Ga direct naar de content

Kunnen we tegen een stootje?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 5 2001

Kunnen we tegen een stootje?
Aute ur(s ):
Bovenberg, A.L. (auteur)
Verb onden aan CentER van de Katholieke Universiteit Brabant en Ocfeb , Erasmus Universiteit Rotterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4327, pagina 755, 5 oktober 2001 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):

De beelden van vliegtuigen die zich als vliegende bommen in het WTC-gebouw boren staan in ons collectieve geheugen gegrift. Zal ook
de Nederlandse economie als een kaartenhuis instorten? Het kabinet stelt dat de dijken rondom onze polder na zeven vette jaren onder
paars bewind wel tegen een stootje kunnen. Voorkomen moet worden dat we elkaar een crisis aanpraten – maar zijn de dijken hoog
genoeg om de huidige turbulente wereldzeeën te weerstaan?
De overheidsfinanciën zijn gezonder dan zeven jaar geleden toen het overheidstekort nog niet voldeed aan het EMU-criterium van drie
procent van het bnp. Verder is de vicieuze cirkel van de stijgende overheidsschuld doorbroken. Wel is het overheidsvermogen nu
tanende, niet alleen door de duikvlucht in waarde van KPN maar ook door de daling van de waarde van de latente fiscale claim op
pensioenfondsen. De overheid neemt via de omkeerregel namelijk deel in deze fondsen 1. Nu pensioenfondsen steeds meer aandelen
aanhouden, heeft de daling van de beurskoersen het afgelopen jaar het overheidsvermogen flink aangetast. Gelukkig voorkomen de
buffers van pensioenfondsen dat hogere aftrekbare pensioenpremies de belastingbasis op korte termijn fors uithollen.
Het voor 2002 begrote overheidssaldo van één procent van het nationale inkomen is geflatteerd door de hoogconjunctuur. Tezamen met
de werkgelegenheid reageert het overheidssaldo namelijk vertraagd op de conjunctuur. De dalende arbeidsproductiviteit geeft aan dat
bedrijven de werkgelegenheid nog niet hebben kunnen aanpassen aan de verslechterende vooruitzichten. Bovendien zitten veel
bedrijven met hoge rentelasten nu de optimistische verwachtingen van de afgelopen jaren op drijfzand blijken te zijn gebouwd. De
verhouding tussen kasstroom en investeringen is sinds de zware crisis in het begin van de jaren tachtig niet meer zo laag geweest. Het
bedrijfsleven betaalt nu voor de excessen van de oververhitte Nederlandse economie in de afgelopen jaren.
De weeffout in het nieuwe fiscale stelsel, de sterkere fiscale bevoordeling van vreemd vermogen 2, heeft de marktsector nog
kwetsbaarder gemaakt voor conjuncturele neergang. Bedrijven met een klein eigen vermogen moeten bij tegenvallende resultaten door
het gebrek aan interne financieringsmiddelen al snel het mes zetten in de investeringen, zeker omdat externe financiers in tijden van crisis
hogere risicopremies eisen. Ook tweeverdieners, die – daartoe aangezet door de fiscus en financiële instellingen – de hypotheek hebben
gemaximeerd en het eigen vermogen in aandelen hebben belegd, zijn kwetsbaar. Deze fiscale windhandel maakt onze economie gevoelig
voor conjuncturele tegenvallers en een kerend tij op de beurs en huizenmarkt.
De grote vraag is of de prikkels op de arbeidsmarkt inmiddels zo sterk verbeterd zijn dat een forse schok en de daarmee gepaard gaande
herstructurering kan worden opgevangen zonder blijvende schade. De omvang van de betaalde inactiviteit in ons land voorspelt weinig
goeds. Paars heeft de polisvoorwaarden in de sociale zekerheid taboe verklaard en verzuimd bovenwettelijke aanvullingen aan te pakken.
In plaats van gericht te opereren in de sociale zekerheid, zette men vooral in op ongerichte arbeidsprikkels die voor
uitkeringsgerechtigden door het gemeentelijke armoedebeleid ongedaan zijn gemaakt. De zuigkracht van de sociale zekerheid is daarom
nog steeds groot, zeker in een neerwaartse conjunctuur 3. Het aantal WAO’ers is zelfs in een hoogconjunctuur blijven groeien. Verder
lopen de kosten van het toch al dure activerende arbeidsmarktbeleid bij een stijgende werkloosheid pijlsnel op. Of de overheidsfinanciën
werkelijk zo schokbestendig zijn kan dan ook worden betwijfeld.
Bij het opvangen van de terugval in de wereldeconomie zal ons land daarom niet alleen moeten vertrouwen op de automatische
stabilisatoren in de overheidsbegroting maar ook op risicodeling binnen pensioenfondsen en huishoudens met tweeverdieners. Het
wegvallen van een inkomen is minder dramatisch in huishoudens waarvan andere leden actief zijn of kunnen zijn op de arbeidsmarkt dan
in huishoudens met alleenverdieners. De sterkere binding van vrouwen met de arbeidsmarkt dient zo de flexibiliteit van de economie.
De belangrijkste buffers die onze open economie beschermen zijn echter de gedeelde waarden van verdraagzaamheid en rechtszekerheid
binnen de wereldgemeenschap. De symbiose van economie en politiek waarbij volken geen oorlog voeren maar zich van elkaar
afhankelijk maken door arbeidsdeling en handel, is niet alleen de dragende gedachte van de Europese Unie maar ook de motor van
wereldwijde welvaartsgroei en politieke stabiliteit. Op de wereldleiders rust de zware taak te voorkomen dat de aanslagen een
geweldspiraal in gang zetten waarbij het vertrouwen tussen de volkeren en daarmee de wereldwijde netwerkeconomie wordt ontwricht.
Ook de welvaart in onze open economie staat of valt met het succesvol aangaan van die uitdaging

1 A.L. Bovenberg en C. Petersen, Overheidsfinanciën en pensioenen: de internationale vergelijkbaarheid van de staatsschuld, ESB, 28
augustus 1991, blz. 863-67.

2 Centraal Planbureau, Centraal Economisch Plan 1998 , blz. 137-154.
3 Zie L. Lungqvist en T.J. Sargent, The European unemployment dilemma, Journal of Political Economy, jrg. 106, 1998, blz. 514-550.

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur