Ga direct naar de content

Kosten bij beleggingsfondsen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 12 2000

Kosten bij beleggingsfondsen
Aute ur(s ):
Otten, C.M.E. (auteur)
Verb onden aan de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4238, pagina 36, 14 januari 2000 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
beleggen

Aan beleggen zijn diverse soorten kosten verbonden, waarover slechts weinig informatie bekend is.
Beleggingsfondsen mogen zich – vooral vanwege de hoge rendementen de laatste jaren – verheugen in de warme belangstelling van
particuliere beleggers. Bij de euforie over die rendementen heeft het aspect kosten, en het effect daarvan op het beleggingsresultaat,
nauwelijks de aandacht gekregen die het verdient. Beleggers doen er goed aan rekening te houden met de mogelijkheid dat
aandelenrendementen terugkeren naar meer ‘normale’ waarden van zo’n 10% per jaar. En bij dergelijke rendementen maken kosten
en kostenverschillen tussen beleggingsfondsen een wereld van verschil.
De resultaten van beleggingsfondsen worden vaak vergeleken met een relevante maatstaf. Voor een fonds dat belegt in Nederlandse
aandelen is dat bijvoorbeeld de cbs-herbeleggingsindex. De beleggingsopbrengst overeenkomstig zo’n maatstaf is evenwel de
theoretisch maximaal haalbare opbrengst van een belegging zonder kosten. Het verslaan van de maatstaf is geen eenvoudige opgave,
omdat fondsen nu eenmaal kosten maken. Als ‘de markt’ – gemeten volgens de maatstaf – een rendement heeft van 10%, dan hebben alle
beleggers samen en vóór kosten een gemiddeld rendement van 10%. Sommigen zullen het beter gedaan hebben, met een rendement van
bijvoorbeeld 12%. Maar daar staan dan andere beleggers tegenover met een navenant lager rendement, bijvoorbeeld 8%. Zoals we
verderop in dit artikel zullen zien, nemen kosten al gauw meer dan 2% voor hun rekening. Dat betekent dat de goede belegger na kosten
al moeite zal hebben om boven het marktgemiddelde van 10% uit te komen; de minder gelukkige belegger zal uiteindelijk een netto
rendement hebben van 6% of minder. Kosten zorgen dus voor een daling van het beleggingsresultaat. Duidelijkheid over de kosten die
beleggingsfondsen maken is dan ook geboden om beleggers een verantwoorde keus te kunnen laten maken. Aan die duidelijkheid
ontbreekt het nogal eens. Fondsen zelf laten het meestal helemaal afweten. Maar ook organisaties als de Consumentenbond of het
onderzoekinstituut Nyfer geven in publicaties geen volledig beeld.
Kosteninventarisatie
Een beleggingsfonds kent vele soorten kosten, eenmalige en jaarlijkse. Belastingen hebben een aan kosten gelijk negatief effect op de
beleggingsopbrengst. Bijgaand een overzicht van alle kostensoorten.
Eenmalige kosten
» Provisie bij aankoop, te betalen aan tussenpersoon of de beleggingsinstelling zelf,
» Aan- en verkoopkosten van participaties in het beleggingsfonds,
» Switchkosten bij overstap van het ene naar een ander fonds bij dezelfde beleggingsinstelling;
Jaarlijkse kosten
» Kapitaalbelasting,
» Beheerskosten,
» Kosten van administratie, verslaglegging, accountants, adviseurs, marketingenzovoort,
» Kosten van uitgifte of inname van participaties in het beleggingsfonds,
» Aan- en verkoopkosten van beleggingen,
» Indirecte kosten doordat het fonds zelf belegt in een ander beleggingsfonds 1;

Belastingen
» Vermogensbelasting (nu 0,7% per jaar, vanaf 2001 1,2%),
» Inkomstenbelasting op dividend (nu nog 32 tot 60%, vanaf 2001 afgeschaft).
In voorlichtingsmateriaal vermelden fondsen veelal hooguit de aan- en verkoopkosten. Organisaties als de Consumentenbond of Nyfer
vermelden ook de beheerskosten. In de meeste jaarverslagen zijn die beheerskosten vaak de enige gekwantificeerde kosten; de andere
jaarlijkse kosten worden meestal wel vermeld maar niet gekwantificeerd. Een berekening van de totale kosten op basis van het jaarverslag
is dan ook onmogelijk. Wel vermelden alle jaarverslagen de dividend-uitkeringen.
Vergelijking
tabel 1 geeft voor vijf wereldwijd beleggende fondsen, die in overzichten veelvuldig tot de best presterende in hun categorie behoren,
op basis van het jaarverslag een overzicht van de kosten. Hieruit kunnen enkele conclusies worden getrokken.

