Ga direct naar de content

Jrg. 8, editie 394

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 18 1923

18 JULI 1988.

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch~Statistische

Beri
*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN.VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

8E
JAARGANG

WOENSDAG
18
JULI 1923

No. 394

INHOUD

BIz.
DE NEDERLANOSCHE BANK EN DE JAvAsoHis BANK
door
Mr. J. Gerrtzen …………………………..
626
De Internationale Schadevergoedingsregeling ………
628
De Salarissen der Rijksambtenaren in verhouding tot de waardevermindering van het Geld door
Mr. Dr. J.
R.
vanZaaien …………………………………
629
Tendenzen en Perspectieven in de Sociale Verzekering II
door
Mr.
W. H. M.
Werker …………………..
632
BU1TENLANDSOHE MEDEWERKING:
De Buitenlandsche handel van Frankrijk en enkele
Tariefkwesties door
Prof. Bertrand Nogaro……
637
Het wezenlijke Landbouwvraagstuk II door
Dr.
T.
E
. Gregory………………………………
638
AANTEEKENINGEN:
Het verloop der wisselkoersen …………………
640
Indercijfers van groothandelsprijzen …………..
640
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN
…………………641
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
…………….642-648
Geldkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel.
Bankstaten.

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
Redacteur-,Secretari8 van het weekblad:
D. J.
Wansink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 12, Rotterdam.
Aangeteeken4e stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 87.
Telefoon Nr. 3000. Postchèque- en girorekening

Rotterdam No. 8408.

Aboivnementsprijs. voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f iJO,—. Buitenland en Koloniiëri f £5,-
per jaar. Losse wu.nv’ners 50 cents.

Leden en donateurs van het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.

17
JULI
1923.

De verruiming Van de geidmarkt maakte deze week

verder voortgang. Particulier disconto liep terug tot

334 pOt.; de prolongatierente daalde tot 3 pOt.
* *
*

De Minister van Financiën stelt na een onderbre-

king van twee maanden weder een inschrijving open

op schatkistpapier. Aangeboden worden 3- en 6-

maandsproxnessen, 4 pOt. biljetten met een looptijd

van een jaar en 434 pOt. biljetten met een looptijd

van 5 jaar en elf maanden tot een totaal bedrag van

100 millioen, met een maximum van 15 millioen voor

de laatste categorie. De datum van inschrijving is be-

paald op 19 Juli a.s.
* *
*

De weekstaat van De Nederlandsche Bank geeft
geen veranderingerr van groote beteekenis te zien.

Als gevolg van de aflossing der rechtstreeks
bij
de

Bank geplaatste schatkistpromessen liep de post bin-

nenlandsche wissels van
f
160,9 millioen tot
f
141,6

millioen terug. Daarentegen vertoonen de beleenin-

gen een
stijging
van
f
5,8 millioen. Deze stijging
be-

treft uitsluitend de goederenbeleeningen en komt

grootendeels voor rekening van de Hoofdbank.

Het creditsaldo van het Rijk, dat de vorige week-

staat had aan te wijzen, maakte in de afgeloopen week

wederom voor een debetsaldo plaats ten bedrage van

f
3,6 millioen. De metaalvoorraad der Bank bleef na-

genoeg op dezelfde hoogte. De post papier op het bui-

tenland daalde met
f
5,3 millioen. Uit het feit, dat

de diverse rekeningen onder het actief tegelijkertijd

met
f
1,5 millioen terugliepen, mag men opmaken,

dat de Bank in de afgeloopen week weder voor eenige

millioenen aan Ponden en Dollars heeft gerealiseerd.

De biljettencirculatie daalde met
f
5,7 millioen;

de rekeningcourant-saldi
blijken
met nagenoeg
f 11

millioen te zijn afgenomen.. Het beschikbaar metaal-

saldo noteert
f
3,4 millioen hoôger dan verleden week.
* *
*

Na de zeer flauwe stemming op Maandag ontstond

er op de wisselmarkt den volgenden dag een flinke

reactie, die voor Francs op Woensdag en voor de ove-

rige wissels op Donderdag haar hoogtepunt bereikte.

Daarna trad er na de mededeelingen van de Engelsche

Regeering weder een daling in, die echter voor geen

enkelen wissel groote afmeting aannam. Blijkbaar

wordt de Engelsche verklaring opgevat als opeende

de mogelijkheid tot verdere gunstige onderhandelin-

gen. De wisselmarkt althans bleef verder zeer kalm.
.

.

LONDEN,
14
JULI 1923.

In het begin der week was er levendig vraag naar

geld; daggeld werd hernieuwd tegen 234 pOt., doch

voor nieuw geld moest men zelfs tot 3 pOt. gaan.
üp Woensdag werden de laatste schulden van het

eerste semestre aan de Bank van Engeland terugbe-

taald, hetgeen de markt eene aanmerkelijke beperking

oplegde. Vrijdag zag een eenigszins ruimer markt, met

daggeld tot 2 pOt. gedaald. Zevendaagsch bleef de

geheele week op 234 pOt.

De discontomarkt, alhoewel beperkt, was tamelijk

vast tot Vrijdag, toen £ 30.000.000 schatkitbiljetten

afgegeven werden op een gemiddelden bodprijs van

3.1.0,93 d procent, in vergelijking met 127.000.000

Li £ 3.10.2,02 d een week vroeger.

De volgende koersen
zijn
nu geldig:

Deposito’s bij bankiers 2 pOt., bij makelaars (eau)

2 pOt., bij makelaars (notice) 234 pOt.

Prima bankaccept 2-mnds. 3’iia pOt., 3-mnds. 334

pOt., 4-mnds. 3’/-3
3
/s pOt., 6-mnds. 3
7
/8

4 pOt.

Prima handelspapier 3-mnds. 4–4Ys pOt., 4-mnds.

4-434 pOt., 6-mnds.
43443%
pOt.

626

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

i8 Juli 1923

DE NEDERLANDSCHE BANK EN DE’

JAVASCHE BANK.

Wie kaatst, moet den bal verwachten. Het zal dus
de Directie van De Nederlandsche Bank niet verwen-

deren dat, waar haar President in zijn laatste jaai-

verslag eenige bladzijden wijdde aan de goud-politiek
van De Javasche
Ba.nk,1.)
wâaraan ik als oud-Directeur

dier instelling gedeeltelijk heb medegewerkt, ik eeni-

ge opmerkingen wensch te maken naar aanleididg

van hetgeen te dien aanzien werd gezegd.

Men leest op pag. 17 van het laatste jaarverslag
van den President van De Nederlandsche Bank:

,,In de jaren
1916-1919
hebben wij geleidelijk een zeer
,,belangrijk bedrag van onzen goudvoorraad aan De Javs-
,,sche Bank afgestaan, tot een gezamenlijk beloop vait
,,ruim
f 85
millioen. ‘Wij deden dit als uitzonderingsmaat-
,,regel, met het uitsluitende doel onze zusterinstelling in de
,,Koloniën te helpen aan uitbreiding van haren goucivoor-
.,raad als’ metaaldekking van hare in die jaren ook belang-
,,rjk oploopende emissie van bankbiljetten en vorming
.,van tegoed in rekening-courant, beide dienende tot uit-
,,breiding van de circulatiemiddelen in Indië. Juist omdat
,,het als eene hulp bedoeld was, hebben wij aan DeJavasche
,,Bank dit goud steeds afgestaan voor de pariteit van v&’r
,,den oorlog, niettegenstaande goud op clie tijdstippen van ,,afgifte herhaaldelijk belangrijk agio deed boven onze vn
,,luta in de wereldmarkt. Wij gaveti dit goud niet af met
,,de bedoeling daardoor den wisselkoers tusscheii het Moe-,,(Ierland en do Koloniën te handhaven.”

De hier gegeven voorstelling van zaken is onjuist.
Door de financiering van diverse Indische produc-

ten als koffie, thee, coprah enz. die Nederland brood-

noodig had, verkreeg De Javasche Bank in voormelde
jaren vorderingen op De Nederlandsche Bank. Zij

heeft van De Nederlandsche Bank betaling dier vor

deringen in metaal gevraagd, en zonder eenig bezwaar,

zonder eenige tegenwerping of conditie van De Na-
cierlandsche Bank verkregen. De verplichting van De
Nederlandsche Bank om haro bankbiljetten en debet-

saldi in rekening-courant in metaal te betalen is
nooit opgeschort geweest, en daar de Nederlandsche
Bank niet voldoende zilveren munten had, betaalde

zij in ‘s lands gouden munt.
Nooit of te nimmer heeft De Nederlandsche Bank,
waar zij tegenover De Javasche Bank voldeed aan

hare verplichting om hare schulden in metaal te be-
talen, het standpunt ingenomen,. dat deze voldoening

aan hare verplichtingen door De Javasche Bank
moest worden opgevat als eene hulp. De Javaschc
Bank vroeg trouwens’ geen hulp, maar betaling van
eene wettige vordering, voortvloeiend uit de levering
door Nederl.-Indië van producten, die Nederland

hard noodig had.

Thans
schrijft
de President van De Nederlandsche
Bank, dat zijne instelling het goud niet heeft afge-
geven met de bedoeling daardoor den wisselkoers tus-
schen Moederland en Koloniën te handhaven.

Ook deze bewering moet ik pertinent tegensprekeii;
en ik kan voor mijn tegenspraak beroep doen op het-

geen dezelfde President van De Nederiandsche Bank

zoowel in
zijn
werk ,,Het Muntwezen en de Oirculatie
banken in Nederlandsch-Indië”, als in zijne versla-gen over de jaren 191911020 en 1920/1921 te dien

aanzien heeft gezegd.

Op pagina 366 van bovengenoemd werk schreef de
heer Vissering:

,,Feitelijk hield De Nederlandsche Bank
den koers voor
,,ons land op door aan De Javasche Bank in cle ]aatst
,,jaren tot zelfs ruim
f 86
millioen aan goud al te geven.”

Op pagina 5 van het verslag van den President
van De Nederlandsche Bank over 1919/1920 leest

men: .

,,Wij hebben in het afgeloopen boekjaar nog goud af ge-
,,geven voor zaiver Nederlandsche belangen,
voornamelijk
,,aan Zwitserland en aan onze Koloniën, ten bedrage van
37.813.0000,—.”

i) [De bedoelde beschouwingen zijn in extenso afgedrukt
in het vorige nummer van dit blad, pag.
613 v.
– Red.]

Het jaarverslag 192011921 van voormelden Presi-
dent behelst op pagina 19 de volgende zinsnede:
,,Wij hadden verleden jaar besloten, om den koers van.
,,Nederland op de Koloniën
niet langer
door goud-afgifte
,,op ongeveer pariteit te houden.”

Het wil mij voorkomen, dat uit deze citaten duide-
lijk blijkt,
dat, waar in de jaren 1916/1919 De Neder-

landsche Bank aan De Javasche Bank goud betaalde als equivalent voor de door Nederlandsch-Indië aan
Nederland geleverde producten, deze betaling niet

geschiedde om de zusterinstelling in de Koloniën te
helpen, maar enkel om een zuiver Nederlandsch be.

lang te behartigen, met name den koers van den Ne-derlandschen gulden op peil te houden.

Deze politiek was dan ook ‘in volkomen overeen-
stemming met de politiek door De NedérlaÈdsche

Bank gevoerd tegenover andere landen.

In het jaarverslag van den President van De Ne-
derlandsehe Bank over
191611917
leest men op pa-

ginalO:

,,O.nze gulden deed echter niet onbelangrijk disagio ten
,,opzichte van de Scanclin avische landen, vooral Zweden,
,,en later ook van Spanje; tegenover deze landen kwamen
wij dus ook voor de moeilijkheid te staan, op welke wijze
,,Nederland zijne schulden aan clie laiiclen kon voldoen. :Dacr
,,Nederland geen crediet’ behoefde en volgaarne contant
,,bleef betalen, trachtten wij onze schulden aan die landen
,,in goud te betalen; van de zijde dier landen hebben wij
,,echter doorloopend groote moeilijkheden ondervonden,
,,daar zij onwillig waren goud van ons aan te nemen”;

en verder op pagina 11:
was iets zeer oubevredigencls in het feit, dat
01)
‘lie
,,wijze eellige neutrale landen, niet elkaar in de beste
.,vrienclschap levende en welker handelaren over en weer
,,trachtten cle zaken gaande te houden, door de weigering
,,der vreemde circulatiebanken tot medewerking niet meer
,,in staat waren tot geldlelijke afwikkeling der schulden
,,van het eene land aan het andere te ge’raken.”

De Nederlandsche Bank beklaagde zich dus in haar
jaarverslag over 191611917 over gebrek aan medewer-
king van andere circulatiebanken om goud aan te

nemen; thans doet zij het voorkomen, alsof zij aan
De ‘Javasche Bank, die in dien zelfden
tijd
wèl goud
wilde aannemen, welwillend de helpende hand bood. Op pagina 7 van het verslag van den President van
De Nederlandsche Bank over het boekjaar 191711918 leest men:
,,Intusschen hebben wij dit jaar vele malen gelegenheid
,,gevonden om van onzeu goudvoorraad weder belangrijke
,,partijen aan het buitenland af te staan, ten einde
de pati-
,,teit van den gulden tegenovcr het buitenland zooveel mo-
,,gelijk te handhaven”.

In aansluitin.g daarmede spreekt de President der. Nederlandsche Bank op pagina 9 zijne groote waar-
deering uit vooi de medewerking, die De Nedeiand-

sche Bank van de Circulatiebank in Zwitserland heeft
ondervonden, omdat deze ‘krachtig met De Neder-
landsc.he Bank heeeft medegewerkt om de betalingen
tusschen de beide landen op de goudbasis mogelijk te

doen blijven.
Boveigenoemde citaten uit bedoeld werk van Mr.
Vissering en de jaarverslagen van den President. vdn 1)e Nederlandsche Bank over vroegere jaren, bewij-zen afdoende dat, zooaJs boven door mij reeds is ge-
zegd, de goudafgiften die door De Nederlandsche
Bank in de jaren. 191611919 aan De Javasche Bank
werden gedaan, wel verre van to
zijn
bedoeld als eene

hulp aan de zuster-instelling in .de Koloniën (welke
bovendien door deze nimmer is gevraagd)., geen ander
doel hadden dan de behartiging van een zuiver Na-
derlandsch belang, namelijk handhaving van de pan-
teit van den Nederlandschen Gulden tegenover het
buitenland.
De President van De Nedeniandsche Bank beweert,
dat in de jaren 191611919 Zijne instelling goud aan De Javasche Bank heeft afgestaan tot een gezamen-
lijk bedrag van ruim
f
85 millioen. Dit cijfer verdient
eenige correctie.
De goud-a.fgiften van De Nederlandsche Bank heb-
ben geduurd van 27 Juni 1916-5 September 1919 en
omvatten:

18 Juli 1923.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

627

Aan gouden tientjes …………….
f
54.000.000

Aan sovereigns ………………..,, 32.200.000

Te zamen ..
f
86.200.000

Daarentegen heeft De Nederlandsche

Bank in 1916 van De Javasche Bank in

sovereig.ns ontvangen

…………..

18.000.000

zoodat per saldo …………………
f
68.200.000

aan De Javasche Bank in goud gefourneerd werd.

In de eerste helft van 1919 heeft De Nederland-
sche Bank aan .De Javasche Bank voorgesteld om
goud af te geven in den vorm van gouden tientjes,

met welk voorstel De Javasche Bank heeft ingestemd.

In het laatste jaarverslag van den President van

De Nederlandsche Bank leest men op pagina 17

verder:

,,Toen cle obligo’s van De Javasche Bank weder belang-
,,rijk vareu teruggeloopen, zôÔ dat hare encaisse métalli-
,que een aanmerkelijk hooger percentage van metaaldek-
king dan •de principieel gehandhaafde van 40 pCt. ging
,,bedragen, heeft de Directie der Koloniale circulatiebank,
,,zonder ons daarover te informeeren, een deel van haren
,.goudvoorraad in dollars omgezet en deze tot de destijds
,,hooge wisselkoersen tegenover den Nederlandsch-Indi-
,,schen gulden verkocht.”

In aansluiting daarop treft men op pagina 18 de
navolgende zinsnede aan:

,,Tot ons leedwezen hebben wij moeten ondervinden, dat
,,I)e Javasche Bank wèl een beroep op onze collegialiteit
,,heef t gedaan, toen zij het goud noodig had en het nergens
,,anders kon verkrijgen, doch dat zij zich heeft beroepen
.,op hare zelfstandigheid als koloniale circulatiebank, toen
.,het overtollig geworden bedrag aan goud met belangrijke ,,boekwinst door haar naar elders kon verkocht worden.”

Waar komen deze beweringen op neer? Hierop:
dat de President van De Nederlandsche Bank meent,
dat De Javasche Bank over haren goudvoorraad niet vrij kon beschikken zonder De Nederlandsche Bank
te raadplegen, omdat deze ter voldoening aan hare
wettige verplichtingen te voren goud aan De Java-

sche Bank had afgestaan.
Het is jammer, dat de President van De Neder-
landsche Bank in zijn verslag niet heeft medegedeeld,
waarop deze opvatting steunt. Waar haalt De Nader-
]andsche Bank het vandaan, dat een debiteur door
aan zijne verplichtngen tegenover zijn crediteur te
voldoen, medezeggenschap zou krijgen over de bezit-
tingen van zijn crediteur in dier voege, dat de cru-
diteur het recht zou missen een deel van zijne bezit-
tingen te verreemden, znder zijn vroegeren dehi-

teur daarover te raadplegen?
In den loop der oorlogs- en na-oorlogsjaren is ook
de go’udvoorraad van De ederlandsche Bank aan-
zierilijk toegenomen, ten gevolge van dooi Nederland
aan het buitenland geleverde goederen en bewezen
diensten. Heeft nu De Nederlandsche Bank, waar zij
over haar goud beschikte (en dit deed zij herhaalde-lijk, zoowel blijkens haar laatste jaarverslag als blij-kens vroegere jaarverslagen), ook te dien aanzien te
voren cle instellingen geraadpleegd, van wie zij het
goud had ontvangen? En zoo niet, hoe komt zij er
clan toe, om een dergelijk overleg en eene dergelijke
raadpleging thans wel van De Javasche Bank te vor-
deren?
De door den President van De Nederlandsche Bank
gehezigde zinsnede, dat De Javasche Bank een beroep
zon hebben gedaan op de collegialiteit van De Neder-
landsche Bank, toen zij goud noodig had en het ner-
gens anders kon, verkrijgen, is ten eenenmale mis-
plaatst. Want in de eerste plaats heeft De Javasche
Bank, waar zij betaling harer vorderingen in metaal
rordercle, nimmer een beroep gedaan op collegialiteit
en in de tweede plaats kon zij in de jaren 1916/1919
wel degelijk ergens anders dan
bij
De Nederlandsche
Bank goud verkrijgen, en heeft zij dit dan ook ver-
kregen. –
Dit laatste blijkt uit de volgende cijfers:
Blijkens de door De Javasche Bank wekelijks gepu-
bliceerde balansen bedroeg haar goudvoorraad:

Op 24 Juni 1916 …………… …

f
62.600.000

Op 6 September 1919 …………..„’lSS.lOO.00O

Gevende een verschil van ……
f
92.500.000

Gedurende genoemd
tijdvak
ontving De J’avasche

Bank van De Nederlandsche Bank
f
68.200.000, zoo-

dat De Javasche Bank goud tot een bedrag van

.f
24.300.000 van elders betrok.
Men leest dan ook in. het verslag van De Javasche

Bank over 1916/1917 op pagina 26:

,,Verschillende transacties stelden De Javasche Bank in
,,staat om haren metaalvoorraad in Nederlandsch-Indië
aanmerkelijk te verhoogen door goudremises van Amerika ,,naar Nederlandsch-Indië”;

en verder op pagina 28:

,,daarom versterkte zij haren goudvoorraad, wanneer noo-
,,dig, door tussehenkomst van Nederland en Amerika, daar ,,in heide landen goud overvloedig aanwezig was.”

Eerst half September 1917 kondigde Amerika een
uitvoerverbod van goud af, gepaard aan een verbod

om voor buitenlandsche rekening in Amerika aange-

houden banksaldi in goud te converteeren en te be-
waren.

Maar na half September 1917 kon De Javasche
Bank, behalve in Nederland, ook in Japan goud krij

gen. Het verslag van De Javasche Bank over 1911/
1913 vermeldt daaromtrent op pagina 23 het navol-
gende:

,,Niet onvermeld mag echter blijven, dat onlangs ook
,,door Japan aan De Javasche Bank werd toegestaan om
,,tot een zeker maximum hare Japansche saldi, zoo noodig,
in goud te converteeren, en dat goud in Japan te bewa-

Ten slotte verkreeg De Javasche Bank goud door
het mijngoud van de in indië werkende mijnbouw-
maatschappijen over te nemen (zie pag. 32 van het
verslag van De Javasche Bank over 1914/1915); dit
mijngoud werd ter verwerking naar Amerika gezon-
den, en ontving De Javasche Bank in den vorm van
munt of baren weer terug; een en ander heeft onaf

gebroken plaats gehad, en heeft, als ik
mij
niet ver-

gis, ook thans nog plaats.

De bewering van den President van De Nederland-
sche Bank, als zou De Javasche Bank gedurende het
tijdvak, dat zij goud kreeg van De Nederlandsche
Bank, nergens anders goud hebben kunnen verkrij-gen, is dus in lijnrechten strijd met de feiten, zooals

deze zich
werkelijk
hebben voorgedaan.
Blijkens de bovenaangehaalde zinsneden uit het
verslag van den President van De Nederlandsche
Bank heeft deze ook gezegd, dat de Javasche Bank
een deel van haren goudvoorraad later in dollars
heeft omgezet, en deze tot de destijds hooge wissel-koersen tegenover den Nederlandsch Indischen gul-

den heeft verkocht.
Ook dit is onjuist. De Javasche Bank heeft niet
een deel van haren goudvoorraad in dollars omgezet,
doch te Amsterdam getrokken tegen de dollars,, waar-
over zij in Amerika de beschikking had.

De President van De Nederlandsche Bank heeft op
pag. 11/18 van zijn laatste jaarverslag voorts een
enkel woord gewijd aan het tusschen De Javasche
Bank en de Regeering van Nederlandsch-Indië ge-
rezen geschil over de balans per ultimo Maart 1922,
en hij spreekt zich uit ten gunste van de opvatting
der Regeering, die hij echter niet geheel juist weer-
geeft.
Het is evenwel eene goede gewoonte on, waar eene
zaak voor den rechter hangt, geen oordeel over die
voor den rechter hangende zaak uit te spreken; en
daar ik mij aan deze goede gewoonte wensch te hou-
den, ga ik om die reden niet in op hetgeen ten aan-
zien van het hangende geschil door den President van
De Nederlandsche Bank in zijn verslag is te berde
gebracht.
De President van De Nedelandsche Bank kan
zich niet vereenigen met de gestie van de Directie en de Commissarissen van De Javasche Bank, die

628

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1923

voorgesteld hebben om ook de winsten, door De Tava-

sche Bankbehaa1d door het verkoopen harer Amen-

kaansche dollar-saldi, te verdeelen onder de deelge-

rechtigdén op de winst; en, hij zegt, dat niet één
circulatiebank in een ongeveer analoog geval tot

verdeeling van een dergelijk avans onder hare deel-

gerechtigden is overgegaan.

Men zou kunnen vragen, welke circulatiebanken

hebben in eene soortgelijke positie als De Javasche

Bank verkeerd?

Toch niet die der landen, welke in den oorlog

gewikkeld zijn geweest, en die ten aanzien van de

metaaldekking harer obligo’s in een toestand ian

aftakeling verkeerden en hare groote winsten voor-

namelijk te danken hadden aan disconteening van
schatkistpapier, ten aanzien• waarvan telkens afzon-

derlijke rgeli.ngen werden getroffen
(bv.
Banque

de France, Reichsbank)?

De President van De Nederlandsche Bank doelt

blijkbaar op zijne eigen instelling. Is deze onder-

stelling juist, dan kan er terstond• op worden gewe-

zen, dat deze Bank, zoolang zij daartoe bij machte
was, hetzelfde heeft gedaan als de Directie en de

Commissarissen van De Javasche Bank hebben voor

gesteld te doen.
Men leest toch op pag. 33 van het jaarverslag

van den President van De Nederlandsche Bank over

1920/1921 het navolgende:

,,Aan den maatregel, in ors vorig jaarverslag reeds be-
,,sproken, om tegen in Amerika te onzer beschikking
,,staande gouddepots wissels daa.r te lande te koopeti,
,,hebben wij verder gevolg gegeven, w’aaruit de niet onhe-
,,langrjke vermeerdering van onze portefeuille valt te
,,verklaren.
Later in het jaar hebben wij een deel van dat
,,papiei- te gelde gemaakt.
,,De -beleggingen in- deze wissels, inclusief cle rente van
,,de saldo’s bij onze buitenlandsche correspondenten
en
,,koerswinst
leverden eene hate op van
f 10.593.243,36
,,tegen
f 2.972.993,62
in
1919/1920 of f 7.620.249,74
,,meer.”

Hierbij wordt er aan herinnerd, dat genoede

gouddepots in Amerika, die door De Nederlandsche
Bank met groote winst werden verkocht, afkomstig
waren van de door Hollandsche administratiekan-
toren en diamant- en bloembollenhandelaars in eagles

tijdens den oorlog gestorte bedragen, waarvoor De
Nederlansche Bank een prijs betaalde van
f
2,42 per

dollar, welke prijs
lager
was dan de v66r-oorlogsp.rijs,

cm te, blijven in de terminologie van den ‘President
van De Nederlandsche Bank (zie pag. 28 vlg. van Mr.
Vissering’s brochure ,,The Netheriands Bank and the
Tar
“,
patII).
De bate van
f
10.593.243,36 is door De Nederlend-
sche Bank onder de deelgerechtigden op de winst

verdeeld, evenzeer als Directie en Commissarissen
van De Javasche Bank het vorig jaar hebben voorge-
steld om de winst, op de Amerikaansche dollar-saldi onder de deelgerechtigden op de winst van Do Java-
sche Bank te- verdeelen. –
Op pag. 18 spreekt de President van De eder-
landsche Bank de meenig uit, dat de Javasche Bank
hare groote winst’ over het boekjaar 1921/1922 slechts
heeft kunnen maken, omdat De Nederlandsche Bank haar zooveel goud heeft afgestaan tot véér-ooniogs-
prijzen. Daarna wordt in herinnering gebracht, dat
De’ Nederlandsche Bank ingevolge art. 9 van haar oc-

trooi eene bijzondere reserve heeft aangelegd met het
doel om daaruit reeds verwachte en later mogelijke
verliezen te kunnen dekken. Ten slotte leest men:
,,Tndien door eenige teruggave
of
uitkeering van Dc
Ja-
,.vasche Bank
uit
hare boekwinst voor ons instituut eenige
,,wj
ust zou zijn verworven, zouden wij ook die winst in
,,deze speciale reserve gebracht hebben”.

