is dit ruim 15 procent. Dat is 1 op 7. Onder de allochtone bevolking is het percentage zelfs gestegen naar meer dan 20 procent. In totaal gaat het om ongeveer 400.000 kinderen die opgroeien zonder de aanwezigheid van beide ouders. Het inkomen van eenoudergezinnen is op dit moment minder dan de helft van het inkomen van een gezin met twee ouders. In 2000 was dit nog bijna 60 procent. Bijna een vijfde van de Nederlandse gezinnen kan moeilijk rondkomen tegenover ongeveer een tiende tijdens de economische crisis in de jaren ‘80. Terecht dus dat Diederik Samson zich afgelopen weekend in een opiniestuk in De Volkskrant zorgen maakte om de relatief verslechterende situatie van deze kinderen.

Investeringen zijn het meest rendabel wanneer ze in de eerste levensjaren worden gedaan. Op jonge leeftijd wordt de basis gelegd voor ons latere leven. Deze basis hangt voor een deel af van onze genen. Genen leveren de bouwtekening van waaruit de hersenen zich moeten ontwikkelingen. Daarnaast heeft de baarmoeder waarin we groeien een belangrijke invloed. Als we eenmaal de bouwtekening hebben, moeten er immers materialen komen die het gebouw in elkaar zetten. Ten slotte bepaalt de omgeving waarin we worden geboren voor een groot deel hoe we gaan functioneren. Als het gebouw er eenmaal is, past het zich aan de “wensen” van de omgeving aan om bewoond te kunnen worden.

Er zijn twee redenen waarom vroege investeringen hoge opbrengsten hebben. Ten eerste worden vaardigheden die vroeg zijn aangeleerd ingezet in latere periodes. Dit kan direct nuttig zijn, maar stimuleert ook het aanleren van andere vaardigheden. Het leren spreken van een taal is noodzakelijk om te communiceren, maar helpt ook om een tweede taal te leren en om rekensommen beter te begrijpen. Ten tweede bestaat er complementariteit tussen de verschillende dingen die een kind leert. Wanneer nu wordt geïnvesteerd leidt dat tot hogere productiviteit van latere investeringen. Dit betekent dat er naast investeringen ook onderhoud gepleegd moet worden. Rekenen en taal vormen de basis van wiskunde. Wanneer dit nu beter wordt aangeleerd, kan later een hoger niveau worden bereikt. Daarvoor is nog steeds een goed begrip van rekenen en taal vereist. Vroege investeringen zijn dus lonend, maar deze moeten wel worden gecontinueerd.

Hoe kunnen we realiseren dat ieder kind gelijke investeringskansen krijgt? Dit begint met een simpele notie: “Wie achter de kudde aanloopt, loopt altijd in de stront”. Met andere woorden, laten we selectie op basis van het feit dat een kind toevallig in een minder rooskleurige situatie is geboren zoveel mogelijk beperken.

Een leerplicht vanaf vier jaar voor iedereen lijkt dus kansrijk. Op dit moment gaan veruit de meeste kinderen vanaf vier jaar naar school, maar begint de leerplicht pas bij vijf. Laten het nu juist de kinderen uit de sociaaleconomische zwakkere gezinnen zijn die vaak later op school komen. Het oplossen van deze ongelijke start is eenvoudig door een leerplicht vanaf vier jaar in te voeren. Dit is al eens geopperd en door de Tweede Kamer goedgekeurd, maar door de val van het Kabinet-Kok II controversieel verklaard tijdens behandeling in de Eerste Kamer en later niet doorgezet. De officiële reden voor het afblazen was dat ouders een eigen verantwoordelijkheid hebben om hun kinderen op tijd naar school te sturen. Natuurlijk is dat zo, maar je zult als kind maar ouders hebben die je pas vanaf 5 jaar naar de basisschool sturen.

Achterstanden zijn echter bij sommige kinderen al op een leeftijd van vier jaar aanwezig. De kosten van opvoeding van een jong kind zijn immers moeilijker te dragen voor armere gezinnen. Deze kosten kunnen worden verlaagd door de inspanningen die de opvoeding vergt te verdelen tussen gezin en overheid. Het blijkt dat investeringen in zeer jonge kinderen uit zwakkere gezinnen en kinderen uit achterstandswijken positief correleren met schoolresultaten en negatief met bijvoorbeeld schooluitval, criminaliteit en drugsgebruik. Uiteindelijk bereiken deze kinderen een betere maatschappelijke positie, die de kosten van het programma ruimschoots overstijgen. Voorschoolse educatie voor bepaalde kinderen lijkt dus zowel effectief als efficiënt. Dit is trouwens wat anders dan een leerplicht voor elk kind vanaf drie jaar, want de vraag is wat zo’n uniforme verlaging gaat opleveren.

Al deze maatregelen gaan de toenemende ongelijkheid echter waarschijnlijk niet temmen. Het zorgt er wel voor dat onnodige achterstanden niet worden opgelopen en niet hoeven te worden ingelopen. De gelijke kansen waar in Nederland al lang voor wordt gepleit en die steeds vaker realiteit zijn, lijken juist de aanleiding tot meer ongelijkheid. Mensen hebben geen relaties meer in hun eigen zuil en meisjes trouwen niet meer met de jongen uit het eigen dorp. Door gelijke kansen in het onderwijs lijken op verschillende markten opleidingsniveaus van doorslaggevend belang. De arbeidsmarkt lijkt te polariseren op basis van opleiding waarbij de hoogopgeleiden weglopen van de rest; op de huwelijksmarkt is steeds meer gematcht naar opleiding en trekken jonge vrouwen naar de stad voor een goede huwelijkspartner; en in woonwijken en op basisscholen is steeds vaker sprake van segregatie naar inkomen en dus opleiding van de ouders.

Door al die gelijke kansen zijn deze markten een stuk transparanter en efficiënter geworden en is het maken van keuzes een stuk eenvoudiger. De prijs die hiervoor betaald wordt is die van meer ongelijkheid.

Auteur

Categorieën