Tabel 1. Kostenoverzicht van wereldwijd beleggende Nederlandse aandelenfondsen
Postbank
Omvang vermogen (x Æ’ 1 miljard)
0,7
Eenmalige kosten a
1. provisie
afh.
2. aan- en verkoop
0,4%
3. switch
p.m.
Jaarlijkse kosten b
4. kapitaalbelasting c
?
5. beheerskosten
0,59%
6. administratieve kosten
0,06%
7. beleggingsactiviteiten
p.m.
8. emissie/inname
p.m.
9. indirect
n.v.t.
Belasting
10. vermogensbelasting
0,7/1,2%
11. belastbaar dividend d
1,36%
Totaal jaarlijkse kosten (5-10)
-volgens jaarverslag
0,65%+p.m.+?
-opgegeven e.
0,48%
Belastingdruk
-nu f
1,38%
-vanaf 2001
1,2%

OHRA

ASN

0,5

0,2

afh.
0,4%
gratis

afh.
0,4%
0,8%

0,21%
0,15%
0,33%
1,07%
0,12%
0,16%
?
?
0,09%
?
0,27%
n.v.t.
0,7/1,2% 0,7/1,2%
0,50%
1,28%
1,03%+?
0,48%

1,38%+?
0,7%

0,95%
1,2%

1,34%
1,2%

Robeco

Fortis OBAM

13

2,7

afh.
0,4%
0,8%

afh.
0,4%
0,8%

?
0,60%

?
0,31%

0

0,08%
p.m.
p.m.
n.v.t.

0,14%
p.m.
n.v.t.

0,7/1,2%
2,06%

0,7/1,2%
1,61%

0,60%+p.m.+?
0,25%

0,53%+?
0,36%

1,73%
1,2%

1,51%
1,2%

? : uit het jaarverslag wordt niet duidelijk of deze kosten reeds verwerkt zijn in andere kostenposten.
p.m.: wel kosten, maar uit het jaarverslag is niet op te maken hoeveel die kosten bedragen.
afh. : afhankelijk van tussenpersoon en/of product waarvan participaties onderdeel uitmaken.
a. Uitgedrukt als percentage van de prijs van participaties in het fonds op het moment dat de kostenin rekening gebracht worden.
b. Deze kosten zijn vertaald naar kosten per aandeel door ze te delen door het aantal aan het einde van het jaar uitstaande
participaties, en vervolgens te delen door de waarde van de participaties aan het begin van het jaar. Het aldus verkregen percentage
geeft weer hoeveel van het rendement door de kosten verloren is gegaan.
c. De kapitaalbelasting op nieuwe participaties is volgens de algemene systematiek naar een jaarlijks percentage vertaald.
d. De dividendbelasting vervalt (waarschijnlijk) vanaf 2001.
e. Vanaf 1999 is het percentage bij Robeco verdubbeld naar 0,50%; bij Fortis OBAM is het percentage tijdens de verslagperiode
verhoogd van 0,36% naar 0,50%.
f. 0,7% vermogensbelasting plus 50% van het belastbare dividend.