Deze uitlatingen van den President van De Neder-
lancische flank behoeven eenige commentaar, in de
eerste plaats de bewering, als zou de Javasche Bank
hare groote winst over het boekjaar 1921/1922 slechts
hebben kunnen maken, omdat zij zooveel goud’ in voor-
gaande jaren vh De Nederlandsche Bank heeft ver-

Op 24 Juni 1916 bedroeg, zooals boven reeds werd

vermeld, -de goudvoorraad van De Javasche Bank

f
62.6 milloen. Blijkens hare balans van ultimo Maart

1921 (gepubliceerd in het verslag over het boekjaar
1.920-1921) bedroeg die goudvoorraad
f
225.6 mii,-
lioen. Derhalve was de goudvoorraad der Javasche
Bank in het
tijdvak
24 Juni 1916-31 Maart 1921
toegenomen met
f
163 millioen., waarvan door De ‘Ne-
derlandsche Bank ter betaling van door Nederland

henoodigde’ producten geleverd werd
f
68.2 millioen.
Mitsdien had De Javasche Bank in voormeld tijd-

vak hetzij uit andere landen dan Nederland, hetzi,j
uit het eigen land door overname van mijngoud,
f
94,8
milli.oen aan goud verworven. Het van De Neder-

landsche Bank betrokken goud ligt nog intact te Am-
sterdam en te Batavia. Van de overige
f
94.8 mil]ioen
is een deel te gelde gemaakt, hetgeen mogelijk was

dooi- het dalen van de obligo’s van De Javasche Bank

na uitimo Maart 1921, en hetgeen geschiedde om haar

kantoor te Amsterdam van middelen te voorzien ten

einde tegemoet te komen aan de vraag, die in Neder-

landsch-Indië bestond voor remises op Nederland. In-
derdaad heeft het realiseeren van een deel van voor-
nielde
f
94.8 millioen groote winst- voor De Java-

sche Bank opgeleverd; maar hoe die winst op ee-niger-

lei wijze verband zou kunnen houden met het goud,
dat De Nederlandsche Bank in het
tijdvak
27 «-Juni-
191.6-5 September 1,919 aan De Javasche Bank heeft

moeten afstaan, en welk goud nog geheel intact te

Amsterdam en te Batavia ligt, is een raadsel, waar-

van men in het verslag van den President van De
Nederlandsche Bank de oplossing- vruchteloos zoekt.
In dit verband geloof ik geene gewaagde voorspelling

te doen, wanneer ik de meening uitspreek, dat de
door den President van De Nederlandsche Bank uit-

gesproken wensch, dat een deel der door De Javaiche
Bank over het boekjaar 192111922 gemaakte winst
aangewend zal worden ter versterking van de bijzon-

dere reserve van De Nederlandsche Bank, met het ge-

volg, dat deze tot dekking van verwachte en later

nog mogelijke verliezen niet meer een deel harer
winsten zal behoeven af te staan, en dientengevolge
grootere uitkeeringen aan de deel gerechtigden in

have winst zal kunnen doen, tot de pia vota zal blijken
te behooren.

Het doet mij leed, dat ik stelling heb moeten ne-
men tegen den inhoud van hetgeen door den Presi-
dent van De Nederlandsche Bank op pag. 17-19 van
zijn verslag te berde werd gebracht, maar-: amicus
Plato, sed magis amica veritas!
J. GERRITZEN.

DE INTERNATIONALE SCHADE VERGOE
DINGSREGELING.

– De door Baldwin aangekondigde stap van de En-
gelsche regeering in den vorm van een concept-anr-woord der- Geallieerden op de jongste Duitsche nota
brengt in deze dagen het vraagstuk der schadevergoe-
ding weder in het centrum, der belangstelling. In dit verband wordt hieronder een
schrijven
weergegeven
van de hand van den heen W. T. Layton, tot voor
kort chef van de Economische Sectie van het Secre-
tariaat van den Volkenbond en thans hoofdredacteur
van de Engelsche Economist, welk
schrijven
dezer da-
gen in de Times te vinden was. Zooals de heer Layton
mededeelt, is het doel van zijn schrijven geweest er toe
mede to werken dat alsnog te elfder ure Engeland
en Frankrijk tot overeenstemming zullen komen. I)e
inhoud van het schrijven is het resultaat van een
groot aantal besprekingen gedurende een recent he-
zoeic aan
Berlijn
aldaar gehouden.

De heer Layton vat zijn oor-deel samen in de vol-
gende vier punten:

1.
Engeland is totdusver volstrekt ongeneigd geweest
in
te grijpen in het delicate organisme van het comnier-
cieele leven van Duitschlanci, hetzij in den vorm van een stelsel van contrôle
of
van het nemen van onderpanden.
Op het oogenblik is Duitschland bereid een vreemde con-

18 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

629

trôle op haar financiën te aanvaarden volgens gelijke
beginselen, als wlke in Oostenrijk een succes blijken te
zijn, niet alleen omdat zulks onvermijdelijk is, maar ook
omdat de toestand tot een dergelijk laag peil is gedaald,
dat geen Regeering mag hopen liet land hier doorheen te
kunnen halen zonder ruggesteun uit den vreemde. Mits-
dien moet de Engelsche politiek er niet op gericht zijn te
vechten voor de finauciëele onafhankelijkheid van
Duitschlaud, doch op een deel hebben aan de verantwoor-
delijkheïd voor die contrôle.

Deze contrôle moet noch Frausch, noch Geallieerd
zijn, doch internationaal. Om deze reden wordt in Duitsch-
land de grootste beteekenis gehecht aan het deukbeeld
eener internationale leening als deel der schadevergoe-
dingsregeling, aangezien de trustee-eischen voor een der

gelijke internationale leening eene rechtvaardiging vor

men voor een internationale contrôle.

Met de sociale en economische contrôle van Duitsch-
land is liet reeds zeer ver gekomen. De ervaring in Oos-
tenrijk bewijst echter, dat de neiging tot sparen zeer diep
gewortelcl is in cle bevolking cii dat, zoo spoedig het
vertrouwen is wedergekeerd, normale verhoudingen even-
eens zeer spoedig terugkeeren. Wanneer men in principe
kon komen tot een regeling van de Ruhr- en de schade-
vergoediugsquaestie, dan zou de mark oogeublikkelijk we-
der appreciëeren, het budget – uitgezonderd de schade-
vergoedingen – vÔÔr het eind vali
1924
– én der beste
Duitscho deskundigen zeide zelfs in zes maanden – we-der in evenwicht zijn en zouden de leveringen in natura
bijna cladelijk weder hervat worden, niet als een con-
cessie maar als een van de niiclde]en om cle productiviteit
van Duitschland weder op gang te helpen. Geen gefun-
deerci argunient is nog naar voren gebracht tot steun voor
de nieening, dat een volledig moratorium van vier jaren
voor Duitschlanci noodig zou zijn. Van een uitstel van zoo-
clauigeii omvang wordt in Duitschland niet gesproken.

Het bleek mij, dat men het algemeen eens was met
het standpunt ingenomen door graaf Bernstorff in een
redevoei

ing op de vergadering van Volkenbondsvereeui-
gingen te •Weenen, toen hij zeide, dat, mits er geen ver-
dcie gebiedsdeeleu van Duitsclalaud worden afgenomen, cle
bestaande grenzen van het la.iicl intact blijven en aan liet
laat! een vast uitzicht geboden wordt op een volledig
herstel der eigen souvereiniteit, de wereld verbaasd zal
staan over het bedrag, (lat Duitsehlancl zal kunnen en wil-
len betalen.

Deze mededeelingen van den heer Layton, belangrijk
genoeg om hier in extenso te worden medegegeven,
dekken zich, wat het eerste punt, de bereidheid van Duitschiand tot het aanvaarden eener internationale

contrôle, betreft, met de mededeelingen van ver-
schillende andere zijden. Wanneer hij onder 2 in

dit verband spreekt van een internationale leening, is hiermede natuurlijk niet bedoeld het oude denk-
beeld eener ontznglijke leening, waarmede een groot
deel van de schadevergoeding zelve zou worden
overgenomen. Uit de Economist is in de laatste
maanden voldoende gebleken, dat ook in dien kring
de dikwijls uitgesproken en onaanvechtbare meening

van Keynes, dat een
dergelijke
leening niet alleen
ondenkbaar maar ook techniseh onuitvoerbaar zou
zijn, geheel wordt gedeeld. De internationale leening,
hier door den heer Layton bedoeld, zou moeten wezen
van7 een beperkt bedrag en voor een beperkt doel, gelijk

bij de jongste Oostenrijksche leening.

De meening voorts door den heer Layton geuit
over het betaalvermogen van Duitschiand vindt ver-
dedigers . zoowel als tegenstanders. Het zou te ver
voeren op deze vraag diep in te gaan. Persoonlijk
zou ik mij echter aan zijn zijde willen scharen en
geloof ik, dat wie, heenziende door de ontwrichtingen
en de ellende, geschapen door de ruilmiddel-infiatie,
zich een juist beeld van de huidige reëele productie-
capiciteit van Duitschiand tracht te vormen, tot
gelijke conclusies moet komen. 15.

DE SALARISSEN DER RIJKSAMBTENAREN IN

VERHOUDING TOT DE WAARDE VERMINDE-

RING VAN HET GELD.

In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 11 De-
cember jl., Avondblad B, toont de heer
Rooy
door

vergelijking van de salarissen der Rotterdamsche

gemeente-ambtenaren met die van vôôr den oorlog

en met de kosten van het levensonderhoud aan, hoe

ongelijk de verhoogingen wegens de waardeverminde-
ring van het geld op de verschillende groepen van

ambtenaren zijn toegepast en hoe sterk daardoor een
nivelleering van hoogeren en lageren is ingetre-

den.

De redactie noodigde
mij
uit ditzelfde te onder-

zoeken voor de
rijksambtenaren
en met hulp van den

secretaris der Centrale van hoogere rijksambtenaren

is het
mij
gelukt, het hier volgende overzicht der

salarissen van de ambtenaren der departementen van
algemeen bestuur, directe belastingen, invoerrechten

en
accijnzen,
registratie en domeinen, posterijen,

telegrafie en telefonie en
rijkswaterstaat,
dus van het

grootste deel van alle ambtenaren, samen te stellen.

Ter toelichting van het overzicht vooraf het

volgende.

Vergeleken worden de salarissen op 1 Januari 1915
en 31 December 1922 (kolommen 2 en 3). Aangezien
de minima-salarissen geen goeden maatstaf van ver-

gelijking aanbieden, daar de schalen
bij
de verschil-

lende categorieën zoogen. ,,overlappen”,
zijn
uitsluitend

de maxima van elke snlarisgroep genomen en wel,
ter
vermijding
van
moeilijkheid
ten opzichte van

standplaatsverschillen, die niet altijd gelijk geregeld zijn geweest, de
werkelijk
genoten bedragen op één
bepaalde standplaats, in casu Amsterdam.

De
vergelijking
wordt aldus gemaakt, dat het sa-
laris van 31 December 1922 wordt herleid tot het
niveau van dat van 1915 (kolom 4) door het-te deelen

door 1.75. Om vergelijking mogelijk te maken met
het overzicht van den heer Rooy, wordt ul. met hem
aangenomen, dat de kosten van het leven 1.75 maal

zoo hoog waren als in 1915. Dat
cijfer
van 1.75 is
afkomstig van de statistiek der kosten van het levens-
onderhoud, gepubliceerd door het Amsterdamsche
bureau van statistiek; het gaf den toestand weer in,
September ji. en is thans reeds wat lager geworden.
Men bedenke echter, dat het betrekking heeft op
Amsterdamsche
arbeidersgezinnen,
zoodat het feitelijk
alleen mag worden toegepast op de laagste groepen
van ambtenaren, wier
levenswijze
weinig van die van

arbeiders verschilt. Voor beter bezoldigde categorieën
is het
cijfer
hooger dan 1.75 en van de hoogst be-zoldigde belangrijk hooger; voor deze
zijn
b.v. de
huren in vele gevallen meer gestegen dan voor de
lageren; de kosten van kleeding veel minder gedaald
en last not least de belasting door de veel sterkere
progressie dan vroeger en in verband hiermee ook
het van het inkomen
afhankelijke
sehoolgeld belang-
rijk veel hooger geworden. Indien
wij
voor de ver-
gelijking niettemin op
alle
salarissen het
cijfer
van
1.75 toepassen, neme men dus in aanmerking, dat
voor de hoogere ambtenaren de toestand
feitelijk
nog
veel ongunstiger is dan onze cijfers aangeven. En
dit nog te meer, omdat, ook als er geen oorlog was
geweest, die ambtenaren in de laatste acht jaren niet
stil hadden gestaan en hun salaris door verhoogingen
en promoties hooger zouden
zijn
geworden, zoodat
de vergelijking met te lage bedragen geschiedt.

De bedoelde
cijfers
vindt men in de beide laatste
kolommen.
Terwijl
kolom 5 het bedrag bevat, waar-
mee het tot het niveau van 1915 herleide tegen-
woordige salaris dat van 1915 overtreft, bevat
kolom 6 de
werkelijke
daling van het salaris. De
kolommen 7 en 8 geven dan die salarisvermeerdering,
resp. -vermindering in percenten van het salaris van
1915. In 1915 nog niet bestaande betrekkingen zijn
weggelaten.

Wij plaatsten de salarissen in de volgorde van
hun hoogte, waardoor w’el de verschillende groepen
eenigermate door elkaar worden geworpen, maar
anderzijds de
werkelijke
beteekenis der nieuwe salaris-
regelingen het best wordt aangetoond.

c

F63i

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1923

Maximum-
r. r
1-let hen, salaris
was
salaris
>

in
totaal
van 1915

Betrekkingen
•2—
•o

r’)
VIS)
-“::
•D._
-S
t
S)CS
a

1.
2

3
4
S
6
7
8

4

Departementen van
algemeen
bestuur.

+

f
f
f
f

f

°Io°Io
Vaste knecht ……..
.

650
1600
914
264

41

1700
97
1

71

8

Klerk

……………

.

100
2000
1143
193

20

Bode

……………..900

2300
1314
214

19

Concierge ………….950

2800
1600
400

33

2000
1143
57

5
Kamerbewaat

der …….1200

Klerkzond.verd persp. 1400

.

2300
1314

.86

6
Adjunct-commies
……
1700
3000
1715
15

1

Schrjer

…………..1200

zonder perspectief 1900
3000
1715

185

10
..

3800
2170

130

6
Commies …………..2300
zouderperspectief 2500
3800
2170
-.

330


13
5000
2887

13

6000
3428

372

10
E[oofdcommies ………2900

7000
4000

800

17
Referendaris ……….3800
Administrateur ……..4800
8000
4570

230

5
Raad.adviseur ………4800
Secretaris-generaal…. 6000
9000
5140

860

14

B.

])irecte Belastingen, Invoerrechten en
Accijnzen.

1800 1030
60.

81
– –
2500
1430
730

104

Hulpcommies …………570

Coinmies te vater 2e kl.

900
1.800
1030
130

14

,,

,,

,,

le
,,

1020
300
1314
294

29

Surnumerair …………700

(Jommies 2e ki …….. 1080
2000
1143
63

6

Rijksklerk.

……….

1140
2100
1200
60

5

Cornmies-Ontv.

le cat. 1.200

..

2760
1577 377

31

..

2500
1430
170

13

2700
1543
163

12

Comies le kI………1260

Adsp. verificateurs .
..
.
1440
2800
1600
160

11

Assistenten

…………
1
380

3000
1715

245

17
3000
1715
125

8

Adj. commies ………..1470

-Commies.veri
fi
cateur .1710
3100
1770
60

4

il oofdcommies ……….1590

1430

370


2.1
»eur’is’aarder 2e ki……11800

2500
Adj. contr. grondbelast. 2000

40.00
2286
286

14

Adj. insp.clirecte belast. 2100
4000
2286
186

9

3400
1943

357

16
3800

2170

230


.10
Deurwaarder le kl…….2300

343

12

143

5

Commies …………..2400
Verificateur ………..2800

4300

2457

Verificateur-sectiechef. 3100

4700

2686

414

13
1Iï[oofdcommies ……….3000

5000

2857

Controleur 1.
en A…

3600

5400
3085 514


14
,,

grondbel… 4100

6000

3428

675

16
Ontvanger
D. J3…….4500

7500

4285

215

5

730

16
Ontvanger Acc …….. 5000

7500

4285

715

14
Inspecteur

, .
……
4500.

6600

3770
.

930


.17
Directeur

………….5500

8000- 4570
Ontvanger mv. en Acc. 6Q00 8000

4570

1430

24

0.

Registratie
en Domeinen.

Rijksklerk 3e klasse.
..

900

2100

1200
300

33

Stempelaar ……….. ..1100

2000

1143
43

4

IRijksklerk 2e klasse.
..
1200

3200

1830
630

52

Commies ter Directie ..1 300

3400

1943
643

49

:R.ijksklerk le klasse.
.

1500

3200

1830
330

22

Controleur v. h. zegel
.
2400

4600

2630
230

10
Ontv. v. h. buiteng. zegel 4000

6600

3770

230

6
Inspecteur Reg.enDoin. 4500

6600

3770

730

16
Ontvanger d. Registr..
.
5500

7500

4285

1215


22
Directeur Reg. en Dom. 5500

8000

4570

930


.17
Ontvanger der Successie 6000

8000

4570

1430

24

fl

IClno,’

.

Adsp. landmeter……..720
~1500

857

137

1.9


Teekenaar- ………….1700

3100

1770

70

– .

4


Boekhouder ………..2150

3800

2170

20

1


Landmeter

………..3400

5

3085

315

.9
Ingenieur-verificateur
.
4100

6600

3770

330

E.
Posterijen, telegrafie en telefonie.

Telefoniste
2e kl. (loc.)
.

900

1800

1030

130

14


,,

2e
,,
(int.loc)

900

2300

1314

4114

46


Besteller

………….915

1800

1030

115

13


Schrijver
………….
.940

2000

1143

203

21


Zaalwachter en kant.kn
.

965 2000

1143

178

18

Telefoniste le klas
. . .
1050

2700

1543

493

47

f

f

f_ f

f
% 0/0
Conducteur …………
1100 2400 1370 270

24
H


uipboekhouder ……..1100 2300 1.314 214

19

ioofdbest. en assistent 1175 2400 1370 1.95

17
Assist. enconduct. ]ekl. 1175 2700 1543 368

31

Telegrafistenkt.bd.2ek. 1200 2300 1314 114

9

Klerk ……………1350 2700 1543 193

14.

Telegrafistenkt.bd.iek. 1400 2700 11543 1,43

10

Commies-titulair …….1700 3800 2170 470

28

Comm.-tit. (de400udst.) 1900 3800 2170 270

14
Commies ………….2500

4500 2577

77

3

Iloofdcommies ……….2900 5400 3085

85

6

Dir.P.enT.Valtbornmel) 2900′ 4810′ 2745

155

5
(Doetinchem) 2900
1
5620k 3210 310

10

Adjunct-directeur
.
. ..
3400 5800 3315

85

2

inspecteur
. . ..
3400 6200- 3543 143

4

Dii. P. en T. (Enschedé)
3800
1 58801
3315

485

13
spoorw.postk. 3 en 4 3800 6200 3543

257.

7
Controleur P. en T……4000 6000 3428

572

14
Dir. spoorw.postk. 1 en 2 4200 6600 3770
– –
430

10

1-Iaarlem P. …… .4200′
5950
1
3400

800

19

‘s-CiravenhageJ… 4200 7500 4280 80

2

Inspecteur …………4400 7000 4000

400

9
Hoofdinspecteur …….4500 7500 4285

215

5
Directeur Arnsterdam’j’. 5200 8000 4570

630

12

F. Rijkswaterstaat.
wegarbeider ……….550 1800 1030 480

87

.
Ambt, alg.
dienst 2e ki. 000 2300 1315 315

31

le kI. 11.600 13200 1830 230

14

BLireela,iibfenaiir ……..600

0
00

00
1830 230

14

Technisch

,….
2400

00 2570 170

7

Ingenieur ………….4000

3430

570

14
Ï[oofdingenieur …….5000 7000 4000

1000

20
-Roof ding.’directeur
.
.
.
6000 8000 4570

1430

24
1)
Plus vrije woning.

Bestudeering van
deze tabel leert precies hetzelfde als -van die, welke de hee,’
Rooy
omtrent Rotterdam
gaf, nl. een, zij het hier en daar onregelmatig,’)

maar dan toch met den hoogeren rang afnemende
vermeerdering der koopkracht onder de
lagere amb-
tenaren, een,
zij
het evenzeer onregelmatig,’) maar
dan toch met den hoogeren rang toenemende ver-
mindering der koopkracht, dus reëele verlaging van

het salaris der hoogere ambtenaren. Onder de hoog-

ste ambtenaren zijn er die zich, zelfs, als men de
bovengenoemde verdere ongunstige factoren niet eens
telt, reeds met drie vierden van het reëele ,,loon” van

vôôr den oorlog moeten tevreden stellen. Men zou
haast willen vragen, waaraan
zij
dat hebben verdiend.
Nu wordt meermalen de bewering gehoord, dat ook
in het particuliere bedrijf de malaise voor het daarin
werkzame hoogere personeel (procuratiehouders, in-

genieurs enz.) groote salarisverminderingen, verlies
van tantidmes, en derg. heeft meegebracht, zoodat
de ambtenaren zich niet mogen beklagen. Men ver-

geet dan echter, dat dat personeel, vooral in sommige
bedrijven (banken, reederijen e.a.), in de hausse-periode
uitermate hooge salarissen heeft genoten, waarvan
de

betrokkenen, als
zij
solide
hebben geleefd, ge-
makkelijk een behiorljk bedrag voor den slechten
tijd
(die trouwens voor
.

hen zal
voorbijgaan!)
heb-
ben kunnen afzonderen, maar dat de salarissen -der
hoogere ambtenaren hij de waardevermindering van
het geld slechts zeer langzaam,
zijn
verhoogd, zoodat
zij
altijd eerst lang daarna aan de beurt zijn gekomen, die
nooit hebben kunnen inhalen en dus ook niet den ont-
stanen achterstand in de aanschaffing vôoral van
kleeding en onderhoud en vernieuwing der huishou-
ding hebben kunnen aanvullen. Het is een feit, dat

de intellectueelen onder de ambtenaren, die geen
vermogen of speciale bijverdiensten hebben, zeer veel
moeilijker leven dan vroeger en dat
zij
vooral wat
hun woning, maar ook wat hun levenswijs betreft op
een lager peil (het peil was trouwens nooit zeer hoog!)
zijn gekomen.
Of het, waar men thans zooveel van hun werk-
kracht vordert zoowel door
de inkrimping van het

1)
De onregelmatigheden komen ongetwijfeld voort uit
de
regularisatie van de salarissen bij de tusschen 1916 en 1922
plaats gehad hebbende claSsificatie. Volkomen regelmatig
is de
rijkswaterstaat.

370 –

97

35.890

203 – 3482 706.846
266 – 1601 426.664


660 – 69

45.540 –
285 – 426 1211.410


280 –

5

.1.400


218 –

71

115.478
– 110 135

14.850

640 – 27

17.280 –
325 –

2

650 –
– 400 2

$00
– 600 177

106.200
– 250 13 , –

3.250

725
35

25.375
900
5
.-
4.500
375
1.002

37.500
1275
144′
1
875
4

3.500
1625
9

1.4.625

18 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

631

personeel als door de zeer terecht geëischte bezuini-
ging in het algemeen, welke toch van ‘hen moet ko-

men, goed gezien is de hoogere ambtenaren door de

telkens herhaalde – het laatst weer door de sterk ver-

minderde
reëele
waarde van het pensioen’) – te ver-

bitteren, is een vraag, welke de lezers voor zichzelf

moeten beantwoorden.

