Ga direct naar de content

Jrg. 5, editie 229

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 19 1920

b
M)i iö

Económischp
,
Sta
*
tistische-

B e
ri*
c h t e

n

ALCSËMËËI’ WËEKBLAD VOOR HANDE4L NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

5EJAARC,G

WOENSDAG 19 MEI 1920

.

No.
229

INHOUD

Blz.
S0cIALISATIE EN HET RAPPORT DER COMMISSIE UIT DES.
D. A. P.
II door
Prof. Mr. ii. W. 0. Bord ewijk …………..
421 Uitvoerpolitiek door
Mr; A. N. Molenaar …………..
424
Gouden Standaard en Discontopolitiek door
Prof. Mr.
Ant. van Gijn

…………………………….
425
Constantinopel, de Dardanellen en de Bosporus in ‘t Ver-
leden en Heden III door
Prof. Dr. Ii. Blinic ……….
425
De Petroleum-Industrie in
1919 II ………………..427
Het Nieuwe Beginsel in de Typographie door
G.
II. C.
Hart
429
AANTEEICENINGEN:
De Geldpolitiek in Nederland ………………..
431
Een Instituut voor Buitenlandsch Recht …………
432
De financieele nood der Gemeenten ……………..
432
De ;,Anglo-Persian” Petroleumterreinen …………
433
INGEZONDEN STUKKEN:
Vereenvoudiging in den Postchèque- en Girodienst door
Claas Honig
& Zoon ……………………..434
BOEKAANKONDIGING:
Mr. A. A. W. van Wuliften Paithe, Voorlezingen over
Zee-Assurantie, bespr. door
Mr. G. Nanta ……..
434
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………
43 5-442
Geldkoersen.

Effectenbeurzen. Wisselkoersen.

Goederenhandel.
Bankstaten. –

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRiFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.

Assistent-Redacteur voor het weekblad: D. J. Wanaink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 12, Rotterdam.
Aangeteelcende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.

Abon.nementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland
f 20,—.
Buitenland en
Koloniën f
22,50
per jaar. Losse nummers 50 cents.

Advertentiën f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonne,
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Dit,nar’s Uitgevers-
Maatschap
pij,
Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

BERICHT..

Met het oog op de Pinksterdagen verschijnt het
volgend nummer een dag later.

17 MEI
1920.

De verruiming van de geidmarkt .heeft deze week

niet veel voortgang gemaakt. Alleen de disconto-

markt was iets gemakkelijker, prima papier kon her-

haaldelijk tot 3 pt)t. ‘plaatsing, vinden, maar prolon-

gatie was’aer.der rvaster, vooral in het laatst der week,
toen 53-s en 5X4 pOt, genoteerd werd en geld op dien

prijs’ gezocht bleef.

Verschillende ‘hoofden in den, weekstaat van de

Nederlandsohe Ban.k vertoonen,eenigen teruggang.

De voornaamste vermindering, die van’ 24 millioen

bij de bimienlandseihe wissels, is echter vrijwel geheel

‘veroorzaakt door terugbetaling van schatkiatpapier

dooi de regeering.
Verder ve.rmincl’ørden de ‘beleeningen met bijna 0

miljoen. Daar de rekening-courant-saldi, zoowel die

van het Rijk als die van anderen, iets toenamen, ver-

minderde de omloop van bankpa’pier per saldo met

30 ‘millioen.

Op de wisselmarkt was het deze week tamelijk stil.

Door den feestdag midden in de week, werden de

zaken sterk tegengehouden, terwijl de wisselkoersen

over het algemeen zeer stabiel waren en dus ook niet

tot meerdere actie ui’t,lokten.

SOCIALISATIE EN HET RAPPORT DER

COMMISSIE UIT DE S. D. A. P.

II.

Een volgend onderdeel wordt aan den ,,drang der
arbeiders” gewijd. Daarbij is hoofdzakelijk sprake van
socialisatie van den koienmijn.bouw. Uit de daarin
heerschende toestanden worden algemeene conclusies
getrokken met betrekking tot de voorwaarden, waar
t

onder de arbeiders voortaan werken willen, ni. niet
langer ,,ten bate ivan het weel’de-ieven eener kleine
kapitalisten-klasse”, doch wel ,,ten (bate van de ge-
meenschap”. Ik zal niet in herhaling van mijn be-
schouwingen over weelde vervallen, maar wel moge
men bedenken, dat de naamlooze vennootiohappen
op schier elk gebied harer werkzaa’mheid, zij mogen
dan aan den eenen kant de concentratie van ‘het kapi-
taal sterk ‘hebben bevorderd, zoodat meer dan ‘bij
andere organisatievormen enorme kapitalen onder het
beheer en de contrôle kwamen van weinige groot-
ondernemingen, aan den anderen kant door het wijd-
verspreide aandohien- en obligatiebezit met dikwijls kleine coupures, onderaandeelen e. d. ook de ‘kleine
spaarders hebben weten ‘te bereiken. En wij behoeven
niet eens aan de naamlooze vennootschap te denken:
hoeveel ‘kleine” lieden zijn niet verarmd doordat zij
heel hun ‘hebben da houden in’ Russen hadden ‘belegd?
Technisch
mogen de ‘kapitalen tot ‘zekere hoogte ge-

cen’traliseerd worden,
economisch
d.i. uit
bezitsoog-
punt
is ei” een sterk ‘decentraliseerende factor, die krachtiger werkt naarmate spaarzaamheid meer tot
alle kringen is doorgedrongen.
1)
De helaas verdwe-

i) Vgl. o.a. Gids et Rist, list, des doctrines dconomiques,
2t &l., p.
560:
,,Ces sociétds par actions ofi’l’cole marxiste
cherche’ une confij-mation de sa thèse ont servi au contrJre
ii dparpiller la propi’ité sur nu nombre infini de têtes,
ce qui montre bien que’ la concentratiou ies entreprises et
Ja concentration ‘de la propridtë sont choses bien ‘diffdren-
tes. Et les societés coopératives, qui prennent un si grand
développement, cômbien de proléta’i’res n’ont-elles pas
transformés en petits propriétaires !” lin vr shen had o.a reeds R. Garofa’lo op dit stuk zeer rake opmerkingen ge
;

maakt,’ vgl. La superstition socialiste
(1895),
blz.
108 v.
ah
116v. ‘ , -•-. –

II
422

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1920

nen groote kapitaaikracht van Frankrijk lag goeddeels
in handen van den kleinen rentior en propriétaire.
Dat weeldeleven der kapitalisteuklasse moet echter

niet
met de kapitaalverzameling in enkele groote

reservoirs, maar met het
kapitaalbezit
worden in yer-

bând gebracht. En dit bezit is meer en meer gedemo-
cratiseerd, zoodat van een
kleine
kapitalistenklasse

geen sprake kan zijn. Men moet met de heilige begin-
selen niet seliipperen: een arbeider, die een som-
matje heeft overgelegd en naar de spaarbanik ge-
bracht, geniet ,,’meerwaarde”. Hij put mèe uit cle

bron ‘van het ,,weeldeleven”. Te zeggen, zooals des-
tijds de heer Van der Goes in ,,Het Volk” deed,
1)
dat

niet
afle
eigenaren van productiemiddelen ,,bezitters”

zijn en dat een arbeider pas ophoudt arbeider te
wezen, wanneer hij zoo veel ‘bezit, dat hij kan gaan
rentenieren, maakt de leer van de meerwaarde en van
het arbeidsloos inkomen regelrecht tot een paskwil.
Het is verstaanbaar, wanneer consequent geij.verd
wor,dt voor afschaffing van het arbeidsloos inkomen
onverschillig zijn bedrag; het wordt belachelijk, wan-
neer men de grens zou willen trekken dââr, waar de
mogelijkheid van rentenieren ontstaat ‘of eenig
weelde-leven zijn aanloop kan gaan nemen. Ieder
moet voelen, dat in het laatste geval alleen willekeur kan decideeren. Daarom kan weeïdeleven geen prin-cipieel aanvalspunt zijn, vermits ook •het socialisme
honoraria zal kennen, die tot weelde in staat stellen,
welke eo ipso voor ide ‘massa niet iberei1baar is.

Onder het hoofd ,,De voorwaarden der socialisatie”
bespreekt het Rapport allereerst den eisch, dat socia-
lisatie tot meer economische productie, moet leiden-De productiviteit en de productie mogen niet kleiner
worden, zij ‘moeten integendeel grooter worden. Voor
wie de zaak nuchter beziet, vallen echter ,,moeten”
en ,,zu.11en” niet noodwendig samen. In dit verband
wordt gewezen op de verantwoordelijkheid, die de
aj;beidersklasse te aanvaarden héeft. Terecht wordt

opgemerkt, dat men er niet komt met de leus: ,,’de
fabriek aan de arbeiders.” Deze is reactionnair, voert
bij verwezenlijking tot iets, dat als twee druppels
water gelijkt op productieve coöperatie waarmede al
genoeg leergeld is betaald, heft het groepsegoïsme ten
troon en gaat lijnrecht in tegen de gemeenschapsidee,

welke het zout der socialisatie uitmaakt. En het is
zeker toe te juichen, dat ‘de commissie oog heeft voor
het verbrui’kersbel’ang, dat ‘zich naast het arbeiders-
belang moet kunnen doen gelden. Den verbrui-

kers wordt medezeggenschap gegund en last not least
mengt ook de Staat als gemeensehapsorgaan zijn stem
in ‘het koor. Inderdaad is socialisatie zonder veel-

aij,dige belangenvertegenwoordiging in min of meer
in hiërarchisch gebrachte besturende en toezicht oefe-
nende colleges niet wel denkbaar. Maar nu dreigt

toch een zeer ernstig ‘gevaar, dat wel degelijk een
zeer leg apparaat wordt gecreëerd, waarvan, tenzij een
wonder gebeurt, een vlotte gang van zaken onmoge-lijk kan worden ‘verwacht. De verschillende dikwijls strijdige belangen en inzichten zullen snelle decisies
tegenhouden, voor de stuwkracht van’ eminente per-
soonlijkheden zal minder plaats komen dan thans

bestaat. Wij zagen al, dat stukloon behouden blijft.
Dit is menschkun’dig gedacht. Het ‘bewijst echter

ook zeker wantrouwen in de kracht Van den gemeen-
schapsprikkel.
2)
Hierin ligt een wonderlijke contra-

Vgl.
Mr. Treub, Hoofdstukken uit de Geschiedenis der
Staathuishoudkunde: De leer van den klassenstrijd.
Het is curieus te zien, hoe de pil, ‘die ‘de arbeiders
moeten slikken, wordt verguld. Zij mogen vooral niet ver-
moeclen, dat er wantrouwen heersch’t inopens ‘hun bereid-
willigheid om dan op hun gemeenschapszin getrokken wis-
sel ‘te ‘ho’noreeren. Het heet in het Rapport, dat in stuk-
loon niets verkeerds of vernedej-ends is gelegen, mits er
waarborgen zijn tegen te geringe belooning en te groote
arbeidsinspanning; dat het den arbeiders een belangrijke
mate van vrijheid waarborgt, doordat voortdurend aanja-
gend toeziçht onnoodig ‘wordt, enz. Dit toezicht zou echter,
dank zij de ,,.menschenwaarde” en de innerlijke wederge-

dictie. Is ons ‘clan niet zcoeven gezegd, dat de ge-
dachte, niet langer voor ‘den kapitalist en ‘zijn weelde-
leven te werken, doch voor ‘de gemeenschap, een
andei-en geest zou brengen onder de arbeiders? ,,Op
het plichtbesef te vertrouwen, is edel, maar het be-

driegt,” aldus de ikernige uitspraak van Thorbecke.
Het Rapport onderschrijft haar stilzwijgend. Het
erkent, dat getemperd individualisme, rekening hou-
dend met den drang naar economische zeifhandhavirig

en -ontplooiing, betrouwbaarder grond onder de
voeten geeft. Stukloon is
de
concessie aan de psyoho-
logische uitkomsten, waarmede de ,,bur’gerlijke”
eöonomie opereert. Wij zijn het eigenlijk eens.

Ik ben genaderd tot •het 2e hoofdstuk der Inlei-
ding, waarin de ,,Ornvang en methoden van sociali-satie” worden onderzocht. Begonnen wordt met een
bespreking van de kapitalistische monopolies en de
sterk geconcentreerde bedrijven. Gewezen wordt op
de nadeelen van p’rijsopdrijving en. kunstmatige
produotiebeperking. Tot zekere hoogte terecht. Doch
het is ook ‘bekend, dat concentratie nog niet noodza-
kelijk monopolievorminig beduidt. Ooncurrentie ‘blijft
veelal bestaan en kan bovendien, vooral in het geval
van buitensporige winsten en verregaande prijsop-
drijving, steeds weer het hoofd opsteken. En zelfs ‘in het geval van een feitelijk ‘monopolie is het lang niet
zeker, dat voor de gemeenschap gevaar en nadeel
dreigen. Immers de vraag heeft de monopoli’st niet in

zijn hand.
Hij
kan rekening hebben te houden met
vervangende producten en ‘hij moet rekening houden
met het afbrokkelen van vraag zoo hij den boog te

strak zou willen spannen. Misbruik dreigt inzonder-
heid daar, waar de vraag weinig rckbaar is, omdat
h’et zaken van nooddruft geldt, waarvan men slechts

noodgedrongen afziet. Verder hangt veel ook hiervan
af, in welk stadium van ontwikkeling de productie
en de behoeftenverzorging zich ‘bevinden. Best moge-
lijk, dat een grooter product nog meer totale winst be-
looft, 66k in het monopoliegeval, ‘dan een kleiner, eener-zijds ‘door mogelijke kostenbesparing ‘bij uitbreiding van
de installaties, enz., an’derzijds doordat reeds een kleine
prijsverlaging zeer veel nieuwe vraag uit haar tent
lokt. Herinnerd zij hier aan den ,,aufsteigeisden” en
den ,,niedersteigen’den Ast der Wertbewegung” waar-
van Wieser spreekt. Eerst wanneer de ,,niederstei-
gende Ast” is bereikt, komt er collisie ‘tussohen het
waa’rdebelang van den ondernemer en het nuttig-
heidsbelang der gemeenschap. Zoo hangt hier letter-
lijk alles van ‘de omstandigheden af, en generaliseert
het Rapport met zijn verdict tegen de onhoudbaar-
heid van een kapitalistisch ‘monopolie op volkomen
ontoelaatbare
‘wijze.
Niet die onhoudbaarheid, doch
de eenzijdigheid der voorstelling ,,springt dan ook in
het oog.” En nu bedenke men verder, dat, wanneer
zoo’n monopolie of wat ‘daarop gelijkt wordt gesocia-
liseerd, het met dien vorm van organisatie niet ,,uit”
is, doch d’at alleen de eigenaar wisselt. De consumenten
blijven, als voorheen, verstoken van de ‘voordeelen
der concurrentie. Zij blijven overgeleverd aan een
monopolist, die ‘veel meer aan veranibtelijkinjg ‘bloot
staat, en zoo kan uit dit oogpunt hun positie zelfs nog
slechter worden, vooral ook wanneer geconcentreerde
bedrijven, die wèl nog onder den druk der mededin-

ging produceerden,
‘bij
socialisatie in een dan nieuw
monopolie wordch opgelost. Is ‘het nu zoo zeker, dat
de gemeenschap
zich
niet als monopolist zal gedra-
gen? Er zal ook dn winst noodig.zijn voor kapitaal-
uitbreiding en loonsverhetering. En wel zai de winst,
ten behoeve van de consumenten, niet zoo groot
‘mogelijk behoeven te zijn, ‘doch, wanneer niet Mle
rentabiliteit wordt verzaakt, kan toch ook hier, de
productie zich niet zuiver richten naar de ‘maatschap-
pelijke ‘behoefte. die blijkt, als het product n.iets”kost.
,,Kunstmatige beperking van den omvang der produc-
tie” zal, als zekere rrijsstand is bereikt, bij vergelij-

boorte vanzelf kunnen vervallen. Sedert r.vanneer hangen
de menschelijke eigenschappen van den ‘loonvorm af
1

19 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

423

king met de kosten, evenzeer moeten plaats grijpen.
Tenzij, wat altijd veer gemakkelijk, maar weinig
economisch is, naar het heroïeke. middel van een
bijslag uit de ‘schatkist gegrepen wordt. Doch dan
verliest men toch als belastingbetaler wat men als
consument zou winnen .En belastingbetalers zullen
onder het socialisme zeer zeker in de eerste plaats de
arbeiders zelven zijn. Dat brengt hun ,,standing” mee.

Maar nu weten we ook, .dat als op rentabiliteit niet
meer behoeft te worden gelet, omdat de schatkist

voor tekorten bij de hand is, elke prikkel voor een
zuinig beheer, die nu zijn invloed ook op den gesma-
den kapitalistisohen monopolist,’ en waarlijk niet

alleen te
zijnen
profijte,
1)
doet gelden, komt weg te

vallen. Tenzij de igemeenschapsmensch.
Bij de geconcentreerde bedrijven maakt intusschen
de socialisatie geenszins halt. Lij.dzame afwachting
kenmerkt haar houding allerminst. Een veel groot-
schei en omvangrijker taak wacht haar, hierin be-
staande, dat de geleidelijke ophouw van een strikt
rationeele productie dient ter hand genomen. Lang
niet alles is nu reeds gemonopoli.seerd of igeconcen-
treerd. Vele productiebakken zijn nog ,,overgelaten” )
aan klein- en middenhedrijfjes, zonder onderlinge
samenwerking en goeddoordachte arbeidsverdeeling.”
En ook in het grootbedrijf ,,is de rationeele speciali-
satie en normalisatie ter bereiking van de grootst
mogelijke economie nog ver te zoeken.” Ver te zoeken?
Gaat de Marxistische concentratie-idee niet uit van de
superioriteit, uit een oogpunt van rationeele specia-
lisatie en normalisatie, van het grootbedrijf?

Er valt, dit is de ‘slotsom, een massa voorber.ei-
deed, riormaliseerend werk te doen. Gewaarschuwd
wordt, niet met alle takken tegelijk te beginnen.
Want men ‘heeft gebrek aan leidende krachten, maar
bovendien kan men, bij geleideljkheid, van midde-lervijl verkregen ervaring iofiteeren. Rationalisee-
ring reageert op de arheidsmarkt. Voor overgang
dient geaoiigd. En ook ;,moet rekening worden gehou-
den met den natuurlijken samenhang der bedrijven.”
Eliminatie van overbodige reclame
3)
beteekent schade
voor de ‘steendrakkerij. Een ander voorbeeld is de
maohinebouw. Het streven, zooveel mogelijk, bij eiken
stap voorwaarts, naar alle kanten om te zien, verdient
stellig waardeering. Men schiet daarbij wel niet snel
op, maar loopt ook niet zoo gauw het een of ander
onder den voet. Intuaschen, het gevaar, dat men, bij
al dat rondkiijken, zelf onverwachts struikelt, mis-
schien valt, wor.dt wèl grooter!
In welke volgorde moet worden gesocialiseerd? al-
dus de vraag, waarmede het onderdeel nopens ,de te
socialeeren bedrijven” aanvangt. Natuurlijk edrst de
sterk geconcentreerde, maar dan verder? De ,,primaire”

Het
motief
eener gedraging, w’aarop zoo vaak in het
Rapport de nadruk ligt, doet er. minder toe dan de
uit-
werking.
])aarin verschilt economie van moraal. – Terwijl
ik (lit schrijf brengen de bladen het bericht vnu een tekort
van 2Y
2
millioen bij het Amsterdamsche gasbedrijf, als
gevolg van de proef met het tweevoudig tarief. Datzelfde
bericht verwijst naar de belastingen als ‘helpsters in den
nood.
Typische uitdrukking, passend in het maakwerk-
stelsel!
A propos van die reclame: men leze eens het opstel
van Bücher in zijn nieuwen, 2en Bundel over ,,Die Ent-
stehung der Volkswirtsohaf t”, getiteld: ,,Die wirtschaftli-
che Reklame”. De heeren beroepen sio,h gaarne op Bcicher.
Daarom •teeken ik even deze woorden op: ,,Die Befürch-tung, welehe wohi früher gehegt wurde, ‘dass die Reklame
,iulauterem Wettbewerbe und der Schundware Vorschub
Icisten könjne, wird von allen Saehkun’digeu als unbegrün-
det bezeichnet. Sie betonen aufs stiirkste, d’ass die Rekla’me
für einen Artikel nicht lohne, der sich nicht ‘durch innere
Güte auzzeichne und dass gerede das Bekanntwerden
durch die Reklaine eine Kritik sohaffe, die sioh mit aller
Sohii.rfe gegen das Eindringen von schlechter und unsolider
Ware richtet. Man wird also in dern Offentlichwerden eines
bcsti.mmten Angebots ,nicht bloss ein Mittel za erkennen
‘haben, die Produktion
zu
heben, sondera auch einen Schutz
gegen Warenverschleohterung und Fitlschung.” (blz. 226.)

groep komt dan het eerst aan de ‘beurt, waartoe gere-
kend worden de steenkool-productie, het transport-
.

bedrijf en de eleetriciteitsvoorziening. Wie ‘hierover
‘beschi.kt heeft een geweldige macht en dezé kan
worden misbruikt. Dan volgt een tweede complex: de bedrijven, die in ‘de eerste levensbehoeften voorzien. Kapitalistische prijspolitiek vindt hier geen voldoend
tegenwicht in reactie der vraag, daar het immers
om onmisbare zaken gaat: levensmiddelen, woning-
bouw, kleeding, den aanvoerhandel inbegrepen. Het
heet in het Rapport, dat ‘deze bedrijven zich bij uitstek
voor ‘gemeenschapsexploitatie leenen ,,omdat de arti-
kelen weini’g ‘verschillend zijn en meerendeels’ ge-
schikt voor massaproductie.” Bovendien is de afzet
verzekerid. Toegegeven wordt, ,,dat er ‘industrieën zul-
.len zijn, waarin aan het particuliere
bedrijf
een taak
kan worden overgelaten naast het gesocialiseerde bedrijf.” Dit geldt waar ,,smaak” een rol speelt en ook voor het ingekrompen terrein der weeldeprp-
duetie. Geruststellend wordt er •dadelijk bijgeveegd,
dat het aldus gedulde particulier bedrijf
»
in een
socalistisch milieu een geheel ander karakter (zal)
aannemen.” Waarin dat andere karakter bestaat, wordt niet recht duidelijk. Verder komen dan de
hulpbedrijven, ‘die de gesocialiseerde
bedrijven
uoodiig
hebben. De eerstgenoemde worden langzaam-aan in
den wa’ssenden socialisatiestroom mede opgenomen.

Wat de steenkoolproductie betreft, geloof ik niet,
dat het een ramp zou zijn, wanneer ons beperkte
kolengebied geheel in handen van den Staat zich
bevond. ,,Onze” particuliere mijnen zijn, meen ik, ge-
heel of nagenoeg geheel in Belgisch bezit. Dit is om
allerlei redenen minder wensehelijk. Uit de Jaar-
cijfers blijkt; -dat de netto-hoeveelheid uitgedolven
steenkool bij de particuliere mijnen wel nog ‘grooter

was in 1918, dat echter de productie,der Staatsmijnen
veel sneller toeneemt’ en haar product ook waarde-
voller is. Of overneming tdoor ‘den Staat een voordeel
voor het Staatsmijnbedrjf zou beteekenen, zou ik
willen betwijfelen. Een geweldige schadeloosstelling
zou met haar rentelast de exploitatierekening druk-
ken. Maar staatsexploitatie beteekent nog niet socia-
lisatie. En al§ ik in het Rapport b.v. lees met betrek-
king tot die bedrijven der primaire groep: ,,Hunne

volledige socialisatie zal de gemeenschap, ‘behalve de
voordeelen aan het bedrijfs’bezit zelf verbonden, een
machtsmiddel in handen geven, dat zij naar onistan.
d’igheden bij de verdere doorvoering der socialisatie
kan hanteeren,” dan mag, wie op zichzelf in
dezen
voör socialisatie iets mocht gevoelen, zich nog wel
even bezinnen, éér hij begint. Die ,,mchtsmiddelen”
doen meer Pruisisohm’ilitairistisch dan democratisch,
.meer Oost-Elbisch dan West-Europeesnh aan.
1)
Moet
geweld, economische dwang de baa’nbr.eker. zijn voor
de nieuwe publieke opinie? Gegeven ons volkekarak-
ter, waarop wij trotsch ‘zijn, kon die opinie dan wel eens een diametraal tegengestelde richting gaan be-
wandelen. Als men zoo iets leest op een plaats, waar

alleen argumentatie overtuiging kan wekken, zet men
zich onwillekeuri’g schrap. En tot voorzichtigheid,
zelfs op (het gebied der meer onsohuldige, minder politieke Staatsexploitatie, manen de woorden van
Dr. Bruno Heinemann,
2)
waar hij zich op de Prui-
sische ervaring beroept: ,,Trobzdem lsst sich nicht
bestreiten, •dass die Rentabi’lit,t der Staatsbergwerke
geringer ist, als der gleichartige Privatbergbau. Dabei
haben die privaten Betriebe ihre Arbeiter und

In dezelfde fout, passend bij den maakwerkgedachten-gang, vervalt de ‘heer B. Iuyper, Socialisme en Socialisatie,
bld.
34,
fwaar hij volledige socialisatie, nog wel ten spoe-
digste, van het bankwezen, aanbeveelt onder andere op
clezen grond, dat ,,deze bedrijfstak….door zijn tegen-
woordigen invloed op de industrie,, handel, enz., bij socia-
lisatie de gemeenschap in ‘de ‘gelegenheid stelt die bedrijven
in haar greep te krijgen nog voor ze zelven ‘gesoci’aliseêrd
zijn.”
Zulke termen bohooren in een meeting thuis.
Sozialisierung, ihre Möglichkeiten und Grenzen,
2.
Auflage, 1919, blz.
42/43.

1

424

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1920

Angesteilten keineswegs geringer entlohnt” en daar-
aan toevoégt ,,eine Verstaat1ichung des Kohl-en-
bergbaues birgt stets die Gefahr einer zu starken
Erhöhung der Kohlenpre-ise aus fiskaliscihen Rück-
sidhten in sich. Im Saar-gebiet .z. B., wo der Staat das
iCohienmonopol •hat, werden sogar höhere Preise ge-
for-deit als in den ührigen Kohienbezirken.” Zal het ,,machtsmid-del’ iets beteekenen, dan moet
iiatuurlijk ook de kolenaanwoer gesocialiseer-d worden
en wordt den bedrijven, gesocialiseerd of niet, belet
zich dakr te voorzien, waar deze voor den kostprijs
der dingen belangrijkste aller grondstoffen het goed-
k-oopst is.
De concrete volgorde, idie bij socialisatie-zal worden
-inachbgenorn.en, wordt, zoo lezen we, door overwegin-
gen van opportuni-teit beheerscht en verder door de
positie, die een of ander bedrijf in het internationale
ruilverkeer -inneemt. Er moet komen een ,,internatio-
naal geleide productie.” Over vrijhandel wordt niet
eens gesproken, maar het doel is volmâakt hetzelfde:
alleen een internationale leiding kan er zorg
voor dragen, dat de goederen worden voortgebracht

0
1)
die plaatsen der aarde waar dit het meest econo-
misoh kan -geschieden en dat de goederen op de
minst kostbare w’ijze rechtstreeks worden ‘ervoerd
naar de plaatsen waar -zij benoodigd (lees: het meest
benoodigd) 2ijn.” Het spreekt vanzelf, dat vrijhandel
en socialisatie niet in dezelfde lucht kunnen ademen,
maar ik wijs er toch even op, dat de bij vrijhand-el
spontaan intredende en groeiende internationale
arbeidsverdeel-ing tbij socialisatie alleen de- vrucht van
reglementeering kan wezen. Wat de zaak alweer-niet
eenvoudiger maakt.
H. W. C. BORDEWIJK.
G-ioningen, Mei 1920.

UITVOERPOLITIEK.

De N.U.M. verheugt zich nog steeds niet in een
zelfs maar eeni-gszins welwillende appreciatie in de
-kringen van Handel en Nijverheid. Dit is verklaar-
baar, maar nochtans niet in alle -opzichten gemoti.
veer-d. Met name wordt bijvoorbeeld niet -zelden de N.U.M. aansprakelijk -gesteld voor het voortbestaan
van uitvoerverboden. Alleen de Mini-ster van Land-
bouw, Nijverheid en Handel is hiervoor verantwoor-
delijk, maar wijl het aanvragen van uitvoerconsen-

ten
-bij
de – N.U.M. pleegt te geschieden, verkeeren
velen in den lande nog steeds in de dwaling, d-at de exportcentrale -de touwtjes -onzer exportpolitiek in
handen heeft. –
Het is niet om -op deze dwaling de aan-dacht te
vestigen, dat wij tot het schrijven van dit artikel beslo-ten. Wij gevoelden daartoe behoefte, -omdat de wijze,
waarop van Regeeringswege -de crisisbemoeiing met onze exportpolitiek wordt •geliqui-deerd, ons niet be
vredigt. Maanden en maandenlang zijn vertegenwoor-
digers van talrijke industriegroepen bezig om stuk voor stuk uitvoerverboden uit het eertijds waarlijk
imposante complex los te breken! En niet zonder
succes. Ondanks dezen druk worden evenwel nog tal
van uitvoerverboden -gehandhaafd. Daarom

heeft het
zijn nut het volle licht te laten vallen op -de methode,
(of juister wellicht, gebrek aan methode), die bij de
voorbereiding van opheffing van iitvoerverboden ge-

bezigd wordt.
– In een tijd, dat nagenoeg aan alle voorn-ame arti-
kelen van consumptie en’ gbruik gebrek was en de
uitvoer -daarvan aan gene zijde der grenzen op allerlei
wijze werd aangemoedigd rustte op een Minister de
vtrplichting de uiterste voorzichtigheid in acht te
nemen. –
Het lag voor -dô hand, dat wanneer belangheb-
benden de uitvaardiging van een uitvoerverbod en-
gemotiveerd oordeelden de Minister van Landbouv’
hen uitnoodigde -deze gedragslijn te volgen: Vraag
mij onder op-gave uwr motieven, opheffing van het
verbod en ik zal onderzoeken of -het -mogelijk is aan
uw verzoek te voldoen. Maar wat in -de oorlogsjaren

een goede weg scheen is thans uit den booze. De Mi-
nister, die niet inziet, dat thans vrijheid van verkeer
met het buitenland, -zoowel voor personen, als goede-
ren regel behoort te zijn, maakt zich schuldig aan een
kortzichtige politiek. Niet meer dient de Minister
passief
den aand-reng uit belanghebbende kr-in-gen af
te wachten, doch -hij dient
actief op
te treden.
Thans zij vrijheid regel en uitzdnderingen -behoort
de Minister eerst na voldoende onderzoek en moti-
veering in -te stellen en te handhaven. –
Daarom- veroordeelen wij het systeem, dat nog steeds
aan het ministerie van Landboiiw.gehandhaafd wordt,
en waarbij het a]s vanzelf -sprekeud wordt beschouwd,
dat belanghebbenden om opheffing van uitvoerverbo-
den komen vragen onder aanvoering van de motieven,
die
zij
daarvoor aanwezig achten.

Wanneer opheffing van uitvoeryerboden -dan voor
dit dan voor dat -artikel door belanghebbenden wordt
verzocht neemt de betrokken afdeeling op het -depar-
tement welwillend de vraag in overweging. Allerwege
wordt geïnformeerd, soms -l)ij belanghebbenden, soms
ook bij nog niet -geliquideerde commissies van advies
en als het oordeel der aangeschreven deskundigen
niet te lang uitblijft en gunstig luidt, besluit de Mi-
nister van Landbouw tot het verleenen v-an algeheele dispensatie op het betreffen-de uitvoerverbod. Duide-
lijk komen de ,,verdiensten” van dit ,-,systeem” uit
in het antwoord dat de Minister den Nijverh-eidsr-aad op zijn verzoek -om opheffing van tal van uitvoerver-
b&len ten aanzien van machinerieëu deed toekomen.
,,Door mij is reeds overwogen om dispensatie te
veileenen van het verbod van uitvoer van alle m-achi-
nerieën. Daar de piaktijk echter -heeft bewezen, dat
het niet doenlijk is deze artikelen te specificeeren
en

het
derhalve
wenschelijk is den uitvoer van bv. loco-

motieven
e.d.
aan -banden te leggen, verzoek ik u mij
opgave te doen toekome van die machinerieën, waar-
vooi de fabrikanten -hier te lande moeilijkheden on-
dervinden hij den uitvoer door N.U.M.-heffingen,
formaliteiten, enz. Door mij zal dan nader overwogen
worden of hiervoor -dispensatie Ican worden ver-

leend.”
1)

Dit antwoôrd veroordeelt o.i. zichzelf. Naar -onze
meening kan de nijverheid eischen, dat
alle
machine-
rieën worden vrijgelaten, behalve die, welke -de Minis-
ter on-der behoorlijke motiveering -zijnerzijds aan een
uitvoerver-bod wil onderwerpen. –
En ivat voor machinërieën ge-ld, is van toepassing
op alle overige artikelen. De vrijheid van het handels-
verkeer met het buitenland is nog steeds een hoek-
steen van onze nationale welvaart en de ifiiinister,
die haar aan banden wil leggen, dient –krachtige argumenten naar voren te brengen en vooral for-
meele motiveeringen te vermijden. Kunnen wij ons
dus met de omkeering van den bewijslast in het op-
heffingsproces als principieel onjuist niet vereeni-
gen, het standpunt van den Minister, dat er nog uit-
voerverboden gehan-d-haafd möeten blijven kunnen wij
– afgezien van wellicht enkele zeer speciale gevallen – voor nijver-heidsartikelen niet billijken. De belem-
mering die handel en nijverheid uit dien hoofde en-
dervin-den is volslagen nutteloos.
Voor het over-groote deel der nijverheidsproducten
is het toch -duidelijk, dat reeds in den hôogen stand van onzen – gulden -op de interration-ale markt een
natuurlijke rem voor te groote export is gelegen. Onze
éxporteerende nij verheidsondernemingen verkeeren nu
niet direct in een zoo rooskleurigen toestand, dat de
Minister verantwoord is, wanneer hij één dag langer
dan dringend nood-ig i-s den export belemmert.
Naar onze nieening i

s dan ook de tijd voor meiden-
teele opheffing van uitvoerverboden reeds lang ver-
streken; een massale intrekking, -op grond van alge-
meene economische overwegingen, achtten wij reeds -maanden geleden -geboden. Maar nog steeds gaat de
Minister met zijn incidenteele -politiek verder! En

1)
Cursiveering van– mij.

19 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

425

waarom? Van nagenoeg alle artikelen, die in den
laatsten tijd zijn vrijgogeven èn eveneens van die,
welke nog steeds via de N.U.M. moeten worden uit-
gevoerd, wordt nimmer één consentaahvraag gewei-
gerd, wat beteekent, dat de binnenlandsche behoefte
naar het oordeel der N.U.M. voor uitvoer geen be-
zwaar oplevert.. Maar hierdoor wordt niet bewezen,
dat steeds uitvoerconsent behoort te worden gege-
ven, maar dat belemmering van den export in dat
artikel niet langer gemotiveerd is! Waarom dan volhard bij de beperking van handel
en industrie in haar rechtmatig verlangen naar
expansie? Om de N.U.M.-kas van haar stroppen af
te helpen? Het. wordt veelal beweerd, maar zou een
financieele politiek van zoo laag ellooi zijn, dat wij
ons veroorloven bij deze onzakelijke motiveering niet
langer stil te staan. Wel willen wij de aandacht wijden
aan het betoog van Minister van IJ.sseistein, dat hij,
ofschoon nimmer een consent wordt geweigerd, noch-
tans niet tot opheffing van uitvoerverboden over-
gaat, wijl hij voor prijsstijging in het bepaalde artikel
vreest en daartegen de N.U.M.-heffingen als correc-
tief aanwendt. Wij gelooven, dat de Minister hier
verzuimt nauwkeurig te onderscheiden. Voor land-
bouwproducten, die in het buitenland door hooge
prijzen eventueel een ruim afzetgebied zouden vin-
den, gaat ‘s Ministers betoog in theorie ongetwijfeld
op, in de practijk valt daarop nochtans wel het een
en ander af te dii,ujgen. Voor nijverheidsaritikelen, met
uitzondering van suiker, is ‘s Ministers betoog even-
wel theoretisch noch practisch ter zake doende. Steeds
is in de laatste maanden voor nijverheidsartikelen
ten hoogste 1 pOt. aan N.U.M.-recht geheven en nim-
mer is de vrees gegrond geweest, dat de hooge prijs,
die voor eenig product op de buitenlandsche markt
kon worden betaald tot een leegpompen van het eigen
land zou leiden! Dit klemt temeer, nu door de hooge
waarde van den gulden talrijke nijverheideproducten
in het buitenland buitengewoon moeilijk verkoopbaar
zijn!
In de derde plaats wordt de bemoeiing van de
N.U.M. gemotiveerd door er op te wijzen, dat zij
staten houdt (indien wij ons niet vergissen in triplo
zelfs) van de uitgevoerde hoeveeLheden en dat deze
contrôle haar te allen tijde in staat stelt om, ,,als het
te bar wordt” den uitvoer stop te zetten! Alsof de
N.U.M., die van de zich steeds wijz.igende behoefte
niet op de hoogte is en bovendien den aanvoer uit het
buitenland slechts achteraf uit de rjksstat.istiek kan controleeren, ook maar bij benadring den gewettig-
den uitvoer zou kunnen fixeeren. Intusschen voor
wien dit niet duidelijk genoeg moge spreken,
zij
naar
de practijk verwezen. Het is in de afgeloopen maan-
den voorgekomen, dat de Minister de vrees koesterde,
dat er aan een bepaald artikel schaarschte was ont-
staan, n.l. aan spiritus, papier en ljnolie, maar in
geen dezer drie gevallen werd zijn aandacht hierop
gevestigd door de N.U.M., maar door .de afnemers. Wat vanzelf spreekt! Maar voor den Minister blijk-
baar niet zoo krachtig, dat hij tot opheffing der uit-
voerverboden – en uitschakeling der N.U.M.bemoei-
ing – voor alle nijverheidsartikelen durft besluiten!
En toch gelooven wij, dat dit van den Minister
geëischt mag worden.
Met het stijgen der buitenlandsche koersen zal ge leideljk de uitvoer en daarmede noodzakelijk de ge-
heele productie stijgen!
De exportnijverhei.d verlangt geen regeeringssteun,
wel haar medewerking en bovenal de erkenning, dat
zij door de internationale economische constellatie
verplicht is onder buitengewoon moeilijke omstandig-
heden de afzetgebieden te vinden, die zij vroeger be-
diende of die zij ter vervanging van tijdens den oor-log verloren centra wil veroveren.
Wij nemen aan
1
dat de Regeering de moeilijkheden,
die de industrie ondervindt door de exportbelemme-
ring niet ten volle kent, immers wanneer de Minister
van Landbouw, Nijverheid en Handel alleen slechts

wist, wat het ‘beteekent te moeten offreeren onder •de
mededeeling, •dat de export uit Nederland is ,,subject
to license” zou •hij naar onze overtuiging met alge.
heele herziening zijner, overigens Vrij stuurlooze, uit-
voerpolitiek niet langer dralen.
MOLENAAR.

GOUDEN STANDAARD EN DISCONTO-

POLITIEK.

Nog een paar woorden naar aanleiding van het stuk van den heer Boissevain in het nummer van
1.2 Mei.
Hij
begrijpt nie.t, dat ik uit Pierson’s beschou-
wingen in de 4de paragraaf van de 2de afdeeling van
Hoofdstuk IV, deel T, tot de verklaring kom, dat
ruimte van ruilmiddel ide circulatiebank moet nopen
het disconto te verhoogen. Inderdaad daartoe kom ik
niet uit die beschouwingen van Pierson, naar welke ik
slechts verwees om te bewijzen, dat Pierson het begrip
ruimte van ruilmiddel gebruikte in dan zin van ruimte van ruilmiddel
onder het publiek.
Pierson’s meaning,
dat zoodanige ruimte ‘van ruilmid.del (tot disconto..
verhoogi.ng moet leiden, von.d ik op deeHde bldz 607, Deel 1 (2ide druk),
1)
die nu ook de heer B. aanhaalt:
Disconto-ver’hoog’iig maakt de ongedekte circulatie
kleiner, dus het ruilmiddel schaarsch . (natuurlijk
weer onder het publiek). Dus men moet het disconto
vei’hoogen als het ruilmiddel (on.der het publiek) te
ruim is. Het doet mij genoegen, dat de heer B. door
dit citaat aantoont terug te
zijn
gekeerd tot de goede
gewoonte ruimte (of sehaa:rschte) van ruilmicldel te
gebruiken als ruimte (sdhaarschte) van ruilmiddel
onder het pu:bliek. Op ‘dezelfde wetenschappelijke
basis stoelende, moesten wij liet wel eens worden als
wij de termen maar in ‘dezelfde heteekenis gebruikten.
Over de goudpolitiek worden wij het echter minder
gemakkelijk eens. De conclusie van dan heer B., dat
Pierson’s leer, dat •wij uitvoeren wat wij het liefst
millen missen (het laagst waardeeren) in ruil voor
wat wij het liefste krijgen, de juistheid bewijst ‘van de
politiek der Ned. Bank, die immers alleen goud
afstaa,t als wij iiniderdaad in de plaats krijgen wat wij
wenschen (lees wat de Centrale Bank wel goed vindt,
dat er inkomt), schijnt mij zeer stout. Ik lees bij
Pierson nergens, dat wat wij (een volk) wenschen te
zien dingevoerd, wordt bepaald door de Centrale Bank-
instelling. En ik ‘ben erg ongeloov’ig, of de Centrale
Bank wel zekerheid heeft, ‘dat een goudafgifte met
het doel iets bepaaids in ruil te krijgen, werkelijk –
als nen eens diep op de zaak inging – niet slechts in
schijn – bewerkt wat men precies wil. Een Devisen-
centrale werkt al gebrekkig, laat staan de inmengin’g

van wie slechts een klein stukje van de zaak be-
heersch.t.

Maar dat daargelaten, ben ik van meaning, dat als
er voorkeur bestaat voor wat er in ons land mag

komen aan goederen en vorderingen in ruil voor wat
wij aan goederen, goud en vorderingen uitvoeren (als-
mede uit welk land het mag komen), dat dan die
voorkeur ‘door den wetgever is te regelen, niet door
de Centrale Bankinstelling.
ANT. VAN GIJN

CONSTANTINOPEL, DE DARDANELLEN EN

DE BOSPORUS IN ‘T VERLEDEN EN HEDEN.

III.

De zeestraten tussehen Azië en Europa en Constan
tinopel zijn aldus van het begin der 19e eeuw tot nu
toe een object der vraagstukken van staatkunde en
volkenrecht geworden, waarbij het zwaard en de macht
beslissing gaven. En als men de innerlijke roerselen van den strijd, die zich daarom heeft afgespeeld, en
waarvan wij slechts enkele feiten aanstipten, nagaat,
dan vinden .die hun oorsprong in de economisch-geo-

graphische en strategische beteekenis van deze plek der
aarde. Daaraan heeft Turkije de meer dan platonische

1)
In de noot 2 van mijn artikel van 5 Mei haalde ik
•de bladzijde reeds aan;

426

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1920

belangstelling der groote mogendheden in zijn staat-
kunde en bestuur to danken gehad. Die belangstelling
was nog niet zoo groot in den tijd na de vrovering rin
1453, omdat toen de economische politiek der West-
Europeesche staten en volken zich meer richtte naar
de voor kort ontdekte overueesche gewesten in het Westen, of naar het Oosten langs een weg, die niet
meer door de Middellandscho Zee liep. Toen viel het
verlies van Oonstantinopel niet zoo sterk in het oog.
Maar langzamerhand, in het laatst der 16e, in de 17e
en in de 18e eeuw begon de lust weer op te komen om
de betrekkingen met de oude handelsgewesten in het
Oosten van de Middellandsche Zee opnieuw aan te
knoopen. Bescheiden vroeg men handelsvertegenwoor-
digers in de landen ‘van de Porte en in Oonstantinopel,
en verkreeg er capitulaties. Het was de eerste vreed-
zame penetratie in het Turksche Rijk.
In de 19e eeuw hebben Rusland, Frankrijk, Enge-
land en Duitschland in hun Oostersche politiek de
belangen in het oog gehouden, die zij hadden bij de
Dardanellen en den Bosporus met Oonstantinopel. De
deelneming der groote Europeesche Mogendheden aa.n
de Balkanoorlogen was er op gericht, op Constantino-
pel invloed uit te oefenen. De aanvankelijke plannen
van de Entente om aan Rusland vasten voet te Con-stantinopel ‘te geven, deden Turkije bij Duitschiand
aansluiten, en door die samenwerking bleef gedurende
den laatsten oorlog de toegangspoort ‘van de Zwarte
Zee gesloten. Rusland heeft zijn doel niet bereikt en is
gevallen; Duitschiand heeft zich in den Balkan niet
kunnen handhaven. Turkije moest zich overgeven. En
de zeestraten tusschen Ajzië en Europa met Constan-
tinopel zijn nu door de geallieerden bezet. Zij tien in,
welk economisch belang in het bezit daarvan gelegen is. Het verzwakte, onzekere Turkije hier onbeperkt te
doen heerschen, zou gevaren voor de toekomst met
zich brengen, en het economisch verkeer aan banden
kunnen leggen. En voor Consta.ntino.pel en de zee
straten opent zich een nieuwe toekomst in economisch
opzicht, als eens de toestanden in Europa geconsoli-
deerd zijn.
Dit gezamenlijk optreden wijatden weg, langs welken
de oplossing van het vraagstuk gevonden kan worden.
De zeeëngten en de stad Oonstantinopel vormen niet
zoozeer een element van nationale belangen als van
internationalen aard. Het toebehooren van beide aan
één staat, zooals lang het geval was, benadeelt niet
zelden internationale belangen. Turkije heeft deze in het eerste stadium van zijn macht in dit gebied, door
zijn oppermacht eenzijdig toe te passen, geschaad. De
geschiedenis van 1784 tot nu toe was die van het
optreden van verschillende mogendheden om den invloed van Turkije op de zeeëngten en de stad te
beperken. Maar een andere oppermacht, voor Turkije
in de plaats tredend, zou denzelfden tegenstand en
strijd doen ontstaan.
Het eenige redmiddel is de zeestraat en de steden
aan den oever te iternationaliseeren, en te plaatsen
onder een goed georganiseerden volkenbond, die alle
belangen gelijktijdig en gelijkelijk verzorgt. Al geven
de tegenwoordige toestanden nog geen hooge verwach-
ting van een Volkenbond, toch moet dit ideaal hoog
gehouden worden.

Constantinopel is door zijn ligging altijd een inter-
nationale stad geweest, die alleen door haar econo-
mische beteekenis groot is geworden. Gedurende alle
tijdperken harer geschiedenis stroomden hier hande-
laars en gelukzoekers uit alle landen samen, maar
nooit werden die elementen tot een nationale eenheid
versmolten. Toen Constantijn de Groote de stad ver-overd had, plantte hij in Roma Nova burgers uit vele
naties, en trok de handel en
nijverheid
er talrijke
vreemden. De Latijnen namen er steeds een groote
plaats in en waren sterk onder het Latijnsche Keizer-
rijk. Toen Oonstantinopel door de Turken veroverd
werd, werd de stad onder hun bestuur weer met nieuwe

bewoners bevolkt, en vormden sedert ook de Turken
er een belangrijk element der bevolking. Zoo is het
ook later gebleven, en in de 19e eeuw is die ireterna-
tionaliteit door Constantinopels bevolking nog ve-
sterkt. Tijdens den aanvang van den laatsten oorlog
telde de stad ongeveer 1.250.000 bewoners, waarvan
500.000 Turken, 200.000 Grieken, 180.000 Armeniërs,
65.000 Israëlieten en 70.000 Europeanen van verschil-
lende nationaliteit. Men kan Oonstantinopel geen
Turksehe stad noemen, omdat !de Turken nog niet de
helft der bevolking uitmaken; het is een cosmopolitisclie

stad. Maar dewiji de Turken de meerderheid uitmaken,
boven elk der andere elementen gaande, en omdat de regeering Turksch was, is op vele gedeelten. ook een
Turksche stempel gedrukt. Doch daarnaast vond men er Armeensche en Grieksohe stadsdeelen. Ten N. van
den Gouden Hoorn wonen de Turken alleen in aan-
eengesloten massa iii Kassim Pasja en Fyndykly.

Ook de Aziatische nederzettingen aan den Bosporus,
met uitzondering van Kadiköis, hebben overheer-
schend Turksche bevolking. De Grieken hebben enkele
kwartieren in Staimboel, als Fanar, Psamatia en
Koemkapoe, en in de .voorsteden Pera en. Galata. Zij
zijn bankiers, kooplieden, artsen, architecten en schip-

pers; ook vindt men hen bij de nijverheid. De Arme-niërs bewonen de kwartieren van Jedi Koele, Koem-
kapoe e.a., doch men vindt hen ook in Pera en Galata,
waar zij veelal dragers, leiders van zaken en leveran-
ciers zijn. De Joden, meest Spanjolen, ‘bewonen voor-
namelijk de .kwartieren Balat, Haskoi en Galata en
enkele dorpen aan den Bosporus. De Enropeanen,
hier Franken genoemd, bewonen Pera. De Levantijnen
vormen een eigenaardig, karakterloos element in Con-
stantinopel en elders in het Oosten, .dat niet hoog ge-
acht wordt. Het zijn de in het Oosten geboren, opge-

voede (of beter gezegd onopgeivoede), een beroep uit-
oefenende nakomelingen van geëmigreerde ouders of
grootouders. Gewoonlijk zijn het nakomelingen van
gemengd-rassige ouders, Grie.ksche vader, Spaansch-
Joodsche moeder, Armenisdhe vader, Grieksohe moe-
der en alle vermengingen van Joden en Armeniërs,
Grieken, met Franschen, Italianen, Christelijke
Syriërs ena. Engelschen en Duitschcrs komen als
vaders en moeders slechts zelden voor. Onder de Latij-
nen vindt men vele parvenuachtige typen, aanmati-
gend, oppervlakkig en drukte makend zonder veel
levensernst. Zij dringen overal in, verpesten het
geestelijk leven, veranderen kunst in var.iété, muziek
in tingeltangel, ondermijnen de zeideljkheid der jeugd.