Ten eerste verstrekken beleggingsinstellingen zelf onvolledige, om niet te spreken van misleidende, informatie over de werkelijke kosten.
De vermelding van meestal slechts de eenmalige aan- en verkoopkosten wekt de indruk dat de kosten zeer gering zijn.
Ook de jaarverslagen geven een onvolledig inzicht in de werkelijke omvang van de kosten. Veelal wordt volstaan met kwantificering van
de beheerskosten en de vermelding dat er met de beleggingsactiviteiten kosten gemoeid zijn.
Beleggen via beleggingsfondsen kan voor een particuliere belegger interessant zijn: naast voordelen als spreiding, professionaliteit en
tijdextensivering wordt ook altijd het kostenvoordeel benadrukt. Met de resultaten van het uitgevoerde onderzoek kunnen bij dat
kostenvoordeel grote vraagtekens gezet worden. De reden voor het hoge kostenniveau zou wel eens gelegen kunnen zijn in een
excessief aan- en verkoopbeleid. De oude beleggingswijsheid ‘kopen en houden’, die aan particuliere beleggers vaak wordt
voorgehouden, schijnt aan menig fondsmanager niet besteed te zijn.
Uit de jaarverslagen blijkt dat het OHRA aandelenfonds een omzetsnelheid kent van 74%, ASN 16%, Robeco 36% en Fortis OBAM 20%
2. De gemiddelde houdduur bedroeg bij het OHRA aandelenfonds 16 maanden, bij ASN 75 maanden, bij Robeco 33 maanden en bij Fortis
OBAM 60 maanden. Voor de Postbank konden omzetsnelheid en gemiddelde houdduur niet berekend worden.
De inventarisatie van kosten en belasting maakt duidelijk dat bij een aandelenrendement van 10% (het historisch gemiddelde) al gauw

een kwart opgaat aan belasting en kosten. De werkelijke invloed van kosten en belasting is vanwege het rente-op-rente effect (dat in dit
geval ‘omgekeerd’ werkt) nog veel groter. tabel 2 laat – zowel in guldens als procentueel – als functie van de tijd de invloed zien van
kosten en belasting op de opbrengst van een belegging van Æ’ 10.000 bij een marktrendement van 10% en jaarlijkse kosten van 1,5% en
1,2% vermogensbelasting. Hieruit blijkt het dramatische effect van de combinatie kosten, belasting en tijd. Na dertig jaar (een typische
beleggingsperiode voor de aflossing van een hypotheek) verlagen de kosten de marktopbrengst met 36%, terwijl de belastingen daar
nog eens 20% bovenop doen; voor de belegger resteert minder dan de helft (44%) van de maximaal haalbare marktopbrengst. In guldens:
Æ’ 10.000 zou bij 10% rendement zonder kosten en belasting na dertig jaar zijn gegroeid tot

Tabel 2. Effecten van kosten en belasting op de beleggings-opbrengst
Jaren

1
3
5
10
20
30
40
50

Opbrengst in guldens
Conform
na kosten
na kosten
Markt voor belasting en belasting
1.000
76
644
3.310
2.671
2.255
6.105
4.917
4.110
15.937
12.429
10.069
57.275
40.712
30.599
164.494
104.660
72.132
442.593
249.244
156.153
1.163.909
576.146
326.128

Verdeling opbrengst
naar belegger
64%
68%
67%
63%
53%
44%
35%
28%

19%
20%
22%
29%
36%
44%
50%

kosten
24%
13%
13%
15%
18%
20%
21%
22%

belasting
12%

T

Æ’ 174.494, een beleggingsopbrengst van Æ’ 164.494. Bij 1,5% kosten per jaar en eenmalig 0,8% aan- en verkoopkosten bedraagt de
beleggingsopbrengst Æ’ 104.660; de kosten zorgen dus voor een vermindering van de beleggingsopbrengst met bijna Æ’ 60.000. Bij de in
het Belastingplan voor de éénentwintigste eeuw voorgestelde 1,2% vermogensrendementsheffing daalt de beleggingsopbrengst verder
tot Æ’ 72.132; kosten en belasting samen zorgen voor een reductie van de opbrengst met ruim
Æ’ 92.000.
Het Belastingplan kent een forfaitair rendement op vermogen van 4%, waarover 30% belasting wordt geheven. Dat komt overeen met het
hier gehanteerde percentage belastingdruk van 1,2%.
Deze percentages zijn evenwel op jaarbasis. Gekoppeld aan de kracht van de factor tijd zorgt de vermogensbelasting voor een veel
hogere effectieve belastingdruk. Na dertig jaar bedraagt de beleggingsopbrengst na kosten, maar voor belasting Æ’ 104.660. Na
belastingen bedraagt de opbrengst Æ’ 72.132, ofwel een effectieve belastingdruk van 31%. In figuur 1 is de effectieve belastingdruk op
vermogen weergegeven als functie van de tijd bij een rendement van 10% en een belasting op vermogen van 1,2% per jaar. Door de
factor tijd blijkt de effectieve belastingdruk in de loop der jaren op te lopen naar waarden die vergelijkbaar zijn met de
belastingpercentages op inkomen (32%, 42% en 52%).