De heer
Rooy
heeft verder voor Rotterdam Ilitge-

rckend, hoe weinig het zou kosten hier bevrediging
te brengen, door deze categorie van ambtenaren al-

thans te herstellen in den toestand, waarin zij vôdr

den oorlog was en waarbij zij dan toch nog bij de
lageren, die ook reëel in salaris verhoogd zijn, sterk

zouden achterblijven. Hij deed dit door van elke
categorie te berekenen, hoeveel zij thans resp. meer
of minder ontvingen dan het tot de geldswaarde van

het thans omhooggerekende salaris van 1915, en dit ver-
schil te vermenigvuldigen met het aantal ambtenaren
in de categorie werkzaam.
Voor de rijksambtenaren is het echter veel moei-

lijker
een
dergelijke
berekening te maken, omdat

juist
bij
de hoogere ambtenaren de salarissen in den-
zelf den rang (zooals ontvanger en inspecteur der be-
lastingen, directeur van een post- en telegraafkantoor

en derg.) in de verschillende deelen van het land
sterk uiteenloopen, zoodat de ambtenaren in kleine

gemeenten behoorlijk aan de duurte zijn aangepast,
doch die in de groote ‘gemeenten niet. Waar nu het
aantal ambtenaren in die verschillende categorieën
niet bekend is, is niet uit te maken, hoeveel te weinig

wordt betaald. Toch
zijn
we erin geslaagd van de

beide grootste diensten, de directe belastingen, in-
voerrechten en accijnzen en de
posterijen,
telegratie

en telefonie, een eenigermate juist beeld te geven,
waarbij echter nog
01)
het volgende te letten is.
Onze eerste tabel hierboven geef t,den toestand van

Amsterdam; als men het voor Amsterdam berekende
verschil tusschen het herleide salaris van 1915 en
dat van thans vermenigvuldigt met het aantal amb-
tenaren van het geheele land, is men dus niet nauw-
keurig, omdat in andere gemeenten het verschil an-
ders kan zijn, maar groot kan de
afwijking
toch niet
zijn, omdat het hier slechts standpiaatsverschillen
betreft, die in verhouding tot den vroegeren toestind
overal nagenoeg
gelijk
werken. Voorts is de
lijst
van
betrekkingen niet geheel volledig; er ontbreken enkele

categorieën, zij het dan slechts zoodanige, waarin een
zeer klein aantal ambtenaren voorkomt. En eindelijk

is het aantal ambtenaren in sommige gevallen slechts
bekend van een of meer categorieën samen, bijv. klerk en adjunct-commies; koxnmies le en 2e klasse, enz. In
dit geval is het gemiddelde der aan de gecombineerde rangen verleende salarissen genomeii.
Door deze onzekerheden
zijn
de optellingen, die
wij maakten, dus niet geheel nauwkeurig.
Wij
laten
ze toch niet achterwege, omdat het alleen de bedoe-
ling was een globaal beeld te gevec van de verhou-
dingen, een beeld, dat in zijn algemeenheid wel een
maatstaf is voor de
werkelijkheid,
al is het in zijn
onderdeelen wel voor critiek vatbaar. Men vindt het
in de hier volgende tabel.
Deze is in zoover de omgekeerde van de vorige,
dat uitgegaan wordt van het salaris in 1915 (kol. 2).
Hiervan wordt uitgerekend, hoeveel het thans zou zijn, als de waardevermindering van het geld erop werd toegepast, door vermenigvuldiging met 1.75
(kol. 3); de kolommen 4 en 5 geven het verschil in meer of minder van het
werkelijke
salaris van 1922
met het herleide van 1915 (kol. 3), kol. 6 het aantal
ambtenaren en de kolommen 7 en 8 geven door ver-
menigvuldiging van kol. 4 en 5 met kol. 6 de bedragen
resp. meer uitgegeven dan voor het op peil brengen

1)
Ook het zoo juist in de pensioenwet opgenomen ver-
bod van cumulatie van pensioenen tot boven
f
4000 tref t
alweer alléén de hoogeren; de Indische sergeant, die als
bode een tweede pensioen verdient, komt nooit’ boven

f
4000 en wordt dus niet gekort.

noodig was en noodig om de te lage salarissen op
peil te brengen. Waar van twee bij elkaar behoorende
rangen slechts het gezamenlijk aantal functionarissen

bekend is, is het gemiddelde der maxirna-salarissen,
aan die rangen verbonden, genomen.

bo
a
b
5

..
eE
.ou

II

•d

cd
b1
‘3bO
.e

Betrekkingen
n
0
.->o
e
•O

•:
1

-.
.i
8.
co
.i
.E
•o•3.2

bo

Meer
der
Meer
Minder

2 3
4 5
6
7
8

A.
Directe belastingen, invoerrechten en accijnzen.

ff f f

f

f

iluipkoinmiezen 570 1000 800 –

82

65.600

Surnumerairs . . 7001225 1275 –

17 149.1.75
Ïiornrn. te water
(gem.) …….
Kommies leen2e
klasse (gein.)
Rijkskl. en adj.-
comm: (gein.)
Komrn.-ontv.
Assistent ……
Adsp. verific.
Etoofdkomrnies..
Komm.-verificic.
Deurw. le en
Ze ki. (gein.)
Adj.-inspecteur
Commies ……
Verificateur .
:E[oofdconrnies
Verificateur-
sectiechef .
Contr. T. en A.
Ontvangers D. B.
Inspecteurs .
Hoofdinspect.’)
Directeur……

Totaal……..
[
.
585
.
933
1
273
.
600

‘Waren in 1915 nog inspecteurs.
Alleen le klasse.
8)
Onbekend,

hoeveel

hiervan

het
in kolom 2 genoemd
salaris hebben. Naar de verhouding
der ontvaugers zouden
het er ongeveer 50 zijn, die
f
63.000
tekort komen. Kolom
7 zal wellicht nog met
f
100.000
zijn te verhoogen.

B.

Posterijen, telegrafie, en telefonie.
1710 590

1854
1083.860

1600 200

8437
1687.400
..

1645
355

443
157.265

Telefoniste ……975
:l3esteller ….. …915

Kantoorknecht
,
965
1690 310

755
234.050

Schrijver

…….940

Conducteur ….
111001925
475

575
273.125

ilulpboekhouder
1100
1925
375

7
2.625

Hoofdbestell’er..
1.175
2050
350

239
83.650

Assistent

…….
11.75
2050
350

1119
391.650

:Eantoorbediende
1300
2275
225

2074 446.650

Telegrafist. …..
13002275
225

12111.
272.475

Klerken corn. tit.
1525
2670
580

930
539.400

Corn. tit. (oudste)
1900
3325
475

40
19.000

25004375
1125

330
41.250

ioofdcommies ..
2900

..

5075
325

175
56.875

4000 7000

1000
1

1000

Commies ……..


– –
397
100.0
1

00′
90000
Controleur ……
Directeur’)……

Inspecteur …..
.
400
7700

700
12

8400.
Hoofdinspecteur
.45007875

375
4

1900,

Totaal ……. 15.389.2751 101300
1)
In het algemeen zijn de kleine directies rnéér, de
groote directies minder verhoogd dan door de waarde-
daling van het geld wordt gemotiveerd. Het teveel der
kleine directies en het tekort der groote moest bij gebrek
aan nadere gegevens worden geschat.

Men kan gerust aannemen, gezien de cijfers in

632

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1923

onze eerste tabel, dat, indien eenzelfde berekening in

de andere diensttakken kon worden gemaakt, deze

een beeld zou geven, dat niet belangrijk afwijkt van
dat der twee diensttakken in bovenstaande tabel. Dit
beeld kan aldus beschreven worden, dat in vergelij-
king niet alleen met de totale bedragen, aan salaris-
verhooging der lagere ambtenaren besteed, maar zelfs

in vergelijking met de bedragen, die aan deze cate-

gorieën meer zijn gegeven dan noodig was om het

salaris op peil te brengen, de bedragen die noodig

zouden zijn geweest om de beneden peil gebleven

hoogere ambtenaren tot dit peil op te heffen, niet
de moeite waard
zijn
en gerust bij cle andere hadden

kunnen worden gevoegd, zonder dat de toestand van
‘S
rijks financiën daardoor slechter zou
zijn
geworden.
Met het naar evenredigheid betrekkelijk kleine, hier-

voor noodige bedrag had de regeering veel ontevre-

denheid en veel actie, maar vooral veel onverdiend
leed kunnen voorkomen. *

In elk geval toonen, naar onze meening, de cijfers
die wij gaven, zonneklaar aan, dat er geen denken

aan kan
zijn
om, als het moet komen tot salarisver-
laging – een, verlaging, die alleen met de vermeer-

dering van de waarde van het geld zal kunnen

worden gemotiveerd — die verlaging op alle rangen

gelijkelijk toe te passen door één verlagingspercen-
tage voor
allen
voor te
schrijven.
Het zal in het
licht der
cijfers
thans wel duidelijk
zijn,
dat dit de on-
rechtvaardigheid ten’ top zou doen
stijgen, nog af ge-

zien van de groote waarschijnlijkheid, dat, zoodra de
toestanden zich in het particuliere
bedrijf
verbeteren,
de staatsdienst geen geschikte krachten voor de be-zetting der hoogere rangen meer zal vinden.

De regeering heeft thans reeds de leeraren als

eersten uit de intellectueelen uitgekozen, nog voordat

zelfs aan de lagere ambtenaren begonnen is. Dit zal
zich
onvermijdelijk wreken.
VAN ZANTEN.

TENDENZEN EN PERSPECTIEVEN IN DE

SOCiALE VERZEKERING.

II.

Hoe komt men nu uit het labyriuth?

Daartoe is een greep noodig, die op hooger niveau
het schijnbaar tegengestelde vereenigt.

Men zal aan de Regeering den lof niet mogen
onthouden, dat
zij
de poging daartoe deed. ,,In
magnis voluisse sat est”. Maar
bij
het .Regëerings-
beleid moet het pogen dan toch ook redelijke kans
op goeden uitslag bieden. De Regeering heeft nu

bij den Hoogen Raad van Arbeid aanhangig gemaakt
de bekende Nota der Afdeeling Arbeidersverzekering
waarvan men, ondanks alle critische beschouwing, toch zal moéten erkennen, dat zij in het kort bestek
het vraagstuk der sociale verzekering in vollen
omvang aan de orde stelt.

Nu heeft de behandeling der Nota en der vraag-
punten, die door de Regeering daarbij
zijn
gevoegd,
plaats gehad in de Commissie voor de sociale ver-
zekering uit den Hoogen Raad van Arbeid, en het
praeadvies dier Oommissie is verschenen.
Twee zaken
zijn
daarbij aanstonds in het oog te
houden.

Allereerst: het rapport geeft hoofdlijnen aan,
waarnaar alsnog een wetsontwerp zal moeten worden
ontworpen. De conclusiën der Commissie
zijn
dus
desiderata, en eerst wanneer na aanvaarding door den
vollen Hoogen Raad uitwerking in een wetsontwerp
heeft plaats gevonden, zal men tot volledig oordeel
in staat zijn, met name ten aanzien van de vraag,
of de gedachte vereenvoudiging en bezuiniging in-
derdaad verkregen worden.

In de tweede plaats is het van belang, er de aan-
dacht op te vestigen, dat er in de Commissie een

Regeeringsverklaring blijkt gedaan te zijn, die het
debat en de conclusiën uitteraard moet hebben be-
perkt. Het tegenwoordige kabinet toch blijkt in geen

geval bereid, de geldende sociale verzekering uit te breiden tot een stelsel van sociale voorzorg, of per-

sonen, in de verzekering te betrekken, die niet loon-
trekkenden zijn, en wier inkomen beneden een be-
paalde grens blijft.

De sociale verzekering wordt, of liever blijft, aldus
verbonden aan den loondienst, waardoor, naar men

zou meenen, bevrediging wordt geschonken aan hen, die
naar Protestantsch-Christeljke of Katholieke leer,

wat den rechtsgrond betreft, in deze koppeling aan

het arbeidscontract een essentiale zien. Deze voor-
opstelling, waaraan de Commissie zich kennelijk ter
vermijding van onvruchtbaar debat heeft gehouden,

moet, wat de beantwoording der vraagpunten betreft,

wezenlijk belangrijke gevolgen hebben, zoo wat aan-
gaat de materie, als wat betreft de orgaisatie der
sociale verzekering.

Bedoelde vooropstellink behoeft overigens voor de

voorstanders van de sociale voorzieningsleer, en ten
aanzien van het betrekken in de toekomst van niet

loontrekkenden in de sociale verzekering nog geen
onoverkomelijk bezwaar te
zijn,
indien de oplossingen,
die door den Hoogen Raad aanvaard worden, ver-

nauwingea wegnemen, en dus stappen bevorderen in
de richting van hen, die bier aan het woord zijn.
Hoe verder de conclusiën in deze richting gaan, hoe

meer zij er vrede mee zullen• hebben, doch, hoe ster-

ker deze conclusiën ook verzet zullen aanwakkeren

bij aanhangers van geldende of klaarliggeude wetten,
die vrees zullen koesteren voor een afglijden in een

door hen verkeerd geachte richting.

De .voorstander van de conclusiën, zooals ze daar

liggen, zal zich – hetgeen met het oog op de kans

op vruchtdragenden parlementairen arbeid gansch
niet zonder belang is – hebben voor te bereiden op
een
strijd
met twee fronten.

Welke zijn nu de conclusiën, en welke oppositie
openbaarde zich daartegen?

In de eerste conclusie blijkt de Commissie – dat
is dus haar meerderheid – van oordeel, dat bij de
voorgenomen herziening der sociale verzekering tot

grondslag moet worden genomen eenheid van de
categorieën van verzekerden, die onder de verplichte
ziekte-, ongevallen-, invaliditeits- én ouderdomsver-
zekering zullen vallen. De oppositie blijkt weliswaar
van meening, dat de thans ‘bestaande verschillen ten

aanzien van de bedoelde categorieën – men denke
aan losse arbeiders, aan dieustboden – telkens uit
den aard van eenigen tak van verzekering voortsprui-
ten; doch de meerderheid heeft de principieele stel-.
ling tot basis, dat wanneer men eenmaal het arbeids-

contract als grondslag der verzekering aanvaardt,
als gevolg hiervan ook cle algemeene formule moet
worden geaccepteerd, die de alomvattendheid ten
aanzien van alle loonarbeiders uitspreekt, zoodat de

bewijslast zal komen te drukken op hem, die bij
wege van uitzondering niet-verzekeringsplichtigheid
voor een bepaalde groep van loonarbeiders begeert.
Het spreekt wel vanzelf, dat
zij,
die de alomvat-
tendheid anders verstaan, en die uitbreiding ook tot
niet-loonarbeiders begeeren, – ouden van dagen, die
nimmer in loondienst waren, vrouwen, kinderen – deze conclusie als een
belangrijke
schrede op den
weg der verruiming zullen begroeten: Maar ook zij,
die principieel het verband tusschen looncontract en

sociale verzekering niet wenschen verbroken te zien,
zullen toch het meest veilig gaan, indien
zij
de al-
gemeene formule accepteeren. Het is immers te doen
om éénvoud? Welnu, dan hoede men zich ook voor
uitsluitingen, indien de
noodzakelijkheid
niet door
hem, die ze begeert, wordt bewezen. Want elke uit-
sluiting leidt tot junisterj, die beoogt, de betrokken groepen tôch onder de verzekering te trekken. Zoo

ontstaat verwarring, gecompliceerdheid, en dat maakt
de verzekering duur.
Sommige uitzonderingen zullen gemakkelijk genoeg
aantoonbaar zijn; er ‘is bijv. geen enkele reden om

18 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

633

hem, die in overheidsdienst is, nogmaals naast zijn
rechten uit de pensioenwetgeving rechten uit sociale

verzekeringen toe te kennen. In de sociale verzekering

ligt een element van schade-verzekering, en daarbij is in
het privaatrecht de dubbele verzekering ook verboden.

Maar indien een categorie als die der losse arbeiders
of die der huisbedienden in eenigen tak van sociale

verzekering anders niet verzekerd zou zijn, en zij

behoort toch tot dezelfde sociale groep als die, waar-
voor de arbeidersverzekering overigens geldt, dan is
er principieel geen enkele reden om den huisbediende

of den lossen arbeider onverzorgd te laten, wanneer

men het looncontract als rechtsgrond voor de sociale
verzekering aanvaardt.

Naast dezen principieelen grondslag, die de alge-

meenheid der sociale verzekering vordert, legt de

commissie in haar vierde conclusie een anderen
grondslag in de ziekteverzekering, waarbij zij de in-
dividueele verzekering der Ziektewet-Talma wil doen

plaats maken voor een collectieve verzekering van

alle arbeiders in loondienst bij een bepaalden werk-
gever. Waar reeds de Ziektewet-Talma een stap in

die richting kende – art. 17 schrijft het verzekerd
zijn van alle arbeiders
krachtens de wet
voor –
daar behoeft het niet te verwonderen, dat blijkens
het verslag, de overgroote meerderheid der Commissie
zich met gezegde conclusie heeft vereenigd.

Twijfel aan de practische uitvoerbaarheid – de
premiebetaling zal plaats hebben in den vorm van
heffing van een bepaald percentage op de loonlijst –
werd hier, in afwijking van hetgeen zal
blijken
ten
aanzien van invaliditeits- en ouderdomsverzekering,

slechts in geringe mate uitgesproken. Het bezwaar,
dat hier toch eenige individueele administratie zal
moeten worden gevoerd, werd
kennelijk
niet sterk
gevoeld, want ingeval van ziekte is de loonverhouding
tot een bepaalden werkgever niet heel moeilijk aan-
toonbaar; de
practijk
der
gemeentelijke
bestekken,
die ziekteverzekering eischen, en waarbij de werk-
gever collectief zijn arbeiders – let wel: ook de lossen – pleegt te verzekeren zonder dat de ge-
meentelijke overheid er
wijders
iets van bemerkt,
wanneer daar niet de hand aan wordt gehouden,
spreekt in dezen ook een woordje mee.

Het ten deze aangevoerde bezwaar der kleine min-

derheid, dat behoorlijk medezeggenschap van den
arbeider zoo
moeilijk
te verwezenlijken zou zijn,
lijkt bijzonder weinig klemmend.
Bij
de orga-
nisatie der geheele sociale verzekering komt het vraag-

stuk der behoorlijke medezeggenschap aan de orde;
en indien het voor de geheele verzekering in een
bepaalden vorm al dan niet te
verwerkelijken
is, dan
werpt dit voor de al of niet aanvaardbaarheid van
dien vorm groot gewicht in de schaal. Er is echter
geen enkele reden om dit punt juist
bij
de ziekte-
verzekering speciaal naar voren te brengen.

Waar de Commissie een collectieve ziekteverzekering
aanvaardt als grondslag voor de sociale verzekering,
daar stelt
zij
voorts in haar tweede coclusie een
gewichtig desideratum, door te verlangen, dat de
ongevallen gedurende bepaalden termijn – bijv. 2
maanden – als ziektegevallen zullen behandeld
worden.

Het verlangen, hier uitgesproken, is niet van van-
daag of gisteren. Juist het feit, dat er geen scherpe

scheidslijn bestaat, maakt, dat de ziekteverzekeririg prea-
label moet zijn en de ongevallenverzekering het karak-
ter eener variëteit draagt. In de
practijk
zijn de grada-
ties ongevallenletsel – bedrjfsziekte – gewone ziekte
dikwijls niet te onderscheiden. De arbeider die een
lumbago of ischias heeft,
wijt
een of ander dikwijls
aan ongeval, terwijl het deskundig medisch oordeel het anders uitmaakt. .Zoolang we alleen een onge-
vallenwet en geen ziektewet hebben, is de man ver-
zekerd, als zijn lijden uit trauma voortspruit, en
anders niet. Hij gaat echter in beide gevallen naar
denzelfden dokter. Het verloop van het lijden is ook

dikwijls hetzelfde. En om sociale reden, èn om redenen
van practijk is het dus gewenscht, een en ander
onder dezelfde wet te trekken. Het gevolg is echter

zeer belangrijk: want aldus worden 95 pCt. der ge-

vallen die thans onder de Ongevallenwet vallen, af-
gewenteld op de Ziektewet. Maar dan komt de Onge-

vallenverzekering, als variëteit, op haar ware plaats

te staan en is ook voor den verzekerde het belang
weg om aan te toonen, dat iets gevolg van ongeval
is,
terwijl
dat inderdaad niet zoo is.

Voor hem, die naar verruiming der sociale ver-

zekering streeft, en die tegelijkertijd eenvoud wenscht,

geven de conclusien der commissie tot hiertoe in
sterke mate bevrediging, De algemeenheid der ver-

zekering, de collectieve ziekteverzekering, en de be-handeling der ongevallen van korten duur als ziekte-

gevallen, dit alles voldoet aan
zijn
wenschen. Door
het desideratum ten opzichte van de ziekteverzekering
en de versmelting daarin van het grootste deel der

ongevallenverzekering, treedt nu echter het medische

vraagstuk in de sociale verzekering vanzelf naar
voren.

In dezelfde tweede conclusie, waarin de wenseheljk-

heid, om de ongevallen gedurende bepaalden Lermijn
bijv. 2 maanden, als ziektegeval behandeld te zien, velt de Commissie haar oordeel over dat medische
vraagstuk.
Zij
komt daarbij tot tweeërlei slotsom,
waarbij
wij
de eene even sterk toejuichen als wij de
ande.re
betreuren. De Commissie spreekt de wensche-
lijkheid uit – en dit is misschien de belangrijkste

afwijking van de bovengenoemde Nota der afd. Ar-
beidersverzekering – dat het toezicht op de doel-
treffendheid der medische behandeling worde toe-

vertrouwd aan een onafhankelijk, medisch deskundig
orgaan, en wel aan een medischen staatsdienst, die
onafhankelijk is van de
bij
de verzekering betrokken
risicodragers. Het groote sociale voordeel van den
medisch-deskundigen dienst der Rijksverzekeringsbank
– contrôle op den behandelenden arts, voorlichting
van dien arts, specialistische ervaring – wordt al-

dus behouden. Het medisch oordeel staat los van het
geldelijk belang; de fondsen, maar ook de sociaal
verzekerden worden beschermd door onpartijdigheid.
Juist deze beslissing heeft ten gevolge, dat men met
vertrouwen de af wenteling der ongevallen van korten
tijdsduur op de ziekteverzekering kan tegemoet gaan.

wijl de meerdere eenvoud geen socialen waarborg
doet te loor gaan.

Juichen wij deze slotsom inzake het medisch

staatstoezicht van harte toe, geenszins is dit het
geval met de andere conclusie, waartoe de Commissie
op medisch gebied kwam, te weten die inzake de
medische behandeling.

Evenals de Ziektewet-Talma zulks deed, zal ook
de ziekteverzekering, die de Commissie zich denkt,

ziekengeld waarborgen, doch zij aanvaardt niet de
medische verzorging als integreerend deel der ziekte-
verzekering. Nu de ongevallen van korten tijdsduur
onder de ziekteverzekering zullen vallen, wil de Com-

missie zorg dragen, dat de behandeling van de on-
gevallenpatienten evengoed is, als zulks thans het
geval blijkt,
nu zij heel- en geneeskundige behande-
ling voor rekening der Rijksverzekeringsbank erlangen.
Daarom wil de Commissie het vrjkomend geld
van de medische behandeling der kleine ongevallen gebruiken om de ziekenfondsen te subsidieeren, die
aldus op hooger peil zullen worden gebracht. Ook
wil de Commissie indirecten dwang op de arbeiders

oefenen tot aansluiting bij deze verbeterde zieken-
fondsen, door een wetsbepaling in den zin van art.
43 eerste lid der Ziektewet-Talma, zoodat een ar-
beider, die zich niet aansluit
bij
een erkend zieken-
fonds,
zijn
recht op ziekengeld verliest. Maar een op
neming der
ziekteverzorging
in de verplichte ziekte-
verzekering, waardoor aan den arbeider nevenszieken-
geld recht op ziekteverzorging zou worden gewaar-
borgd, wenscht de Commissie niet.

634

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1923

Dat is wel héél jammer, want indien de ziekte-

verzekering, gelijk de Oommissie erkent, de basis der

‘sociale verzekering behoort te zijn – Ongevallen-
en Iuvali’diteitsverzekering zijn variëteiten dan

verliest die’ uitspraak veel van haar waarde, indien

die ziekteverzekering niet weder ziekteverzorging

tot grondsPag heeft. Juist de
zekerheid
dezer ver-
zorging schept -de medisch-sociale afweer tegen blij-
vende kwalen, tegen blijvende invaliditeit, tegen blij-

vende rentes,
zij
is – ter
vergelijking
zij dit gezegd
– hetzelfde wat ‘de brandweer ten aanzien van de

brandverzekering is. Elke vergelijking gaat’ mank.

De brandweer staat niet in de verzekering, doch dit

moet de ziekteverzorging wel doen, wijl de eventueele

noodzakelijkheid dier verzorging zelVe voor de verze-

kerden een op geld waardeerbaar slecht risico vormt.

Het argument der Commissie, dat de ziekenver-

zorging een gèmeenschapszôrg- zou zijn, terwijl de

ziekengeld-uitkeering tot het rechtvaardig arbeidsloon

zou héhooren, spreekt niet sterk tot ons. Zeer zeker
behoort de sociaal-hygiënische zorg voor het geheele

volk onderwerp van een afzonderlijke wettelijke re-

geling te
zijn;
maar de individueele schadekans, die

uit ziekte voortspruit, en die te
moeilijker
gedragen

wordt
bij
daling van de inkomsten van het gezin –
het, ziekengeld immers bedraagt hoogstens 80 pOt.

van het loon – vormt toch evenzeer een verzeker-

baar ‘belang, als •de kans op loonderving tengevolge.
van ziekte zelve. Het gevaar dreigt hier zelfs ,voor
eene vernauwing der sociale verzekering, want het

is de vraag, of het recht op geneeskundige behan-

deling wel aan de ongevallen-patieiiten verzekerd
blijft. De Commissie wil – en het is een lofwaardig

streven – door de subsidieering der ziekenfondsen

bereiken, dat een even goede behandeling der onge-
vallen-patieuten, als deze thans aanwezig is, gewaar-

borgd
blijft.
Maar al
blijft
de
goede
behandeling

gewaarborgd, daarmede is nog niet de zekerheid ver-

kregen, dat een ieder die behandeling ‘ zal erlangen.
De ongevallen van korten tijdsduur worden voortaan

immers gelijkgesteld met ziekte, en ten aanzien van

ziekte zal er slechts
zijn
de zooeven vermelde indirecte

dwang. Er
zijn
nu eenmaal vele achteloozen, en al

zullen die de, gevolgen aan zichzelf te
wijten
hebben,

het sociale feit
blijft
toch, dat
zij
de medische be-
handeling, en als gevolg van den indirecten dwang

ook uitkeering’ zullen derven. Van hoeveel belang de
quaestie is, spreekt wel uit de
cijfers.
Immers niet
minder dan 26 pOt der ongevallenpatienten ontv,angt

als eenige hulp geneeskundige behandeling; 95 pOt.
behoort tot de letsels van korten
tijdsduur,
en aan

heel- en geneeskundige behandeling wordt door de

R.V.B. thans
f
1.500.000 gulden ‘s-jaars ten koste
gelegd. In het systeem van verruiming der Commissie,
in haar streven om de geldeljk slechte kansen voor

de loonarbeiders te doen
verdwijnen;
in haar neiging
om de zielcenfondsen te verbeteren, zou gepast heb-
ben een opnemen der ziekenverzorging van den ar-

beider en zijn gezin in de ziekteverzekering, gelijk
zulks door: de wetsontwerpen-Kuyper en -Veegens
beoogd werd. Voorde op de loonlijsten voorkomende

arbeiders zou b.v.een
verplichting
tot toetreding

tot ziekenfondsen kunnen worden voorgeschreven. De vraag, wie betalen zal, is natuurlijk wel van be-

lang, doch
zij
is niet principieel. Het argument, dat
het verplichte lidmaatschap der ziekenfondsen –
zooals enkele leden betoogden — op het platteland
tot decepties zou leiden, wijl hier en daar cle me-

dische hulp reeds- veel te wenschen overlaat, zouden
wij willen omkeeren: clie verplichting is voor het

platteland juist in sterke m

ate noodig. En in dezen
tijd van malaise, nu zelfs in de steden wellicht velen
de vrijwillige premie zullen willen uitsparen, lijkt

een verplichte verzekering e’en gebiedende eisch.

Dkn ‘eerst wordt een alomvattende sociale veilig-
stelling voorbereid, dan eerst gaan medische ver-
zorging en prophylaxis hand in hand.

