Ga direct naar de content

Koopkrachteffecten energie-inflatie vooralsnog kleiner dan geraamd

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: augustus 24 2022

Het kabinet heeft eerder dit jaar op basis van de koopkrachtramingen van het Centraal Planbureau maatregelen genomen om de effecten van de energie-inflatie te compenseren. Transactiedata laten echter zien dat de daadwerkelijke energie-uitgaven minder hard stijgen dan de koopkrachtramingen veronderstellen.

In het kort

– Langjarige energiecontracten en terugschroeven van consumptie leiden nog tot beperkte kostenstijgingen bij huishoudens.
– In de tweede helft van dit jaar zullen de energieprijsstijgingen wel een steeds grotere invloed op de koopkracht gaan uitoefenen.
– Prijsstijgingen drukken vooral de koopkracht van de laagste inkomens. Generieke compensatie is dus ondoelmatig.

In mei van dit jaar kwam de consumentenprijsinflatie (CPI) uit op 8,8 procent. De energie-bijdrage (elektriciteit, gas en stadsverwarming) aan dat cijfer kwam uit op 3,78 procentpunt, ofwel 43 procent van het geheel. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) was energie 104 procent duurder dan in dezelfde maand een jaar eerder.

Om de CPI te berekenen, gaat het CBS uit van de meest recente marktprijzen voor producten en diensten. Voor energie betekent dit dat het CBS rekent met de prijs die een huishouden zou moeten betalen als het huishuiden op dit moment een nieuw energiecontract zou afsluiten (CBS, 2022).

Ongeveer de helft van de Nederlandse huishoudens heeft echter een langetermijncontract, zodat de energieprijzen voor meer dan een jaar vastliggen. Voor het CBS is het onbekend hoeveel huishoudens, op welk moment, welke contracten tegen welke prijs hebben afgesloten. Daarvan een inschatting maken is dus erg lastig.

De consequentie is dat de CPI, door de sterke energieprijsstijging op dit moment, een negatiever beeld geeft dan de daadwerkelijke prijsstijgingen voor consumenten doen.

Dit negatievere beeld heeft consequenties voor de koopkrachtramingen. Koopkracht wordt – onder andere door het Centraal Planbureau (CPB) – geraamd op basis van drie componenten. Ten eerste het gemiddelde inkomen; ten tweede de gemiddelde lasten; het bruto-inkomen minus de sociale premies, belastingen, zorgkosten en eventuele toeslagen; en ten derde de inflatie: het besteedbaar inkomen wordt gecorrigeerd voor de jaarlijkse prijsstijgingen (CPB, 2016). In het Centraal Economisch Plan van maart 2022 gaat het CPB uit van een inflatie van 5,2 procent voor 2022, en raamt het dat de koopkracht met 2,7 procent zal dalen. Bij stijgende energieprijzen betekent deze aanname ten aanzien van energiecontracten dat de koopkrachtramingen – gecorrigeerd voor inflatie – negatiever uitpakken dan de daadwerkelijke koopkrachteffecten. Bij dalende energieprijzen zal het omgekeerde het geval zijn.

Om de daadwerkelijke effecten van hoge energieprijzen op de koopkracht goed in kaart te brengen, brengen we in dit artikel de afdrachten van huishoudens aan energieleveranciers in kaart op basis van transactiedata bij ABN Amro. Het gaat hierbij om de totale afdrachten die huishoudens betalen, afhankelijk van het verbruik en de prijs, inclusief eventuele verrekeningen of teruggaven. We kunnen bij een stijging van de afdrachten dus niet onderscheiden of iemand meer is gaan gebruiken, of dat deze een hogere prijs met hetzelfde verbruik heeft betaald. In het algemeen betalen mensen gedurende het jaar een voorschot, en vindt er aan het eind van het jaar een afrekening plaats. Bij vaste contracten ontstaat het verschil tussen voorschotten en afrekening enkel door verbruik. Omdat de prijs is vastgesteld, zit er hier geen prijseffect in.

