Ga direct naar de content

‘Als je politici met geld laat spelen, geven ze het meteen uit’

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: januari 2 2020

Hoe schadelijk waren de bezuinigingen in Zuid-Europa? En hoe prioriteer je investeringen? Nobelprijswinnaar Sir Christopher Pissarides en minister van Economische Zaken en Klimaat Eric Wiebes in gesprek. ‘Fijn om eens een ​​politicus te horen zeggen dat we beslissingen niet aan politici moeten overlaten.’ Deel III in de serie ‘In de voetsporen van Jan Tinbergen’.

‘Een matchingprobleem met extreme wrijving’, zo beschrijft Sir Christopher Pissarides het proces om een moment te vinden om hem samen met Eric Wiebes in gesprek te krijgen. Deze plaagstoot verwijst naar zijn onderzoek naar de arbeidsmarkt waarvoor hij de Nobelprijs kreeg samen met Peter Diamond en James Mortensen.

De drie wisten uit te leggen waarom er op de arbeidsmarkt tegelijkertijd vacatures en werklozen bestaan. Op andere markten, zoals die voor knikkers, fietsen of woningen, is er meestal óf een overschot óf een tekort, maar niet allebei. De crux zit hem erin dat het maken van matches tussen werkzoekende en werkgever op de arbeidsmarkt lastig is en wrijving kent.

Maar vlak voordat de deadline van het project zou verstrijken, lukte het toch. Het gesprek vindt plaats via Skype; Pissarides bevindt zich in zijn geboorteland Cyprus waar hij net een lezing gegeven heeft over of het mediterrane eiland klaar is nieuwe technologische ontwikkelingen te omarmen.

Pissarides: ‘Het antwoord aan het einde van mijn lezing was overduidelijk nee. Dat was zo deprimerend.’

Wiebes: ‘Eerlijk gezegd zijn de inspanningen van Griekenland en Cyprus de afgelopen paar jaar veel beter geweest dan de meeste mensen hadden verwacht. Op de competitiviteitsranglijsten zijn jullie meer plaatsen gestegen dan wij.’

Pissarides: ‘Dat is het mooie van onderaan starten: de enige weg is omhoog. Maar als je de op één na concurrerendste economie van Europa bent, hoef je je niet zo druk te maken óf je land klaar is om de productiviteitsverbeteringen van nieuwe technologie in te voeren. Dan kun je je bezig houden met de vraag welke technologieën je als volgende moet stimuleren.’

‘Dat de overheid daarbij blijft investeren is essentieel voor economische groei én voor verbetering van de levensstandaard. Daarom was ik ook zo kritisch op het bezuinigingsbeleid dat aan de landen in Zuid-Europa werd opgelegd. Investeringen zijn politiek gezien de makkelijkste post om op te bezuinigen. Door te bezuinigen heeft de ultieme bron van groei, menselijk kapitaal, geleden.’

Wiebes: ‘Wanneer u zegt dat publieke investeringen essentieel zijn, begrijp ik dat helemaal. Maar de vraag die dan onmiddellijk opkomt is: wat is het juiste niveau van publieke investeringen en waarin moeten we investeren? Het kan best dat we de afgelopen jaren niet genoeg hebben geïnvesteerd, maar we moeten ook niet te veel investeren. Dus hoe beoordeel je dat?’

Pissarides: ‘De hoeveelheid investeringen is echt iets anders dan de prioritering van projecten. Prioritering is altijd een politieke beslissing, die kan gemaakt worden op basis van verkiezingsbeloftes of van huidige politieke meerderheden. Maar als je het mij als politiek ongebonden econoom vraagt, dan zou ik prioriteit geven aan het hoogste rendement.’

Wiebes: ‘Hier ben ik het niet met professor Pissarides eens. Een goede schatting van het rendement is problematisch. Vanaf het moment dat het kabinet een investeringsfonds aankondigde, zijn we overspoeld door lobbyisten met hele lijsten met concrete projecten. U stelt dat prioritering van projecten een politieke beslissing is. Als je politici met geld laat spelen, geven ze het onmiddellijk uit, ook al het niet noodzakelijkerwijs tot meer welvaart. De kans dat je kortetermijndingen voor een deel van het electoraat krijgt, is vrij groot.’