Moeten wij hel ôordeel der Commissie in zake de
ziekteverzekering betreuren, geheel anders staat. het

met het resultaat, waartoe de Commissie kwam in’ haar
derde conclusie, met betrekking tot de invaliditeits-
en ouderdomaverzekering.
Zij
wil toch breken met het

stelsel van individueele rentebepaling der huidige in-

validiteitswet. en zij wil daarvoor in de plaats geven
een stelsel van eenheidsreni,tent, terwijl zij de i 11divi-
dueele verzekering wil vervangen door een collectieve.

Wij behoeven niet te zeggen, dat men hiér in medias

res is aangeland: hier botsen de beginselen. Met op-
zet willen wij in het hierna volgende het .’erwijt

trotseeren, dat wij deze en gene technische voortre-

felijkheid van het individueele systeem voorbij zagen,

wij willen de details laten rusten en ons bepalen tot

de Eoofd2aken. De Nota der af d. A’rbeidersverzekering

denkt zich ten deze een verzekering met coile&tievc
premiebetaling voor alle werknemers van een bepaal-

den werkgever, in den vorm van een bepaald percen-

tage van het arbeidsloon, en met toekenning van
vaste renten ad
f 3,—
per -week als ouderdomsrente,
en ad
f’
4,— per week als invaliditeits-, weduwen- of

weezen rente.

Volgens de minderheid der Commissie zou aldus
het beginsel van vzekering verloren gaan, want er

zou geen correlatie meer bestaan tussehen de gestorte
premiën en de uitkeeringen.. Wie onmiddellijk v6éi
zijn 65e jaar in loondienst treedt, zou recht op de

uitkeering krijgen, doch wie zijn geheele leven in loon-

dienst is geweest, doch kort v66r zijn 65e jaar buiten
werk raakt, zou haar derven. Volgens hen, die hier
aan het wbord zijn, zou aldus een bedenkelijke stap in

de richting van staatspensioen gedaan worden.
Tat
dit laatste betreft zij opgemerkt, dat de toe-

kenning van vaste iiitkeeriiigen inderdaad aan staats-
pens:ioen doet denken, maar overige-ns getuigt de op-
merkinig van volkomen misverstand omtrent het be-
gr:ip staatspensioen. Indien toch loondienst als praea-labele eisch gesteld word, en het
bedrijf
de kosten der

uitkeeringen betaalt, dan is dit gausch iets anders,
dan dat los van loondienst aan personen op zekeren
leeftijd uitkeeringen worden toegekend, en’ de bron-nen., waaruit die uitkeeringen bekostigd worden, los

staan van het
bedrijf,
doch gevonden worden uit de
algemeene middelen.

De bewering der critici, dat de correlatie tusschen
loon en uitk’eering te loor zou gaan, spreekt voorts
zeer weinig tot hen, die reeds in de bestaande Invali-
diteitswet dat verband al’ buitengemeen gering achten.
Een arbeider immers, die volgens die wet 30 jaar lang
50 premiën per jaar in de hoogste looniklasse voor
zich zag plakken, ontvangt
f
4,82 per week. Men is er
voorwaar niet spoedig beter aan toe, dan men het zou
zijn volgens de Nota, die ingeval van invaliditeit
recht op een weekrente van
f
4,— zou geven; en waar
blijft ih casu in het oog van -het publiek het verband
tusschen een loon van circa
f
30,— en een uitkeering
van j’ 4,82′ per week na zooveel jaren van niet-onder-
broken premiebetaling?
Een ander voorbeeld. Een weduwe van 60 jaar en
invalide, voor wier man 20 jaar lang gedurende 50
weken per jaar in de hoogste loonklasse premie werd
betaald, ontvangt volgens de huidige wet een week-rente van
f
3,—, terwijl ze volgens de Nota
f
4,-
zou krijgen. Waar
blijft
bij de bestaande wet alweder
de correlatie tuschen loon en uitkeering? Trouwens
er zijn volgens die wet 5 loonklassen, maar de hoogste
klasse omvatten alleen de bonen van
f
900,— tot

f
3000,—, zoodat derelfde premie betaald wordt voor
een overgToot deel dei:’ arbeiders. Waar is dan toch de correlatie tussehen loon en premiebetaiing?
Ecu andere ernstige beschuldiging geuit tegen de
toekenning van eenheidsrenten met collectieve pro-
mieheffing is, dat aldus het beginsel van verzekering
zou te loor gaan. Nu is er inderdaad geen verband
tussehen de uitkeeningen door een bepaalden arbeider
genoten en het voor hem betaalde, doch dat ‘behoeft
ook niet, want er
wordt
immers in het stelsel van de

18 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

635

Nota niet voor een bepaalden arbeider betaald. Iii

werkelijkheid moet het totale risico der eenheidspre-
miën gedekt worden, en hierin dragen de bedrijven bij
naar evenredighe.id van het door hen verlooride be-

drag.
Zoo wordt dus het verzekeringsrisico gedekt door

heffing naar den bedrijfsomvang, die tot uiting komt
in het arbeidsloon. Werischt men correctieven ten de-

ze, dan valt daarover te praten; doch wij betwisten, dat liet beginsel van verzekering dooi- het gekozen

stelsel zou verdwijnen. Met. opzet bespraken wij hier de principieele beden-

kingen, die o.i. geen hout snijden, omdat al de
feite-

lijkheden,
die men daarneveris als bezwaren naar vo-

ren wil brengen, o.i. niet anders zijn dan technische

moeilijkheden. Deze zullen zich
bij
ieder stelsel voor-

doen, de huidige invaliditeitswet herbergt er tallooze.
Tndien in het stelsel der Nota werkelijk iemand, die
onmiddellijk v66r zijn 65e jaar in loondienst gaat,
vervolgens uitkeering kreeg, terwijl iemand, die juist

v66r den pensioensleeftijd of onmiddellijk voor inge-
treden invaliditeit werkloos werd, ouderdoms- of in-
validiteitsrente zou derven, dan zou daardoor het stel-
sel opmogelijk worden; doch (te ondervanging van een

cii ander is juist quaestie van wetstechniek.
Eveuzoo staat het met de bewering, dat men fictie-
ven loondienst door het stelsel der Nota in aanmerke-
lijk aantal gevallen zal zien te berde brengen, ten einde

rente te verwerven.
Over de vraag, of déze moeilijkheden goed onder-
vangen zijn, kan men eerst oordeelen, als men een uit-
gewerkt ontwerp voor zich heeft; zij zijn geen grieven

legen het
stelsel
als zoodani.g. liet voordeel van het
nieuwe stelsel is de zekerheid voor den arbeider om-
ti’ent hetgeen waarop hij recht heeft; de hooger uit-
keering bij inval.icliteit op jongen leeftijd, het ver-
dwijnen van een schijnverband tusschen loon en uit-
keering, de bevrijding van het Nederlandsche volk van
de zegelplakkerj, het verdwijnen van de vereffe-
n:ingsadrninistratie van rentekaarten, die er in het
nieuwe stelsel niet meer zullen zijn.
1)

Vatten wij dit alles samen, dan treft het, dat ver-
in iming en streven naar eenvoud uit de vier concl.u-
siën betreffende de materie der verzekering voort-
spruiten. Immers er blijkt te zullen zijn eenheid in
de categorieën der verzekerden, en collectieve verze-
kering met vaste percentages, geheven op de loon-
ijjst, welke percentages te zamen vormen één premie
voor ziekte, invaliditeit en ouderdom. Zoo raakt de
werkgever bevrijd
van meerdere opgaven, verschillen – de vormen van betaling, en hij wordt onderworpen aan slechts één contrôle.
Jammer, dat de Commissie – in haar eenvoudig
systeem – de verplichte ziekteverzekering niet deed
omvatten de ziekteverzorging.

Wij komen thans tot de vijfde conclusie der Com-
missie, die betrekking heeft op de organisatie van het
beheer d(-,-r sociale verzekering.
De meergernelde Nota stelde te dien aanzien voor-
op, dat de verzekering gedragen zou worden door de
hedrijfsvereenigingen, niet als aanvullende organen
een 14- of 15-tal Raden van Arbeid.
De meerderheid der Commissie wenscht voor de
ziekte- en origevallenverzekering geen monopolie, ‘n geen voorrang hetzij van openbare, hetzij van bijzon
dero organen. hier moet dus uit voortspruiten,

dat de Commissie zich een stelsel denkt, als dat der
Landbouwongevallenwet 1.022, waarin de bedrijfsver-
cerligingen èn een openbaar orgaan als risicodragers,
die bevoegd zijn beslissingen te nemen, als gelijk-
herechtigd naast elkander staan. Het streven in deze richting blijkt nog duidelijker
J)
De beweriag van de minderheid, dat de zelfcontrôle der arbeiders tegenwoordig reeds veel te beteekenen zou
hebben, betwisten ijij. l)aarmede vervalt
ook
ecu grief tegeti het nieuwe stelsel, nnil. (lat de prelTiiëii minder daii
iii het individueele systeem zouden biiinerivloeieri. In beide
ste]sels is contrôle evenzeer van noode.

uit den wensch der Commissie, dat er slechts één
vorm van
bijzondere
organen zal worden toegelaten:
het doodvonnis der bijzondere ziekenkassen is daar-

snede geveld. De bedrijfsvereenigingen blijven alleen
over naast de aanvullende openbare organen. Wij –

wat ons betreft – zien deze bedrijfsvereenigingen
gaarne, wijl zij de samenwerkingen vormen – los van

formalisme – van de werkgevers die hetzelfde risico
dragen – en zij in de bestuurs- en beslissingstaak pa-

riteit van de elementen van werkgevers en werkne-

mers erkennen. Maar wat
wij
vreezen, is monopolie,
en het ware ons daarom aangenamer geweest, indien

toch aan de ziekenkassen gelegenheid tot ontplooiing
ware gelaten. Indien immers de bedrijfsvereenigingen

haar administratie aan één instelling gingen opdra-

gen, dan zou – hoezeer de Commissie ook particulier

monopolie blijkt te verwerpen – er toch gevaai voor
zoodanig monopolie ontstaan. Wij zouden er de voor-
keur aan geven, indien elke vorm van bijzondere or-
ganen — met uitzondering van die der kennelijk of

gecamoufleerd winstbeoogende ondernemingen – tot

liet dragen van het risico der ziekte- en ongevallen-
verzekering ware toegelaten. Dan zou tot zijn recht

komen al wat er op dit gebied in het Nederlandsche
volk leeft, en dat om. in de ziekenkassen tot uiting
komt.

Ten opzichte van de bedrijfsorganisatie van de in-
validiteits- en ouderdomsverzekering werd in de Com-
missie geen meerderheid gevonden; de eene helft ha-
rer leden was voor uitvoering uitsluitend door over-
heidsorganen. de andere helft wenschte openbare zoo-
wel als bijzondere organen daartoe te roepen. Voor
hem; die in sterke mate hecht aan liet kapitaaldek-
kingstelsel, en die tot de fondsvorming een ruime
staatsbijdrage van noode heeft, zal overheidsmonopo-
lie ten deze wel noodig zijn; maar voor hem, die dit
hiet begeert, zou uitvoering door bijzondere organen
ook zeer wel verdedigbaar zijn.
Er is in de conclusie der Commissie met betrekking
tot de organi.satie zekere zwakheid. Voor de ziekte-
en ongevallenverzekering wil men geen monopolie,
doch mcii aanvaardt voor de
bijzondere
organen slechts
één vorm, dieo.i. toch weder tot monopolie zou kunnen

leiden. En ten opzichte van de bedrijfsorganisatie der
invaliditeits- en ouderdomsverzekering vindt men geen
meerderheid: de stemmen staken. Wij vragen ons af.
of niet alsnog aanvaardbaar zou zijn toelating van
elke aan bepaalde eischen voldoende organisatie,
waarin de werkgevers zich willen organiseeren tot het
dragen van hun ri.sico, of waartoe zij naast anderen voor hun arbeiders willen toetreden (ziekenkassen)
‘mits die organisatie niet openlijk of gecamoufleerd winst beooge. In deze Organisatie ware dan het be-
slissingsrecht te leggen in pariteit in handen van ver-
trouwensmannen van werkgevers en werknemers.
Naast deze
bijzondere
organisaties zouden dan in ge-
ljkberech.tigdheid territoriale overheids instituten als
Raden van Arbeid moeten staan, die elk risico zouden
dragen, dat niet aansluiting vindt hij een bijzondere
organisatie. De uitbreiding hunner taak tot rentetoe-kenningen en het verdwijnen der ingewikkelde mdi-vidueele administratie zou de taak der Raden leven-
dig maken; daar zij hun ressort kennen, wordt hun buitendienst hun hartader. Naast de medische pro-
phylaxis, die met de z.iekenverzorging hand in hand

zou moeten gaan, zou op liet gebied der voorlichting tot bedrijfsbeveiliging voor de Raden nog een andere
schoone taak zijn weggelegd.

Wijl de Staat garant is voor de uiticeeringen, wijl
op beperkte schaal fondsvorming ter voorkoming van
slingering in ongevallen.- en ziektepremie noodzake-
lijk is, ware o.i. voorts een herverzekeringsverband te
scheppen, waarin alle openbare en bijzondere organen
zijn opgenomen, en dat uiteraard met statistischen
en wiskundigen arbeid te belasten ware.
Misschien ware het hiertoe in te stellen instituut
ook te belasten met de toekenning, of althans met de
revisie der
blijvende
renten.

636

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1923

Veelheid van uitvoeringsorganen; dus maatschap-

pelijke decentralisatie, doch eenheid in leiding.

Wij geven deze oplossing echter voor beter, en wij

zijn overtuigd, dat er een oplossing voor het organi-
satievraagstuk te vinden moet zijn. Wijl o.i. de con-:

clusie der Commissie met betrekking tot de organisa-
tie in waarde verre achter blijft bij de slotsommen,

waartoe zij kwam in zake de materie der sociale ver-

zekeiing, zijn wij van meening dat een organisatie, die

aan de eenvoudige materie aanpast, uit nadere studie

zal moeten voortvloeien.

Dat wij niet critieb-loos staan tegenover het rap-

port der Commissie, bleek reeds uit hetgeen
wij
schre-

ven met betrekking tot de nietopneming der ziekte-

verzorging in de verplichte ziekteverzekering, en met
betrekking tot de bedrijfsorganisatie. Maar er is meer.

lo. De strijd om de rechtsgronden werd o.i. te

zeer gestreden, en men leefde – vooral aan de zijde
der minderheid – te weinig in de overtuiging, dat er

moest zijn een zoeken naar nieuwe eenheid.

2o. Wijl hier beoogd woidt naast vereenvoudiging
ook bezuiniging, wekt het verwondering, dat de fi-
riancieele zijde van het aan de orde zijnde vraagstuk

niet in sterker mate de aandacht heeft getrokken. Er

blijkt echter een ambtelijk rapport – aan de Com-
missie overigens niet bekend – te bestaan, volgens
hetwelk de invoering van het stelsel der Nota en in
het bijzonder van de eenheidsrente van
f
4,— per
week de Staatsbijdrage met verscheidene millioenen
zou doen stijgen.

Wij veroorloven ons echter, er aanstonds op te wij-

zen, dat de ouderdomsrente volgens de Nota niet 4,
doch 3 gulden zal bedragen.

Heeft voorts het vraagstuk ,,kapitaaldekking of oni-

slagstelsel” de aandacht der Commissie slechts zoo matig kunnen trekken, dat het rapport er slechts en-
kele regels aan wijdt? Toch is dat vraagstuk gewichtig
genoeg?..De.tegenwoordige ouderdomszorg omvat

300.000 ingezetenen van 65 jaar en ouder, welk getal

snel afneemt door afsterving van hen aan wie krach-
tens art. 28 der Ouderdomswet een kostelooze ouder-
domsrente werd toegekend. Thans wordt betaald:

Aan
ouderdomsrenten art.
369/370 1. W
…… f
15.700.000
idem art.
373 1. W
…………………….
600.000
Idem art.
28
Ouderdomswet …………….
30.300.000

Totaal
. . . . f
46.600.000

Stel, dat in Nederland, waar wij ten deze nog geen er-
varing hebben, er op de 1000 verzekerden 10 invaliden
zijn, dan zouden er op de 2.000.000 verzekerden 20.000
invaliden zij; en indien men deze overeenkomstig de’
Nota invaliditeitsrenten toekende van
f
4,— per
wee
k,L

dan zouden de kosten beloopen nog geen
f
4.200.000.

Bedragen op het oogenblik de lasten van de ouder-

domsvoorziening
f
46.600.000, zij zouden indien alle

300.000 verzekerden behouden bleven, en volgens het stelsel der Nota ouderdomsrenten van
f
3,— per week
werden toegekend, weinig meer bedragen, nl.

f
46.800.000. Indien men dit bedrag vermeerdert met

f
4.200.000 voor de invaliditeitsvoorziening, dan zou-‘
den de totale kosten zijn
f 51.000.000.
Inderdaad zul-‘en zij minder beloopen, wijl in de huidige
ou
d
er
d
omst

verzekering ex art. 28 Ouderdomswet zeer veel niet-
loontrekkenden zijn opgenomen. Voor hen treden geen
anderen in de plaats, en indien wij hun getal op
50.000
stellen, dan daalt later het bedrag der kosten met
50.000
X 52 X 3 = pl.m.
f
1.800.000. Het bevolkingsaccrcs
doet dit bedrag door toeneming van het aantal loon-trekkende verzekerden natuurlijk in lange jaren niet
bereiken.

Wijl in de Nota wordt uitgegaan van de gedachte,
dat de nieuwe vorm van dekking ongeveer hetzelfde
bedrag zal opleveren als thans wordt opgebracht, is
de huidige opbrengst van belang, t.w.:

Zegelopbrengst

…….. .. …….. … …..
f
32.000.000
Staatsbijdrage Inv.fonds
75
j……………..
21.500.000
Staatsbijdrage Oud.fonds
’40 j. …………..

..15.300.00i)

Totaal ….
f
68.800.000

Indien de uitgaven – gelijk thans het geval zou
kannen zijn – voor ouderdoms- en invaliditeitszorg

.f
51.000.000 bedragen, dan blijft ei- een restant van

f
11.800.000. Bedragen de uitgaven door afsterving
van niet-loontrekkenden
f
7.800.000 minder, dan be-
draagt het overschot
f
25.600.000.

Stellen wij de administratiekosten der vereenvou-

(ligde ouderdoms- en invaliditeitsverzekering op
2 millioen, dan blijft er dus te beleggen jaarlijks een
bedrag tussehen
f
15:800.000 en
f
23.600.000.
Wij wagen ons hier wellicht op glad ijs, doch de

zaak is er belangrijk genoeg voor, z66 dat er volkomen

klaarheid moet komen, want het is ons allerminst

duidelijk, hoe het op blz. 26 van het praeadvies aan-
gehaalde
ambtelijke
rapport, dat der Oommissi.e niet
bekend is, tot de slotsom kan komen, dat de invoering

van het stelsel der Nota van de afd. Arbeidersver-

zekering ooit ten gevolge zou kunnen hebben, dat de

Staatsbijdrage met verscheidene mi]lioenen zou moeten
stijgen. Integendeel: indien door het huldigen van

het kapitaaldekkingstelsel de vele millioenen, die de
Bank over de afgeloopen jaren reeds gereserveerd of
van het Rijk te vorderen moet hebben, voortaan nog
zullen stijgen, met ongeveer 20 millioen per jaar, en
deze bedragen gereserveerd zullen worden, dan ken
het zijn, dat het nageslacht daarvoor zeer dankbaar
zal zijn. Doch het kan ook zij, dat indien deze reserve

over ettelijke jaren meer dan een milliard zal bedra-
gen, de onttrekking.van zooveel geld aan de recht-.

streeks produceerendo hand, voor het geheele volk

en niet het minst voor de arbeiderskiasse
nadeelig
zal blijken. Wij verwijzen slechts naar wat wij hier-
boven schreven, met een beroep op de autoriteit van
den president der Nederlandsche Bank.

Waar wij – zij het in deze financieele zaken niet
deskundig – allerminst de overtuiging hebben, dat
het gehuldigde kapitaaldekkingsteisel tot iets goeds
leidt, daar hopen wij, dat over de financieele aan-

gelegenheid in ieder geval nadere geruststelling zal

volgen, nu door het beroep op het bedoelde ambtelijk
rapport natuurljkerwijze het tegendeel zal zijn ver-
oorza akt.

3o. De Nota der afd. Ai-beidersverzekering denkt
zich een Raad van Toezicht als sluitsteen van het
gebouw der sociale verzekering. In het rapport, der
Commissie treffen wij hieromtrent niets aan dat ons licht geeft. Onze hoop is, dat er een sociale veizeke-

ring mag groeien, waarbij met behoud van een goeden
waarborg voor de rechten der belanghebbenden een-
voud en zuinig beheer richtsnoer zullen zijn, terwijl
een niet formahistisch zelf-doen der
vrije
maatschap-
pelijke krachten een gewichtige plaats in de uitvoe-
ring zal erlangen. Waar het hier echter gaat om een
wettelijke dwang-verzekering, daar moet het echtet
ook vaststaan, dat de wettelijke waarborgen worden
nageleefd. Wij wezen vroeger op de
moeilijkheid,
die
ei- ligt in de kringredeneering omtrent zeggenschap
van belanghebbenden en deskundigheid. Nu het gaat
om den bedoelden Raad van Toezicht, moet ons echter
de opmerking van het hart dat in
gelijke
mate.
als men meer aan het zeifdoen der vrije maat-
schappelijke krachten overlaat, de toerusting van
het Staatstoezicht sterker zal moeten zijn. Dit
toezicht zal niet zuiver
ambtelijk
mogen zijn,
maar het zal levend, deskundig èn volmaakt geoutilleerd
moeten wezen. Een
werkelijk
staatstoezicht dus, en
niet een
schijn
daarvan,
wijl
het gaat om de sociale
rechten der verzekerden èn om het belang der garan-
ten: de belastingbetalers.
Er is voor ons hier zelfs eene
conditio sine qua non.

Wij hebben niet gesproken over ons. vooraamste
punt vau critiek, dat gelegen is in den aanhef van
liet rapport der Commissie, waar zij de sociale voor-
zorg in den vorm van sociale verzekering niet wenscht
uit te breiden buiten hen, die in loondienst zijn.
Het gaat hier om een gewichtig beginsel, maar indien
deze uitbreiding thans niet te verkrijgen is, dan is het nutteloos om er kracht aan te verspillen. Ver-

18 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

637

zet is alleen dan geboden, indien binnen cle gren-
zen, clie werden gesteld, niet wordt gearbeid aan ver-

ruiming. Waar wij nu, wat de materie der verzeke-
ring betreft, inderdaad streven naar verruiming heb-

ben waargenomen in den wensch naar eenheid voor de

categorieën der verzekerden, en waar wijders – af-

gescheiden van de niet opneming der ziekteverzor-ging in de ziekteverzekering – de collectieve verze-

kering met eenheidspremie leidt tot iets zeer eenvou-

digs, daar icomt het ons voor, dat hier bouwstof aan-

wezig is, die ons op het gebied der sociale verzeke-
ring zou icunnen voeren tot hooger plan.

Voor ons staat vast, dat de inhoud gaat boven dei
vorm, en dat nu een zeer eenvoudige oplossing aan de

hand wordt gedaan voor de materie der verzekering,
een. vorm voor de bedrijfsuitoefening zal te vinden

zijn, die zich daaraan aanpast.

Ook voor hem, die de alomvattendheid der voorzie-
ning, mede voor personen die niet in loondienst zijn,

tot leuze blijft voeren, ligt er in het rapport der Com-

missie veel dat bevredigt. Het is wel gebleken, dat wij geenszins onze oogen sluiten voor hetgeen wij
de zwakice zijden van het Rapport achten; maar wij

hebben eerbied voor het ernstig streven, om de sociale
verzekering in
eenvoud
te brengen tot hooger waardij.

Arnhem, Juli 1923.

W. II. M. .Wuiucua.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

i)E BUITENLANDSCHE HANDEL VAN FRANKRIJN
EN ENKELE TARIEFSKWESTIES.

Prof. Bortrand Nogaro te Parijs
schrijft
ons:

De Fransche handelsbalans is gedurende den oor-
log, naar men weet, ernstig ontwricht geweest, even-
als in de twee op den wapen stilstand volgende jaren,
doch zij heeft zich daarna op merkwaardige wijze her-
steld. De statistieken voor de eerste vijf maanden van
1923 geven voor den invoer een totaal van 12 milliard
1.31 millioen francs tegen 11 milliard 682 millioen

voor den uitvoer. Deze cijfers beteekenen een stijging
resp. van 3 milliard 347 millioen en 3 milliard 121
millioen, vergeleken met het vorige jaar. Zij laten
weliswaar nog en gering tekort, aangezien de export

in totaal ongeveer 450 millioen beneden den import
blijft; dit is wat men de
zichtbare
handelsbalans kan
noemen, doch niet de werkelijke handelsbalans, want
niemand ziet over het hoofd, dat een groot aantal
vreemdelngen thans vooral te Parijs inicoopen doet,

die in hun handbagage medegenomen, in den uitvoer-statistiek niet voorkomen. De onmogelijkheid van de-
zen onzichtbaren uitvoet te berekenen, gevoegd
bij
de
verandering, welke men in de wijze van waardeering
gebracht heeft, staat niet toe beslissende onaantast-

bare conclusies te trekken, ten aanzien van de werke-lijke handelsbalans van
Frankrijk.
Maar er is reden
om aan te nemen, dat zij voortaan tamelijk wel in
evenwicht zal zijn.

Men heeft hierin een bijzonder belangrijke aanwij-
zing. In de eerste plaats omdat
zij
aantoont, dat de
Fransche productie zich opnieuw uitbreidt en ook,
omdat zij in staat stelt, rekening te houden met ver-

snelde aflossing van de in den vreemde geopende
credieten, welke thans nog de Fransche wisselkoersen
drukken.

De openbare meening houdt zich thans in het bij

ronder bezig met het tariefstelsel en de handelsver-
dragen. In herinnering zij gebracht, dat het Fransehe
tariefstelsel in wezen nog rust op de wet van 11
Januari 1892, waarbij het stelsel van het
dubbel ta-
rief,
een maximum en minimum tarief, werd inge-
voerd. Dit laatste gold geheel of ten deele voor goede-
ren van die landen, waarmede Frankrijk een handels-
verdrag sloot. Het
wettelijk
minimum tarief had ten
doel de handelspolitieke autonomie van Frankrijk te
waarborgen. In de eerste plaats, omdat het Franschen

onderhandelaars niet toestand te bewi Iligen in een

tarief, dat lager vas dan het door het Parlement toe

gestane en in de tweede plaats, omdat het verdrag, dat het
‘wettelijk
minimum toestond, er zich toe be-

perkte aan het contracteerende land de verzekering te

geven, dat het van de minst hooge rechten zal profi-

teeren, doch niettemin aan het F.ransche Parlement

de gelegenheid liet, het tarief te verhoogen, zonder

hiervoor tot opzegging van de bestaande overeenkom-

sten over te moeten gaan. Aldus Icon
Frankrijk
in

1910 overgaan tot een herziening van zijn geheele ta-

rief in een duideljken protectionistischen zin, zonder
dat dit ernstige stoornis in zijn betrekkingen met het

buitenland uitlokte.

Overigens verandert de wet van 1910 niets aan de

in 1892 aanvaarde beginselen. Eerst na den oorlog

bracht de wet van 1 Juli 1919 een nieuw element in
het systeem, doordat voortaan de Fransche onderhan-

delaars bevoegd verklaard werden een intermediair

tarief tusschen het maximum en het minimum toe te

staan. Men was tot dusverre van oordeel geweest, dat
deze bevoegdheid hun niet toekwam, omdat het toe
kennen van een intermediair crediet het instellen van

nieuwe rechten in een tractaat in zich scheen te
sluiten, in plaats van zich te beperken tot eenvoudige
verwijzing naar het
wettelijk
tarief. Echter was reeds
gebleken, dat practisch een intermediair crediet mo

gelijk was, doordat het in een verdrag werd omschre-
ven als een zeker percentage van het verschil tus-
schen het maximum en het minimum tarief, welke bij
de wet bleven vastgesteld.

Verzet ontstond ook’gedurende den oorlog tegen de
meest begunstigings-clausule, die men zooveel mogelijk

wilde schrappen en in ieder geval slechts ten op-

zichte van een bepaald aantal goederen wilde toe-passen en niet meer ten opzichte van alle door een
verdrag omvatte goederen. Daarom besloot de Fran-

sche ]egeering op 23 April 1918 alle bestaande han-
delsverdragen op te zeggen en deze eenvoudig van

kwartaal tot kwartaal te verleggen, totdat een nieuwe
overeenkomst zou zijn bereikt.

Na den oorlog werden de onderhandelingen op-
gevat, zoowel met zekere nieuwe Midden-Europee-

sche landen als met diverse buurstaten. Vooral in het
n’ieuwe handelsverdrag met Spanje van Juli 1922 wer-
den de nieuwe beginselen toegepast: het minimum
tarief gold slechs voor een beperkt aantal goederen en.

de meest begunstigings-clausuje gold niet meer voor

het geheele verdrag, hetgeen met name de gelegenheid
opende voor België voorkeursrechten voor zekere pro-
ducten te reserveeren. Sindsdien heeft de Fransche
Regeering de besprekingen met verschillende landeii
voortgezet, welke thans met name met België en Luxem-

burg tot een goed einde hebben geleid. Het wetsont-
werp tot goedkeuring van de handelsovereenkomst,
12
Mei ii. tusschen Frankrijk en België gesloten, is zoo
juist
bij
de Kamer ingediend. Het sluiten dezer over-
eetkomst is niet zonder moeilijkheden gegaan, daar
rekening moest worden gehouden met de economische
entente tussehen België en Luxemburg en met het
feit, dat in België juist een nieuwe tariefwet aanhan-
gig was. De voordeelen, welke de Fransche onderhan-
delaars bereikt hebben, bestaan minder in verlaging
van bestaande rechten, dan wel in reductie op het toe-komstig tarief, dat aanzienlijk veel hooger zal zijn.
* *
*
In de Fransche industrieele en handelswereld be-
staat op het oogenblik een hevige beroering, ten ge-
volge van de beschikicingen, getroffen door de Regee-

ring op aandrang van het Ministerie van Landbouw
en meer in het
bijzonder
van de wijnbouwers. Aan-
gezien de wijnoogst het vorig jaar buitengewoon over-
vloedig is geweest – zonder dat overigens de klein-
handelsprjzen een daling van beteekenis hebben on-
dergaan – vragen de wijnbouwers extra bescherming
tegen de Spaansche, Portugeesche en Grieksche wij-
nen.

638

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1923

De modus vivendi met Portugal lie]) 16 Juni af.

iMitsdi.en we:rd in het jou.rnal officidi van 18 Juni een
besluit gepubliceerd, krachtens hetwelk alle producten

van Portugeeschen oorsprong of ingevoerd uit Por-

tugal, aan het a]gemeen tarief onderworpen worden.
Ofschoon het invoerverbod, waarvan cle wet van 22

•luli 1920 spreekt, niet wordt toegepast, zijn de rech-

ten van dit tarief zoo hoog, dat zij feitelijk
een invoer-

verbod beteekenen.

Ten opzichte van Spanje is de toestand niet minder

gespannen, want de overeehkomst, welke de landen ge-

sloten hadden, om de rechten op bepaalde artikelen
niet te verhoogen, gold slechts voor én jaar en deze
termijn loopt binnen een maand af. In wijnbouwers-
kringen eischt men met kracht een verhoogiug van

het invoerrecht op wijnen en in een openbare verkla-

ring heeft de Minister van Landbouw laten door-

schemeren, dat aan hun wenschen zal worden voldaan.

In industrieele- en handelskringen valt echter een
hevige tegenstand tegen deze politiek te bespeuren,
welke het gevaar in zich bergt ui.t te loopen op een ver-

.breking van een met vee] moeite -tot stand gekomen
overeenkomst. Men wijst erop, dat de wijninvoer uit
Spanje slechts
9
:
á 3 millioen HL. bedraagt, tegen een

nationale product,i.e voor
Frankrijk
en Algiers van bij-

na 77 millioen HL., zoodat men aan dezen invoer
waarlijk geen beslissenden invloed op het prijsverloop
mag toekennen.

De Kamer van Koophandel te Parijs wijst er bo-
vendien op, dat de Fransche uitvoer naar .Spanje ge-

durende het eerst ha]fjaar. van 1922 (periode, waarin

geen handelsverdrag bestond) 130 millioen francs
heeft bedragen tegen 406 millioen in het volgend half-

jaa:r na het sluiten van de overeenkomst. Zij onder-
streept evenzeer, dat cle stijging van den Frahschen
uitvoer naar Spanje veel sterker is geweest dan de
toeneming van den Spaanschen invoer in
Frankrijk
en

dat daaruit een voor
Frankrijk
gunstige ommekeer in

de handelsbalans tusschen deze beide landen is voort-
gevloeid. Zij legt ten slotte den nadruk op het belang,
dat hij den huidigen stand der wisselkoersen erin ge-

]egen is, de ontwikkeling van den Franschen uitvoer
niet te remmen.

:De invloed van de piattelands-kiezers in het

Fransche parlement is zoo groot, dat het moeilijk valt
de resultaten van deze oppositie te voorspellen, maar
ij wordt met zeldzame kracht gevoerd enbiedt gele-
genheid vast te stellen hoe moeilijk het is de ,,een-
he.id van economische belangen” te handhaven, i’aarin
men sinds eenige jaren producenten van allerlei’ soort
heeft trachten te groepeeren, al toegevende aan de
wenschen van allen.

Eet Fransche Ministerie van Handel houdt zich
op het oogenblik druk bezig met de wijze van heffing der invoerrechten.

Naar men weet was het Fransche tarief v66r den
oorlog bijna uitsluitend gebaseerd op specifieke rech
ten, welke aldus geregeld waren, dat zij in het alge-
meen in 1914 niet meer dan 7 â S pOt. van de waarde,
van de ingevoerde goederen beliepen.
Als gevolg van de geweldige prijsstijging, gedu-
node en na den oorlog, blijkt het tarief zoowel uit
irotectionistisch als uit fiscaal oogpunt geheel on
voldoende te zijn. Een decreet van 9 Juni 1919 begon
inet voor het meerendeel der goederen surtaxes ad valorem.i.n te stellen, welk systeem op 8 Juli 1919
werd vervangen door dat der vermenigvuldigings-coëfficiënten. Voortaan werden derhalve de in het tarief opgenomen rechten met een coöfficiënt ver-
men.igvuldigd, welke correspondeerde met de waarde-
vemeerdering der geïmporteerde goederen. Boven-
dieii heeft een decreet van 28 Maart 1922 het alge-
meen tarief verdrievoudigd. Doch aangezien dit slechts
bij uitzondering wordt toepepast, dient erkend te wor-
dn dat de Fransche handelspolitiek tot dusverre min-
der een tariefsverhooging dan wel een aanpassing

der rechten aan de prijsbeweging tot doel had.
Men acht het thans echter noodzakelijk een einde
te maken aan de arbitraire macht dier Regee ring op het gebied der invoerrechten en het Parlement heeft
haar cle bevoegdheid ontnomen de coëfficiënteu bij

decreet vast te stellen; waar evenwel aan den anche-
ren kant de wijziging der tarieven langs wetgeven-

den weg het gevaar medebrengt niet snel genoeg te
gaan in perioden, waarin de
prijzen
veel schommelin-
gen vertoonen, heeft men gezocht naar een stelsel

van automatische aanpassing der invoerrechten en

is men er aldus toe gekomen de vraag onder het oog te zien, de invoerrechten in goud te gaan berekenen.

Wij dienen hierbij in de eerste plaats op te merken,

dat het hierbij natuurlijk niet gaat om een ei.sch
van betaling in goud of buitenlandsche wissels ten

einde aldus een reserve voor steun aan de wisselkoer-

sen aan te leggen. Het zou er eenvoudig toe leiden, dat betaling werd geëischt van een heoveelheid pa-
pierfranken correspondeerend met het in goudfran-
ken vastgesteld invoerrecht. Het schijnt, dat de draag-

w’ijdte van het plan in het eerst niet volledig is be-
grepen door cle organisaties uit het bedrijfsleven, in

het algemeen weinig vertrouwd met problemen, waar-

bij theoretisch-economische kwesties te pas komen.
Men zal echter mogen aannemen, dat de bezwaren zul-
ie n verdwijnen naarmate de maatregel nauwkeuriger

zal wordell onderzocht. Ongetwijfeld zou het in goud

vastgestelde invoerrecht op automatische wijze een evenredigheici tot stand brengen tusschen het tarief

en de prijzen in cle landen met hooge wisselkoersen.
Het gevolg zou echter zijn, dat het recht zou dalen,
wanneer de wisselkoersen stegen, d.iv.z. juist op het

oogenbhk, waarop de nationale industrie in het bij-

zonder bescherming zou wenschen. Bovendien zou het
geheel onafhankelijk van den
prijs
van goederen uit
ee:u land met een, instabielen wisselkoers schommelen
en bij gevolg ten opzichte van deze het gevaar mede-

h:rengen te onpas te wisselen.

• Het schijnt dus weinig waarschijnlijk, dat het plan,
•de invoerrechten in goud vast te stellen, erdoor komt,
integendeel; het denkbeeld van een terugkeer pur et
simple naar het stelsel van waarderechten vindt op-

nieuw verdedigers – evenals tegenstanders – en
geeft aanleiding tot eenige discussie in de economi-

sche pers.
]3F}iTaAN1) NocAlco.

Parijs.

HET WEZENLIJKÉ LAND BOTJWVRAAG STUK.

II. Vruchten en groenten.

Dr. T. E. Gregory te Londen
schrijft
ons:
In
mijn
vorig artikel besprak ik het melkvraagstuk.
Het tweede Rapport van de Commissie van Orïder-
zoek handelt over fruit en groenten, waarbij een
reeks van
belangrijke
resultaten werd bereikt. Twee
groepen van feiten beheerschen den toestand. In de
eerste plaats het universeel karakter van de buiten-
landsche concurrentie, waar de binnenlandsche produ-
cent zich tegenover ziet gesteld. In liet geval van
de melk beperkte deze buitenlandsche concurrentie
zich tot melkproducten, hier staan alle producten

voor deze concurrentie, al kan natuurlijk deze buiten-
landsche invoer het karakter aannemen van massa-
import van goederen, die niet in liet binnenland
worden geproduceerd, zooals bananen en sinaas-
appels, in welk geval
zij
den prijs beïnvloeden van
de vervangende binnenlandsche artikelen.

De tweede fundamenteele factor is de inelasticiteit
van de markt voor de indirecte consumptie van het
product. Het gevolg is, dat de producent, die ten
deele of geheel op de markt van fruit voor jam.
fabricage en
dergelijke
aanwezig is, in een zelfs nog
slechtere positie verkeert dan de melkproducnt,
wiens producten voor een groot deel gebruikt worden
voor het maken van boter en kaas. Hierop zal nog
nader worden teruggekomen.
Het blijkt onmogelijk vast te stellen in welke ver-

18 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

639

houding de Britsche markt uit eigen en vreemde bron-

nen wordt voorzien. Een feit is, dat de bodem-
oppervlakte, gebruikt voor fruitcultuur thans iets

geringer is dan v5r den oorlog het geval was: door
boomgaarden was in 1920 in beslag genomen 221.000

acres tegen 245.000 in 1913, terwijl voor klein fruit
82.000 acres in 1922 werd gebruikt naast 84.000 in

1913. Wat den groenten-verbouw betreft, bestaat er

in sommig opzicht een groote toeneming: zoo b.v.

voor aardappelen van 590.000 acres in 1913 op 720.000

in 1922, voor kool van 61.000 tot 77.000 en voor

worteltjes van 10.000 tot 15.000 acres.

Zooals de Commissie echter mededeelt geven deze

cijfers niet een volledig overzicht, want sedert den

oorlog heeft een zeer belangrijke vermeerdering der

producten van gronden beneden 1 acre plaats gevonden,

zoo zeer, dat in 1920 het geheele product van dezen
kleinen tuinbouw geschat werd op 700.000 ton. Hieruit
volgt dus, dat de toeneming in de producten van de

grootere grondstukken de indirecte concurrentie

ondergaat van deze productie op kleinere schaal,
aangezien, al vermeerdert deze grootendeels eigen-

productie niet de hoeveelheid van het aanbod, zij
toch in ieder geval de marktvraag doet verminderen.

Los van deze kwesties staat als volgende belang-
rijke factor de bederfelijkheid van het product. De

mogelijkheid van gekoeld bewaren van deze producten
is nog gering. Het gevolg is, dat de markt heel
makkelijk overstroomd kan worden en dat onder cle
vrijwel noodzakelijke uitgaven van de tusschenhande-
laars, hetzij grossier of kleinhandelaar, een belang-
rijk bedrag voor bedorven fruit enz. moet worden

opgenomen, terwijl natuurlijk een overstrooming van
de markt den ganschen voorraad van den producent

op bepaalde Ôogenblikken onverkoopbaar kan maken.
Hoe heeft nu onder deze omstandigheden de Orga-nisatie van de markt zich aangepast aan de taak het
product zoo goed
mogelijk
te distribueeren?

Het Rapport begint met de aandacht te vestigen
op het feit dat ,,het fruit- en groentenbedrijf uniek
,,is wat betreft aantal en variëteit van tusschen-
»
personen, die in vele gevallen betrokken zijn bij de
,,verhandeling van het product en wier
eenige
taak
,,isdievan de distributie”. De Organisatie kan dikwijls zeer gecompliceerd worden. Zoo is het b.v. zeer goed
mogelijk, dat producten verkocht worden door den
producent aan een plaatselijken handelaar, waarna ze
naar Londen verkocht worden door tusschenkomst van
een commissionnair, daarna weder door een corn-

missionnair-grossier aan een provinci alen grossier,
en ten slotte door dezen weder door tusschenkomst
van een anderen en kleineren gossier aan een pro-
vincialen detailhandelaar in de provincie, die ze

eindelijk bij den consument doet belanden. Dit is
natuurlijk niet een typisch geval. ]ntegendeel het
Rapport wijst er op, dat de provincies zich geleide-
lijk aan losmaken van de Londensche markten, het-geen het aantal handen, welke het product passeert,
doet verminderen. Intusschen stuit dit proces van
emancipatie op moeilijkheden. Het is voorgekomen,

dat een opzettelijke dumping-politiek is toegepast
door de Londensche belangen, ten einde deze meer
directe
wijze
van koopen onmogelijk te maken.

De Commissie wijst op enkele verschijnselen in de
situatie, welke, al verdienen zij misschien niet den
naam van kwade praktijken, toch zeker ten nadeele
komen van den producent. De berekende commissie
is zeer hoog en kan door den producent moeilijk
worden nagegaan. Ook is het
dikwijls
de gewoonte
af te rekenen op basis van een gemiddelden prijs,
zoodat de producent niet krijgt den werkelijken markt-
prijs, een
praktijk,
die zonder kwestie in strijd is met de wet en door het Rapport sterk veroordeeld wordt.
Ook de spoorwegvrachten, die ten laste van den
producent vallen, worden in het Rapport in ongun-
stigen zin besproken. In het algemeen zijn de facili-
teiten van het verkeer geringer dan vôér den oorlog,

terwijl de vrachten hooger
zijn.
Het gevolg is, dat
een groot deel van de aan bederf onderhevige waren
met passagierstreinen vervoerd moet worden, waar-

door de vrachten vanzelf aanzienlijk hooger zijn.

Naast de kwestie der vrachten bestaat er, naar het

schijnt, een gebrek aan tegemoetkoming aan de be-

langen der producenten, hetgeen minder nog te ver-

ontschuldigen is dan de hooge vrachten, waarvoor
nog in ieder geval een verdediging kan worden aan-
gevoerd. Zoo hebben de boeren
dikwijls
geklaagd over
gebrek aan laadruimte. Verder
schijnen
verschillende
spoorwegmaatschappijen geweigerd te hebben hun
stations aan te sluiten
bij
den telefoondienst, zoodat
de boeren niet in staat zijn, zekerheid te verkrijgen

omtrent aanwezige laadruimte, vôôrdat zij hun paard

en wagen met het product daarheen zenden.

De Commissie gelooft niet, dat veel zal worden
gewonnen voor den producent door de invoering van
verkoop
bij
afslag op de groote distributiemarkt te
Londen. De toestand op deze markt was het onder-

werp van een officieel onderzoek eenigen tijd ge-
leden. De markt is particulier bezit, vroeger toebe-hoorende aan den hertog van Bedford en door hem
voor £ 2Y2, millioen verkocht in 1918 en overge-

dragen aan een speciale maatschappij, vertegen-woordigeude de executeurs van de belangen van

wijlen Sir Joseph Beecham.

De Commissie hier aan het woord
wijst
opnieuw
op de weinig voldoende toestanden op de markt.
Zij acht echter de invoering van verkoop
bij
afslag
niet bruikbaar. Wat den detailhandel aangaat, blijkt
duidelijk uit het Rapport, dat de detail-handelaars

de gewoönte hebben, buitengewoon groote marges in
rekening te brengen voor speciale factoren als he.t
verlies door het achteruitgaan van het door hen ge-
kochte product, het risico van onderwicht, later ver-
lies aan gewicht enz. In dit opzicht kunnen de coöpe-
ratieve vereenigingen, die voor de Commissie ver-
schenen, op gunstige resultaten
wijzen.
Merkwaardig
is het te constateeren, dat het aantal detailisten in
sommige groote steden ver boven de verhouding der
bevolking uitgegroeid is; zoo in Manchester, Shef-
field, Liverpool en Oldham. Deze toeneming is één
van de gevolgen van den oorlog, aangezien oude
soldaten zich in dezen bedrijfstak gingen vestigen
met het oog op het geri
9
nge benoodigde kapitaal en
de, naar men meende, onnoodigheid van voldoende
zakenkennis.

Heel wat opschudding werd een paar weken ge-
leden, toen het Rapport verscheen, in de Londensche
pers verwekt, als gevolg van de
cijfers,
gepubliceerd
door het Comité over de bruto-winsten, gerealiseerd
door verschillende detail-handelaars op een aantal
artikelen. Deze
cijfers
hebben betrekking op Londen
en de
prijzen
in Januari 1923. De bruto-winsten
varieerden van 344 pOt. tot 105 pCt. voor west-end

en eerste-klasse zaken. De Commissie wijst er echter
op, dat de koopers in deze zaken een zeer goed
product wenschen en daarenboven een dienst van
bezorging, die zeer kostbaar is,
terwijl
momenteel
het algemeen niveau der bruto-winsten verhoogd is
door den val in de groothandelsprijzen. Wanneer de
detaillisten hun winstpercentage naar verhouding
verminderen, dan zou het cie vraag zijn, of zij hun
uitgaven kunnen dekken. Aan den anderen kant is
de Commissie eenstemmig van meening, dat de detail-
handelaren niet voldoende de voordeelen van een
grooten omzet inzien, zoo spoedig deze bereikt zou
moeten worden door vermindering der winst per
verkochte eenheid.
Tat
den afzet van de surplus-productie betreft,
blijkt de beslissende factor te zijn de suikerprijs, die
het gebruik van jam zeer heeft doen afnemen. De
Commissie meent evenwel dat er nog een belang-
rijke nieuwe afzet
mogelijk
is van de surplus-
productie in de richting van het bewaren van
fruit in flesschen,
terwijl
er eveneens mogelijk-

640

ECONOMISCHLSTATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1923

heid bestaat, het bewaren van groenten in flesschen

te doen toenemen. Verdere ontwikkeling van de pro-‘
ductie van aardappelmeel en alcohol uit aardappelen
schijnt op het oogenhlik onmogelijk met het oog op

de concurrentie uit het buitenland. T. E.
G-RnGORY.

R e c t i f je. a t i e. – In het artikel van den heer

F. W. A.
deK. v. L. in het nummer van 11 Juli ji.

getiteld:
De Haagsche Conditiën en hare behandeling

te Goihenbvrg,
moet op pag.
613, in
regel
8
van onde-‘

ren, eerste kolom,in plaats van ,,onder verschepirig

en onder chertepartij” gelezen worden ,,onder ver

sehepingen onder chertepartij”.

AANTEEKENINGEN.

Het verloop der wisselkoersen. – In

het verslag der Nederlandsche Bank over het boek-

jaar
1922/3,
waaraan wij de vorige week reeds een

cii ander ontieenden, slaat de President in de eerste
plaats een blik in ,,den internationalen feitenspie-

gel, der stand der wisselkoersen”. Aan de hand van
enkele vergelijkende staten maakt mr. Vissering dan

de volgende opmerkingen:
Een vernietigenden achteruitgang lezen wij in cle koersen
der Rijksmarken. Stond de Mark in den aanvang van ons
boekjaar in Nederlandsch geld nog op
9/
cent, thans is
die reeds teruggeloopen tot pim. 23
3
/s cent de 10.000 Mark
op den 14den Juni, zijnde ongeveer een vierde Nederland-
sehe cent voor 100 Mark. Het ongelooflijke is daarbij gé-
schied, dat een groot Rijk, uitblunkende materieel door zijne
groote industrie, zijne scheepvaart en zijnen landbouw en
geestelijk door zijn hoogen trap van wetenschap, heeft kun-
nen komen tot eene zoo ver gaande ontwrichting, dat zijn
munteenheid en waardemeter tot eene bijna niet meer te
bevatten kleine breuk zijn teruggeloopen. Uitgedrukt in
vreemde valuta heeft de Mark in de laatste weken dus eene
waarde bereikt van bijna
/25555
van de vroegere reëele
en wettelijke waarde. Vorderingen, bonen en de vele andere
economische zaken, wier waarde noodwendig in Marken
moet worden uitgedrukt, zijn dus omgezet in fantastische
cijfers.of schimmen van wat vÔÔr den oorlog bestond. En
aangzen het economisch samenstel van een land niet ge-
grond kan zijn op zulke fantastische cijfers of schimmen,
zoolang die niet tot eenige stabiliteit gebracht zijn, is
Duitschiand tot een staat van chaos vervallen, waarvan
men de ernstige beteekenis zelfs nu nog niet voldoende kon
overzien. Regeeren onder dergelijke omstandigheden is bijna
onmogelijk. Niet één enkele berekening, niet ééne begroo-tung kan sluiten. Dit probleem’ is niet alleen voor Duitsch-land en zijne vroegere vijanden, thans zijne grootste credi-
teuren, maar vooral de geheele wereld van de grootste be-
teekenis. Eene oplossing daarvan moet internationaal ge-
vonden worden; iedere maand verder uitstel van die oplos-
sing maakt het probleem nog. ingewikkelder en verhoogt
het gevaar, dat anderen in den afgrond worden medege-
sleept.
Oostenrijk schijnt) op dit oogenblik den bodem van de
inzinking bereikt te hebben. Ten minste de Kroon, die olf i-
cieel nog steeds als waarclemeter voor het binnenland wordt
gebruikt, is tot eene betrekkelijke stabiliteit gekomen. In
internationale samenwerking ivordt thans ernstig gearbeid
aan het financieel herstel van Oostenrijk; zelfs zeer drasti-
sche maatregelen zijn daarvoor genomen door aanstelling
van een Hoogen Commissaris vanwege den Voikenbond, die
over de juiste besteding der gelden, welke bij wijze van leening
ter beschikking van het herstel van Oostenrijk worden ge
;

steld, moet waken. Deze oplossing van het probleem voor Oostenrijk is eene zeer gelukkige. Een definitief succes in
die richting zal evenwel eerst geconstateerd kunnen wor-
den, indien Oostenrijk zonder Hoogen Commissaris en zon-
der dageiijkschen geldelijken steun uit die internationale
hulp zijn budget sluitend zal kunnen maken en houden.
Bij Oostedrijk is men evenwel gelukkig op den goeden
weg. Het doordringen van de overtuiging, dat slechts door
internationale samenverking in economischen zin een der-
gelijk resultaat bereikt kan worden, is één der grootste
lichtzijden in den huidigen toestand.
Twee andere lichtzijden zijn:
de gestadige opkomst van het Engelsche Pond Sterling,
als gevolg van de meesterljke politiek in Engeland; ge-
zonde beginselen van economie hebben daar weder geheel
den voorrang verkregen;
en de koersstand van den Amerikaanschen Dollar, die
van zijne hooge geïsoleerde positie génaderd is tot de Euro-
peesche valuta’s, nu Amerika is gaan inzien, dat een kraak-
tig opeischen van zijne vorderingen op Europa en afkeerig-
heid om een nieuw crediet aan Europa te geven slechts eene verwijdering kunnen scheppen in het nadeel van alle betrok-
kenen. Amerika heeft thans de hand toegestoken aan Euro-
Pa laatstelijk door belangrijke leeningen uit Europeesche
landen over te nemen en nu ook door aan de steunverlee-
hing aan Oostenrijk te willen mededoen; de wisselkoersen
hebben van deze heuglijke daden onmiddellijk de weerspie-
geling gegeven.
l)e ernstige economische gevolgen van het feit, dat het
sehadevergoedingsvraagstuk nog niet tot eene oplossing ge-
komen is, hebben zich ook geopenbaard in de wisselkoer-sen van Frankrijk en België; sedert half Januari 1923 ble-
ven die landen in de internationale wisselmarkt nog steeds
onder (lezen economischen druk.
De ongunstige binnenlandsche toestanden in Denemarken
en Noorwegen hebben ‘evenzeer eene scherpe reactie in de
wisselkoersen veroorzaakt. Vooral de Noorsche Kroon is
onder den invloed der moeilijkheden van het bankwezen se-
dert 31 Maart 1923 nog sterk teruggeloopen tot een laagste cijfer in Ned; Crt. van f40,75 op 24 Mei 1923.
In Zweden is men door energieke maatregelen kunnen
komen niet alleen tot een sluitend budget, maar ook tot een
evenwicht in de betalingsbalans. De wisselkoers heeft on-
middellijk den weerschijn daarvan gegeven; de Zweedsche
Kroon bleef gedurende het afgeloopen jaar steeds ongeveer
op pariteit met den Amerikaanschen Dollar en goud.
Belaagwekkend is het aan de hand van bovenstaande ge-gevens en feiten ook eene vergelijking te maken van de to-
talen van uitgegeven circulatiemiddelen.
Uit dien staat kan men bij eersten oogopslag twee zaken
opmaken:
eerstens, dat eene sterke vermeerdering van circulatiemid-
delen gepaard is gegaan met een heftige depreciatie van den
wisselkoers; Duitschland is daarvan weder een bewijs;
tweedens, dat, ondanks eene vermeerdering van slechts
geringen omvang of zelfs eene vermindering, de wisselkoer-
sen toch ernstig kunnen terugloopen wegens andere econo-
mische moeilijkheden. Hiervan geven Denemarken, Noorve-
gen en laatstelijk ook Zwitserland blijk op grond van hunne
binnenlandsche toestanden; Frankrijk en België bijna zeker door het nog niet kunnen treffen van eene financieele rege-
ling met Duitschland.
Zwitserland is voor Nederland een voorbeeld van bijzon-
der belang; beide landen verkeeren toch tea dccle in dezelf-
de omstandigheden. Beider export blijft bij den import
ten achter; beider budgetten zijn nog niet sluitend. Hun
wisselkoers staat dus onder invloeden, welke eene depre-ciatie zouden doen verwachten. Niettemin heeft de Zwit-
sersehe Frank zelfs een tijd lang agio gedaan boven goud,
en kon mitsdien reeds vrijelijk goud in Zwitserland worden
afgegeven. Aan die buitengewone positie van den Zwit-
serschen Frank is echter een einde gekomen en thans wijst
deze een disagio van pIm. 4 pCt. aan. De oorzaak moet
waarschijnlijk gezocht worden in het feit, dat eerst vreem-
de kapitalen in grooten omvang een uitweg hebben gezocht naar Zwitserland, en dat later wederom eene afvloeiing van
kapitalen naar elders plaats vond. Dit feit is eene ernstige
waarschuwing voor ons, dat wij ons niet in slaap mogen laten
sussen door den betrekkelijk gunstigen stand van den gul-
den, zoolang ons budget en ook het budget van Neder-
landsch-Indië niet sluitend zijn, en zoolang nog zoo groote
bedragen vlottende schuld op onze markt drukken. Deze
druk wordt op het oogenblik vermoedelijk opgevogen door
het feit, dat tijdelijk ook in ons land vreemde kapitalen in
belangrijke bedragen een toevlucht hebben gezocht; wij heb-
ben echter geen zekerheid, dat die gelden voor onze markt
een blijvend element zijn, en stellig zullen zij dat niet zijn,
indien de huidige betrekkelijk goede koersstand van den Gulden aan het wankelen zou gaan. Wij moeten dus alle
krachten blijven inspannen om de positie van onzen Gulden
te handhaven, en de politiek van De Nederlandsche Bank
moet scherp op dit doel gericht blijven.

mde x cijf e r s v a n g r o o t handelspr-ij-

,z
e n. –
De daling dci- groothandelsprijzen bevestigt
de reactie, welke in handel en industrie is iugtreden.
De daling in Juni van 111 punten brengt het totaal

op 4301
punten, slechts een kleine
40
punten hooger

dan bij den aanvang van
1923.
Het hoogste punt van
dit halfjaar werd bereikt aan het eind van April met

een totaal van
4440
punten, terwijl de grootste fluc-

tuatie
176
punten bedroeg. Het gemiddelde over het

laatste halfjaar
is 4378-4;
over geheel
1922 42944

met een grootste fluctuatie van
207
punten. Het hoe-
gere cijfer vooi het laatste halfjaar is voor een groot deel toe te schi-ijven aan de bezetting van het Ruhr-

18 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

641

gebied, welke aanvankelijk een plotselinge vraag naar
kolen, ijzer en staal deed ontstaan, terwijl de voor-
raden niet voldoende waren hieraan te voldoen. Dit

blijkt uit de cijfers voor -de delfstoffen uit de onder-
staande – aan The Economist ontieende – tabel,
welke tot eind Maart snel stegen en ook nu nog be-
langrijk hooger zijn, dan aan het begin van het jaar.

Data
Granen
en
vIeech

Andere
Doe-
dings-
en ge-
nolm.

Wee!-
stoffen
Delf-
stoffen

Diver-
sen:
oliën,
hout, rubl,er,
enz.

Totaal

Alge-
meen
index-
Cijfer

Basis (gemidd.
1901-5) …
500 300 500 400
500
2200
100,0
EindeJulï1914
579
352
6161
4641
553
2565
116,6
Nov.1918
1289
7821
1848
903
13891
6212
282,6

Dec. 1920
1344 805 1284 1216
1275
5924
269,3

Dec.1921
9214
636
1106
762
9311
4357
198,0
Juni1922
1000f
67%
1135
690 887
4389
199,5
Juli

,,
9941
669
1120 7121
900
4396
199,8
Aug.

,,
8801
674
1123
1
69lf
8871 4257
193,5
Sept.

,,
8731
6821
liljI
699 818
4189
190,4
Oct.
885
700 1150
712
813
4260
193,6
Nov.
864
703
1200f
7041
811
4283
194,7
Dec.
861
706
11841
705
8071
4264
193,8
Jan.1923
860
711f
1.2051
739
808
4324
196,5
Febr.

,,
8471
746
1201
7971
810
4402
200,1
Mrt.

,,
824
752
11781
840
7971
4392
199,6
Apr.

,,
858 752
1199
834
797
4440
201,8
Mei

,,
869
1
772k1
11661

S]Sf

785
4412 200,5
Juni

,,
8151
773f1
11771
761
4301
1
195
,
5

Alleen de delfstoffen en de tweede groep der voe-
dingsmiddelen zijn nu hooger dan aan het begin van
het jaar. Laatstgenoemde groep is gestadig gestegen,
hetgeen voornamelijk het gevolg is van de sterke ver-
hooging der suikerpi-ijzen. De eerste en laatste groep
zijn ongeveer
gelijkelijk
gedaald, de weefstoff en ver-

toonen evenwel slechts een zeer kleine daling.
Bijna alle prijzen gingen in Juni eenigszins om-
laag, de grootste daling van het totaalcijfer evenwel
werd veroorzaakt door een of twee sterke dalingen.,
vooral in zijde, vai-kensvleesch en stoomkolen. Van de
voedingsmiddelen is alleen haver gestegen. De betere
weersgesteldheid en al gemeen goede oogstrapporten
zijn aansprakelijk voor de-daling der granen. Dalin-
gen in koffie, suiker en boter werden te niet gedaan
door een stijging der theeprijzen. Alle veranderingen
in weefstoffen waren stijgingen, uitgezonderd zijde,
die gedaald i.s tot het laagste punt van dit jaar.
Wolprijzen blijven vast, voornamelijk door veel be-langstelling
van
de zijde van het Continent. Van de
delfstoffen is Cleve]and ruw-ijzer verder gedaald
door de herleving van buitenlandsche concurrentie;
stalen rails en ijzeren staven onveranderd, van de di-
versen is alleen buitenlandsch hout gestegen, verder
waren alle bewegingen clalingen.
Onderstaande tabel geeft de veranderingen in ieder
artikel sedert eind Mei aan, waarbij
50
gelijk
is aan
den gerniddeiden prijs gedurende 1901-’05.

IIT
0
0

1
.o._l
o

Tarwe (btl.)
82

45
1Catoen(Am.)
150
+10
5

Koper
54

1
(Eng.)
84
-5

,, (Egypt.)
1125
+
2
Delfstoffen
7735
1-4-5
Meel
Gerst
78
67

2

25
Garen
Laken
148
1345
+
85
+
75
Flout
– –
Haver
86 -j- 35

Wol (Eng.)
123
(Baltisch)
1035
+
2
Aardapp.
50
,, (Austr.)
1205
Hout
Rijst
100

5
Zijde
131
-2151
(Amerik.)
88
Rundvi.
893

1
Vlas
120
1
Leder
625

6
Schapenvl.
97

9
Flennep
47
+
1
1
Petroleum
100

8
Varkensvl.
82
-33
Jute
91
+
3
1
Oliën
755
4

Granen en
vi.
315
TT
Weefstoffen
11775
T11
1
Oliezaden
Talk
80
5

63
5


6

15
111
ïl
Thee
TiT
Ruw-Ijzer
Indigo
87
Koffie
915

3
Stalen rails
87
Soda
85
Rietsuiker
223
IJzer.staven
92
Rubber
15
Bietsuiker
1325

2
5

Kolen

(St.)
150
-225
Diversen
3T
1T
Boter
68

26
,, (huisbr.)
1
4
301
71I
Tabak
1165
Lood
ioa

6
Totaal

Andere voed.
Tin
71
5


6

engenolm.
7735
+
1

De veranderingen in Juni hebben de prijzen terug-
gebracht tot
67,7
pOt. boven Juli
1914,
tegenover
72

pCt. een maand geleden, hetgeen ook blijkt uit on-
derstaande tabel.

Data
Granen
en
vleesch

Andere
Doe-
dings-
en ge-
notm.

Weef-
stoffen
Dcli-
stoffen

er-
sen:
oliën,
hout.
ruS her,
enz.

Totaal

Juli

1914
100 100 100
100 100 100
December

1918
226 222 293
186
241
236
December

1920
233
229 209
261
230 231
December

1921
159
180 180 164 168 170
Juni

1922
174
192
184
149
160
171
172 190
181
153 163
171
153 192 183
149
160 166
Augustus

, …….
September

,.

….
..
151
194
181
150 148
163,5
October

,.

….
153
199
188
154
147
166,2
November
150
200
195 152 148
167,0
December

,
…..
149

..

200
193 152
140
166,2

Juli

11

……

Januari

1923
149
201
196 159 146
168,6
Februari

,.

….
146
211
195
172
146
171,6
143
214
191 181
144
171,2
April

,,

.
..
148

..
..

214
195 180
144
173,1
Maart

, ……

]50
220
189 176 142
172,0
Mei

,……
Juni

, ……
141
220
191 167
137
167,7

De eerste groep der voedingsmiddelen en de diver-
sengroep zijn nog steeds ver beneden het gemiddehie.
Met de laatste daling
zijn
de mineralen nu juist op
den gemiddelden stand gekomen.
Algemeen
Gem. Don-
1-lerleid Datum
index-cijfer
denkoers
algemeen
van ,,the
over de
index-
Economist”
afg. maand
cijfer
Januari

1914 …. ..
119,2
12,11%
119,6
December

1918 ……
277,0
11,19
256,6
December

1920 ……
269,3
11,31
252,1
December

1921 …….
198,0 11,42
187,2
Juni

1922……
199,5

.
11,49
189,8
Juli

,…….
199,8 11,47 189,7
Augustus

,…….
193,5
11,49
184,-
September

,…….
190,4
11,44%
180,4
October

,…….
193,6 11,39
182,5
November

,…….
194,7
11,40%
183,8
December

,…….
193,8
11,559
185,3
Januari

1923 ……
196,5
11,75% 191,2
Februari

,.

……
200,1
11,85 196,3
Maart
199,6
11,89 196,5
April

,.

……
201,8
11,88 198,4
Mei

,…….
200,5
11,83 196,3
Juni

,…….
195,5
11,79
190,8

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

De. Economist. – ‘s-Gravenhage,
15
Juni
1923.

Prof. Dr. C. A. Verrijn ,Stuart,
Adam Smith en de
vrijhandel;
Prof. Mr. D. van Blons,
Adam Smith, de
wegbereider;
Prof. Mr. Dr. H. W. C. Bordewijk, Adam
Smith en de belastingen; Prof. Mr. Dr. Ant. van Gijn,
Adam Smith over bankwezen (Amsterdamsche Wissel-
bank); I’rof. Dr. J. C. Kielstra,
Adam Smith over
de koloniën.

The Economie Journal. – Londen, Juni
1023.

Prof. Verrijn Stuart,
Metallie and – non-metallie
standards of money;
Prof. H. &hunsacher,
The situa-
tion in the Ruhr;
Prof. A. C. Pigou, Prices and
wages from
1896-1014;
Prof.
E. Can.nan,
The agri-
cultural inquiry;
D. H. Robertson, Economie psycho-
logy
; – G. S. Florertce,
Recent researches in industrial
fatigue.

Journal (les Economistes. – Parijs,
15
Juni
1923.
Yves-Guyot,
Rôle politique de l’impôt sur le revenu;
B. Duek,
La déflation en Tchécoslovaquie;
J. Le fort,
Revue de l’A.eadémie des scienees morales tot politiques (du
15
février au
15
mai
1923); N. Mondet, Chroni-
que de l’inflation;
L. Coquet,
Les réparations en nature et la Rhénanie;
Fernand-Jacq,
Les projets de
réforme de la legislation sur la propriété industrielle;
P. Apostol,
Le douzième congrés du partie communiste
russe;
X.,
Les indices du coût de la vie depuis
1920;
B. L. L. E.,La
Ligue du libre-échange (juin
1923).

642

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1923

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B. *** beteekent Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.

Ned.1Vrsch.

Disc. Wissels.
4 18Juli ’22
Zwits. Nat.Bk. 4
16Juli ’23
1
Bel.Binn.Eff.
4 18Juli ’22
N.]3k.v.Denem. 6
1Mei ’23
inR.C. 5
18Juli ’22
ZweedscheRbk 44
1J2tli ’22
Javasche Bank … 34
1Aug.’09
Bankv.Noorw. 6
1Mei ’23
Bank van Engeland
4 5Juli ’23
Bk. v. Tsjecho.
Duitsche Rijksbk. 18
23Apr.’23
slowakijë…
442831ei ’23
Bank v. Frankrijk 5 ilMrt. ’22
N. Bk.v.O’rijk 9
2&pt.’22
Belgische Nat. Bnk.
5422 Jan.’23
Hong. Bank.. 12
25Apr. ’23
Eed. Bes. Bank N..Y. 4421
Feb.
’23
Bank v. Italië.’5411
Juli ’22
Be.nk van Spanje.. 5
23 Mrt. ’23
Z.-Afr.Res.bnk 6

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
disconto

Berlijn
Part.
disconto

P
at.

1
disc.

1 N. York
Ccl!-
money
art.
1

Polon.
disconto
1

gatie

(3 mnd.)

14 Juli

’23
3Y, 1)
3
1
)
351


5_53

1)

9-14 J’li’23
3y
4
_y,
34
31
h-%


4%_6%
2-7

,, ’23
351_
3% -4
231-3%


4_5a,(

25-30 J.
1
23
3%
4-5
28/1O_818
_

1045 jli’22

1%_2%
171_211
8

– –
11-16 Jli’21
4l1
8
_31
8

2%-3
5

‘/
– –
5_6%

20_24Jli’14
2%_3%
2%_%
21_
2%
18/
4
_2%

t)
Noteering van 13
Juli.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.
De koers voor, Londen reageerde deze week nog bedui-
dood op cle discontoverhooging van de Bank of England.
Na cle lichte aarzeling in het begin der week kon de
koers Dindag en Woensdag nog een vol percent stijgen
en bleef verder prijshoudend. Francs stegen tot 15,45
resp. 12,85 op Woensdag, maar liepen daarna weder terug.
Ook Marken waren beduidend vaster, 7%-13% en begou-
nen dOn dag later wijder te dalen. Voor beide wissels bleek
cle Engelsche verklaring aanvankelijk een teleurstellncle
indruk te maken. Latere overwegingen deden verschillen-
de lichtpunten opmerken, waardoor een klein herstel in-
trad en het verdere verloop eerder prijshoudencl was. Skau:
dinavië en Spanje ondergingen niet veel verandering. Dol.
lai’a. waren aanvankelijk beduidend vaster, Donderdag werd
zelfs 2,56
5
/8 betaald; maar daarna trad weder een daling
in, waardoor het slot zelfs lager kwam dan cle opetlings-
koers. Zvitserincl was na de flauwe opening van Maan-
dag plotseling niet onbelangrijk in herstel. In het midden
der week werd weder 44,60 betaald. Buenos Aires flauw.
Ga. 88 brief. Indië onveranderd, 97
3
/8-%.
17 Juli 1923.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Dcia

Londen
1
Berlijn
Weenen Parijs

Brussel

New

0)

0)

•)

•)

York
00
)

9Ju1i 1923. 11.634 0.0008k 0.0036

14.724 11.99

2.5531
10

1923.
11.68*
0.00104 0.0036

15.05 12.38 2.55%
11

1923. 11.714 0.0010 0.0036

15.15 12.65

2.56
12 ,, 1923. 11.74 0.00134 0.0036

15.30 12.624 2.5571
8

13

1923. 11.704 0.0010 0.0036

14.95 12.414 2.55s1
14 ,, 1923. – –

– – – –
Laagste d. w.
1
11.62 0.00074 0.0035

14.60 11.90 2.5451
Hoogste ,, ,, ‘ 11.744 0.0014 JO.0037

15.45 12.85 2.56%
6 Juli 1923. 41.6140.001240.0036 14.774 12.214 2.54+*
29 Juni 1923. 11.704 0.0016 0.0036

15.55 13.294 2.553/,
Muatpariteit. 12.10 59.26 50.41

48.- 48.- 2.48%

•) Noteering te Amsterdam. •) Noteering te Rotterdam.
‘) Particuliere opgave.

D t a
Stoel.
holm

)
Kopen.
hagen°)
Chris.

Zwitser.
tiania)

lond)
Spanje
1)
Batovia’)
telegrafisch

9 Juli

1923
67.50
44.60 41.30
43.424
36.55
97%_%
10

,,

1923
07.50
44.50
41.25 44.05
36.75
973,

11

11

1923
67.75
44.40
41.50
44.50
37.-
9’/851s
12

1923 67.75,
44.80
41.70
44.65
36.85
9781…%
13

1923
67.75 44.60
41.75 44.45 36.40
9731
8
..9ç

14

,,

1923




36.45
97a1%

L’ste d. w.
1)

67.35
44.15
41.05 43.45 36.35
97%
H’ste

,,

,,

1)
67.85
4.-
41.75
44.80 37.10
98
6 juli

1923
67.50 44.20
40.90
43.50
36.25
2

97%

2

29 Juni 1923
67.60
45.-
42.10 45.20
37.00e
9797
Muntpariteit.
66.67 66.67 66.67
48.- 48.-
100

‘) Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.
2)
Noteering van
7 Jiiti.
5)
Idem van
30
Juni.

KOERSEN TE NEW YORK.

D a a
CaIsle Lond.
(In
$
per.)
Zicht Parijs
(in ci,. p.jrs.)
Zicht Berlijn
(in ct. p. Mrk.)
Zicht Amsterd,
(in ets. P. gld.)

14 Juli

1923
4.60.50
5.88
0.000451
8

39.24
Laagste d. week
4.56.50
5.87
0.000381
8

39.06
Hoogste

,,
4.60.50.
5.94
0.000531
39.24
7 Juli

1923
4.56.37
5.79 0.00048/
39.13
30 Juni

1923
4.58.12
6.05
0.0005s/
39.18
lduntpariteit..
4.86.67
19.30
23.8134
40s/

KOERSEN VAr.i DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en

Noteerings. 30Juni 7 Juli
1

9114 Juli ’23

14 Juli Landen

eenheden

1923

1923
1
Laagste
1
Hoogste
1
1923

Alexanclrië..
Piast. p. £
97151

0
Bangkok…
Sh. p. tical
1110
B. Aires’) ..
d. p. $
417/s
Calcutta….
Sh. p. rup.
1
1
45
18
Constantin. .
Piast.p.
715
Hongkong ..
id. p. $
2
13
9
13
2

Lissabon
1)
. .
d. per Mil.
251
Madrid …..Peset.
p. £
31.55
d. per $
24.26
Mexico ……
Montevideo’)
id.
42%
Montreal …
$ per £
4.6851
Praag …….
Kr. p. £
153
1
1
R.d.Janeiro’)
d. per Mil.
5%
Rome …….
.
Lires P.
103
Shanghai …

.

Sh. p. tael
31111
Singapore…
id. p. $
2
14
3
1
82

Valparaiso
2
).
peso p. £
34.60e
Yokohama ..
Sh. p. yen
2/1′
1
1
Koersen der voorafgaande
dagen.
8) Koers van 29
Juni
1923.

NOTEERING VAN ZILVER.
te Londen N. York

te Londen N.York
14Juli 1923.. 307/
8

6334

15Juli 1922.. 35%

7031
8

7 ,,

1923.. 313/
4

63%

16 Juli 1921.. 37%

60’1
30Juni 1923.. 31’1

63

20Juli 1914.. 24
1
51

54
1
18

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte’ Balans op 16 Juli 1923.
Activa.
Binnenl.Wis

1 H.-bk.
f
45.363.974,69
sels, Prom.,’ B.-bk. ,, 35.604.229,27
enz.in disc.I Ag.sch. ,, 60.631.239,73
f
141.599.343,69
Papiero.h. Buitenl. in disconto

. –
Idem eigen portef. .
f
45.574.169,!_
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nog niet afgel.

45.574.169,-
neleeningen

H.-bk.

f

42.520.074 25.
mol. vrsch.
in rek.-crt.

B.-bk.

8.394.266 33
Ag.sch. ,,

107.356.287,95
op onderp.

f
158.270.628,53

Op Effecten…….
f
138.672.861,27

OpGoederenenSpec. ,,

19.597.767,26 158.270.628,53
Voorschotten a. h. Rijk …………….
,,

3.634.560,08
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f

56.240.275,-
Muntmat., Goud .. ,, 525.551.274,85

f
581.791.549,85
Munt, Zilver, enz.. ,,

10.491.286,19
Muntmat., Zilver

Effecten
,,

592.380.836.04

Bel.v.h.Res.fonds .
f

5.982.352,74
id.van”1
5
v.h. kapit. ,,

3.965.61.5,12
9.947.967,86
Geb. en Meub. der Bank …………….
,,

5.000.000,-
Diverse

rekeningen

………………
,,

57.995.219,12

f
1.014.304.824,32
Passiva.
Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds …..
……………….
5.999.469,43
Bijzondere

reserve ……………….
9.000.000,-
Bankbiljetten in omloop …………..
,,

946.350.460,-
Bankassignatiën in omloop ………..
,,

1.151.768,81
Rek.-Cour.
j
Het Rijk
f


saldo’s:

Anderen,,

27.395.288,92
27.395.288,92
Diverse

rekeningen ………………
,,

4.407.837,16

f
1.014.304.824,32

Beschikbaar metaalsaldo …………..
f

396.606.608,36

Op de
basis van
21

metaaldekking…
.
,,

201.627.104,81
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd i.
,,

1.983.033.041,80

9734
9719l
182
9715l
142
97391
52
1110 1110 1110
1110
41l1
40lI1
41% 40%
11481
18

1
1
43
1
32

1/0/
1/4l1
723 675
730 710

2
1
39
182
21234
213
1
‘/
212I2/
251
231 16
212′
132
2%
32.02 31.60 32.15
32.114
24.26 24.26
24.26
24.26
42%
41%
43
4134
4.68
4.68’1
4.72%
4.72s1
8

1505/
8

150 153%
153

5
X
513
132
5
‘j
5
110
10881
104% 108%
107′
311I1
310
. 3/2
3/05
21411
213
31
1
32

214
3
1
32

214
35.40 35.40 35.60 35.60
2/1
21
/
2/17/ 16
211
1
” 32
2
1
1

1


32
) Telegrafisch transfert.
2)
90 dg.

18 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

643

NED. BANK 16 Juli 1923
(vervolg).
Voornaamsteposten in duizenden guldens.

Dal0
Goud
Zilver
s

*
6.1?’;,-
Andere
opeischba,e

__schulden

16

Juli

1923 ……
581.792
10.491
946.350
28.547
581.792
10.439
952.094
39.697
581.792
10.535
961.821 30.508 581.791
10.538
910.631
54.660

9

1923 ……..
2

1923 ……..

18

,,

1923 ……
581.791
10.198
916.891 21.325
25

Juni

1923 …….

17

Juli

1922 ……
605.955
7.720 992.030
49.638
18

Juli

1921 ……605.969
.
11.323

1.019.299
55.418

25

Juli

1914 …….
162.114
8.228
310.437
6.198

Otaa
Hiervan
Beschik-
Dek-
ata
bed
rag

Schatkist.
Belee- haar
kings-
isconto promessen
rechtstreeks
ningen
ivi etaat.
saldo
percen lage

16 Juli

1923 141.599

158.271

396.607

61
9

,,

1923 160.932

18.000

152.460

393.175

60
2

,,

1923 151.646

177.289

393.165

00
25 Juni 1923 154.715

157.454

398.575

61
18

,,

1923′ 141.116

9.000

133.226

403.650

63

17 Juli

1922 217.478

55.000

105.443

404.599

59
18 Juli

1921 262.090

114.700

132.560

401.595

57

25 Juli

1914

67.947

14.300

61.686

43.521
1
)

54
1)
Op de basis van

metaaldekking.

Uit de bekenclinakiiig van den M
i
n is te r

v a ii F
i
na n-
c
i
ë nblijkt,_dat uitstouden_op:

1

9
Juli 1923
1

16 Juli

1923

Aan schatkistpromessen

f235.340.000,-f21
7.070.000,-
waarv. direct bij Ned. Bk

18.000.000.-


Aan schatkistbiljetten

,,229.340.000,-‘ ,,228.70i.000,-‘
Aanzilverbons ………

.

27.309.213,-

,,
27.850.564,-
Onder de vlottende schuld is begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën
i
,,187.350.000,-

,
1
177.471.000,-
Voorschot aanGemeenten)

31 Met 1923

30 Juni19?3
voordoorRijkvoorhen

,,
57.208.892,95

42.427.860,97
te heffen Ink. belastingJ
9
Juli 1923

16 Juli 1923
Tegoedv. d. Postc.
&
G. dst
1,,106.027.447,65I
,,106.033.531,65
t
)
Waarvan f33.653.000 vervallen op of na 1 April
1927.

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. Dc samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn_telegrafisch_ontvangen.

2

k-
Andere
Beschikb.
Data
Goud
Zilver
Ot
.jetten
opeischb.
metaal’
scflutaen
sazao

7 ju1i11923
215.750
272.000
82.500
144.850
30 Juni1923
211.000
264.500
84.000
141.300
23

,,

1923
.

218.000
264.500
80.500
149.000

2Juni1923
153.079

61.127
265.690
107.097 140.277
26 Mej 1923
154.065

61.213
265.402
100.789 142.687
111

,,

1923
159.043

61.035
268.245
102.274
146.596

8 Juli 1922
152.321

49,051
270.272
60.281
135.962
9Juli1921
215.792

17.533
311.552
117.341 148.007

25Juli1914
22.057

31.907 110.172 12.634
4.8422

Data
Dis-
conto’s

Wissels,
huilen
N.-Jnd.
betaalbaar!

1
1
Belee-
1
nin gen

Voo,”
schollen
aan het
Gou,nem.

Diverse
ch-
nin
g
enl)

L.leC-
kings-
percen.
lage

7 juli 1923
12.100
61
30 Juni1923
156.080 12.900
•*
61
23

,,

1923
145.690
5.400
63

2Juni1923
36.043
19.628
57
3154l
27.1701
63.64
26 Mei 1923
36.4221
28
.
1
001
59.623 33.162
19.882
59
19

,,

1923
36,5081 28.0601
60.220
31.366
20.111
59

8Juli 1922
33.401
20.291!
79.923
5.743
24.123
61
9Juli1921
36.3141
20.4161
103.162
21.254
26.198
52

25
Juli
1914
7.259
6.395
47.934
6.446
2.228
44

‘)
Sluitpost activa.
3)
Basis
‘J
metaaldekking.

DE SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Meiaol
Circulalie
Andere
opeischb.
schulden
Disconto’s Die. reke-
ningen
1)

9 Juni

1923..
1.204
1.705
1

1.090
1.179

585
2

,,

1923..
1.187
1.675 1.152 1.160

495
26

Mei

1923..
1.211
1.550
1

969
1.154

451

10 Juni

1922..
1.588
2.081
1

773 1.047

1.152

25 Juli

1914..
645
1.100 560
735

396
t)
Sluitpost der activa.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoegFp,g der Currency Notes,

in duizenden pond sterling.
Data
Metaal
Circulatic

Currencti Notes.

Bedrag
1

Goudd.
1
Gov. Sec.

11 Juli

1923
127.623
126.410
290.155
27.000
245.856
4

,,

1923
127.624 126.927
289.237 27.000
244.795
27 Juni 1923
127.621
125.103
286.503 27.000 242.446
20

,,

1923
127.538
123.741
286.458 27.000 242.033

12 Juli

1922
127.901
124.249
298.635 27.500 257.411

22 Juli

1914
40.164 29.317

11


– –

Data
Gov.
,

[-

1

Other
Sec.
1

Public
Depos.
1

Other
Depos.
Reserve
kings-

11 Juli ’23
46.839 69.702
11.59′
107.982
20.963
17,53
4

,,

’23
18.570
96.425
19.458
123.785
20.398
14,24
27 Juni’23
42.947
80.682
13.909 114.072
22.267
17,39
20

,,

’23
45.359
71.177 16.982
105.255
23.548
19,26
12Juli ’22
47.104
73.663 12.612 112.375
22.102
17,68
22 Juli ’14
11.005
33.633 13.735 42.185
29.297
523,
‘.1
vernouuing tusscnen ilaserve en t)eposlta.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voorua.aim.ste posten, onder hijvoegiug kier Darlehens-
kassenscheine, in millioenen Mark.

Data
Metaal
Daarvanl
Goud
Waa,v.
bo Buit1.1
circ,bknl
i

Kassen-
scheine
Circulatic
t Dek-
kings-
perc

30 Juni ’23
19.903
717
140
2.866.837
17.291.061
17
23

,,

’23
19.543
77
180
2.385.872
13.091.739
18 15

,,

’23
17.581
757
180
2.159.675
10.905.092
20
7

,,

’23
16.819
757
180
2.194.993 9.309.566
24
30 Juni ’22
1.024
1.004
50
14.605
169.212
9
23 Juli

’14
1.691
1

1.357

65
1.891
93

JVissegs

Darlehens-
kassenschetne

Handels- Schat kist- Rek. Cr1.

Totaal

In kas bij de
,

Totoo!

wissels

papier

uitgegeven Rijks bank

. 25.253.076 6914.19918338877 9952.717 l’79.200 2.866.800

St
18.811.932 5913.783 12898149 7414.434

*S

*a

‘ 15.460.705 5034.102 10426603 6141.782 2172.100 2.159.700
CD
13.067.564 4619.167 8.448.397 5643.060 2207.500 2.195.000

190.878

4.752 186.126

37.174

25.083

14.589

751

751

‘) Onbelast. Bovendien verpand
op
7
Juni
1923 134.9 miii., “p
15Juni
1923 134.9 miii., op 23
Juni
1923 134.9
miii., op
30
Juni
1923 174,9
miii,
2)
Dekking der circuiatie door metaal en Kassenscheine.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in dii.iaeuden 1 rancs.

Waarvan Te goed
Buit.gew.
Data
Goud
In het
Zilver
In het
voorsch.
Buitenland Buitenland
ald. Staat

12 Juli ’23
5.537.784
1.864.345
293.518
566.201
23.600.000
5

,,

1
23
5.537.744
1.864.345
293.428
566.107
23.900.000
28juni’23
5.537.704
1.864.345 293.101
566.590
23.100.000
12
Juli’22
5.529.572
1.948.367
283.138

23.500.000
23Juli ‘141
4.104.390
[639.620

1

Wissels
Uitge-
stelde
Beec-
.
Bankb,l-
Rek. Cr1.
Pont-
Rek.
Cr1.
Wissels
ningen
jetten
culteren
Staat

3.311.798
19.378
2
.
162
.
2
61
1
37.400.059
2.049.5921
25.747
2.006.250
19.436
2.078.323
37.661.951
2.553.715
18.642
2.486.525
19.836
2.057.635 36.689.303
2.141.924
20.165 2.103.289
35.957
2.218.741
36.501.518 2.197.409
47.238 1.541.980

769.400
5
.
911
.9
1
01
942.570
400.590
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste Dosten in duizenden francs.

Data
inc1.
1 buiten1.
t
saldi

von
t buiten1.
vonden.

1

van
1
prom.
d.
1
provinc.

wissels
en
heleen.

1

Ctrcu-
1

laite
1

R e.
1

k
1

Crt.

J

partic.

12 Juli23l349,886′

‘ –
794.30816.860.012
1

209.530
5

,,


23
1
348
.
2721



777.00916.794.041
163.790
28
Juni’231348.576184.653

480.000
997,33416.718,838 183.942

13 Juli’221329.441184.653
480.000
622.78016.273.528
228.322

644

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1923

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD.AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Goudvoorraad
F.R.
_______________ _____________ _________
Zilver
Notes in
Data
elc.
circu-
Totaal
Dekking
in het
bedrag
F. R Notes
buiten!.
!alie

27 Juni ’23
3.110.744 2.092.981

91.735 2,226,954
20

,,

’23 3.129.015
2.090.700

85.966 2.222.352
13

’23
3.139.257
2.114.070

87.357 2.235.755

28 Juni ’22
3.020.868
2.171.580

127.498 2.124.422

Goud- Algem.

Data
Wissels
Tataal
Gestort
Dek- Dek-
Depasito’s
Kapitaal
king,
kings-
perc.
i)

perc.
2)

27 Juni ’23
979.188 1.936.599
109.427
74,6
76,9
20

’23
936.817
1.921.314
109.422
75,5
77,6,
13

’23
926.483 1.956.318
109.363
74,9
77,0.

28 Juni ’22
‘623.161
1.939.276
105.079
74,3 77,5
2)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelschbare
schulden: F. R. Notes .en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET

FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden tdollars.

Data
Aantal
Totaal
1

uitgezette
Reserve
bij de
t
1

Totaal
Waarvan
time
banken
1

gelden en
F. R. banl
1

deposito’,
deposits
bdeggMgcn
1

20Juni 231
774
11.790.3941
1.397.116
15.345.429 3.995.750
13

’23
774
11.823.1861
1.419.551
15.457.853 3.991.008
6

’23j
774
11.808.272
1.405.889 15.317.666 3.999.063

21
Juni’221

817

11.873.8221

1.254660
13.371.133
2.919.332

Aan het eind’ van ieder ‘kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen ‘bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdais,
16
Juli 1923.
De ‘spanning, clie gedurende cle laatste weken op ck
fonclsenmarkten in alle centra heeft geheerscht en clie
haar oorzaak heeft gevonden in cle verwachting, (lat cle
rede van den Engelschen priiue-minister een zuivering zou
brengen van cie zwoele atmosfeer, waarin Europa reeds
zoo langen tijd gedwongei.i is te ademen, is niet geweken.
De heer Balciwin heeft zijn rede uitgesproken en hieruit is
maar al te duidelijk naar voren gekomen, naast het onte-
genzeggelijk sterke verlangen om het niet tot een breuk
met ‘Frankrijk te doen komen, liet geweldig verschil in op-
vatting, dat aan beide zijden van het Engelsche Kanaal
heerscht. Men kan niet zeggen, dat cle rede teleurstelling
heeft gewekt, omdat zonder eenigen twijfel cle mogelijk-
heid is gelaten om tot een gçmeenschappelijke oplossing
te komen. Doch aan den anderen kant zijn ei’ zoovele ,vra-
gen onbeantwoord gebleven, niet name de kwestie vai cle
gedragslijn, die zal worden gevolgd, als Frankrijk het dooI
cle Engelsche regeering
01)
te stellen antwoord aan Duitsch-
land toch niet zal willen goedkeuren, dat ook moeilijk
van een bevrediging kan worden gesproken. In het aller-
beste geval zou men de thans uitgesproken Engelsche
gevoelens kunnen beschouwen als een officieele bevesti-
ging valt hetgeen reeds lang bekend was, terwijl liet be-
pilen van eelt definitief stauc1punt tot de toekomst wordt
verschoven.
De internationale beurzen hebben clan ook op de rede
des Heeren Baldwin noch in de ddne noch in de andere
richting gereageerd. De spanning is in gelijke mate blij-
ven bestaan; alleen is zij min of meer lateat geivorclen.
Zelfs de fondsenmarkt te L on den heeft zich meet- bezig
gehouden met de gevolgen van de disconto-verhooging, dan
niet de vraagstukken der buitenla.nclsche pol1tiek, hoewel
via deze disconto-verhooging toch de buitenlancische Po-
litiek in het debat werd gebracht. De verhooging van tien
rentevoet door cle Bank of Englaud heeft deze keer al
bijzonder veel stof doen opwaaien, omdat de binnenland-
sche verhoudingen geen directe aanleiding tot de daad van
de Britsche circulatie-instelling hebben gegeven. Vooral
cle bekende professor J. M. Keynes heeft zich in een arti-
kel in ,,The Nation and thè Athenaeum” scherp tegen cle
hankleiding gekeerd. Volgens den heer Keynes zou de ver-
hooging der ba.nkrate een poging zijn geweest, om het
prestige van het Pond Sterling tegenover den dollar op
te houden, zonder rekening te houden met de moeilijk-
heden, die cle binnenlandsche handel en industrie van den
maatregel moeten ondervinden. De toekomst zal natuur-

lijk moeten ieeren, in hoeverre deze opvatting juist is, doch
verschillende anderen zijn van meening, dat voor liet oogen-
blik het binnenland zeer zeker geen groote nadeelgu van een iets hoogeren rentevoet zal ondervinden, terwijl aan
den anderen kant het gunstig effect van een waardever-
meerdering van het Pond Sterling, direct tot uitdrukking
komt ili een vermindering der rentelasten aan Amerika.
Voorts zijn er sommigen, die de geheele gestie der discon-
toverhooging uitsluitend beschouwen als een beschermings-
maatregel tegen mogelijke onaangename pôlitieke gebeur

tenissen ili cle toekomst. Langs dezen deductievea weg heb-
ben cle vraagstukken der buitenlanclsche politiek toch aan
de Engelsclie beurs hun uitwerking gehad. Het directe
gevolg is geweest een reactie over vrijwel de geheele linie, zoöwel voor beleggingswaarden als ‘oor speculatieve bad-
sen. 1)e laatste hebben zelfs vrij omvangrijke verliezen
geleden, waaruit de conclusie valt te trekken, dat de spe-culatieve posities omvangrijker geweest
zijn,
dan oor-
spronkelijk was aangenomen. Nadat echter de liquidaties waren uitgevoerd, kon een algemeen betere stemming de
overhand verkrijgen.
Te P a r ij s heeft men zich voorbereid op een voortzet-ting van den tegenwoordigen toestand. In perscommenta-
ren op de Baldwin-rede heeft men vooral de Frausche
onafhankelijkheid naar voren doen treden. Hoogstwaar-
schijnlijk zou de beurs hierop niet in gunstigen zin heb-
ben geantwoord, indien deze uitspraken niet waren samen
gevallen met een vrij aanzienlijke verbetering van liet
niveau van den Franschen Franc. Het is moeilijk te zeg-
gen, waaraan deze verbetering is toe te schrijven; wel-
licht hebben of fcieele steunaankoopen hiertoe het hunne
bijgedragen. De toename van de biljettencirculatie van de
Banque de France is niet dezen veronderstelclen steun in
samenhang gebracht, hoewel het niet buitengewoon is, dat
in ciezen tijd van het jaar cle bankbiljettenomloop een
groote stijging vertoont. Hoe liet echter zij, de beurs van
Parijs heeft voor biurienlandsche waarden een vast aan-
zich gehadi, terwijl ook de omzetten vrij
gi:oot
zijn ge-
ii’eest. In het bijzonder waren mijnwaarclen gezocht, waar-van cle jaarverslagen alle een buitengewoon optimistischen
geest ademen en waarvan de dividenden vrijwel zonder uit-
zondlering sterk zijn gestegen. Daarnaast waren ook aan-
dleelen van verschillende inetallurgische ondernemingen gezocht. Iii dit verband is liet interessant liet jongste rap-
port van het Comitd des :I?orges niet aandacht te lezen.
Ondanks de moeilijkheden niet de cokesvoorziening is de
productie van ijzer en staal sinds Februari voortdurend
toegenomen. Fit ciie maand werdl een zeer sterke teruggang
geconstateerd als gevolg van het stopzetten van cle Ruhr-
importcu. Deze moeilijkheid is’ klaarblijkelijk thans ge-
heel overwonnen ; ook liet , aantal hoogovens in bedrijf is
geleidelijk toegenomen van 77 – het laagst-bereikte aan-
tal in April – tot 99. Weliswaar waren in Januari 116
hoogovens werkzaam en moet dus nog een achterstand
worden ingehaaldl, dloch cle met succes bekroonde energieke
pogiuger der metaalindluStrie hebben thans reedis een uiterst
gunstige impressie op de beurs uitgeoefend. Buitenland-
sche- en andere arbitrage-waarden waren in verband met
de reactie in buitenlandsclie wisselkoersen alle lager in
koers.
Te B e r 1 ij n hebben ook besprekingen omtrent een ver-
hoogiug van ‘het bankclisconto plaats gevonden. Het eigen-
aardige feit heeft zich hier voorgedaan, dat het directo-
rium dci’ Reichsbank, dat voor zichzelf reeds tot een ver-
hooging van den rentevoet van 18 tot 25 pCt. had beslo-
ten, op dit besluit is teruggekomen, nadat de Centrale
Commissie uit de Reiehsbank zich met groote meerderheid
hiertegen had verklaard. Naar verluidt, ‘zou de Commissie van oordeel ‘zijn geweest, dat een disconto-verhooging als
voorgesteld, niet het minste effect zou sorteeren ten aan-
zien van de inflatie, het aanvragen van eredieten, enz.,
terwijl aan den anderen kant de duurte in de hand zou
worden gewerkt, doordat de credietnemers de rente-verhou-
ging ten volle – en meer dan ten volle – op de consu-
menten zouden afwentelen. Ongetwijfeld is dit waar, doch
hiermede is niet bewezen, dat een veel sterker verhooging
van den reiitevoet niet een zeer goede uitwerking zou heb-
ben gehad. Met name zou de premie, die thans voor crediet-
nemers is verborgen in de kans, dat zij de verstrekte ere-
dieten in gedeprecieerde munt kunnen terugbetalen, in dat geval zijn afgeschaft, hetgeen op ziclizelve de- duurte ook
zou hebben bestreden. Men schijnt echter bij onze Ooster-
buren nog steeds huiverig te zijn voor het nemen van andere
dan schijnmaatregelen ter beteugeling der inflatie. Voor
het oogenblik, nu de kwestie der schadeloosstelling feite-lijk nog in de lucht hangt, kan de tegenwoordige toestand
nog worden bestendigci, zonder flat de funeste gevolgen al
te sterk opvallen, ook voor den leek op economisch ge-

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

dan roes van roote getal-
I’

18 Juli 1923

bied. Men leeft nog steeds
in


len, van ,,gelcl”-verclienen op groote schaal. Tot deze mis-
leidende opvatting hebben ook de publicaties der jongste
verslagen van cle Duitsche banken medegewerkt. De win-
sten in papieren Marken zijn ontzaglijk toegenomen; in
gouden marken echter valt op ieder gebied een. zee/ sterken
achteruitgang te constateeren. Eén en ander zal vermoe-
cleljk echter eerst tot het groote publiek doordringen, als
cle rekening van den oorlog inderdaad vereffend zal moe-
ten worden. De beurs alleen ziet verder en verclisconteert
dag aan dag de waardedaling van de Mark in hoogere
koersen voor de diverse fondsen, waardoor althans cle be-zitters van aandeelen over het algemeen de verarming niet
zon sterk medemaken. De kring van hen echter, die in
staat zijn hun aandeelenbezit voortdurend aan te houden
en zoo hun financieele positie eenigermate te beveiligen,
wordt voortdurend kleiner.
De markt te Walistreet is nog steeds in tegenspraak
met cle zeer gunstige industrieele berichten. Record-cijfers worden gemeld omtrent automobielen-productie, wagonla-
dingen, steeukool-verzendingen, enz. en toch is de beurs als
geheel uiterst bom gestemd gebleven. ‘Waarschijnlijk moet
men dit toeschrijven aan een voorzichtige beoot’cleeliug van
de toekomst, waaromtrent in deze kolommen reeds vroeger
een en ander is vermeld.
Te n o n z e n t is het verloop der geheele markt zeer
stil en onbelangrijk gebleven. De vacantietijd doet thans
wel sterk zijn invloed gelden. Het beursbezoek is veel ge-
ringer geworden en hiermede is cle toch al reeds kleine
omvang der zaken nog verder afgenomen. De
beleggings-
rnrkt
is voor Hollandsche staatsfondsen over het algemeen
vast gebleven, hoewel cle lage stand van den prolongatie-voet ook hier niet cle werking heeft gehad, die in meer le-
vendige tijden ongetwijfeld zou zijn te constateeren geweest.
Buitenlancisehe soorten, varen meerencieels iets lager.

9 Juli 13 Juli 16 Juli
Rijzing of
daling,
6

0
/0
Nederland 1922 . – . .
101s

10111
8
10131

– 31,6
5

ij

,,

1918 . . . – 94%

94%

94
11

+ 1/8
4%
0
/0

1916 – . – – 91%

91
10
116 923

+
5
/8
4

0/

,,

1916 . . .

8571
8

85%

85112 –
3
18
3% o/

,,

. . .

7571
8

75%

75%

51
8

3

o/

. . .

66
1
18

659116

65
e/to – 1l6
2%
0
10
Cert. N.
W.
S
.
…… 56a/

5
18

55
13
1
32

7

o/ Oost-Indië 1921

10251

102
9
1

102o1


1
110
6

0
10

,,

1919 . . . –
9815

99%

100

+
hbo
5

0
10

,,

1915 – . . – 9371
8

93%

93%

0
18
5 oj Rusland 1906

45/

3%

3% – 1
,
1
16

4
0
/0
Rusl. bij Hope & Co

4%

31a1

4% –
4
0
/0
Japan 1899 …….. 72%

707/
s

– 1318
5
0/
9
Brazilië 1895 ……50%


8
0
/0
San Paulo 1921

98%

96

9531,
6

3
,
1
10

6
0
/0
Amsterdam 1920

100% –


7
0
/0
Rotterdam 1920..

10211
8

102% + Vs

Petrolcoumaandeelen
werden wel in iets ruimer mate ver-
handeld, doch konden hiermede toch geen koers-avance be-
halen. Alleen voor aandeelen Geconsolideerde bestond
eenigszins ruimer vraag in verband met gunstige vooruit-
zichten voor de prijzen van Roemeensche petroleum.
uikeo-waardeov
kondeo.o de berichtsperiode vrijwel zonder
fluctuaties doorkomen, ondanks de soms Vrij scherpe ver

schillen in de Cuba-noteeriugen te New York.
Rubbers
bleven iets vaster van toon, als gevolg van cie
berichten, dat de contrôle op den uitvoer uit de ‘Engelsche
koloniëii in het vervolg scherper zal worden toegepast. Men
hoopt in rubberkringen, dat dit een stabilisatie, resp. een
verhooging van den prijs valt 1oct product zal teweeg breoi-
gen.
Tabakisen
waren goed gevraagd, met uitzondering van
aandeelen Senembah. De thans tot 1oct verleden behoorende voorjaaisinschrijvingen hebben voor de overige groote maat-
schappijen goede resultaten opgeleverd.

9 Juli 13 Juli 16 Juli
Rijzing of
daling.
Amsterdamsche Bank
…. 117% 116

1161/
4

Incasso Bank …………90%


Koloniale Bank
……….152%

152

152s1

+ 0/
Ned.Handel-Mij.certv.aand. 124% 124% 125% ± 1%
Rotterd. Bankvereeniging.. 91s1


Amst. Superfosfaatfabriek. 32

33

+ 1
Van Berkel’s Patent ……39%

40%

41

+ 1%
Gouda Kaarsen ……….80


Holl.Draad-enKabelfabriek 50% –

52

+ 1%
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand. 57
3

56

57

,,

,,

,,
pr. aand. 57%

58%

59

+ 1%
Leerdam Glasfabrieken …. 3651
8
36

36% –
Philips’. Gboeilampenfabriek 234

239% + 5%

645

9 Juli 13 Juli. 16 Juli
Rijzing
of
daling.
Vereenigde Blikfabrieken
100
100
100%
+
Vereen.ChemjscheFabrieken
32

33
+
1
CompaniaMercantilArgent
7′
9

+ 1718

Cultuur-Mij. d. Vorstenland
156%
157%
158%
+
2%
Handeisver. Amsterdam
429%
429
3
18
432%
+
2%
Handeisverg.
Reiss
&
Co
27
25%
27
Int. Crediet- en Handelsverg.
Rotterdam

…………
175 175
175
Linde Teves
&
Stokvis
65%
65%
65%
± %
Tels
&
Co’s Handel-Mij…..
6
5%
5

1
Redjang Lebong Mijnb..Mij
102
10311
8

104%
+
2%
Gecons. Holl. Petroleum-Mij
107
108%
111%
+
4%
Kon. Petrobeum.Mij.

……
347% 340%
342%
—5
Orion Petroleum-Mij…….
Afgest. Aand
27
28
27%
+ %
Amsterdam-Rubber-Mij .. …
139e/s
13871
8

139%

Vs
Nederl.-Rubber-Mij.

……
69 70
70 +
1
Oost-Java-Rubber-Mij…..
210
210%
210%
+ %
Deli-Batavia Tabak Mij.
288 292%
297
+
9
Deli-Maatschappij

……..
263%
271114
274%

10%
Senembah-Maatschappij
255 247
250
—5

&heepvaartwaarden
bleven

verontichtzaamd,
doch

met
een iets vaster ondertoon. Aandeelen
Java China Japan
Lijn
konden een deel van het verlies inhalen.

9 Juli
13 Juli
16 Juli
Rijzin8 of
daling.
Holland-Amerika-Lijn
85 88 89
+ ‘
,,

,,

,,gem.eig
7
77
77
i-
+
2%
Hollandsche Stoomboot-Mij
18%
19%
19%
+
1
Java-China-Japan-Lijn
60
62%
63%
+
3%
Kon. Hollandsche Lloyd
7
.7518

+
51

Kon.
Ned.
Stoomb-Mij…..
50
54%
55%
+
5%
Konink.Paketvaart-Mij.
115%
117
5
/
8

116%
.

j

%
Maatschappij Zeevaart
54
54

Nederl. Scheepvaart-Unie
114%
114% 114%
-%
Nievelt Goudriaan ……..
92
93%
95
+
3
Rotterdamsche Lloyd ……
121
120%
121
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”
132
134
133%
+
1%
,,Noordzee”
32
25
25%

6%
De
Anterikaansche markt
was ten onzent
stil en zonder
belangstelling. De koersen konden
zich meerencieels hand-
haven.

9 Juli
13Juli
16 JuÏi
Rijzing of
daling.
Americ. Smelting
&
Refining
5811
58% 59%
+
13110
Anaconda Copper

……..
82
84tj
85
+
3
Studebaker Corp.

……..
104%
103% 105%
+ %
Un. States Steel Corp…..
94
92
,
1
16
92%
—1%
Atchison Topeka ……….
102s/
103%

+
18
Ene

………………..
11%
1121
8

1h31
– 818
Southern Pacific ……….
90%
8851
90

Union Pacific

…………
135%
134%
134%

1%
Int. Merc. Marine orig. gew.
61/
3

7
6s1

/io
pref.
24% 23%
231/
io


h
11
/
Prolongatie ten slotte 2%
pCI.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
17 Juli 1923.