Turken zijn weinig gezin’d om handel te drijven; zij
laten dit liever over aan vreemdelingen, vooral aan
Levantijnen, Grieken, Joden en Armeniërs en de
vreemdelingen. Een groot-industrie naar het Euro-

peesch begrip heeft Constantinopel niet, met uitzon-dering van eeniige fantasieartikcien. Ook was er een
meel-industrie, en kwam de confectie en textielnij ver-
heid er meer op.

Constantinopel is door haar eeonomisoh-geogra-
phische positie in ‘t bijzonder aangewezen voor den
handel. Zij is de stapeiplaats tusschen het Oosten en liet Westen en het kruispunt ‘van
belangrijke
zee- en
landiwegen. Daarenboven bezit Coustantinopel in dan

Gouden Hoorn een onvergelijkbaar schoone haven, be-
schermd door de twee gemakkelijk te verdedigen en
sterk bevestigde zeeëngten. Hoewel de handel, die
vroeger voor geheel het rijk in Constantinopel gecon-
centreerd was, ‘voor een gedeelte werd overgenomen

door Smyrna, Beiroet en Salonika, toch
blijft
Con-

stantinopel nog altijd de hoofdmarkt ‘van het Turksche
Rijk en van den Levarut. Langs den spdorweg door Klein-Azië met zijn voortzetting naar Bagdad heeft
liet zijn handeisgebied in ‘t Oosten uitgebreid; aan den
anderen kant staat het in spoorwegverbinding met de

Balkanlanden en met Centraal- en West Europa. Het
verkeer met het Oosten wordt steeds uitgebreid. En
in de obloeiende havens aan de Zwarte Zee: in
Odessa en Nicolajew in het N.W., in Eupatoria,

19 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

427
1

Sebastopol, Jalta, Feodosia (Kaffa) en Kertsj in de
Krim, in Berdjansk, Taganrog, Maroepol aan de Zee

van Azof, heeft Oonstantinopel een groot achterland
in liet Noorden. Daarbij komen nog de havens van
Anapa, .Noworossisk, Poti en Batoem in het Oosten
der Zwarte Zee, Trebisonde, Samsoen en Siiiope in
Klein-Azië, en Boergas, Warna, Oonstanza,
Galatz
en

Braila in het Westen der Zwarte Zee.
Met die vele havens en hun handelsgebieden is het
achterland van Oonstantinopel in ruimen zin buiten-
gewoon groot. Doch ook ‘van het Turksche rijk concen-
treert zich het grootste deel van dan initvoerhandel op
Oonstantinopel. V66r den oorlog was Constantnopel als liandeisplaats ‘vooral voor de volgende Turksche
producten van beteekenis: graan, opium, rozenolie,
tapijten, wol, geitenkaas, huiden, colophon.inm, mastix,
oliezaden, noten, kanariezaad, wijnen, eieren, schapen-
darmen.
Het totale scheepivaarverkeer in de hayen van
Oonstantinopel bedroeg in 1912: 18.391 schepen met
een inhoud van 20.169.166 ton. Bovenaan stonden
hierbij Groot-Britannië met 5.421.000 ton, Grieken-
land met 2.762.000 ton en Oostenrijk-Hongarije met
1.070.000 ton. Dan volgden Rusland met 968.000 ton,
Italië met 505.000 ton en Turk’ije met 426.000 ton.
Nederland was er bij betrokken met 122.000 ton.
Deze cijfers van -v66r den oorlog toonen de interna-
t,ionale betee.ke.nis van Constantinopel aan, waar de
Turken zelfs geen groote rol spelen in het economisch
leven. De handelsomzet der stad zal ongetwijfeld sterk
kunnen toenemen, als Klein-Azië weer tot economi-schen arbeid wordt gebracht, en de spoorwegen naar
Azië. een ruimer achterland openen, misschien den
overlandweg naar Indië.
Oonstantinopel ligt niet meer als in de 16e eeuw in
het centrum ‘van het Turksehe rijk, maar in een uit-
hoek, met niet meer achteriland in Europa dan een
smalle strook langs de zee van Marmara. Een derge-
lijke internationaal belangrijke plek te bezitten, waar
zooveel belangen bij zijn betrokken, kan voor het
Turksehe rijk niet anders dan de bron tvan veel zorgen
zijn. De stad en de zeestraten zijn op internationali-
seering aangewezen, en kunnen daardoor alleen voor
den arbeid des vredes in de toekomst de rechte betee-
kenis verkrijgen, en ook voor het Turkscihe rijk het
grootste voordeel opleveren. Als hierdoor het vraag-
stuk der Dardanellen wordt opgelost, zal de oude
wereld een bron van strijd en oorlog minder, maar een
ruim veld van economisch arbeiden rijker zijn ge-
worden.
H. BLINK.
Den Haag.

1)5 PETROLEUM-INDUSTRIE IN 1919.

II.

De oorlog lieef t voor de verschillende
regeeringen
wel zeer de waarde van de aardolieproducten duidelijk
gemaakt. Deze komen dus hoe langer hoe meer in het
centrum van dc belangstelling der gouvernementen
te staan.

In overzichten over vorige jaren werden hierom-
trant reeds verschillende mededeelingen gedaan.
In Engeland hhben de daar gemelde boringen tot
nagenoeg geen resultaat geieijcl, zoodat de vroeger
gekoesterde verwachtingen niet in vervulling zijn
gegaan.
In Frankrijk wil men het monopolie voor petro-
leumproducten, hetwelk tijdens den oorlog ontstond
en waarbij de Regeering den aankoop en don aanvoer
van de belangrijkste oliederivateii zelf in handen
nam, voortzetten, zij thet dan ook in eenigsains ver-
zachten vorm.

Men voelt in dat land zoozianig de schaarschte van
de brandstoffen, dat allerwegen in Frankrijk zelf en
in zijne Kolonjiën naar cle kostbare aardolie wordt ge-
zocht.

Jn verschillende landel] heeft dan ook ‘de wijze,
waarop oh econcessies door olie-exploitanten kunnen

worden verworven, in ‘den loop der jaren een pririci-
pieele wijziging ondergaan. In de plaats van een vrij
systeem is daar regeeringsiinmen ging getreden. Bij
het
vrij systeem,
heeft men twee stelsels te onderschei-
den, uh., als ik dat zoo noemen mag, het conitinentale
en het Angelsaksisc.he stelsel, welke zeer in het alge-
meen hierop neerkomen.

Bij het eerste stelsel zijn eigendom van boven- en
ondergrond ten opzichte van verschillende mineralen
gescheiden. Men heeft vergunning tot opsporing van
den Staat te verkrijgen, ‘die op aanvrage van den
eersten ‘verzoeker wordt gegeven, waarbij het doen
van een ‘vondst als regel recht op concessie geeft. Het
beste voorbeeld ‘voor dit systeem is het Pruisisciie
Berg-Gesetz, in welks voetspoor de ongewijzigde
Indische Mijnwet van 1899 trad.

Bij het tweede stelsel is de eigenaar van den boven-
grond ook eigenaar van ide olie, zooals in de Veree-
n’igcle Staten van Noord-Amerika. De olie-exploitant
sluit dan bases met den eigenaar tegen betaling van
een zekere royalty van de gewonnen olie.

In het laatste geval dus een geheel vrij systeem; bij
liet continentale stelsel geen
regeeaingsinmenging,
doch slechts
regeeringsbemiddeling.
De exploitant
onderhandelt niet met het gouvernement omtrent do
voorwaarden; deze zijn vastgelegd in de mijnwet; hij
vraagt slechts op ‘grond van die
algemeene
‘bepalingen
registratie zijner rechten aan.

In dit verband kan nog opgemerkt worden, dat er
in verschillende landen waar de Angelsaksische mijn-
wetgeving gold een streven merkbaar is, om die in de
Pruisisohe om te zetten. Zoo werd in Mexico en ver-schillende Zuid-Amerilcaanshe Staten het continen-
tale stelsel ingevoerd, terwijl ook de Landleasing Bil],
die in de Vereenigde Staten w’erd aangenomen, dit
systeem aanihangt.

Zooals gezegd treedt in verschillende landen voor
het vrije stelsel regeeringainmenging in de plaats; op
zijn pad ontmoet de olie-exploitant thans telkens het
gouvernement. Dit pad voert ‘hem niet meer alleen in
de wildernis, doch ook iii de anti-cihambre van den
regeeringsvertegenwoordiger.

In Nederlandseh-Indië vond dit stelsel reeds in
1905 ingang, toen in de Indische mijnwet de mogelijk-
heid werd geopend om voor bepaalde terreinen over-
een.komsten met het gouvernement te sluiten. Op
grond hiervan werden toen de Djanvbi-contracten
voorgesteld. De Kamer onder leiding van den heer
Albarda ging toen nog ‘verder en nam een motie voor
Staatsexploitatie aan, waarbij het particuliere aandeel

geheel werd uitgesloten. Geconstateerd kan echter
worden, dat Nederland in deze alleen staat; is ook in
andere landen tot het
contractenstelsel
overgegaan
steeds wordt door de rogeeringen aansluiting gezocht
bij de bestaande concerns.

Hieronder volgen nog eenigc sededeelingen om-
treot verschillende productieiande.
Voor de
Vereenigde Staten
in het bijzonder is 1919
een record-jaar geweest. De productie werd tot ruim
48.000.000 ton opgevoerd, waarmede de Ver. St. onge-
veer 70 pOt. van ‘de wereldproductie hebben geleverd,
tegen b.v. 63
Y2
pOt. in 1913. Sedert ihet begin van den oorlog is de proluctie ‘van crude met 32 pOt. gestegen.
De Vereenigde Staten is niet alleen de grootste
olieproducent, maar ook een der grootste olieconsu-
meuten. Het verbruik is ongeveer gelijk aan de pro-
ductie.

Deze ontwikkeling is deels te danken aan de bijzon-
dere positie waarin de Amerikaansche petroleum-
industrie verkeert.
Het zeetransportvraagstulc heeft voor dit lan4d lang niet zoozeer gegolden als voor die productiegebieden,
welke have producten elders op de wereldmarkt moes-
tea plaatsen. Uitgebreide exploiratios, gelukkige

vondsten in verschillende igebieden, hebben het hare
tot dit succes
bijgedragen.
Men denke aan de ,,oil-
booms” in Texas, Okla.homa, Wyomi’ng, Kansas en

428

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1920

Cal’ifornië. Voornamelijk de boringen in Texas en in
Louisiana, waar groote spuiters werden aangehoord,
zijn de features van 1919 geweest.
In 1919 heeft de achtereenvolgende behandeling
van eeni.ge wetsontwerpen, tot strekking ‘hebbende
de uitgifte mogelijk te maken van concessies op een
groot aantal vroeger gereserveerde oliehoudende
Staatsterreinen, onder speciale van de gewone mijn-
wetgeving afwijkende ‘bepalingen, voortgeduur.d. De
z.g. Landleasing Bill – waarvan boven reeds sprake
was – is eerst onlangs door President Wilson be-
krachtigd. Eene opmerkelijke bepaling in deze wet

is de uitsluiting van vreemdelingen op de betreffende
oliereeh.ten, wanneer Amerikanen in de landen hunner
inwoning aan beperkende bepalingen ten opzichte van
de deelneming in oliemaatschappijen zijn onderworpen.

Aan de Amerikaansche petroleumindustrie bleven
in het afgeloopen jaar ernstige moeilijkheden niet ge-
spaard. Het netelige ‘arbeidersvraagstuk, de transport-
moeilijkheden en ‘de somtijds lastige regeeringsiumen-
ging vormden even zoovele belemmeringen tot nog
krachtiger uitgroei. Werd eenerzijds inmenging van

regeeringszijde in de zaken ‘der olie-industrie somtijds
drukkend gevoeld, a.nderaijds evenwel ‘deden de regee-
ringslichamen al het ‘mogelijke om de Amerikaansche
indutrie in een •zoo voordeelig mogelijke positie te
plaatsen ten opzichte van de concurrentie met het
buitenland.

Zooals hierboen reeds werd opgemerkt hangt de
petroleumindustrie van
Mexiico
ten nauwste samen
met die van de Vereenigde Staten. Mexico is in enkele
jaren een der belangrijkste olieproducenten geworden
en belooft nog zeer veel voor de toekomst. De pro-
ductie is snel stijgende; in 1916 ‘bedroeg deze pl.m.
4.000.000 ton, in 1917 ruim 7.000.000 ton, in 1918
8.700.000 ton en in 1919 reeds ongeveer 13.500.000
ton.

Waar de behoefte van de locale markt, in tegen.
stelling met de Vereenigde Staten gering zijn, heeft
Mexico eene belangrijke beteekenis en nog grooter
toekomst als exporteur voor de wereldmarkt. Gelijk
medegedeeld bevinden zich de petroleumbelangen
voornamelijk in handen van Amerikanen. De invloed
van de Hollandsch-En.gelsc,he interessen ‘is in het be-
gin van 1919 aanzienlijk vergroot door de samenwer-
king, welke tusschen de Mexican Eagle en de Royal-
Dutch Groep, welke naar bekend is, in Mexico met
hare dochtermaatschappij La Corona werkt, verkre-
gen is.

In de wrijving tusschen de Mexicaansche Regee-
ring en de vreemde olieproducenten is in 1919 weinig
of geen verandering gekomen. Beide partijen zijn op
hun stuk blijven staan, ofschoon in den laatsten tijd
Caranza meer geneigd schijnt te zijn, om het conflict
op een voor beide partijen bevredigende basis op te
lossen. Het eeui’ge maanden geleden uitgevaardigde
decreet, waarbij het verleenen van boor,vergunn’ingen
mogelijk werd gemaakt, legt van dat streven getui-
gemis af.

De maatschappijen kunnen thans namelijk boor-
vergunningen verkrijgen onder het beding, dat zij
zich te zijner tijd zullen moeten onderwerpen aan de
nu nog in overweging zijnde wetsbepalingen, tenzij
zij er dan de voorkeur aan geven de vergunning prijs
te geven.

Er is overigens niet heel veel kans, dat het aan-
hangige organieke wetsontwerp, tot uitvoering van
Art. 27 der Grondwet van 1917, spoedig wet zal wor-
den. Daardoor blijft de toestand in Mexico no’g steeds
een onzekere.
*)

In
Zuid-Amerika is
het oliebedrijf over het ‘alge-
meen nog in het begin van zijne ontwikkeling. De
activiteit vooral in Columbia tot het verkrijgen van
ol’ieconcessies neemt ech’ter ‘hoe langer hoe meer toe.
De Vereenigde Staten, ‘die vreezen, dat hunne onder-

*) [Gelijk bekend, werd voor eenige dagen de regeering-Caranza omvergeworpen. – Red.]

grondsche olievoorraden binnen eenige tientallen jaren
uitgeput zullen raken, houden, naast Mexico, in de
eerste plaats op Zuid-Amerika hun oog gevestigd ter
voorziening van hunne behoeften. De productie van
Indië
vertoont een stijgende lijn,
doch zonder schokken. De oliewinning heeft naar
menscheljke berekening daar eerder haar hoogtepunt bereikt dan ‘dat men eene belangrijke productdever-
meerdering kan verwachten. Het bedrijf in Indië is
een ,,settled one”. Ook in 1919 werd een grootere
opbrengst verkregen dan in het daaraan voorafgaande
jaar. In die hoogere productie werd vooral door
l3orneo bijgedragen. Tooh wordt Indië van steeds
kleinere beteekenis tea opzchte van de wereld-
industrie. Bedroeg de Indische productie in 1913 nog
2,94 pOt. van de wereldproductie, sedert is zij ge-
daald tot 2,78 pOt.
Hoewel het dus niet te verwachten is, dat Indië
ooit een vooraanstaande plaats in de rij der olielanden
zal ‘innemen, zou onze Kolonie toch betere cijfers
kunnen ‘vertoonen, wanneer men er eindelijk toe zou kunnen komen de nog altijd gereserveerde olieterrei-
een tot exploitatie te doen komen. Ook in 1919 is er
in dit opzicht nog niets veranderd. In deze tijden van
hooge prijzen heeft de motie Albarda de Schatkist
vermoedelijk reeds vele millioenen gekost.
De Europeesche
petroleumindustrie heeft zeer sterk
door den oorlog geleden. In 1913 produceerden Rus-
land, Roemenië en Galicië samen 23,15 pOt. van de
wereldproductie, in 1918 slechts 10,75 pOt, en in 1919
liep de totaa.lproductie zelfs terug tot 6,35 pOt.

In
Roemenië
had de petroleuniindustrie ook dit
jaar met verschillende moeilijkheden te kampen, die
oorzaak waren, dat de
stijgende
lijn van productie
door de Duitsche bezetting verkregen na de aftocht
van deze niet werd voortgezet, integendeel, weder in
een dalende werd omgezet.

Boven wees ik reeds op de factoren, die belemme-
rend werkten op den uitvoer van dit land. Tengevolge
van het ontbreken van vrijen uitvoer en eveneens door
dan hopeloozen toestand, waarin zich het verkeers-
wezen bevond en nog steeds bevindt, werd de beschik-
bare opslagruimte geheel in beslag genomen, waar-
door de raffinaderijen ten zeerste in hunne werk-
zaam’heden werden belemmerd. Daartegenover kon’den
tengevolge van de voortdurende onderbreking van de
pijpleiding nauwelijks eenige petroleumprodu c’ten
naar Ootnstanza worden verpompt waar ongeveer
120.000 ‘ton opslagruimte beschikbaar is.

Ook de productie ondervond van deren toestand
den terugsiag; zij moest tot het noodzakelijke worden
beperkt, terwijl ‘de •boorwerk’zaamheden moesten wor-
den ingekrompen. Dit laatste had naast arbeiders-
moeilijkheden echter nog een andere oorzaak.

In September verscheen ni. een Koninklijk besluit,
waarbij bepaald werd, dat de Roemeensohe Oonsolida-
tiewet tijdelijk werd opgeheven en een boorverbod op
reserve-terreinen werd afgekondigd. Tevens werden
alle transacties in cöncessies verboden tot 6 maanden
na het sluiten van den al.ge.meenen vrede.
Ik laat nog enkele vergelijkende productiecijfers
volgen:

1913

1.885.619 ton.
1914

1.783.947
1915

1.678.145
1916 (‘tot aan ‘de ontruiming) 1.244.093
1917

517.491
1918

1.214.219
1919 (ongeveer)

920.000

Over de uitschakeling ‘van
Rsuland
van de export-
markt heb ik reeds boven eenrige mededeelingen ge-
daan.

Wat het binnenland betreft ‘bleef in het afgeloopen
jaar door ‘dan burgerkrjg het afzetgebied langs de
Wolga voor de voornaamste productiecentra,. Baku
en Groszny, afgesloten.

De voorraden hoopten zich op en daar de produ-

19 Mej 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

429

centen deze niet konden realiseeren ontbrak ‘hun het
kapitaal om de terreinen te herstellen en verder te
oiitwikkelan.

Door de ontreddering van het verkeer kon slechts
een klein gedeelte van de voorraden, die zioh te Baku
en Grosriny bevonden gedistribueerd worden in de,
uitgestrekte gebieden van Rusland, die in 1919 onder,
Denikin’s bewind stonden.

Voor het petroleumgebied geldt vanzelfsprekend ook ‘de algemeene economische malaise, die in het
oude Ozarenrijk heer.scht, nl. de waardedaling van het
geld, het gebrek aan materiaal en aan kleeding en
]even’sm’icldelen voor de employé’s, zoomede cle ver-
schillen in nationaliteit van de kleine Staten onder-
liag. Bovendien verkeert het gel.dwezen in een zeer
ontredderden staat. Het groote verschil in pariteit
der versdhillende roebels werkt zeer belemmerend op
de industrie. In Batoem, thans de voornaamste haven
voor export, geldt de Transkaukasische Roebel, waar-
van men er 900 voor een
£
Stefling krijgt, terwiij1 men
van de door Denikin’s Regeering uitgegeven ,,Don”-
Roebel 2800 istuks moet betalen voor een £ Sterling.

Ook
Galicië
moest in 1919 nog lijden onder de ge-
volgen van de .i.neenvalling van Centraal Europa,
waardoor de productie van 70.000 ton per maand in
1918 in December 1919 ‘tot 42.000 ton terugijiep.

Gelijk andere landen met een lagen valuta-stand
was oök Polen een gebied hetwelk door internationale
fiinanciers werd afgegraasd. Een gedeelte der petro-
leumindustrie kwam dan ook in handen van vreem-
delingen.

HET NIEUWE BEGINSEL IN DE

TYPOGBAPHIE.

Bezwaarlijk zoude één enkeling aan dezelfde zaak
zooveel goeds tot stand kunnen brengen en zooveel
kwaads berokkenen, als Prof. Mr. J. A. Veraart aan
de bedrijfsorganisatie der grafische vakken deed.

Dat dit bedrijf maatschappelijk het best en meest
volmaakt georganiseerde in ons land kan worden ge
noemd, is in sterke mate •aan hem te danken; dat
echter bij de meeste bekende economen, zoowel als bij
het groote publiek een muur van wrevel en wan-
trouwen tegen zijn stelsel is opgetrokken, kan niet
minder aan Prof. Veraart worden geweten.

Ik kan mij zeer wel voorstellen, dat het Mr. Dr.
A. A. van Rhijn, ‘die onvermoeid bezi:g schijnt het vele
goede in de bedrjfsorganisatie tot verdere ontwikke-
ling te brengen, het slechte daaruit te verwijderen,
wel telkens pijnlijk moet treffen, hoe moeilijk het is,
de buitenwereld te overtuigen, dat het stelsel-Veraart
en de economische organisatie van het drukkersbe-drijf niet (langer) identiek (willen) zijn.

Steeds weder opnieuw zal ‘hij imoeten constateeren,
dat, zoo gemakkelijk Prof. Veraart de vereenzelviging zijner denkbeelden met den geest der vooral door hem
tot stand gebrachte ‘bedrijfsregelingen in de typogra-
phie bij het publiek ‘heeft bewerkstelligd, zoo moeilijk
het hem, Mr. van R., valt, dien z.i. verkeerden indruk
weg te nemen.

Reeds meermalen heeft Mr. van R. de O.A.O. ‘en
de daarmede ten nauwste samenhangende prjzenpoli
tiek in de typographie moeten verdedigen.
Behalve zijn beide laatste artikelen in de ,,Econo-
misch-Statistische Berichten” van 31 Maart en 21
April 1920,. en in het 29 October-nummer van het-
zelfde tijdschrift, herinner ik mij o.a. een gedachten-
wisseling tusschen hem en den heer B. J. Gorris in
het ,,Algemeen Weekblad van den Middenstaudsbond”
in den aanvang van dit jaar.

in het 31 Maart-nummer der ,,E.-S. B!’ verklaart
Mr. van Rhijn, dat er een nieuw beginsel zijn intrede
heeft ‘gedaan in de C.A.O. voor de ‘typographie, met
name tea aanzien van de medezeggenschap der werk-
nemersorganisaties bij de vaststelling der prijstarieven
(de medezeggenschap t.a.v. het royement is wegens de

begrijpelijke zeldzaamheid van -het geval van minder
beteekenis).

In hetzelfde ‘artikel loochent schr. opnieuw de iden-
titeit van het huidige stelsel der drukkersbedrijven
met de bekende ,,economische bedrjfsorganisatie” van
den Delftschen hoofleeraar, oud-raadsman van den
Ned. Bond van Boek’drukkerijen.
Ik meende – terloops – in het nr. van 7 April op
goede gronden in de eerste plaats het bestaan van
een nieuw
beginsel
te moeten ontkennen, al gaf ik
toe, .dat misschien de toestand eenigszins gewijzigd
is door het nieuwe contract.

Verder heb ik de meenipg verkondigd, dat er van
een eigenlijke verandering in de medezeggenschap der
arbeiders ten aanzien van de prijspolitiek
door
de
nieuwe C.A.O. niet ‘kan worden gesproken.
Ten slotte heb ik mij over de prijstarieven der
drukkers
volgens het stelsel-Veraart
in vrij krasse en
afkeürende bewoordingen uitgelaten, terwijl ik te ken-
nen gaf, ‘dat ik geen werkelijk verschil zie tusschen
het door Prof. Veraart beschreven systeem en de
geldende regelingen in de typographie.

Terecht oordeelde Mr. van R. mijn beweringen zeer onvoldoende bewezeti. Reeds in het gewraakte artikel
erkende ik zulks en de repliek des heeren R. noopt
mij thans wel te trachten een en ander te staven, zij
het ook zeer ‘beknopt.

Vooraf dien ik kortelings mijn bezwaren tegen het,
laten wij het maar noemen, ,,eigenlijke stelsel-Veraart”
mede te deelen.
Het verschijnen van het boek ,,Vraagstukken der
Economische Bedrijfsorganisatie” werd gevolgd door
een storm van verontwaardiging, nauwelijks evenredig
aan de belangrijkheid van het werk.
Ik mag den belangstellenden lezer o.a. verwijzen
naar de artikelen van wijlen Mr. I. A. Levy (,,Econo-
mist” van 15 Juni 1919), van F. M. Wibaut (,,Socia-
listische Gids” van 1919, ‘bldz. 549 e.v.), naar de
brochure van Jos. van Wel, getiteld ,,In Vanum
Laboraverunt”, naar verschillende voordrachten en
gedach-tenwisselingen van Prof. Mr. M. W. P. Treub,
Dr. Th. van der Waerden, Mr. L. G. Kortenkorst, die
allen op min of meer scherpe wijze de ethische en
economische onhou’dbaarheid van het van hoogge-
leerde zijde gepropageerde stelsel uitvoerig ‘betoogen.
Mij wordt verweten de uitdrukking (nog wel tus-
schen aanhali.ngsteekeus en voorzichtigljk ‘beperkt
door de woorden ,,soms niet geheel ten onrechte ge-
noemd”!): ,,uitbuiting van den verbruiker.”
Men luistere naar Prof. Veraart zelf, gewoonlijk
toch beschouwd als uitdenker van, en stellig de beste
autoriteit over, het door hem in het dru’kkersbedrijf
ingevoerde en haarfijn ontwikkelde stelsel.
Mij worde het uitlichten van een aantal zinsneden
‘uit een boek ten goede gehouden; ieder die het werk
heeft gelezen, zal erkennen, dat de aanhalingen vol-
komen juist den geest van hetzelve uitbeelden. Het
zijn er enkele uit vele. Na tegen het stelsel der vrije mededinging ernstige
bezwaren te hebben ingebracht, zegt Prof Veraart
(blz. 62).:

,,Bij economische bedrjfsorganiisatie (ontstaat): een
streven om op de eerste plaats voor bepaalde gezamenlijke proestaties een
prijs
te ontvangen,
die zoo hoog. mogelijk
ligt boven den kostenden prijs der verschillende onder-
nemingen,
1),
een verkoopprijs, die (lan voor de verschil.
lende ondernemingen vrijwel automatisch in deelen wordt
gesplitst naar haar deelname in de productie. Bij vrije
concurrentie: het natuurlijk streven om de kosten, en dus
o.a. ook de arbeidsvoorwaarden, zoo laag mogelijk te
houden, teneinde met des te meer succes den medestander
te kunnen verdringen; terwijl de economisch georgani-
seerde industrie het eerst vraagt:
wat is op het publiek te
verhalen
1),
om daarvan ook vooral de totale belooning van
den factor arbeid afhankelijk te stellen.”

Op bldz. 67 vertelt sehr., nadat hij heeft aange-toond, hoe het minimum-prijstarief geleidelijk de

1)
Cursiveering van mij. H:

430

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 .Mei 1920

,,maximale waardeering van het publiek” heeft
bereikt, hoe toch nog de mogelijkheid bestaat, dat
,,hetzij door een gril van het publiek, hetzij door
een gelukkig samentreffen van hun inspanning
met de beoordeeling van het publiek, de onder-
nemers de waardeering voor hun product zien
stijgen,” en dus ,,de prijstari’even alweer worden ver-
hoogd, zonder dat de grens der maximale waardeering
wordt bereikt.”
is er dan voorloopig niets meer uit den verbruiker
te persen, bld’. 68) ,,de bepaalde productie, die ter
markt wordt aangeboden, dekt een bepaalde vraag.
Welnu: het komt er dan op aan, dat terwijl de vraag
toeneemt, de productie op •de bepaalde hoogte blijft,
ofwel indien de vraag dezelfde blijft,
de bepaalde pro-

ductie viordi in,ge/cro?nper&.”
1)

Er wordt niet onderzocht of het de vraag is naar
een levensbehoefte; de productie wordt eenvoudig be-
perkt om de prijzen weder te kunnen verhoogen. • Hoe is dit mogelijk? Men kan (bldz. 69) ,,’kapitaal-

vernieuwing verhinderen”, ,,aanvu’fling met nieuwe
arbedskrachten beletten”. Alweêr negeeren van de vraag naar de maatschap-
pelijke behoefte, naar de geoorloofdheid van produc-
tiebeperking en dat nog wel in dezen tijd!
,,Maar natuurlijk werkt ook ‘het economisch beginsel,
dat de hoote prijs de beste is, bij de ondernemers-kapita-
listen ‘zoo goed als bij cle arbeiders, on mij tot deze groepel.I
te bepalen. Het staat wel vast, dat geen der beide genoertdo
groepen zal rusten, v66r het te bereiken in(tninwrn ook
inderdaad is bereikt”
1),
(bldz. 72).

Dan ten slotte in het algemeen (bldz. 70).

,,De volgende fasen zullen ‘dus worden doorloopcn:
,,Eerst invoering van een minimum-
prijstarief; dan onder drang van mede-
werkende vereenigingen, onder drang van
de resultaten van een goed systeem van
de.ii kosten’den prijs, .verhooging van het
tarief, tot de maximale ‘waardeering bij
bepaalde productie is bereikt; vervol-
gens sluiting vaic ‘het bedrijf; einde-
lijk bedrijfsconc•entratie en b e p e r k i n g
van de productie. Men zal het billij-
ken, dat
ik
hier zooveel mogelijk ver-
o e ii v o
u
d i g.”
2)

Ziedaar let heele stelsel ,,in a nutshell”.
De gevolgen? De schrijver zal ze U zeggen.
(bldz. 106):

,,De opkomst van

nieuwe bedrijven
wordt door de economische bedrijfs-
org’anisatie aanzienlijk belemnie’rd. Dit
laat zich gemakkelijk begrijpen. E e n
m e e r of minder aanzienlijk deel der
consumenten wordt, zooals wij zagen,
steeds meer beperkt in z
ij
n beihoefte-
leven; het ‘krijgt steeds minder gele-
genheid om nieuwe behoeften te kwee-
ken, nieuw o’ntwaak.te behoeften te be-
v
r e d i g e n.”
2)

Is de verontwaardiging van zoovelen over ‘dit stelsel
zoo misplaatst? Waren mijn uitdrukkingen over het
stelsel-Veraart in het 7 April-nummer niet vrij be-

zadiigd?
Wellicht geeft ook Mr. van R. dit toe, doch zal hij
er op wijzen, dat hij steeds heeft ‘ontkend, dat het
stelsel-Veraart identiek is met dat der drukkersbe-
drijven.
Hierop kan ik antwoorden:
Prof. Veraart heeft ‘het stelsel uitged’acht en uitge-
werkt, heeft de economische bedrijfsorganisatie in de
dru’kkersbedrijven jarenlang en tot voor korten tijd
geleid.
Hij ‘brengt naar voren, dat dit wèl de geest van de
bedrijfsorganisatie in de grafische vakken is.
Welke reden zou hij hebben om zijn eigen systeem z66 zwart te maken?
Op ‘welken grond moeten wij aannemen, dat die
geest dan onlangs is veranderd? De materieele voor-

Cursiveeri.ng van mij. H.
Spatieering van mij. H.

waarde daarvoor: het aan de prijspolitiek verbonden
verplichte lidmaatschap, fbestaat nog en Mr. v. R. zal
toch niet kunnen beweren, dat de menschelijke natuur
in de laatste jaren zich ten goede heeft gekeerd.
Ware het niet zaak voor de drukkers, werkgevers,
zoowel als werknemers, het stelsel-Veraart nu eens
‘categorisch te• verwerpen? Dit doet Mr. van Rhiju
niet; hij volstaat met te ‘zeggen, dat ,,de zoo verspreide
opvatting, alsof de door Prof. Veraart verdedigde or-
ganisatie in het •drulckersbedrjf is vastgelegd’, slechts
ten dccle juist is” (,,E.-S. B.” van 29 October 1919).
En ook de heer Ponst’eijn, die in de ,,Socialistischc
Gids” van Maart 1.920, van arbeiderszijde de nieuwe
C.A.O. in de typographie uitvoerig bespreekt, kan
zich klaarblijkelijk hier en daar noode tegenover Prof.
Veraart schrap stellen, en verdedigt hem bijv. telkens
tegen de aanvallen van den heer Wibaut.

Thans het ,,nieuwe beginsel”, dat Mr. van Rhijn

ziet t.a.v. de medezeggenschap ‘der werknemers, inzake
de prijstarieven: Dit zou zijn vastgelegd in art. 81,

der O.A.O., luidende:

1
,1.
De contractanten ter eenre zijde geven den contrac-
tanten ‘ter andere zijde iuziht in de prijstarieven, alvo-
rens deze worden vastgesteld of gewijzigd.”

,,Met de ter vergadering uitgenoodigde leiders der ge-
zeIlen,” zegt Mr.
V.
6., ,,wordt dan het prijstai-ief uitvoerig besproken. Men gaat na de wijze waarop cle berekenIngen
zijn uitgevoerd. Vragen worden beantwoord en nadere in-
lichtingen gegeven.”

Waarom ‘moest dit ,,nieuwe beginsel” worden aan-
vaard?

,,De leiders der werknemers wezen er op, dat zij zich
in een scheeve positie bevonden, wanneer zij op hunne
algemeene vergadering moesten toegeven, dat zij tooh
eigenlijk van de prijsregelingen, die mede door ‘hun orga-
nisatiën ‘worden gehandhaafd,
niet het juiste begrip had-
den. ) (
Mr. v. R. ‘iii het nummer van
31
Maart.)

Toch zegt Prof. Veraart, schrijvende over den tijd,
dat hij economisch-raadsman der drukkerspatroons
was,
in 1918 reeds
(tap. ‘bidz. 43)

,,De patroonsregelingen zijn voor de leiders ‘der ‘arbeiders-
bonden niet geheim. Zij mogen de tarieven critiseeren;
maar ook worden die tarieven hun uitgelegd.”

Wat hebben zij thans, ten minste anderhalf jaar
later dan bereikt met het ,,inzicht krijgen” in de
tar.ieven, dat zij vroegër niet hadden, en waarmede zij vroeger ,,’geen juist inzicht konden verkrijgen?”
Dit bestond reeds practisch v66r 1918, al was het
misschien niet vastgelegd in de overeenkomst.

Waar is nu het
nieuwe
beginsel?

Sehr. dezes zal de laatste zijn om te ontkennen, dat
een dergelijke besprelcing van tarieven, zelfs indien
de werknemers een nauwelijks raadgevende stem heb-
ben, van grooten invloed zou kunnen zijn; blijkbaar

was zij dit vroeger echter niet (z.b.) en ik begrijp
geenszins, in welk opzicht dit thans zou zijn vera.n-
der.d.

Terloops zij hier opgei

kt, dat ik onder ,,mede-
zeggenschap” versta een zekere grootere of kleinere
verantwoordelijkheid voor den gang der onderneming
en niet een ,,inzicht in prijstarieven.”

J-u’ist doordat zij de medeverantwoordelijkheid voor
de productie missen, zullen zich, de leiders der werk-
nemers niet durven en niet kunnen verzetten tegen
verhoo!ging van het prijstarief, indien daardoor ook
het loonpeil stijgt, zelfs al gaan de onder.nemerza,inst
en de kapitaalrente mede naar boven. Slechts geringe
kennis van de huidige verhoudingen zal, dit ‘doen
beamen.

Dat M. v. R. zelf zou erkennen, dat er in het begin-
sel
i
geen wijziging is gebracht, maak ik op uit: ,,In
,

tussdhen w’ordt •de• eigenlijke leiding in de prijspolitiek
daarmee niet aan de patroons ontnomen. Zij zijn, het,
die ten’ slotte de tarieven vaststellen of wijzigen.”
(Mr. v. R. in ‘het nr. van 31 Maart 1920.)

1)
Cursiveering van mij. H.

19 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

431

Tot
1913
waren èn ”olgens Prof.
Veraart,
èn vol-

gens Mr. v. Rhijn, èn volgens den heer Ponsteijn, cle
toos’oan•clen niet slechts voor •de arbeiders, maar ook
voor de ondernemers in het drukkersbedrijf aller-
treurigst.
Thans zijn de ,,uitkomsten bevredigender”.
In hetzelfde artikel haalt Mr. .v. R. uit ,,Sociale
Voorzorg” aan, dat cle inkomens der groep drukkers
sedert
1914
met
59
pOt. zijn gestegen en vraagt mij

daarbij de kosten van levensonderhoud in aanmerking
te nemen.
o
Laat .ikzulks doen. Deze kosten wordenvoor,ar.bui-
dersgezinnen op ongeveer 200 pOt. van die in
1913

geraamd; voor de meer gegoede standen is de stijging
van het index-cijfer ongetwijfeld nog hooger. Aldus
kom ik voor de drukkerspatroons eenerzijds tot een
belangrijke welstandsvermeerdering, anderzijds tot een
schrikbaren•de ,,Verelendung”! Het blijkt dus, dat de cijfers uit ,,Sociale Voorzorg” voor deze vergelijking
te eenenmale ongeschikt zijn; er werken daar klaar-
blijkelijk nog andere, belangrijke, niet dadelijk vast te
stellen, factoren. t
Hoe gaarne Mr. v. R. zelf klaarblijkelijk zou wen-
schen, dat de economische bedrijfsorganisatie slechts
{

op een, uit igemeenschapsoogpunt toelaatbare, wijze
wordt gebezigd; zoolanig het stelsel toelaat, dat door t
dan verkoopprijs de maximale waardeering van heti
koopende pu:bliek wordt bereikt, zoolang zal die grens
ook steeds
worden
benaderd: psychologisch en econo-
mi.soh mag dit toch wel als ‘vaststaade worden be-
schouwd.
Losmaking ‘van het verplichte lidmaatschap en de prijstarieven van elkander zal hierin slechts verbete-‘
ring brengen.
De uiterst scheeve positie van de werknemersorga-

uisatios, die ik in mijn vorig artikel besprak, zou,
daardoor ook worden opgeheven.
De hechl,heid der wederzijdsche organisaties zou
welliöht tijdelijk eenigszins worden geschokt, maar ik
twijfel niet of beide partijen ‘hebben de groote voor-
deelen van het veelzijdige en intensiq,i overleg, de
vormende beteekenis der ingrijpende en doelmatige
collectieve ibedrjfsregeling wel z66 goed leeren kennen’
en waardeeren, dat op den duur de economische orga-
nisatie in de typografie van het uitbannen harer’
slechte uitvioejsels geen h]ijvefide schade zal onder-
vinden.

Ik stel mij bloot aan het wederwoord, dat ik de;
economische bedrijfsorganisatie niet begrijp, dat met
het door mij ‘verworpen element daarvan, het geheele
stelsel staat of ‘valt, vooral voor de werkgevers.
Voor hen zou het geheele systeem slechts nut heb-‘
ben, omdat zij daardoor goede prijzen kunnen ‘hand-
haven.

Dat betwijfel ik sterk; na zooveel jaren een vrij.
groote rust in het bedrijf te hbben gekend en rechts-
zekerheid te hebben genoten, zou men al zeer spoedig
terug verlangen naar het uitstekende, georganiseerde o’rerleg met de werknemers, naar de leerlingen-rege-
ling, de rechtsbedeeling en al hetgeen de
0. A. 0.
in de
typografie verder biedt. G. H. C. HART.

Amsterdam.

AANTEEKENINGEN.

De geldpolitielc in Nederlccnd. –
Ge-
dateerd
15
Mei
1920
is de navolgende verklaring
openbaar gemaakt:

Onder cle ingewikkelde sociaal-economische vragen, die
hier te lande op het oogenblik eene oplossing eisehen, neemt
dat der geldpolitiek, als onderdeel van het duurtevraag

stuk, een eerste plaats in.
Doordrongen van de groote volksbelangen, welke bij een
ordelijk en waardevast ruilmiddel, vooral than.s, betrok-
.ken zijn, achten oudergeteekenden het hun plicht een woord
van ernstige waarschuwing te doen hooren tegen de nel-
ging in vele kringen, om in een voortgaande uitzetting
van het ruilmiddel, met ‘haar direct gevolg van ruimte op
de ‘geldmarkt, ‘heil te zien.

• Deze politiek is dezer dagen door een der grootste bank-
instellingen aangeprezen, als ware zij in het algemeen
belang, terwijl ook de geidpolitiek, die tot dusverre, iziet
name sedert den wapenstilstaud, gevolgd is, van denzelf-
den gedachtengang blijk geeft.
In de eerste dagen van den oorlog heeft uien den zuive-
ren gouden standaard verlaten. Of dit terecht geschied is
en met name gedurende den oorlog de gezondheid van ons
ruilmiddel voor hoogere belangen moest wijken, wenscheti
wij in het midden te laten. Het kan echter niet ontkend
worden, dat door dat verlaten van den gouden standaard
de mogelijkheid geopend is voor een uitzetting van den
voorraad ruilmiddelen (zoowel in den vorm van papiergeld als van rekening-courant saldi) buiten de normale grenzen.
In het ‘bijzonder is hierdoor een zeer omvangrijke uitzet-
ting van de credieten der Nederlandsche Bank aan Rijk en
gemeenten mogelijk gewprden.
Naar de meening van ondergeteekenden mocht de om-
vang onzer circulatie, nadat er van een noodtoestand geen
sprake meer ‘was, niet langer overwegend door boven-
staande factoren worden beheerscht. Slechts de wezenlijke
behoefte aan ruilmiddel hij het publiek mag thans aan de
circulatiebank tot richtsnoer dienen bij de bepaling van
den ruilmiddelenvoorraad.
De leer der infiationisten uit de 17e en de 18e eeuw, als
zoude het economisch leven baat vinden bij het bederf van
het ruilmiddel, immers bij hooge prijzen, is te afdoend weer-
legd, dan dat zij hier nog bestrijding van noode zoude
hebben.
Het is noodzakelijk, dat Nedei

land een groot aandeel
neme in den wederopbouw van Europa. Vergrooting van
de hoeveelheid circuleerend ruilmiddel is echter aan deze
hulpverleening allerminst noodwendig verbonden. Langs
anderen en beteren weg kunnen de hiervoor noodige be-
dragen worden gevonden. /
Het ruilmiddel moet worden uitgezet in tijden, waarin
inderdaad meer ruilmiddel noodig is, om daarna weer in-
gekrompen te kunnen worden. Maar duurzame vermeer-
dering in een tijd, waarin ‘de productie niet vermeerderd
is, terwijl tevens de natuurlijke weg tot inkrimping afge-
sloten is, is met de eischen eener juiste elasticiteit in
strijd.
Van den verkeerden weg, waarop wij ons ‘bevinden, op
den goeden weg terug te keeren, gaat niet zonder moeilijk-
heden. Zij mogen geen reden zijn om dien terugkeer, die eens plaats moet vinden, uit te stellen. De moeilijkheden
zouden er slechts doör vermeerderen.
Ons ruilmiddel is gedeprecieerd tegenover het goud, dat
zijn wettelijke waardestandaard was, waardoor tevens een
onnoodig element van onzekerheid is gekomen in de wissel-
koersen op die landen, waar de gouden standaard gehand-
haafd is.
Twee middelen in onderling verband zijn noodig tot her-
stel van dezen misstand.
Het eene middel is afgifte van goud (of goudsaldi) door
de Nederlandsche Bank. Op welke wijze zulks moet ge-
schieden, is een vraag van uitvoering, welke geen moeilijk-
heden oplevert. Aanvankelijk zal hij den vast te stellen
prijs met de bestaande depreciatie rekening kunnen wor-
den gehouden.
Niet minder noodzakelijk is het brengen van de hier te lande abnormaal lage geldrente in overeenstemming niet
de reëele rente. Deze eisch vervalt niet door het feit, dat
verschillende credieteisOhen, thans aan de Bank gesteld,
in de eerste plaats die van Staat en gemeenten, wellicht
ongevoelig zullen blijken te zijn voor discontoverhooging.
Zoo noodig worde tegelijkertijd ‘langs anderen weg de ere-
dietverleening ingekrompen.
Hoofdzaak is, dat de elasticiteit in de eredietpositie der
Nederlandsohe Bank worde hersteld. Discontoverhoogi ng en afgifte van goud moeten, althans bij het geldende geld-
stelsel, in onderlinge samenwerking wederom de rem tegen
te sterke uitzetting van den voorraad circuleerend ruil-
middel vormen.
Vroeg of laat moet men terugkeeren tot een op juiste
beginselen berustende praktijk, en het is van het grootste
belang dat dit spoedig geschiede. Waar de Nederlandsche
Bank daarbij vermoedelijk de publieke opinie zal hebben
te trotseeren, die ten onrechte in goudafgif te een gevaar ziet, hebben ondergeteekenden gemeend hunne meening
te moeten doen kennen, opdat de Bankdirectie zich nisdan
gesteund wete.
Internationale saihenwerking in deze zonde toe te
juichen zijn, doch is geen vereischte. Volgt het buitenland,
voorzoover daartoe eenigszins in staat ‘het hier te lande
te geven goede voorbeeld niet, dan zal het heilzame gevolg van vaste wisselkoersen tea aanzien van die landen achter-
wege blijven Dit mag echter geen reden zijn om den inge-

432

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1920

zetenen langer te onthouden wat hun reoht is’: een orde-lijk en zoo vast mogelijk rujlmiddel. Een ontwricht ruil-middel is een sociaal •gevaar van dn eersten rang.
De tegenwoordige •gezindheid, om met een beroep op de
buitengewone omstandigheden het werk van Mees en Pier-
son terzijde te schuiven en daarvoor de dwalingen der 17e
en 18de eeuw wederom in de plaats te stellen, is in hooge
mate schuld aan cle huidige moeilijkheden. Een goede geld-
politiek kan slechts op juiste beginselen berusten. Terzijde-
stelling dezer beginselen heeft te allen tijde verwarring
op geldgebied in de hand gewerkt.

J. D’AULNIS DE BOUROIJILL.
D. VAN BLOM.
H. W. C. BORDEWIJK.
G. W. J. BRUINS.
P. A. DIEPENHORST.
E. C. VAN DORP.
TJ. GREIDANUS.
H. B. GREVEN. ANT. VAN GIJN.
A. HERINQA.
W. C. MEES R.Azn
E. M. MEYERS
C. A. VERRIJN STUART.
F. DE VRIES.

Een instituut voor buitenlan.dsc/t
r e c Iv t. –
Onder dezen titel verscheen in het vorige
nummer een aanteekening4van de hand van Prof. Mr.
Molengraaff, waarin melding werd gemaakt van de
oprichting te Berlijn van een ,,Institut für auslë.n-
disches Recht beim Reichsverband der DeutscheiT Indusie,” ‘hetwelk zich ten doel stelt het ve.r.strek-
ken van iioiichtirvgen over ibultenlandsch recht en het
verzamelen en piabliceeren van gegevens dieinaan-
gaande. Het is verheugend, dat thans ook in den
vreemde deze, aiibeid, diie hier te lande reeds sedert
een ‘tweetal jaren door het Internationaal Interme-diair In.stijtuut met veel succes wordt verricht, ter
hand genomen wordt. Over de snel groeiende werk-
zaamheden van het
I. I. 1.,
dat in deze kolommen
meer dan eens ter sprake is gekomen en van weiks
dr,iemaandelijksch bulletin wij in ‘het overzicht der

tij:dschriften geregeld de inhoudsopgave weergeven,
bèhoeven ‘wij de lezers niet nader in te lichten. In
vergelijking met het nieuwe Duitsohe Instituut is het

Nederlandsche lichaam in ‘vetschillend opzicht rui-
mer. Naast het juridisch terrein bestrijkt het ook het economisch gbied, terwijl een zoo nauwe ‘band met
het bedrijfsleven als in Duitschiand, in Nederland
niet aauweizg is.
In
korten tijd heeft het
1. T. T.
zich
een internationale positie van beteekenis weten te
scheppen.

De fin.ancieele nood der Gemeenten.
– Op
de 22 April
11
te Amsterdam gehouden verga-
dering van vertegenwoordigers der colleges van B. en
W.
der gemeenten met meer dan
50.000
inwoners
werd besloten, ter ondersteuning van de door de raden

dier gemeenten aan de Miniis’ters Van Biunendanidsohe
Zaken en van Financiën gerichte adressen, waarin
er op aangedrongen wordt onverwijld maatregelen te treffen tot verbetering van de financieele verhoitding
van Rijk en Gemeenten, een adres aan de Tweede
Kamer te richten, ter bespoediging niet door de
Gemeenteraden, doch door de Colleges van B. en
W.
Het adres, dat de vorige week wer.d verzonden, vangt
aan met een overzicht van de ljdensgeschiedenis der
tot dusver in/gedienide voorstellen tot verbetering van
den toestand der gemeentefinanciën, hetzij door wijzi-
ging in de Gemeentewet, waarbij het belastiniggebied
der Gemeenten vergroot wordt, hetzij door verbetering
der financieele ver/houding van Rijk en Gemeenten.
Het voornemen ‘der tegenwoordige regeerinig, om met
het tweede te wachten tot bekend zou zijn, welke
invloed een ‘wijziging der Gemeentewet op de finan-
ciën der Gemeenten zou hebben, lokte een adres van Amsterdam uit (26 Febr. j.l.), waarin betoogd wordt,
dat herzieniinig der financ.ieel•e verhouding van meer
belang is dan verruiming van belastinggebied. Aan
dit adres werd door tien gemeenten van boven
50.000
inwoners adhaesie betuigd.
Op
22 April had bovenvermelde vergadering te
Amsterdam plaats, waar men tot de conclusie kwam,
dt het kort daarvoor ingediende wetsontwerp tot
erruiming van het gemeentelijk :belastixzggebied, feitelijk op beperking ‘hiervan neerkomt en voor de

Amsterdam
191811919
191911920
192011921
Rotterdam
1918/1919
1919/1920
1920/1921
‘s-Gravenhage
191811919 (1918) 191911920 (1919) 192011921 (1920)
Utrecht
1918/1919
1919/1920
1920i 1921
Haarlem
191811919 (1918) 191911920 (1919) 192011921 (1920)
Leiden
1918/1919
1919/1920
1920/1921 Dor clrecht
191811919 (1918) 191911920 (1919) 192011921 (1920)
Arnhem
1918/1919
191911920
1920/1921
Nijmegen
191811919
1 919/192ij
1920/1921

Bedrag benoodigd
Aantal opcenten
als opbrengst der
v. 192011921
Samen.
gemeentelijke
noodig om het
inkomsten-
bedragv. kolom 5
belasting.
te verkrijgen.

f

8.825.000
15.0,20.000
.

f
27.000.000
15.020.000
36.000.000
240

6.985.000
,, 11.314.000
10.700.000
11.8,14.000
26.0,00.000
230

6.427.000
11.411.000
12.320.000
11.411.000
18.000.000

158

1.125.000
.
130.000
1.255.000
1.500.000
,,

275.000
,

1.755.000
3.750.000
1.755.000,
5.529.000
342

714.000
76.000
790.000
1.147000
166.000
,,

1.313.000
1.865.000
1.313.000
2.742.000
209

419.000
,,

37.000
456.000
800.000
,,

88.000
,,

883.000
,,

1.831.000
883.000
2.580.000
292

490.000
,,

40.000
530.000
600.000
,,

85.000

685.00.0i
,,

1.700000
685.000
,

2.225.000
325

816.000
112.000
928.000
1.000.000
,,

241.000
1.241.000
2.305.000
1.241.000
,,

3.652.000
294

793,000
87.000
880.000
1.000.000
,,

200.000
1.200.000

.
2.026.000
1.200.000
,,

2.400.000
200

Geraamde opbrengst der

GEMEENTEN. Rijksinkomsten-

Vermogens-
belasting.

belasting.

f
8.250.000

f
575.000

13.770.000

1.250.000

5.900.000

885.000

10.500.000

814.000

5.671.000

758.000

9.726.000

1.685.000

19 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

433

belangrijkste gemeenten een zeer aanzienlijke ‘derrv’iixg
van inkomsten beteekent, aangezien de bevoegdheid
tot het heffen eener plaatselijke diiecte belasting naar
het inkomen vervalt en daarvoor in de plaats zal
treden de bevoegdheid tot het heffen van opcenten
op de rijksinkomsten- en vermogens’belasting tot een
ntaximum van 100. De beteekeniiis hiervan voor een
negental van de gemeenten met meer dan 50.000
inwners blijkt uit den hiernaast afgedrukten staat.

Een overschrijding van het voorgestelde maximum-
heffiiigspercentage, als hieruit blijkt, is slechts met
een zeer gering aantal percenten door bezuiniging
te verminderen.

Op voet der heffing van 15 pOt. ‘van de hoogste
toeneming bij ide •rijksinkometenbelastin’g zou een hef-
fing van 325 opcenten, zooals voor Dordrecht noodig
zou zijn, voor de hoogste inkomens beteekenen een
gemeentelijke heffing van 48% pOt. Dergelijke hef-
fingen zijn zeker door den wetgever niet bedoeld,
aldus het adres.

Op grond hiervan wordt er dan op aangedrongen,
dat aan de gemeentebesturen vrijheid worde gelaten,
eigen •in.komstenibelastinig te heffen en dat wel zoo-
danig, dat zij bij de regeling der pro’greszie niet wor-
den aan banden gelegd.

Ten aanzien van de regeling ‘der ±inanc.ieele ver-
houding, word.t medegedeeld, dat een systeem, waarbij
de oplossing wordt gezocht in uitkeeringen aan de
gemeenten, diie het karakter hebben van ondersteu-
ning of bedeeling, beslist ‘verwerpelijk wordt geacht.
De eenige juiste oplossing van het vraagstuk is
naar ‘het stellig oordeel van adressanten deze, dat
rechtvaardigheid tegenover de gemeente worde be-
tracht door haar te ontheffen van de kosten van
verzorging van die takken van dienst, welke in de
eerste plaats het algemeen rijkabelang dienen.

Deze richting werd ook aangewezen door ‘het in
1917 aan de Vereeniging van Nederlandsohe Gemeen-
ten uitgebracht rapport. Zooals hierin aangegeven
ware op practische gronden de vergoeding te beperken
tot ‘de kosten van onderwijs, politie en armwezen.

Mochten de in verband hiermede te treffen wette-
lijke maatregelen niet zoo eenvoudig zijn, dat zij nog
over het jaar 1920 kunnen gaan werken, dan geeft
het adres ‘iii overweging bij een noodwet aan de ge-meenten een buitengewone uitkeering v66r één jaar
te verzekeren tot een ongeveer gelijk bedrag als
uit bovengenoemde maatregelen zou worden ver-
kregen.

Het hierboven geresumeerde adres is niet onder-
teekend door B. en W. van Arnhem, •die afzonderlijk
een adres aan de Tweede Kamer gericht hebben, aan-
gezien ze zich met de
wijze,
waarop het wetsontwerp
volgens het eerste adres zou moeten worden gewij-
zigd, slechts in zooverre kunnen vereenigen, dat ook
zij herstel van de plaatselijke in.koms’tenbelasti.ng
noodzakelijk achten.

Hun adres geeft eerst nog een aanvulling van de berekening van ‘het totale belastingpercentage der
grootste inkomens, ‘bij 325 opcen’ten. Dit zo’u zijn: 15
pOt. Rijksinkomstenibelasting + 2 pOt. Vermo’gensbe-
lastin.g (de inkomsten op een 5 pOt. basis berekend)
+ 12 pOt. Verdedigingsbelasting T ‘b + 6 pOt. Ver-
dedigingsbelasting II; te zamen 35 pOt. Daarhij zou-
den komen 25 Rijksopcenten (‘leeningsfonds 1914),
20 provinciale opcenten (in die provincies, waar dit
maximum geheven wordt) en 325 gemeentelijke op-
centen, d.w.z. te zamen 370 opcenten op ‘de 17 pOt.
Rijksinkomsten- en Vermogensbelasting; dit maakt
63 pOt. In ‘t geheel zouden derhalve van de hoogste
toeneminigen geheven worden 35 + 63 of 98 pOt. En
dit nog afgezien van de mogelijkheid, ja de waar-

schijnlijkheid, dat men in sommige gemeenten op den
duur boven de 325 opcenteu zou moeten gaan.
Om nu tot de bij het eerste adres voorgestelde wij-
zigingen terug te keeren, een regeling, waa’rbij noch
de progressie aan regeling gebonden is, noch het

hoogste heffingspercentage gelimiteerd,, zou volgens
B. en W. van Arnhem, in verband met de bestaande
Rijksbelastingen aanleiding kunnen geven tot toestan-
den, die niemand wil.

,,Immers de gevolgen van Vrije progressie en ongelimi-
teerd heffingspercentage zouden geen andere zijn dan van
liet ‘heffen van honderden opcenten op de Rijksbelastingen.
Wanneer voorheen – in ‘den tijd, ‘toen men ‘nog met heel
andere cijfers werkte dan nu – meermalen werd aange-
drongen op vrijlating van ‘de gemeente in ‘de regeling van
de progressie, dan ‘beoogde ‘dit, dat de gemeente in staat
zou worden gesteld ‘de middelbare en kleinere inkomens te
ontlasten ten koste van de hoogere, m.a.w. een regeling te
treffen zooals ‘de Rijksbelasting die reeds kent. Wanneer
thans de progressie werd vrijgelaten, zou de gemeente dus
zeker niet onredelijk handelen, integendeel nog gematigd
te werk gaan, wanneer zij eenvoudig cle, volstrekt niet
overdreven, progressie van de Rijksbelastingen overnam.”

,,Toch zou het invoeren van een zoodanige progressie praktisch uiteraard niets anders beteekenen dan liet hef-
fen van opcenten op de Rijksbelastingen en voor de thans
zwaarst belaste gemeenten ‘dus beduiden een heffing van
300 f 325
opceuten op die belastingen. M.a.w. ‘de mogelijk-
heid van een gezamenlijke heffing van 98 pCt. zou ont-
staan, zon’der dat een ‘hooger gezag eenig recht zou heb-
ben in te grijpen.
Dat dit meermalen feitelijk ook geschieden zou, schijnt
buiten twijfel.”

Het college is ‘bijgevolg van mening, dat de plaat-
selijke inkomstenbelasting aan zekere regelen ge-
‘bonden moet ‘zijn en voegt ‘hieraan toe, dat het geen
bezwaar zou hebben tegen een oplossing als door de
regeering voorgesteld, ‘d.w.z. tegen een uitsluitende
bevoegdheid tot opceutenheffing op ‘de Rijksinkom-
sten- en Vermogensbelasting, en dan tot een aantal
van b.v. 150, wanneer
tegelijk
met de inwerking-
treding van die bepaling tot stand kwam een dus-
danige herziening van de financieele verhouding
tusschen Rijk en Gemeenten, dat ook de thans zwaarst
belaste Gemeenten hiermede voldoende waren gebaat,
want, zoo besluit het adres:

,,Alleen ‘herziening van de financieele verhouding tus-schen Rijk en gemeenten, waardoor ook de inwoners der
thans weinig belaste en vaak welvarende gemeenten in
meerdere mate aan ‘de algemeene lasten ‘gaan bijdragen,
kan ten dezen beterschap brengen.”

Ten slotte moge hier nog vermelding vinden, dat
ook een minderheid in het College van B. en W. van
Rotterdam van meening was, dat ‘het voorstel der
regeering tot gelimiteerde heffing van opcenten de
voorkeur verdiende boven onbeperkte belastinghef-
fing door Rijk en Gemeenten.

De ,,Anglo-Persian” Petroleumter-
i e i
ni
e ni.
– De mededeelingen der laatste weken
over gebeurtenissen, ‘die inzake de machtsverhouding
der groots petroleurn’maatsehappijen op te merken
zijn, kunnen ook belangstelling wekken voor het
onderwerp in ‘den titel van deze aanteekenin,g genoemd.
In een vergadering van het ,,American Institute of
Mining and Metallurgical En’gineers” werd onlangs
over de Perzische petroleumterreinen een lezing ge-
houden door den heer Oampbell M. Hunter. Aan het
verslag van deze lezing wordt het volgende ontleend:

In nagenoeg iedere provincie van Perzië wordt
aardolie aangetroffen. De aanwezigheid op bepaalde
plaatsen is reeds eeuwen bekend. Herodoitus (450 v.
0.) heeft al het bestaan van een bron bij Ardericca
vermeld. Maar deze histo’rische attracties, die bij geen
aperçu mogen ontbreken, zijn natuurlijk voor de
wereidpetroleumixidustrie van geen belang geweest. De
eerste belangrijke exploraitiecampagne bego’n in 1903,
toen W. K. D’Arcy, aangespoord door geruchten over
rijke petroleumbeddingen in Perzi,ë, een systematisch
onderzoek op touw zette. In 1903—’04 werden twee
boringen gedaan te Kasz-i-Sbirin, resp. tot 243 en 640
meter diepte. Ook elders werd ‘geboord, maar zonder
groot succes. Toen rond tweehonderd duizend pond
sterling uitgegeven waren en, gezien. de ‘geringe resul-

434

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1920

taten, er hard aan gedachtwerd het werk er hij, neer
te leggen, hoorde D’Arcy van oliebronnen in de nabij-
held van Schuster (op Neder.lanclsche. kaarten wordt
geschreven Sjoester) en liii trok er heen om ze te
onderzoeken. Na veel tegenwerking van de bevolking
te hebben overwonnen; kreeg hij eene concessie en

werd met liet horen een begin gemaakt. Op 1100 voet
diepte werd direct bij het eerste boo.r.gat de ohehou-

dende laag ‘bereikt en de olie spoot 70 voet hoog de
lucht in, waarbij de boortoren werd uiteenigeslagen.

In 1909 vond de oprichting van de Anglo-Persian
Oil Compaiy plaats met debedoeling de concessie van
D,Arcy – waarvan de eerste al in 1.901 verkregen
was – in exploitatie te nemen. Deze concessie loopt

60 jaar, te rekenen van 1 Mei 1901 en verleent het
uitsluitend recht te boren naar olie, het winnen er van, verkoopen en afvoeren der petroleumproducten, resp.

de ruwe olie, in het geheele Perzische rijk, met uit-
zondering van de provincies Azerbaijan, Gilan,
Mazenderan, A.strabad en Khorasan.

Bij de concessie, overgegaan in handen van de
Anglo-Persian, werden aan het Perzische .gou’verne-
ment $ 20.000 ¶volestorte aandeelen toegekend en een

betaling in cash ter grootte van hetzelfde bedrag,
daarenboven nog een royal.ty van 16 pOib. der jaar-
lijksche netto-winst. De concessie die thans door de

Anglo-Persian gehoûden wordt, beslaat een gebied
van ongeveer 500.000 vierkante mijlen, waarvan slechts
tot op heden een klein ‘gedeelte geëxploiteerd is. In
1914 besloot de Britsche regeerin,g zich in de ontwik-

keling der Perzische o.lievelden •te interesseeren en
sloot •daartoe eene overeenkomst met de Anglo-
Persian Oil Oo’mpany, waarbij de regeering 1000 pref.
anideeien van 1 £ en 2.000.000 gew. aandeelen van

1 £ overnam.

In 1917 heeft nog de ,,Russo-Petroleum-Oompany”
van het Perzische gouvernement concessie verkregen
i.n liet district Ardebil en de provincies Gilan, Mazen-

deren en Astrabad om een bodemonderzoek naar
aardolie te verrichten. Onmiddellijk werd onder lei-
ding van prins Ameradzhebe een gezelschap geologen
naar liet gebied uitgezonden.

Omtrent de in Perzië bij borinig gevolgde methodes
is weinig gepubliceerd. Productieigegevens zijn in de

laatste jaren niet openbaar gemaakt. De bronnen be-
gi.nnen te spuiten en blijven langen tijd doorvloeien.
Van één bron wordt gemeld, dat 100.000 •tons olie
waren uitigestroomid. In het begin van 1919 werd ver-
nomen, dait de bronnen, die reeds .geboord w’aren, ge-
schat werden 5.000.000 ‘tons per jaar te kunnen voort-
brengen.

Van Maiidan-i-Naphtun, 800 voet boven den zeespie-
gel in een gebied be.hoorende aan de Bakh’tiiaren
Kihans gelegen, alwaar een ondermaatschappij van de
Anglo-Persian een domein in handen heeft, loopen
twee pijpleidingen ondersoheiideljk van 15 en 25 eM.

diameter naar de raffinaderij te Abadan, de afstand
bedraagt ongeveer 233 K.M. Indien nog enkele nieuwe

pompstatioizs gereed zij.n gekomen, zullen de pijplei-
dingen een capaciteit van 3.000.000 tans of ongeveer 22 millioen vaten bereiken. Abadan is een eiland aan
de uitmonding der beide rivieren ‘van Mesopotamië.

De rafinaderj daar werd voltooid in 1913 met een
geschatte jaarproductie van 1.750.000 vaten. Sedert

is zij nog aanzienlijk vergroot. Aanvanikeljk werd veel
last ondervonden van de zwavelhoudendheid van de
olie.

Tot aan het jaar 1916 waren te Maidan-i-Napli.tun

30 bronnen geboord, die aflë spuitende bronnen zijn,
z.g. ,,gushers”; aan .geen der bronnen behoefde destijds
door pompen de olie gewonnen te worden. In het jaar,
sluitende met Maart 1912, was de productie rond

600.000 vaten geweest, daarop is de productie zeer
aanzienlijk gestegen, mede door liet in bedrijf brengen

van meerdere bronigaten. Een verdere uitbreiding
werd opgehouden, doordat het afvoerend materiaal

nog niet op een grooter te verplaatsen hoeveelheid

berekend was.

De Ariglo-Porsian 011 Company is altijd zeer karig
geweest met het geven van publiciteit van de bijson-
derheden van haar bedrijf, vandaar dat de spreker
niet voilediger kon zjn in de medegedeeld.e gegevens.

INGEZONDEN STUKKEN.

VEREENVOUDIGING IN DEN POSTCHEQTJE-

EN GIIIODIENST.

Aangezien het aantal aangeslotenen bij den Post-
chèque- en Girodienst niet groot wordt en ons be-
zwaren zijn bekend, zou ons een regeling als volgt
zeer gewenscht voorkomen: Storting zoowel als over-

schrijving is alleen geoorloofd aan rekeninghouders.
Echter is het geen ‘vereischte, dat degeen te wiens
gunste wordt gestort of oveiigetehreven, zelf reke-
ninghouder is. Ter toelichting diene: wanneer men

thans een of meer bedragen wil voldoen, moet men
informeeren of de crediteur wel een rekening houdt,
zoo niet, dan kan men aan hem alleen per postwissel
of aangeteekende overmaken.
Het zou een groet gemak zijn,, al’s men alles, in eens
op één lijst kon verrekenen, evenals bv. bij het Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam. Ohèques konden

geheel
vervallen, hetgeen ook een groot voordeel zou

zijn. Wanneer op een postkantoor mocht blijken, dat
degeen op wiens rekening of juister aan wiens adres
een bdrag wordt overgemaakt (overgeschreven) geen

rekeninghouder is, zal men hem, evenals te Amsterdam,
een kennisgeving zenden en hem aanraden ook’ een
rekening te nemen. Van beide zijden dus een aan-
sporing om een rekening te gaan houden, zoowel voor
den remittent, als voor den ontvanger.
CLAAS HONIG
& ZOON.

iCoog a/d. Zaan.

/
BOEKAANKONDIGING.

Mr. A. A. W. van W’ulfften Paithe.

Voorlezingen over Zee-Assurantie. M.

Wijt & Zonen, 1920.

De heer Paithe ‘heeft in de maanden October en
November j.l. op den Donderdagavond-cursus van de
Nederlandsche Handels-Hoogeschool een zevental
voordrachten gehouden over zee-assurantie en gaf
deze daarna, op enkele punten wat uitgebreider dan
zij werden uitgesproken, in druk uit. Elk der lezin-
gen vormt een hoofdstuk van het ‘boek. Zij zijn ge-
titeld: Hoofdstuk 1, ,,Inlei’ding”; II, ,,Het risico

van den assurad’eur”; III, ,,De omvang der verplich-
tingen van den assuradeur”; IV, ,,De omvang der
verplichtingen van den assuradeur” (vervolg); V,
,,Artikel 251, Abandonnement, De Renuntiatie-clau-
sule, De persoon van den verzekeTde”; VI, ,,De beide

Cascopolissen en de Goederenpolis”; VII, ,,De schade-
regeling”.

Het ‘boek bevat de kenteekenen van zijn oorsprong.
Het is geschreven door iemand werkzaam in het practische leven op een der groote Rotterdamsche
Assurantiemakelaars-kantoren en ‘met belangstelling
ook voor de juTidische zijde sijuer zaken.

Do voordrachten zijn gehouden in een vodraf vast-
gestelden beperkten tijd. Blijkbaar heeft ‘de schrijver
zich in den loop van zijn cursus niet genoeg kunnen
houden binnen de grenzen van zijn taak, welke hij
zich eerst stelde. Eenerzijds is hij in zijne eerste
lezingen uitvoeriger ‘dan in de latere, anderzijds gaf
hij in den loop der voordrachten het eerst geuit voor-
nemen, om zich te houden aan een bespreking ‘van

Nederlandsche transport-assurantierecht en het En-gelsche recht buiten beschouwing te laten, later op De latere lezingen hebben ‘mij minder voldaan dan
de vroegere, zij maken hier en daar op mij te vee]

19
Mei
1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

435

den indruk eener opsomming en ik las deze clan ook
minder gemakkelijk.

De heer Paithe heeft, hetgeen ook zijn taak niet
was, niet bedoeld een wetenschappelijk werk te leve.
ren. Ware dit wel het geval geweest, dan zou hij’
zeker zich ook een wete.nsohappelijk systeem van be-
handeling hebben gekozen en buy, niet de gevolgen van verzwijging en verkeerde opgave door een ver-
zekerde bij het aangaan der overeenkomst eerst in
Hoofdstuk
V
hebben behandeld, na de bespreking
van den omvang van de verplichtingen van den assu-
radeur en in één hoofdstuk met en vlak v6ér de be-.
handeling ‘van het abandonnement.

Een en a’nder belet niet, dat de wijze, waarop de
schrijver Zijne opvatting over de door hem behandelde
kwesties uiteenzet en de rechtspraak ook somtijds
zijn kritiek deeladhtig doet worden, zéér belanigwek-
kend

Een enkele maal gaat de schrijver in zijn
kritiek m.i. wel wat ver. Zoo heeft het mij ge-
‘troffen, dat hij (blz.
57)
den Hoogen Raad het
verwijt van ,,letterknechterij” niet onthoudt, als hij
door ons hoogste rechtscôllege zijne meaning omtrent
de beteekenis van het woord ,,onkosten”, welke een
verzekeraar aan zijn verzekerde moet vergoeden, in-
rijen deze pogingen aanwendt om schade te voorko-
men of te vermindei’en (art.
283 W. v. K.),
niet vindt
gehuldigd. Terwijl •de heer Palthe op, naar het mij
voorkomt, niiet afdoende gronden dit woord een zoo
ruime beteekenis wil geven, dat daaronder kunnen
vallen alle in geld waardeerbare opofferingen, meen-•
de de Hooge Raad, en mij d’unkt terecht, dat het
naar •het spraakgebruik en naar de terminologie der
vet, zooals die uit meerdere artikelen blijkt, alleen,
omvat in geld te betalen uitgaven. Ik meen, dat, deze
opvatting van den bogen Raad ook door een ge-
schiedkundig onderzoek wordt bevestigd.

De ruimte beschikbaar oor een boekhespreking is
te beperkt om over de velerlei kwesties, welke zijn i aangeroerd, of zelfs maar over diè, waarover ik mij
tiiet met het standpunt’
jan den schrijver kan vereeni: gen, uit te wijden of deze ook maar op te sommen.

Eén punt zij nog aangestipt, omdat de schrijver
daar een naar mijn inzien onhoudbare leer huldigt.
Hij meent (blz.
22)
dat een transport-assurantie-po
lis, waarbij is verzekerd tegen .zekere bepaaldelijk
daarin genoemde gevaren zonder bijvoeging, dat an-
dere gevaren zijn uitgesloten, moet worden aangevuld
uit de omschrijving van art.
637
W. v. K.,
Jietwelk
zegt, dat de transportverzekeringsovereenkomst. alle
van buiten aankomende onheilen dekt, hoe ook ge-
rioemd, tenzij door de bepaling der wet of door ‘beding
van de ‘polis de verzekeraar van ‘het loopen van eenige
dezer gevaren, ware vrij gesteld. In zijn gedachten-
gang zou bv. een polis, die niet ‘anders zegt, dan •dat
zij verzekert tegen molest ook dekking geven tegen
de gewone zeegevaren, indien zij niet uitdrukkelijk
een vrijstelling daarvoor bevat. Deze ongehoor.de con-
sequentie van des schrijvers leer, welke hij, naar ik
meen te weten, aanvaardt, lijkt mij afdoende om ‘haar
onhoudbaarheid aan te nemen.

Ik spreek de hoop uit, dat de bekwame schrijver de
moeite wil nemen, om de belangrijke, voor een zeer
groot deel in litteratuur noch rechtspraak behandelde,
vragen van assurantierecht, welke hij, thans lid van
een der grootste makelaarskantoren, op zijnen weg zal
ontmoeten, te ‘boekstaven. Mocht hij dan te eenigèr tijd
kunnen besluiten deze vragen tot een systematisch ge-,
heel te verwerken, en aan een juridische behandeling
te ‘onderwerpen met publicatie van het resultaat daar-,
van, dan zal dit ongetwijfeld een groote ‘aanwinst zijn.
voor onze rechtsgeleerde litteratuur en hij aanspraak
hebben op .de erkentelijkheid van allen, ‘die zich dage-

lijk’s het ‘hoofd over de ‘moeilijke verzekeringsrechte-
lijke vragen hebben te ‘breken. Hij ‘bljve zichhoeden,
voor de eenzijdigheid in beschouwing, waarin hij door
zijnen werkkring gevaar loopt te vervallen. N.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

(Disc. Wissels.
44 1Juli ’15
Ztveecls.R.ksbk 7
19Mrt.20
jet. Bcl.Bi nn.Eff. 44
1Juli ’15
Bk.v. Noorw.
6-64
18Dec.
’19 !Vrscb.inR.C.
5419Aug.’14
Ztvits. Nat.Bk.5
21Aug.
1
19
Bk. van Engeland 7
16Apr.’20
Belg. Nat. Bk. 54
28Apr.’20
Duitsche Rijksbk. .5
23Dec. ’14 Bankv. Spanje 5
12Nov.’19
Bk. van Frankrijk 6
8Apr.’20
.Baik v. Italië . 5
10Jan.’18
Oosteur. Hong. Bk. 5
12Apr.’15
F.Res.Bk.N.Y. 44-54 –
Nat. Bk. v. Denen. 7
19Apr.’20
Javasche Bank 34
1 Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam

Londen
Part. Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York
Cail.
Part.
Prolon-
disconto —
goEie
disconto disconto disc.
money

15

Mei ’20
1
3
1
1
514
6
81
4
.
4_t/s

10-12 ‘)
10-15 ,,

‘20,3
‘Is-
‘Is
4
‘Is-5 Vi
6’I8-1
4-‘/s

7-12
3-8

,,

’20 3’/s-‘/
5-6
6’i-
8/4

4-
1
18
6-7
26A.-1l1.’20 311518
43/4_53/4
6’fg-‘/g
4-‘/o

4-10

12-1 7Mei’19 318

4

1

14
3

814
33
4
6
18

5-6
13-18Mei’18 2’12-3
1
18
2’/,
3/o2
4….t/

3…5I/
20-24Juii’145
1/5_1j5$
2/s-/s
2/-°/,
2
1
1;-‘/t
21&
lS/
s
,,.211
2

‘) Nc.teering
van 14 Mei 1920.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

De wisselkoersen ondergingen ‘deze week niet veel ver-
andering. Over het algemeen was de stemming iets vaster.
Vooral Parijs en Brussel waren gezocht. Parijs liep op
van 17.35 tot 18.70 en Brussel van 18.35 tot 19.80. Na den
feestdag was de stemming veel flauwer, maar ‘later ver-
beterden de koer.sen verder en het slot was vast. Londen
onderging ‘niet veel verandering. Daarentegen waren Mao’-
ken weder gezocht. Nadat echter Woensdag een boers van
5.80 bereikt was, trad eén lichte daling ‘in. Het slot was
echter weder prijshouden.d en eerder vaster. In de overige
wissels waren de variaties zeer gering en ook cle handel
over ‘het algeinen beperkt.

KOERSEN IN NEDERLAND,

D als
Londen
*
Pa,,
ij
S)
Berlijn
*
Weenen
S)
Brussel
*0)
New
York°0)

10
7,’lei

1920..
10.48
17.30
5.40
1.274 18.224
2.73
1
/8
11

,,

1920..
10.49
,
17.80 5.55
1.324
‘18.75
2.73
1
/
12

,,

1920..
10.524 18.90
5.724
1.354
19.70
2.73
7
/8
13

1920..





14

1920..
10.49
18.-.-
5.80
1.324
18.90
2.73
1
/,
15

,,

1920..
10.50 18.05
5.65 1.30


Laagste d.w.’)
10.47
17.10 5.25
1.224
18.15
2.72
1
12
Hoogste
,,

,, 1)
10.54
18.75
5.80
1.374
19.85
2.74
8
14
8 Mei

1920..
10.534 17.50
5.324
1.30
17.82
2.744e
1

,,

1920..
10.56
16.50
4.80
1.35
017.574
2.7440
Muntparitoit..
12.104
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48
8
I

S) Noteering te Amoterdons. *0) Noteering te Rotterdam.
t
) Particuliere opgaoe. 2) Noteering von 7 Mei 1920.
8) Idem van 30 April 1920.

t Stock- 1 Kopen. 1 Chrls-
1
Zwitser.
1
Spanje
1
Batavla
t
Data

holm’°) hagen
0
)
ilania°) land)

‘)
ieleg!ajlach

10Mei 1920 57.90 46.40 51.70 47.90 46.25 101
8
/
11 ,,

1920 57.80 46.- 51.55 48.074 46.50 101
8
14
12 ,,

1920 57.80 46.30 51.50 48.174 46.50 101’/
13

1920 – – – – – –
14

1920 57.70 46.- 51.25 48.05 46.05 101°/d
15 ,, 1920 57.85 45.85 51.- 48.35 46.15 101
3
/
L’ste d.
w.’)
.57.50 45.85 50.70 47.80 45.80 10114
H’ste ,, ,, ‘) 58.10 46.40 52.10 48.30 46.75 10181
4

8Mei 1920 58.10 46.40 52.15 48.20 46.024 101’14
1 ,, 1920 58.85 47.- 53.- 48.80 47.03 101°/4
Muntpariteit 66.67 66.67 66.67 48.- 48.- 100

0) Noteenng te Amsterdam, t) Particuliere opgave.

36

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1920

KOERSEN TE NEW YORK.

D a
CableLond.
(in
$
per £)
Zicht Parijs
(in frs.
p. ,)
1

Zicht Berlijn
(In ct. p4 Rm.)
Zicht Amsterd.
(In cl,. p. gid.)

15 Mei

1920
3.82.50
15.22
nom.
Laagste d. week
3.81.75
15.12
oom.
Hoogste,,

,,
3.85.50
15.77
nom.
8 IvIei

.. 1920
3.83.50
15.82
nom.
30Apr… 1920
3.84.-
16.70
nom,
Muntpariteit..
4.86.67
6.18’1
951/4
40′!,.

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Landen
Noteertngs.
eenheden
1 Mei
.

1920
7Mei
1920
8-15 Mei
Laagste
1
Hoogste
IS lVfel
1920

Alexandri..
IPiast.
p.I
97
7
i,s
97
1
!1,
97
1
/,e
977/,a
9771

*B

Aires’)..
d. p.
£
60′!,
60’18
60
1
1
60
7
18
80’1
Calcutta
. . . .
£
p. rup.
21381
4

2118/
4

210
1
1,
212
1
12
211
8
19
Hongkong ..
id. p.
$
418 414
1
12
410
1
1,
413
410′,,
Lissabon ….
d. per Mil.
13
1
!,
13
12
1
1,
14
13
1
1
Madrid

….
Peset. p.0
22.69 22.83 22.68
22.85
22.73
Montevideo
1

d. per
$
6014 6118
61
1
18
6314
62′!,
Môntreal..
..
$
per
£
4.19’1,
4.25
4.21
4.26
4.24
5
R.d,Janeiro.
d. per Mii.
16’12
16
1
18
16
9
118
1614
16H
Lires p.
£
84.88
77.50
74.-
79.50 78.20
Shanghai

. .
£
p. tael
614
1
1,
610’/4
518
6/5
519
Rome

…….

Singapore
. .
id. p.
$
213
7
/,
213
7
18
212
3
I4
214
213
7
/,
•Valparaiso..
d. p. peso
11291,
2

12”1,2
11′
3
1,
12′
1
1,2
11
1
110
Yokohama
..
£
per yen
217
217
7
18
218
218814

218’/4
Koeraen der
voorafgaande dagen.
1)
lelegrahech tranetert.

NOTEERING
VAN ZILVER.
Noteering te Londen
te
New York
15 Mei
1920……..
58
99
,
14
8

,,
1920 ……..
61
1
/s
104’14
1
1920 ……..
63’lá
lii’!,
24 April
1920 ……..
69’/s
118

17 Mei
1919 ……..
531/ 110’12
18 Mei
1918 ……..
48′!,
99
,
12
20 Juli
1914 ……..
24″!,.
54′!,

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 15 Mei 1020
Activa.
Binnen!. Wis-[ H.-bk.

f
71.209.051,91
1
12
sels, Prom.,

B.-bk.

4.735.477,77
enz. In disc.!, Ag.sch. ,, 80.443.851,2411,
f
156.888.380,93
Papier o. h. Buiten!, in
disconto

………………………

Idem eigen portef..
f
72.936.477,-
Af :Verkochtmaar voor
debk.nognietatgeI.

,,


72 936
Beleenin
g
en
H.-bk.

f111.649.262,49’/
B.-b
1
k’.

,, 29.960.892,32’12
inal. vrgch.
in rek.crt.(
op onderp.
Ag.sch. ,,183.725.803,69

f325.335.958,51

Op Effecten

….. f317.222.058,51
OpGoederenenSpec. ,,

8.113.900,-

,,
325.335.958,51
Voorschotten a. h. Rijk ………

……

..

Munten Muntmateriaal
Munt, Goud ……f 56.411.610,-
Muntmat., Goud ..

,,579.371.831,14
1
1

f635.783.441,14′!,
Munt, Zilver, enz..

,, 12.023.960,68
1
1
Muntmat. Zilver

Effecten
647.807.401,83

Bel.v. h. Res.fonds..

(

4.504.147,88
id. van ‘/av.h.kapit. ,,

3.901.044,7411
.

8.405.192,62′!
Geb.enMeub. der Bank
.
…………….,,
3.312.000,-
Diverse rekeningen ….. . …………

.,
25.828.891,63

f1.240.014.302,52
1
12

Passiva.
Kapitaal

……………………..
f
20.000.000,-
Reservefonds

………………….
in omloop
………….,
1.048.629 390,-
Bankassignatiën in omloop ……….

..
4.295.064,12′!,
Rek.-Cour.

Het Rijk f

15.804.922,53
1
!
saldo’s:,

f
Anderen
,,
121.227.864,-
137.032.786,53
1
1,
Diverse rekeningen

………………,,
25.057.061,86
1
12

f1.240.014.302,52′!,

NED. BANK 15 Mei 1920
(vervolg).

Beschikbaar metaalsaldo…………..
f
409.298.865,56
1
!,
Op dc basis van ‘/, metaaldekking ……
171.307.417,43’ii
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is .. ,, 2.046.494.325,-
Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer
Minder
Disconto’s
23.750.285,84’1,
Buitenlandsche wissels
1.875.295,-
Beleeningen
5.954.480,97 Goud

…………………135.474,60
Zilver …………………207.335,63′!,
Bankbiljetten
30.329.575,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s

….

529.905,54

Voornaamste posten in duizenden guldens.

chbare
1 opel,

Data

(Toud

Ziloer

Bank-

biljetten

schulden

15 Mei

1920

….
635.783
12.024
1.048.629
141.328
8

1920

.. . .1
635.648
11.817
1.078.869
147.623
1

1920

.. ..
635.451
11.624
1.143.851
102.200
24

April 1920

….
635.171 11.323
1.045.948 94.752
17

,.

1920

….1
634.835
11.079
1.048.470
110.607

17

Mei

1919

.. ..I
662.160
7.545
1.042.667 104.158
18 Mei

1918

. . ,, 1
719.240
7.756
933.985
62.857

25

Juli

1914

.. ..
162.114

1
8.228
1

310.437
6.198

Totaal
Hn
1
Beschtk.
1

Dek.

Data
bedrag
Schatkist-
1

Belee-
1

baar
1

klngs-

disconto’s
promessen
rechtstreeks
t

ntngen
1
1

Metaal’
saldo
t
percan-
lage

15Mei 1920 156.388

55.000 325.336 402.299

54
8

1920- 180.139

76.000 331.290 401.649

53
1 ,, 1920 235.669 143.000 277.087 397.349

.52
24Apr. 1920 232.329 155.000 191.075 417.837

57
17 ,, 1920 248.483 174.000 186.668 413.583

56

17 Mei 1919 153.333 101.000 228.517 439.960

58
18 Mei 1918

55.018

18.000 135.293 527.115

73

25 Juli 1914

67.947

14.300

61.698

48.521)

75
1) Op
cle
basi,
van
5/ metaaldekking.

Uit de bekendmaking van den Minister van Finan’
ciën blijkt, dat uitstonden op:

1

8 Met 1920

1

15
Mei 1920

Aan schatkistpromessen

f
329.610.000,-
f
280.940.000,-
waarvan rechtstreeks bij

de Ned. Bank geplaatst ,, 76.000.000,-

55.000.000,-
Aan schatkistbiljetten

19.177.000,-

15.746.000,-
Aan zilverbons ………..47.163.161,75 ,, 47.481.716,75

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrokken
cijfers der laatste weken zijn telegraphisch ontvangen.

Data
Goud
Ziloar.
Bank.
biljetten
opelschb.
schulden


429.000
*6*
6*6
420.500
8Mei

1920
………
24 April 1920
………
17

,,

1920
*6*
.

411.500

3April1920
…….
182.731
4.311 315.543

92.072
173.675
4.378 314.315

92.050
20

,,

1920 ……
171.098
4.216
316.724

90.967
169.076
4.071
318.519

98.808

27 Mrt.

1920
…….

10Mei

1919 ……
127.144
8.482
219.161

116.585
13

,,

1920
…….

97.028
16.734
183.850

70.152.
11Mei

1918
…….

25

Juli

191.4
…….
22.057 81.907 110.172

1

12.634

1

1
Wissels.
1
Diverse Beschik’
1

Dek-

Data
Dia-
bulten
Belce.
k
baar
kinga-
1

conto’s.
1
N..ind.
ntn gen
1
niqgen
1)
metaal-
ercn-
1
betaalbaar
1
saldo
1

lage

8Mei 1920

228.500

•*e 103.750 •*
24 Apr.1920

223.500

“‘
103.750
17 ,, 1920

221.000

105.250

3Apr.1920 16.307 21.636 144.773 27.318 105.712

44
27 Mrt.1920 16.098 16.055 149.582 40.349 96.945

46
20 ,, 1920 16.297 15.613 152.571 41.895 93.939

44
13 ,, 1920 16.569 15.270153.808 53.695, 89.813

41

10 Mei 2919 8.544 20.408 79.009 12.294 68 740

41
11 Mei 1918 7.076 26.509 69.099 29.125 63.088

45

25 Juli 1914 7.259

6.395 47.934

2.228,

4.842′

44

1) Sluitpost der activa.

2)
Op de basis
van
‘Is
metaaldekking.

19 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

437

DE SIJRINAAMSCHE BANK.
Voornaamste nosten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circulatie
Andere
opeischb.
schulden
Discon to’s
Div. reke.
ningen

6 Mrt. 1920 ..
1.052
1.670 813
1.740
558
28 Febr. 1920

..
1.050
1.639
968
1.749
278
21

1920

..
1.049
1.664
934
1.751 269
14

,,

1920

..
1.048 1.622 1.006
1.645
310

8 Mrt. 1919

..
952
1.686
2
)
865 1.322
119
9 Mrt. 1918

..
546
1.291 884 1.095
748

25 Juli

1914

..
645
1.100

1

560 735 396
1)
Sluitpoat der activa.

1)
Hiervan zilverbon.
265 de. gid.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.

Data

1 Metaal 1 Circulatle

Bedrag
1
Goudd. Gov
. Sec.

Currenci, Notes.

12 Mei 1920 112.519 111.31

345.479 28.500 324.854
5 ,,

1920 112.520 111.116 343.054 28.500 322.455
337.377 28.500 317.984
28 Apr. 1920 112.518 107.884
21 ,,

1920 112.421 105.963 337.182 28.500

318.017
14 Mei 1919 85.574

76.487 346.666 28.500 329.592
15 Mei 1918 61.708

49.977 244.063 28.500 220.254

22 Juli 1914 40.164

29.317

Data
Cm,.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos.
Re.
serve

12Mei ’20
38.455 80.444 21.429 99.404 19.656 16,30
S

,,

’20 55.310
79.691
20.650
116.516
19.854
14,50
28Apr.’20
59.805
75.164 17.903
122.478
23.084
16,40
21

,,

’20
57.476
79.613 20.047
124.257
24.907
17,30 14 Mei

’19
46.434
77.984
22.807 111.479
27.537
20,50
15Mei

’18
57.317
105.522
41.457
133.820
30.182
17,22
22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52
1
/
)
Verhouding tusechen
Reserve
en Oepoeite.
/
DUITSCHE RIJKSUANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine, in duizenden Mark.

Data
Metaal
Daarvan
Goud
1

Kassen.
schelne
Circu
latie

7 Mei

’20
1.094.723
1.077.635
15.352.596
48.372.827
34
30 Apr. ’20
1.094.756
1.077.644
15.192.722
47.939.649
34
23

’20
1.094.919
1.077.645
14.541.409
46.228.045
34
15

,,

’20
1.160.467
1.077.651
14.379.809
45.706.106
34
7 Mei

’19
1.770.847 1.750.263
7.713.900 26.722.009
35
7 Mei

’18
2.464.955
2.345.192
1.550.545
11.802.332
34
23 Juli

’14
1.691.398
1.356.857
65.4791
1.890.895
93
‘)
L)ekking
der
circulatie door metaal en Kassenscheine.

Data
Wissel,
Rek. Cr1.
Darlehenskassenscheine
Totaal
In kas 68 de
uitgegeven
Reich,bank

7 Mei

1920
37.482.584
12.933.607
29.237.400
15.313.600
30 April 1920
41.994.737
16.498.909 29.049.500
15.153.800
23

,,

1920
37.380.220 13.072.550
28.143.900 14.502.700
15

,,

1920
41.958.456
17.099.647 28.172.700 14.341.300
7 Mei

1919
29.144.615 12.255.907 18.535.600 7.304.800
7 Mei

1918
13.577.588
6.857.044 8.613.400 1.536.800
23 Juli

1914
750.892
943.964

OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.

Voornaamste oosten in
duizendnn Krnnsn

Data
Metaal en
buiten1.
goudwissels

1
Disc, en

1
bdeeningen

1 Bijz. schuld
1 Oostenrijk
1
en Hongarije
Bank.

i

biljetten
Rek. Crt.
saldi

7Feb.’20
)290.428
19.251.400
32.954.000156.994.022
6.057.646
31Jan.’20
291.083
19.162.543
32.954.000156.772.802
6.220.536
31Dec.’19
287.640 19.196.063
32.954.000154.481.264
7.906.378
23

,,

’19
297.363 17.856.786
32.954.000153.109.418
7.641.778
23Juli’14
1.589.267
954.356

2.159.759
291.270
‘) waarvan
ZZ2.Ô1
goud. 10.818
buitenlandsche goudwiseels en
56.948
munt en muntmateriaal Zilver.

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posen in duizenden franca.

Data
Goud
Waarvan
in het Buitenland
Zilver
Te goed
in het Buitenland

Buit.gew.
voorsch.
a/d. Staat

13 Mei ’20
5.586.767
1.978.278 240.843
694.490
26.050.000
6

,,

’20
5.686.566
1.978.278
242.577
670.630
25.900.000
29Apr.’20
5.586.312
1.978.278
244.085 630.875
25.300.000
22

,,

’20
5.588.035
1.978.278
245.805
689.877
25.300.000

15 Mei ’19
5.548.290
1.978.278
308.235 803.999 23.000.000
16 Mei ’18
5.380.980
2.037.108
256.245
1.357.968 16.250.000

23Juli
1141

4.104.390

639.620

Wissel,
Uit
g
e-
stelde
Wissels
Belee-
ning
1

Bankbtl.

jetten
1

Rek. C,t.
Pa,ti.
culieren

Re k.
Crt.
Staat

1.996.395 548.936 1.820.599 38.138.079
3.641.249 42.029 2.028.180
555.801 1.829.806 36.249.345
3.423.368
59.948 2.308.504 559.562
1.784.456 37.687.600 3.379.465
89.842
2.145.842
563.809
1.803.019
37.267.320 3.338.385 302.830
911.701
878.410
1.227.980
34.324.384
3.308.435
167.859

1

1.091.394
1.090.083 992.929 29.084.028
3.017.958
89.560
1.541.080

769.400
5.911.9101
942.570j400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden franos.

Metaal
Beleen. Beleen.
]’
1

Rek.
Data
mcl.
van

1

van
1

wissels
CIrcu- Crt.
buitenl.
buitenl.
prom. d.
en
t

latie
saldi
vorder.
provinc.
heleen.
1
partic.

12 Mei’20
359.291
84.803
480.000
845.681
5.096.561
1.240.411
6

,,

’20 360.483
84.803
480.000
828.326
5.087.943
1.249.913
29Apr.’20
360.814
84.803
480.000
853.487
5.123.174
1.278.341
22

,,

’20
359.654
84.803
480.000
804.199
5.022.961 1.219.144
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Goudvoorraad
Zilver
etc

F.R.
Notes In
circu-
Totaal
Dekking
In het
_______________
bedrag
F. R. Notes
buiten1.
latie

16 Apr. ’20
1.955.294
1.293.196
112.781
132.437
3.073.693
9

,,

’20
1.957.490
1.292.868
112.781
129.816 3.080.217
2

,,

’20
1.950.259
1.286.335
112.781
130.169
3.077.323
26 Mrt. ’20
1.934.755 1.304.605
112.781
122.400
3.048.039

18 Apr. ’19
2.162.157
1.203.647

68.702 2.543.704
19 Apr. 18
1.833.149
878.001
1
52.600

6
5,1
581
1
.51
4
.
2
87

Data
Wissels
Totaal
Deposiio’s
Gestort
Kapitaal

Algem.
Dek.
kings.
perc.
1)

Percent.
Goud.
dekking
circul.
‘)

16Apr.

’20
2.827.975 2.709.344
91.272
43,3
48,0
9

,,

’20
2.789.779
2.535.754 91.160
43,3 48,0
2

,,

’20
2.824.554 2.609.945
91.284 42,9 47,4
26 Mrt.

’20
2.901.109
2.541.692
91.059
42,7 47,1

18Apr.

’19
2.119.159 2.390.516
81.774
47,3
63,8
19Apr. 18
1.116.322 1.889.901 74.829
58,0

1)
Verhouding
tuoschcn den totalen
goudvoorraad.
zilver
etc., en de
opeiachbarc schulden, F R.
Notei
en netto deposito e.
2)
Na aftrek
van 35 pCt. der totale dekkingsmiddelen als dekking voor de netto
deposio’s.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET

FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Aantal
1

Totaal
1

uitgezette
Reserve
hij a’e
Totaal
Waarvan time
banken
1

gelden en
beleggingen
F. R. banka
deposito,
depostts

9 Apr. ’20
811
16.989.068 1.397.128
14.276.274
2.598.107
2

,,

’20
811
17.034.529 1.436.756
14.306.075
2.586.610
26 Mrt. ’20
809
15.466.778
1.413.492
14.127.109 2.581.774
19

,,

’20
809
15.363.777 1.387.080
14.311.500
2.574.140

11 Apr. ’19
773
14.373.392
1.252.477
12.463.867
1.692.990
12Apr. ‘181
683
12.338.6821
1.148.061
11.389.264
1.390.946

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

438

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1920

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 17 Mei 1920.

De groote centra van den wereid-geldhandel hebben ook
in de achter ons liggende dagen geen gelijkmatig beeld te
aanschouwen gegeven. In de eerste plaats toch ‘werd de
beurs geï’nfluenceer’cI ‘door de aanwijzingen op de valuta-
markt en waar deze bijna ie ieder land verschillend
zijn
geweest, spreekt het vanzelf, dat ook dc variaties in de
betrokken fondsen een totaal uiteenloopend karakter te
aanschouwen ‘hebben gegeven.
Vooral te B e, i lij n staat het ‘gausche verkeer nog steeds
in het teeken der valuta. Maandenlang heeft men zich in
Duitschland i’olkoinen vertronwcl gemaakt met den slech-
ten stand van het eigen betaalmiddel op ‘de wereldmdrkt en
heeft men •de zaken-politiek hieraan geheel toegepast. Tot
plotseling een keer zioh voordeed en de export, waarop de
gausche industrie was ingericht, geheel in de war werd
gestuurd, ‘hetgeen nog verergerd werd door het annuleeren
van orders door buitenlandsche opdrachtgevers, welke
thans de in Duitschland bestelde goederen niet meer met
winst kunnen omzetten. Het is in ‘dit verband wel nood-
zakelijk de aandacht te vestigen op het feit, dat dit annu-
leeren vermoedelijk nooit zou hebben plaats gehad, indien
niet ‘de Duitsche fabrikanten, in een tijd, toen royeering van orders voor hen voordeclig was, niet ‘het voorbeeld
hiertoe hadden gegeven. In ernstige kringen in Duitsch.
land heeft men hiertegen weliswaar voortdurend gewaar.
schuwd, doch zonder veel succes. Thans ondervindt men
zelf de keerzijcle van •de onbetrouwbare zaken-politiek.
Niet alleen op de in Duitschiand aanwezige goederen-voorraden, ook op de fondsenbeurs heeft de stijging van
den Markenkoers een funeste uitwerking gehad. Het is wel interessant eens een vergelijking op te voeren tus-
schen ‘de koersen van verschillende fondsen op de data tus.
scheis 1 September 1919 (heropening der Berljnsche beurs)
en 8 Mei 1920. Hieronder volgen enkele dier vergelijkingen:

1 Sept. 2 Jan. lMrt. 13Apr. 20Apr. 8Mei
5 pCt. Goud-Mexico 200 327,50 740 475 495 375
Badische Anilin

329

395

722 662

665 629,50
Shantun.g

130

645

705 560 540 514
Canadian Pacific 480

1065

1820 980 1030 955
Otavi

165,50 575

1245 875

950 852

Vooral op ‘den ‘dertienden April is de reactie iiterst
markant geweest; het had toen den schijn, alsof de gan-sche conjunctuur een wndere richting dan ‘de tot nu toe
gevolgde zon ‘gaan innemen. Hoewel dit tot op zekere
hoogte waar is gebleken, ‘heeft ‘men zich toch wel ‘lang-
zamerhand aan éen en ‘ander aangepast. ]t dit niet zon-
der groote schokken ‘heeft kunnen plaats vinden, is alleen
reeds te concludeeren uit den loop va’n den guldenkoers,
waarvan wij ‘het niveau op ‘de boven-gereleveerde data
hier ook even doen volgen:

1 Sept. 2 Jan. lMrt, 13Apr. 20Apr. 8 Mei
Guldens in :Duitschl. 7,83 18,80 36,77 20,— 22,75 18,80

De geweldige variaties in de deviezen-koersen heeft nog
een ander eigenaardig verschijnsel in ‘het leven geroepen.
Er vindt nl. op het oogenblik aanbod van levensmiddelen
uit Oostenrijk plaats, daar de Du’itsche valuta ‘ten opzichte
van de Oostenrijksch.e thans een hoog peil heeft bereikt.
Indien uien echter dergelijke auoma’lieën beschouwt, moet
men wel tot ‘de conclusie komen, ‘dat ‘het ‘geheele econonri
sche leven in Duitsehlan’cl totaal ontwricht is en behoeft
het geen verwondering te wekken, dat de beurs hiervan
den terugslag heeft ondervonden.
Ook te P a r ij s is de markt gededi’deercl flauw geweest.
Eensdeels waren het hier ook valuta-factoren, die tot het
aanbod hebben medegewerkt, anderzijds de moeilijkheden
in ‘de arbeiderswereid, en speciaal de beweging van de
Confdcldration Gdndrale du Travaiil, ‘die groeten schrik
hebben veroorzaakt. Inmiddels ‘heeft de krachtige houding
van Minister Millerand de gemoederen wel eenigszins tot
bedaren gebracht, doch de rust is nog lang niet terugge-
keerd. En derhalve ‘heeft ook de beurs bij haar nerveuze
stemming vol’hard. Weliswaar ‘hebben enkele fondsen, als aan’deelen Koninklijke Petroleum Mij. hierop een uitzon-
dering gevormd, doch dit was toe te schrijven aan indica-ties van het buitenland.
Te L o n d e ii is ‘de tendens veel vaster geweest. Hier heeft
de beurs nooit zoo sterk onder den invloed gestaan van
den teruggang der valuta; het herstel is bovendien veel
geleideljker geweest, dan in Duitschland en Frankrijk,
zoodat men zich langzamerhand aan de gewijzigde verhou-
dingen heeft kunnen aanpassen. Daarenboven toont de
Engelsche handelsbalans een voortdurend gunstiger beeld;
de uitvoer neemt met sprongen toe en terwijl voorloopig

ook de importen nog een stijgend cijfer te aanschouwcn
geven, moet dit worden ‘toegeschreven aan den invoer van grondstoffen, die ‘dus later een grooter exportcijf’er zullen
veroorzakei. Ook de regeling der afbetaling van cle Anglo-
Freneh Loan heeft goeden voortgang, terwijl ten slotte cle
eenigszins gemakkelijker ‘gel’d’markt ‘haar gunstigen invloed
op de beurs heeft uitgeoefend:
Te N e w Y o r k is de stemming eenigszins verdeeld ‘ge-
weest. Aanvankelijk onder den invloed van de stak’ings-
beweging onder ‘de spoorwegarbeiders, is de tendens echter spoedig gekeerd, toen bleek, ‘dat deze geen ernstige vormen
zou gaan aannemen en toen tegelijkertijd ‘de zeer mooie
maan’dstaat van onuitgevoerde orders der Steeltrust be-
kend werd gemaakt. Weliswaar is het directe effect op dc
koersen slechts matig geweest, doch de algemeene markt-
stemming heeft er van kunnen profiteer’en.
T e o n z e n t is de afdeelng voor
staatsfondsen,
zoowel
voor de biiinenlandsche als ‘de buitenlandsche soorten, zeer
stil geweest. Slechts uiterst geringe variaties hebben zich
voorgedaan; (le tendens, indien hiervan sprake mag zijn,
was echter hoofdzakelijk naar beneden gericht.

11 Mei.
14
klei. 17 Mei.

‘/

Ned.
W. Sch.

.

.

.
85fj
85/
85/i
+
114
4

,,

,,

,,

1916
84
l/i
84
1
1
84/io

11
4

0
1

1916
71
l5/
74114
73/

3 X2
0
10

,,

,,

‘,

– –


61
6018
60/4

11
4

3

01

. .

.
52
3
1
528/s

5214
– 11,
2’/
0
10 Cert. N. W. S.

….
46V
45
1
/8
46’/
+
114
5

0
1
Oost-Indië 1915
90’12
91
‘Ja
91
+
111 4

°/Hongarje Goud
.
iO’/o
10’1e
10
,
18
4

0
1
0
Oostenr.Kronenrente
5711e
581
4

5118
5116
5

0
1
0
Rusland 1906

…….
13 131/
4

1318
+
‘Is
4/
0
10 Iwangorod Dombr
10 10
ioi
+
51

4

0
1
Rusland

Cons.

1880
12
1211
4

11
1
12

‘Ja
4

‘o/,.,
Rusi.
bij flope
& Co.
13
1
12
12
1
1,
12’lz
1
4

0
1

Servië 1895

……..
15
15
17
+
2
41%
°/
o
China Goud 1898
..
5611
8

56
,
1
9

55’1

Is
4

0
I0
Argentinië Buiteni.

47 47
47
5

0
10
Brazilië

1895
……
51’he
511/16

5l11
5

01

,,

1913

……

50 50

Daarentegen hebben de locale afdeelingen weder van
i uitermate groote levendigheid blijk gegeven. In de eerste
plaats moeten hier weder
suikerwaarden worden gerele-
veerd, in welker beweging echter een wijziging, voor zon-
ver zij met de voorafgaande berichtsperiode ‘vergeleken
kan worden, is ingetreclen. De tendens is namelijk niet meer
zoo strak naar boven geweest; er hebben zich op verschil-
lende dagen eenige inzinkingen van vrij ernstigen aard
voorgedaan, die weliswaar door het later verloop voor een
deel weder zijn genivelleer’d, doch die toch als gevolg heb-
ben gehad, dat het eindresultaat niet zulke phenomenale koersverheffingen te aanschouwen heeft ‘kunnen geven Zonder twijfel ‘heeft hieraan het onderbreken der zaken
door dell Hemelvaartsdag bijgedragen, terwijl daarna het
vooraitzicht op de Pinkstervacantie ook eenigszins van
het .entameeren van nieuwe affaires heeft ternggehouden.
Minder gunstige berichten toch, noch ten opzichte van de
prijsbeweging, noch ten aanzien van den oogst, zijn niet
bekend ‘geworden, zoodat de reactie in sommige waarden
louter aan winstnemingen, om welke reden (lan ook, moet
worden toegeschreven.
Ook ‘de overige cultuurmarkten hebben zich bij den
algemeen teruggaande ten’dens aangesloten. De
tabaks-
afdeeling
heeft vrij sterk gereageerd als gevolg van de
bekendmaking der nieuwe emissies van de Deli Maat-
schappij en de Deli-Batavia-Tabak Maatschappij. Ede dag
vOor de publicatie dezer emissies was de tabaksatdeeling
te onzent uiterst vast gestemd, om gedurende de twee
dagen, ‘die sindsdien zijn verloopen, zeer krachtig terug te
loopen. Ook in de claims bestond vrij groot aanbod, zoo-
dat den en ander slechts kon worden geabsorbeerd tot een
verlaagd koerspeil.
Hoewel ‘de
mb bel-markt
niet in zoo sterke mate reageerde,
1 was ook hier de verkoopdrang overheerschencl, zoodat even-
eens nadeelige verschillen te registreeren zijn. Bovendien
werkte de teruggaande prijs voor het ruwe product te Loc-
den er niet toe mede, een willige stemming aan den dag te
leggen. Speciaal aandleelen Oost-,Java Rubber, •die te voren
behoord hadden tot de fondsen, die het sterkst van de
rijzing hadden geprofiteerd, waren thans aangeboden.

ii Mei. 14 Mei. 17 Mei. Rijzingof

Amsterdamsche Bank – . -. 198

198

199

+ 1
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand. 267

273

277

+ 10
Rotterd. Bankvereeniging. . 138
1
1, 137
1
14
136


2’/

19 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

439

11 Ivlei. 14Mei.
17Mei.
Rijzingo

Amst. Superfosfaatfabriek.
135
1
1
140
145’/
+
10
Van Berkel’s Patent

…..
133
133
134
1
.+
Insujinde Oliefabriek

.
25411
2

255
25511,
+
1
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand
98’/,
98’/
978/
4


81
4

Ned. Scheepsbouw.Mij. ….
142’/
142
1
1
142
1
14
Philips’ Gloeilampenfabriek
769
744
738

31
R. S. Stokvis
&
Zonen
. . .
645
66011
4

651
1
/,
+
6′),
Vereenigde Blikfabrieken.
136
136′!,
1398/4
+3’/4
Compania MercantilArgent
330
1
1,
326
1
1,
329
—1’12
Cultuur-Mij. d. Vorstenland 414112

424114

442.
+
27’12
Handeisver. Amsterdam
.
933
936
971
+
38
Hou.
Transatl. Haudelsver.

10881
4

108
107

1’14
Linde Teves
&
Stokvis …
200
1
1,
205
205
+
4′!,
VanNierop&Co’s Handel-Mij
213
210
206

7
Tels
&
Co’s Handel.Mij ….
163 ‘/,
163V2
163
1/
Gecons. Roll. Petroleum-Mij
339 343 ‘/,
340
+
1
Kon. Petroleum-Mij . ……
987
981’12
991
+
4
Orion Petroleum.Mij …….
68
74
76814
+
8’/3
Steaua RomanaPetr..v1j..
158
158
160
+
2
Amsterdam.Ttubber-Mij…..
270
262’/,
267

3
Noderl.-Rubber-Mij ……..
146
149/,
146
Oost-Java-Rubber-Mij…..
383′!,
370
369

14′,
Deli-Maatschappij

……..
555
562
1
1
507

48*
Medan-Tabak-Maatschappij
319
1
1
314
1
12
31212

7
Senembah-Maatschappij
565
660
1/
545

20
*

ex. claini.

De
schccpvaartmarkt
was voor het grootste •gede1te vrij
stil en nieereocleels iets lager van toon. Alleen in aandee-
len Holland-Amerika Lijn ging vrij veel om, ook in ver

band met de door deze maatschappij aangekondiigde uit-
gifte van nieuwe andeelen. Ook hier echter had cie reactie
de overhand, zoodat het einde der berichtsperiode lagae
koersen te aansohouwen geeft.

11 Mei. 14 Mei.
17 Mei.
Rijzingof

Holland-Amerika-Lijn

..
. .
529
505’12
485

44*

11

,,gem.eig.
52014
500
473
_51814*
Holland.Gulf.Stoomv.-Mij..
345
345
342

3
Roll. Alg. AtI. Stoomv.-Mij.
172114

172114

17214
Hollancische Stoomboot-Mij.
203
1
1,
208
203

Java-China-Japan-Lijn….
365
1
1
35
351

14′!,
Kon. iollandsche Lloyd
.
i’i,
.18114
180

2
1
12
Kon. Ned. Stoomb.-Mij.

.
237
232′!2
233

4
Kon.

Paketvaart-Mij…..
245′!,
246
249′!,
+
4
Maatschappij Zeevaart
. . . .

344

Nederl. Scheepvaart-Unie..
297 294
295′!,

l’/z
Nievelt

Goudriaan

……
650 630
635

15
Rotterdamsche Lloyd ……
297/4
294
.
29514
—2
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg”
3C
,
7
‘la
304 304

3’12
,,Nederland”
. .
337
329
1
1
327

10
,,Noordzee”

. .
142
14014
139

3
,,Oostzee”

….
295
295 295
*
ex. claim.

De
petroteumafdeling
kon zich voor het hoofdfonds vrij
goed op peil houden. Nu het vooruitzicht bestaat, dat bio-
tienkort de langverwachte emissie vau te Koninklijke Pe-troleum Maatschappij zal worden doorgevoerd, gaat men
veelal tot aankoop over, in de hoop, dat de te détachecren
,,bonus” grooter zal zijn, dan het bedrag, dat van den
koers ter beurze zal worden afgetrokken.
Aandeelen Geconsoli deerde ito1laidsche Petroleum echter
zijn eenigsains
01)
den achtergrond getreden. Daarentegen
ontwikkcl cle zich grodte belangstelling voor aandeolen
Orion, welke zich echter op liet hoogste peil niet konden
handhaven.
Van
ind.ustrieelc waarden
dienen hiej te worden ge-
noemcl aandeelen Philips’ Gloeilampenfabrieken, die en
sensatioueele rijzing gedurende devoriige’ beriehtsperiode
te aanschouwen hbhen gegeven, doch die thans weder aan-
merkelijk zijn godaalcl.
De
Ajncrikaansche markt bleef te onzent zonder veel be-
1 augstelliug. De Voting-Trust-Certificateiî van Mariue-
shares zijn thans uit de officieele noteering vervallen, aoo-
dat de handel officieel alleen plaats vindt in onigineele
aandeelen en in de certificaten daarvan.

11 Mei. 14 Mei.
17 Mei.

American Car
&
Foundry
isii

150”116
150″18

71,6
Anaconda Copper

……..
132

129
129
11
11,

2
1
1,,
Un. States Steel Corp…..
1O6”/,o 104
7
1,
106’1

3/,,
Atchison

Topeka

……..
89’he

89
9111
+
2″!,,
Southern

Pacific

……..
104’/,

103
103

.

1’18

11 Mei. 14 Mei. 17 Mei.

Union Pacific …………128

129
51

129

+ 1

Int.Merc.Marine afgest…..39

36
31

37
1
18 – 1
1
1,
,,

,,

,,

,,

prels. 157

158


f

1

De
gelcfmarkt
is weder iets stroever •geworden; prolon-
gatie noteerde aan het einde der week 5% k 5% pCt.

GOEDERENHANDEL

GRANEN.

18 Mei 1920.
De in ons vorig weekbericht vermelde kachten wegens
overvloecligen regenval in West.Europa blijven voortdu-
ren, doch van veel beteekenis schijnt de aangerichte echadé
totnogtoe niet te zijn. Bovendien is in vele streken in-
tusschen beter weder ingetreden en de vooruiziehten blijven
over het algemeen gunstig. Uit Frankrijk wordt bericht,
1 dat de oogst van tarwe er daar zoo goed voorstaat, dat in
het volgende seizoen de import •niet grooter zal behoeven te zijn dan 1 millioen ton. Daarbij is men echter uitgegaan
van’ eene jaarlijksohe consumptie van 35 millioen quarters,
‘terwijl dde vOOr, den ooilog 43 millioen plaeht te bedra-
gen. De i’nvoerbehoefte is dus wel erg laag geschat. Dit
neemt echter niet weg, dat de Fransche vooruitzichten zeer
goed zijn in vergelijking met het vorige jaar, daar de op-
brengst nu geschat wordt op 32 millioen q’uarters tegen
22% millioen in het vorige jaar. In de Vereenigde Staten blijft de verbetering in den stand der wfntertarwe voort-
duren. De uitzdai der zomertarwe maakt er geregeld ‘voort-
gang en men spreekt reeds van eede vermeerdering van
den uitzaai tegenover die van het vorige jaar. Ook in
Canada is het weder nu gunstiger. voor den uitzaai, of-
schoon die nog steeds eenigen tijd ten achteren’ is bij
andere jaren. Niet alleen het onguns’tiige isveder van de
1 vorige maanden, doch ook gobrek aan arbeidskrachten en
hooge ar,bei’dsloonen hebben daartoe medegewerkt. In Ar-
1
gentinië vindt de uitzaai van haver en lijnzaad onder
gunstige omstandigheden plaats. ‘ In Aust.ralië is eindelijk
weder regen gevallen, waardoor de in sommige districten
gekoesterde vrees voor mislukking van den oogst veel is
verminderd. Uit Britsch-Indië blijven de berichten gunstig
luiden en er zou daar een aar’dfg overschot voor uitvoer
beschikbaar zijn, indien de regeering zich niet genood-
zaakt gevoelde het uitvoeiverbod nog te handhaven. Wel-
iswaar schijnen de verschillende oogsten ruim voldoende
te zijn voor de inlandsche behoefte, doch redenen van biu-
ien’landsche politiek leiden er toe, dat de regeering nog
niet heeft kunnen besluiten het uitvoeiverbod op te ‘heffen.
Slechts oliezade’ii worden ‘uitgevoerd. Juist in ‘den laatsten
tijd heeft ‘het aanbod van lijnzaad uit Britsch-Indië groo-
ten ‘invloed uitgeoefend op den prijs van dit artikel, waar-voor de stemmi’ng weliswaar in de afgeloopen week ‘door
betere consumptiev.raag in Engeland en ook ‘in andere
Europeesche .landen iets beter is geworden, doch waarvan
de markt over het algemeen nog al rustig is. Ook in Argen-
tinië is dit het geval.
De Argentijnsche regeering heeft nog steeds niet laten
,s,erken, wat eigenlijk hare plannen zijn ten opzichte van
‘de ‘beperking van den tarwe-uitvoer. Men hoort spreken
vals ‘beperkten uitvoer met ititvoerconsenten, doch ook van
eene eenvoudige ver’hooging van ‘het uitvoerrecht. Blijkbaar
is men in Argentinië van den ‘schrik der vorige week, toen
de tarweprjs er plotseling sterk daalde, eenigszins ‘beko-
men en vat men de plannen der regeerin’g niet zeer ernstig
op. De tarweprijs is namelijk ‘de laatste dagen weder aan-
zienlijk gestegen en is nu 1 6 2 Pesos per 100 K.G; hooger
d’an in ‘het ‘begin der afgeloopen aveek. De redenen voor be-
perking van den uitvoer zijn er anders niet minder op ge-
worden, want juist in de afgeloopen ‘week is de uitvoer van
tarwe uit Argentinië ‘grooter ‘geweest ‘dan in eenige vroe-
gere week. Hij bedroeg 1.175.000 qu’arters, terwijl het
hoogste cijfer vOOr dit jaar bereikt werd ‘in Maart 1008,
toen, in ééne week 920.000 quarters werden uitgevoerd.
Hiertegenover staa’t echter, dat ‘de Argentijnsche regeering
in ‘het begin der week heeft medegedeeld, dat het land nog
een overschot van circa 13 millioen .quarters beschikbaar
heeft voor uitvoer. ‘Wel meent men, d’at ‘deze sohatbing te
‘hoog is, doch in ieder geval wijst het cijfer er niet op, dat beperking van den uitvoer erg .noodi’g is. Ook in de Ver-
eenigde Staten blijft tarwe vast en ond’anks de hooge prij-
zij worden nog geregeld exportzaken gedaan. De ontred-
dering in het spoorwegverkeer veroorzaakt echter den ver-
schepers veel last.
Mais was in de laatste dagen der vorige week in Argen-
tinië weer wat flauwer, doch ‘later heeft de p,ijs nich
eenigszins hersteld en de uitvoeren zijn weder zeer be-

440

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19
Mei 1920

Noteeringen.
Locoprijzen te
Rotterdamf
Amsterdam.

Chicago
Buenos Area
j-fr
Soon.
17 Mei
10 Mei
11 Md

Data
1920
1920
1919
Tarwe
MaT.
Haver
1

Tarwe

1

Mars

1
Lnzaad
lJ

Tarwe

(Plata 78 K.G-.) ‘)
40,-
39,75

.
New York1
Mei Mci
Juni
Juni
Juni
_
Rogge (No. 2 Weatern)
1)
32,50 31,50

15 Mei ’20
338

196h12

106’18
23,35

11,55

28,20
Mais (La Plata)

……)
409,- 409,-
615/620
8

,,

’20
331

190

105
22,75

12,-

29,

Gerst (48 Ib. feeding)
. .
2)
525,-
525,-
505.-
15 Mei ’19
226

.

175
1
12

6881
4

11,15

4,90

24,90
Uaver(38 ib. white cl.)
. .
‘)
22,- 22,-

15 Mei ’18
220

127
1
I

75/g
12,75
8
)

5,40

23,90
Lijnkoeken (Noord-Amen-
15 Mei ’17
242

)
153I4

)

57

8)
17,60

12,20

26,-
ka van La
P1atazaad)8)

215,-
215,-
290.-
20 Juli’14
82

)

56/a ‘)

36’/i
1)

9,40 ‘)

5,38
1
)

13,70 ‘)
Lijnzaad (La Plata)
. . . .
4)
860,-
870,-

1)

per
Dec.

‘)
per Sept.

S)
pen
Juli.
)
P

100 K.G.

)
p. 2000
K.G.
)
p. 1000 K.G.
‘)

per
1960 K.G.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G.
.
.

Roticrdam
Amsterdam
Toiaal

Ariikelcn.
10-15 Mei
Sederi
Ooerenk.
10-15 Mei
Scde,1
Ovcrcenk.
1920 1919
1920
1 Jan. 1920
tijdvak 1919
1920
1 Jan. 1920 iljdoak 1919
10.420
159.824
178.089
19.796
65.827
14.161
225.151
192.250
.
339 6.286


8.690 339 14.956
Tanwe ……………..

Boekweit
2.500




2.500

6.102
109.338
15.572

18.924

128.312
15.572

Rogge ……………..134

100
5.352
64.711

120
14.652 5.472 79.363
152
16.549
110.210



16.549
110.210

Maïs

……………..

786
13.810


2.424

16.234

Genst

………………
H aver

………………

20858
7.057

1.406

22.264
7.057
Lijnzaad …………….
Lijnkoek ……………-
Tanwemeel ………….
9.384
153.801


37.435
9.384
191.236
Andere meelsoorten
3
..600

3.228 103.731

100
1.366
3.328
105.097

langrijk. Nog steeds is de prijs in de Europeesche invoer-
prijzen weinig te plaatsen.

De

regeering ‘heeft nu

haar
landen beneden Argentijnsehe pariteit.

Onlangs gold dit
voorraad uitverkocht en heeft voorloopig geen verdere mais
niet voor België en waren ook naar Nederland nu en dan
aan te ‘bieden. Ook voor andere voerartikelen

is weinig loonende zaken mogelijk. De aanvoeren te Antwerpen en
vraag, doch prijzen blijven zich handhaven. In tarwe en
de verschepingen naar die haven zijn echter daardoor
zoo
rogge voor Centraal Europa blijven geregeld zaken aan de
groot geworden, dat de prijs ook daar nu geene rekening
Nederlandsche markt tot stand komen. Voor lijnzaad is de meer laat. Met de prijsdaling is echter eene sterke verhoo-
stemming weder minder levendig (lan

in het begin der
ging van den frankenkoers gepaard gegaan, welke deze
afgeloopen week en slechts enkele transacties kwamen tot
verlaging veel geringer doet zijn dan zij schijnt. In Enge-
stand, zoowel in Indisch als in Argentijnsch zaad. Gisteren
land gaat de regeering voort met het beschikbaar stellen
1
werden 500 tons Mei/Juni van Argentinië verhandeld voor
van hare aanvoeren voor

70/- per 480 lbs.

Zij heeft de
.
f
840,-, welke prijs echter lager was dan de algemeene

vorige week bekend gemaakt, dat hare stoomende, geladen
offertes.

en ladende voorraden 350.000 lions bedragen, waarvan de
helft nog onverkocht is. De aanvoeren in Engelsche havens
KATOEN.
zijn dan ook in de afgeloopen week zeer groot geweest, doch
zij worden geregeld opgenomen. Weliswaar is daarvoor de
Noteeringen voor Loco-Katoen.

consumptievraag niet groot genoeg, doch met het oog op
(Middling Uplands).
het feit, dat de prijs van 70/- ver beneden de Argentijusche
1
17 Mei’20

10 Mei’20

3
Mei’20 117
Mei

19117
Mei ’18
pariteit blijft, wordt de mais geregeld door den handel ge-
kocht. De handel in vrije mais in Engeland is vrij levendig,
dooh afgezien van enkele stoomende ladingen bepaalt hij
New York voor

zich geheel tot transacties tusschen speculanten, die vroe-
Middling

– –

42,-c

41,30e

41,25e

30,50e

26,650

gere baisse-verko.open dekken of mais in verwijderde po-
New Orleans

sitie koopen in de veronderstelling, dat vSSr Juli de regee-
voor Middling 40,250

40.25 e

41,- c

28,88e

29,25 c

ringsvoorraden

zullen

zijn uitverkocht.

Uit Denemarken
Liverpool voor

blijft het aanbod van stoomende mais voortduren en eene
Middling ….

27,85 d

27,87 d

27,06 d

18,35
dm)
22,33 d

enkele lading is nog weder met bestemming naar Antver-
1)

16 Mei 1919.
pen of Rotterdam verkocht. Intusschen zijn de stakings-
bezwaren in de Deensche havens eenigszins verminderd,
Ontvangsten in, en uitvoeren van Amenikaansche havens.
waardoor het aanbod minder dringend is geworden.
(In
duizendtallen balen.)
Verschepingen van roggé uit Noord-Amerika zijn in (le
1

1 Aug.’19
Ouereenkomsiige pe,loden
afgeloopen week grooter geweest dan in den laatsten tijd
het geval was. De bestemming dezer rogge is nog steeds
1

lol
1
14Mei 20
1918-1919

1917-1918
bijna uitsluitend Frankrijk en Centraal Europa, waar men

Ontvangsten Gulf-Havens..
3997
3184 3171
geregeld met inkoopen blijft voortgaan.

De markt blijft
vast,

evenals voor gerst, waarvoor in Engeland wegens
Atlant. Havens
11 2862
1998
2576
vermindering der voorraden betere vraag is ontstaan. In
Uitvon naar Gr. Brittannië
2823
1849
verband met de nu minder gunstige vooruitzichten voor
den oogst in Californië, worden vooral voor brouwgerst in

1874

‘t Vasteland.

}
2941
2216
1527
Engeland den laatsten tijd veel betere prijzen betaald en
,

Japan etc….

komen gerégeld zaken tot stand. Ook voor haver, waarvan

Voorraden
in
duizendtallen
14Mei’20
16Me1’19

1
17Mei18
de verschepingen in de afgeloopen week zeer klein waren
(van Noord-Amerika werd zelfs in ‘t geheel geen haver
verscheept) is de vraag verbeterd.
Amenik. havens ……….

1115

1253

1368
N e d e r 1 a n d.

In Nederland was de stemming voor
Binnenland …………..

1052

1309

994
graan in de nfgeloopen week kalm. Voor maïs bestond, met
New York

98

157

.

het oog op de veiling, welke gisteren te Rotterdam zou

.

plaats vinden, minder attentie en de prijzen daalden eenige
New Orleans…………….1

412

428
Liverpool

……………
4

533

322
120
guldens. De belangstelling voor de te veilen mais bleek
echter vrij goed en de geheele 1300 tons zijn voor eenig-
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens
&
Sons,
zins hoogere prijzen verkocht dan in de afgeloopen week in
den gewonen handel te verkrijgen waren. Het schijnt echter, Manchester, d.d. 7 Mei 1920.
dat met deze hoeveelheid de bestaande behoefte weder vrij-
Doordat de weerberichten wat gunstiger luidden, zijn prij-
wel geheel gedekt is en na de veiling was zelfs tot lagere
zen van Amerikaansche katoen in het begin der week wat

19 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

441

gedaald, doch de omzetten zijn niet heel belangrijk geweest.
Over het algemeen wordt het verschil tusachen ouden en
nieuven oogst geringer, zoodat voorradige partijen lager in
prijs zijn. De voorraad in Liverpool is zeer groot, doch
langstapelige katoen blijft schaarsch en zeer duur. Egypti-
sche katoen is weinig veranderd, hoewel de voorraad in
Liverpool gedurende het laatste halfjaar met 41.004 balen
is toegenomen.
De vraag naar Amerikaansche garens is aanmerkelijk
verminderd en hoewel spinners hun noteeringen niet ver-
lagen, nemen zij in de meeste gevallen wel lagere biedingen
aan. Bovendien is er minder vraag voor directe levering;
zoodat men zelfs voor spoedige levering dikwijls partijen
kan koopen. Ook de exportvraag is geringer, terwijl in
Egyptische garens bijna niets omgaat. De onderhandelingen
tusschen de werkgevers en de werknemers in de spinne-
fijen w’orden voortgezet en men verwacht wel, dat men tot een regeling zal komen.
In afwachting van deze regeling, gaat er ook in man u-
facturen nog weinig om en verwacht men algemeen, (lat het
bestaande verschil wel vriendschappelijk zal worden opge-
lost. Er zijn slechts weinig orders aan de markt, doch daar
de meeste fabrikanten nog voor maanden met orders bezet
zijn, is het moeilijk precies te beoordeelen, welke prijzen
zij.zouden willen accepteeren.
28April 7Mei

28April 7Mei

Liverpoolnoteeringen (loco)

T.T.op Indië::..
2/3814
2/3
F.G.F.Sakellaridis 86,50 86,50 T.T.opllongkong 4110 418
G.F. Na. 1 Oomra 16,80 16,25 T.T.op Shanghai 818

614’14

oogst van verleden jaar en het reeds heerschende tekort
aan suiker over de gaheele wereld zal nog gevoeliger wor-
den en alle financieel minder sterke landen nopen hunne
consumptie belangrijk in te krimpen.
De laatste 0 ub a-statistiek luidt:

1920

1919

1918

Weekontvangst tot 1 Mei 106.000 144.699 101.078 tons
Totaal sedert 1 Dec. 1919, 2.675.000 2.579.796 2.391.528
Werkende fabrieken .. ..

137

183

168
Weekexporten tot 8 Mei 110.000

97.893

99.958
Totaal sedert 1Januari.. 1.971.110 1.529.018 1.312.401
Voorraad op 8 Mei .. ..

659.000 1.080.790 1.079.025

waaruit blijkt, dat in dit jaar de afleveringen tot dusver
nog ongeveer 100.000 tons grooter zijn dan in 1919. Ei’ wer-
ken echter thans slechts nog 137 fabrieken, dus 46 minder
dan verleden jaar, zoodat het nu nog bestaande surplus
spoedig in een defiicit veranderd zal worden.
Op
3
a v a wordt’ bhans met het binnenhalen van den
nieuwen oogst begonnen en zijn enkele fabrieken reeds in
werking. Volgens de laatste berichten is nu de oogst 1920,
behalve het voor de Nederl.-Indische Regeeriug tot
1
/
11
ge-
reserveej-de kwantum van 1.300.000 picols Superieur, geheel
uitverkocht. Hunne laatste posten suiker No. 16 en hooger
en Museovados verkochten .de Vereenigde Producenten tot
f
48.- resp.
f
47.50: Voor tweedehandsch suiker ver-
den opnieuw hoogere prijzen .betaald, het laatst
f
64.-
voor Superieur, vroege levering. Juli/September-levering
wisselde tot
f
59.- van eigenaar..

NOTEERINGEN

SUIKER.
Iii de Europeesche bietsuikerdistricten was de weersge-
steldheid der laatste weken zeer bevorderlijk voor de veld-
werkzaamheden.
In D u i t s cli 1 and ‘werd door de ,,Natioalversiumm-
lung” een beslu4t genomen om de maximumprijzen voor
suiker in veihouding met dc grootere productiekosten te
‘erhoogen en om voorstellen in overweging te nemen om-
ti-ent het laten ophouden van de ,,Zwangswirtschaft” in
1921. Deze de biëtenbouwers natuurlijk aanmoedigende
maatregel komt echter te laat om nog van invloed te
kunnen zijn op eene uitbreiding van den dit-jarigen aan-
plant. –
De zichtbare voorraden zijn volgens F. 0. Licht:
1920

19.19

1918

Duitschland 1 Sept.
‘)
217.798

290.278

322.991 tons
Oostenrijk

1
,,

‘)
230.000* 200.000* 250.000
Frankrijk

1 Febr’. . 118.066

10.359

25.000*

Nederland 15 April . .

70.167

63.565

105.853
België

1 Maart ..

72.000

71.000

110.000
Engeland 31 Maart .. 292.942

313.223

212.934

Totaal Europa 998.973

948.425 1.026.778 tons

V. S. v. N.A. 1 April..

94.074

66.469

22.729
Cubahavens 27 Maart

580.122

728.075

862.446

Totaal ……1.678.169 1.742.969 1.911.953 tons
1)
’19/18/17. * Raming.

De Engelsche Board of Trade statistiek over April
luidt:
April

April

J./Apr.

J./Apr.
1920

1919

1920

1919
ton

ton

ton

ton

Import rietsuiker – . 165.389 146.568

419.505 357.270

.biet ,, . .

1

geraffineeril.

9.076

36.954

80.724

99.381

Totaal ……..174.465 183.522

500.229 456.651

Voorraad inentrepot 321.450 312.800

raffinaderijen

32.350

17.050


Opbrengst

,,

59.037

65.458

220.405 263.234
Tot. binnenl. verbruik 89.325 134.519

421,049 452.868
Totale export

183

1.581

1.891

1.782

De enorme stijging van den wei-•eld-suikerprijs schijnt
nog steeds niet tot stilstand gekomen te zijn. Aan de New
York-markt werd de noteering voor spot centrifugals ver-
leden week weer aanmei-kelijk verhoogd en wel op 21.57,
terwijl aan dc termijnmarkt kort van te voren genoteerd
werd: Juli 19.65, Sept. 1964, Dec. 18.75, Januari 16.70
cents. Eene reden voor deze nieuwe prijsstijging kan ge-
vonden worden in de opnieuw verlaagde ra.ming van den
tegenwooi-digen Cnba-oogst, die volgens Guma slechts
3.650.000 tons zal bech-agen. Zoo zal de dit-jarige 0 u b a-
oogst, die oorspronkelijk op 4> millioen .tons geraamd werd, een belangrjle minder resultaat opleveren dan de

Data
Amster,
dom per
loopende

Londen
New Yo,k
96pCl
c’entrl-
T
ales
Cube.s

Wii iie Java
f.o.6. per

1 Amer. Gra-
nulated elf.
_______
maand
No.
/

Juni
Mei
fugals

Sh. Sh. Sh.
1

Sh.
$
ets.
12 Mei ’20
f

841-
1081-
103161
12016
1

21,57
7

,,

’20
,,


841-

1001-I
1191-
1

19,56
12Mei ’19
,,’


6419
321′-
311-
1


1

7,28
12 Mei ’18
.-‘
6419


1


5,92
21 Juli ’14
,,11
18
/22
18/-



1

– ,
3,26

RUBBER.

De rubber-prijzen gaven in de afgeloopen week opnieuw
een Vrij gevoelige daling te zien. Dè Amerikaansche fabri-
kanten blijven nog altijd in hun politiek volharden, om
absoluut uit de markt te blijven, bovendien zijn de aan-
voeren te Londen in de laatste weken weder vrij groot, wat natuurlijk de prijsdaling wel fn de hand werkt. Dat
de algemeene vooruitzichten van het artikel niet zoo skcht
zijn, bewijst wel de veel hoogere noteering voor latere
levering; 1920 levering b.v. werd vorige week tot 214 af-
gedaan.
De noteeringen zijn:

einde vorige week

Prima crêpe loco ……….1/11 ………….2/1
1
/,
Stand. sheets loco ……….1(10
8
/4
…………2/l’/
Prima crêpe Juni ……….1/11
8
/4
…………2/2
Juli/December..

211
1
13

………….2/3 ‘/
Hard cure line Para ……..2(2
1
12
212
12
17 Mei 1920.

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolf S
& Witkamp en Leonard Jacobson & Zonen).
Noteeringen en voorraden.’
Data
Rio
1

Sanio,
J4″laselkoer,

1

No.4

Voorraad
Prijs
No.7
1

Voorraad
1
1

15 Mei

1920
340.000
1
10.425
2.348.000

2
)

16
,
18

8

,,

1920
309.000
111.050
2.347.000
2)
16’/g
1

,,

1920
‘)
1
‘)
1

‘)
15 Mei

1919
50
8
.000
112.400
2.990.000
1
14.300
14
8
/8

Ontvangsten.

Rio

Santos

Data

Afgeloopen

Sedert

Afgeloopen

Sederi
week

1 Juli

week

. 1 Juli

15
Mei 1920.. ..

44.000 2.221.000

43.000 3.853.000
15 Mei 1919.. ..

25.00

1.494.000

100.000 6.761.000
‘) Gesloten.
2)
Nominaal 15.000 tot 14.000.

442

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

19 Mei 1920

Statistiek der firma G. Duuring
&
Zoon.

Zichtbare voorraad op 1 Mei 1920,
in duizenden
(.
balen.

1920 1919
1918 1917
1916

Voorraad in Europa ..
2.006
1.206
2.234
3.358 3.599
Brazilië ..
702
1.642
210
733
763
Stoomend

Oost-Indië.
{

120
? ?
165
n. Europa

Ver. Staten

– –

6

2.708
2.968 2.444
4.091
4.533
Voorraad Ver. Staten
1.809
1.177 1.837
2.874
1.984

Stoomend lBrazilië
283
546
555
659
47
naar
Oost-Indië.
?

1′
Ver.Staten

4.800
4.691
4.836
7.624
6.994
Voorraadin Rio ….
344
707
795
101
296
Santos..
2.414
5.776 6.037
1.318
1,167
Bahia ..
23 35 83 28
30

Totaal……
7.581
11.209 11.751
9.161 8.487

Op

1

April

………
8.174
11.799
12.131
9.746
8.9ii4

1919
1918 1917
1916
1915

Op

1

Juli

……….
10.836
11.702
7.778
7.091
7J3E

HUIDEN..

Bericht van de firma Grisar & Co.

Buitenlandsche huiden. De LiebigMaatschappiji
heeft deze week nog een verdere hoeveelheid van 2000 Liebig
huiden verkocht tegen
24
8
11
d.
Inlandsche huiden en looistoffen geen bizon-
derheden.
15
Mei 1920.

COPRA.

De markt blijft flauw. Offerten op aflading zijn, over
het algemeen veel te hoog om tot zaken te leiden.
De noteeringen zijn heden:

vorige week:
Java f.m.s. loco.,
f
60/2;

f
62
1
/v
Mixed loco ……,, 58
1
1.

,, 60,-
19 Mei 1920.

METALEN.

.Loco-Noteeringen te Londen:

Data
Ijzer
0ev.
K
Stan°’rd
Tin
Lood
Zink

17 Mei

1920..
nom.
99.7/6
296.-1-
40.5
1

45.151-
10

,,

1920..
nom.
101.1216
304.81-
37.151-
46.51-
19 Mei

1919..
oom.
79.216
246.151-
24.716
36.-/-
13 Mei’

1918..
nom.
110.-/-
363.-!-
30.101-
52.-/-
17 Juli

1914..
5114
61.-/-
145.15/-
19.-!-

.
21.101-

VERKEERS WEZEN.

SCHEEPVAART.

GRAAN,”

Dato
Petro
grad
Londen/
R’dom

Ode,sa
Rotte,-
dam

All. Kust
Ver. Stalen San Lorenzo

Rotte,-
1
Bristol
Rotte,-
Enge-

1
dam
Kanaal
dom
land

10115 Mei

1920


.-
)1016
120/-
111216
3/8

,,

1920

1


1)1016
1291-

111216

12117 Mei

1919

1

f
21
2)
816
1130
1)6216
13118 Mei

1918

1
– –
501-

2001-
Juli

1914
lid.
713
1/111/
4

1/111/
4

121- 121-

KOLEN.

Cardhff

Oosik. Engeland

Data

1

1

La
1
t
deaux

Genua
1
ç:1′ 1
Plato Rotte,- !Cothen-

1
Bor-
Rivier

dam

l’urg

10115 Mei 1920
3716 6216
761-

f
12,-

318

,,

1920
40/-
6216
– –
,, 12,-

12117 TlIei 1919
2)

281-
4716 4716
47/6
,, 10,
Kr. 48
13118 Mei 1918
691-
10113

1201-


Juli 1914
fr. 7,-
71-
7/3
1416
312
41-

2)
Per ton stukgoed.
1) Voor Britsche schepen.
G,-aaa Fetrograci per quarer van
496
ib,. ewaar, Odeesa per nou, Per. Staten
per quarter van
480
ik,.
zwaar.
Overige noteeringen’ per ton van
1016 K.G.

DIVERSEN.
Bom bag
Bkma
Vlodivo-
Chili

Data We,t
We,t
,tock
West
Europa
Europa
West
Europa
(d. w.)
(rijst)
Europa
(salpeter)

10115 Mei

1920….
1081- 1401-

1001-
818

,,

1920…;

1401-


12117 Mei

1919.. ..
1151-
1501-2)


13118 Mei

1918..
. .
2751-
5001-

1851-
Juli

1914.. ..
1416 1613
251-
2213

INKLARINGEN.

NIEUWE WATERWEG.
April 1920
April 1919
Landen van
Aantal
N.R.T.

Aantal

N.R.T.
herkomst
schepen
schepen

Binneul. havens
35
36.134
30
11.908
Groot-Brittannië
66
53.579
252
162.248
Duitschland
29
6.657
27
45.915
Noorwegen
4
2.386
7
2119
Zweden
3
757
7
3.121
Denemarken
1
1.114
3
.360
Finland ……..


1
764
België
6
6.451
14
14.038
Frankrijk
42
45.505
28
.12.583
Spanje
3
3.296
3
2.497
Portugal

1
76
Italië ……….
– –
1
-619
And. Midd. Zeeh
1

6
10.540
Ovei. Wk. Afrika
1
1.631
2
1.318
Zuid-Afrika ..
3
7.373


Voor-Indië

….

..-



1
3.335
Achter-Indië
1
2.948
– –
Ned.

Oost-Indië
6

22.554
3
10.621
And. Aziat. hav.

..

1
3.959
1
4.291
Vereen. Staten
33
120.964
31
101.984
Midden-Amerika
1

.
4.231


Ned. W.-Indië-
Ned. Antillen
2
1.603


Argent.,Uruguay
9
17.428
2
7.220
Cuba ………..
1
.

1.623

Totaal ,.
248
1

340d93l
420
1

395.557

Periode 1 jan,-
30 April ….
1279
1.601.190
1473
1.287.2411

Nationaliteit.

Nederlandsche
71
77.303
154
119.947
49
66.637
.

189
151.959
Duitsche
46 11.745
7
2.959
Noorsche
15
22.899
20
17.999
Belgische
1

7
9.267

Britsche

……..

Fransche
28
38.967


Zweedsehe
2
1.188
5
8.385
Deensehe
2
3416
1
1.144
Vereen. Staten
24
95.707
33
.

78.598
Andere
10′
22.331
1

4
10.299

Totaal ..
. . 1

248

1
340.193
II

420

1
395.567
1)
1913, 3.654 8chepen met 4301.786 N. R. T.
(Dirkzwager’s Scheepsagentuur Maassluis.)

INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.

Verséhenen:

Bedrijfsleven en de strijd tegen

de Armoede in Nederland

door Dr. CH. A. VAN MANEN.

Prijs ingenaaid
f
3,

.

Gebonden
f
4.75.

Voor leden der Vereen/ging en geabon-
neerden op het Weekblad wordt dit werk
beschikbaar gesteld tegen den prijs van

f
2,50 ingenaaid en
f
4,-
gebonden.

Bestellingen richte men tot het Secretariaat van liet
Instituut, Pieter de Hooghweg 122, onder gelijk-
tijdige remise per postwissel of op postchôque- en
girorekening No. 8408, Rotterdam.

19 Mei 1920

44

DE TWENTSCHE BANK

AMSTERDAM – ÏOTTERDAM – ‘s-GRAVENHAGE – DORDRECHT – UTRECHT – ZAANDAM

Maandstaat op 30 Apr1 .1920

DEBET

Aandeelhouders

nog

te

storten

…………………………
f

1.784.700,-
Deelneming in de firma’s:
B. W. BLIJDENSTEIN
&
Co., te Londen;


B. W. BLIJDENSTEIN Jr., te Enschede;

LEDEBOER &Oo., te Almelo, f7.503.125,—, waarvan in
geld

gestort

………………………………….
Deelneming in bevriende Bankinstellingen f.6.217.374,42, waar-
..5.953.125,-

van

in

geld

gestort

………..
…………………..
.,

4.602.774,42
Voor rekening der Twentsche kantoren gedeponeerd te Londen Fondsen van Aandeelhouders

te Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage en Utrecht
.
Fondsen

door ons gedeponeerd voor rekening van bevriende
instellingen …………………..

…………………
Kassa, Wissels en Coupons
Nederlandsche Schatkistbiljetten en Schatkistpromessen
Saldo’s bij

Bankiers:
beschikbaar

voor

eigen gebruik ……………………..
f

5.109;948,9834
voor

rekening

van

derden

…………………………
,, 35.287.387,88

Prolongatiën gegeven

Saldo te leveren en te ontvangen fondsén ……………….


Eigen Fondsen en Syndicatén ……………………….
Oredietvereeniging

……………………….. . ………
f
57.497.431,03
Af: loopende Promessen …………………………….,,

8.750.000,-

Voorschotten tegen Onderpand of Borgtocht en Saldo’s Rek. Ort.
f
72.501.682,0534
Af: loopende Promessen …………………… . ……….. ,,

3.160.000,—

f 12.340.599,42
11
37.203.250,—
6.164.600,— 52.120.936,66
12:739.687,50

40. 397. 336,863′
13.267.790,-
1.282.760,63 4.555.379,47

48.74 7.431,03

69.341.682,0534
Voorschotten op. Consignatiën …………………………
,,

1.984.740,85
Gebouwen en Safe-Deposit …………………………..

3.577.747,32

Totaal . . .. .
f
303.723.941,80

CREDIT

Kapitaal
………………………………………….f
34.427.000,-
Reservefondsen …………………………………….,,

7.307.644,16
Buitengewone Reserve …….. . ………………………. .,

i.000.000,—
Waarborgfonds Credietvereeniging ……………………,, 4.782.432,50
Reserve Credietvereeniging ………………………….,,

3.185.978,71

f

0.7O3.055,37
Aandeelhouders voor gedeponeerde fondsen
als waarborg voor 90 pOt. storting op aandeelen B . …
f
1.784.700,-
in Leen-Depôt ………………………………….. ..41.583.150,-

,, 43.367.850,-
Zieken- en Pensioenfondsen …………………………
f

314.331,1734
Reserve voor te verleenen Pensioenen ………………….. ..822.722,59

1.137.053,7634
Deposito’s …………..

……… …………………..

49.657.206,0934
Prolongatie-Deposito’s ………………………………

4.413.776,01
Saldo’s Rekeningen Courant ………………………….
f
85.454.115,5534
,,

.

,,.

,,

voor gelden in het Buitenland..

35.287.387,88

Credietvereeniging
.
………….

6.257.614,40
126.999.117,8334
Beleeningen en Daggeld genomen ……………………

,,

1.200.000,-
De Nederlandsche Bank ………………………………

142.972,6034
Te betalen Wissels

…………………………………

,,

25.176.992,73
Diverse Rekeningen ………………………………..

925.917,39

fotaal ……
f
303.723.941,80

ÂÂ

‘Ie)
Mei: I2ö

Do N.V. Nederlandsche Huistelefoon

Maatschappij

ROTTERDAM

‘s.GRAVENHAGE

GRONINGEN

Telefoon 8600

Telefoon H
280,
300

Telefoon 1555

AMSTËRDAM

.
LEEUWARDEN

ARNHEM

Telefoon N 5580

Telefoon 2723

levert uit voorraad
TELEFOON-

SCHEL- ELECTR. KLOK-INSTALLATIES etc.

in huir’en koop.

Herstelt en onderhoudt o n d er g a r anti e ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.

PROSPETUS GRATIS.

NOORWEGEN

Wij wenschen als Vertegenwoordigers op te treden van

Nederlandsche Fabrikanten

tegen provisie, behalve voor ijzerwaren en voedingsartike1en

Uitsluitend fabrikanten gelieven te reflecteeren.

GEORG DULLUM

AGENTUR, KRISTIANIA

Tel.=Adres: MOCOMM’

Munkedamsveien No. 1
.3
,

ONTVANG-
EN
BETAALKAS

NIEUWE DOELENSTRAAT
20

22
AMSTERDAM

DEposIto’s VOOR I.JAAR FIXE

PCT.’

GELDEN, OP DEZEN TERMIJN GESTORT, ZIJN NA AFLOOP

VAN
HET JAAR ZONDER OPZEGGING BESCHIKBAAR.

NIET OPGÈVORDERD ZIJNDE, WORDT DEEQST STIL-

ZWIJGEND VOOR GELIJKEN TERMIJN VERLENGD.

DE RENTE KAN NAAR VERKIEZING PER KWARTAAL, PER

HALF JAAR OF PER JAAR ONTVANGEN WORDEN.

Practisch Effeétènboek

Prijs
11,25

Verkrijgbaar bij den* Boekhandel en bij NIJGH & ‘vAN D1TMARS

UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ, Rotterdam.

KONINKLIJKE

HOLLANDSCHE

LLOYD

AMSTERDAM

Geregelde Passagiers- en

Vrachtdienst met nieuwe,

moderne ‘post-stoomschepen

TUSSCHEN

AMSTERDAM

EN

ZUID-AMERIKA

VIA

BOULOGNE
s/M., PLYMOUTH, CORUIÏA,

LISSABON, LAS PALMAS, PERNAMBUGO,

BAHIA, RIO DE JANEIRO, SANTOS, MONTE-

VIDEO
en
BUENOS AIRES.

“Eq~_

J
ongeman, reeds een tijdlang

J
apansch (schrijf- en spreektaal)
gestudeerd hebbende,
zoekt ver-
binding met Handeishuizen,
die

eventueel bereidzijn, hem later
uit te zenden. Fr. br. No. 67

Boekhandel WEIJTINGH
&
BRAVE,

Amsterdam.

INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Het vraagstuk van de geidruimte in Nederland en d,e

goudpolitiek van de’ Nederlandsche Bank

‘met bijlage:

Nèderlandsch-Oost-Indiê en’ de Gold-Exchange-Standaard
door Mr. G. VISSERING

Prijs
f
1,50

Het Bankwezen in Nederlandsch West-Indië

door Mr, G. J. FABIUS

Prijs
f
1,50

Verkrijgbaar bij den Boekhandel en bij NIJGH & VAN DITMAR’S UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ, Rotterdam

Auteur