Energie-uitgaven stijgen minder dan geraamd

Uit de transactiedata blijkt dat de Nederlandse huishoudens gemiddeld in de afgelopen drie maanden hun energieafdrachten jaar-op-jaar zagen stijgen met twaalf procent jaar-op-jaar . Dat is dus veel lager dan de 104 procent van het CBS.

Het inflatiepercentage is lager omdat circa de helft van de Nederlanders een contract heeft met een looptijd van meer dan een jaar (CBS, 2022). Deze huishoudens hebben op dit moment dus nog niet te maken met prijsstijgingen. Bovendien worden ook niet alle huishoudens met een flexibel contract nu al geconfronteerd met hogere prijzen; bij sommige flexibele contracten worden de prijzen slechts eens per jaar herzien, afhankelijk van wanneer het contract is afgesloten.

Daarnaast hebben huishoudens hun verbruik aangepast. Ten eerste blijken veel huishoudens tijdens de lockdown hun huis te hebben verduurzaamd (Rijksoverheid, 2021). Maar liefst 21 procent heeft kleine energiebesparende maatregelen genomen. Ook groeit het aantal huishoudens met zonnepanelen op het dak. Vorig jaar werd het 1,5 miljoenste huis voorzien van zonnepanelen. Een jaar eerder waren dat er nog maar 1 miljoen. Ten tweede is de winter in 2021/2022 relatief mild geweest, zodat het gebruik van gas toen lager was. Ten derde werken mensen nu, in vergelijking met 2021, weer minder vaak thuis. En dat kan ook geleid hebben tot een lager energieverbruik. De laatste mogelijke reden waarom we een lagere stijging zien, is dat huishoudens hun gemiddelde maandbedrag naar beneden hebben bijgesteld. Uit een rondgang bij de energiemaatschappijen blijkt dat ze dit sporadisch zien gebeuren. In dit laatste geval betekent dit dat, tenzij men energiebesparende maatregelen neemt, de kostenstijging later nog gepresenteerd zal gaan worden.

Groeiende prijspolarisatie

De gemiddelde stijging in de energieafdrachten maskeert wel een verschil tussen huishoudens. Zoals figuur 1 laat zien, wordt de verdeling schever. Een kleine groep betaalt meer, terwijl er ook een groep is die minder betaalt. Terwijl in juni 2021 nog maar zes procent meer dan 300 euro aan energie betaalde, is dit sinds mei 2022 gestegen tot negen procent. Tegelijkertijd zien we dat er ook een groep mensen is die juist minder zijn gaan betalen, of die geld terug hebben gekregen. Dit komt omdat er meer mensen zelf energie zijn gaan opwekken, en/of minder verbruikt hebben dan vooraf door de energiemaatschappijen berekend was.

Einde contract betekent hogere prijs

Wel krijgen huishoudens die een nieuw energiecontract afsluiten te maken met een fors hogere rekening. We kijken hiervoor enkel naar de huishoudens die in juni 2022 een andere energieleverancier hadden dan in januari 2022 (figuur 2). We zien dat deze groep gemiddeld in de afgelopen drie maanden te maken kreeg met een stijging van rond de zestig procent van het maandbedrag.

Ook dit percentage van zestig procent is overigens lager dan wat het CBS berekent. In onze berekening hebben we de eventuele welkomstkorting van de nieuwe energieleverancier en de teruggave van de oude energieleverancier verrekend op basis van een lager historisch verbruik. De afgelopen winter is mild geweest, waardoor de meeste huishoudens minder hebben verbruikt, en dus eventueel aanspraak hebben gemaakt op een teruggave.

Bovendien gaat het CBS uit van een gelijk verbruik, terwijl de klanten bij een nieuwe energieleverancier misschien een lager verwacht verbruik hebben, vanwege de relatief milde winter. Als de winter in 2022/2023 streng zal zijn, kan dat lagere verwachte verbruik bij de nieuwe energielevenacier overigens wel leiden tot grotere naheffingen.

Effect verschilt per inkomen

Wij observeren bij de twintig procent laagste inkomens (met een maandelijks besteedbaar inkomen van 1.255 euro of lager) dat er al gauw een bedrag ter grootte van veertien procent van het inkomen wordt overgemaakt naar een energieleverancier (figuur 3). Dit was ook al het geval voor de recente energieprijsstijging. Dat percentage is opvallend hoog in vergelijking met de andere inkomensgroepen.

Steunmaatregelen deels ondoelmatig

Onze resultaten suggereren dat het beleid dat het kabinet heeft aangekondigd om de koopkracht te repareren, niet bijzonder doelmatig zal zijn. Een onderdeel van de uitzonderlijke maatregelen is een verlaging van de btw op energie, van 21 naar 9 procent voor de periode juli–december. De budgettaire derving van deze maatregel bedraagt naar verwachting 1.024 miljoen euro (Tweede Kamer, 2022). De voorgestelde btw-maatregel zorgt voor een verlaging van de energierekening met circa 20 euro per maand, voor een huishouden met een gemiddeld verbruik. De maatregel heeft dus slechts een klein effect op huishoudensniveau, terwijl de totale budgettaire kosten forst zijn.

Onze cijfers laten zien dat de koopkracht­effecten van de hogere energieprijzen voorlopig nog beperkt en bovendien erg ongelijk verdeeld zijn. De btw-verlaging komt huishoudens tegemoet die deze kosten zelf kunnen dragen, of huishoudens die überhaupt niet met prijsstijgingen te maken krijgen. Ongeveer de helft van de huishoudens heeft een vast contract, en zal pas vanaf 2023 met hogere energietarieven worden geconfronteerd, terwijl de btw-verlaging maar tot het einde van dit jaar loopt. De btw-verlaging is daarentegen te weinig gericht op het compenseren van de huishoudens die het geld het hardst nodig hebben.

De eenmalige energietoeslag van 1.300 euro voor huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum – Een ander onderdeel van de steunmaatregelen – lijkt doelmatiger dan de btw-verlaging. Cijfers van het CBS laten zien dat in de grote steden gemiddeld twintig procent van het aantal huishoudens aanspraak maakt op deze eenmalige toeslag. Onze data laten ook zien dat twintig procent van de huishoudens met het laagste inkomen een relatief groot gedeelte van hun inkomen kwijt is aan energiekosten, en daarom (toekomstige) prijsstijgingen waarschijnlijk niet kan dragen. De eenmalige energietoeslag is dus minder generiek dan de btw-verlaging, en we verwachten dat deze toeslag de koopkracht doelmatiger zal kunnen repareren.

Getty Images

Literatuur

CBS (2022) Achtergronden van CBS-onderzoek naar energieprijzen. CBS Nieuwsbericht, 7 juli.

CPB (2016) MIMOSI: microsimulatiemodel voor belastingen, sociale zekerheid, loonkosten en koopkracht. CPB Achtergronddocument, 30 maart.

Rijksoverheid (2021) Meer Nederlanders verduurzamen hun woning tijdens lockdown. Rijksoverheid Nieuwsbericht, 22 april.

Tweede Kamer (2022) Wijziging van enkele belastingwetten (Wet aanvullende ­fiscale koopkrachtmaatregelen 2022), 36088, nr. 3.

Auteurs

Categorieën

1 reactie

  1. R.M. van der Plas
    2 jaar geleden

    Een statisticus liep door een rivier van gemiddeld één meter diep. Hij verdronk.

    Dat issue lijkt ook hier te spelen. De relevante vraag is niet de gemiddelde toename vd energieprijs, maar de toename van het aantal huishoudens met betalingsproblemen, mede door (voor sommigen) bovengemiddelde stijging vd energieprijs.