Pissarides: ‘Kijk naar bedrijfsleven en kijk naar burgers om te zien wat ze nodig hebben. Als ouders bijvoorbeeld klagen dat er geen goede infrastructuur is om kinderen naar school te brengen, dan wil je dat prioriteren. Wanneer u publieke investeringsprojecten hebt die economisch redelijk zijn, maar waarvan u niet precies het rendement kunt berekenen omdat een deel van het rendement maatschappelijk is, beoordeelt u die component dan via interactie met bedrijven en burgers. Maar fijn om eens een ​​politicus te horen zeggen dat we beslissingen niet aan politici moeten overlaten.’

Wiebes: ‘Zelfkritiek is de meest waardevolle kritiek.’

Pissarides: ‘De politiek heeft namelijk meer invloed dan we denken. Kijk bijvoorbeeld naar de impact die Margaret Thatcher heeft gehad op Oost-Londen. Ze wilde met publieke middelen de oude haven nieuw leven inblazen, en Canary Wharf is nu de plek voor jonge professionals en de financiële sector. Dat juist dat gebied ontwikkeld werd, was helemaal een politieke beslissing.’

Wiebes: ‘Fondsen worden verdeeld door politici nadat ze zijn toegewezen door parlementen. Maar we denken dat het proces verbetert als experts naar deze extra middelen kijken om te zien hoe ze het beste kunnen worden ingezet voor toekomstige economische groei.’

Pissarides: ‘Ik ben het daar helemaal mee eens. Toen Thatcher besloot om Oost-Londen weer tot leven te wekken, adviseerden experts haar om het gros van de publieke middelen te investeren in het bouwen van een lightrail van centraal Londen naar Canary Wharf en om een luchthaven te bouwen in het midden van Oost-Londen, de London City Airport. Politici weten niet noodzakelijkerwijs hoe ze de maatschappelijk doelen die ze stellen moeten bereiken, daar zijn experts voor.’

‘Daarbij mag het berekende rendement niet het enige criterium zijn. Het voorbereiden van een land op toekomstige technologieën is ook belangrijk. Zijn we klaar voor zelfrijdende auto’s, zijn de middelen aanwezig voor bedrijven om digitale technologieën in te zetten en hoe staat het met de digitale dienstverlening door de overheid? Dat zijn de publieke investeringen die ik nu zou doen.’

‘Laat me u een concreet voorbeeld geven voor uw land. U heeft een van de grootste havens in Europa. De infrastructuur voor platooning, digitale vrachtwagens die vracht vervoeren, draagt bij ​​aan de groei.’

‘Een daaraan gerelateerd probleem is dat de nieuwe banen die de verloren banen vervangen, meer vrouwvriendelijk dan manvriendelijk zijn. Hoe overtuig je mannen die hun baan in het transport of de industrie verliezen om te gaan werken in sectoren zoals de zorg die traditioneel meer vrouwen hebben aangetrokken? Academisch onderzoek suggereert dat dat de richting is waarin het werk zich verplaatst.’

Wiebes: ‘Nederland mag dan wel steeds meer een diensteneconomie zijn, voor het eerst in misschien wel decennia hebben we nu nieuwe vraag naar banen in de techniek, banen die veelal door mannen worden gedaan. We moeten zonnepanelen en warmtepompen installeren in zeven miljoen huizen en we moeten de feedstock van een van de grootste petrochemische complexen ter wereld volledig vervangen. Er is gewoon zoveel te doen in de maakindustrie.›

‘We moeten vooruit. In de afgelopen twintig jaar was de toename van de koopkracht niet erg indrukwekkend. En als we nu niets doen, is het de komende twintig jaar ook niet best. Niet qua koopkracht en niet qua groei.’

‘Maar vooruitgang is een beangstigend concept, omdat je goed weet wat je kunt verliezen, maar eigenlijk alleen maar nieuwsgierig kunt zijn naar wat je kunt winnen. Het is mijn taak om uit te leggen dat niets doen nog beangstigender is. Misschien ben je bang voor robots, omdat ze je werk kunnen overnemen. Maar als andere landen robots installeren en je werk overnemen, is het nog veel beangstigender. Veel technologieën en datatoepassingen kennen privacyproblemen, maar het uitbesteden van het privacyproject aan Chinezen is geen betere oplossing.’

Pissarides: ‘Ik vind het interessant dat minister Wiebes zich zorgen maakt over de koopkracht in Nederland over de komende twintig jaar. De investeringsniveaus in Zuid-Europa liggen ook nu nog lager dan in 2007. Ik wou dat mijn land, Cyprus, de huidige koopkracht van Nederland had. We zouden blij zijn als het de komende twintig jaar stationair zou blijven.’

Auteurs

Categorieën