Ga direct naar de content

Jrg. 5, editie 227

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 5 1920

t MËÎ iPô.

AUT1?9ÈË02″ VoôkËOÜbËA

Economisch~
‘«
Statsti*sche
*.

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR
HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ÜITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

5E
JAARGANG

WOENSDAG 5 MEI 1920

No. 227

INHOUD

Blz.
DE TOESTAND DER FRANSCHE STAATSFINANCIËN
door
Prof.
B
ertrand Nogaro …………………………..
377
De Gouden Standaard door
Prof.
Mr. Ant. van Gijn ..
379 Constantinopel, de Dardanellen en de Bosporus in ‘t Ver-
leden en Heden 1 door
Prof. Dr.
Ii.
Blink…………
381
Het Rapport van de Commissie van het Suriname-Studie-
Syndicaatover Suriname II doorW.
D.H. Baron van Asbeck
384
Zilver in het Eerste Kwartaal
1920
………………
388
AANTEEKENINCEN: Landaanwinning door
Prof. Mr. D. oan Blom ……
389
Engelsche Regeeringscontrôle over de Shell? ……..
389
Formosaansche Suikerondernemingen op Java………
390
Suikerproductie der Wereld ………………….
390
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………
39 1-398
Geidkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen. –

Goederenhandel.
Bankstaten.

Verkeerswezen.

INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algen’een Secretaris: MrG-W. J.
Bruins.

Assistent-Redacteur voor het weekblad: D. J. Wansink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg
12e,
Rotterdam.
Aangeteekende stuk ken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 87.
Telef. Nr. 8000. Tele gr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorelcewin.g Rotterdam No. 8408.

Abonnementspi-ijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 20,—. Buitenland en Kolon’iën
f
2,50
per jaar. Losse nummers 50 cents.
Leden en d,nateurs van het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertentiën f 0,40 perregel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers.
Maatschappij, Rotterdam, Amstêdâm, ‘s- Gravenhage.

Zooals te verwachten was, is gedurende de afge1oo

pen week de spanning op de gel’d’markt nog iets groo-

ter geworden. De prolongatierente steeg voorbij.gaand

op
53%
pOt, en bleef verder omstreeks 5 pOt. schom-

melen. Particulier disconto bleef aanvankelijk nog

gemakkelijk te plaatsen, maar steeg ten slotte even.

eens, zoodat aan het eind der week 3% pOt. werd toe-

gestaan. Het aanbod van wissels is echter zoo ger.ing,

dat het verband met het overige gedeeltevan dgeld-

markt schijnt verloren te gaan. Enkele dagen kwam
het voor, dat tegelijkertijd zoowel voor 3% als voor

3% pOt. verd afgesloten. – ,
a V

De weekstaat van de Nederlandsche Bank is deze

week hoogstmerkwaardig, zoowel wat betreft de

grootte van sommige veranderingen, als de tegenstrij-

•digheden van belangen, die er op de geidmarkt blijken

te hebben bestaan. De grootste verandering is een

vermeerdering van bijna 100 millioen gulden in den

bankbiljetten-omloop. Daartegenover staat, dat de

rekening-courant saldi van anderen, die bij een

krappe geldmarkt gewoonlijk kleiner worden, deze week

nog bijna 2 ‘millioen zijn toegenomen. Eenzelfde te-
genstrj’digheid bestaat er bij de binnenlandsche wis-

sels en de beleeningen van de Hoofd!bank. De binnen-

landche wissels werden daar ruim 9 millioen gulden

minder, terwijl de beleeningen er 60 millioen stegen.
Inhet geheel zijn de binnenlandsche wissels met 3 en

de beleeningen met 86 millioen toegenomen. Afgezien

van de ‘groote vermeerdering der ‘beleeningen bij de

Hoofdbank, is het vooral de provincie geweest, die

veel ‘geld aan de bank heeft onttrokken. Een andere

merkwaardige vermeerdering valt op te merken on-

•der het hoofd ,,P’apier op het Buitenland”.
Het bedrag hiervan ‘is in de laatste maanden slechts

weinig veranderd. Deze keer heeft echter plotseling

een stijging,van ruim 22 millioen plaats gehad, waar-

‘door het totaal bedrag komt op circa 76 millioen,

‘daaréntegen zijn ‘de Diverse Rekeningen, waarop ook
de contante saldo’s in het ‘buitenland geboekt worden,

8 millioen kleiner geworden.

a

De wisselmarkt was deze week aanzienlijk levendi-

ger. Vooral in ponden en dollars waren de omzetten

belangrijk. Een belangrijke val in den sterlingkoers

van ‘de eerste dagen der week werd later weder geheel

te niet gedaan, de stemming bleef echter flauw. Skan-

dinavië volgde de beweging van Londen ongeveer ge-

heel. Voor de overige koersen waren de schommelin-

gen, geringer. De Belgische Nationale bank verhoogde

‘andermaal haar rentevoet, waardoor dit op 5% pOt.

kwam te staan.

DE TOESTAND DER FRANSCHE

STAATSFINANCIËN.

Professor Bertrand Nogaro, hoogleeraar in de
economie en het financ’iewezen aan de Universiteit te
Oaen, schrijft ons:

De toestand’ der Fransche staa’tsfinanciëi ‘houdt
niet alleen ‘de publieke opinie in dit land sterk bezig,
maar ‘ook ‘die in de geallieerde en neutrale landen,die
Frankrijk credieten ‘hebben verleend en er nog weer
toe gebracht kunnen worden, het land voorschotten
toe te staan.
De begrooting der
gewone
uitgaven bedraagt voor
‘het ‘dienztjaar 1920 ongeveer 18 milliard frs., maar
bij deze gewone uitgaven komen nog:

373

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Mei 1920

1
.
0
. een begrootitig der buitengewone ‘ei tgaven, clie

de kosten omvat, welke nog voortvloeien uit den oor-
logstoestan’d en die geschat worden op 7 mii-
hard frs.;
20. een ,,speciale .begrooti’ng” van uitgaven, be-
stemd om aangewend te worden tot herstel der stre-
ken, welke onder vreemde ov.erheersching gestaan
hebben en die getiteld is: ,,rekeni.ng voor de uitgaven,
die gedekt zullen worden uit de stort’ingen te ont-
vangen ter uitoerin’g van ‘het vredesverdrag”, welke
speciale begrooting 22 milliard frs. bedraagt.
Aldus bedraagt het totaal der voor 1920 geraamde

uitgaven 47X
,
milliard frs., waarvan 18 milliard, het
bèdrag der gewone uitgaven, gedekt moet worden
door inkomsten uit permanente bronnen.

* *

Alvorens tot de .bestudeering van dit budget uit de
na-oorlog-periodë over te gaan, is het gewenseht eerst
rijn samenstelling na te gaan, d.w.z. in ‘t kort de kos-ten van oorlogvoering te beschouwen, welke een zoo
groote aanzwelling der permanente openbare uitgaven
ten laste van het Fransche Volk tengevolge hebben
gehad.
In 1914 beliep het Fransche budget 5 milliard frs.,
waarvan ongeveer 1 milliard bestemd was ter betaling
van de rente der staatsschul’d, toen bijna 30 milliard
bedra.gende. Onder den dwang der oorlogsomstandig-
heden was het in de jaren 1914-1918 niet mogelijk
op regelma’tige wijze een begrooting op te. stellen,
maar het Parlement werd er door verplicht successie-vehijk de cre’dieten, welke men in onderstaande tabel
vermeld vindt, toe te staan:

Dienstjaar 1914 (1Aug.131 Dec.)

8.900.000.000 frs.
1915 …………..22.800.000.000
1916 …………..32.950.000.000
1917 …………..41.680.000.000 1918 …………..55.190.000.000

Totaal……161.520.000.000 frs.

Bij deze ‘bedragen, die op de ooriogsperiode betrek- king hebben, komt nog voor 1919 een bedrag van 48,3

i
mil]ard, waardoor het totaal der van 1 Augustus
1914 tot einde 1919 gev.oteerde credieten stijgt, tot
bijna 210 milliar’d. De werkelijke uitgaven zijn een
weinig beneden de gevoteerde credieten gebleven,
maar men kan hen toch wel op ongeveer 200 milliar.d
schatten: Natuurlijk heeft ‘men deze uitgaven slechts voor een onaanzienlijk deel uit de ‘opbrengst van be-
lastingen kun.nen dekken: 31 milliard ‘gedurende de
periode, op welke wij hier het oog hebben, welk bedrag
ongeveer 16,5 püt. van de totale uitgaven uitmaakt.

Voor het overige heeft men geput uit leenings-
bronnen, die op de volgende wijze verdeeld kunnen
worden:

Voorschotten van de Bank
van Frankrijk ……..25 milliard, maakt 13 %

Geconsolideerde Schuld . . 55

,,

,,

28 %

Schatkistbons en-obligaties 50

25,5 %

Oredieten van het buitenl. 33

,,

,,
17 %

*

*

Men heeft het Fransche gouvernement verweten
gedurende den oorlog niet zulke ingrijpende maatre-
gelen op fiscaal gebied genomen te hebben als de met
Frankrijk geallieerde regeeriugen deden. Indien het
waar is, dat het langen tij’d geaarzeld heeft voor het
overging tot het invoeren van nieuwe belastingen,
dan mag ‘toch opgemerkt worden, dat dergelijke fis-
cale maatregelen ‘in Frankrijk veel moeilijker te tref
fen waren ‘dan in de andere oorlogvoerencie landen,
wegens het feit, dat een der rijkste gedeelten van het
grondgebied onder vreemde overheersehing stond en
•de mobilisatie vanaf het begin van ‘den oorlog aan de
economische activiteit bijna alle mannen van den
leeftijd, dat zij de wapenen kunnen dragen, ‘onttrok-
ken had. Hoe het ‘ook zij, de oorlogsuitgaven, niet uit fiscale

bronnen gedekt, dus ongeveer 170 milliard frs., heeft
men slechts door het sluiten van leeningen van diver-
sen aard kunnen ‘dekken en deze 170 milliard, gevoegd
bij de voor ‘den oorlog reedi bestaande schuld, doen op
het Fransche ‘budget van na den ‘oorlog den rentelast
drukken van een schuld van 200 milliard, ‘dus onge-
veer 10 mi]liard per jaar.
0rn er zich een juist beeld van te vormen, hoe zwaar
dc last is, die aldus op Frankrijk drukt, is •het vol-
doende om op te merken, ‘dat deze oorlog’sschuld bijna
gelijk is aan die van Engeland, terwijl het inkomen
van het Fransche volk tot dusver beschouwd werd
bijna ‘de h’elft minder dan dat van het En.gelsche volk
te zijn. Evenwel, hoewel •de Fransche productie is vermin-
derd en een arbeid van verscheiden jaren nog noodig
zal zijn tot herstel der verwoeste streken, heeft de
aanzweliing der biljettencirculatie zich geuit in een
prijsstijging en een toeneming der inkomsten in geld-
eenheden, clie het ‘sluitend maken der begrooting mo-
gelijk maken.
In 191.4 werd liet totale particuliere inkomen in
Frankrijk door de meest bevoegde economen op onge-

veer 35 milliard geschat. Het spreekt vanzelf, dat,
in’dien deze inkomsten niet waren toegenomen,’ men
er niet aan zou kunnen denken een budget van een
twintig milliar’d sluitend te maken, doch dezelfde
economen, ‘dezelfde methoden van schatting toepas-
sen’d als voor ‘den oorlog, schatten voôr ‘t vervolg het
particuliere inkomen op ongeveer 125 milliard. Wel-
licht, dat het op het eerste gezicht vreemd genoeg
schijnt, dat een eenvoudige financi’eele kunstgreep
als cie emissie van bankbiljetten in staat is te voor-
zien in liet onvoldoende der werkelijke bronnen van
inkomen en geheel alleen het evenwicht van een
bud.get kan verzekeren. Het is evenwel een geit, dat

do bankbiljettenemi.ssie een
noodzakelijke
en doeltref-
fende kunstgieep geweest is om den oorlog te finan-
cieren: het normale inkomens-overschot vou zeker on-
voldoende geweest ‘zijn om hijwege van ‘belasting en
van leening de staatskassen te voeden, integendeel, het
zijn de uitgegeven biljetten, die na gediend te hebben
ter betaling van enkele staatsleveranciers, in circu-
latie zijn gebleven en, doordat ‘zij het particuliere in-
komen deden aanzwelien, de mogelijkheid geschapen
hebben, belastingen te betalen en op leeningen in te
schrijven in een omang, die zonder de toeneming der
fidueiaire eirculatie ondenkbaar geweest zou zijn.
Deze aan’zwellin.g der bankbiljettencirculatie, die on-
misbaar is geweest voor het financieren van den oor-
log, schijnt dit evenzeer te zijn, om de financieele
iiqui’datie van den oorlog te kunnen doorvoeren,
d.w.z. cm in te
schrijven
op de leeningen, ter consoli-d’atie van de vlottende schuld uitgegeven en belastin-
gen te betalen voor zoover het particulier inkomen
niet toegenomen is door productievericooging en daar-
om kan men er niet aan denken de fiduciaire circu-
latie in te krimpen, dan na het budget definitief in
evenwicht ‘gebracht te hebben.

Naar het wil voorkomen kan men dus ‘het vraagstuk
der Fransche Staatsfinanciën op de volgende wijze en
in de hieron’der aangegeven ‘volgorde stellen:
1°. De middelen voor de ‘gevofie uitgaven vinden
uit permanente bronnen door middel van belastingen.
2°. Door uitgifte van nieuwe leeningen op langen
termijn de vlottende schuld consolideeren.
3
1
. Tot overeenstemming komen ten aanzien der
buitenlaudsehe sc,hui’d;
40
Terugbetaling der ‘voorschotten van de Bank van Frankrijk en do fi’duciaire ci.rcu]atie door dit
instituut doen inkrimpen.
Het eerste deel van het vraagstuk-, hoezeer ook
moeilijk op te lossen, aal toch wel de minste 7,warig-
heden opleveren: wegens de hierboven aangegeven
redenen zijn ‘dc inkomsten in geldseeulheden in Frank-
rijk thans :bijna viermaal hooger dan ‘gedurende den

5 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

379

oorlog en bijgevol kunnen de belastingen een vier-maal grootere opbrengst hebben. Wij zullen in een
afzondorlijk artikel -de thans in Frankrijk gevolgde
fiscale politiek aan een heschouwin’g onderwerpen:
voor ditmaal zij het voldoende te vermelden, dat de thans aan de goedkeuring van het Parlement onder-
worpen beiastingontwërpen van een zoodanigen aard
zijn, dat het evenwicht van het gewone budget er dooi-
verzekerd is.

De con-solidatie ‘der vlottende schuld zal ongetwij-feld meer tijd vereischen. Immers, een aanzienlijk deel
dec particuliere vermogens wordt thans gebruikt om
de economische activiteit te hervatten en ter herstel
van de verwoeste gebieden, en het is slechts een gedeelte
van thet inkomensoverschot, zelfs nu dit kunstmatig vergroot is door de fiduciairecirculatie, dat opgeroe-
pen kan -worden voor de iusohrijving op consolidatie-
leeningen. De zoo juist uitgegeven leening (van het
5 pOt. type, maar clie afge]ost wordt á 150 pOt. in
zestig jaarlijksche trekkingen) heeft- slechts een
vijftiental milliarden opgeleverd, waaruit volgt, dat er vier of vijf jaren noodig zullen zijn, om de vlot-
ten de ooringsschuid te consolideeren. Vervolgens moet
men rekening houden met den druk die de kosten der
militaire bezetting nog op de hegrootiug •der buiten-
gewone uitgaven uitoefenen, die, momenteel door
emissie van sahatkistpapier in evenwicht gehouden,
oonsolidatie-leeningen ‘in de toekomst zal vereischen.
Hoc liet ook zij, zelfs dan wanneer de rentelast van
deze leeniu’gen ter liquidatie van de gevolgen van den
oorlog definitief ‘ de normale begrootin’g zou gaan
drukken, zouden de hierboven vermelde overwegingen

dc meening wettigeu, dat het Fransche volk voortaan
vel in staat is de middelen op te brengen ter dekking
van uitgaven twintig tot vijf-en-twintig milliard
francs bedragende. – –

Van meer idelicaten aard is het probleem der buiten-
landsche schuld. Frankrijic heeft voor tientallen mil-liarden oorlogstuig en levensmiddelen moeten invoe-
ren en’ het invoer-excedent heeft ‘in 1919 nog 25 mii-
1 iard overschreden. Nu zijn deze aankoopen ten -dccle
voldaan uit liet provenu van den verkoop van buiten-
lan,dselie, effecten, die zich in Fransch bezit bevonden.
Maar een groot deel -dezer buiteulandsche schuld is
siephts door kort crediet gedekt. Frankrijk ziet zich
dus voor de’ opgave gesteld, de rente op de in het
buitenland gesloten leaningen te voldoen en tegelijic
de hoofdsoni der vervallende leeningen terug te beta-
len en dat wel op ccii oogenblik, waarop het het groot-
ste deel der in’terest, welke zijn i-n het buitenland be-
legd kapitaal oplevert, moet missen en het
zijn
export

nog niet w-eer tot -den norm’aien omvang heeft kunnen
opvoeren.

De toestand, waarin het land zich op dit oo-genblik
bevindt, j-csulteert in wezen uit -dit feit,
dat het van
zijn boncigenooten geen uitstel van af iosiircg, in ver-
band mei den omvang van zijn buitenlancische lee-
?ringen van beteekenis, heeft kunnen verkrijgen.

Wij zuilen later dit ernstige probleem, dat op dit
oogenblik de geheele kwestie der Fransoh.e wisselkoers
beheersehi t, afzon derlijk beschou won. Maar hier mag
reeds gezegd worden, dat met betrekking tot de
schuld van 30 milliard, die Frankrijk bij de Engeische en Amerikaâusohe soliat-kisten heeft aangegaan, ver-
trouwd mag worden, dat het land ongetwijfeld -ieder
u.i tstel, nood ig om terugbetaliug te verzekeren, zal
verkrijgen.

Het laatste probleem iii verband met het vraagstuk
der F.ranselio Staatsfinanciën te stellen, is dat van
cc
terugbetaling- dci- -door de ]3anque de F.rance aan
dcci Staat verstrekte voorschotten. Om de -hierboven
aangegeven redenen is dit probleem liet laatste, ‘dat
men naar logische en chronoloisclie ‘volgorde, oncle.r de
oogen dient te zien. De schuld aan de Bank kan eerst
dan golieel en al afgelost worden, w’annecr do groote
conmolidaticleciiingcti zijntgegoven en belastingen
‘van een omvang, voldoende om het evenwicht van het

budget -te herstellen, zijn toegestaan. Het is hier even-
wel de i’l’aats om op te merken, -dat tengevolge eener
overeenkomst, getroffen tussehen •de Bank’ en -den
Staat, eën automatische aflossing zich in progi-essie-
‘ven zin voltrekt: sin’ds het tijdstip toch, waarop -cle
vijandelijk-heden een jaar geëindigd waren, heeft de
Staat zich verplicht -de Bank niet één percent, doch
drie percent rente over de y-oor.schotten te vergoeden,
onder dit voorbehoud, da-t -de meerdere interest zal
bestemd worden voo.- hun aflossing. –

Ten slotte: het evenwicht in de begrooting der
gewone uitgaven kan van nu af verzekerd worden
geacht door de belastingen, welke thans aan de goed-
keuring -der- Kamers zijn onderworpen. En indien het
waar is, dat het mogelijk zal blijken in den vervolge
de voorsoliotten van de schatkist aan de begrootiug
der buitengewone uitgaven te consoli-decren, dan

wil het voorkomen, dat de opbrengst der belas-
tingbronnen zal toestaan, dè daardoor ontstaande ver-
meerdering van lasten ‘te dragen. De eenige groote
finaucieele moeilijkheid, die Frankrijk ter oplossing
overblijft is er één van internationale- or’de: liet is
noodzakelijk, dat zijn voormalige bondgenooten de
voorschotten ‘verleenen, die het land in verband met
zijn speciale begrooting tot herstel der overheerschtc
streken noodig -heeft en ‘voor de -buitenlndsche leenin-
gen een zoodanig uitstel van aflossing toestaan, dat
het van ‘beteekenis is, in verband met den omvang dier
leeningen.

BERTRAND NOGARO.

DE GOUDEN STANDAARD (EN NOG IETS).

De ,,’gouden standaard” heeft voor een paar weken een leelijken -deuk gekregen. Zijn onvoorwaardelijke
voorvechter, ‘de heer G. M. Boissevain, schijnt ook m-aar
een matig ‘geloof ‘te -hebben in zijn nutti-ge werking, gelooft ook maar matig aan zijn goeden invloed op de
waardevasthei-d -van h’et ‘ ruilmiddel.
Wil -de gouden standaard nuttig effect hebben, dan
moeten er zijns inziens zooveel voorwaarden vervuld
worden, dat men ‘zich afvraagt, of dat wel ooit het
geval was en wel gauw het geval zal zijn. Het is niet
voldoen-de dat één (dat zal iedereen hem toegeven) of
zeer enkele landen (het hangt er maar van af wat men
enkele noemt) zic-h aan -dien -grondslag houden, maar hij moet
algemeen
aangenomen worden in de -handels-
wereld; en dan moet er bovendien -tusschen de ver-
schillende landen bestaan algemeene en onheperkte
vrijheid van handelsbeweging voor goederen en fond-
sen, daar dit de onmisbare voorwaarde is voor ‘de uit-
werking van -dien munttoestan-d. Aldus -de heer B.
Het is duide]ijk, dat ‘dan ook voor dcii oorlog die
onmisbare vooriaarden nimmer vervuld zijn geweest.
Inzake fondsen was er nimmer -geheel vrijheid –
ik herinner maar aan Frankrijk en ook eenigszins aan
Duitsch]an-d – en inzake goederen? Ik behoe’f niets
te zeggen.

Er is cru en, -vé6r den oorlog op dat punt maar een
quantitatief verschil. Duitsehlan-d belemmerde toen
meer den invoer, nu meer ‘den uitvoer. Frankrijk was
niet veel vrijer ‘dooi- elicaar dan nu en Engeland is nu
wat minder vrij. Dat goederen niet verzonden worden
komt mcci ‘doordat ze er niet zijn of doordat -sommige
groote landen ze niet betalen lcünnen, dan ‘door gemis
aan wettelijke vervoervrijheid. Wie op -den grônd, van onvoldoende ‘vrijheid inzake vervoer -van goederen en
fondsen thans den gouden standaard buiten werking
stelt, is op een sterk -hellend
vlek.
Ik weet wel, ‘dat de wenscli om- den gou-den stan-
ciaar-d op den duur te hou-den, doch tijdelijk buiten,
werking te stellen, voorzoover hetref t uitvdei-, als de
wisselkoers dien wenscheljk maakt en in werking -te
houden, voorzooveel betreft invoer van goud, ook door
anderen dan -de heer B. wordt verdedigd. Maar het
ligt misschien aan mij, -gezonde argumenten – die
niet hij vage aanduidingen als ,,buitengewone toe-
-stand”, ,,in de kaai-t spelen van liet ‘buitenland” enz.

380

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Mei 1920

blijven – heb ik nog niet aangetroffen, hoe aange-
naam het mij ook zonde zijn te worden overtuigd.

Het minst vage, dat men dan nog hoort is, dat wij
goud afgevende, daarvoor geen goederen, doch vorde-
ringen, dubieuse wellicht, in het bijzonder ,,marken”
zouden •krijgen. Zulks zonde inderdand niet wensche-

lijk zijn.

Maar het lijkt mij door Pierson zoo duidelijk en
helder uiteengezet, dat de beslissinig, welke goederen
wij uitvoeren (goud of iets anders) en welke wij in de plaats daarvoor invoeren, afhangt van de vraag,
welke goederen – en vorderingen – men hier het
liefst wil missen (di. relatief het laagst waardeert) eenerzijds, en het liefst wil libben (dus het hoogst
waardeert,), anderzijds. De heer Van Lutterveld stelde
het indertijd voor, alsof wij hier maar zooveel marken
moeten aannemen als men ons sturen wil. Mij dunkt,
dat hangt af van de meerdere of mindere dom’heid der
Nederlanders om daarin, op hoop van zegen, een deel
van hun vermogen te beleggen, maar niet van de om-
stand’ijgheid, of wij vorderingen op het buitenland
hebben tengevolge van kaasuitvoer naar Duitschland,
margarineiiitvoer naar Engeland,. dan wel gouduit-

voer naar Amerika. Pierson’s leer gaat natuurlijk niet
op, als de Regeering den geheelen uitvoer in handen
neemt en bepaalt wat daartegenover moet worden in-
gevoerd. Maar dat stadium, trouwens nooit ten volle
bereikt, zijn wij allang voorbij. Wat wij invoeren of
uitvoeren, hangt weer in zeer vele gevallen af van de
relatieve waardeering der goederen hier en in het
buitenland (uitgedrukt in wereldprijs). En de wissel-
arbitrage werkt veer geregeld, zoodat onze betalings-

balans tegenover
het
buitenland weer, gelijk Beaujon
zoo goed heeft uiteengezet, als één geheel kan worden
beschouwd. Waarom dan die vrees, dat
bij
een behoor-

lijk •bankbeheer er meer goud zal worden uitgevoerd
dan wensohelijk ‘is. Op 29 Juli 1914 is er een besluit genomen, waardoor het goud in Nederland (afgezien
van industrieele doeleinden) dreigde van evenveel
belang te worden als een gelijke hoeveelheid troo. Ge-
lukkig heeft men in werkelijkheid nooit geschroomd,
als het er op aankwaÂm, d.w.z. als de wisselkoers op
het buitenland hoog was, goud uit te voeren. Het uit-voerverbod heeft praktisch alleen gediend om smok-
kelarij van tientjes tegen den wisselkoers in – voor-
deelig wegens enorme goudpramies in enkele verre
landen – tegen te gaan (of ‘dit terecht gebeurde zal de
geschiedschrijver ‘nog moeten uitmaken). Maar nu
heeft een voor mij nog niet verklaarde neiging tot
mercantilisme den boventoon gekregen.

In afwijking van den’ heer Boissevain
schijnt
mij

een geheel goudloos muntwezen in beginsel wèl moge-
lijk; ‘de ontwikkeling der toestanden leidt daarheen,
indien men tot een groote waardevastheid van het ruil-
middel alom •wenscht te komen. Maar er moeten mi.
nog zeer veel belangrijke voorwaarden vervuld worden,
waar nog heel wat tijd voor noodig kan zijn, alvorens

een niet op goud berustend circulati.emiddel ‘de voor-
keur zal verdienen ‘boven ‘den goudèn standaard, dien
cle heer B. zoo trouw verdedigde. Een gouden stan-
daard, die echter alleen in de
praktijk
geldt, als nie-

mand meer iets .buitengewoons in de omstandigheden
ziet,, ja alleen, als er overal onbeperkte vrijheid van
fondsen- en goederenverkeer zal bestaan en elk land
vrij goud afgeeft, lijkt mij geen woord van verdedi-
ging waard.

In het naschrift van zijn artikel zegt de ‘heer B.,
dat de uitlating van ‘den heer Schwartz een slip of the
pen moet geweest
zijn;
ik hoop het van harte van
diens uitlating en van een andere, waarbij zij zich

duidelijk aansloot. Maar het is mij niet duidelijk,
waarom, zooals de heer B. betoogt, ‘discontoverhooging
slechts uitwerking kan hebben, als er overal goud-

uitvoer geloorloofd is. Als het doel van •discontover-
hooging alleen was ‘goudinvoer te verkrijgen, dan ware
de voorwaarde duidelijk. Maar wij
hebben.
het ‘goud bij
massa, willen het alleen niet te hard zien vegstroo-

men als de uitvoer
Vrij
iS.
En als het gou.d tijdelijk
ook ten onzent blijft uitgeschakeld, wat nu ook de
heer B. ‘bepleit en dientengevolge de automatische
inkrimping van ons ruilmiddel achterwege ‘blijft, ja
nog gevaar voor uitbreiding bestaat, dan willen wij de
creatie van bankpapier, chèque- en giro-geld beperkt
zien, waartoe het groote écart tusschen reëele rente
en bankrente lei’dt. Terecht wees het ,,Bankers Maga-
zine” van Januari j.l. op ‘de ‘dwaze anomalie, ‘dat de
geldrente het hoogst is in de landen waar het kapi-
taal (d.w.z. de rijkdom aan goederen) nog het grootst
is, en dus het agio van tegenwoordige boven toekom-
stige goederen het geringst.
In het ideale goudlooze circulatiesysteem, dat wij
thans eenzijdig heb’ben, heeft de discontoschroef toch
zeker geen ‘kleinere rol te spelen dan in het systeem
van ‘den gouden standaard.
ANT. VAN GIJN.

N a s c h r i f t. – Het bovenstaande was reeds in
proef gezet, toen mij het zeer
persoonlijke
artikel van
den heer Boissevain onder de oogen ‘kwam.. Ik zie
met genoegen daaruit, dat hij ondenkbaar van mij
acht, dat ik met een parti-pris tegen de Bankdirectie zonde schrijven, maar vraag mij af, waarom dat
on,

denikba.re
dan toch even werd neergeschreven en nog
een vermaan aan het slot gesteld om toch zakelijk te
blijven. Mij dunkt, de eerste bedenkelijke sporen van
niet-zakelijkheid in de gevoer’de debatten komen van de zijde van den heer Boissevain.
Wat den inhoud van zijn stuk betreft, kunnen wij
de tweede helft gauw uitschakelen; ook de heer B. ziet
de gevaren van inflatie, en als de Bankdirectie daar-
van ook sterk overtuigd is, dan des te beter. Dat ik
echter niet tegen windmolens vocht, -toen ik tegenover
lichtvaardigheid in zake inflatie sprak, is het ver-
slag van ‘de directie der Rotterdamsche Bankvereeni-
ging nog eens komen aantoonen, die schijnt te mee-
nen, dat ‘de Nederlandsche Bank met de twee milliard
aan ruilmiddelen, welke zij alsnog creëeren kan, nog
geen voldoende ruimte van beweging heeft. Dat de
keuze zoude zijn ôf
niet
meedoen aan credietverlee-
niug aan de Oentralen, èf vermeerdering van inflatie,
spreek ik grootendeels tegen. Ik wees er ‘telkens weer
op, dat van Regeeringswege zeer streng moet worden
opgetreden tegen de groote verteringen, zoodat eener-
zijds de Staat aan weeldebelasting geld in kas kan
krijgen om de buren te hel’pen, anderzijds meer ge-
spaard zal worden en ‘b.v. minder van de gedwongen
staatsleening in .beleening zal komen en blijven bij de Nederlandsche Bank; zoodat op die wijze de ruilmid-
delen afnemen, als zij dan moeten toenemen om de
buren te helpen.