Figuur 1. Deze figuur mist
Beleidsaanbevelingen
Op grond van de in dit artikel besproken conclusies ten aanzien van de invloed van kosten (en belastingen) op de beleggingsopbrengst
kom ik tot de volgende aanbevelingen.
Beleggingsfondsen zouden moeten worden verplicht in het jaarverslag alle gemaakte kosten te vermelden en te kwantificeren. Daarnaast
zouden ze de verplichting moeten krijgen om in marketing- en informatiemateriaal de jaarlijkse kosten als percentage van de waarde van
de participaties te vermelden en het effect van de jaarlijkse kosten op de beleggingsopbrengst op de volgende twee manieren weer te
geven.
Methode 1: grafisch
Voor een nader te bepalen periode (bijvoorbeeld tien en/of dertig jaar) wordt met behulp van een taartdiagram gevisualiseerd hoe kosten

en belasting de beleggingsopbrengst reduceren.
Methode 2: tabelvorm
Voor perioden van één, drie, vijf en tien jaar wordt duidelijk gemaakt welk deel van de maximaal haalbare beleggingsopbrengst, uitgaande
van een marktrendement van 10% (bij aandelen), verloren gaat als gevolg van door het beleggingsfonds gemaakte kosten 3. (zie ook
tabel 1)
Tot besluit
Met de komst van beleggingsfondsen kan bijna iedereen profiteren van de mogelijkheden die beleggen biedt. De professionele manager
van een beleggingsfonds neemt vele keuzen uit handen. Maar niet alle. De particulier zal de afweging tussen mogelijk rendement en
aanvaardbaar risico zelf moeten maken. De eerste keuze die gemaakt moet worden betreft de verdeling van het te beleggen geld over
aandelen, obligaties, liquide middelen, enzovoort. De tweede keuze betreft de keuze van een aandelen- of obligatiefonds. Daarbij bestaan
geen garanties. Het zonder meer kiezen van een fonds dat recentelijk goed of het best gepresteerd heeft is een gevaarlijke strategie. De
prestaties van beleggingsfondsen zijn vaak onderhevig aan de wet van terugkeer naar het gemiddelde.
Een beter onderbouwde keuze is echter voorhanden. Bij gelijksoortige fondsen is er een duidelijk verband tussen lage kosten en
(gemiddeld) een beter beleggingsresultaat. De particuliere belegger verhoogt de kans op een boven gemiddeld beleggingsresultaat
aanzienlijk door niet alleen te kiezen voor fondsen passend bij het eigen risicoprofiel, maar ook voor fondsen met lage kosten. Als
beleggingsfondsen verplicht worden de relevante kosten-informatie te verschaffen, kan die keuze beter gemaakt worden

1 Zo heeft OHRA een fonds waarvan diverse andere OHRA-fondsen (zoals het aandelenfonds) participaties kopen. De kosten van dit
fonds moeten verdeeld worden over die andere fondsen om de totale kosten van zulke fondsen vast te kunnen stellen.
2 De omzetsnelheid is bepaald door de waarde van de verkochte beleggingen te delen door de waarde van de in het begin van de
verslagperiode aanwezige beleggingen. Bij Robeco is de omzetsnelheid echter bepaald aan de hand van de aankopen, omdat de omvang
van het fonds gedurende het verslagjaar daalde.
3 Deze methode is in de VS door de Security and Exchange Commission verplicht gesteld; zie ook J.C. Boggle, Common sense on mutual
funds, John Wiley & Sons, New York, 1999.

Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur