Ga direct naar de content

Kredietaanvragen geconcentreerd bij financieel zwakke mkb-bedrijven

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 9 2014

De Nederlandse mkb-bedrijven die tijdens de crisis bancair krediet aanvroegen waren veelal financieel zwak. Hierin verschilt Nederland van andere eurolanden, wat helpt begrijpen dat onze banken zoveel kredietaanvragen afwijzen.

ESB Financiële markten

Financiële markten

Kredietaanvragen
geconcentreerd bij financieel
zwakke mkb-bedrijven
Anders dan in de overige lidstaten van de eurozone was de vraag
naar bancair krediet in het Nederlandse midden- en kleinbedrijf
in de crisisjaren sterk geconcentreerd bij bedrijven met een verzwakte financiële positie. Dit kan deels verklaren waarom een
relatief groot deel van de kredietaanvragen in Nederland wordt
afgewezen.

Jasper
de Winter
Senior econoom bij
De Nederlandsche
Bank

I

n vergelijking met andere landen in de eurozone
wordt van de bancaire kredietaanvragen door het
Nederlandse midden- en kleinbedrijf (mkb) een
groot deel afgewezen. Alleen in Griekenland is het
afwijzingspercentage hoger (figuur 1a). Dit blijkt
uit de Survey on the access to finance of small and mediumsized enterprises in the euro area (SAFE), die sinds begin
2009 elk half jaar wordt afgenomen onder een representatieve
steekproef van mkb-bedrijven in de lidstaten van de eurozone
(ECB, 2014). Het doel van dit artikel is te onderzoeken of op
basis van de SAFE-resultaten de oorzaken van het hoge Nederlandse afwijzingspercentage kunnen worden achterhaald.

Weinig kredietaanvragen

Ondanks het hoge afwijzingspercentage wordt maar een klein
deel van het Nederlandse mkb direct geconfronteerd met een
afwijzing: circa vijf procent van het Nederlandse mkb kreeg
sinds 2009 een afwijzing van de bank (figuur 1b). Dit is iets
hoger dan het gemiddelde afwijzingspercentage in de overige
zogenoemde kernlanden van de eurozone (Duitsland, Oostenrijk, Finland en België), maar lager dan het gemiddelde in
de perifere landen (Griekenland, Portugal, Spanje, Italië en
Ierland). Dit komt doordat het percentage mkb-bedrijven dat
krediet aanvraagt in Nederland relatief laag is.
566

Sinds de start van de meting vroeg van het Nederlandse
mkb gemiddeld slechts twaalf procent van de bedrijven bancair krediet aan, tegen gemiddeld 22 procent in de kernlanden en de periferie. In vergelijking met de perifere landen is
dit verschil vrijwel geheel terug te voeren op het relatief hoge
percentage bedrijven dat geen krediet aanvraagt vanwege voldoende interne fondsen. In Nederland gaf sinds het begin van
de meting 55 procent van de bedrijven aan geen bancair krediet aan te vragen vanwege voldoende interne fondsen, terwijl
dit in de periferie slechts 39 procent was. In vergelijking met
de kernlanden ontstaat het verschil door het hogere percentage bedrijven dat aangeeft geen kredietaanvraag in te dienen
wegens de verwachting afgewezen te worden (Nederland: 10
procent, overige kernlanden: 4 procent) of een andere reden
(Nederland: 23 procent, overige kernlanden: 18 procent).
Methode en data

Om beter te begrijpen welke factoren bepalen of een bedrijf
wordt afgewezen bij een kredietaanvraag is een model geschat
waarin de kans op afwijzing van een bedrijf afhankelijk is van
een constante, een aantal bedrijfskenmerken, de financiële
positie van het bedrijf, de enquêtedatum en het land van vestiging. Omdat de kans op afwijzing een binaire variabele is
– een kredietaanvraag wordt afgewezen of toegekend – wordt
de vergelijking geschat met een probitmodel.
Daarbij is gebruikgemaakt van de antwoorden van de circa
69.000 bedrijven –waaronder circa 4.300 Nederlandse– die
sinds begin 2009 in de SAFE-enquête zijn ondervraagd. Op
basis van de enquêtegegevens is een onderscheid te maken naar
het microbedrijf (1–9 werknemers), het kleinbedrijf (10–49
werknemers) en het middenbedrijf (50–249 werknemers).
Zelfstandigen zonder personeel vallen buiten de steekproef. Een
kredietafwijzing is gedefinieerd als een deels of volledig door de
bank afgewezen kredietaanvraag, met inbegrip van bedrijven
die afzien van het aanbod van de bank vanwege de te hoge kosten van het krediet (Muravyev et al., 2009).

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4693) 11 september 2014

Financiële markten ESB

Typering afgewezen bedrijven

Figuur 2 geeft de uitkomsten van het probitmodel weer. Deze
zijn het best te illustreren met een voorbeeld. Stel er zijn twee
bedrijven die op alle kenmerken gelijk zijn met uitzondering
van de bedrijfsomvang. Bedrijf A is een microbedrijf, terwijl
bedrijf B behoort tot het middenbedrijf. De kans dat bedrijf A
wordt afgewezen bij een kredietaanvraag is volgens de schattingsresultaten dertig procent, terwijl de kans dat het grotere
bedrijf B wordt afgewezen negentien procent is. De kans dat
een microbedrijf bij een kredietaanvraag wordt afgewezen ligt
daarmee elf procentpunt hoger dan voor een middenbedrijf.
Naast de omvang van het bedrijf blijkt ook de bestaansduur
een belangrijke factor: jonge bedrijven worden vaker afgewezen dan bedrijven die lang bestaan. Deze uitkomsten zijn
vergelijkbaar met eerder onderzoek en worden doorgaans verklaard door te wijzen op het hogere kredietrisico van kleine en
jonge bedrijven. (Beck et al., 2006; Artola en Genre, 2011).
Daarnaast bevestigen de uitkomsten de grote invloed
van het land waarin het bedrijf is gevestigd. Indien het bedrijf in Nederland is gevestigd is de kans op afwijzing 45 procent. Voor een identiek bedrijf dat is gevestigd in Duitsland
is deze kans zestien procent. Tot slot heeft een verzwakking
van de financiële positie van een bedrijf ook een grote invloed

Kredietaanvragen mkb

figuur 1

1a. Afgewezen kredietaanvragen mkb1
Nederland

op de kans afgewezen te worden. Zo neemt de kans op een
afwijzing toe met vijftien procentpunt als de krediethistorie
verslechterde in plaats van verbeterde. De invloed van de kapitaalpositie is ook aanzienlijk: een bedrijf waarvan de kapitaalpositie verslechterde, heeft een tien procentpunt hogere
kans op een afwijzing dan een bedrijf waarvan de kapitaalpositie verbeterde.
Verandering financiële positie belangrijk

De grote invloed van de bedrijfskenmerken en de financiële
positie op de kans om afgewezen te worden doen vermoeden
dat Nederland op deze aspecten sterk afwijkt van de overige
kernlanden. De invloed van verschillen in de bedrijfskenmerken blijkt echter beperkt. In de kernlanden zijn verhoudingsgewijs iets meer aanvragen afkomstig van het middenbedrijf
en bedrijven die langer bestaan, wat de kans op een afwijzing
verlaagt. Maar daar staat tegenover dat in de kernlanden meer
aanvragen afkomstig zijn uit de bouw en industrie, waar de
kans op afwijzing volgens de schattingsresultaten hoger ligt
dan in de andere sectoren. Per saldo zijn de verschillen in bedrijfskenmerken tussen Nederland en de kernlanden klein,
waarmee ze de kans op een afwijzing nauwelijks beïnvloeden.
Om te toetsen of het vooral de financiële zwakte van de

Probitanalyse: kans op bancaire
kredietafwijzing in procenten¹
Bedrijfskenmerk
Middenbedrijf
Kleinbedrijf
Microbedrijf

46
15

Kernlanden
Finland
Oostenrijk
Duitsland
België
Frankrijk

11

Periferie
Italië
Portugal
Spanje
Ierland
Griekenland

54
20

30

40

50

60

Nederland

4
5

2

5

12
6

11
8

10

12

In procenten van het aantal ingediende aanvragen
In procenten van het aantal bedrijven

Bron: SAFE-enquêtes 2009–2013

Jaargang 99 (4693) 11 september 2014

21

31
36

24
21
23
25
25
23
20
22
29

Land
Finland
Oostenrijk
Duitsland
Frankrijk
België
Italië
Portugal
Spanje
Ierland
Nederland
Griekenland

9
9

6

21

Enquêtedatum
2013-2
2013-1
2012-2
2012-1
2011-2
2011-1
2010-2
2010-1
2009-2
2009-1

3
3

29

25
28

Krediethistorie verbeterd
Krediethistorie verslechterd

2

4

25
23

Kapitaalpositie verbeterd
Kapitaalpositie verslechterd

3

2

25
25

Bedrijfsvooruitzichten verbeterd
Bedrijfsvooruitzichten verslechterd

5

Periferie
Italië
Portugal
Spanje
Ierland
Griekenland

21
24
25

33

24
24

Winst verbeterd *
Winst verslechterd *

41
42

0

29

Financiële gezondheid
Omzet verbeterd
Omzet verslechterd

32
33

1b. Mkb-bedrijven geconfronteerd met afwijzing2

1

27

Handel
Diensten
Industrie
Bouw

40

Kernlanden
Finland
Oostenrijk
Duitsland
België
Frankrijk

30

Geen dochteronderneming *
Dochteronderneming *

18
18

10

23
23

Bestaansduur > 10 jaar
5 jaar < bestaansduur <= 10 jaar
2 jaar < bestaansduur <= 5 jaar
Bestaansduur < 2 jaar

13
13

0

19

Figuur 2

13
14
16
17
19

0

10

20

28

35

32
33

30

45
45
49
40

50

Alle weergegeven effecten zijn statistisch significant op vijfprocentsniveau, met uitzondering van
de met een asterisk (*) gemarkeerde effecten

1

Bron: SAFE-enquêtes 2009–2013

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

567

ESB Financiële markten

Index financiële positie1
3a. Krediet aangevraagd

60
30

Figuur 3

3b. Geen krediet aangevraagd
31

24

23

5
0

is daarmee beduidend hoger dan het aandeel bij bedrijven
die wel krediet aanvragen. Zowel in de kernlanden als in de
perifere landen is het verschil in de financiële positie tussen
bedrijven die wel en geen krediet aanvragen veel kleiner. Deze
uitkomsten duiden op een selectie-effect: Nederlandse bedrijven met een verzwakte financiële positie vragen relatief vaak
krediet aan, terwijl bedrijven met een verbeterde financiële
positie relatief weinig krediet aanvragen.

-30
-60
1
2
3

Kernlanden

Nederland

Mogelijke andere factoren

-38

-42
2

Periferie

3

Kernlanden

2

Nederland

Periferie

3

Saldo verbetering en verslechtering in procenten.
De kernlanden zijn Oostenrijk, België, Duitsland, Finland en Frankrijk.
De perifere landen zijn Spanje, Ierland, Italië, Portugal en Griekenland.

Bron: SAFE-enquêtes 2009–2013

Nederlandse bedrijven is die zorgt voor het hoge afwijzingspercentage, is op basis van informatie in de SAFE-enquête een
indicator van de financiële positie geconstrueerd. De index is
samengesteld op basis van vijf vragen uit de SAFE-enquête
die betrekking hebben op de financiële positie van het bedrijf
en die in figuur 2 zijn gepresenteerd. Per vraag is het saldo bepaald tussen het percentage bedrijven dat een verbetering ziet
en het aandeel dat een verslechtering ziet. De index van de
financiële positie is het (ongewogen) gemiddelde van de saldi
op de vijf vragen. De index is het gunstigst voor bedrijven in
de kernlanden: zowel bij bedrijven die krediet aanvragen (figuur 3a) als bij bedrijven die geen krediet aanvragen (figuur
3b) overheerst het aantal bedrijven met een verbeterde financiële positie. In de perifere landen is de financiële index voor
zowel bedrijven die krediet aanvragen als bedrijven die geen
krediet aanvragen sterk verslechterd. In Nederland bestaat
een groot verschil tussen bedrijven die krediet aanvragen en
bedrijven die dat niet doen. Bij de bedrijven die krediet aanvragen is de index slechts vijf procent: dat wil zeggen dat bijna
de helft van de kredietvragende bedrijven een verzwakking
van de financiële positie kende. Bij de Nederlandse bedrijven die geen krediet aanvragen, is de index 23 procent. Het
aandeel bedrijven waarvan de financiële positie is verbeterd

Literatuur
Artola, C. en V. Genre (2011) Euro area SMEs under financial constraints: belief or reality?
CESIfo Working Paper, 2011(3650).