Voor zoover er schade aan cle ‘West-Europeesche oogsten
dreigde tea gevolge van het warme droge weer, is de vrees
daarvoor – weer verdwenen, daar niet alleen in ons land,
maar ook in dle omliggende banden voldoende regen geval
ben is. Ook de andere Europeesche landen zenden gunstige
berichten. Italië, dat in het afgeboopen seizoen zooveel tar-
we heeft moeten importeeren, vet

wacht dat de nieuwe oogst
pIm. 20 pCt. grooter zal zijn. Ook Hongarije verwacht aan-
zienlijk grootere opbrengst. Gaan w’ij nog verder Oostelijk,
dan vinden wij over den Boemeenschen oogst nog al vage
berichten. De tarove-oogst zal waarschijnlijk ongeveer gelijk
zijn anti die van het vorige jaar, zoodat er in ieder geval
wal
geen uitvoer-surplus van clie graansoort zal wezen. Van
mals en vooral van gerst zal dit ontegenzeggelijk wel het
geval zijn, doch meer definitieve cijfers ontbreken, althans
op dit oogenblik, nog geheel.
Heeft Rusland in liet afgeloopen seizoen verrast door dc
zeer groote hoeveelheden gi aan (voornamelijk rogge en
gerst), clie het verscheept heeft, thans wordt aangekondigd
dat de voor verscheping naar het buitenland beschikbare
hoeveelheid graan
van
dien nieuoven oogst meer dan 5 mii-
lioen ton zal bedragen. Dit cijfer komt uit Moskou en over
te groote betrouwbaarheid van berichten uit dat centrum
heel t men niet te klagen gehad, hetgeen evenwel niet weg

neemt, dat cle verschepiugeu der laatste maanden den
graanhandel sterk onder den indruk brengen, dat inderdaad

Noteeringen.

Chicago
Buenos Agres

Data
1

Torwe
Maïs
Haver
Torwe
May.,
Lljnzaad Juli Juli Juli
Aug.
Aug.
Aug.

14Juli’23

9851
8

82
381
11,20 8,45
21,70
7

,,

’23

104
8051
8

39-
11,35
8,45
21,75
14Juli’22 115.
62y
4

34s1
8

12,80
8,20 21,45
14Juli’21

13211
8

64-
38′
17,95 8,80
20,30
14 Juli’20 284
154k
917j
25,65
9,45
25,20
20Juli’14

82
5681
8

36X
9,40 5,38
13,70

L000prijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten

1

16 Juli1

9 Juli

1

17
Juli
1

1923

1

1923

1

1922

Tarwe* …………….
1
)
13,-
13,25
Rogge (No. 2-Western)
1)
8,45 8,75
Maïs (La Plate) ……..
2
)
190,- 187,-
G-erst (48 1h. malting) …
2
)
165,-
168,-
Haver (38 ib. White cl.).
.1)
9,10 9,25
Lijnkoeken (Noord-Amen-
kavan La Plata-z’aad)
1)
11,-
10,80
Lijnzaad (La Plata)
. . .
.3)
435,-
432,-
1)
p. 100 KG.

8)
p. 2000 KG.

8)

per 1960
*) Nr. 2 Hard/Red Winter Wheat.

13,75
12,—-
199,-
216,-
10,65
14,50
459,-

KG.

20.276
391.434
533.557
15.256
266.009
98.506
2.816
9.822
9.229
2.973
327.138
559.681

Rogge

……………….

2.727 111.574
74.043

Tarwe ……………….

Boekwêit

…………….
Maïs

.
………………..

1.403
45.304
62.464
1.919
82.290 90.014

Gerst ………………..
Haver

………………..

1.586
121.980 69.280
Lijnzaad ……………..
Lijnkoek …………….
2.346 43.952
30.205
Tarwemeel
.
…………..
Andere meelsoorten

1.227
4.645

422.520 266.494
9.822 374.853
118.636
45.837
129.942 121.980
47.816
1.227

560.533
98.506
9.229
622.594
76.640 62.514
144.097
70.827 35.159
7.260

31.086
485

47.715
7.062 533
47.652

3.864
26.976
62.913
2.597
50
54083
1.547
4.954 2.615

646

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Juli 1923

AANVOEREN Fn
ton.s van
1000
KG.

Rotterdam

II

Amsterdam
Artikelen.

8114 Juli

Sedert

Overeenk.
II

8/14 Juli

Sedert

1

Overeenk.
1923

1 Jan. 1923

tijdvak 1922

1923

1 Jan. 1923

tijdvak 1922

Totaal

1923

1922

verrassend groote verschepingen van Russisch graan ver-
s’acht kunnen worden. Een ander Russisch bericht geeft de
laatste cijfers van het ,,Commissariaat van Landbouw” en
als men daaruit ziet, dat de oogst van de diverse graan.
soorten tezamen op slechte 60 pOt.. geschat wordt van dien
van 1913 – ofschoon nog 15 pCt. grooter dan een jaar
geleden -‘ dan vraagt men zich af hoe klein dan wel het
verbruik moet zijn in het Oude Rusland om aanleiding te
geven tot de raming van zulke groote export.cijfers.

Deze ,,Russische” berichten lieten niet na hun invloed
uit te oefenen op de Chicago-markt, die toch al zwak ge.
sterrid, nog verder verflauwcle. Weer is de prijs gedaald tot
beneden een dollar per bushel, een prijs, die voor den oorlog
herhaaldelijk werd overschreden en die heden ten dage desi
boer allesbehalve reden tot tevredenheid geeft. Op 16 Juli
sluit de Juli-termijn zelfs op 97 dc. Blijkbaar bestaat er te
vêinig vertrouwen, ook onder cle Amerikaansche graan.
mannen om een hausse-beweging op te zetten; in ieder ge.
val acht men den tijd er nog niet voor gekomen en gezien
cle slechte ervaring, die over het algemeen cle haussiers het
vorig jaar hebben opgedaan is het niet te verwonderen, .dat
de moed er wel een beetje uit is.
Het niaandbericht van Washington zou misschien aan-
leiding hebben kunnen geven tot een betere stemming, in-dien men niet overtuigd was, dat alleen aanmerkelijk klei-
nere oogst.ramingen den toestand vaster konden maken.
Want men rekent er algemeen op, dat de behoeften van,
Europa belangrijk minder zullen zijn dan een jaar geleden,
terw

ijl bovendien Rusland een groot gedeelte daarvan zal
willen voorzien. Merkwaardig is, dat volgens de raming van
t Juli de oogst van wintertarwe piecies gelijk wordt ge-
schat aan de opbrengst van verleden jaar. Vooral ten ge-
volge van cle kleinere bezaaide oppervlakte woidt de op-
brengst van de zomer-tarwe slechts op 235 millioen bushels
geraamd tegen 270 millioen van oogst 1922. Canada publi-ceert nog weinig cijfers over den nieuwen oogst, maar men’
kan veilig aann_emen, dat de opbrengst kleiner zal zijn dan
een jaar geleden. De weerberichten ook uit dc andere niet-Europeesche lan.
den blijven zeer gunstig, zoodat er weinig kans is, dat de
zeer voldoende voorraden spoedig zullen afnemen. De we-
relciverschepingen waren van reclelijken omvang. Hierbij
treft vooral de groote verscheping van Britsch-Indië, het land dat eenige jaren achter elkhar veeleer als importeurl
dan als eporteur optrad.
De vraag is in Europa kalm geweest. Een enkele lading
werd door Zuidelijk Europa opgenomen, maar de omzet be-
i

eikte geen groote afmetingen. In Engeland bestond af en
toe wel eenige vraag, maar aan den eenen kant werd die
belemmerd door de bootwerkersstakingen en aan den an-
deren kant had men niet genoeg vertrouwen in de toekomst,.
om op eenigszins ruime schaal tarwe voor latere aflading
te koopen.
Men vermeldt in de dagbladen een transactie van 200.000
tons r o g ge die de Sovjet Regeering aan de Duitsche Ho-
geering zou verkocht hebben op bepaalde couditie wat be-
taling aangaat, maar toch op een goudbasis. De Duitsche
J{egeening laat verder den import ook van bioodgraan aan

den handel over, doch zal zelf een reserve-stock houden, die
zij zoo noodig zal kunnen aanwenden, indien cle aanvoeren
van den handel te klein blijken.

Het aanbod van g e r s t is vel wat afgenomen en de prij-zen werden wel iets beter.
Voor h a v e r bestaat in de meeste landen slechts ge-
1-inge belangstelling, de verschepingen zijn ook van kleinen
omvang.
– De belangstelling voor m a ï s in Europa concentreert
zich voornamelijk op Argentinië. Dit land heeft de laatste
weken met zeer groote verschepingen verrast, wat aan de
veronderstelling, dat de oogst door de Argentijnsche Regee-
s-ing te klein geschat zou zijn, veel voedsel geeft. Ware die
schatting goed, dan zou nu reeds meer dan de helft van
het export-surplus verscheept zijn. Weliswaar zijn de ver-
schepingen in de afgeloopen w’eek belangrijk afgevallen,
maar waar de Argentijnsche markten nog weinig teekenen
van vastheid vertoonen, heeft het er allen schijn van, dat
allen hier met een meer toevallige omstandigheid te doen
heeft.
De Europeesche maïsmarkten bleven kalm gestemd, doch
in de meeste gevallen bleek de vraag voldoende om de pri)-
zen te handhhven. Op de Hollandsche markt werd de stem-
Iniag iets beter doordat de druk van spoedig aankomènde
La Plata-maïs geheel verdween, ten gevolge van vraag voor
export. De Amerikaansche markt blijft ver boven Euro-
peesche pariteit. Gebrek aan voorraad houdt den prijs voor-
al voor den Juli-termijn, hoog. Dat de September-termijn
ca. 7 cent lager staat dan Juli is een ongewooh verschijnsel
en dat op hetzelfde oogenblik cle December-termijn bepnald
laag staat tegen de Juli-termijn hoog, is vooral abnormaal
als men in aanmerking neemt, dat de nieuwe oogst nog iets
kleiner dan cle oude geschat wordt,
In de markt van lïjnzaad kwam niet veel verandering.
Europa blijft, voornamelijk zaad trokken. De Argeatijnsche
verschepingen varen voor meer dan % voor Noord-Ame-
rika bestemd. De Amerikaansche oogstraming geeft aan 18
millioen bushels, vat de grootste oogst des- laatste iG jaar
zou zijn. Intusschen is cicize oogst nog geenszins binnen en
ook ditmaal zou de regeeringsschatting wel veer eens te
groot kunnen blijken.

SUIKER.

Voor den Europeeschen bietsuikeroogst was de intrede van
het zomerwecler gunstig. Alleen wanneer de tropische hitte,
die wij verleden week ondervonden, geruimen tijd aanhou,lt,
zonde dit aan de te velde staande bieten kwaad kunnen
doen.
Gedurende de afgeloopen week flucteerden de Suiker-
rcarkten voortdurend, zonder dat zich nieuwe gezichtspun-
ten voorcleclen. In A m e r i k a liep de noteering voor Spot Centrifugals van 6,91 c. terug op 6,53 om op 6,78 c. te slui-

18 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

647

ten, terwijl de termijn noteeringen de volgende fluctuaties te
zien gaven:

Openiugs-

Laagste

Slotkoers
September ……………555

4,77

5,01
December …………..4,57

4;26

4,44
Maart

…………….3,65

3,39

3,55
Mei ………………..3,70

3,45

3,61
Cuba Statistiek:
1923

1922

1921
Tons

Tons

Tous
Weekontvangsten 9 Juli
1
23

21.938

74.263

25.573
Tot, sedert 1 Dec. ’22-9 Juli ’23 3.214.470 3.292.644 2.952.918
Aantal werkende fabrieken

4

14

11
Weekexport 9 Juli ’23,

29.870 146.092

11.373
Totale export 1 Jan.-9 Juli ’23 2.632.199 2.520.652 1.521.155
Totale voorraad 9 Juli ’23

582.277 789.983 1.431.143

Raffinadeurs in E n g e 1 a n d verlaagden hunne prijzen
met sh.
1/_
voor prompte suiker en 6d voor latere levering.
Board of Trade Statistiek:

Juni.

Jan./Juni.
1923

1922

1923

1922
Tons

Tons

Tons

Tons
Import Riet suiker . . 106.002 145.380 636.244 781.700
Biet

Geraffineerd

63.395

63.707 ‘248.114 256.049

Totaal ………… …

169.397 209.807 884.358 1.037.740
Voorraad in Entrepot 321.400 316.700


in Raffiuiader,

59.450 43.900


Opbrengst

,,

168.626

85.547 463.222 467.153
Tot. binn. Consumptie 188.422 163.174 732.609 784.902
Totale Export ………5.345

13.957

31.536

27.186
Voorr. op 31 Mei ’23

.340.100

1922.. 330.300
30 Juni’23

380.850

1922.. 360.600
Over het algemeen overtreft het aanbod van ruwsuiker
nog de vraag, hetgeen gedeeltelijk in verband staat met de
groote J a v a afschepingen iii Juni die 237.000 tons tegen
100.000 tons verleden jaar bedroegen; hiervan zijn voor
Europa bestemd 224.000 tons tegen 19.000 tons in 1922. Op 3 , v a liepen de prijzen verder terug. Na afdoenirt-gen van Chineezen onderling tot
f
16% voor Superieur,
werd tot
f
15% gelaten, doch daarna herstelden zich de
prijzen eenigszins.
H i e r te 1 a n cle opende de markt flauw en daalden
de prijzen in den loop der week nog verder, wegens drin-
gend realisatie aanbod. Later konden de prijzen zich ca.
f
% herstellen ten gevolge van cle vastere New Yorksehe noteeringen. Vooral vbor nieuwe campagne viel meerdere
kooplut waar te nemen .De markt sloot voor deze laatste
termijnen dan ook in prijshoudende stemming op
f
24 voor
Dec., terwijl voor Juli
f
30, Aug. f27 %, Sept.
f
26 ver-
geefs werd’ gevraagd. De omzet bedroeg ongeveer 4200
ton
5. NOTEERINGEN,

Dele
Am3te,-
dam per

Londen
New York
96pCi.
Ceniri.
Tate3
White Java
feb. per
Amer. Gra-
nulaled c,Lf.
Aug.
Cube3
No. 1
Juli
Juli
Jugais

Sh.
ShT

12 Juli ’23
f2751,
0

6119
2219
321_
1
)
6,78
5

,,

’23
,,30
6219
2319
321_
1)
6,91
12 Juli ’22
„24y,
5713
2019

..
2219
5,00
12 Juli ’21
,,

6116
2013 2916
4,379
4 Juli ’14
1
,11
18
1
181_


3,26
1
.J.WUL.

KATOEN.
IIarktber.ieht van de Heeren Sir Jaoo.b Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 11 Juli 1923.

De daling van de katoenprijzen, die wij verleden week
berichtten is deze week geleidelijk tot stand gekomen. Se-
dert Woensdag zijn prijzen niet veel veranderd, met uitzon-
dering van de’latere maanden, die wat lager noteerden i’n
in verband met de gunstige berichten omtrent den nïeuwén
oogst. In enkele kringen meent men nog, dat deze daling
niet gemotiveerd is en dat bij de groote schaarschte aan
ruwe katoen, prijzen voor spoedige levering feitelijk nog
hooger moesten zijn. In Egyptisehe katoen hebben deze
week nog al verkoopen plaats gevonden.en prijzen van deze
soort zijn eveneens wat lager, ook ten gevolge van de gun-
stige berichten, omtrent den oogst in Egypte.
Over galens is weinig nieuws te vermelden. Van Boltou
zijn de berichten nog het minst slecht. Wel zijn de ver-
koopen klein en zien de meeste spiunerjén met verlangen
de aanst. vacantieweken tegemoet. Prijzen zijn over het

algemeen weer lager en voor spinners is de keus eenvoudig
deze lagere prijzen te accepteeren of anders op voorraad te
werken, hetwelk de meesten thans ook niet conveniert.
Voor Indië bericht men verkoopen van enkele speciale soor-
ten, doch overigens gaat ook voor deze markt weinig om,
terwijl de vraag naar de fijnere nummers ook verminderd
is. Van het vasteland is de ‘vraag vrijwel nihil.

De doekmarkt is kalm, maar de stemming is niet slecht.
Er zijn zeker meer aanvragen aan de markt en van Indië
komen ten gevolge van de gunstiger Monsoonberichten meer
biedingen binnen, hoewel deze over het algemeen nog wel
lager zijn dan fabrikanten meenen te kunnen accepteeren.
Hier en daar zijn in dhooties en gebleekte goederen nog
wel orders geboekt, hoewel de totale hoeveelheden niet heel
groot zijn. Iedereen hoopt op een oplossing van de Euro-
peesche kwestie en zou uien gaarne zien, dat daarin einde-
lijk een uitweg zou worden gevonden. Katoenprjzen zijn
nog hoog en bij elke lage noteering wordt de vrees op
de overzeesche markten voor een daling grooter, zoodat een flauwe stemming van het ruwe materiaal ook al niet
meewerkt, om het vertrouwen bij koopers van manufacturen
grooter te doen maken.


KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Koilf

& Wi•tkaenp, Leonard Jacobson & Zonen en G. Bij dendijk).

Noteeringen en voorraden.

Rio

1

Sanfos

1
Data

1

1

1
Wisselkoers
Voorraad

Prijs 1 Voorraad 1 Prij.,

No.7
1

1
No.4
1

13 Juli
1923
920.000

17.700 1.136.000
18.000
517/
32

7

,,
1923
896.000

17.425

1.121.000
18.000
1/32
30 Juni
1923
857.000

19.400 1.104.000
18.000
518,
7 Juli
1922
1.772.000

15.525 2.498.000
19.100
7151

Ontvangsten.

Rio
Sanlos
Data

Afgeloopen
Sederi
1

Afgdoopen
Sedert
week
1 Juli
week
1
Juli

13
Juli
1923….
76.000
1

147.000
148.000
245.000
13 Juli
1922,,..
47.000
102.000
63.000
116.000

Statistiek der firma G. Duuring & Zoon.

Zichtbare voorraad op 1 Juli 1923 in duizenden balen.

1923 1922 1921

1920 1919
Voorraad in Europa.. 1.871 2.612 2.011 2.172 1.975
Stoomend (Brazilië – .

415

447

519

337 1.082
n. Europa Oost.Indië.

10.

9

32

67

2.296 3.068 2.562 2.509 3.124

Voorraad Ver. Staten 862 1.117 1.765 1.724 .879
Stoomend
naar’Brazilië . .

213

339

335

569

629
Ver.Statenj

3.371 4.524 4.662 4.802 4.632
Voorraad in Rio

857 1.553 1.048

312

536

Santos. – 1.104 2.547 2.953

1.614 5.144
Bahia

8

15

37

22

24

Totaal …..5.430

8.639

8.700

6.750 10.336

Op 1 Juni ……….5.487

8.902

8.575

6,988 11.020

1922 1921 1920 1919 1918

Op 1 Juli ………. 8.639

8.700

6.750 10.336 11.702

RUBBER.
Gedurende de afgeloopen week bleef de markt weder zeer
kalm met geringen handel. Noteeringen bleven vrijwel
onveranderd.
])e slotnoteeringen zijn:

einde voorafgaande week:
Prima Crêpe

Juni . .. . 75

ct.

………. .’. 74

ct
Aug./Sept.
75
K

…………75
Oct./Dec..

77

…………..76

Smoked Sheets Juni ..,. 75

,.
……75

Aug./Sept. 76

……………. 75
Oct./Dec..

78

,…………. 77
17 Juli 1923.

648

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 Juli 1923

0

KPOK.

(Opgave van de Makelaars Gebr. van der Vies, Amsterdam.)

Kapokstatistiek op 30 Juni 1923.

Voorr. Aanv. Verk.

Voorr.
Importeurs:

1 Jan. tot

tot

op
1923 30 Juni 30 Juni 30 Juni

H. G. Th. Crone……….

3092

3032

60
Edgar & Co ……………

728

728

Van Eeahen & Co……..

1964

1964


N .V. Ha

ide1 en Cultuur Mij.
v/h. Smidt
&
Amesz q.q.
Edgar

&

Co’s

Handel
Mij. Soerabaja

……..
273
1305 1476
102

Hnd.Venn.v/h.Maintz&Co

7
7
– –
Van Heekeren
&
Co……

659 659

Hoving
&
Beer………..
72
210 282

Int. Hand.
&
Crediet Mij

388
388

Koning, Teves
&
Co…….

842
842

Landb. Mij. ,,Geboegan”…
16
143
159

Mirandolle,Voûte
&
Co…
314
4655
4932
37

W. Tengbergen.
&
Co……

90
90

Zweedsehe Oost-Ind. Cie..

529
529

Weise &Co ……………
444
1030
679
795
Order……………….
82
5260
5342

1201
20902
21109
994.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

Data
1

Koper
1
Standaard
1

Koper
Electro-
lytisch
1

Tin
1
Lood
Zink

16 Juli 1923..
64.17161

72.151_
178.1716
24._/_
28.1216

9

,,

1923..
65._/_
72.101_
181.716
24.216 28.716

2

,,

1923..
64.1216)
71.151_ 176.1716 23.1716
28.51__

25Juni1923.
65.1716!
72.151_ 188.151_
25.216
28.10/-
17 Juli

1922..
63.216

1
71.51_
153.1216 24.1716
20 Juli 1914..
61._/_
145.151_
19._/_
21.101_

VERKEERS WEZEN.

GRAAN.
Data

Petto.
grad
Londenjl
R’dam

1
Odesia
1
Rotter-
dam

Ati. Kuit
Ver. Staten
1.

San Lorenzo

Rotte,-
1
Bruto!
Rotte,-

Enge.
dam
Kanaal
dam
land

9-14 Ji1i

1923

1616
2,10
9

2/7k
21/9
221_
2-7

,,

1923

1
1516
1

2,10
3

216
2111
2111
10-15 Juli

1922

1

.13y,
2
316
201_
201_
11-16 Juli

1921

1

5/9.
519
481-
481_
Juli 1914
11 d.
713
1/1IX
1111x
121_
121_

KOLEN.

Data
• •
Cardtjfl
Ooitk. Engeland

Cenua
B

ordeaux
.
Port

Plato

Rotter-
1
Golhen

burg

9-14 Juli

’23
613
918

1016
171_
5144
516

2-7

,,

’23
61_
9/6

1019
161_
519
516
10-15 Juli

’22
61_
101101 121_
1516
514
71_
11-16 Juli

’21
813
1719

1716 1716
713
101_j
Juli1914
Ir. 7,-
71_

713
1416
312
41_

DIVERSEN.

Bombag
Birma
Vladivo- Chili

Data
Weit
Weit
,tock West
Europa
Europa West
Europa
(d. es.)
(rijst)
Europa
(salpeter)

9-14 Juli

1923..
2516
.301-
351_’ 351_
2-7

,,

.
1923..
2516 301_
351_
351-
10 -15 Juli

1922..
181_
261
3216
301-
11

16 Juli

1921..
2716 3716
501_
351_
Juli

1914..
1416
.

1613
251_
2213

1)
per ton
d.w.
2)
Am. cents per 100 lbs.
8)
$
per ton kolen.

Graan. Petrograci per quarter van 496 ibs. zwaar, Odessa per
unit, Ver. Staten per quarter van 480 ibs. zwaar.
Overige noteeringen per ton van 1015 KG.
NIEUWE WATERWEG.

Juni 1923
Juni 1922
Landen van
herkomst
Aantal

N.R.T.

schepen
Aantal

N.R.T.
schepen

Binneni. havens
35
23.993
38
18.037
Groot-Brittannië
361
255.777
398
330.851
Duitschland ….
68
95.794
67
88.817
Noorwegen
22
38.680
42
88.202
Zweden
35
25.619
30
30.752
Denemarken
1
180
1
294
Rusland-Oostz.h
7
10.113

Finland ……..
13
11.723
18
11.573
20
38.001
22
27.784
32
19.198
53
44.747
Spanje
4
8.789
40
63.658
Portugal
4
1.556


5.806
8
17.909
Oostenr.-Hong.,
Griekeland

.

4
7.355
Levant
1
1.741.


RuslandZw. Zee
3
4.933
2
6034
Roemenië, Bulg
3
4.102
2
3406 And Midd. Zeeh
1.0
12.524
22
37.757
Spitsbergen ….
1
2.156
– –
Over. Wk. Af rika
5
8.264
10
16.094
Oostkust-Afrika
1.
4.507
4
15.437

België ………..

Zuid-Afrika ….

..

6
22.588

Frankrijk ……..

Voor-Indië
9
35.163
3
13.504
Achter-Indië
. .
1.
4.271
8
31.797
Ned. Oost-Indië
5
19.565
7
24.555
And. Aziat. hav.

12

..53346
14
59.374
Australië


1
2.435
Vereen. Staten
31
146.013
48
204.697

Italië ………..3

Canada
3
8.694
9
32.378
Midden-Amerika
6
18.855
3
9.142
Ned. West-Indië-
Ned. Antillen
1
3.413
1
1.230
Brazilië
1
3.551
2
6.427
Argent., Urug.
11
45.686
.16
•42.979
6
19.982
1
3.155
South Georgië
5
15.850
3
5.764

Totaal

. . . .
726
970.433
877
1.246.144

Periode 1 Jan.-

Chili …………

30 Juni
1)
….
4.279
5.979.734
4.489
6.352.618

Nationaliteit

Nederlandsche
– –
222
304.325
231
328.801
Britsche
254
299.373
315
408.083
Duitsche
117
175.869.
102
88.168
Noorsche…….
42
52930
63
100.812
Belgische
6
7.056
4
3946
Fransche
19
14.872
51
71.417
Zweedsche
28
14.925
30
32.941
Deensche
8
7.497
13
27.519
Vereen. Staten
11
41.256
14
58.444
Andere
19
52.330
54
126.013

Totaal…
726
970.433
877
1.246.144

(Dirkzwager’s Scheepsagentuur Maassluls.)

DELFZIJL.

Juni 1923

Juni 1922
Landen van
herkomst
Aantal
schepen
N..R.T.

Aantal

schepen
N.R.T.
1

Binnen] havens
1
4.022

Groot-Brittannië
2
1.842
4
3.198
Duitschland

.
15
2.091
2
101
Noorwegen
– –
1
366
Zweden
1
465
5
880
Rusl.-Oostzeeh.
2
765
Finland
6
2.585
7
2.209

Totaal ….
27
11.770
19

.
6.754

Nationaliteit

Nederlandsche
10
3.142
6
3.516
Duitsche
16
4:606
10
2.550
Noorsche
– –
1
366
Belgische
1
4.022
– –
Zweedsche


2
322

Totaal ….
27
11.770
19
6.754

J11

Vd.0 iJ1J15..)

Auteur