Ga direct naar de content

Jrg. 8, editie 392

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 4 1923

4 JULi 1923.

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~Sta’tistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

8E JAARGANG

WOENSDAG
4JUL1
1923

No. 392

INHOUD
BIz.

Du ZENItEC
EI
‘t-CON I’ER.ENrIIS TE Gort EN
DOR 0
door
Mr.
0-. van Slooten
Azn..
……………………….
.
582

De Gemeentelijke Girodienst door Ii.
Keegstra
met na-

schrift door
Prof. Mr. 0. W. J. Bruins………….
583
De definitieve regeling der Staatsgarantie voor het

:tid-
denstandscrediet

…………………………..
584
internationale Economische Statistiek door
Prof. Mr.
ii.

W.

Methorst
…………………………….
585
Eenige Indische Reisindrukken III door
Ir. 0. F. Stork
586
Het Indische Belastingvraagstuk II door
J.
L. 1
7
1invag Jr.
niet naschrift door
Mr. J. Gerritsen

…………..
588
]3UITENLANDSCHE MEDE WERKINO:
De Duitsche Handelsbalans
1922123
door
Dr.
K.
iSinger
591
OvEaziolIr VAN TIJDscIUUF’ricN …………………
593
STATISTIEKEN EN OvEw/IcwrEN
…………….594-600
Geidkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.
Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
Redacteur-Secretaris van het weekblad:
D. J.
Wansink.

Secretariaat: Pieter de .Hoogh.weg 1.2, Rotterdaan.
Aangeteeken.de stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Tele foon Nr. 3000. Postchè?jue- en giroreken’in.g
Rotterdam No. 8408.

Aborvnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 20,—: Buitenland en Koloniiën f 55,-
per jaar. Losse wu.nuners 50 cents.

Leden en donateurs van het Instituut ontvangen

het weekblad gratis.

De verdere publicaties vast het Instituut uit gaa’n4e
ontvangen deabo’nné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abon.ne-
9rbent volgens tarief. Adm.i’nütratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

3
JULI
1923.

In den toestand van de geidmarkt kwam geen ver-

aticlering. De rente voor particulier disconto bleef on-

veranderd op 3% pCt., de prolongatierertte steeg voor-

bijgaand zelfs tot 5 püt. om
op 4 pOt. cle week te ver-

laten. De bijzonder hooge prolongatierente werd ver-

oorzaakt door
talrijke
aanzeggingen van geidgevers,

die in dividendbetalingen moesten voorzien.

* *
*

Op den weekstaat van De Nederlandsche Bank geven

cle discnteeringen, na de stijging van verleden week,

ditmaal weder een kleine dalig te zien. Het tôtaal-

cijfer van de post binnenlandsche wissels blijkt met

ruim
f
3 millioen te : zijn afgenomen, daarentegen

zetten de beleeningen hun opvaartshe beweing

voort. De ef±ectenbeieeni.ngen stegen van
f
13,3 mii-

li.6en tot
f
155,5 millioen, de goeclerenheleeningen

van
f
14,1 tot
f
21,1 millioen. In totaal noteert het

hoofd beleeningen derhalve
f 19,8
millioen hooger dan

verleden week. De vermeerdering geldt zoowel de

aoofdbank als de Bijbai:ik en de Agentschappeni.

De post buitenlandsche wissels vertoont een stijging
viôi ruim
f
500.000. De metaalvoorraad en de diverse

rëkenin gen onder het actief bleven nagenoeg on’er-

aiiderd. Het groote creditsaiclo van het Rijk, dat de
vorige weekstaat had aan te wijzen, makte in de af-

geloopen week weder plaats voor een debetsaldo, ten

bedrage van
f
2,1
millioen.

De biljetteicirculatie steeg sedert de vorige opgave

met
f
51,2 millioen, de rekeningcourant-saldi daalden

met
f
23,9 millioen; het beschikbaar metaalsaldo rio-

toert
f
5,4 millioen lager clan verleden week.

* *
*

De wisselmarkt was deze week weder bijzonder flauw

gestemd. Bijna zonder uitzondering liepen alle wissels

terug, ook de sterkere, zooals Londen, Stockholm en

Zürich. De slechte politieke toestand en de weinig

moedgevencie verklaring van de Fransche regeering

hadden stellig wei den grootsten invloed; clientenge-

voige was cle daling van de Marken dan oolc.prcents-

grijze verreweg het grootst. Na een koers van 21 op

Maandag werd Zaterdag voor 1.1% h 12 verhandeld,

opnieuw dus een hal ‘eering van de waarde.- –

LONDÉN,
30
JUNI
1923Y

Gedurende de agelopen week, de laatste van lt

halve jaar, was de vraag naar kort crediet zooals

gewoonlijk zeer aanzienlijk. Teneinde op den ultimo

van -voldoende liquide middelen zekei- te
zijn,
was

meii verplicht zevendaagsch geld op te nemen, doch

het aanbod van dit soort crediet in de open markt

was gèheel ontoereikend; belanrijke sommen werden

dan ook â 3Y2 pOt.
bij
de Bank of England geleend,
terwijl . de noteering in de markt, meestal 3Y2 pOt.,

3% pOt. bereikte. Voor geld tot Maandag werd 4

pOt. betaald. Daggeld daarentegen was zeer ruin en

varieerde van 1. tot 14 pOt. –

De discontomarkt was verlaten, doch de stemming

was vast.

2-maands prima bankaccept
2114_5116
pOt.

3-maands

idem

116

18 pOt.

4 maands

idem

218-116 pOt

6-maands

idem

2116-116 pOt.

582

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4
Juli 1923

DE ZEERECHT-CONFERENTIE TE

GOTHENBURG.

Het Comité Maritime International heeft voo;’ dit

jaar eene. conferentie te Gothenburg bijeengeroepen.

De openingdag is bepaald op 15 Augustus. Dit is

nu reeds de derde maal dat het comité in achtereen-
volgende jaren samenkomt. Vôér den oorlog placht

men telkens een jaar over te slaan. Voor de nu ont-
plooide groote activiteit, zijn wellicht meer interne

dan externe redenen aan7 te wijzén. Noch de toestand
w’aarin de zeehandel thans verkeert, noch het dadelijk

en dringend belang van de ter behandeling voorge-
dragen onderwerpen, schijnt een prikkel tot verhoogde

werkzaamheid. Doch misschien is de aantrekkelijkheid

van Zweden en van Gothenburg’s jubileumstemming

in het bijzonder een voldoende veridaring voor het

besluit van het Bureau om opnieuw uitnoodigingen
rond te zenden.

De vorige bijeenkomst had in October 1922 te

Londen plaats. Aldaar werden besproken de immuni-

teit van Staatsschepen en de Hague Rules als basis
voor een internationale conventie.
1
) Sindsdien is de
internationale regeling der cognossementsbepalingen

bij de Diplomatieke Conferentie aan de orde gesteld
2
)
en daarmede feitelijk aan de deliberatiën van het
Comité onttrokken.

Wat de immuniteit betreft nam men te Londn

eenige resoluties in afkeurenden zin aan, waarmede

oogenschijnlijk ook deze zaak van de agenda was
gekomen.

Niettemin vindt men dit laatste onderwerp opnieuw
ter bespreking aangekondigd. Van Nederlandsche zijde

is dit, bij gebreke van een ,,questionnaire”, opgevat

alsof men nog speciale punten ter regeling zou willen

voordragen, zooals het beslag op staatsschepen voor
schulden, welke wel den Staat maar niet het schip
betreffen, doch men heeft ook gedacht aan de moge-

lijkheid, dat in verband met deze aangelegenheid nader

zou worden ingegaan op de vraag omtrent interna-

tionale rechtspraak in zeezaken, welke vraag te Londen

van Engelsche en Nederlandsche zijde ter sprake
was gebracht, doch waarorntrent nog geen besluit was

genomen. In die veronderstelling is het Nederlandsche

rapport opgemaakt. Omtrent het eerste punt behelst het de conclusie, dat beslag op staatsschepen alleen

geoorloofd mag zijn voor schulden, die het schip

aangaan; omtrent het punt der internationale recht-spraak behelst het geen bepaalde slotsom, doch be-
paalt zich tot een overzicht van het vôôr en tegen.
Als tweede punt van beraadslaging is voor deze
conferentie aangekondigd de verplichte verzekering
van emigranten. Laat ik dadeljk mededeelen, dat het
Nederlandsche rappbrt hieromtreût vôôropstelt, dat

deze aangelegenheid niet behoort tot het zeerecht,
maar tot de sociale wetgeving. Naar
mijne
meening
is deze opvatting de juiste. Het is echter de moeite

waard even na te gaan, hoe dit punt thans op de
zeerecht-conferentie ter sprake is gekomen en moest
komen.

In 1913, tijdens de Diplomatieke Conferentie te
Brussel, is van Italiaansch zijde voor het eerst ‘ge-
vraagd of de bescherming van de belangen van emi-

granten en hunne families tegen de gevolgen van
levensverlies’ en ongeval niet vollediger ware te maken
door haar niet ]anger te verbinden aan de schade-
vergoedingsplicht van den vervoerder en haar onder
te brengen
bij
de levens- en ongevllenverzekering.
Sedèrt dien
tijd
is in Zwitserland een
wettelijke
re-
geling ontstaan, tengevolge waarvan iedere emigrant
in zijn passagebiljet, een levens- en ongevallenpolis
ontvangt. Een en ander gaf
Sir Nornan Hill
aan-
leiding om ter conferentie van 1921, te Antwerpen,
een memorie in te dienen, waarin
hij
de zaak van
algemeen standpunt nader beschouwde.

[Verg. pgn.
902
van den vorigen jaargang. – Red.]
[Verg. pgns.
852, 941
en
1002
van den vorigen jaar-
gang. – Red.]

Hij stelt voorop, dat naar Engelsch en continn-

taal recht, en eveneens naar het ontwerp van inter-

natipnale conventie, de aansprakelijkheid van den
vervoerdér om passagiers en hunne families schade-
loos te stellen ingeval van levensverlies of ongeval

naar twee, zijden beperkt ls. In de eerste plaats is er
slechts aansprakelijkheid ingeval van, dodr den ge-
troffene of diens naastbestaanden te bewijzen,
schuld,
in de tweede plaats is de aansprakelijkheid beperkt
tot een bedrag berekend naar de tonnenmaat van het
schip, of naar de waarde van schip eh vracht na

het ongeval, of naar beide, en dit bedrag moet over
alle getroffenen worden verdeeld. Er
zijn
dus vele
gevallen te bedenken, waarin de geheele aansprakelijk-

heid van den vervoerder voor de getroffenen geen of

slechts geringe uitkomst zal bieden, en zulke geval-

len doen zich herhaaldelijk vooi’, zooals blijkt uit

hetgeen is geschied na de rampen van de ,,Waratah”,

,,Loodania”, ,,Titanic”, ,,Emprèss of India” en ,,Lu-
sitania”. Aan deze bezwaren ware tegemoet te komen

door een regeling van assurantieonafhankelijk van
de schuldvraag, van tonnenmaat of waarde van schip

en vracht, en van het aantal slachtoffers, een assu-

rantie zoowel ‘tegen invaliditeit als op het leven.
Maar, zoo luidt dan de conclusie, indien er aldus

voor een ruimere schadeloosstelling van den passagier

is gezorgd, kan de aansprakelijkheid van den reeder
(behalve voor dolus)
vervallen.

Het denkbeeld van Sir Norman Hill vond een ont-
haal, dat aanvankelijk zeer gereserveerd scheen. Van
Fransche zijde werd gevreesd, dat internationaal
geljkvormige regeling niet
mogelijk
zou zijn en dat
het geopperde denkbeeld zou leiden tot aannemen
van een soort van ,,risque professionel” van den

vervoerder ten opzichte van leven en validiteit zijner

passagiers. Men veranderde echter van gedachte toen
bleek, dat de aangelegenheid, zij het in eenigszins
anderen vorm, ook in behandeling zou worden genomen

door het ,,Bureau International du Travail” van den

Volkenbond. Wanneer men zich de samenstelling van
het Comité Maritime en de daarin hoofdzakelijk ver-
tegenwoordigde belangen een oogenblik voor den geest

roeiit, zal men kunnen begrijpen, dat men dit nieuwe
denkbeeld van verplichte verzekering niet gaarneter uit-werking en
mogelijke
verwezenlijking hij het Arbeidsbu-reau zag en het liever aan zich wil.dQ houden. Het resul-

taat was dan ook, dat men besloot het Arbeidsbureau
op de eerdere en verkregen rechten van het Comité
Maritime te wijzen, zulks in de woorden van de’motie
ScoU,
die, wanneer men de voorgeschiedenis kent,’
misschien van eenige overdrjving niCt geheel zijn
vrij, te pleiten: ,,Considering that problems of a legal
and economie character are involved in the consider-
ation of the question of shipowners liability by reason
of the carriage of passengei’s on board, and that
such questions cannot conveniently he split up;, that
they involve the examination of many maritime

questions of a legal and technical chai’acter, and
that their solution ought to be attained with due
jegard to common law rights, etc. etc….This
Conference expresses the opinion that the matter in
cluestion comes within the jurisdiction of the Diplo-
matie Maritime Conference and epresses the wish
that the question should not he taken from it.” Men
houde hierbij in het oog, dat het Comité Maritime
de voorbereider is van het w’erk der Diplomatie]-e
Conferentie.

Toen meii aldus het onderwerp voor,zich en voor
het zeerecht h,ad opgeëiseht was het noodzakelijk
geworden om met de behandeling voort te gaan en
zich over het geheel en over de
bijzonderheden
uit
te sprekem Het bleek evenwel, dat daartoe de noodige
voorbereiding ontbrak en de besprekingen werden
uitgesteld tot een nadere conferentie. Te Londen
werd erover gezwegen. Men zal gemeend hebben, dat
de cnnferentie te Gothenburg niet mocht voorbijgaan
zonder dat de zaak behoorlijk werd bekeken. Aldus

4 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

583

kwam het tweede punt op dit programma en moest

het erop komen.
Zooals ik reeds zeide stelt de Nederlandsche afdeeling

zich op het standpunt, dat men zich met die aan-

gelegenheid buiten het gebied van het zeerecht begeeft.

Zij keert zich dus tegen de besluiten van Antwerpen

en zal derhalve vermoedelijk voorstellen de zaak te
laten rusten. Dit neemt niet weg, dat zij de détail-

vragen onder oogen heeft genomen en zoo goed

mogelijk heeft beantwoord als dit ‘an beoefenaars
van het zeerecht en niet van sociale verzekering mag

worden verwacht.
Omtrent de resultaten van de conferentie hoop ik te

gelegener tijd nog eenige mededeelingen te mogen doen.

Mr.
G. VAN SLOOTNN
AaN.

DE GEMEENTELIJKE 0111 ODIENST.

In Economisch-Statistische Berichten van 16 Mei
1923 schrijft Mr. G. W. J. Bruins, dat de ontwik-

keling van den Postcheque en Girodienst, overeen-

komstig het oorspronkelijke doel, voor de verbetering
van het betalingsverkeer een monopolie van dien
dienst tot noodzakelijke voorwaarde heeft. De geleerde

schrijver acht dit zoo vanzelf sprekend, dat de stelling

volgens hem nauwelijks betoog behoeft.
Hij
stelt het
monopolie van den girodienst op één
lijn
met dat

van de Nederlandsche Bank met betrekking tot de

uitgifte van bankpapier.
Het uitgeven van bankpapier, van een wettig
betaalmiddel, is echter een geheel andere aangelegen-

heid dan het in
practijk
brengen van de giromethode.
Of de wetgever het recht om bankbiljetten uit te
geven zal toekennen aan een enkele staatsinstelling,
of wel aan een of meer particuliere bankinstellingen,
daarover bestaat weinig verschil van inzicht. Het

monopolistische karakter van deze uitgifte staat voor
elkeen vast. Wettig betaalmiddel, dat door iedereen
moet worden aangenomen, met zware straffen op
namaak, is alleen door de overheid als monopolie te

regelen,
terwijl
liet giroverkeer in verschillende landen

geheel buiten cenige bemoeiing van den staat om,
soms enkel op initiatief van verschillende bank-
instellingen, werd ingevoeld. De gemeente Amsterdam
kende de giiomethode van 1609 tot even na de

Fransche revolutie, tot 1819,
bij
haar bekende Wissel-

bank. Daaraan lagen geen overwegingen van mono-
polistischen aard ten grondslag, evenmin als in
Hamburg waar het stelsel op het voorbeeld van
Amsterdam, buiten eenige Staatsbemoeiing om, door
de banken werd ingevoerd in 1619.
Trouwens het girostelsel berust op een anderen
grondslag, op de basis, dat men gelden van het publiek

aanneemt in rekening-courant. Eerst na de storting
van gelden, eerst nadat het publiek een tegoed op
zijn rekening heeft, kan met gireeren worden be-
gonnen. Het eigenlijke gireeren is een vorm slechts
van betalen, een vorm die door elke instelling die
gelden van derden onder hare berustig heeft in
practijk kan worden gebracht, wanneer hare rekening-
houders hunne medewerking wenschen te verleenen.
En die medewerking zullen
zij
slechts dan ver-

leenen, wanneer zij weten dat hunne gelden veilig
zijn en inzien dat het stelsel voor hen voordeelen
inhoudt. De vorm zelf is voor monopoliseering niet
vatbaar. Niemand is verplicht het stelsel toe te
passen en ook heeft niemand het stelsel als zoo-

danig absoluut noodig,
terwijl
liet ook verder geen
aanwijsbare elementen bevat, die het tot monopolie

stempelen.
Wanneer men met betrekking tot het girostelsel
iets zou willen monopoliseeren, dan zou de wetgever
kunnen bepalen, dat niemand dan de staat bevoegd is gelden in rekening-courant aan te nemen. Alleen
de overheid zou bankier kunnen zijn. Maar dit stand-
.punt zal Mr. Bruins vermoedelijk allerminst willen
aanvaarden. Mocht het echter ooit worden aanvaard,
dan geloof ik, dat de overheid
ongetwijfeld
nader zou

dienen te overwegen, of
zij
een deel van die taak ter

uitvoering in handen van de gemeenten zou stellen.
Dat
zij
allicht tot een
dergelijk
besluit zou komen
is aannemelijk, omdat een algemeene, centrale rijks-

instelling immers niet zoo goed aan de behoefte en

de eischen van de inwoners van elke streek zou

kunnen voldoen als
mogelijk
zou
zijn,
indien in elke

gemeente van beteekenis een
dergelijke
instelling

onder een algemeen centraal verband werd gevestigd.

Maar wanneer men dit recht niet wil monopoli-

seeren, doch het aannemen van gelden in rekening-

courant
Vrij
wil laten, dan zal men stellig den gemeenten

het recht niet kunnen ontzeggen om hiertoe over te

gaan. Of de gemeente deze taak behoorlijk vervult

en of het publiek hare diensten waardeert, zal de
practijk moeten
uitwijzen.
De bewering dat het

maatschappelijk onjuist is het giroverkeer te ver-
brokkelen en dat door den girodienst der gemeente
Amsterdam deze verbrokkeling bestaat, gaat niet op.
Mr. Bruins noemt deze verbrokkeling een kinder-

ziekte, waaraan ook het centrale bankwezen in vroegere
jaren heeft gelaboreerd.

Wanneer men echter inziet dat er aan het giro-
wezen als methode niet valt te monopoliseeren of

wel het moest
zijn
het aannemen van gelden in
rekening-courant, dan begrijpt men dat Mr. Bruins
n dezen vekeerde parallellen trekt. Trouwens de

heer Bruins ziet zelf zeer goed in, dat wat hij

omtrent een giromonopolie
schrijft
niet houdbaar is,
zoodat hij aan
zijne
bewering reeds dadelijk toevoegt,
dat
hij
niet bedoelt te zeggen dat alle afrekenings-.
verkeer buiten metaalgeld en bankbiljet in de toe-
komst uitsluitend door tusschenkomst van den rijks-
girodienst zou moeten geschieden. Doch door deze

toevoeging gooit
hij
reeds zelf
zijn
monopolie over
boord. En
zijn
verdere opmerking, dat hij het noodig
acht dat naast den rjksgirodienst, als tot het groote
publiek zich richtend instituut, geen concurrentie
door andere, geheel
gelijksoortige
instituten mag
worden geduld, is eene bewering, die de foutieve

pr aemisse hem vermoedelijk doet neersehrijven.

Dezelfde fout, welke Mr. i3ruins begaat door liet
girowezen en het circulatiewezen te vereenzelvigen,
wordt ook gemaakt in het Algemeen Handelsblad
van 26 Mei 1923. Ook daar ziet men in het giro-
bedrijf dezelfde functie, welke de circulatiebank als
centraal instituut vervult. Die
schrijver
ziet het

girobiljet het bankbiljet vervangen en concludeert daarom dat het girobedrijf dus naar zijn aard thuis
behoort
bij
de circulatiebank. Maar dit is niet anders
dan een verwarring van functies. Immers al moge
het giroverkeer evenals het chequeverkeer in Engeland

het bankbiljet verdringen, daarmede nemen de giro-
instellingen de taak yan de circulatiehank nog niet
over. De taak van de centrale circulatiebank als de
centrale regelaarster van het geldverkeer
blijft
bij
een zoo consequent mogelijk doorgevoerd giroverkeer
geheel intact, al zal het bedrag van de in omloop
zijnde bankbiljetten ook belangrijk inkrimpen.

Mr. Bruins en ook de schrijver in het Algemeen
Handelsblad bestrijden het gemeente-giroverkeer ten
onrechte door het te doen voorkomen, alsof giro is
een monopolistisch staatsbedrijf en alsof de giro-
instellingen treden op het terrein van de centrale
circulatiebank.

Wij zouden hieromtrent aan de hand van het
Engelsche chequeverkeer, de daar toegepaste clearing
en de positie van ,,The Bank of England” nog wel
wat ter staving kunnen toevoegen, doch
wij
meeneii
met het voorafgaande te kunnen volstaan, omdat de
zaak waarover het hier gaat eenvoudiger is. De vraag waarop het aankomt is
feitelijk
deze, of
er voor een gemeentelijken girodienst plaats is naast
den rijksgirodienst, een vraag die door Burgemeester en Tethouders van Amsterdam werd beantwoord bij
de behandeling der gemeentebegrooting voor 1923,
Gemeenteblad afd. 1, bladz. 1709. (1922).

584

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Juli 1923

De vraag of zij voldoende reden aanwezig achten,

om naast• den rijksgirodienst den gemeentelijken
girodienst te bestendigen, beantwoorden Burgemeester

en Wethouders bevestigend en zij merken verder op,

dat. het niet juist is met betrekking tot het giro-

wezen, dat de eene dienst den anderen overbodig
zou
maken.

De twee diensten werken aanvullend en dâarbij

is uit den aard der zaak de Postcheque en Girö-

dienst meer op het intercommunale verkeer aan-
gewezen, terwijl het Girokantoor meer voor het locale

verkeer dient. De ontwikkeling van het rijksgiro-

verkeer gaat geheel in deze richting. In een bij de
voorstellen tot reorganisâtie van den Postcheque

en Girodienst – welke voorstellen zijn aanvaard –
overgelegde nota, (genummerde bijlagen der Hande-

lingen van de Staten-Generaal 1921/22 No. 370
sub 10) komt de erkenning voor, dat door centrali-

satie van den dienst het locale giroverkeer eenigszins
in het gedrang zal komen.

Maar ook al ware dit niet het geval, dan nog zou

er naar de meening van Burgemeester en Wethouder
geen voldoende reden zijn, een goed functionneerenden
gemeentelijken girodienst, die
zijn
levensvatbaarheid
toont, niet naast een rijksgirodienst te bestendigei3.
IT.
KIdECSTJiA,
Direcicu, van hel Gjro/canoor der Gemeenle Amsierdam..
Amsterdam, 20 Juni 1923.
* *
*

N a s c hr i f t. Een-korte kantteekening hij boven-
staande beschouwingen moge volstaan.

Een betalingsverkeer, dat zich richt tot het groote
publiek, moet voldoen aan twee eischen: het moet
iroor het publiek zoo eenvoudig mogelijk zijn en tege-

lijk uit een oogpunt van interne techniek den meest

doeltreffenden en economischen organisatievorm be-
zitten.

Legt men beide toetsen aan, dan.geeft een naast ei-

kander bestaan van twee circulatiebariken zelfs nog
minder bezwaar dan liet bestaan van twee zich beide
tot het groote publiek richtende girodiensten. Is het
publiek toch aan de biljetten der beide centrale banken

gewend,, dan is het inconvenient, dat hieruit voort-
vloeit, niet zoo heel groot. Twee girodi.ensten, die zich
ieder een groep van rekeninghouders hebben weten te verwerven, wat in de periode van eerste ontwikkeling
van dezen nieuwen vorm van betalingsverkeer uiter-
aard niet moeilijk was, maken een direct giroverkeer
tusschen de rekeninghouders van beide diensten, indien
het al mogelijk is, in ieder geval noodeloos ingewik-keld. Het gevolg is, dat bij verdere ontwikkeling van
het giroverkeer een toenemend aantal personen zich
genoopt zal zien hij .beide giro.diensten eenr ekening

aan te houden. Ook wat de interne organisatie betreft,
ligt het voor de hand, dat hij èen naast eikander be-
staan van twee girodiensten veel meer arbeid noode-
loos gedoubleerd zal worden en nieuwe arbeid noodig
zal zijn dan hij twee centrale banken.
Een wettelijk verbod op het inrichten van giro-
clienstén of het ontvangen van gelden in rekening

courant zou natuurlijk onjuist zijn. Wel echter blijft
liet mi. in hooge mate wenschelijk, dat, nu vrijwel
gelijktijdig op het tot voor kort nog maagdelijke ter-rein van het giroverkeer hier te lande twee instellin-
gen van gelijke bedoeling bezig zijn tot ontwikkeling
te komen, deze i:iefst zoo spoedig ihogeljk tot 66n ge-
heel worden samengevoegd. Beide toch ve:rkeeren nog

in hun periode van groei. Hoe eerder de Staat en de
stad Amsterdam zich mitsdien verstaan, hoe beter.
Men bespaart duscioende liet publiek veel onnoodige
moeite en doet een daad, waarvan de ,,efficiency” in
het oog springt. . B.

DE DEFINITIEVE REGELING DER STAATS-
OARANT[E VOOR HET MiDDENSTANDS-
CREDIET.

Nu de behan deling in (ie Tweede Kame.i. is afge-
loopen, kan het in vej.hand met cle belangrijke aan-

vullencle ruededeelingen ji. Woensdag door den Mi-

nister in de Kamer gedaan en de daarbij aangebrachte
beperkingen in den opzet, zijn nut hebben in het kort
na te gaan, wat thans de definitieve regeling zal zijn.

Voor een goed begrip der zaak moet onderscheiden

worden tusschen twee groepen van betrôkkenen. In de eerste plaats de beide Hanzebanicen zelf met hun aan-
deelhouders en crediteuren, in de tweede plaats zij,
die, zonder zelf in financieel zwakke positie te ver-
keeren, door het vastloopen dezer credietinstellingen

in hun bedrijf voor moeilijkheden Icumien komen te
staan.

Wat betreft de eerste groep, de banken zelve met
hun aandeelhouders en crediteuren, kan met een enkel
woord worden volstaan. Door den Minister is steeds
nadrukkelijk op den voorgrond gesteld, dat van directe

steun aan de banken geen sprake kon zijn. Oolc echter
een overnemen, onder staatsgarantie, van de dQbiteu-

ren der banken zal, naar thans vaststaat, niet ge-
schieden. De Minister mérkte dienaangaande op.:

,,Tk
wil
er in dit verband op wijzen, dat ik bereid heil, de bij dezea memoriepost te verstrekken machtiging ii:i
beginsel te beperken tot cle credietverstrekking, clie de be-
drijven behoeveji om verder te kunnen doorwerken. Er
zal
hun alzoo niet rnéér mogen worden uitbetaald dan het
verschil tusschen het door de Hanzebanken toegestaan
en ‘door – lees: bij – clie banken opgenomen crediet,
tenzij niet speciale goeclkeuriiig van den Minister, welke
sleçhts verleend wordt wanneer dit niet afdoende is om door te werken. In een correspondentie met de A. C. B.
is daaromtrent reeds overeenstemming verkregen.
De laatste band met cle Hanzebanken is hiermee door.
gesneden. Die banken kunnen bij dit ontwerp geen be-
lang hebben. De creclieteii worden niet verstrekt ter af-
betaling
VSn
de bij cle Hanzebariken opgenomen credieten,
maar alleen ter voortzetting van liet bedrijf.
Alleen dit belang kunnen cle Etanzebanken nog hebben,
dat, wanneer haar credietwaardige debiteurs in’staat ‘ge.
stelcl worden door te werken, (leze in cle toekomst in
staat zullen zijn hun oude schulden af te doen. Maar
daartegen zal wel niemand onzer bezwaar hebben, dat men
welvaart in stand houdt en dat (lan die welvaart in staat
stelt schulden af te doen zelfs aan de Hanzebanken.”

Deze belangrjlce mededeeling van den Minister
neemt een groot deel van de bezwaren, die op grond
van de aanvankelijke, eenigszins vage uiteenzetting
van de te nemen maatregelen konden
rijzen,
weg. Er
volgt uit, dat geforceerde uitwinning der-débiteuren
door de bank zelf uitgesloten zal moeten zijn. Het
stelsel heeft dus surséance van beide banken tot nood-
zakelijke voorwaarde. Deze surséance is reeds voor do
besprelcing in dd Kamer aangevraagd en komt dezer
dagen in behandeling.

Een ander gevolg van den thans aanvaarden opzet is,
dat het tijdelijk Icarakter derregeling veel meer naar
voren komt. In de nieuwe omschrijving van den be-
grooti ngspost komt dit duidelijk uit. Het gaat slechts
om een
tijdelijke
aanvullende credietregeli:ng, door
tusschenkomst van de Algemeene Centrale Bankver-eeuiging voor den middenstand. Een spoedige recon-
structie der beide Hanzebanken is dus in hooge mate
wenscheljic. Deze recônstructie zelf gaat thans echter
geheel buiten de regeling om, terwijl, mocht een en
ander leiden tot de oprichting van een eigen Hanze-
centrale, dze nieuwe centrale eveneens geheel buiten
de thans aanvaarde garantieregeling zal staan.

De tweede groep omvat, als gezegd, hen, die, zon-
der zelf in financieel zwakke positie te verkeeren,
door het vastioopen der beide banken in hun bedrijf
voor moeilijkheden kunnen komen te staan.
Blijkens het reeds aangehaalde citaat van den Mi-
nister nenscht deze de regeling te beperken tot die
debiteuren, die op het oogenblik der déconfiture hun
crediet niet ten volle hebben uitgeput en vervolgens
voor verpl:ichtingen komen te staan, waaraan zij
slechts Icunnen voldoen, wanneer zij over verder
etediet de beschilcking hebben.
1)
Blijken moet, dat zij

1)
Men vraagt zich af, waarom, nu het slechts om aan-

vullende creclietbeiioeîteu gaat, de regeling in het stelsel
van den Ministea tot de dehiteuren is beperkt gebleven.

4 Juli
1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

585

voldoende soliede zijn te achten, terwijl de regeling

beperkt wordt tot ten hoogste het nog niet opgeno-

men bedrag.
2)

De regeling zelve zal thans de volgende zijn. Van

staatswege wordt een premier risque garantie gegeven

van ten hoogste 50 pOt., post voor post, aan de
A: 0. B. voor door haar te verleenen aanvullende ere-

dieten als boven aangegeven, welke credieten, even-
eens onder een garantie van staatswege, aan de Neder-

landsche Bank worden doorgegeven. De garantie aan

deze laatste instelling, welke aanvankelijk voor het
volle bedrag zou gelden, is thans verlaagd tot 50 pOt.,
niet premier i-isque. Daartegenover heeft de Bank

zich een zelfstandig vetorecht voor iederen post voor-behouden. De beoordeeiing van de soliditeit der debi-

touren zal voorts nog geschieden door een Regeerings-
vertegenwoordiger of commissie. Voorloopig zullen

cie eredieten tot ten hoogste
f 4
millioen worden ver-

leend, wat dus vooi den Staat een premier risque

garantie medebrengt van ten hoogste
f 2
millioen.

Volledigheidshalve dient nog aan geteekend te worden,

dat de Minister, in antwoord
01)
een vraag van Mr.

vanGijn, toegezegd heeft te zuilen overwegen, of de
garantie aan de A. 0. B. in zoodan.i.gen vorm verleend

zal kunnen worden, dat dit lichaam van den aanvang

af eenig iisico mededraagt
De Minister verwacht, dat aldus de bedragen,
waarvoor de Regeering krachtens deze garantie zal

hebben op te komen, uiterst gering zullen blijven.

* *
*

[Na vaststaat, dat cie regeling slechts een aanvullend
en sterk tijdelijk karakter zal dragen en na de nadere
mcdedeelingen omtrent cle te volgen procedure, is in-
derdaad het gevaar, dat van nature in het premier
risque stelsel besloten ligt, tot geringe proporties
teruggebracht. Het percentage van 50 blijft echter zeer
hoog. Vooral hierom zou het zeer toe te. juichen zijn,
indien het denkbeeld, dat de A. C. B. steeds een be-

pe.rkt risico mededraagt, werkelijkheid werd.

Overigens blijft het zeer de vraag, of voor het be-
perkte doel thans nog een dergelijke vèrgaande en den prikkel tot self-help verzwakkende regeling noodig is.
De wijze van uitvoering zal er thans voor hebben te
zorgen, dat het groote beginsel, dat in een materie als

deze de Staat slechts optreedt, wanneer voorziening
langs anderen weg onmogelijk blijkt, zooveel doenlijk
tot zijn recht komt. In de regeling zelve, die slechts
het criterium aanlegt van voldoende soliditeit, ligt

dit beginsel niet besloten. Zeer toe te juichen zou het
blijven, indien bij het beperkte belang en het beperkte
geldelijke risico, waar het thans nog om .gaat, in de
kringen der i:iaast betrokkenen een regeling kon wor-

Al
is het aantal xnidclenstandsbedrjven, (lat hij de beide
banken een credit-saldo heeft uitstaan, wellicht niet groot,
de onvermijdelijke blokkeeriug dezer saldi brengt het bedrijf-
crecliteur in precies dezelfde moeilijkheid als het bedrijf-
debiteur, dat
zich
cle mogelijkheid van het opnemen van
veider crediet, waarop het meende te kunnen rekenen, out-
nomen ziet. Zelfs is er alle kans, dat voor een bedrijf, dat
toevallig op het oogenblik der dconfiture credit stond, do
nieuwe kasbehoeften nog wel zoo groot zullen zijn als bij
vele der clebiteuren. Het principieele onderscheid, dat iii (le
zat
vankelijke toelichting werd gemaakt tussehen hulp aan
debiteuren cii aan crediteuren gaat ten volle op, wanneer
liet gaat om het overnemen van het obligo bij of van de
bank zelf. Nu hierin niet getreden w’ordt en het slechts
gaat om aanvullende credietverleeniug, vervalt dit ouder-
suheid. Hoe gewenscht het ook moge zijn, dat van de rege-
ling vooral niet meer gebruik wordt gemaakt dan striet
noodig is, is het niettemin billijk hierop te wijzen.
2)
De heer Dresselhuys wees er in de vergadering van
29
Juni op, dat cle bijzondere aard of oncleelbaarheicl van
het onderpand het in sommige gevallen bezwaarlijk kan
maken door een andere instelling een aanvullend crediet te doen geven- De Minister deelde mede, dat dit punt bij hem
in overweging is. Mocht het ertoe leiden, (lat het in zoo-
claiiig geval beter is, dat het geheele crecliet in handen van
de A. C. B. komt, dan zal hiervoor in ieder speciaal geval
goeken ring
v;I
II
dcii Minister worden geëischt.

den getroffen, die per slot van rekening de staats-

garantie geheel overbodig maakte.
Overigens staat thans vast, dat op het meest voor-name punt de regeling niet als preeedent zal kunnen

gelden. De kwade gevolgen van het minder juiste be-
leid der beide banken blijven geheel ten laste der in-
stellingen zelf. Direct noch indirect zal de staats-

garantie hun oogenblikkelijke finaneiëele positie ver-

beteren. Slechts in zooverre kan, zooals de Minister op-

merkt, de regeeringsmaatregel hun op den duur ten
goede komen, dat met het tegengaan van verdere, op-
zichzelf noodelooze ontwrichting tevens de terugsiag
dezer ontwrichting op de bakken zelf vermeden wordt.

Hiertegen bestaat, los van de vraag, of staatsgarantie
hiervoor noodig en wenschelijk is, uiteraard aller-

minst bezwaar. – Bi

INTERNATIONALE ECONOMISCHE

STATISTIEK.

In het No. van 7 Februari 1923 hebben we eenige

beschouwingen gegeven over de moeilijkheden, welke
te overwinnen zijn, om te komen tot internationale
vergelijkbaarheid van verschillende economische sta-

tistieken.
De Oommission d’Etudes van 14 léden, op 4 De-
cember 1922 te Londen benoemd, als gevolg van een
samenwerking van de Oommission éeonomique van

den Vo)kenbond, het Bureau International du Travail
te Genève en het Institut International de Statistique
te ‘s-Gravenhage, heeft 6 Juni haar tweede verga-
dering te ‘s-Gravenhage gehouden in het gebouw van
het Centraal Bureau voor de Statistiek, wederom
onder leiding van den Franschen Staatsraad, den Heer

Albert Delatour uit Parijs.
Deze Commissie heeft tussehen haar eerste ver-

gadering, welke op 10 en 11 Januari plaats had en
haar tweede bijeenkomst intensief gewerkt en rap-
porten uitgebracht over: handeisstatistiek, landbouw-
statistiek, visseherijstatistiek, statistieken van groot-
handelsprijzen, kleinhandeisprijzen en kosten van

levensonderhoud, benevens een voorloopig rapport
over de produetiestatistiek.
Over de moeilijkheden welke zich voordoen, indien
mn de handelsstatistiek der verschillende landen

onderling vergelijkbaar wil maken, hebben we in ons
vorig artikel reeds het een en ander medegedeeld.

Belangrijke beschouwingen werden geleverd over
middelen, aan te wenden tot vermijding van vermomden
doorvoer, over waardebepaling van goederen, over
bepaling van de hoeveelheid der goederen, over her-
komst en bestemming der goederen, en in verband hier-

mee over cle wensehelijkheid van uniforme aanduiding
der verschillende landen van herkomst en bestemming,
over de nomenclatuur der goederen etc. De resultaten
der beraadslagingen zullen aan de leden van het

Institut International de Statisticiue worden toege-
zonden, waarna dit lichaam in October 1923 ter ge-
legenheid van zijn 15e zitting een advies aan den

Volkenbond zal vaststellen. Wij komen hierop dus na
October terug; wanneer de definitieve redactie van de besluiten van het Institut International de Statis-
tique bekend zal zijn. Hetzelfde geldt voor de land-
bouw-statistiek en de visseherij-statistiek ten aanzien
waarvan de conelusiën eveneens nog moeten worden

onderworpen aan de eritiek van de leden van het
Institut International de Statistique en de Corres-
pondenten van de Oommission d’Etudes.
Ook over de samenstelling van indexeijfers zijn
belangrijke beschouwingen gehouden. Hier stond vooral
de meening van hen, die behalve met de prijzen ook
met de verhandelde hoeveelheden der groothandels-
artikelen rekening wilden houden, tegenover de meening
van hen die van oordeel zijn, dat de prijzen van die
artikelen welke ,,gevoelig” zijn en waarvan de omzet
niet te zeer beperkt is, reeds voldoende aanwijzing
geven. Ook de aanhangers dezer laatste methode zijn van oordeel dat voor de samenstelling van het index-

586

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4
Juli 1923

cijfer een niet te klein aantal artikelen gebruikt moet

worden; van artikelen welke gewichtiger dan andere

zijn, kan meer dan één no.teering genomen worden,
waardoor deze artikelen vanzelf meer invloed krijgen

op het indexcijfer. Weinig instemming vond de ge-

dachte om, ter bepaling van de koopkracht van het

geld, uit groot- en kleinhandelsprijzen, bonen, vrachten,
enz. één algemeen indexcijfer te berekenen. Men zou

dan ongelijksoortige grootheden bij elkaar voegen,
waarop de veranderingen ia de koopkracht van het

geld op verschillende wijze invloed hebben, zonder

dat men deze verschillen voldoende kan verklaren,
laat staan berekenen.

Iets anders is wat het comité van economische on-

derzoekingen aan de Harvard University doet en elke

maand publiceert in drie curven, waarvan de een is

samengesteld uit den bankomzet te New York bene-

vens de koersen van industrieele aandeelen, de tweede

uit den omzet van 140 banken buiten New York en

de prijzen van 10 meest gevoelige groothandelsarti-

kelen, terwijl de derde bestaat uit wisseldisconto’s van
papier van 60-90 dagen en van 4-6 maanden zicht.
Deze drie curven zijn in den loop der tijden gewijzigd

wat hun samenstelling betreft; de laatste reconstruc-
tie is vân Mei 1923 (zie Weekly Letter van 19 Mei

1923). Na de zitting van het Institut International

de Statistique van October a.s., waarin deze kwesties

worden behandeld, komen we op de berekening der
indexcijfers terug.

Wel zéér te betreuren is het dat bij ons te lande

ter vaststelling van den loop der kosten vn levens-
onderhoud niet is ingegaan op het voorstel der Cen-

trale Commissie voor de Statistiek om een gozinsuit-

gaven-statistiek samen te stellen, welke vooral in

tijden als deze van onschatbare waarde zoude zijn ge-

weest. Daaraan was, behalve het kostenbezwaar, mo-
gelijk ook niet vreemd de opvatting, dat een statis-
tiek van kleinhandeisprijzen ongeveer een zelfde be-

teekenis heeft als een gezinsuitgavenstatistiek. Deze
meening is echter minder juist. In’ de gezinsuitgaven-
statistiek komt cle onderlinge verhouding ‘der uitgaven
van het geheele gezin tot haar recht met inbegrip van

het aandeel dat huur, vuur, licht, onderwijs, genees-
kundige hulp, contributies, premiën etc. in het totaal
inneemt, terwijl de statistiek der kleinhandelsprijzen,

ook al passen we ook helangrjkheidscoëfficiënteri
01)
verschillende artikelen toe, ons daaromtrent in het
onzekere laat.

Er worden in de practijk drie methoden toegepast
om de relatieve beteekenis van ‘de uitgaven voor levens-
onderhoud te wegen.

lo. De methode van het ‘globale verbruik. Deze
methode kan alleen toëgepast worden indien men be-
schikt over een goede productie en handelsstatistiek.

Bij de productie der verschillende artikelen telt men
den invoer op eli trekt men don uitvoer af. De op die
wijze gevonden hoeveelheden worden vermenigvuldigd
met den geldenden prijs, waardoor men de totale

uitgaaf van elk artikel van de gezamenlijke verbrui-
kers verkrijgt. Daarnaast moet men dan beschikken
over goede statistieken van huurprijzen enz.

2o. De tweede methode is die van het theoretische
budget.

Geschat wordt de hoevee]heid voedingsmiddelen
welke, met het. oog op hun voedingswaarde, het men-
sche]ijk lichaam noodig heeft om goed in stand te blij-

ven. Deze methôde levert het voordeel op, dat de be-
noodigde hoeveelheden herleid tot calorieën een ge-
makkelijke basis voor vergelijking geven, doch het na-
deel, dat ‘deze herleiding uitsluitend op de voedings-
middelen is toe te passen en het bezwaar, dat de

theorie van het aantal benoodigde calorieën ‘ook in
de medische wetenschap niet onfeilbaar wordt geacht. Het aantal calorieën kan hetzelfde gebleven zijn, doch
het voedsel anders,
‘a.i.
beter of slechter van samen-stelling voor het menschelijk lichaam, ijn geworden.
3o. De derde methode is die van het gemiddelde

budget (het budget type), verkregen na onderzoek der

werkelijke gezinsuitgaven liefst over een geheel jaar.
Deze gezinsuitgaven kan men splitsen in groepen naar
het inkomen, het beroep, de plaats. Deze methode is

het meest aanbevelenswaardig, hoewel zij in de’practijk

aan de bewerkers veel moeilijkheden op te lossen
geeft. .

Vejdeelt men de uitgaven in enkele groepen b.v.

voedingsmiddelen, huur, vuur en licht, kleeding en overige uitgaven, dan moet binnen ‘de grenzen van

iedere groep de keuze der artikelen zoodanig zijn, dat

de beweging van de prijzen dier artikelen kan worden
geacht de prijsbeweging weer te geven van de geza-

menlijke artikelen van dezelfde of overeenkomstige

kwaliteit, welke niet in de berekening zijn opgenomen.

De gegévens moeten zoo volledig mogelijk zijn, geen

een.igszins belangrijke groep uitgaven mag worden
wegg’Maten.

Wat de productiestatistiek betreft lag alleen een

voorloopig rapport ter tafel betreffende de methode

van verzameling van gegevens met betrekking tot
steenkolen, ertsen en metalen. Dit onderwerp was tot dusver nog weinig internationaal bekeken, hoewel de
behoefte aan internationaal vergelijkbare overzichten

ook over deze onderwerpen reeds lang levendig was

gevoeld. Een belangrijke stap in de goede richting
was intusschen op beperkt terrein reeds gedaan. In

1919 was te Londen een Imperial Mineral Resourcés
Bureau opgericht, dat modellen heeft ontworpen ter
verkrjging vn vergelijkbare gegevens voor Engeland

en zijn Dominions, welke ,,skeleton forms” echter ook
thans nog niet definitief zijn vastgesteld. Uit ‘den aard

der zaak is aanstonds verbinding gezocht en verkre-
gen met dit bureau, evenals met den Amerikaan schen

,,Geological Survey” en met vele deskundige lichamen

in andere landen. Het is een belangrijk doch moeilijk
werk om den weg aan te geven welke tot interna-
tionaal vergelijkbare gegevens kan leiden, vooral waar

b.v. een lichaam als de Geobog.icai Survey aan allerlei
wettelijke voorschriften, gebonden is.

Intusschen zal cle Commission d’Etudes deze en

andere onderdeeben der uitgebreide product:iestatis-
tiek in nadere studie nemen, waarvoor vier nieuwe
sub-commissies zijn benoemd, welke in den loop van
1924 daarover rapport zullen uitbrengen.

Het is een gelukkig teeken, dat over de geheele

wereld een behoefte gevoeld wordt aan internationaal

vergelijkbare statistieken, inzonderheid wat betreft die
welke een beeld geven van den economischen toestand.
De aanraking, welke tot dit doel ontstaan is tusschen

de Commission Economique van den Volkenbon”d, het
Bureau International ‘du Travail en het Institut In-
ternational de Statistique is toe te juichen. Interna-

tionale samenwerking ook op dit gebied aal in het
algemeen niet anders dan aan het vredesidée ten goede
kunnen komen.
H. W. iviici’iioics’r.

EENIGE INDISCHE RE1SINDRUKEEN.

III.

De vorige maal besloot ik mijn beschouwingen met de opmerking, dat- niet genoeg herhaald kan worden,
dat van de suikerindustrie Java’s welvaart grooten-
deels afhangt.

Hierover enkele cijfers ter toelichting van mijne
bewering. Herhaaldelijk zijn cijfers gepubliceerd, die
aantoonen, dat de huur alleen, welke de bevolking
voor de aan de industrie verhuurde gronden ontvangt,
haar veel meer oplevert dan de waarde van het pro-
duct, dat zij er op had kunnen verbouwen. Ik zal hier
uitsluitend eenige gegevens ontbeenen aan het verslag
der reeds genoemde Suikei–Enquête Commissie bij be-
sluit van den Gouverneur-Generaal van 24 December
1918 ingesteld, om een onderzoek te doen naar de ver-
houdingen en toestanden in de suikerindustrie. Deze
commissie bestond uit hooge Europeesche en Inland-
sche ambtenaren, leden van den Volksraad en een
deskundige, in verband staande met de industrie. Op

S

4 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

587

bladz. 298 van haar rapport berekent zij, dat in de

latere jaren aan grondhuur, leveringen en bonen
door de bevolking een bedrag van pim.
f 330
en in

1920 zelfs
f 400
per bouw is geïnd. Aan een andere plaats van het rapport is ontleend; dat, waar op een

totaal van
4.300.000
bouws sawahs een rijstopbrengst

verkregen wordt van ongeveer 50 miii. picols, op hef
oppervlak van slechts 215.000 bouws, dat met sui-
kerriet i.s beplant, een opbrengst van, in de laatste jaren gemiddeld meer dan 26 miii. picols suiker is

gemaakt! Weisprekende cijfers voorwaar, als men de
prijzen van suiker en rijst vergelijkt.

De indirecte baten voor de Indische huishouding
zijn weinig minder belangrijk. In 1920 was de op-

brengst van het vrachtgoederenvervoer langs spoor-

en tramwegen ruim 1,2 miii. gulden; de Indische

machine-industrie zette ten behoeve der suiker-
industrie voor meer dan 6 mijl, gulden om. Bij de
begrooting voor 1920 werd uit suikeroogst 1919 aan

belastingen gerekend op bijna 70 miii., ruim 40 pOt.
van de geraamde winst vertegeuwoordigende, bij de

begrooting voor 1921 moesten 120 millioen gulden
door slechts enkeie bedrijven worden opgebracht,
waarvan 108 millioen alléén door de suikerindustrie!

Daarnaast draagt deze industrie in belangrijke mate
bij in aanlegkosten van wegen en bruggen, irrigatie-
werken en besteedt zij groote sommen aan de bevor-
dering van maatschappelijke doeleinden.

Men zoude, dit alles overwegende, meenen, dat
een cultuur, waaraan zooveel talent en Europeesche
arbeidskracht ten grondslag ligt, clie zooveel bijdraagt

tot de welvaart van het land, die voorloopig nog het voornaamste middel moet worden geacht om, bij de

verontrustende vermeerdering der bevolking, paupe-
risme te voorkomen, zich in de algemeene sympathie
zoude verheugen. Men weet dat dit niet het geval is,
dat wellicht de groote winsten in sommige jaren
gemaakt, wellicht ook ]ichtgeloovigheid en napraterij
aanleiding waren tot cle onwelwiliende houding
tegenover deze industrie aangenomen, dat die win-
sten door velen als een soort woeker van de in-
landsche bevolking beschouwd, aanleiding gaven de
industrie niet alleen als gunstig object te doen be-
schouwen- voor ten deele exorbitante belasting van

cle zaken en de personen, die in Indië werkzaam
zijn, maar vat met het oog op de toekomst wellicht
nog bedenkelijker is, voor de experimenteerlust van
hen, die lijden aan de kwaal, door prof. Mr. Treub als
,,ethisch d:ilettantisme” aangeduid.
Deze kwaal heeft eenige jaren geleden zelfs op de
,,allerhoogste” plaatsen in Indië geheerscht! Men
herinnere zich, hoe weinig het heeft gescheeld of men
ware onder den indruk van de vrees voor voedsel-tekort, overgegaan tot gedwongen inkrimping van
het met suikerriet beplante oppervlak. Dat deze

maatregel, die een inkrimping van 25 püt. beoogde,
een allernoodlottigsten invloed zoude hebben uitge-
oefend, behoeft vel geen betoog voor hen, die zich rekenschap geveii van de gevolgen in verband met
de boven geschetste wijze van uitoefening der suiker-
industrie. Niet slechts voor één, maar voor een aantal
jaren zoude de productie zijn verminderd en daar-
mede voor vele fabrieken de kans op een gunstige
exploitatie verkeken zijn geweest; het werk van vele
jaren ware in cle waagsehaal gesteld en de fiscus zou
het kind van cle rekening zijn geworden, evengoed als
de Javaan en de ondernemer. En dit alles waarvoor?
Een inkrimping met 25 pOt. zou een vermindering van
cle met riet beplante oppervlakte beteekend hebben
van 55.000 bouws, dat is 1,25 pOt. van de met rijst
beplante sawahs, om niet te spreken van het nog
grooter oppervlak aan droge gronden, die voor rijst
en andere volksvoedingsmiddelen in cultuur zijn.
Voor eene onbeduidende vermeerdering dezer gron-
den zou men in hooge en lagere ambtenaars- (en
andere) kringen de kip hebben willen beletten •haar
gouden eieren te leggen!
Men meene niet, dat het gevaar voor dergelijke

bedenksels thans, nu een andere wind waait dan in
die dagen, voorgoed voorbij is; er zijn helaas genoeg
Europeanen, wier denkbeelden natuurlijk zeer aan-

stekelijk werken op de Javanen, die uit het genoemde

ethisch beginsel gaarne tot nieuwe experimenten
adviseeren. Heeft men zich niet ernstig bezig ge-
houden met de door plannenmakers opgeworpen

vraag of van regeeringszijde ook minimum-bonen

konden worden voorgeschreven, een vraag, die zelfs
ten onzent, waar men toch ook niet afkeerig is van

het maken van plaunetjes, nog niet rijp voor be-

handeling
schijnt
te worden geacht? Is, indien de

berichten daaromtrent geschreven juist zijn, niet nog

onlangs op een congres der Sarekat-Islam onder lei-
ding van Tjokroaminoto aan den Gouverneur-Gene-

raal een telegram gericht met de vraag een verzoek

om aanplant-uitbreiding, dat de bekende H. V. A. scheen te hebben gedaan, niet in te willigen? Hier
werd dus de volgzame inlandsche schare er voor ge-

spannen de suikerindustrie tegen te werken.

Het is waar, Tjokroaminoto, die als vertegenwoor-
diger zijner groep in de Enquete-Oommissie was be-
noemd, heeft het volgens haar verslag, hoewel hij-

zelf ,,mede den stoot had gegeven tot het in het leven
roepen door de regeering van deze Suiker-Enquete
Oommissie”, ook ondanks speciaal tot hem gerichte
verzoeken om inlichtingen, niet noodig geacht deel
te nemen aan haar arbeid. Maar hij kon ook op andere

wijze w’eten,• welk een werk van groote beteekenis door diezelfde H. V. A. met haar onderneming Dja-
tiroto, ten wier behoeve bovenbedoelde vraag waar-
schijnlijk was gedaan, voor Java’s welvaart is ver-
richt. Aan de goedgeloovige gemeente wordt echter
anders geleerd door sommige Europeanen en hun
Indische leerlingen.

Het riekt, om nog een voorbeeld te noemen m.i. naar

de studielamp of misschien naar iets veel ergers! –
dat men er in den Volksraad ernstig op heeft aange-
drongen op groote schaal de Javaansche rietcultuur
aan te moedigen om de inlanders als op Ouba tot riet-
leveranciers aan de fabrieken te promoveerpu of hun
zelfs de geheele industrie in handen te geven. Er is
in sommige residenties van Java een bevolkingsriet-
cultuur,
zij
het van geringe beteekenis; men maakt op

het rietland in alleruiterst primitieve werkplaatsjes
een soort suiker, di bij de bevolking in trek is, maar
zelfs in de Padangsche bovenlanden, waar men met een
heel wat krachtiger en in vele opzichten intelligente.r
bevolking te doen heeft, weet deze daarvan toch niet
meer te maken dan een uiterst onrendabel, zij het ook
voor haar niet nutteloos bedrijf. Men lcan daarom de
inlanders wel aanmoedigen voor eigen gebruik wat
riet te planten, maar mag hen niet voorspiegelen
daarmede de intensieve cultuur te kunnen gaan uit-
oefenen. Juist uit hunne kinderlijke cultuur in een
vak, waar slechts
bij
groote bekwaamheid en energie

iets goeds te bereiken valt, kan, wie het nog niet wist,
]eeren, dat voor deze cultuur Europeesch beheer vol-
strekt onontbeerlijk is.

Men zal zeggen, dat dit toch maar plannen en
woorden zijn, die niet deren. Wat men buiten de be-
langhebbende kringen op Java niet hoort en slechts
enkele malen bij éclatante feiten in de bladen kan
lezen, is, hoe in gemis aan besef van de ontzagljke
waarde der cultures soms, naar men dan meent in het
belang van den inlander, handelingen worden ver-

richt en maatregelen genomen, stemmingen gewekt bij
de bevolking, die van verdere uitbreiding en verbe-
tering doen afzien. Men bedenke wel, dat de heel
enkele onderneming, die in den tegenwoordigen tijd
den moed heeft een nieuwe fabriek te bouwen te mid-
den van uitstekende gronden en onder gunstige con-
dities, door velen reeds hoofdsehuddend wordt aan-
gezien, die het bouwen van nieuwe fabrieken op nog
te ontginnen gronden roekeloos zouden achten, om-
dat zij ondanks oogenblikkelijke gunstige suikerprij-
zen weten, hoeveel zorgen de Javacultuur vraagt van
hen, die hun kapitaal en werkkracht daaraan geven;

588

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Juli 1923

gelukkig zijn niet allen z66 pessimistisch! Laat ik t:iog

als treffende bijzonderheid voor de wijze, waarop de
bevolking in den grond over de zaak denkt, vermel-
den, dat toen tijdens mijn verblijf op Java besloten
werd de suikerfabriek Madjenang in Banjoemas, nog

slechts enkele jaren in bedrijf, wegens ongunstige

economische eh landbouwkundige omstandigheden te
sluiten en de inrichting naar elders over te brengen,
tropisch Hôlland

in last was. Toen vergaderingen,

krantenberichten, verzoekschriften aan den 0-0. om

nu
t
niet uitbreiding tegen te gaan, maar om zijn in-
vloed aan te wenden bij de eigenaars der fabriek op

hun besluit terug te komen, dat een ramp werd ge-

acht voor de streek.
C. F. ST0RIC.

(Wordt vervo’gd).

HET JNDLSCRE BELASTING VRAAGSTUK

Antwoord aan Mr. J. Gerritzen.

II.

Uit
mijn
,,Oritisch Antwoord” brochure blijkt over-
tuigend, dat ik een splitsing maak tnsscheri ,,gewon&’

en ,,buitengewone” belastingen.
De door mij uitgewerkte voorbeelden van maat-
schappijen zijn opgenomen in mijn brochure onder het
onderwerp: ,,Het grootkapitaal betaalt door de wijzi-

ging, welke gebracht is in art. 25 van de Ordon.nantie
Inkomstenbélasting (Kapitaalsaantooningen) over het

algemeen slechts een gering percentage. gewone be-
lasting” (zie pag. 16/11). Na in die voorbeelden

dus te hebben gedemonstreerd hoeveel, wegens
ge-

wone
belasting thans betaald

wordt, in vergelijk

met voor 1920, en te hebben aangetoond hoeveel zwaar-

der de physieke personen
zijn
getroffen, schrijf ik

op pag. 2.2.

,,iDat de N.V. van hun buitengewone winsten tijdelijk een
buitengewone belasting moeten betalen, doet niets af aan de
waarde van dit betoog; dat hardelt over gewone belastin-
gen.” –

Toen ik in een volgend hoofdstukje, -in ‘verband
met de (gelukkig mislukte) poging van den Onder-
nèmersraad om geen inkomstenbelasting te betalen
ovei de exorbitante winsten over 1020 behaald, schreef,
dat door de wer1ing van art. 25 aan extra-winst- en

o.vér-winstbelasting door zeer vele naamlooze vennoot-
schappeh weinig of niets zal worden betaald, terwijl

zij overigens, slechts 6 pOt. inkomstenbelasting be-
talen, afgezien van de opcenten 1922; teekende ik hierbij met een noot nog eens aan (zie pag. 22 van
mijn brochure).

,,Natuurljk zijn bovendien van buitengewone winsten
buitengewone belastingen geheven.”

Unvrfroren verwijt de heer Gerritzen mij desniet-
temin in zijn eerste artikel, dat ik in mijn brochure
een volkomen valsch beeld geef van de maatschappijen,
die ik ah voorbeeld uitwerkte, omdat ik verzweeg,
wat die maatschappijen in 1921 in werkelijkheid aan
belastingen hebben moeten betalen en reserveeren.
Van kwade trouw gesproken!
De heer Gerritzen noemt dan de ,,verponding”, de
,,productenbelasti.ng” en de ,,00rlogsinstbelasting”.
Het is ontzaglijk
moeilijk
met iemnd, die zoo dik-
wijls blijk geeft,. dat hij zijn ondèrwerp niet be-

heerscht, ernstig te polemiseeren.
Wat heeft echter oorlogswinstbelasting, die slechts
geheven wordt tot en met het jaar 1919, te maken
met de winsten van 1921. En dan ,,verpondingsbe-
lasting”! Deze is zoo minimaal voor de cultures, om-
geslagen per eenheid product, dat niemand er aandacht

aan wijdt; en bovendien, wat er eventueel nog betaald
wordt aan ,,verponding” wordt geboekt als
bedrijfs’

onkosten
en maakt ook inderdaad een deel uit van de
kosten, die ten laste van de exploitatierekening lo-
men voor de berekening van den kostprijs.
Rest dus de productehbelastingl Maar daarover heb
ik toch uitvoerig gescheven. Het schijnt den heer
G-erritzen. wel zeer te hinderen, dat ik in mijn bro-
ehure niet alles door elkaar haalde, doch scheidde wat

gescheiden behoort te worden bij eene
zakelijke
be-
schouwing, t.w.:
gewone belastingen
(inkomsten-.
extrawinst- en overwinstbelasting) en
buitengewone
belastingen,
t.w. oorlogswinst- (tot 1919) en produc-
tenbelastingen. Bij eenig nadenken zal de heer Ger-

ritzen er toch niet aan kunnen ontkomen mij toe te
geven, dat juist eerstgenoemde belastinggroep op de
eerste plaats onze belangstelling moet hebben, omdat

deze belastingen thans en voor de toekomst den grond-

slag vörmen der heffingen. De buitengewone belas-
tingen staan in verband met de buitengewone win-

sten, en deze zijn voor velen in Indië inderdaad ,,bui-
tengewoon” geweest.

– Wat nu deze buitengewone winsten aangaat, de be-
kende-econoom, de heer E. Helfferich
1),
die het za-

kenleven als Directeur van een belangrijk concern

van Oultuurmaatschappijen te Batavia als insicler
heeft medegemaakt, schatte in. October 1920 de zui-

vere oorlogswin st in Nederlandsch-Indië gemaakt, op
meer dan twee milliard gulden, waarvan 1’% miliiaxd
aan ,,de suiker” is gekomen.

Het
gezamenlijke
uitvoeroverschot bedroeg volgens
hem in de jaren 1915/1920: 3.3 milliard gulden.
Na erop gewezen te hebben, dat in Nederlaudsch-

Indië in 1913 een crisis aanving, welke in 1914 door-
zette, zoodat bij het begin van den oorlog ,,Neder-
landsch-Indië” in slechte conditie verkeerde, vervolgt

hij:

,,Inplaats van een vernieler werd de oorlog voor Neder-
landsch-Indië een bevorderaar, een opbouwer en men mag
thans, terugziend, trots’ alle bedreigingen en beperkingen,
sehden en vernederingen, die de oorlog ook voor deze kolo-
nie gebracht heeft, het koene woord uitspreken, dat de
oorlog Nederlandsch-Indië van een crisis gered heeft en
op
een hoogte gebracht, welke het zonder hem, niet bereikt
had.”

De rede van den’ heer Helfferich werd uitgespio-
ken ten tijde, waarop de val der prijzen, ook in,Indië
in vollen gang was. Nu weten we, dat vooral de ,,Han-
del” – en dan de ,,Import” op de eerste plaats –

zware slagen gekregen heeft. Hét is zeer te betreuren,
dat door een ondoordachte inkooppolitiek, waardoor Indië overstroomd werd, met reusachtige stocks – en
waarvan ook zij dupe werden, die zich aan deze poli.-

tiek niet schuldig maakten’ – vele bekende handels-
zaken later zelfs moesteh liquideeren In dit verband

wijs ik bijv. op het bekende interview van de ,,J ava-
Bode” (zie het blad van 6, 1 en 8 Maart), volgens
hetwelk de heer Houtsma, toen lid van de hoofddirec-
tie van de Bank voor Indië zeide:

,,Toen kort na het sluiten van den wapenstilstaud de ge-
legenheid voor Indische importeuts geopend werd om weer
goederen te bestellen uit Europa en Amerika werden (hier-
over waren alle geïnterviewden het eens, Vl.) op de meest
onoordeelkundige wijze over de geheele wereld bestellingen
geplaatst.” ‘

Ook een aantal cultures, – niet ,,de suiker”, die
leeft nog steeds in hausse tijd – hebben in 1921
vooral, een, zwaren tijd gehad, maar ,het herstel, dat
daarna is ingetreden en zich nu al geruimen tijd op

een hoog niveau handhaaft, weegt zeker op tegen de
tijdelijke inzinking van toen. Resumeerende mag dus stellig in het algemeen ge-
zegd worden, dat zij, die in N’ederlandsch-Indië be-

drijfsbelangen hebben, op een ongekende wijze van don
oorlogs- en naoorlogstijd financieel hebben geptofi-
teerd. Vooraan staat – de heer Helfferich zeide het

zeer juist – ,,de suiker”.

Op welk bedrag mag nu
de opbrengst
van de
bui-

tengewone
belastingen gesteld worden?

De oorlogswinstbelasting bracht tot en met 1921 op
(zie de financieele nota Voorjaarszitting 1922 van
den Volksraad) pl.m.
f
113 millioen.
Volgens de nota, ingediend in de najaarszitting

1)
Zie ,,Die Wirtschaft Niederliindisch Indiën im Welt-
kriege und heute”, rede uitgespréken op 7 October
1920
te
Uamhurg. [Bespr.
op
pag. 640, jrg.
1921
van dit blad. —
Red.]. –

4 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

589

1.922, was uit hoofde van deze belasting in de eerste
10 maanden van 1922 ontvangen: bijna
f
31’/2 mii-

lioen. Voor het geheele jaar 1922 is dit dus te stel-

len op pl.m.
f
45 millioen.

Volgens (Ie maandelijksche publicaties, bedroeg in
.Januari 1923 de opbrengst wegens 0. W.-belasting

12.8 miilioen. Aannemende, dat dit bedrag nog ge-
micideici over ongeveer 12 maanden zal worden ont-

vangen dan zal dus, uit hoofde van deze belasting, voor

1923 gerekend kuanen worden op ongeveer
f
35 mil-

lioen. In totaal zal dan de 0. W.-belasting hebben

opgebracht
f
198
millioen.

De suikerbelasting oogst 1919 en oogst 1920 bracht

0
1) respectievelijk pIm.
f
10 millioen en pl.m.
.1
10

mil]ioen, terwijl de opbrengst van de andere produc-

tenbelastingen aan de hand van de financieele nota

(loopende tot en met October 1922) per eind Dec.

:1922 t.e stellen is op ongeveer
f
4 millioen.
In totaal zal dan per ult. Dec. 1922 wegens produc-
tenbelastingen ontvangen zijn
f
84 millioen. Wanneer

ik nu het nog te innen bedrag wegens productenbe-

lastingen in volgende jaren, stel op
f
11 millioen, dan

zal ik de plank zeker niet ver misslaan, en wordt het

eindbedrag
1
95
millioen!

Volgens bovengenoemde berekening zal dan wegens
buitengewone belastingen
in totaal ontvangen worden

ongeveer
f
288 millioen Uitdrukkelijk zij hierbij aan-
geteekend dat de productenbelasting 1920 en volgende

jaren verrekend kan worden met de extra-winstbe-
lasting, behoorende tot de groep
gev.ione belastingen;
dit geldt ook voor de oorlogswinstbelasting 1919. Dit

feit is ook de reden, dat, vooral van suikeroogst 1920,
in 1921, voor zoover de suikercultuur in de termen
viel voor extrawinstbelasting te worden aangeslagen,
betaling van dien aanslag zoo goed als geheel achter-
wege zal blijven wegens bovengenoemde verrekening.

Thans stel ik de vraag, of, in het licht van de f ei-ten, die ik naar voren bracht en waarbij ik de woor-
den van den heer Helfferich in herinnering roep,
getuigende van de geweldige buitengewone winsten
in Indië gemaakt, iemand met reden recht van kla-

gen heeft over een
te zware belastingheffing wegens
buitengewone belastingen.
Er zijn er velen, die zich beklagen over het groote
ongerief, dat zij ondervinden door den achterstand

bij den dienst der belastingen en door de omsiachtig-
heid van de belastingwetgeving. Ik meen in dezen te
mogen opmerken, dat er zeker zoo goed als geen be-
lastingambtenaar gevonden zal worden, die deze

klachten, als ze
eerlijk
bedoeld zijn en daarmede in
overeenstemming worden geuit, niet als gegrond zal
aanvaarden.
Nu ik over dit onderwerp in het openbaar schrijf,
neem ik de gelegenheid te baat er met nadruk de aan-
dacht op te vestigen, dat noch hij, die thans de leiding
heeft van den dienst der belastingen, noch de voor-
ganger van dezen hoofdambtenaar schuld heeft aan
dezen achterstand. Had men in 1911/18 in plaats van
in 1920 goed onderlegd personeel uitgezonden en be-
lastingordonnanties op tijd in werking gesteld, dan
waren tal van onaangenaamheden voorkomen.
Thans wordt er door velen, verbonden aan dezen
dienst, nu reeds geruimen tijd feitelijk ver boven
hun kracht gewerkt om den achterstand zoo spoedig mogelijk in te halen. Een bepaalde groep, nl. de On-
dernemersraad (in Nederland gevestigd) voor Neder-
landsch-Indië blijft doorgaan ,,een open deur in te
trappen” en laat geen gelegenheid voorbij gaan om,
nu reeds maanden lang, over de gevolgen van den
achterstand bij belastingen de groote trom te roeren.
Speculeerend op de onwetendheid van het publiek
wordt dan bovendien getracht de meening te doen
ingang vinden, dat de belastingdruk op het buiten-
landsch kapitaal zoo zwaar is, dat kapitaaisviucht
dreigt!
Ook de heer Gerritzen werkt met het spook van
die vlucht, hoewel van hem toch verwacht mag wor-
den, dat hij weet hoe ,,het buitenland” overal doende

is om kapitaal te beleggen in Indische Oultures. Over

die ,,kapitaalsvlucht” las ik in Augustus 1922 reeds
het volgende niet onvermakelijke stukje in de ,,Loco-
motief” bij de bespreking van Mr. Treub’s brochure

over het Indische belastingstelsel, met weiks inhoud

(het citaatje uit de ,,Locomotief” natuurlijk) ik me
ten volle kan vereenigen:

,,En weder ontmoetten wij dien woordvoerder in de waar-
schuw’ing ten aanzien van het buitenlandsch kapitaal. Ook
prof. Treub heeft niet kunnen nalaten te cheigen met den
uittocht naar ,,elders” van het zich te zwaar belast voelend
kapitaal.
T-let ware echter wel uitermate belangvekkend, te ver-
nemen waar het arcadische bedrijfsla.nd ,,Elders” toch er-
gens op cle lancikaart is gelegen. Het moet een land zijn
dat volmaakt onberoerd is gebleven door de schokken, welkè
de wereld tusschen 1914 en 1922 heeft doorstaan; waar de
staat, gelijk zoo lange jaren’ cle goegemeente Kampen, over
een of ander kostelijk hooi-eiland van onbeperkte productie
en onbeperkte afname beschikt; waar groote groepen
blij-
iiioedige werkers vrijwillig en kosteloos den arbeid op de
ondernemingen doen; waar sociale problemen in het geheel
niet bestaan en cle ambtenaarsstancl als een schare van
wonclerdoende engelen den ondernemers alle aardsche zor-
gen ontnemen.
Heeft de directeur van Financiën niet in den Volksraad
hereids de bewering, als zou het in Nederland en Indië
erger dan ergens anders zijn, met sprekende voorbeelden
ontzenuwd? ,,En overigens” sprak deze belastingwijze
– ,,betaalt men hier liefst zoo weinig mogelijk, evenals
overal elders.”
,,Natuurlijk is er alle reden om prijs te stellen op deel-
neming van het buitenlandsch kapitaal aan Indië’s ont-wikkéling, eu het heeft niet minder dan het Indische en
het Nederlandsche kapitaal op een praktisch en voor ini-
tiatief ruimte latend belastingstelsel aanspraak. Maar bij
het citeeren van uitspÈaken door bestuurderen van buiten-
landsche ondernemingen ten aanzien van Indië gedaan,
moge men toch niet vergeten, dat hun woord niet de onpar-tijdigheid en belangloosheid heeft van het woord, dat alleen
een los van kapitaalbelang staand econoom na vergelijkende
studie van belastingstelsels van verschillende landen zou
kunnen hebben.”

Ik heb zoo juist de verzuchting geslaakt, dat het

zoo ontzaglijk moeilijk is met iemand, die zoo dikwijls
blijk geeft, dat hij zijn onderwerp niet beheerscht,
ernstig te polemiseeren.

Ik kan ten opzichte van Mr. Gerritzen wel aan dun
gang blijven.

Ter wille van de zaak waarom het gaat, zal ik
mij in een slotartikel nog eenmaal de moeite ge-

troosten den lezers van ,,Econ.-Stat. Berichten” de
werkelijke waarde van des heeren Gerritzen geschrijf
zelf te laten beoordeelen, maar dan houd ik ermee op.

(Slot volgt.)

J. L.
TLEMING
Jit.

Naschrift. Na
mijn
eerste Naschrift kan ik
thans kort
zijn
en mij bepalen tot kantteekeningen.
De heer Vlming begint
zijn
tweede artikel met te zeggen, dat uit
zijn
,,Critisch antwoord” overtui-
gend zou blijken, dat hij eene splitsing maakte tus-
schen ,,gewone” en ,,buitengewone” belastingen.

Het doet mij leed, dat ik hem deze illusie moet
ontnemen; want uit zijne genoemde brochure blijkt
juist overtuigend, dat hij ,,gewone” en ,,buitengewone”
belastingen herhaaldelijk door elkaar haspelde. Zoo

ook thans, waar hij schrijft: ,,Het grootkapitaal
betaalt door de
wijziging,
welke gebracht is in art.
25 van de ordonnantie-inkomstenbelasting (kapitaal-
aantooningen) over het algemeen slechts een gering
percentage ,,gewone belastingen”. Want art. 25 voor-
noemd, dat betrekking heeft op de regeling -der
overwinst- en extrawinstbelasting, heeft met gewone
belastingen niets te maken, en oefent op het bedrag der
gewone belastingen, die eene naamlooze vennootschap
te betalen heeft, niet den minsten invloed uit.
De heer Vleming verbaast er zich over, dat ik des-
tijds aan de oorlogswintbelasting herinnerde, waar
ik zijne stelling besprak, dat door de naamlooze

vennootschappen in Indië zoo weinig aan belasting
betaald wordt, en hij roept uit: ,,Wat heeft oorlogs-

590

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Juli 1923

winstbelasting, die slechts geheven, wordt tot en met

1919, te maken met de winsten van 1921.” Natuur-
lijk niets. Doch waarom memoreerde ik destijds de
oorlogswinstbelasting? Omdat de heer Vleming het

in Zijne brochure niet alleen over gewone belastingen,

maar ook over buitengewone belastingen had, en

herhaaldelijk te berde bracht, dat over 1921 door de

ondernemingen Zulk een gering bedrag aan buiten-
gewone belastingen is betaald geworden. Op zichzelf

is tegen voormelci feit niets aan te voeren, maar
onjuist was het om speciaal het jaar 1921, het jaar

van de laagconjuctuur, ten tooneele te voeren, om aan

te toonen, hoe gering de belastingdruk is ten aan-
zien van buitengewone winsten; want in dat jaar
waren weinig buitengewone winsten gemaakt, kon
dus ook weinig belasting
ov
e
r
!b
u
it
engewone
winsten
worden geheven; daarom hérinerde ik aan de oor-
logswinstbelasting, omdat over vorige jaren, waarin

wèl buitengewone winsten waren gemaakt, ook een

zeer groot bedrag aan buitengewone belasting, met
name aan oorlogswinstbelastjug, geheven werd. Een

,,memento” was tegenover het tendentieuze betoog
van den heer Vleming alleszins op
zijne
plaats.
Van de ver.pondingbelasting zegt de heer Vleming,

dat deze zôô minimaal is, dat niemand er aandacht

aan wijdt. En hij voegt daaraan toe, dat wat aan
verponding betaald wordt, als bedrijfsonkosten ge-
boekt wordt.

De strekking van de laatste tegenwerping is niet
duidelijk. Aangenomen, dat er ondernemingèn zijn,

die de door haar betaalde verponding boeken als be-

drjfsonkosten, komt het er voor de vraag, welke

belastingen eene onderneming moet opbrengen, niet

op aan om te weten, onder welk hoofd eene betaalde
belasting geboekt wordt, maar wêl, of, en zoo ja

tot welk bedrag belastingen moeten betaald worden
Dat de verponding zôô minimaal is, dat niemand Jr
*

aandacht aan. wijdt, moet ik beslist tegenspreken.

Voor ondernemingen, die haar bedrijf uitoefenen op

erfpachtgronden, en op gronden in eigendom bezeten,
komt de belasting neer op ong. 5Y
4
pOt. resp. 7Y2 pOt.
van de netto opbrengst. De belasting is dus aller-

minst voor dergelijke ondernemingen minimaal, en
het is dan ook een vaststaand feit, dat toen in de

negentiger jaren de koffiecultuur veel te
lijden
had
van ziekten in het gewas, verschillende koffieonder-
nemingen ten onder gingen, omdat zij de door haar

aan verponding en canon verschuldigde bedragen niet
konden betalen. Voorts leest men in het verslag der
Algemeene Belgische 3avache Cultuur Maatschappij over 1921 de volgende zinsnede:

,,Les impôts emphytotiques et fonciers surtout restent
une lourde charge qui s’est élevde
fi
fi. 11,236,15
pour
1921,
soit une moyenne de
6
cents par kilo.”

De heer Vleming schrijft:
,,De heer Gerritzen zal er toch niet aan kunnen ont-
komen mij toe te geven, dat juist eerstgenoemde belasting-
groep (t. w. die der gewone belastingen) op de eerste plaats
onze belangstelling moet hebben, omdat deze belastingen
thans en voor de toekomst den grondslag vormen der
heffingen”.

Ik ben het in dit opzicht geheel met den heer
Vleming eens, (met deze uitzondering nochtans, dat
ik onder gewone belastingen niet versta de extrhwinst-

en overwinstbelasting, omdat deze geheven worden
van conjunctuurwjnsten); doch daarom juist meen

ik, dat men goed zal doen, niet uit het oog te ver-

liezen, dat voor de Indische ondernemingen naast de
inkomstenbelasting tal van andere belastingen be-
staan, die van haar geheven worden onverschillig of
hare winsten hoog of laag zijn, ja zelfs als zij ver-
lies lijden instede van winst’ te maken. Ik herinner
slechts aan den in
mijn
vorig Naschrift genoemden
cijns, uitvoerrechten, invoerrechten, verponding, om
maar te
zwijgen
van de wegenbelasting, bijdragen
voor irrigatie en politie en andere kleine belastingen.
De heer Vleming heeft het thans ook over de
buitengewone winsten, die de Indische ondernemingen

in de jaren 1915—.1920 hebben.gemaakt, en om aan

te toonen, hoe groot deze buitengewone winsten zouden
zijn geweest, citeert hij den heer E. Heliferich. Vol-
gens hem zou de heer Helfierich in
zijne
in October
1920 te Hamburg uitgesproken rede: ,,Die Wirtschaft
Niederl. Indiens im Weltkriege und heute” de zuivere

in Ned.-Indië gemaakte oorlogswinst op meer dan

f
2′ milliard hebben geschat, waarvan
f
1Y4 milliard
aan ,,de suiker” is gekomen. Het gezamenlijk uit-

voeroverschot bedroeg volgens den heer Heliferich in
de jaren 1915-1920
f
3,3 milliard.
Nu is het door den heer Vleming uit voormelde

rede van den heer Heliferich gedaan citaat niet wel

begrijpelijk. Wat toch heeft oorlogswinst van Indische
ondernemingen te maken met een uitvoeroverschot?

De heer Heliferich heeft dan ook allerminst de war-

taal gesproken, die de heer Vleming hem in den

mond legt. De heer Heliferich heeft iets anders ge-
zegd. Op pag. 18 zijner door den heer Vleming ge-

noemde rede wees de heer Heliferich ei’ op, dat in

Juli 1918 de prijzen van bijna alle Indische export-producten ver onder de kostprijzen gedaald waren,

en hij beschrijft dan de moeilijke positie, door die
omstandigheid veroorzaakt. Daarna stelt hij in het

licht, hoe na het sluiten van den wapenstilstand in

November 1918 en door de daardoor geopende moge-

lijkheid van verscheping der producten, de toestand

snel veranderde en de productenprjzen steeds op-
liepen. Zoo bereikte de uitvoer in het jaar 1919 het
voorheen ongekende cijfer van
f
2,167,475.000 en hij
vervolgt dan op pag. 21:

,,Der gesammte Ausfubriiberschuss in de’n Jabren
1915120
ist auf
3,3
Milliardeu Gulden zu veranschlagen, wovon
Ober
2
Milliarden Gulden reiuen Kriegsgewin darstellen, wovon wiederum gut
1y
4
Milliarden Gulden aul Zucker
entfallën.”

1)e heer Heliferich zegt dus allermijist, ‘zooals de
heer Vleming het tracht te doen voorkomen, dat in

den oorlogstijd de Indische ondernemingen eene oor-
logswinst van’ meer dan
f
2 milliard zouden hebben
‘gemaakt, maar hij zegt, dat Nederlandsch-Indië een
uitvoeroverschot heeft gehad gedurende 1915120 van

f
3,3 milliard, waarvan
f 2
milliard als oorlogswinst
zijn te beschouwen, omdat het land van den oorlog
zoo geprofiteerd heeft. En waar de heer Heliferich
van
,,Zucker”
spreekt, daar had hij geenszins het oog
alleen op de suikei’ondernemingen, om’dat
hij
het oog
had, blijkens het geen
hij
tevoren zeide, op ,,die Zucker-
kultur und den Zuckerhandel.” De heer Heliferich
had het dus over de suikercultuur en over den suiker-
handel; de suikerhaudel heeft, zooals bekend is, door
het oploopen der suikerprijzen over 1919 en het eerste

halfjaar van 1920 zeer groote winsten gemaakt; en
bij de suikercultuur zijn geenszins alleen de onder-
nemingen betrokken, maar ook de arbeiders, leve

rancirs en grondverhuurders: een bekend feit is het;
dat de bonen, prijzen voor materialen en grondhuren
in de oorlogs en na-oorlogsjaren sterk
zijn
gestegen.
Volgens den heer Helfierich dus hebben niet enkel
de ondernemingen, maar heeft
hei geheele land
eene
oorlokswinst gemaakt van
f
2 miliard, en hebben niet
alleen de suikerondernemingen eene oorlogswinst van
f
1V4 milliard verkregen, maar al diegenen tezamen,
die bij de suikercultuur en den suikerhandel betrokken
zijn. Hoe ook de inlandsche bevolking enorm gepro-
fiteerd heeft van de hooge
prijzen,
die de koloniale
producten in ‘de verschillende perioden van den oor-

logstijd en speciaal in den na-oorlogstijd (1919 en
het eerste semester 1920) hebben kunnen bedingen,
stelde de heer Helfierich in het licht in zijn opstel,
voorkomende in ,,Koloniale Studiën” 1921 (tweede
deel, pag. 325);
hij
zegt daar:
,,Zoo
iemand, dan heeft de inlander een gulden tijd gehad
en hij kan de zaken eenigen tijd rustig aanzien
;
terwijl
het groot-cultuurbedrijf zijne oorlogswinst- en na.00rlogs.
.winstbelasting aan de Regeering betaalt – alleen de pro-
ductenbelasting over
1920
wordt op
[125 mill,
geschat –
hebben de inlanders hunne winst
op
copra en peper, welke

4 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

591

beide in doorsnede bijna even hooge prijzen behaalden als
suiker en koffie, ongemoeid mogen o,pstrijken.
De groote welvaart der inlanders blijkt uiterlijk uit
hunne kleeding, sieraden en feestelijkheden. En wie van die
welvaart niet overtuigd mocht zijn, dien zoude men wenschen
als Europeaan een tijdje in het stof te staan, opgejaagd
door de fantasia van auto’s welke de terugkeerende hadji’s
hier onlangs hebben uitgevoerd.” –

Uit deze citaten blijkt, dat de heer Heliferich heel

wat anders gezegd heeft, dan de heer Vleming heeft
kunnen goedvinden hem in den mond te leggen.

,,Had men in 1917/18 in plaats van in 1920 goed

onderlegd personeel uitgezonden en belasjingordon-

nanties op tijd in werking gesteld, dan waren tal van
onaangenaamheden voorkomen” – schrijft de heer

Vleming. Hier heeft men alweer te doen met een dier
oppervlakkige uitlatingen, die men in de geschriften

van den heer Vlerning zoo dikwijls vindt. In 1917118
was de verbinding met Nederland zoo goed als ge-

heel verbroken; in 1918 zag de toestand, in Indië er

door de daling van de productenprijzen, waarop de
heer Heliferich in zijne door den heer Vleming ge-
citeerde lezing uitvoerig de aandacht vestigde, zôô
somber uit, dat met medewerking der Regeering eene

hulpbank voor den grootlandbouw in het leven moest
worden geroepen. In dezen somberen tijd had men

volgens den heer Vleming goed ondergelegd personeel
voor den belastingdienst moeten uitzenden en belas-

tingordonnanties in werking moeten stellen! Gevraagd
mag worden, waarvoor in 1918, toen er door de sterke
daling van de productenprijzen bijna geene enkele
onderneming was die met winst kon werken, en vele
ondernemingen zware verliezen leden, helastingordon-
nanties in werking gesteld zouden moeten zijn.
De heer Vleming zegt verder, dat de heer Gerritzen
weet, hoe het ,,buitenland” overal doende is om
kapitaal te beleggen in Indische cultures. Dat weet
de heer Gerritzen nièt. Wèl weet de heer Gerritzen,

dat enkele krachtige buitenlandsche maatschappijen
er af en toe in geslaagd zijn om cultuuronder-
nemingen, die het niet mefir konden volhouden, voor
een appel of een ei op te koopen. Als de heer Vleming
aan het opkoopen van in de verdrukking geraakte

ondernemingen de civalificatie wil geven van kapitaal beleggen in Indische cultures, dan moet hij dat weten,
doch in den regel verstaat men, onder de door den

heer Vleming gebruikte uitdrukking iets anders. Hoe
het ,,Buitenland” denkt over de Indische fiscale
politiek, is genoeg bekend. In zijn nota over de
Indische belastingen heeft Prof. Treub verschillende

uitspraken van buitenlandsche belanghebbenden in de
Indische cultures geciteerd, die aan duidelijkheid
niets te wenschen overlaten. Ik zal er bovendien
nog .ééne aanhalen. Men vindt die in het verslag
over 1921 van de Société Franco-Néerlandaise de
Culture et de Commerce; men leest daarin:.

,,Nous devons intervenir avec vigueur auprès les Gouver-
nemeuts interess6s pour rem6dier aux excôs de la fiscalité.
Les impûts sont devenus écrasants surtout depuis Ja guerre.
Les investigations clii fisc garcient aucune mesure; tout est
discuté: frais généraux, amortissements, comptes de profit et pertes, ete.
11 est bien clair que des charges pareilles sont écrasantes
pour l’industrie, qu’elles sont contraires
k
l’équité, et quand
continue ce régime de saiguage intensif des contribuables,
le Ciouvernement hollandais arrivera, infailliblement, ii
paralyser l’essor des sociétés de plantations.”

J. GERIUTZEN.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE DUITSCHE HANDELSBALANS
1922123.

Dr. Kurt Singer te Hamburg schrijft ons:

Het behoort tot de meest merkwaardige paradoxen
van het Duitsche economische leven na den oorlog, dat
de bezetting van het Roergebied door de Franschen
althans in de eerste drie maanden, waarover alleen
tot dusverre statistische opgaven beschikbaar zijn, de
Duitsche handelsbalans naar het
schijnt
niet verslech-

terd, doch eerder verbeterd heeft. Het invoerover-

schot volgens de berekeningen in goudmarken van

het Statistische Reichsamt, waarover
wij
in dit blad
reeds uitvoerige mededeelingen hebben gedaan
1),

bedroeg in het tweede halfjaar van 1922 maande-

lijks gemiddeld 263 millioen goudmarken, in Januari

1923 nog 252 en in de beide volgende maanden 86
en 67 millioen goudmarken.

Nu moet men echter wel in aanmerking neen,

dat buiten de vroeger uiteengezette bronnen van
fouten, bij een beschouwing der Duitsche handels-

statistiek thans nog rekening moet worden gehouden

met een verder tweetal, waarvan de eerste gedurende

de laatste maanden is ontstaan en men de tweede,

die reeds langer bestond, eerst in den aanvang van dit
jaar heeft bespeurd.

In de eerste plaats zijn natuurlijk sinds de afsnijding
van het Roergehied de opgaven van in- en uitvoer
onvolledig, daar die met betrekking tot het Rijnsch-

Westfaalsche gebied ontbreken. Aangezien dit ver-
keer echter zoowel voor den in- als voor den uitvoer voortdurend geringer geworden is, zal het beeld van
den totalen handel daardoor vermoedelijk niet in

wezenlijke mate worden beinvloed.

In de tweede plaats vindt de omrekening van de waarde
van den uitvoer in goudmarken, voor zoover deze in

papiermarken wordt gedeclareerd (ongeveer één derde
der totale declaraties), sinds de laatste maanden
volgens een andere methode plaats dan te voren.
Het bleek n.l., dat de opgaven niet steeds in dezelf-
de maand nog statistisch verwerkt konden worden.
De achterstand is, naar het Statistische Reichsamt

mededeelt, omgerekend tegen den dollarkoers van de
maand, waarin hij is verwerkt. Hieruit volgt, dat de – goudmarken-bedragen te laag zijn, wanneer de dol-
larkoers, welke aan de bewerking ten grondslag lag,

aanzienlijk hooger was als in de maand van aangifte.
De veronderstelling, die wij vroeger hebben uitgespro-

ken, dat de waarde van den Duitschen uitvoer in de officieele statistiek tot dusverre met een te laag cij-
fer voorkomt, wordt hiermede opnieuw bevestigd
door een omstandigheid, waaraan
wij
zeker niet had-
den gedacht, ja, die
wij
nauwelijks .vQor mogelijk
zoudeii hebben gehouden. Ook de vermindering van
het invoeroverschot in 1923 moet met deze wetenschap bezien worden.

De officieele statistiek van de waarde wordt
in de volgende tabel weergegeven:

(in millioenen
gemidd.
+
uitv.
goudmarken)
Dollarkoers
mv.
invoer

uitvoer
in Berlijn
oversch.

Maandel.1
1923
933,9

849,9
4,20

84,6
gemidd.
fl922
516,7

330,8
1844,5

286,6

1922
October
531,7

291,4
3181

240,3
November
536,2

255,2
7183,1

281,0
December
589,8

423,0
7589,3

168,8

I92
Januari

563,8

311,4

17972,4

– 252,4
Februari

446,2

360,6

27917,7

– 85,6
Maart

503,1

435,8

21190,0 – – 67,3

Wegens de vroeger door ons ontwikkelde redenen
zijn
wij
ertoe geneigd, de waardecijfers van den in-
voer als minima, die van den uitvoer als maxima te
beschouwen. Gaat het echter om de afzonderlijke
getallen, dan kan men echter slechts van de onge-
corrigeerde opgaven uitgaan. Volgens deze laatste
nu schijnt, dat de vermindering van het invoerover-

schot in Februari tot op 167 millioen goudmarken
voor twee derden door vermindering van den invoer,
voor een derde door vermeerdering van den uitvoer
is veroorzaakt, waarbij echter in aanmerking geno-
men moet worden, dat deza laatste het gevolg kan

zijn van de toepassing van de nieuwe berekenings-methode of van grooteren export van goederen van
hoogere waarde. De verdere verbetering der handels-
balans met 18 millioen goudmarken in Maart valt
geheel terug te voeren tot verhooging van de waarde

1)
[Verg. pag.
29
van dezen jaargang. – Eed.].

592

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Juli 1923

vanden export met 75 millioen goudmarkën,teiwijl
die van den invoer met 57 millioen gestegen is. De
cijfers blijven echter nog steeds hij de getallen voor
Januari en bij die van het midden van 1922 ten

achter.

Onbeslist moet de .vraag blijven, of deze bewe-

gingen afhankelijk zijn van de wisselkoersen. Voor

1922 vhlt niet de minste werking van de valutibe-

weging op in- en uitvoer uit de cijfers af te lezen.

Beide blijven
zelfs in de maanden van de wildste

hausse volmaakt onverschillig voor de beweging van

de valuta. De oorzaak hiervan wordt gezocht in het

feit, dat de invoer
nauwelijks
60 pOt van de waarde

in vredestijd, die bij de tegenwoordige wereldmarkt-

prijzen niet meer dan 40 pOt van den omvang dezer
laatste representeert, bedraagt en derhalve juist vol:

doende is om de minimum-behoeften van de Duitsche

volkshuishouding te dekken, terwijl de Duitsche uitvoer

door de tariefpolitiek der verschillende staten en

door den crisisachtigen toestand van de Duitsche

economische wetgeving binnen enge grenzen beperkt

blijft.
Zijn
waarde kan, wanneer men de besproken

bronnen van fouten in aanmerking neemt,op 50.pOt

van die van 1913 geschat worden. Neemt men echter

ook hierbij de stijging van de
prijzen
der wereldmarkt

in acht, welke minstens 50 pOt bedraagt, dan zal

men den uitvoer gedurende 1922 op niet veel meer

dan een derde van dien in vredestijd kunnen aanslaan.

Deze vermindering der omzetten is waarschijnlijk

wel één der hoofdoorzaken van het verbazingwekkend
feit, dat veel Duitsche industrieën over hun Konkur-

renzunfiihigkeit op de wereldmarkt klagen, hoewel

het Duitsche loonpeil buitengewoon veel lager is dan

dat in de landen met hooge valuta. De Duilsche
industrie werkt vaak met betrekkelijk zeer hooge

kosten, aangezien
zij
haar productie-apparaat niet
voldéende kan benutten. Belastingen, sociale onrust,
onzekerheid in de calculatie en met betrekking tot
het gereed komen der producten en handelspolitieke

afweer-maatregelen van het buitenland komen daar
nog bij. De vermindering van den omzet staat echter
in wisselwerking met deze oorzaken.
Zij
is zoowel

oorzaak als gevolg van hun voortduring en ver-
scherping. De oudere theorie was er al te gemakke-
lijk toe geneigd, de export bevôrderende en import

belemmerende werking van de inflatie op den
v
oo
r
:

grond tè stellen. Zij mag al voor infiafie en koers-
dalingen van geringen omvang opgaan, indien
deze verschijnselen met groote hevigheid optreden

overwegen de in tegengestelde richting werkende tendenties; de verwarring in alle economische be-trekkingen, de vernietiging van den grondslag der

calculatie, ja tenslotte de opheffing van den wil tot
economisch handelen in het• algemeen kunnen niet
met een duurzame stijging van het industrieel con-
currentievermogen op de buitenlandsche markten

hand in hand gaan. Het is hier
gelijk
in de wiskun-
de, waar men reèds lang heeft ingezien, dat be-
trekkingen, die in het oneindig kleine bestaan, vol-
strekt niet behoeven op te treden, wanneer de
maatstaf wordt •veranderd. De vraag mag dan ook
gesteld worden, of niet veel ,,wetten” der econo-
mie voor (betrekkelijk) oneindig kleine werkingen
gelden: Zeker geldt dit voor de stelling, dat een op

goud gebaseerd muntstelsel in
zijn
klassieke gedaante
de stabiliteit der wisselkoersen waarborgt. Het schijnt
mij voorts, dat ook voor de meeste stellingen der
prijstheorie deze opmerkingen opgaan.

De opgaven der hoeveelheden in de handelsstatis-

• tiek zijn minder problematiek, doch
nauwelijks
min-

der interessant dan die van de waarde.
Zij
worden

echter slechts begrijpelijk, wanneer men den in- en uitvoer van steenkolen uitschakelt, zoodat men een
kolenbalans en een hndelsb’alans zonder steenkolen

opstelt,
gelijk
in de volgende tabel is geschied. In
tegenstelling tot onzè waardetabel hebben wij in plaats

vai het gemiddelde van 1922 de
cijfers
van Januari

genomen, aangezien de
afsnijding
van Oost-Opper-
Silezië in het midden van genoemd jaar van zoo

diepgaanden invloed op den toestand is geweest, dat

een gemiddelde slechts een rekenkundige beteekenis
zou hebben.

invoer

uitvoer

+ uitvoer- kolen-inv.(_)

zonder

zonder

– invoer-
of
uitv.(+)

kolen

koleii

overschot

overschot

maandel,
1913

(in

tonnen)

zond.kolen

gernidd.
j

4546,8

2455,1

– 2091,7

+ 2165,4

1922
Januari
1996,3

1131,3

– 865,0

+ 583,2
October

3227,6

1315,6

– 1912,0

– 2100,4

November
2636,3

1314,0

– 1322,3

– 1677,6

I)ecernber
2854,7

•]632,2

– 1222.5

– 1347,8

1923
Januari
2858,9

1218,7

– 1640,2

– 1799,5

Februari
1744,3

975,3

– 869,0

– 1300,9
Maart

1832,3

904,0

– 928,3

– 3363,6

Uit deze cijferreeksen blijkt, dat de balans van den
omvang naar het gewicht van den Duitschen

buitenlandschen handel door het Verdrag van Ver-

sailles een geheel nieuw beeld is gaan vertoonen,
nauwkeurig uitgedrukt, dat het economisch evenwicht

ook op dit terrein door verschuivingen in grondge-
bied en
cijnsplichtigheid
aanzienlijk is verstoord.
Voor den oorlog hielden de hoeveelheden van in- en
uitvoer elkander in evenwicht. Een maandeljksch ko-

lenoverschot van 2.17 millioen ton stond tegenover’

een invoei’overschot der overige goederen van 2.09

millioen ton. In het begin van 1922 was van het

kolenuitvoeroverschot met uitzondering der repara-

tiekolen nog 0.58 millioen overgebleven. De volgende
maanden vertoonden reeds een
aanzienlijke
daling.
In Juni werd Duitschland een pel’ saldo koleninvoe-

rend land. Het koleninvoeroverschot bereikte in Augus-
tus 2.25 millioen ton, zonk tot het einde van het jaar

op 1.35 millioen ton en steg in Janüari weder tot 1.8 millioen ton. Onbeslist moet blijven, of in de
cyfers van Januari nog December-invoeren begrepen

zijn, die eerst in de volgende maand statistisch zijn
verwerkt.

De tweede maand van de Roerbezetting deed merk-
waardigerwijs van een teruggang van het kolenin-

voeroverschot tot op 1.3 millioen ton
blijken.
Maart
gaf
bij
een gemiddeld lageren koers der buitenlandsche

wissels een des te geweldiger stijging tot op 3.36
millioen ton te zien.
Het totale Duitsche kolenverbruik voor den oorlog

bedroeg ongeveer 15.6 millioen ton, de consumtie
van het verkleinde Duitschlancl, dus zonder Saarge-
bied en Oost-Opper-Silezië, wordt op 135 millioen
ton geschat.

De invoer van de overige goederen, die in den
aanvang van 1922 naar de hoeveelheden tot minder
dan de helft van 1913 gedaald was, toonde sedert Mei
een
duidelijke
neiging tot
stijging,
welke in October
haar hoogtepunt bereikte, waarop tegen het einde van
het jaar een lichte daling volgde, waarna Januari
stabiel bleef, Februari en Maart echter een scher-
pe inzinking vertoonden. De hoofdoorzaken der
schommelingen
zijn
in den ertsinvoer te zoeken; deze
steeg van April tot Mei bijna tot op het dubbele:
1.45 tegen 0.76 millioen ton, bewoog zich gedurende

Juli, Augustus en September tusschen 0.9 en 1.05 millioen ton, steeg in October tot 1.2 millioen ton’
en daalde in November tot 0.79 millioen ton, waarna
hij in December nog eens 0.95 millioen ton bereikte
en daarna in de eerste drie maanden van 1923 resp.
tot 0.8, 0.24 en 0.13 millioen ton zonk. In 1913, dit
ter vergelijking, bedroeg
hij
gemiddeld 1.17 millioen

ton per maand.
De sterke schommelingen in den ertsinvoer toonen,
in welken. omvang de zware industrie door haar in-
koop en voorraadpolitiek tot beinvloeding der wis-selkoersen in staat is. In de getallen voor de laatste
drie maanden komt zeker niets anders tot uitdruk-
king dan de
afsnijding
van de Rijnsch-Westfaalsche
industrie van overzeesche invoeren. De invoer van
mangaanerts is in Maart tot op 1120 ton gedaald,

4 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

593

ton. Voor de verklaring van de bewegingen in het
[ivoer
Uitvoer
totale gewicht van den invoer is de graanverzorging
1913
1922
1913
1922
dus van minder belang dan die met grondstoffen

Tarwe

.
2546,0
1392,6
538,3
4,3
voor de industrie.

3238,2
267,0
6,1
2,7
De uitvoer is zonder kolen in het eerste halfjaar

Maïs

………. … …
1085,4
0,0
0,1
van 1922 langzaam en vrij gestadig gestegen van 1.13

382,1
167,0
332,5
67,2
millioen ton in Januari (tegen een maandelijksch
Suiker ……………
2,0
187,8
1116,5
12,6
gemiddelde van 2.46 millioen ton in 1913) tot 1.33
Koffie

……………
168,3
36,8
0,3 0,0
millioen ton in Juli. Op dit niveau heeft hij zich tot

Gerst
.
………………

Vetten,

Oliën

en
November gehandhaafd, trots belangrijke schomme-
47,9 87,8 22,2
5,4
lingen,

zoodat bijgevolg de stijging van den dollar

….918,7

0,3
54,2
22,8
1,0
53,3
0,3 4,8 0,3
van 493 tot 7183 zonder werking op de uitgevoerde

Likeuren

en ………
2,8
8,0
17,9
2,6
hoeveelheden schijnt te zijn gebleven. In December

10540,1
12598,4 34595,4 5062,0
stijgt hij bij vrijwel onveranderd koerspeil plotseling

6987,1
2015,7
00,3
14,2
tot 1.63 millioen ton en gaat in de volgende maan-
Cokes en ]3riketten
. . .
742,7
358,6
.9596,7
1366,1
den dan

onder invloed van

de bezetting van het
Cement …………..
168,4
132,0
1129,0
415,0
Roergebiedtotresp.1.22,O.98en0.9 millioen ton terug,
14024,3
fl013,7
2613,2
173,0
een laagtepunt, dat in Februari 1922 bijna bereikt

Aardappelen

…………

124,3

….

294,3
782,9
1.57,8
werd.

Bruinkolen………….

….

…..

225,4
477,9
127,9
252,3
7,2
48,4
11,8
34,0
Nauweliiks behoeft opgemerkt te worden, dat de

Jute ……………..
102,0
102,0
7,8
2,1
meeste schommelingen in de hoeveelheden van den

Plantenoliën
.
………..

Steenkolen


………..
….

1 10,4
122,4
10,4
2,6
uitvoer

door

de

zware goederen zijn veroorzaakt,

Margarine ……………
Boter………………..

88,9

68,5
0,5
4,1
terwijl de eindproducten een veel grootere stabiliteit
i1erinowo1

…………..
Crossbredwol …………
167,6
78,0 47,5
1,8

vertoonen. Opvallend is de zeer sterke stijging van

Ruwkoper……………

..

81,4
75,9
0,4
0,3
den uitvoer van papier en papieren artikelen: maan-

I]zererts

………….

Ruwe katoen …………

Zemelen (veevoeder) …
1414,3
129,9
23,3
8,5
delijksche gemiddelden in 1913 en 1922 resp. 28.700

Ruwijzer …………….

828,5
95,1
294,2
168,4
en 34.800 ton tegen 50.300 ton in Maart 1923.
Lijukoeken …………
20,5 774,3 28,8
31,9
4,0
27,5
0,8 0,5
In nevenstaande tabel vindt men in- en uitvoer van

Ruwe koebuiden ………

Pruimtabak …………
Chilisalpeter ……….
Kalizouten ………..

0,2
1676,2 013,1
enkele van de gewichtigste grondstoffen, lçvensmid-

Ruwe tabak………….

Thoasfosfaatmee1,
.
delen en eindproducten in 1922 met de cijfers van
494,5
334,7
996,5
17,0
1913 vergeleken (in duizenden ton).
Staaf.

en vormijzer,

..

.
Deze

getallen

toonen

aan,

in welken

omvang
Superfosfat ……..

25,7 805,6
1620,1
512,3
Duitschland thans als kooper op de wereldmarkt is uit-
balken …………..
Ijzeren buizejienwal-
geschakeld en op welke wijze het hem gelukt is, met
sen

……………..
Blik(ijzeren)

zinken

..
9,7
58,8
51,0
118,4 393,0 665,1
194,2
296,6
andere exportlanden weder in concurrentie te treden.

IJzerdraad enz.

…..
12,6
51,2 509,5
225,6
Wanneer het verbruik van spiritualien en tabak te

Spoorwegmateriaal …
0,5
154,2
657,4
363,1
hoog schijnt, dan moge men bedenken, dat de beper-

Machinedeelen en an-
king van den invoer hiervan veelvuldig op handels-
dere uit ruw sineed-
politieke
moeilijkheden
stuitte en dat de groote be-
ijzer

vervaardigde
hoefte aan opwekkende middelen geen teeken van
artikelen

……….
9,8 6,1
92,2
23,1
welstand, doch eerder te verklaren is uit de bedreigde
Bewerkte

artikelen
psychische structuur van een uit oorlog in ellende
uit smeedijzer
8,7
3,8
84,0
114,0
gestort volk, dat den dag van heden wil ontvluchten
Vijlcn,boren,beitelsenz. Aluminium en alumi-
1,1
0,2
15,1
16,1
en dien van morgen vreezen moet.

KURT SINOEI

nium artikelen
0,2 0,1
5,7
9,7
Hamburg.
Katoenen weefsels ruw
4,4
27,0
4,3
4,8
,,

andere
1,7
4,6
31,9
8,1
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.
Gebreide katoenen goe-
Areh.iv

für

Sozialwissenschaft

un,d
……..
0,1
0’6
18,3
10,3
S or i. al
p
o ii t ik.


Tübingen, Februari 1923.
1,0
0,0
68,7
148,2
Prof. Dr. Fr. v.
Goiil-Qtilie’n.feld,
Arbeit als Tat-

Iioiglas niet geperst
6,9
1,7
84,9
71,2
bestand des Wirtschaftslebens;
Prof. Dr. G.
Briefs
,

of geslepen
0,9
4,4
145,3
70,3
Ziir Kritk sozialer Grundprinzipien II;
Dr. J.
Stem-

Ander hol glas
2,6
6.6
32,7
15,6
berg,
Die Krise des Kapitalismus;

Dr. K.

Kolwey,
Lenzen,

brillen,

mi-
Studien über Britisch-Indien 1;
Dr. P.
Szende,
Eine
croscopen, verrekij.
soziologische Theorie der Abstraktion;
Dr. K. Bauer-
kers, enz.

……….
0,1
0,6
1,1 1,5
Mengelberg,
Die Liebknechtsche Marxkritik in ihrer
Sigaren en cigaretten
1,2
3,2
0,6 4,2
Bedeutung für die sozialökonomische Theorie;
Dr. W.
Steenkolen teerolie …
12,0

…..

……

5,4 172,8 136,9
Ellenboge’n.,

Die

gemeinwirtschaftlichen

Unterneh-

deren

….. ……
Drukpapier

……………
Pakpapier

…………….

Alizarine verfstoffen
Indigo, natuurlijke en
0,6 0,0
11,0
2,8
mungen in Oesterreich;
Prof. K. Pribranrt,
Erwide-

kunstmatige ……..
0,0
0,0
33,4
13,8
Teerverfstoffen enz
2,6
0,5
64.3 36,0
T d e m.

Tübingen, Mei 1923.
Eau de Cologne
.
0,0 0,0
3,1 1,1
Prof. Dr. A. Saiz,
Der Imperialismus der Verei.nig-
Zwavelzuur, Salpeter-

…..

ten Staaten;
Prof. Dr. R.
Michels,
Elemente zur Ge-
zuur, Zoutzuur

…..

1.42,0
95,0
74,2
41,8
schichte der Rückwirkung (les w.irtschafthchen und
Landbouwwerktuigen
38,5
1,2
40,7 34,4
gesellschaftlichen Milieus auf die Literatur in T.ta-
Textielmachines 25,0
2,2
1,8
1,9
73,0 37,3 42,6
21,6
hen;
Dr. 0.
Engliinder,
Volkswirtschafthche Theorie

Fietsen en fietsdeelen.
0,2
0,0
9,7
16,1
der Personenfahrpreise;
Dr. S.
Schilder,
Die grossen
J)ynamo’s enz.. ……..

Piané’s

enz ………..
0,2
0,0
21,0
18,3
und Riesenzollgebiete nach dein Weltkrieg;
Dr.

K.
Kinderspeelgoed ……..
..
0,6 0,1
56,6 60,7
Kolwey,
Studien über Britisch-Indien II.

tegen 10700 ton in
Februari,
en resp.
25.3
en 56.7 W ei t w
i
r t s ch af tij c h e s Are h iv.

Jeua,
milhioen ton als maandelijksch
gemiddelde
in 1922
April 1923.

en 1913.
]Jr.

E. von

Becicerath,

Die

Wettbewerbslage cle.r
Het graaninvoeroverschot
bedroeg
in 1913
maan-
deu’tsehen Welthhfen;
Dr. H. Kugler,
Die Entstehung
dehijks gemiddeld 0.44
millioen
ton.
Dit
cijfer

werd
der neuen Freihafenformen;
Dr. J. St.
Lewi’ns1i,
De-
in 1922 slechts in
October
bereikt.
In de
overige
flation, Dovaivation and Stabilisierung;Dr.
Sv. He-
maanden, verloopen
sinds Maart
1922,
schommelde
la’nder,
Sir Josiah Ohild;
Dr. H.
Moeller, Zur Frage
het invoeroverschot
tusschen
0.22 en
0.42
millioen
des Zieh der Ge]dreform in Deutschianci.

594

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Juli 1923

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. ** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN

BANKDISCONTO’S.

Ned (Disc. Wissels.
4l8Juli ’22
Zwits.Nat.Bk. 3
17Aug. ’22
Bel.Binn.Eff. 4
18Juli ’22
N.Bk.v.1)enem. 6
1Mei ’23
Bk ‘

Vrsch.inR.C. 5
18Juli ’22
ZweedscheRbk 41
1Juli ’22
Javasche Bank … 3
1Aug.’09
Bank v.Noorw. 6
13ƒei ’23
Bank van Engeland 3
13Juli ’22
Bk. v. Tsj echo.
Duitsche Rijksbk. 18
23Apr.’23
slow’akijë…
4128 Mei ’23
Bank v. Frankrijk 5
llMrt. ’22
N.Bk.v.Oost.r. 9
2Sept.’22 Belgische Nat. Bnk.
522 Jan.’23
Hong. Bank.. 12
25Apr. ’23
Fed.Res.BankN.Y.
4*21
Ifeb.
’23
Bank v. Italië.
5*11Juli ’22
Bank van Spanje.. 5
23 Mrt.
’23jZ.-Afr.Res.bnk 6

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
t

Part.
1
disconto

Berlijn
1

Part.
Parijs
Part,
N.York
Cali-
art.
1

Prolon.
disconto
1

gatie
(3 mnd.)
disconto
disc.
moneg

30 Juni ’23
334
4
1
)
2
8
/8


6_0
2530 J.
1
23
3%
4-5
2
8
/10-
318
– –
18-23,,

’23
3%
33% _4%
2



11-16,,

’23
318-%

3%

S
i
2_’/
– –
4_5%

26J.-1 J.’22

3_334
12%…3/8


4_6
27J.-2J.’21
/-%
2%3
1
5
K-
31
8
– –
4%_5

20…24Jli’14
3/8-116

2%_3%
2g -y
4

211
8
_f4
23%
184_2%
.1 iotcering van c Juli,.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Londen was de geheele week sterk aangeboden. De flau-
we stemming ging uit van New York cii werd hier getrouw
gevolgd. Geopend op ca. 11,77 wërd Zaterdag voor 11,67 af-
gedaan. Parijs en België liepen ca. 3 pCt. terug. Marken
waren aan het einde der week nog slechts de helft waard
van Maandag. De toename van den biljettenomloop bedraagt
thans per week evenveel, als de geheele uitgifte gedurende
al cle oorlogsjaren en sedert den vrede tot aan begin
.Januari van dit jaar. Alle maatregelen tot steun nsoeten
onherroepelijk dood loopen op een dergelijke inflatie. Ook Skandinavië was weder flausv, evenals Zwitserland, waar-van de koers nu reeds 6 pCt. onder lIet goudpunt staat. Al-
leen dollars bleven op peil ca. 255 of iets hooger en Indië
dat ongeveer 97% t 98 noteerde.
3 Juli 1923.

KOERSEN IN ‘NEDERLAND.

Data
Londen

Berlijn
)
Weenen
°)
Parijs
)
Brussel
•)
New
York”)

25 Juni 1923.
11.76*0.0022*

0.0036

15.77*
13
.
47
*
2.55
26

,,

1923.
11.76
0.0018 0.0036
15.62*

13.36
2.55
27

,,

1923.
11.74*
0.0016*
0.0036

15.6
2
*
13.
21
*
2.55
28

,,

1923.
11.73*
0.00
1.
7*
0.0036
15.05
13.37
2.55
29

,,

1923.
11.70*

0.0016 0.0036
15.55
13.291
2.55s
30,

,,

1923.




– –
Laagste d.
w.’
11.67
0.0014
0.0035
15.37
13.08
2.5411
Hoogste
,,,, 1
11
.77* 0.0028
0.0037
15.81
13.52*

2.55i1
22 Juni 1923.
11.77
0.0018*

0.0036
15.75
13.43
2.5511
8

15

,,

1923.
11.77* 0.00
24
*
0.0036*
16.20
13.86
2.55
1
/
Muntpariteit.
12.10
59.26
50.41
48.- 48.-
2.48%

)
Noteering te Amsterdam.

) Noteering te Rotterdam.
i) Particuliere opgave.

Stoet. Kopen- 1 Chris-
1
Zwitser-! Spanje Batavia
1)
Data

,’rnlm
0)
hagen°)! tiania°) land5)

3)
telegrafisch

25 Juni 1923
67.70
45.70 42.25 45.65
37.70
97%_%

26

1923
67.70 45.40
42.25
45.50
37.75
9731,
51
27

,,

1923
67.60 45.10
42.25
45.40
37.60
9735
28

,,

1923
67.75
45.20
42.15
45.42*

37.45
9718-%
29

,,

1923
67.60
45.-
42.1’O
45.20
3 7.2 5
97
/8-%
30

,,

1923




37.00
97_97%
L’ste d.
w.

)
67.45
44.90
41.85
45.-
3700
97%
H’ste

,,

,,

1)
6780
45.80 42.50
4575
37.75
98
22 Juni 1923
67.75
45.771 42.40 45.80
37.80e
97a/_%
2

15

,,

1923
67.70
46.10 42.45
45.771 37.90e
97%L

3

Muutpariteit.
66.07 66.67
66.67
48.-
48.-
100

)
Noteering te
Amsterdam.
5)
Particuliere
opgave.
2)
Noteering van
23
Juni.
5)

Idem van
15
Juni.

KOERSEN TE NEW YORK.

Data

1 CableLond. Zicht Parijs Zicht Berlijn ZichtAmsierd.
(In $ per £) (in
ds.
p.frs.),(in
ct. p. Mrk.)I(in ets. p. gid.)

30 Juni

1923
4.58.12
6.05
0.0005/
8

39.18
Laagste d. week
4.57.-
6.05
0.0003% 39.15
ioogste

,,
4.61.37
6.18
0.0007%
39.23
23 Juni

1923
4.61.50
6.20
0.0009%
39.22
16

,,

1923
4.61.50
6.30
0.000811
8

39.18
vhintpariteit..
4.86.67
19.30
23.81%
40
,
1
16

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Landen
Noteerings.
eenheden
16 Juni
1923
23 Juni
1923
25130 Juni’23
Laagste
1
Hoogste
30Juni
1923

Alexandrië.
.
Piast. P.
£
97151
97151 97151
97151
97151

Bangkok…
Sh.p.tical
1110
1110 1110
1110 1110
B. Aires’)
. .
d. p.
$
4231
8

42t1
16
41′
‘/c

421/
1

417
1
8

Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
11431
1

114
5
1
35

1141/
8

114
5
1
32

1
14
5
1
31

Constantin.
.
Piast.p.c
690
695
690
730
715
Flongkong
. .
id. p.
$
213
,
11
1
,
2135/
8

21271
a

213u1
16

213
9
1
39

Lissabon
1) . .
d. per Mii.
2%
281
8

2
9
1
33

27/
23/
Peset. p.
£
31.03*
3
1
.09*
31.06
31.60
31.55
Madrid ……
Mexico …..
24.26 24.26
24.20
24.26 24.26
M ontevideo
1)
..d. per
$
id.
42%
43’18

42%
43%
42%
Montreal
.
$
per
£
4.72%
4.723/
8

4.68%
4.73 4.68
5
1
8

Kr. p.
£
154 154
i52s,
154%
15311
8

Praag ……..
R.d.Janeiro’)
d. per Mii.
55/
s

5%
5
15
1
32

/s
5%
Lires p.
£
100 102%
102
105%
‘°3H
Shanghai …
Sli. p. tael
3/2%
3/2
1
/
8

3/Ö%
312
31l’/8

Rome ……..

Singapore…
id. p.
$
214
3
1
33

214
1
18
2141133
2/4
5
/
32

214
3
1
33

Vaiparais0
2
).
peso
p. £
34.00 34.30 34.30
34.80 34.60
8
)
Yokohama
..
Sh.
p.
yen
211%
211151
39

211
15
1
s

1
.
211
11
1
1
,1211
21
1
31

– itoersen
oer
vooratgaan(le (agen.
1)
1elegrahscls transtert.
5)
93 Og.
5) Koers van 29
Juni
1923.

NOTEERING VAN ZILVER.

Ie Londen N. York

Le Londen N.York
30Juni 1923.. 3111

63

1 Juli 1922… 363/
s

7151
8

23 ,,

1923
..31ih,
64%

2Juli 1921.. 35′,

58%
1.6 ,,

1923..
32l1,

65%

20Juli 1914.. 24
15
116
5
‘1

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 2 Juli 1923.
Activa.
Binnenl.Wis-j H..bk.
f
56.014.303,45
se1s,1rom.,’ B..bk.

,, 35.138.022,11
enz.indisc. Ag.sch. ,, 60.493.655,22
f

151.645.980,78
Papier o.h. Buitenl. in disconto

. –
Idem eigen portef. .
f
52.110.407,-
Af :Verkocht maar voor de bk. nog niet af gel. »

52.110.407,-
Beleeningen

Fr.-bk.
f
56.157.615,02
mcl. vrsch. B.-bk.

10.493.581,54
in rek.-crt. Ag.sch. ,, 110.638.241,23
op onderp.

f
177289.437,79

Op Effecten…….
f
155.549.344,08
OpGoederenenSpec. ,, 27.740.093,71

177.289.437,79
Voorschotten a. h. Rijk …….. . ……. ,,

2.71.5.309,05
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.240.735,- Muntmat., Goud .. ,, 525.551.274,85

0

f
581.792.009,85
Munt, Zilver,
enz..
,, 10.535.415,88
Muntmat.. Zilver


-,


Effecten

592.327.425.73
0
Bel.
v. is.
Res. fonds
.

f

5.985.352,74
idvan
11
5
v.
h. kapit.
,,

3.965.61 5,12
9.950.967,86
Geb.enMeub.derBank
…………….
,,5.000.000,-
Diverse

rekeningen

………………

40.078.724,92

f

1.03.1.118.253,13
Passiva.
Kapitaal
………………………..
f

20.000.000,-
Reservefonds
…………………….
,

5.999.469,43
Bijzondere

reserve
……………….
..9.000.009,-
Bankbiljetten in omloop …………..
..

961.820.665,-
Bankassignatiën in
omloop ………..
..1.209.365,74
Rek.-Cour.5 Het Rijk
f


saldo’s:

Anderen,,

29.298.601,73
29.298.601,73
Diverse

rekeningen
………………
,,.

3.790.151,23

f

1.031.1.18.253,13

Beschikbaar metaalsaldo
………….
f

393.164.975,01
Op de
basis van
21,
snetaaldeicking.
. . –
,,

194.699.248,52
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is.
,,

1.965.824.875,05

4 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

595

NED. BANK 2 Juli 1923-
(vervolg).
Vooinaamste posten in duizenden .guldons.

Data
Goud
L
Zilver
Bank biljetten
Andere
opeischbare
schulden

2

Juli

1923 ……
581.792
10.535
961.821
30.508
25

Juni

1923 ……..
581.791 10.538
910.631 54.660
18

,,

1923 ……

..

581.791
10.198
916.891
21.325
11

,,

1923 …….
581.791 9.819
926.163
19.939
581.791
9.633
942.909
22.924

3

Juli

1922 ……
605.955
7.590

1.011.468
50.397

4

,,

1923 …….

605.969
11.671
1.032.298
119.409
4

Juli

1921 …….

25

Juli

1914 ……
162.114 8.228 310.437
6.198

Totaal
Hiervan
1 1

Beschiiv.
Dek”
Data
bedrag
Schatkist.
1

Beter.
1

baar
1

kings-
disconto’s
promessen
ningen
1

Metaal.
1
percen-
1

rechtstreeks
1

saldo
1

tage

2 Juli

1923
151.646

177.289
393.165
60
25 Juni 1923
154.715

157.454
398.575
61
18

1923
141.116
9.000
133.226
403.650
63
11

1923
145.292 9.000
135.046
401.693
63
4

1923
138.233
2.000
161.255 397.561
61

3 Juli

1922
229.403 60.000
102.940
400.341
60
4 Juli

1921
303.189
12.570 162.587
387.758
54

25 juli

1914
67.947
14.300 61.686
43.521 ‘)!
54
1)
Op de basis van
51

metaaldekking.

Uitde’beken.dmakiugvandenMinister
vanFinan-
c
i
&n

blijkt, ‘dat uitstoeden op:

1

25 Juni 1923

1
2 Juli 1923

Aan schatkistpromessen.
f
291
.780.000,- f263.l 30.000,-
waarv. direct bij Ned. Bk


Aan schatkistbilj etten
. .
229.340.000,-
1

,,229.340.000,-
1

Aan zilverbons ………
.,, 26M61.051,50
,, 26.986.272,50

Onder de vlottende schuld is begrepen:
Voorsch. aan deKo1oniën
1
,
1212. 134.000,-
,,2 13.620.000,-
Voorschot aanGemeenten
30 Apr. 1923
31 Mei 1923
voor door Rijkvoor hen
,
,, 77.709.420,31
57.208.892,95
te heffen Ink. belastingJ
25Juni1923
2 Juli 1923
Tegoedv. d. Postc. &G. dst

,,i
13.670.039,48I

,,l05.656.176,62
1)
Waarvan 1 33.653.000 vervallen op oF na 1 April
1927.

JAVASCHE BANK
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

1
Andere
1
I3escF,ikl,.
Data

Goud

Zilver
1
bj
0
e
7
t
k
en

opeischb.
1
metaal.
schulden
1
saldo

23Juni1923

218.000

264.500

80.500 149.000
16

1923

215.500

265.500

78.500 146.700
9

1923

215.000

265.000

80.500 145.900

19 Mci 1923 159.043

61.035 268.245 102.274 146.596
12

1923 161.218

61.158 271.806

97.769 149.093
5

1923 161.182

60.955 269.364 106.753 147.633

24Juni1922 149.961

48.369 264.572

68.995 132.272
25juni1921 226.457

16.340 310.892 121.852 156.678

25 Juli1914 22.057

31.907

110.172

12.634

4.842
2

Data
Dis-
.
c onto s
N.-Ind.
betaalbaar

Belee’
ningen
schaen
aan het
Gouv.nem.

Diverse
reke-
ningen
percen’

23 Juni1923
14590
5.400
63
16

1923
146.070
8.200
63
9

1923
148.040
8.600
***
62

19

1923
3508
28.0

60.220
31.366
20.111
59
12 Mei 1923 36.565
28.285

59.161
29.166
21.976
60
5

,,

1923 36.499
28.345

61.632
29.038
26.255
59

24Juni1922 34.309
23.206

73.073
9.216
23.070
59
25Juni1921 33.413
19.895

105.990
18.961
23.507
56

25 Juli1914

7.259
6.395

47.934
6.446
2.228
44

‘) Sluitpost activa.
2)
Basis !/ metaaldekklng.

DE SJRINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circulatie
Andere
opeischb.
schulden
Disconto’s
Div. reke-
ningen

19

Mei

1923..
1.194 1.570
943
.1.163
470
12

1923..
1.194 1.650
916
1.162
458
5

1923..
1.198 1.730 838
1.173
443

20 Mei

1922..
1.603
2.064
786
1.048 1.177

25 Juli

1914..
645
1.100
560
735
396
‘) Sluitpost der aotiva.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoegin.g der Currency Notes,

in duizenden pond sterling.

Data
Metaal
Circulatie
11

Currency Notes.

Bedrag

1

Goudd. Gov. Sec,

27 Juni 1923
127.621
125.103
286.503
27.000
1
242.446
20

,,

1923
127.538
123.741
286.458
27.000 242.033
13

,,

1923
.
127.534
124.100
287.944
27.000 243.632
6

,,

1923
127.527 124.391
287.849
27.000
243.594
28 Juni 1922
128.947
123.048
295.374
28.500
254.312
22 Juli

1914
40.164
29.317

– –

Data
Gov.
Sec.
1

Other
Sec.
1

Public
Depos.
Other
Depos.
Reserve
kings-

27 Juni’23
42.947
1

80.682
13.909
114.072
22.267
17,39
20

,,

’23
45359
71.177 16.982 105.255
23.548
19,26
13

,,

’23
46.339
68.089 11.000 108.794
23.184
19,35
6

,,

’23 50.634 67.994
11.549 112.175
22.886
18,49
28Juni’22
49.221
75.725
16.348 115.088
24.349
18,52
22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185 29.297
52
3
18
•j vernouaing tusscoen Reserve en Deposits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornasmste posten, onder bijvoeg.ing ‘der Darleheas.
kassenscheine. in.millioenen Mark.

Dato
____________
Metaal
Daarvan1
Goud Waarv.
hij Buil!.
lcirc.6kn11
1

Kassen-
scheine
Circulatie
1 Dek-
1
kings- Iperc.
5]

23 Juni ’23
19.543
77
180
2.385.872
13.091.739
18
15

,,

’23
17.581
757
180
2.159.675
10.905.092
20
7

,,

’23
16.819
757
180
2.194.993 9.309.566
24
31 Mei

’23
15.784
758
181
1.892.215
8.563.749
22
22 juni ’22
1.023
1.004

11.151
157.935
7
23 Juli

’14
1.691
1

1.357

651
1.891
93

Darlehens-
Wissels
– ossensc Cme

r
aa t

Handels- Schatkist- Rek. Cr1.

Totaal

In kas bij de
0

wissels

p
a
pier

uitgegeven Rijks bank
9,

18.81 1.932 5913.783 12898149 7414.434

***

15460.705 5034.102 10426603 6141.782 2.1.72.100 2.159.700
13.007.564 4619.167 8.448.397 5643.0602207.500 2.195.000
12.036.599 4014.694 8.021.905 5063.070 1905.000 1.892.000

171.786

4.161 167.625

29.490

20.697

11.135
751

751 –

944

– 1 –
‘) Onbelast. Bovendien verpand op
31
Mei
1923 133.9
nijll., op 7 Juni
1923 134.9 milI., op 15 Juni 1923 134.9 milI., op 23Juni1923 134.9 mill.
2) Dekking der circulatje door metaal en Kasrenschejne,

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden 1 rancs.

Wissels
Uitge-
stelde Wissels
Belee.

1

ningen
1

Bankbil-

J

jrtten
Rek. Cr1.
Parti-
culieren

1

Rek.
1

Crt.
1

Staat

a
2.486.525
19.836
2.057.635 36.689.303
2.141.924J
20.165
°
2.159.143
19.858
2.126.045 36.621.812 2.035.705 21.043

2.262.894
19.920
2.143.968
36.701.900 2.113.937 20.994 2.331.740
36.651
2.174.770 36.039.356 2.390.692
57.681

11.541.980

1

769.400
5.911.9101
942.570
400.590
BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden francs.
1
Metaal
Beleen. Beleen.
1
Binn.
1
Rek.
Data
md.
van
van
1
prom. d.
1
wissels
1

Circu-
C,t.
1
buiten!, buiten!.
en
1

latie

1
1

saldi

1
vorder.

1
provinc.
1
beleen.

1

1
portie.

28 Juni’23!348,576
1
84.653
1
480.0001
997.33416.718.8381
183.942
21

,,

‘231348.127184.6531480.000I
980
.
07116
.
669
.
300
1
142.804
14

,,

‘231347.884184.6531480.000I
889.406J6.726.6431
155.420

29 Juui’
22
1
328
.
130
1
84
.
653
1
48
Q.
000
1
625.39516.228.2011
228.561

Data
Goud
1
Waarvan
in het Buitenland
Zilver
Te goed
in het
Buitenland

Buit.gew.
voorsch.
a/d. Staat

28 Juni’231
5
.
537
.
704
1
1.864.3451
293.101 566.590
23.100.000
21

,,

’23 5.537.696
1.864.345
292.805
569.939
23.100.000
14

,,

’23 5.537.605
1.864.345
292.744
595.832
23.100.000
28 Juni’22
5.528.858
1.948.367
284.862
615.356
23.300.000
23 Juli ‘141
4.104.390

1
639.620
– –

596

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4: Juli 1923
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizeiden dollars.


Goudvoorraad
Zilver
Notes in

Data
_______________________________
Totaal
Dekking
in liet
cle.
circu-
_____________
bedrag
F. R. Notes
buitenl.
latie

13 Juni ’23
3.139.257
2.114.070

87.357
2.235.755
6

,,

’23 3.113.666
2.089.687

84.552
2.250.213
29 Mei

’23 3.108.762
2.065.279

86.735 2.250.217

14 Juni ’22
3.007.794
2.186.652

128.684
2.122.610

Totaal

1 Gestort

Dek-
J
Dek-
Data

Wissels

Deposilo’s
1
Kapitaal
1 kings
i
kings-

13 Juni ’23

926.483 1.956.318109.381 ‘ 74,9

77,0
0 ,,

’23

983.155

1.976.029

109.363

73,7

75,7
29 Mei
’23
988.813 1.951.586

109.348

74,0

76,1

14 Juni ’22 537.592 1.929.036 . 104.879

74,2

77,4
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeiscbbare
schulden: F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Totaal
Reserve

Waarvan
antai

uitgezette

.

, otaai
Data

bij de

. .

time
banken

de,

F. R. banks deposito

deposits

6juni’23774 11.808.272 1.405,889115.317.666 3.999.063
29 ‘Mei ’23

774 11.839.835 1.385.551 15.368.404 4.004.052
23 ,, ’23

774 11.892.098 1.431.523 15.485.264 3.986.993

7 juni
‘2.21
799 1.0.887.452 1.398.452
14.609.406
3.305.627

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen ‘bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 2 Juli 1923.

In de algemeene politieke situatie is nog geenerlei veran-
dering gekomen en het is dan ook volkomen te verklaren,
dat aan de internationale beurzen de tendenties, als ge-
heel genomen, gedurende de achter ons liggende week een
vrij wel ongewijzigd beeld te aanschouwen hebben gegeven.
Doch, al moge dan het beeld denzelfden indruk op ons ma-ken; cle trekken zijn scherper gew’ordcn, het karakteristieke
is veel sterker naar voren gekomen. De oorzaak hiervan
moet alweder iii het feit van de Buhrhezettiug wordet ge-
zocht. Scheen het korten tijd geleden nog mogelijk, dat iii
verband met het Duitsche aanbod, zoowel van Duitsche als
V:LII
Fransche zijde pogingen zouden worden aangewend, ont,
zonder schade van liet prestige, een oplossing ten aanzien
i’ali de oceupatie te vinden, thans is die mogelijkheid wel
tot een minimum gereduceerd. De jongste aanslagen in liet.
Iituhrgebied hebben heftige verbittering doen ontstaan; 1f-
gezien hiervan echter, zijn de uitingen in de Duitsche pers
en in dcii Franscheit Senaat niet van dien aard gewee:-t,
nul nog eenige gerechtva-arcligde hoop te koesteren, te min-
dci-, waar voor de behandeling van dc Duitsehe voorstellen
nog niet eens een tijdstip is vastgesteld. De verschillende
beurzen hebben clan ook ten volle rekening gehouden met de kin, dat de tegenwoordige toestand voorloopig zal wor-
den bestendigti en dat dus de hieruit voortvloeiende con-seqitenties ii:i de alleritaaste toekomst hun steeds grooter
wordeiid gewicht ten volle zullen doen gevoelen.
In de eerste plaats is dit ivel iii de Duitsche beurs-centra
liet geval geweest. De eerste week van het bestaan der
nieuwe deviezen-voorschriften heeft dau ook niet cle ver-
lichting kunnen brengen, waarop een zeer kleine minder-
lieid der bevolking nog steeds had gehoopt. De zuiver
kunst-
‘toelage vaststelling valt de koersen voor buitenlandsche ‘be-
taahuiddelen in ccii tijd,- waarin de inflatie zoo geweldig is
als nooit te voren, waarin de moeilijkheden in de buiten-
landsche politiek zich opstapelen, waarin het evenwicht iii
de staatshnishonding volkomen is verbroken, moet tot nu
toe als een volkomen mislukking w’orden beschouwd. De waarde van den dollar, de graadmeter voor het cleviezen-
pel in Il)uitsehlaucl, clie op 22 Juni circa Mk. 130.000 ho-
droeg, was op 29 Juni
in de officieele not eering
tot oiige-‘cer Mk. 154.000 gestegen. Dit niveau is slechts weinig lager
t’titi dat, ‘ hetwelk in de tot nu toe ergste paniek-periode (Mk. 167.500 op 18 Juni j.l.) als record was bereikt. Eis
dan moet niet uit het oog worden verloren, dat de werke-
lijke waarde, zooals clie a:us de M-ark-uoteei-i nge’n in liet
buitenland. kon worcle
u
nigemete n, nog zeer veel luoogci
liloet worden gesteld. Het kaus niet worden ontkend, dat de
Reuchsbank, wellicht ook andere verantwoordelijke kringen,
met de guootste energie arbeiclen aan de taak, ‘om de Mark
voor volkomen, verval te behoeden, doch steeds schei-per
dringt de waarheid naar voren, dat men alleen bezig is de
uiterlijke verschijnselen te bekampen. De.hierboven (en o’.e-
i

igens. iii vele vroegere overzichten te dezer plaatse) ge-
noemde factosen vornien.eèri te zwaar tegenwicht, dan dat
1110fl
eeztige verwachting ten aanzien van een gunstig resul-taat zou mogen koesteren. Men heeft ter beurze van Berlijn
chaui ook volstrekt geen eihde gemaakt aan de geweldige spe-
culatie; uien heeft intégendeel ets zoo mogelijk nog enci–
gieker dan voorheen getracht de noteering vaus de verschil-
lende fondsen in overeenstemming te brengen met de wer-kelijke waarde van de buitenlandsche hetaalmicldeleii. Het
bekende indlex-cijfer van de Frkf. Ztg. bedraagt thans
78.359 tegen 48.292 één week geleden en slechts 1918 in dIen
aanvang van dit jaar. Deze cijfers geven wel het scherpst
mogelijke beeld vast de tegenwoordige verhoudingen aan de
Duitsche l’eur’zen:

Ook in P a r ij
S
hebben de verhou(lingen zich toegespitst,
voornamelijk door de daling van den Franc. Hoewel iii
‘ll’rankrijk veel gewicht wordt gehecht aan bijkomende om-
standighedeis als cle halfjaarswisseliug. (op wel k tijclsti i
steeds ccii groot aantal buitenlanclsche wissels wordt ge-
viaagcl), de koele weersgesteldlheid, wa-ardooi ‘de oogsten
laat zijn, de noodzakelijkheid om buitenlandsche steenkool
te betalen, nu het Ruhrgebied niet meer voldoende brand-
stof levert, er.iz ziet men iii ernstige kringen toch dluidelijk,
dat dle grcndoorzaak van de Franc-i-eactie elders moet wor-
den gezocht. Het is onloochenbaar, dat de Fransche Regee-
ring er in geslaagd is, het budget te verlichten en de in-
komsten sterk te doen toenemen. De Minister van Finan-
ciën, M. de Lasteyrie, heeft dit nog eens in zijn jongite
rede in den Senaat ter gelegenheid van de-behandeling des-
hegrootluug duidelijk doen, uitkomen. Indien men de buiten-
gewone begrooting buiten beschouwing laat, zijn cle cijfers
van het gewone budget in totaal verminderd tot Fr. 23.791 millioen tegels 27.181 millioen Francs in 1920. De inkoni-
sten dlaarentegen zijn gestegen tot Frs. 21.000 millioeji
(taxatie voor 1923) tegen Fr. 14.948 inillioen in 1920. Men
is er echtei- niet zeker van, dat deze uitnemend geslaagde
pogingen om tot ccii sluitende begrooting te komen, vol-
doende zullen blijken, om liet Frarische betaalmiddel op peil
te houden. De rente op de binnen- en buitenlandsche schul-
den vereischt thans reeds 52 pCt. van het totale inkomen,
waarbij komt, dat Frankrijk nog steeds moet doorgaan
nieuwe gelden op te nemen. De schattingen omtrent deze
nieuw op te nemen bedragen loopen uiteen van 40 tot 100
milliarci Francs, dlOch indien men een gemiddelde van 70
milliard aanneemt, dan zou Frankrijk reeds tot ccii totaal
van Fi-. 450 milliard aan binnen- en buitenlandsche schul-tien komen, natuurlijk in de veronderstelling, dat de waar-
de van den Franc niet verder daalt. In’ dit geval toch, zout
het totaal der buitenlandsche schulden, in de eigen munt
uitgedrukt, aanmerkelijk grooter worden. Het spreekt van-
zelf, dat des-gelijke geweldige bedragen nooit door ccci Duit-
sche oorlogsschatting gedlëkt zullen ‘kunnen wordleu; men
zal dus noodgedwongen tot andere maatregelen zijn toevlucht
moeten nesuteut;’ De beurs kan zich in dit vooruitzicht uiiet
zeel- geu-ust gevolen, hetgeen cle afwezigheid van groote om-
zetten voldoénde verklaart. Aan den anderen kant rekent
nien voorloopig nog op een aanhouden van de tegenwoor

dige situatie, hetgeen als vanzelf meer de aandacht op bui-tenlandsche waarden vestigt. Deze waren dan ook in de af-
geloopei’t w’eek sterk gefavoriseerd, terwijl de overige markt
min of meer verlaten is gebleven.
De beurs te L o uid e n heeft eveneens in haar apathie
voor cle aancheelenmarkt volhardl. Daarentegen is cle belang-stelling voor beleggislgswaardten in geenen dccle verminderd;
de eunissiemarkt is bovendien levendiger geweest dan ooit.
liii dc afgeloopen uitaand vroegen nieuw aan de markt ge-
brachte buitenlandsche leenir gen een totaal van £ 1.8 mil-
lioen, welk bedrag ruimschoots tej beschikking is gesteld.
Deze biiitenlaudsche leeningen vormen bovendlien een
iuerkw’aardigheicl in het Londensche beursleven, omdat hier-
door een aanwijziu:ig is gegeven, dat de geldmarkt van
Londen langzamei-liand liet door den oorlog verloren ter.
rein volkomen, bezig is te herwinnen. Weliswaar is de po-
sitie van vOdr 1914, toert Groot-Brittannië ongeveer 80 pCt.
valt liet liquide kapitaal exporteerde, nog lang niet be
reikt, doch ‘mcii kan in dit opzicht toch een zees- sterke ver-
heteriug opmerken in vergelijking met enkele jaren gele-
tIen. In 1919 bedroegen de voor rekening van het buiten-
land in Londen opgenomen gelden nog slechts 8
1
/
2
pOt. van
liet totaal der emissies; in :192:1 was dit percentage reeds
geklonuniën tot iii.-i pCt. ei’s in 1922 tot 25 pCt.’ Het is
vi
rkl ua.rltaat, dat o stier (leze oittstautcl igitedeut (ie Londen-

4 Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

597

sche effectenbeurs de bewegingen op de beleggingsmarkt
met de grootste aandacht volgt temeer, waar cle andere
afdeelingen geen enkele aanleiding tot ingrijpen hebben ge-
geven. Men wacht hier (le komende gebeurtenissen ten aan-zien van cle Fransch-Duitsche verhoudin
g
en met kalmte M.
Te N e w Y o r k is de markt ongeanimeerd geiveest. Hoe-
wel gebleken is, dat cle plaats gehad hebbende faillissemen-
ten toegeschreven moeten worden aan zeer bijzondere 1 ac-
toj-en (overbelasting der betrokken firma’s met Dcitsche
waarden) hebben zij, tezamen met de reeds lang eenigszins
ingekrompen activiteit
01)
industrieel gebied, toch tot voor-
zichtigheid aangemaand. Men is niet bevreesd voor ccci cii-
sis cii, gezien de betrekkelijk geringe eiscben, die aan de
Federal Reserve Banks worden gesteld, bestaat hiervoor
ook geen direct gevaar, doch men is er toch Vrij algemeen
toe overgegaan op de vroeger gekochte fondsen w’inst te
nemen, waar dit slechts eenigsains mogelijk was. De daling,
die de achter ons liggende week heeft gebracht, heeft de
meeste papieren weer tot een zeer normaal niveau doen
reageeren.
Te n
0 Ii
z e ii t is de
belegginysnsarlct
aanvankelijk iets
stroever geweest in verband met den hoogeren rentevoet
voor geld op korten termijn. Toen echter de uitwerking van
dcii Juli-termijn zich niet meer zoo sterk (leed gevoelen en
(le prolo agatiekoers ter heurze dieuovereeukomstig daalde,
werd de belangstelling voor de eerste-klasse waarden ook
weder grooter. Zelfs is ter beurze een nog krachtiger vraag
naar staats- en gemeente-obligaties ontstaan, nu de mooi-
lijkheclen bij de Hanzebanken het publiek wantrouwend heb-
ben geniaakt ten opzichte val.L andere beleggiugs-mogelijk-
heden. Alleen de nieuwe Indische leeiiing bewoog zich nog
een fractie ouder den prijs van uitgifte; cle vraag bleef
echtet- ruim.
25
Juni
29
Juni
2
Juli
Riizing o daling
6

0
/0
Nederland
1922 . . . . 1011o1,
1011116
101718

.4…
i/j,
5

°/o

1918 . . . .

9411

94V8

947/s + /io
4%
0
10

1916 .

92

9 2,v
4

91% _%
4

ol
o
,,

1916 . . –

86r
2

8651
8

86916 ± 116

3%
0
/0

. . –

7601
8

76’1

761/8 -K
3

0
/0

,,

..

6a
71
8

65b5/

66%

+
3
1s
2%
0
/0
Oert. N. W. S. ……
55%

557
18

56
5
1
32 +
131 32
7 ol.
Oost-Indië
1921

102% 102% 102718
+
518
6

O/

,,

1919 . . .

998/8

9918 100%

+ /o
5

0/

,,

1915 ..

93

9331,9311

+K
4
O/
Oostenr. Kronenrente 1% —


5 o/
Rusland
1906

3
‘1

+
518
4
O/
Rusi. bij Elope & Co

5

4
,
1
16

4% —%
4
01
Japan
1899 ……..727/
4


5

0/
Brazilië
1895 ……507/
o

50%

518
8 o/
San Paulo
1921. . .. 99%

991

98%
-34
6
O/
Amsterdam
1920…. 102

100

– 1%
7
o/o
Rotterdam
1920. . . . 102,18-

])e
aancleelenmm-kt
is over het algemeen zeer lusteloos ge-
oo’eest. Niet alleen vonden er geeli omzetten van beteeke-
ds plaats, doch het koerspeil kon zich bijna nergens hand-haven. Alleen tegen het slot der berichtsperiode ontstond er
iii sommige aIded ingen steun – Bij aaiideelen Koninklijke
Petroleum Mij. was t te danken aan uitlatingen in cle
jaarvergadering, waciruit een sterke kaspositie naar voren
kwam. Deze verklaring viel sanien met de publicatie van de
jaarcijfers der Shell. Voorts heeft het een goeden indruk ge-
maakt, dat liet belang der Koninklijke-Shell-groep hij (le
iIexican Eagle niet van dien aard is, dat cle ougunstige re-
sultaten van laatstgenoemde Mij. liet winsteijfer der gl

aep
helangi-ijk kunnen beïnvloeden. Toch bleef het redres per
saldo niet behouden.
De mnarkt voor
Cultnurwaai-don
onderging aanvankel jk
nog de schokken van de Cuba-noteeringen t.e Wallstrect, doch werd later iets opgewekter van toon in verband met
cle vaste houding der suikermarkt op Java.
TaS aks- en rubberuandeølen
bleven gedrukt, cle handel was
hier al zeer onheteekenencl.
iiiiinc’nliidsci/e indnstojeele aancieelen
waren aangeboden
als gevolg van de voortschrijdende Mark-(tbkcle; Furness-
Stokviswaarden eehtei- konden zich cia het verschijnen van
liet jaarverslag gedeeltelijk herstellen. Ook Jnrgens-aanclee-
leci bleven prijshoudend.

25
Juni
29
Juni
2
Juli
Ru
.
g of
dal

ing.
Ainsterdamsehe Bank
..

121

119

119% – 1%
Incasso Bank
………… 93%

90% —3
Koloniale Bank
……….1705/
s
15471

153% — 17
1
)
Ned.Handel-Mij.eert.vaand
126% 124% 125% – 1
Rotterd. Bankvereeniging

92718 –

91% – 1
31
8

Amst. Superfosfaatfabriek

33

32


Van Berkel’s Patent
……37%

43%

43% + 6%
Gouda Kaarsen
……….84%

81117


Holl. Draad- en Kabelf abriek
58

25
Juni
29
Juni
2
Juli
Rijzing
771
daling.
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand
56%
56
59
+
2%

,,

,,

,,

pr. aand
59
1
4
57
59%
Leerdam Glasfabrieken
38%
38
37%

1
Philips’ Gloeilampenfabriek
244% 234
234k

10%
Vereenigde Blikfabrieken
102
101
100%
—1%
Vereen.ChemischeFabrieken
33%


CompaniaMercantilArgent
i0i.,
1.018

+
1
18
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
176% 160%
158%

1.8
1
)
Handelsver. Amsterdam
462%
454
432%

30
1)

Handelsverg. Reiss
& Co
25I1
23%
24%

7/8
Int. Crediet- en Handeisverg.
Rotterdam

…………
178 177
17571
4

_2%
Linde Teves
&
Stokvis
….
60
1
1
t
,
59%
60

1
18
Tels
&
Co’s Handel-Mij
……
5b/


Redjang Lebong Mijnb.-Mij
104
101
103
—1
Gecons. Holl. Petroleum-Mij
118’1
115% 109%

Kon. Petroleum-Mij.

……
362%
359%
359
,1
8


3.
1
1
8

Orion Petroleum-Mij…….
Afgest. Aand
31%
30

.
29
—21z4
Amsterdam-Rubber-Mij .. …
l41m/ 13834

4%
Nederl.-Rubber-Mij.

……
70%

68%

1%
Oost-Java-Rubber-Mij
…..
203
199 189

14
Deli-Batavia Tabak Mij.
300% 296
296

3%
Deli-Maatschappij

……..
269 261%
26351

5
3
1
Senembah-Maatschappij
272%
264
265%

7
1)
ex div.

De
sc/ceepvaartrnarkt
werd ccci
oogenblik gunstig beïn-
vloed door cle jaarverslagen
der Paketvaart
en der Neder-
landsehe

Scheepvaart-Unie.
Voor aandeelen Holland-Ame-
rika Lijn vond een herstel plaats na de zeer
ernstige daling,
clie de vorige week te registreeren is geweest. Op de lagere koersen bestond op sommige dagen
zelfs zeer omvangrijke
vraag. De algemeene reactie vaagde echter
alle voordeelige
verschillen weg.

25
Juni
29
Juni
2
Juli
Riizing of
daling.
Holland-Amerika-Lijn
88
90%
86

2
,,

,,

,,gem.eig
75
81
77%
+
2%
Rollandsche Stoomboot-Mij
20
19i1
19m1

Java-China-Japan-Lijn
71


Kon. Hollandsche Lloyd
7
6
7
18
7
Kon. Ned. Stoomb.-Mij
…..
53
57
56%
+
3%
Konink.Paketvaart-Mij.
110h
116
116%
.4-
6
Maatschappij Zeevaart
63


Nederl. Scheepvaart-Unie
.
112 115
11551
+
351s
Nievelt Goudriaan
……..
95
94 96%
+
1%
Rotterdamsche Lloyd
.
……
l2]%
121
120%

1%
Stoomv.-Mij. ,,Nederland”
.
133%
133
133
—%
,,Noordzee”

.
33%

De
Amerikaanscke markt
bleef ongeanioneerd,
zoowel
voor
industrieele als voor spoorwegwaarclen; eerstgenoemde
ecli-
ter moesten het meest prijs
geven.

25
Juni
29
Juni
2
Juli
Riizing of
daling.
Americ. Smelting
&
Refining
62o1
58
57’1

471
Anaconda Copper

……..
SS’/ 85 82
7
j

6I116
Studebaker Corp.

……..
1093/
s

103
100iI
—8%
Un. States Steel Corp
…..
97
95
1i6
938

3718
Atehison Topeka
………..
107
3
/
8

10311
102%

5
V8
Ene

………………..
12%
11%
11l1

1
7
1
Southern Pacific
………..
92%
9i.1i1,
89l51
_2:i,
Union Pacific

…………
141%
137
135%

6%
Int. Merc. Marine orig. gew.
731
j9

6o1
7’1

/is
,,

,,

,,

,,

pref.
26%
25 ‘ho
239
1
0

2111

Prolongatie
4
pCt. na

5
pCt.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

3
Juli
1923.
De stemming aan cle graanmarkten bleef deze week
weder onzeker niet hier cii daar prijsverlagingen, die iii
somnnhige gevallen vrij omvangrijk ivaren en met in de
meeste landen onbevredigende vraag en ruins aanbod van
alle graansooi-ten. Oogstberichten zijn overal gunstig en
in het Zuid-Westen der Vereenigde Saten, waar cle winter-
tarwe eerst den nadeeligen invloed ondervond van te wei-
nig, daarna van te veel regen, valt de opbrengst mee. Voor
cle nieuwe mais is liet weder in Noord-Amerika nu veel
beter. Uit Rusland luicleu de berichten wat minder opti-
mistisch dan eenigen tijd geleden, doch vooral in het Zui
den schijnt de oogst, vooral van rogge en gerst, toch
werkelijk goed te woc-clen. Uit andere landen valt geen
verandering ii, cle oogstvooruitzichten te berichten. Al-
leen verdient nog vermelding, dat het betere weder in West-
Europa daar dcii toestand reeds flink verbetert.

598

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Juli 1923

Noteeri.ngen.

Chicago
Buenos 4 yres

Data
Toeter
MaTs
Haver
Toeter
Mars
Lijnzaad
Juli Juli
1
Juli Juli Juli Juli

30Juni’23 103
78K
4
0
,
1
8
11,10
8,40 21,65
23

,,

’23 104Y
,
823′
41
11,55
8,40
91,80
30Juni’22 114/,
6211
6

353
12,70
1
)
7,80
1
)
21,05
1
)
30Juni’21 124k
60
35′
17,10 8,15
18,85
30Juni’20 276
172sf,
10171
8

24,20
10-
26,35
20Juli’14

82
56’1
364
9,40 5,38
13,70

1)
Per Aug.

AANVOEREN in

Rotterdam

Ta
rw
e*
1)
13,25 13,75 14,50
Rogge (No. 2 Western)
1)
9,-
9,25
12,50
Maïs (La Plate) ……..
2
)
189,-
205,-
198,-
Gerst 148 ib. malting) …
2)
163,-
164,-
216,-
Haver (38 lb.Whitecl.).
.1)
9,-
9,50
11,50
Lijnkoeken (Noord-Amen.
kavanLaPlata.zaad)
1)
11,10
11,55
15,10
Lijnzaad (La Plata)
. . .
.3)
437,- 442,- 460,-
1)
p. 100 KG.

2)
p. 2000 KG.

3)
per 1960 KG.
*)
Nr. 2 Hard/Eed Winter Wheat.

on.s
van 1000 KG.

Amsterdam

Totaal

1923

1922

Locoprjzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten

1

2 Juli

25
Juni

1

3 Juli
1

1923

1923

1

1922

Artikelen.

,

1

II
1
24130 Juni
1

Sedert

1
Overeenk.
II
24/30 Juni
1

Sedert

1

Overcenk.
1

1923

1
1 Jan. 1923
1
tijdvak 1922
II

1923

1 Jan. 1923
1
tijdvak 1922

13.603
341.045
498.534
1.008
.30.796
26.976 371.841
525.510
8.502
233.415
69.724

485

233.900
69.724
242 5.899 9.129
– –

5.899 9.129

Tarwe ……………..
Rogge
.
……………….

Maïs

……………..
313.070
526.984
1.863
47.615 62.853 360.685
589.837
Boekweit

……………..
19.
.052
4.836
102.894
68.133

7.062
2.597 109.956
70.730 3.552
40.932
52.555

533
50
41.465 52.605
Haver

……………..
Lijnzaad ……………
6.600 75.768
85.015
900
47.652
54.083 123.420
139.098

Gerst ……………….

Lijnkoek ……………
4.750 114.624
66:961

1.547

114.624 68.508
Tarwemeel …………1.618
39.780 28.429

3.864
4.954 43.644
33.383
Andere ineelsoorten

1.227
4.645
– –
2.615
1.227
7.260

De onvoldoen cle Europeesche vraag, speciaal wat het
vasteland aangaat, cle nog altijd ruime voorraad oude
tarwe, het meevallen van cle opbrengst der wiatertarwe en
cle goede stand der zomertarwe, vooral in Canada, behoor-
den tot dc voornaamste oorzaken van flauwe markten in
Chicago en Winnipeg.
Nu en dan was eeiiige reactie benierkbaar, doch op 2
Juli was Chicago ten slotte voor Juli en September tarwe
en
13.2
cent per 60 lbs. lager dan een week tevoren,
terwijl te Winnipeg de prijsdaling 3% cent bedroeg voor
Juli en
1.7/8
voor October. De verlaging der prijzen te
Chicago werd in de hand gewerkt door het ontbreken van voldor,de koopers tegenover het aanbod van hen, clie een
hedge zochten voor tarwe val, den i,ieuven oogst. liieriit
valt het gevolg te zien vi.,, de maatregelen door cle Unie-
regeering genomen, op aandringen vaii.agr arische zijde, ten
opzichte van de termijnmarkt.
Deze
uitwerking beant-
woordt. dus allerminst aan de bdoeling, waarmee cle maat-regelen werden genomen en reeds wordt door cle landbou-ivers verlangd, dat ter handhaving van dcii prijs cle Regee.
ring grote hoeveelheden tarwe aankoopt.
Dringend was herhaaldelijk het aanbod van oude en nieu-
we hard en red winter. Hetzelfde ‘as het geval in Europa, waar op zosneraflading, behalve naar Engeland, ook naar
D,,itschland zaken in nieuwe tarwe tot stand kwamen. In
Europa was slechts in Engeland de tarwevraag nog niet on-
bevredigend. Nog steeds bestaat daar goede kooplust voor
spoeclige tarwe. Manitoba’s vormen niet meer zoozeer den
hoofdschotel als langen tijd het geval is geweest en in alle
aangeboden tarwesoorten werden tot dalende prijzen zaken
gedaan. Het aanbod van La Plata en Karachi was soms drin-
gend, wat zeker in mindere mate het geval zou zijn ge-
,,’eest, indien het overige Europa evenveel belangstelling
had getooiicl als Engeland.
01)
afladisig werd door mole-
laars en handel naast tarwe uit de Vereenigde Staten voor

al ook Manitoba gekocht. De afname der wereldverscl,e-
pingen van tarwe, tegenover clie der vorige week, steunde
den Engelschen kooplust, doch de gehecle week beperkte
de vraag zich vrijwel geheel tot parcels. In ladingen werden
bijna geeli zaken gedaan. Dc afname der verschepiugen
werd veroorzaakt dooi vermindering der Noord-Amerikaan-
sche en Britsch-Inclische hoeveelheden, terwijl de afladiagen
uit Argentinië op dezelfde hoogte bleven. Daar zijn ook de
aanvoeren aan de havens niet groot en de voorraad ver-
si,i,iderde eenigszins. De vraag voor tarwe is ten gevolge
van den onbevredigendeu Europeesclieu kooplust in Argen-
tinië echter onvoldoende en aan de terrnijnmarkten te
Buenos-Aires en Rosario had eelt niet onbelangrijke prijs-
verlaging plaats. Deze bedroeg valt 25 Juni tot 2 Juli 20 tot 45 ceatavos pet- 100 EG. Het grootst is de verlaging
,’oor den eersten termijn.
Zooals wij reeds opmerkten was buiten Engeland de
vraag voor t a r w e in Europa deze week slecht. Verkoo-
pen van ladingen werden niet gerapporteerd en ook iu
parcels was-en cle z-en moeilijk en werd slechts weinig

gekocbt.. Valutabezwaren werkten daartoe mede, alsmede cle
goede stand der eigen oogsten en het dringende aanbod uit
verschillende uitvoerlanden, dat het vertrouwen in.de
tegen-
woordige prijzen ondermijude. Hetzelfde deed de verwach-
ting, dat Rusland binnenkort w’eder als uitvoenland zal op-.
treden. Voor tarwe schijnt daarop echter minder kans te
bestaan dan voor sommige andere graansooiten, vooral
rogge en gerst, welke artikelen ook deze week weder gere-
geld uit Rusland werden aangeboden. Vooral cle roggeniarkt
verkeerde sterk oitcicr den invloed val:, dit Russische aan-
‘bod. In Duitschlanci toonde cle Regeering herhaaldelijk goe-
den kooplust voor Noorcl-Amerikaansche r o g ge, waarin
op Juli en Augustus geregeld zaken werden gedaan. Dit
voorkwam echter niet verdere prijsdaling in Noord-Anie-
rika, zoodat de roggeprijs te Chicago van 25 Juni tot 2 Juli ongeveer 2 cent per 56 lhs. daalde. Een nieuw lang record,
zooals ,’oor tarwe, werd daarmee echter niet bereikt, daar
slechts de sedert 20 juni ingetreclen prijsvorhoogihg ver-
loren ging. Het was vooral in Nederland, dat de roggehan-
dcl sterk ouder den invloed kwam van Russische aanvoe-
ren, die cle markt drukten en den omzet binnen zeer be-
perkte grenzen hielden. Nieuwe zaken van Amerika kwa-
uien slechts niet nioeite tot stand en houders ondervinden
groote bezwaren bij den afzet hunner aankomende partijen.
Ook voor ge r st hebben dè prij.en geleden onder het
Russische aanbod en toen dit in de tweede helft der week
vermi,iclerde, werkte verder cle daling van dec Franschen
ei, Belgischen f,-ankei,koers in dezelfde richting. Daar een
groot gedeelte van den Roemeenschen handel in franken
wordt gefinaitciercl, bracht die koersdaling geen verheoging
cle, in franken uitgedriikte prijzen teweeg, zoochat Donau-
gerst in andere landen met sterkere valuta tot dagelijks
Itigere prijzen kon wordlen gekocht. Door lierlcef de gerst-vraag in Duitschland, zoowel voor liet Dnitsche binnenland
als voor cle Noordsche landen, werden aangekomen partijeu Donau- en Noord-A.merikaansche gerst in Bremen en Ham-
burg uitverkocht en,00k nieuwe zaken in heide soorten kwa-
men dle laatste dagen weder iu flinken omvang tot stand.
Ook Engeland kocht een stoomende lading Donaugerst en
toont betere belangstelling, doch ook deze handhaving van
de uitbreiding der gerstvraag kon niet tot betere prijzen
leiden. Bij den dalenclen frankenkoers werd ook in Neder-
land

weder geregeld Donaugerst via Antwerpen gekocht.
Wegens den lagen prijs heeft de consumptie van gerst ziel,
luer flink uitgebreid, gedeeltelijk ten koste van mais. In
ons land blj”en ook niet eenig deport gerstzaken
Op
af la-
chng tot stand komen, waarbij offertes van den nieuwen
oogst uit Roemenië tot basis dienen. Noord-Amerika volgt
nu de Roemcensche en Russische gerstprijzen en is de laatste
dagen w’eder met Malting Barley tot lagen prijs aan cle
markt. Goedkooper dan Donaugerst van Antwerpen wordt naar Nederland geen enkele gerstsoort aangeboden. – Van
Noord-Amerika worden naar Nederland nog geen gerst-
zaken gedaan en tot nog toe hoort men uit Algiers, ‘funis –
en Marokko slechts van zaken naar Frankrijk en Enge-

4- Juli 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

599

land. Voor mais is overal de afzet onbevredigend. De En-
gelsche vraag voor La Platamaïs, clie nog zoo kort geleden
goed was, is afgenomen wegens het betere weder, de groote
Axgentijnsche verschepingen en de concurrentie van Zuid-
Afrika. Aan cle ladingsmarkt werd slechts een lading Zuid-
ifrikaansche maïs verhandeld. Betere kooplust voor La Platamaïs bestond in parcels, waarin tot standhoudende prijzen de omzt naar verschillende havens van het Ver-
eenigd Koninkrijk soms Vrij omvangrijk was, met flinke
premies oor spoeclige posities, terwijl ook naar de Duit-
sche havens weder zaken in stoomende partijen werden
gedaan. Aanleiding voor prijsverlaging gaven de A.rgen-
tijnsche termijnmarkten niet. De prijzen toonden daarbij
zeer groote verschepingen en voldoende vraag, ondanks de
eveneens groote aanvoeren, slechts zeer geringe fluctuaties,
doch de laatste dagen trad eenige prijsverlaging in, die in
vergelijking met 25 Juni 10 tot 15 centavos bedraagt. De
Engelsche maïsvraag was vooral het gevolg van kleine
voorraden, doch door grootere aanvoeren uit Argentinië
zullen deze spoedig sterk worden aangevuld en men mag
verwachten, dat dan ook Engeland spoedig minder kooplust
voor mais zal toonen. In andere landen leidden de groote
Argentijnsche verschepingen reeds nu tot gevoelige prijs-
daling en het was vooral in Nederland en België, dat over-
vloedig aanbod van spoedige mais zeer lage prijzen ten
gevolge had. Naar Antwerpen is de laatste weken zeer veel
maïs verscheept en te Rotterdam overtreffen de aanvoeren
reeds eenigeu tijd ver de Nederlandsche behoefte. In de naaste toekomst wordt nog veel La Platamaïs te Botter.
dam verwacht, hetgeen ten gevolge heeft, dat slechts tot
zeer lage prijzen koopers te vinden zijn. Ook de verkoop
van andere maïssoorten wordt door dien toestand bemoei-lijkt, zoodat ook Noord.Amerikaansche mais onvoldoende belangstelling wekt en ondanks lagere Noord-Amerikaan-
sche prijzen de markt hier onder Ames-ikaansche pariteit
blijft. Chicago was voor maïs de laatste dagen flauw, wegens
grootere aanvoeren en daar ook aan de zeekust het aan-
bod grooter was, werden offertes uit Amerika sterker ver-
laagd dan de markt te Chicago aangaf. Op het lagere
niveau werden naar Nederland enkele zaken gedaan. De ver-
schepingen uit Noord-Amerika waren deze week zeer klein en bedroegen slechts 11.000 qrs., geheel voor Engeland.
II
a v e r blijft op het Europeesche vasteland nog steeds
een klein importartikel. In Engeland was de vraag nu en
dan goed met eenige prijs’erhooging, die echter later we-
der verloren ging. Grootere verschpingen van Argentinië,
grootendeels voor Engeland bestemd, deden de belangstelling
verminderen.

SUIKER.

NOTEER1NGEN.

Londen
New Yo,h
m3ter-

Whiic Java

Amev. Gra

96 Ci
Data

dom per Tates

j:o.b. per

nu!aied
c.i.f.

Cenir1.
Aug. Cube3
No.!

Juli

Juli

fugals

5h.

Sh.

8h.

$ ets.
28 Juni’23
f
29
I9

6413

2313

321_

6,91
21. ,, ’23 ,,
30
/8

6513

2319

321_

7,28
28 Juni’22„24y
4

5519

1913

221_

4,79
28 Juni ‘

21 ,, –

5916

1,919

271..

4,00
4 Juli ’14 ,,11
13
1
35
181_

3,26

Deze week gaven de suikermarkten weder een scherpe daling te zien, welke aanhield tot ongeveer het einde der
week. Ook nu werd Ne
w
Y o r k weer trouw gevolgd, al-
waar de laagste noteeriugen op I)onderdag geconstateerd
werden en den daarop volgenden dag voor eene rijziug
plaats m;lakte. De nieuwe daling was oorzaak, dat koopers
zich over het algemeen weder uit de markt terugtrokken
cii slechts hier en daar goodkoope partijtjes oppikten.
In Amerika bewogen zich de prijzen als volgt:

Openings-

Laagste

Slotkoei

s
Spot Ceutrifugal

……7,78

6,91.

7,03
Juli

………………5,65

5,02

5,05
September …………..5,70

4,95

5,03
December …………..5,18

4,47

4,55
Maart

…………….4,09

3,53

3,65
Er werden ongeveer 26.000 tons Cubasuiker verhandeld
tot prijzen van 5% $C. dalende tot 5 $C. f.o.b. voor Juni/
Juli verscheping.
De laatste C u b astatistiek is als volgt:
1923

1922

1921
Tons

Tons

Tons,
Weekontvangsten 25 Juni ’23

47.184

80.380

36.087
Tot, sedert 1Dec. ’22-25 Juni ’23 3.168.777 3.124.330 2.888.995
Aantal werkende fabrieken

8

24 .

17
Weekexport 25 Juni ’23

64.202 121.454

33.137

Totaleexportl Jan.-25 Juni’23 2.559.804 2.207.611 1.482.298
Totale voorraad 25 Juni ’23

608.979 937.208 1.424.143

De E age 1 sch e Raffinadeurs verhoogden huniie prijzen
eerst met Sh
11_
om ze daarna weder te verlagen.
De zichtbare voorraden worden als volgt onder cijfers
gebracht:

1923

1922

1921

Tons

Tons

Tons
Engeland 1 Juni ’23

340.100 330.300 397.500
Duitschland 1 Mei ’23

670.446 420.115 489.480
Tsjechoslowakije 1 Juni ’23

128.129 147.519 310.207
Frankrijk 1 Juni ’23

105.550

67.593

70.268
Holland 1 Juni ’23

65.289

83.046

74.253
België 1 Juni ’23

44.809

41.585

75:019
Ver. Staten v. N.-Am. 14Juni ’23 188.895 222.820 204.651
Cuba (alle havens) 25 Juni ’23 608.979 956.996 1.424.143
Raming stoomend

192.000 240.000 160.000

Totaal:. 2.344.197 2.509.974 3.205.521

Op J a v a was dc markt in het begin der week zeer
vast met afdloeningen voor Juli/September levering Supe-
rieur tot
f
17%. Daarna daalden de prijzen tot
f
16% om
tegen het einde der week weder aan te trekken. Het rende-
ment van 66 fabrieken was op 15 Juni ongeveer 8 pCt.
minder dan verleden jaar op datzelfde tijdstip. Men vet-
wacht een 1.0 pCt. kleinere oogst dan verleden jaar.

II
ie r te 1 a n d e werd Amerika eveneens op den voet
gevolgcl.J n vaste stemming geopend, daalde de markt tot-
dat eindelijk het slot nog tamelijk prijshoudend mocht zijn. Voor nieuwe oogstsuiker werd echter de geheele week wel
belangstelling getoond, tot de telkens verlaagde prijzen. De
slotnoteeringen op de termijnmarkt waren voor:

Juni …………………..
f
34,50-35,-.

Augustus ……………….

2,50-30,12%.
November

——————25,87 %-26,12%.
December

…………….., 25,87 %-26,-.

De weekomzet bedroeg circa 8.500 tons, terwijl de geheele omzet gedurende de afgeloopen maand ongeveer 27.500 tons
was.

KATOEN.

Marktber.ieh.t van de Heeren Sir Jacob Belirens & Sons,
Manchester, d.d. 27 Juni 1923.

Deze iveek heeft Amerikaansche katoen zich
binnen nauwere grenzen bewogen; de weerberichten zijn iets
beter eu de prijzen zijn over het algemeen. slechts weinig
veranderd. Er ivordt vrij veel verkocht en sommige verbrui-
kers meenen, dat verkoopen gedurende de maand Juli niet
veel van deze maand zullen verschillen. De berichten over
den Egyptischeu katoenoogst blijven gunstig en prijzen zijn
Vrij wel onveranderd.
Van enkele zijden meldt men een verbetering in de vraag
naaj- Amorikaansche garens speciaal in weftga-
rens voor dhooties. Voor export is slechts weinig gedaan.
Prijzen zooals deze door de ,,Federation” zijn vastgesteld
zijn nauwelijks te bereiken en de vraag is slechts gering,
terwijl Spinners van Amerikaansche garens er over denken
gedurende Juli en zelfs Augustus slechts ,,half time” te
werken. Naar Egyptische gal

ens, sjeciaal 60er tivist, be-
staat meer vraag dan naar Amerikaansche, terwijl voor In-
dië enkele partijtjes fijne medio garens gebokt zijn en er
enkele te lage biedingen voorgetwijndc garens zijn binnen-
gekomen. Voorraden der Bolton fabrieken zijn niet moeilijk
te krijgen en de op handen zijnde vacant,iedagen zullen voor
vele fabrikanten een verlichting zijn. Naar getwijnde garens
bestaat voor liet binnenland slechts w’einig belangstelling en
gaat hierin dan oolç slechts weinig om.
De toon in de d o e k m a r k t schijnt wei iets beter te
zijn’ geworden; hoewel men van een bepaalde opleving nog
niet mag spreken, bestaat er vooi stapels, zoowel gebleekt
als ruw, ii’el meel- belangstelling. Prijzen blijven gehand-
haafd en de positie wordt door de ,,shorttime movement”
en de naderende vacantiedagen gesteund. De vraag van In-dlië is nog niet van veel beteekenis, maar China, Java en de
Straits toonen meer belangstelling en er zijn dan ook vet–
schilleitde partijen in stapels voor die markten geboekt.

COPRA.
De markt bleef deze week kalm gestemd. Door fabrikanten
werd wat moer belangstelling getoond, en er ging vrij veel om.
De noteeringen zijn:
Ned. Ind. f.m.s. stoomend …..tot
f
32,37%

April/Juni afi

31,87
Mei/JUli

,,

31,62

Juni/Aug. ,,

31,37
2 Juli 1923.

_____________

600

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Juli 1923

RUBBER.

In de afgeloopen week bleef de flauwe stemming over-
heerschend. De ongunstige berichten uit New York en de
daar geldende lage noteeringen drukten de markt zeer.
Tegen het eind der week kwam een kleine reactie, welke
echter niet standhield en het slot was wederom zeer flauw.
De noteeringen zijn:

einde voorafgaande week:

l’rima Crêpe

Juni . . . . 74

ct.

………… 77

ct.
Aug./Sept.
7
.
4
Y2 ,………….
77

Oct./Dec.. 75

,…………. 78

Smoked Sheets Juni …. 74

,………….78j4

11

Aug/Sept. 75

,.

………… 79

Oct./Dec.. 76

,.

………… 80
2 Juli 1923.

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, KoHl

& Witkainp, Leonard Jacobson & Zonen en G. Bijclendijk).

Noteeringen en voorraden.

Rio

1

Sanlo,
Data
Prijs

I

Prijs

1
Wisselkoers
Voorraad
No.7
Voorraad
1
No.4

1

30 Juni 1923
1
857.000
119.400
1.104.000
1
18
.
0001

51h
/,u
23

,,

1923
1
873.000
119.400
1.088.000
20.3001
517
132
16

-,,

1923
1

841.000 20.575 1.035.000
1

1)
517132
30 Juni 1922
1
1
.553.
0
0
0
1
16
.
075
1
2.547.000
119.2001

7
17
1
82

VERKEERS WEZEN.

GRAAN.

Petra
Odc33a
.411. Kust
Ver. Staten
San Lorenzo

Data grad
Londen!
Rolier-

Rdam
Jam
Rotier.
Bristol
Rotler-
Enge
dam
Kanaal
dam
land

25-30 Juni 1923

15/6
2

2,20
8

21111 21111
18-23

,,

1923

16/6
1

2,40
3

2313 2313
26 J.-i Juli 1922


14

2

41_
2219
2219
27 J.-2 Juli 1921
– –

1
616

1

4319
4319
Juli 1914
11 d.
713
1/113.

1

1
Illy
4

121_ 121_

KOLEN.

Card1
1
Ooslk. Engeland

Data
Bordeaux
Genua
1

Port
Said
Plata t
Rotter-
dam
Gothen-
b
Riler
1
urg

25-30 Juni ’23
5/101
10/3
1016-
1513

1
517
Y,
516
18_23

,

’23
61_
101_
1016
1
3/_

1
511
5
1
6
26
1-1 juli
’22
5111
101_
1213
1411k
5(4
7/_
26 1-2 Juli ’21

1719
17/6
1719

1
71_
101_
Juli
1914 1
Ir.
7,—
71_
713
1416
312
41_

DIVERSEN.

Data

1-Ve3t

I

1-Vest

I

stad

I

1-Vest
1 Europa
1
Europa
1
West
1
Europa

1
(d.
w.)
1
(,ijst)

t
Europa
1
(salete,

Ontvangsten.

Rio
Santos
Data
Afgeloopen
Sedert
Afgdoopen
Sedert
week
1 Juli
week
1 Juli

30 Juni 1923….
74.000

1

2.668.000
101.000
6.759.000
30 Juni 1922..
..

38.000
3.695.000
30.000
8.188.000

1)
Niet genoteerd.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

Data
Slan
o
a
e
a
r
rd

Koper
Electro-
Tin
Lood
Zink
lytlsch
___

2 Juli 1923..
64.12/61

71.15/_
176.1716

23.1716
28.5/_
25Juni1923..
65.1716

72.151_
188.151_ 25.216
28.101_
4
18

,,

1923..
67.716
74.5/_
190.216
25.101_
29.101_
11

,,

1923..
67.716
73.151_
197.51_
26._/_
30.1716
3 Juli

1922..
62.101_ 70.51_
154.216
24.51_
27.1716
20 Juli 1914..
61._/_

145.151_

19._/_
1

21.101_

ADVERT

25-30 Juni

1923..
2619
3216
351_ 371_
18_23

,,

1923..
2619
3216
351_
3716
26 Juni-1 Juli

1922..
181_
261_

30/_
301_
27 Juni-2 Juli

1921…
2716

501-
351_
Juli

1914..
1416 1613
251_
2213

1)
per ton d.w.

2)
Am. cents per
100 lbs.
8) $
per ton kolen.

Graan Petrograd per quarter van 496 lbs.
zwaar,
Odessa
per
unit, Ver. Staten per ijuarter van 480 ibs. zwaar.
Overige not eeringen per ton
van
1015 Kil.

RIJN VAART.

Week van 24-30 Juni 1923.

De aanvoeren van zeezijde bleven gering en bestonden
hoofdzakelijk uit kolen.
De voorhanden zijnde Holiaiidsche en Duitsche scheeps-
ruimte was voldoende.
De waterstand was iets wassend.
De daghuur naar de Rijnstations voor Hollauscie sche-
pen bedroeg in doorsnee 2 cents per ton.
Voor zoover erts aangevoerd werd, verd hiervoor betaald
.
f
0,50—f 0,60 met 3′,
resp.
3 lostijd, met evtl. liggeld ge-
durende de reis of na afloop van den lostijcl op de bestent-
ming 1 > i 1 ets. per ton en per dag.
Het sleeploon varieerde van het 55 tot het 60 cents tarief.

ENT1Ë.

The
An 9Flo-SouthArnerican Bank, V41′

Kapitaal en Reserves meer dan £ 13.000.000,—.

Argentinië — Chili – Uruguay – Peru

Mexico – New Yorh – Parijs –

Barcelona – Bilbao – Madrid – Vigo

Sevilla – Valencia.

Bank- en Wisselzaken,

Handelscredieten.

Incasseeren van documentaire

wissels.

Aan- en verkoop van-Effecten.

Hoofdkantoor: 62 OldBroad Street, London E. Co

11

Auteur