Het blijft in het licht van de veel sterkere verzwakking van de
financiële positie van bedrijven in de periferie echter opmerkelijk dat het afwijzingspercentage in Nederland in dezelfde
orde van grootte ligt als in enkele van de perifere landen, zoals
Spanje en Ierland. Mogelijk ligt een deel van de verklaring bij
de externe financieringsbehoefte van het Nederlandse mkb.
Zo blijkt uit de SAFE-enquête dat sinds de start van de meting de behoefte aan externe financiering voor werkkapitaal
en voorraden in Nederland sterker is toegenomen dan in de
overige landen van de eurozone. Uit ander onderzoek is bekend dat aanvragen met werkkapitaal als doel aanzienlijk vaker worden afgewezen dan kredietaanvragen ten behoeve van
bijvoorbeeld huisvesting of bedrijfsmiddelen (EIM, 2011).
Dit komt doordat het voor banken moeilijk is het risico en
het rendement op werkkapitaal te evalueren. Dit kan worden
opgevangen door onderpand te vereisen, maar naarmate dat
minder goed beschikbaar is, wordt deze vorm van financiering voor banken minder aantrekkelijk. Over het doel van de
aanvraag ontbreekt in de SAFE-enquête echter informatie,
zodat hiervoor niet gecorrigeerd kan worden.
Een andere omissie is dat in de analyse uitsluitend gecorrigeerd kan worden voor veranderingen in de financiële
positie van bedrijven. Informatie over de omvang van de veranderingen ontbreekt, evenals informatie over de gezondheid
van de bedrijfsbalans. Dit betekent dat er geen onderscheid
gemaakt kan worden tussen gezonde bedrijven met een kleine
verslechtering van de financiële positie en financieel ongezonde bedrijven met een sterke verslechtering van de financiële
positie. Daarnaast zijn alle effecten geschat tijdens de crisisjaren en daarmee niet automatisch geldig in ‘normale’ tijden.
Tot slot zijn er sterke aanwijzingen dat tijdens de financiële
crisis aanbodbeperkingen van invloed zijn geweest op de kredietverlening, ook in Nederland (Hebbink et al., 2014; Van
der Veer en Hoeberichts, 2013). Nederlandse banken geven
daarbij aan dat het toegenomen kredietrisico de voornaamste
reden is het kredietaanbod te beperken, maar dat ook de eigen
kapitaalpositie een rol speelt.

Beck, T., A. Demirgüç-Kunt, L. Laeven en V. Maksimovic (2006) The determinants of financing obstacles. Journal of International Money and Finance, 25(6), 932–952.

Conclusie

ECB (2014) Survey on the access to finance of small and medium sized enterprises in the euro area:

Nederland kent in vergelijking met de overige kernlanden een
relatief hoog afwijzingspercentage bij kredietaanvragen door
het mkb. Dit wordt deels veroorzaakt doordat de kredietaanvragen veelal afkomstig zijn van bedrijven met een verzwakte
financiële positie. Deze uitkomst kan behulpzaam zijn bij de
overwegingen rond eventueel overheidsbeleid ten aanzien
van mkb-financiering.

October 2013 to March 2014. Frankfurt: ECB.
EIM (2011) Financieringsmonitor 2011: onderzoek naar de financiering van het Nederlandse bedrijfsleven. Zoetermeer: EIM/Panteia.
Hebbink, G., M. Kruidhof en J. Slingenberg (2014) Kredietverlening en bancair kapitaal. DNB
Occasional Studies, 2014(2).
Muravyev, A. , O. Talavera en D. Schäfer (2009) Entrepeneurs’ gender and financial constraints: evidence from international data. Journal of Comparative Economics, 37(2), 270–286.
Veer, K.J.M. van der, en M.M. Hoeberichts (2013) The level effect of bank lending standards
on business lending. DNB Working Paper, 2013 (396).

568

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4693) 11 september 2014

Auteur