Naar aanleiding van de bestrijding van hetgeen ik
in den ,,Economist” schreef over nieuwe disconto-
politiek, het volgende:
De heer Boissevain zelf verwart, naar het
mij
voor-
komt, twee zaken: ,,ruimte van geld”, zooals d’at vaak
door de geldmarkt wordt opgevat en ,,ruimte van
ruilmiddelen”. Ruimte van ruilmi’ddelen is er, wan-
neer er veel geld is gecreëerd, veel bankpapier
is uit-gegeven
en veel ehèque- en girogeld aanwezig is en
zulks niet wordt geneutraliseerd door het wegstoppen
van veel ruilmid’delen, noch ook opgewogen wordt
door een sterke uitbreiding van het goederen- (inclu-
sief bonen, enz.) verkeer. Is er in ‘dien zin ruimte
van ruilmiddelen, dan willen vele menschen goederen
hebben in de plaats van geld en weinigen andersom;
men ‘moet ‘dus meer geld geven om goederen te krij-
gen, de prijzen
stijgen.
Zulk een prijsstijging verlokt
weer dezelfde menschen tot meer speculatieve ‘koo-
pen en brengt ook anderen als speculatieve koopers
op ‘de markt, die van de prijsstijging willen profitee-
ren; indien zij althans niet te duur geld kunnen lee-
nen. Er ontstaat dus naast groot
&cnbod
van geld
in
ruil voor goederen een belangrijke
vraag
naar geld
ter leen.
En dit laatste geld wordt voor een deel ge-
creëerd, met iet gevolg weer nieuwe prijsstijging,
enz. Wijl er echter aan het creëeren van geld een

5 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

381

grens is, ontstaat er
bij de uitleen-instituten schaarsch-

te
aan ruilmiddelen; de particuliere banken zijn be
grensd door hun kapitaal en deposito’s, de centrale
bank door de verplichte gou’ddek’king, welke misschien
nog inkrimpt, doordat men, wegens de hooge prijzen
in het binnenland; meer goed uit het buitenland
koopt, minder aan het buitenland verkoopt, ‘zoodat er
goud wegstroomt (dat echter weer door papier wordt.
vervangen in de circulatie). De schaarschte van geld
bij de banken
leidt deze er nu toe om te trachten de
ruimte van geld op de goederen- en fondsenmarkt te
verminderen; door renteverhooging doen zij een deel
van het gecreëerde geld terugkeeren tot hunne in-
stellingen. Zoowel wie zegt, dat het disconto ver-
hoogd wordt om •de geldschaarschte te verminderen,
als wie zegt, dat het geschiedt om de geldruirnte te verminderen, heeft dus op
zijn
manier gelijk, doch
de een ‘doelt dan met ‘geldschaarschte op de weinige
kracht en geneigdheid van de banken om voor de toe-
komst uit te leenen, en de an’der op de groote hoeveel-
heid ruilmiddel die in ‘t jongste verleden
is gecreëerd
en die nu aangeboden wordt in ruil voor goederen.
De heer B. neemt geldschaarsehte in den eersten
zin, ‘dien ‘de geidmarkt (loanmarket) daaraan, van haar
standpunt niet ten onrechte, geeft.
De heer B. begint ook, naar het mij voorkomt, zijn
verhaal van ‘den loop van zaken telkens een stdium
te ver, t.w.
.als de speculatie er reeds is. Waardoor
ontstaat de
prijsstijging
op goederen- en fondsen-
markt? Indien door oorzaken bij de goederen, dan
bestaat er voor de Bank in het algemeen geen reden
tot ingrijpen; de stijging, welke dan nooit algemeen
‘kan zijn ,’moet door meer productie ‘of nanvoer van
elders worden bestreden. Maar indien overvloed van
ruilmiddelen zich in de prijsstijging uitspreekt, dan
kan ‘zij ‘door discontoverhooging, welke de geldcircu-
latie beperkt, worden te niet ged’aan.
ik hb in mijn bestreden ,,Economist”-artikel reeds
de mogelijkheid geopperd, dat Mr. Vissering in zijn
Academierede, zeggende, dat men bij
geldschao,rschte
het disconto pleegde te verhoo gen,
met geldschaarsch-
te op iets anders het oog had dan op een, naar ver-
houding van ‘de te verhandelen goederen, geringe hoe-
veelheid circuleerende ruilmi’ddelen en ik ‘dacht daar-
bij aan geldschaarschte in ‘den zin van geringe ge-
neigdhei’d tot uitleenen bij de geldinstituten. Ik ver-
wierp echter dat denlebeel’d op twee gronden. Voor-
eerst leek mij de bedoeling minder twijfelachtig in het
dadeljk. daarop door Mr. V. gegeven om’gekeerde ge-
val, waarin ‘hij zeide, dat
geen
bank de discontorente
verhoogt als de circulatierniddelen in het land ruinr
zijn; hier moest men wel aannemen, d’at met die
ruimte
niet
werd bedoeld: dat de banken nog veel
geld kunnen uitleenen, doch dat zij .bereids veel geleend
hadden,
zoodat er in het land tegenover ‘het goede-
renaa’nbod een groot geldaanhod staat. Voorts kwam
het mij voor, dat, als Mr. V. ‘met ruimte van circu-
latiemiddelen bedoelde, dat de banken veel ‘leenen
konden (niet: dat zij bereids de circulatie sterk had-
den uitgebreid) en met geldschaarschte: dat ‘zij niet
veel meer konden geven (en niet: dat zij ‘dat niet
reeds gedaan hadden) de critiek op de Zweedsche
Rijksb’ank niet te verklaren was. Immers wij lezen in
het vervolg o.a.: ,,wij zien ‘dan ook, dat die achtereen-
volgende verhoogin,gen van de rente niet den min-
sten invloed hebben gehad op inkrimping van de
biljettenuitgifte”. Hier is toch ‘dunkt mij duidelijk,
dat Mr. V. zegt, dat men met discontoverhooging niet
komt tot geringere biljettenuitgifte, d.w.z. tot ‘gerin-
gere hoeveelheid biljetten in circulatie, dat men er
dus niet de prijsopdrijving mede voorkomt, die het
gevolg is van het in omloop komen van veel ruilmid-
delen, zonder dat ‘de toeneming van den goederen-
omloop ‘daartoe reden geeft; ‘hetgeen alleen geen won-
der is voor wie meent, ‘dat men het ‘disconto
niet
be-
hoort te verhoogen, als er te veel ruilmiddel
in ons-
loop is.
Begrijp ik goed, dan wil de heer B. feitelijk alleen

betoogen, dat geldsch’aarschte beteekent, dat de ban-
ken niet gemakkelijk meer nieuw geld ‘kunnen creee-ren en uitleenen en ‘geldruimto het tegenovergestelde
en dat men, Mr. V.’s uitingen lezende, die ‘begrippen
dan ook aldus moet uitleggen.. Ik heb zooeven gezegd,
waarom ik dat niet aannemen kon of kan.
Trouwens ik ben niet de eenige geweest, die de
Academierede aldus gelezen heeft. Mej. Mr. van Dorp
noem’de de door mij als belangwekkend naar voren
gebrachte nieuwe leer een ,,slip of the pen”
1)
En
zien wij wat Pierson met ruimte van ruil’mid’delen of
schaarschte van ruilmiddelen bedoelde, dan is het
respectievelijk: ‘de prjsopdrjvende aanwezigheid van
veel ruil’midd’elen in handen van het publiek en de
prjedrukkende :schaarschte van ruilmi’ddelen onder
het pibliek. Ik geloof, dat men geldschaarschte en
geldruimte, gelijk de heer Boissevain ze opvat en
zegt dat de heer Vissering ‘het bedoeld heeft, ‘ban-
kierstaal kan noemen. Het verbaast mij, dat
ieman’d als de heer B., die
zijn
levenlang ‘zeer weten-
schappelijk over het geldwezen geschreven heeft, t’hans
aan mij ‘op beogen ‘toon voor de voeten werpt, dat ik
bij voortduring in de war ben, omdat ik ‘de termino-
logie van Pierson
2)
volg, die ook do meest logische
is van publiek standpunt, en omdat ik die termino-
logie ook hij een ander veronderstel, vooral als het
geheele betoog er op wijst, ‘dat de wetenschappelijke
terminologie ‘bedoeld is.
Heb ik echter ten onrechte in Mr. V.’s Academie-
rede iets nieuws en, van Pierson’s standpunt, revolu-
tionnairs gezien, dan is dat een groote geruststèlling
voor mij en voor wie met mij door de terminologie en
het verdere betoog op een dwaalspoor ‘kwamen. Hoe
het dan eigenlijk met ‘de faits et gestes van de Zweed-
sche Rijksbank zat, kan ons ten slotte koud laten.
ik veroorloof mij echter ten slotte een pleidooi voor
het gebruik, althans in wetenschappelijke redevoerin-
gen en tjdschriftartikelen van ‘de bij Pierson c.s. ge-
bruikelijke terminologie; er is al verwarring genoeg
om die niet te vergrooten door het ‘gebruik van wat
mij, ‘als gezegd, ‘bankierstaal toeschijat. v. G.

30 April ’20.

CONSTANTINOPEL, DE DARDANELLEN EN DE

BOSPORUS IN ‘T VERLEDEN EN HEDEN. I.

Zeeëngten en landengten zijn geographische aard-vormen, die in de sfeer van economisch of staatkun-
dig actieve volken gelegen, een groeten invloed heb-
ben op de geschiedenis. Landengten tussehen druk
bevaren zeeën bieden in den regel de beste verbinding
aan voor de gescheiden wateren, en worden benut
om .de betrekking over land tot stand te brengen, later
om cle wa’terverbind’irug door kunstwerken te voltooien.
De landengten van Panama en Sue’z zijn daarvan de
meest ‘sprekende voorbeelden, en de beheersc,hende
positie van deze lan’dengten in het wereidverkeer
maakte ze tot het’ bageerlijk bezit voor Amerika en
voor Engeland.
Zeeëngten of straten als verbinding van in econo-
misch opzicht ‘belangrijke zeeën, hebben nog ‘grooter
waarde, omdat ‘de natuur hier tot stand bracht, wat
men op de landengte eerst door kunst en ‘met veel
moeite kon verrichten. Het Kanaal en het Nauw van
Cialais, de Sond, de Straat van Gibraltar, de Straat
van Ba’b-el-Man’deb, ‘de Straat van Malakka, het
zijn belangrijke doorgangspoorrten, welke in ‘bezit te
verkrijgen het ‘doel der staatkunde van vele staten
was, waarbij niet zelden de macht van het zwaard de
beslissing ‘gaf. Door die omstandigheden ‘treden vooral do ‘zeestraten als elementen in de economische en han-
deisgeschiedenis sterk naar voren. Dat is in sterke
mate het geval geweest met de Straat der Darda-

i) ,,Economist” van
15
Januari in een noot.
2)
Zie b.v. Ie Deel van het Handboek, Iie Afd., Hfst. IV,
Par.
4,
over ,,Overmaat en schaarschte van ruilmidde1en”;
en Ie Deel, Ilde Afd. Hfst. III, Par.
4,
bldz. 606 en 607
Zde druk, voorts ,,Gronclbeginseleu” 5e druk, bldz. 177 v.v.

382

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Mei 1920

nellen en den Bosporus. En voor deze zeestraten gold
nog de bijzondere anthropo-geographische beteekenis,
dat zij een betrekkelijk smalle Iandhrug, tusschen de historisch belangrijke gedeelten van Azië en Europa

gelegen, doorsneden. Daardoor hebben deze
zeeëngten

van den oudsten tijd tot den huicligen dag niet opge
houden een zeer belangrijken factor te zijn in de ont-
wikkelin
j
gsgeschiadenis van het Oriënt en het Ocoident,

en zullen dat blijven. Men kan zeggen, dat Constanti-
nopel en de zeestraten, waaraan het gelegen is, der
wereld meer oorlog, der menschheid meer bloed en
lijden gekost heeft gedurende vijf eeuwen, dan eenige
andere plek op aarde. Vooral gedurende de laatste hon-
derd jaren was dit terrein de aanleiding van de onrust
in Oost-Europa. En de jongste gebeurtenissen uit

liet oorlogsdra.ma
van den tegenwoordigen tijd worden
door het vraagstuk van Constantinopel en de Darda-
cellen beheerscht, waar de geallieerden hun macht op
liet oogenblik, dat wij dit schrijven, concentreeren,

naar het heet om de Armeniërs te beschermen tegen
de Turken. Zonder aan dit doel te willen twijfelen,
mogen wij het niet als de hoofdzaak van het optreden
beschouwen. Het doel is de heerschapp’ij over de
iDardanellen en den Bosporus in andere handen dan
clie der Turken te brengen. Nu dit vraagstuk aan de
orde is, willen wij de economisch-geographisohe betee-
kenis van deze zeestraten en van Constantinopel nader
nagaan, en grepen doen uit hun historie, om dit nader

toe te lichten.

De geographisohe gesteldheid van Zuidoost-Europa heeft eerst in den jongsten geologischen
tijd
de tegen-

woordige gedaante verkregen. In den tijd van het
plioceen lagen in het Zuidoosten van Europa op de
grens van Azië ondiepe binnenzeeën, die meest met
clkander verbonden, ookde steppen van Zuid-Rusland
overdekten, en zich tot de Kaspische Zee en verder
oostelijk uitstre]cten. Door een proces van inzinkingen,
liotwelk in het igebied der latere Middellandsche
Zee van West naar Oost zich voortzetto, en deze
de tegenwoordige uitgestrektheid en gedaante gaf,
werden ook de Zwarte Zee en de Kaspische Zee als
afzonderlijke zeeën gevormd, en is tusschea Klein-
Azië en Griekenland en Aegeïsche Zee ontstaan. Tus-
schen de Zwarte Zee en de Aegeïsche Zee had het
inzinkingsproces minder volledig plaats, en zoo ont-
stond hier enkel de Zee van Marmora als afzonderlijke
verzakking, een v6ôrz•ee van de Zwarte Zee of Pontus,

en daarnaar ook
Pro pont’is
geheeten. Vermoedelijk
langs oude rivierdalen in het bergland, die door deze
verzakkingen overstroomden, vormden zich hier ver-bindingswateren, nI. van de Zee van Marmora met de
Zwarte Zee: de
Bospor’us,
en van de Zee van Marmara

mcl de Aegeïsche Zee: de
Straat der Dardanellen. of

Jielles pont.
De Zee van Marmara (in het Turksch:

Mermer Denisi) vormt een kleine binnenzee, 11.655
KJr
2
.
groot, bijna de oppervlakte van Limburg,
Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland tezamen,
met verscheidene kleine eilandjes in het Zuiden, waar-
onder het eilandje Marmara, dat marmer levert en
waaraan de zee haar naam heeft te danken. De Bos-
porus -vôrmt een riviervormige, kronkelende zeestraat,
iu zijn gedaante aan een rivierdal herinnerend, 28,5
K.M. lang en van 660 meter tot 3300 meter breed. De
Straat der Dardanellen, aldus genoemd naar twee
kasteelen, een aan elke zijde der zeestraat, welke weer
van de oude stad Dardanus den naam Dardanellen
ontvingen, is aan den zuideljken ingang 4 K.M., verder
1,3-7,4 K.M. breed en 71 K.M. lang; zij snijdt het
schiereiland Galipoli, .dat geologisch nog tot Azië be-
hoort, hiervan af door een diep dal. Een zeestroo-ming van het minder zoute water der Zwarte Zee,
sroomt geregeld naar de Aegeïsche Zee langs de
oppervlakte, terwijl in de diepte een stroom meer zout-
rijk water in tegengestelde richting gaat.

Deze zeestraten vormden de natuurlijke scheiding
van het ihistorisch oude Azië met het jongere Europa.

Maar het was geen onoverkomelijke scheiding, doch
tevens de meest geschikte overgang. Dit sluit niet uit,
dat hier aan de beweging uit het Oosten naar •het
Westen of omgekeerd halt werd geboden, dat er
hulpmiddelen tot den overtocht moesten gebruikt
worden.. Waar aldus de bewegingen tot rust komen
ontstaan noodzakelijk nederzettingen.

De meest belangrijke werd Byzantium, een neder-
zetting in 667 v. Ohr. door Megaris op de plaats ge-
vestigd, waar de Thracische ,,Burcht der Byzas” bij
den zuidelijken toegang van den Bosporus verre, aan
den oever van een schoone natuurlijke haven, welke
als Gouden Hoorn wordt aangeduid. Miletiers, Korin-

thiers, Boeotiers vestigden zich hier later eveneens,
en aldus ontstond hier spoedig een belangrijke haven-
stad, vanwaar het .handelsverkeer van de Aegeïsche
Zee naar de Pontus geheel kon beheerscht worden.
Tevens kruiste de groote landweg van Azië naar
Europa hier den zeeweg, en de nederzetting aan dat
belangrijke kruispunt was voorbestemd om de aanzien-
lijkste handelsstad der oude wereld te worden, waar
men de sleutels van de destijds reeds opbloeiende
Zwarte Zee in handen had. De voortreffelijke haven
van den Gouden Hoorn was het aangewezen rustpunt
‘oor de handelsbewegiug van Noord en Zuid en van
Oost naar West, waar men de goederen kon uitwisse-len, waar de handelaren elkander ontmoetten, en van-
waar men zoowel in strategisch als in economisch
opzicht heersdhappij kon’ uitoefenen over een belang-
rijk achterland naar liet Oosten en Westen. Daardoor werd Byzantium tegelijkertijd ook een stad, die voor
op macht belusten begeerlijk was. En hierin, ligt een
hoofdelement van de afwisseling der geschiedenis va
Byzantium; zij werd een stad om welker bezit veel
gestreden is, en die in den loop van haar lange geschie-
denis macht heeft uitgeoefend, maar ook veel meester heeft gehad.

Toen Darius 1, de koning der Perzen, zijn tocht
tegen de Skythen ondernam, 515 v. Chr., sloeg hij een
schipbrug over den Bosporus, en Byzantium kwam
onder Perzische heerschappij. In 498 v. Chr. werd By-
zantium dooi den Spartaan Pausanias aan de Perzeri

ontrukt en de stad sloot zich aan bij den Atheenschen
Bond. Doch in 357 v. Chr. plaatste Byzantium zich
aan de zijde der tegenstanders van Athene in den
bondgonootenoorlog en werd zelfstandig. Alexander
de Groote van Macedonië was heer in de stad, doch
na diens dood (in 323) werd Byzantium zelfstandig,
hoewel daarna afwisselend door diens opvolgers en
door de Galliërs bedreigd (279 .v. Chr.) Bij den
strijid der Romeinen om de macht in de Balkanlan-
den koos Byzantium steeds de zijde der Romeinen,
werd daarvoor door dezen begunstigd, en behoorde als
Vrije stad deels tot de provincie Thracië, deels tot
Bithynië. Doch een zware tijd was het voor deze stad
toen zij partij koos tegen den Rooinschen Keizer
Septimus Severus, in 196 na Chr., en na driejarige be-
legering grootendeels verwoest werd. Hoewel de stad
haar privilegiën terug bekwam, bleef zij toch in een
vervallen toestand, totdat Constantijn de Groote met

scherpen economisch-geographischen blik haar gun-
stige ligging doorzaig, en den hen Mei 330 Byzantium
tot hoofdstad van het Romeinsche Rijk verhief, welke
sedert
Eo ma nova,
naar dezen vorst meer
Constan.
tino polis
genoemd werd. Daarmede werd de stad van
den Bosporus tot een wereldstad, en sedert de ver-
deeling van het Romeinsche Rijk in 395 was Constan-
tinopel de residentie der Keizers van het Oost-Ro-
meinsche
Rijk.
Hierdoor werd Constanti.nopel nog
meer dan vroeger een stad van weelde en verfijnde
beschaving, maar tevens van• moreel verval. In het

geheele Romeinsche Rijk werden allerlei kunstschat-
ten geroofd, om er de hoofdstad mede te versieren,
en de nederzetting te ,,Nieuw-Rome” werd bevorderd,

door voorrechten als in Oud-Rome aan de burgers te
schenken. Door die samenstrooiing van bewoners
uit allerlei natiën en gewesten ontbrak in het nieuw

5 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

383

zich ontwikkelend Constantinopel de nationale een-
lieid, was er geen krachtige band die de burgers ver-
bond. Wel verd het een stad van wetenschap en
kunst, wel wor.d het een middelpunt dor Ooster-

sche Ohristenheid, doordien de bisschop van Constan-
ti.nopel den rang van patriarch verwierf met de
superioriteit over de Oostersche kerk, wel werden in
deze stad veel coneiliën gehouden, o.a. in 381, 553,
680, 754, 869 en 879, om alleen de belangrijkste te
noemen, maar de kracht der vorsten slonk weg •door
do ver.slappen’do weelde en immoraliteit, en Oon-stantiuopel viel meer en moer ter prooi aan inwen-
clige onlusten en buitenlandschen strijd.

Daardoor konden de Venetiaansche kr uisvaarders
op den vierden kruistocht, in 1204, gemakkelijk het
innerlijk verscheurde Constantinopel veroveren, en bij
do daaropvolgende plundering weiden vele heerlijke
kunstwerken vernietigd, andere geroofd, om er Ve-
netië en zijn St. Marcuskerk mede te versieren. Nu
werd Constantinopel de hoofdstad van het hier opge-
i-ichte Latijnsche Keizerrijk. Wat door den z.g. kruis-
tocht werd tot stand gebracht in Constantinopol was
door dan handel van de bewoners der Italiaanscho
stodon, de Latijnen, voorbereid. Zij hadden zich reeds
lang in grooten getale in Constantinopel gevestigd,
om aan den Oosterschen handel aldaar deel te nemen;

in de 12e eeuw vond men er niet minder dan 60.000
Latijnen, die den handel hier en in de kustlanden der
Middellandsche Zee geheel beheerschten. Maar door
innerlijken strijd ging •het Latijn.sehe Keizerrijk te

Constantinopel ook even spoedig weder teniet, en
werd de Gr.ieksche Keizerstroon aan den Bosporus
hersteld, evenwel zonder grooto teekenen van kracht
te ‘toonen. En toen in het midden der 14e eeuw de Os-maansche Turken begonnen de stad en het Oostersche
Rijk to bedreigen, en zij
in
1453 met een leger van
200.000 manschappen en een vloot van 250 schepen Constan-tinopel aanvielen, konden zij de stad na een
belegering van veei-tig dagen ten val brengen. Den 29en

Mei 1453 deed Sultan Mohammed zijn zegeviereuden
in tocht in cle verwoeste stad, waar Keizer Constan-
tijn in den strijd was gésneuveld. Nadat Constanti-nopel vele dagen achtereen uitgeplunderd was, liet
Mohammed zijn leger naar ‘het kamp terugkeeren. De rcusachtige stad geleek nu op een groot kerkhof, alles

was woest en ledig. Maar het lag niet in het plan van
den overwinnaar de heerlijke stad slechts een puin-hoop te doen blijven; integendeel, hij zag ‘de groote
economische heteekenis cIezei plek in, en wilde daar
de hoofdstad van zijn Turkenrijk vestigen. En spoedig
w’ist hij door beloofde vrijheden een groot deel der
gevluchte bewoners in de stad te doen terugkeeren;
5000 huisgezinnen uit aan de Zwarte Zee gelegen ste-
den, Osmanen ‘en Ohristener,, werden op bevel van den
Sultan naar’ Constantinopel verplaatst. Een groot deel
der nieuwe bewoners bestond uit Christenen, wien vol-
komen ¶rijheid van godsdieiist werd verleend, hoewel
‘de uitoefening daarva’n tot een enkele icerk werd be-
perkt. De overige kerken werden in moskeeën veran-
derd. De prachtige .Sophiakerk werd ‘de hoofdmoskee,
wraa
r
het kruis door de halve maan werd vervangen.
Sedert dien tijd bleef Con’stnntinopel ‘de hoofd- en resi-
dentiestad van het rijk 4er Osmaausche Turken, dat
toen zijn bloeitijdperk intrad, en door veroveringen de
grootste uitbreiding bereikte.

Reed’s een aanzienlijk gedeelte van liet Balkan-
schiereiland was vroeger in handen ‘der Turken
gevallen, waarbij nog kwam Servië in 1456, Bosnië
in 1463, Albanië in 1468. Verder werd door de
Turken in 1461 het Keizerrijk Trebizonde veroverd
(aan ‘de Zwarte Zee), in 1475 de Krim, in 1478
het Poolsch Moldavië. in 1514 verkregen de Turken
de heerschappij over Armenië en het westen van Azer-
beidsjan, in 1517 over Syrië, Palestina en Egypte,
en in dit jaar werd ook het bescherniheersehap over
M’ekka en Medina verworven, waarna de Sultan der
Osmaansche Turken den titel “au Kalief aannam,

d.i. opvolger, plaatsvervanger van Mohammed, zoodat
hij het geestelijk hoofd der Mohammedanen werd.
Onder Soleinian Ii (1520—’66) verkreeg het Turk-
sche rijk ie grootste uitgestrektheid; deze veroverde
nog Belgrado in 1521, hij verdreef de Johannieters
van het eiland Rhodus, hij drong in 1529 tot bij
Weenen door, vereenigde zelfs de helft van Ron-
garije met zijn rijk. De Venetianen moesten in 1540
vele eilanden in de Aegeïsche Zee en hun laatste
bezittingen op den Peloponnesus aan Turkije afstaan.
En den oorlo.g met Perzië verkreeg Soleiman Georgië
en Mesopotamië; zijn vloten beheerschten de Middel-
landsche Zee tot Gibraltar, en de Barbarijsehe staten
van Noord-Afrika erkenden de opperheerschappij
van den Sultan. Zoo strekte zich het groote Tu’rksehe
rijk uit van den Indisehen Oceaan tot over ‘het
Bakopy-woud naar de Straat van Gibraltar, en van
de Sahara tot in de Russischo stappen.

Dat rousachtigo Turksehe rijk was in dien tijd een goed georganiseerd staatsgeb’ied, hetwelk beschikte
over 4 millioen soldaten, een macht als geen vorst
in Europa in idien tijd kende.

Van dit reuzenrijk, dat zich uitstrekte over drie
werelddeelen, en dat omstreeks 1905 nog een opper-
vlakte besloeg van meer dan 4 mill. K.M
2
. (
het onmid-
dellijk bezit ‘medegerekend), ongeveer de grootte van

de helft van Europa, was Oonstantinopel de hoofd-
stad, het geestelijk en wereldlijk centrum, en in
economisch opzicht de belangrijkste stad. Sedert de
verovering van Constantinopel door de Osmanen is
de stad van de Byzantijnsche in de Turksche geschie-
denis getreden, en in economisch opzicht werd de
positie der stad wel’dra geheel veranderd.

Bij ‘die expansieve etaatkundige geschiedenis, welke
in Oonstantinopel wel grootendeels ‘haar middelpunt
had, was de gtad eigenlijk passief. Zij was te interna-
tionaal om staatkundige kracht uit te oefenen; zij
‘as slechts de ‘zetel der machthebbers en rnachtzoè-
kenden. Constantinopel was en bleef in haar wezen
een handelsstad van internationale heteekenis. De
handél van de Aegeïsche Zee naar ‘den Bosporus vond
hier zijn middelpunt. De Zwarte Zee, hoewel wegens
de noordelijke stormen en de koude winden, ‘die hier
veelvuldig waaiden, en de weinige eilanden, ‘die tot
toevluchtsoord konden dienen, door de Grieken nog als ,,Pontos axeinos”, d.i. ongastvrije ‘zee aangeduid, werd
toch al vloog door Phoenicische en Grieksehe zee-
vaarder.s bezocht, wegens ‘de planten en kruiden, het
timmerhout, pek, ie hennep, het vlas en linnen, de
wol, de huiden, het graan en zelfs het goud, dat hier
gevonden werd. Het Taurische schiereiland, de Krim,
vormde met andere landstreken aan de Zwarte Zee
de onuitputtelijke graanschuur voor Zuid-Europa,
waardoor Athene werd gevoed. De Argonauten-overle-
vering laat den ‘held Jason naar Colchis varen, om
het gulden vlies te halen, wat wijst .op den rijkdom
aan goud in de, landen ten Oosten der Zwarte Zee.
Karische zeerovers zijn de voorloopers van Phoeni-
cische handelssehippers geweest, waarop Kretensers
volgden. Handeiskoloniën werden aan de kusten der
Zwarte Zee ges’tieht, die al vroeg tegenover de barba-
ren in het binnenland stonden, met wie zij handel
dreven. Het geheele kustland van Klein-Azië van den
Kaukasus tot ‘den Proponti’s en den Hellespont was al
vroeg met Grieksche volkplantingen overdekt. ,Toen
verkreeg de Zwarte Zee den naam van ,,Pontus
euxinus”, d.i. gastvrije zee, in tegenstelling van
vroeger. In dien tijd was de Bosporus een druk be-varen zeestraat, en de stichting van Byzantium aan
dien zeew’.eg en tusschen twee wereiddeelen was het
‘gevolg van instinctmatig commërcieel inzicht.

De handel der ‘Grieken vond geenszins in .de kust-
plaatsen aan de Zwarte Zee zijn grens. Van do kolo-.
niën , aan do zee liepen handelswegen verder het
achterland in. Een handelsweg liep van den mond van

384

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Mei 1920

den Dnjepr door het gebied der Skythen naar de Kas-
pische Zee, ‘het Aral-meer en verder. In noordelijke
richting liepen handeiswegen langs den Don en den
Dnjepr. Zelfs moeten langs en over de rivieren al
vroeg betrekkingen met ‘de Oostzeelanden hebben
plaats gevonden.
Bij dien handel van de M.iddellandsche Zee op de
landen aan de Zwarte Zee bracht in de oude geschie-
denis en in de middeleeuwen Byzantium de bemidde-
liug tot stand. De voortbrengselen van de landen ten
Noorden van de Zwarte Zee, als slachtvee, slaven,
gezouten visch, honig, was, graan, huiden, wol, eirz.
werden op de markten van Byzantium gebracht, en ‘de
handelaren van de steden om de MiddellandscJie Zee
brachten hiervoor zuidelijke producten als wijn, olie,
zuidvruchten en weelde-artikelen in ruil.
Doch tegelijkertijd stond Byzantium in verbinding
met de karav.aaiiwegen door Klein-Azië naar Peruië,
Indië en China. Aldus was die stad een middelpunt,
waar van alle ‘zijdn de waren samenstroomden. Gedu-
rende de middeleeuwen liep de handel van h’ier in
vier richtingen, naar het Oosten, het Westen, het
Zuiden en het Noorden. Do Italianen en Grieken met
hun scheepvaart hadden in dien tijd het hoofdaan’deel
van den handel op Oonstantinopel, maar men zag ei’
ook Arabieren, Duitschers, Slaven en Oostersche ban-
‘delaren met ‘hun karavanen. Vooral in den tijd der
Kruistcchten kwam de handel van de Italiaansc,he
steden op Oonstantinopel tôt grooten bloei; ‘de meeste
kruisvaarders, door Italiaansche schepen vervoeed,
trokken over Ooustantinopel naar het Heilige land,
en die stad werd niet alleen de voornaamste rustplaats
der bedevaartgan.gers, maar ook het uitgangspunt van
de handels- en militaire ondernemingen ‘in die rich-
tiia’g. Daar het verkeer langs den Donau met veel
onzekerheid gepaard ging, werden de Oostersche
waren uit Constaristino•pel naar de Italiaansche steden
vervoerd, en van hier naar Midden- en West-Europa
verhandeld. Eerst traden .de Pisanen, later de Vene.
tianen hierbij op den voorgrond, en zoolang het
Latijusche Keizerrijk te Oonstantinopel bestond
(1204-1261) behield Venetië aldaar het monopolie
van den .Aziatisehen lan’dhandel, had het de sleutels
van de Zwarte Zee in handen. Doch na den val van het Latijnsche Rijk, trad Genua, de actieve concur-
rent van Venetië aan de Dardanellen en den Bosporus,
op den voorgrond, en de Venetianen moesten ook op
de Zwarte Zee voor de Genueezen de plaats ruimen.
Deren verhieven nu Kaffa in de Krim tot een han-
delscentrurn. Maar in de 14e en 15e eeuw wisten de
Venetianen bij den handel op Oonstantinopel en de
Zwarte Zee weer de eerste plaats te herwinnen.
Venetië bleef lang ‘de groo’te tu’sschenmarkt voor den
Oosterschen handel en West-Europa, en Constanti-
nopel was in het Oosten middelpunt voor dien handel. Constantinopel was ‘op het oogenblik, dat het inge-nomen werd door ‘de Turken, een internationale hanS deisstad, waar de meest verschillende natiën kwamen
om te koopen en te verkoopen. Door de kruistochten
waren de Oostersahe waren in West-Europa meer be-
kend geworden, en sedert nam de handel daarin toe.

H. BLINK.

HET RAPPORT VAN DE COMMISSIE VAN HET

SURINAME-STUDIE-SYNDICAAT OVER

SURINAME. II.

Mijnbouw –
aldus de titel van het volgend hoofd-
stuk —’en als eerste onderwerp van besprekin’g:
goud.
,,De hooge verwachtingen, die men
destijds
van de
goudoutginning in Suriname koesterde, zijn niet ver-wezenlijkt”, aldus de commissie. En op die verwach-
tin’gen is ‘de spoorweg gebouwd, het tranilijntje,
waarvan ht laatste gedeelte ‘ slechts eens per week
ber.eden wordt, met schade voor de koloniale kas.
Eene conclusie t.a.v. de toekomst der goiidindustrie
geeft de commissie niet. Zij laat een directeur van
eene goudonderneming spreken en deze gelooft in de

toekomst van Suriname als goudproduceerend land
onder zekere voorwaarden.

Nadat de hooge verwachtingen van de goud.indastrie
niet uitgekomen waren, werden er hooge verwach-
tingeu van andere mineraaibedrijiven gekoesterd.
Menig gouverneur heeft meer ‘dan een’s ergernis ge-
geven, omdat hij de hem met groote wel’bespraaktheid
voorgedragen toekomstdroomen niet onmiddellijk
deelde, hetzij dat hij aan de zaken, ‘hetzij hij aan de
mensahen twijfelde, wat ook wel eens voor kan komen.
De bona fiide illusionisten hebben geen grooter vijanden
dan de
promotors
en
schemers,
die met een compleet
stel schoone luiers bij de ‘gouverneurs en de admi-
nistrateuren van financinu hunne opwachting ‘komen maken. En waren het nog maar altijd vreemdelingen,
die niet uit kleurverwautschap op ‘den steun van
Surinaamsche kranten konden rekenen!

De stof, die herhaaldelijk aanleiding gaf tot dolle
voorstellen, was de
petroleum;
niet tot ‘dolle voorstel-
len alleen, maar ook tot dolle voorstellingen. Kwam
niet eens iemand bij mij zoo rechtstreeks uit het
boschland met een fleschje als petroleum riekend
vocht in eIken jaszak? Suriname was gered!

Geheel anders staat het met de
bauxiet.
Terwijl
de aanwezigheid van deze stof reeds in 1903 was
erkend, werd het 1915 of 1916 voor er aandacht aan
werd geschonken, niet door ernstigen inheemschen
ondernemingsgeest, noch ook door Nederlandsch kapi-
taal, maar door een Amerikaansche maatschappij,

geprikkeld door de vrees, dat ‘de Amerikaansdhe voor-
raden geen voldoende reserve moer boden voor haar
bedrijf van aluminium-productie. Zij zette de zaak
grootsch op en besteedde in de eerste 4 jaren van
haar arbeid in Suriname ruim 1 millioen dollars met
inbegrip der koopsommen. Haar
v
o
or
b
ee
ld volgende,
zonden de Nederlandsohe regeering en de Kon. W.-I.

Maildienst ingenieurs naar Suriname tot hauxiet-
onderzoek en werd er een Nederlan’dsch-N’oorsche
Maatschappij gevormd ter voorkoming van een moge-
lijk Amerikaansch monopoli.e over de bauxiet-terroi-
nen zonder aan de uitgestrektheid ‘of den bodemrjk-
dom ‘geëvenredigde exploitatie.

De Amerikaansahe onderneming gaf aan het Kolo-niaal Bestuur aanleiding eene bauxiet-verordening in
te dienen aan de Koloniale Staten, die in 1918 werd
aangenomen en eerst 14 i2 jaar daarna in werking
kon treden; deze trage behandeling dwong de Amen-
kaanscho M’aatschappij eene afwachtende houding aan
te nemen en heeft haar zeker geen gunstig denkbeeld
gegeven -van ons zaken doen noch ook anderen aange-
moedigd om haar voorbeeld te volgen. Is de com-
missie juist ingelicht, dan werd de vertraging van de
afkondigiug veroorzaakt ‘door een telegrafisch bericht
van den Minister van Koloniën aan den Gouverneur dat wijziging noo’di’g was v66r daartoe kon worden
overgegaan. Dit nu is een volkomen ouwettige manier
van procedeeren. Het regeeringsreglement keht stil-zwijgende goekeuring van eene verordening, mede-
deeling, dat geen voornemen ‘tot vernietiging bestaat,
en uitgesproken vernietiging door de Kroon; anders
niet. Het zou wenschelijk zijn dat aan die correc-
tiemethode een einde kwam en de Kroon eene ver-
ordening, waarin ‘zij wijziging wenscht, eenvoudig
vernietigde en door een Koninklijk Besluit verving.
De Gouverneur is onder de tegenwoordig ‘gebruikelijke
methode feitelijk tusschenpersoon tusschen den Minis-
ter en de Koloniale Staten, die niets met elkaar te
maken hebben; en’ dit is eene met het regeeriugs-
reglement volkomen stnij’dige posi’tie, die aan de waar-
digheid van het ambt tekort doet.

De commissie geeft van de Amerikaansche bauxiet-
onderneming en van het bedrijf eene korte beschrij-ving, treedt in beschouwing over de arbeidsquaestie
en komt in dit opzicht tot de conclusie, ‘dat aan de
maatschappij moet worden toegestaan om met
J’avaansche immigranten te mogen werken, omdat er
aan creooIhaisden een tekort zal blijken te zijn. Zij

5 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

385

raadt aan het rapport der uitgezonden ingenieurs af
te wachten alvorens te beoor-deelen of er- nog plaats
is voor andere ondernemingen.

Ten slotte wijdt de commissie een enkel woord aan
ijzer
Bij, on’derzok naar bauxiet is een der ingenieurs
tot de ov-ertuigin-‘ gekomen, dat er enorme hoeveel-
heden -ijzererts van-goed gehalte in de kolonie gevon-
den worden. Voor de Nederlandsche hoogoven-in-
dustrie zoude dit een zaak -van uitnemend belang zijn
en voor fde toekomst van den kolonialen spoorweg
misschien eene ongezooh-te redhtvaardi-g-inig.

De commissie raadt de vergunning van gebruik van
immigranten voor hauxiet-outgin-ning aan, omdat zij
meent, dat het moeilijk zal zijn een paar duizend
arbeiders onder de creolen- (d.z. negers en kleurlin- –

gen) bevolking te vinden.

Mi. tis er een ander bezwaar. Dat er voor •een.e
industrie meer dan een paar duizend creolen te vinden.
zijn heeft het balata-bedrijf geleerd. Er zijn jaren
geweest waarin met 7000 -man gewer-kt werd, van welke 3000 uit Demer-ara. Maar zullen er een paar
duizend creolen -te vinden zijn, die
grondwerk
zullen

willen verrichten en dit grôndwerk
regelmatig
zullen

willen verrichten?

De commissie heeft – en terecht – doen uitkomen,
dat de creool werkwi-llig is -in alle in het bosch uitge-
oefende -bedrijven, maar dat -hij voor den regelmatigen
v-eldarbeid niet is -te vinden. Zal
-hij
nu iaan de

bauxiet-ont-gin-ning willen, een intensief bedrijf onder stren-g toezicht.

Het nu -volgende hoofdstuk -handelt geheel over het
arbeidersvraagstulc.
Indianen, Boschneger-s, Creolen,

Ohineezen, Br-itsch-Indiërs -en Javanen passeeren -de
revue; vergelijkingen worden gemaakt tusschen Suri-
name en andere, vreemde koloniën. – –

De commissie legt het -zwaartepunt in de behoeften
van den groot-en landbouw, -de voornaamste bron van
welvaart. Over geen enkele quaestie heeft zij -een zoo
eenstemmig oordeel vernomen als over de onmogelijk,
heid met creolen een landbouwondern-eming te -drij-
ven. T.a.v. het -tegenwoordig geslacht is daar niets
tegen in -te brengen en aangezien Suriname’s toe-
komst dadelijk -oplossing van het arbeidsvraagstuk
eisch-t, kan meeningsverschi-1 t.a.v. de mogelijkheid
om van het -opkomende geslacht -iets te maken bui-ten
beschouwing blijven. Ik wil alleen tegenover -het
sustenu van de commissie, -dat men er ook in Deme-
rara
niet
in geslaagd is creolen -tot .geregelden
plantagearbeid te brengen, -het feit stellen, dat men
er in de zuidelijke staten van – Noord-Amerika, waar
aan de s-lavernij ongeveer gelijktijdig met ide Suri-
naamsche afschaffing een em-de werd -gemaakt,
wel
in
geslaagd is. –

De commissie bepaalt onze aandacht – en terecht
– tot Britsch-Indiërs en Nederlandsch-Indiërs. Door
de opzegging -van het in 1872 tu-ssohen -de Neder-
lan-dsohe en de Br-itsche regeerin’g gesloten imm-igra-
tie-tractaat is in den loop van -dit jaar 1920 aan de
Br-itsch-Iudisehe imm-igratie -een einde gemiaakt en
zijn wij dus geheel -afhankelijk ‘an Nederlandsch-
Indië geworden. Javanen nu, missen -den -drang naar
zelfstandigheid, die – den Br-itsoh-Indiër eigen is; deze
laatste werd d-oor die eigenschap na afloop van zijn
contract tot den kleinen lau-dbouw gebracht; hij was
de ideaai-kolon-ist; de Javaan blijft eer-der op zijn
plant-age, hetzij -als oontractant of vrije arbeider;
maar het is een gelukkig verschijnsel, dat onder ver-
standige leiding ook de Javaan -tot kol-o-nisatie. ge-
bracht kan worden en hij- dan -en beter klein land-
bouwer -blijkt te -zijn -dan -zijn lotgenoot
het zoogdier,

zooals -cle Britsch-Indiër gaarne -door den Oreool ge-
schol-den wordt. – – –

De commissie -geeft leerrijke cijfers betreffende dan
invoer van arbeidskrachten in Trinidad, sedert 1845
ruim 2000 per jaar; in Demerara, sedert 1838

ruim

3000 per jaar; in Suriname, seder.t 1863 930 per jaar
en toont dan aan

hoe daardoor de ontwikkeling dier

koloniën beheerscht wordt. ,,Zon-d-er krachtige ontw’ik-
kel-ing der immigrati-e is geen ontwikkeling van Suri-
name -mogelijk”, zegt de commissie, en wie zal d-it niet
onderschrijven? Aangenomen echter, dat wij -tot die
krachtige on-twiikkelinig komen, is er dan -kapitaal
gereed -om uit de ontwikkeling -der i-mmigratie tot de ontwikkeling van de kolonie te komen?
– Want- de im-migrant, wil hij, het-zij els klein-land-

bouwer, hetzij als vrije arbeider, to-t de

ontwikkeling

der kolonie bij-dragen, moet de eerste jaren van zijn
veriblijf onder toezicht van eene arbeidsinspectie -op
ondernemingen of -in bedrijîven te werk -gesteld worden
om een soort opvoeding te ondergaan. Het -kapitaal
is -dus onmisbaar. De commissie wil evenwel de aan-
voer niet do-en beheerschen door de behoeften der –
ondernemingen alleen, gelijk thans, maar een surplus –
laten arbeiden voor -het gouvernement aan wegen,
-irri-gatie-werken, enz. Zij wil trouw-en-s ten -aanzien van de.im-migratie over het geheel een andere politiek
gaan vol-gen; zij wil voor de tegenwoordige passieve
politiek eene actieve in de plaats -stellen; en teredht; –
want om te komen tot -den inwoer van 100.000 koppen,
-die zij noodig acht om de kolonie -in staat te stellen-

financieel ori afhankelijk te word-en, en die zij natuur-
lijk niet wil invoeren zon-der emplooi, is overleg en
samenwerking met het kapitaal nood-ig om behoorlijk

rendeerend emplooi te vinden.

De leider van het studie-syndicaat rekent zich dit
tot taak blijkens het voorwoord van het rapport.

Verbetering van -de werving, scheepvaar.tv-erbindiiig
van Indië met Suriname, vestiging van de immigran-
ten – op de plan-tages, vermeerdering van afzet voor
hun producten, irrigatie van rjstperceelen, -herzie-

ning van de huurovereenkomst, selectie van huurders,
instelling van waterschappen, wegenaanleg, alle deze
onderwerpen, vallen-de onder de actieve politiek, wor-
den in dit hoofdstuk besproken als u-itloopend- op het
groote doel: door ontwikkeling va-n de inimigratie
tot ontwikkeling, tot zeifstandigma-king van de
kolonie. De comwissie oefent daarbij scherpe critie-k
op het bestaande te milde kolonisatie-systeem v-an- het
Gouvernement. Zij heeft in veel opzichten gelijk.
Maar la ritique est aiseé et l’art est difficile; waar-
mede ik n-iet zeggen wil, dat het niet gelukkig is als
een zeer geleidelijk en voor een deel op den tast ont-
staan systeem eens door daartoe bevoegden, die het
onhevoor-oordeeld als geheel rvoo-r zich zien, onder het
mes wordt genomen.

On-derdeelen van dit -hoofdstuk zijn de
aanvoer-

kosten,
-de
‘ivoningtoest and en,
de
geneeskundige be-handeling
en de
arbeidsinspectie.

Als h-et standpunt verlaten wordt, -da-t tot nu toe
werd in-genomen, èn de behoeften -der piantages niet
langer uitsluitend den aanvoer van -immigranten
bepalen, krijgt -de immigratie een a-nder karakter; er
wordt dan erkend, wat ook tot nu toe aan de immi-
gratie -ten grondslag lag, dat niet de groote landbouw,
eiaar bevo-lkin-g’van de kolonie voor -de Nederla-n-dsche
regeering- het -object van -immigratie -i-s. Al-dus veran-
dert de basis van -de kostenverdeeling over groo-ten
landbouw en -koloniale kas. Daartoe zal nog temeer – reden zijn, wanneer de contr-acttijd, indien noodi-g,
in-gekort wordt, en de groote landboüw dus het uit-zicht heeft meer dan tot nu toe arbeidskrachten op-
nieuw te moeten scholen.

De

com-iie geef t op grond h-ier-van een nieuw
stelsel- van verdeeling der aanvoerkosten aan, waar-
mede de pi-anters vermoedelijk wel zullen kunnen
–instemmen.

– De
woningtoest and
-der plantage-inamigranten
wordt beheer-soht -door Koninklijke besluiten. ,,In Dell,
i
zegt de commissie, -is het -eenge voorschrift, dat de
werkgever moet zorgen -voor voegzame -huisvesting
en -zien inspecteur-s van den arbeid toe, dat de huis-
vesting werkelijk voegzaam is.” De keuze tusschen
-deze beide stel-sels is -niet moeilijk, komt -mij voor. De
commissie geeft eenige opmerkingen ,in dien zin en

386

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Mej 1920

vermeldt wat op enkele ondernemingen vooi vrije
arbeiders op woninggebied wordt gedaan. Hierbij is
het belang der onderneming in het spel; dit brengt
mede, dat zij iaan de immigranten eene aantrekkelijke
woning aanbiedt; dat geluktvoor
f
100 minder dan de
prijs van •de contractantenwoning der Koninklijke
‘besluiten.

De geneesicundige behandeling
van immigranten is
cciie economische zaak; het spreekt dan ook vanzelf,
dat wij in liet rapport van de keuring bij de aanwer-
ving tot de verzorging in het plantage-hospitaal langs
Britsch- en Nederlandsch-Insdiërs worden heengeleid.
Een pleidooi wordt ‘dan geleverd voor centralisatie der ‘hospitalen îan verschillende pianta,ges tot ééne
gemeenschappelijke inrichting van dien aard; niet
omdat de gezondheidstoestand op de plantages onbe-
vrecligend zoude zijn; maar om, meer partij trekkende
van de beschikbare geneeskundige krachten, tot een
volkomen bevredigenden toestand te ‘geraken; een
eerste eisch is echter wegenaanleg; en voorts:
,,Wil de verzorging der plantage-arbeiders volkomen
tot haar recht komen, dan moeten buiten de onder-
nemingen geen infectie-haarden kunnen ontstaan, die
de gezondheid van den contractant kunnen bedreigen.
Daarvoor is eene hygiënische organisatie noodig,”
aldus de commissie. Eenige bladzijden te voren zei’de
zij: ,,W.ij beschouwen het Surinaamsche vraagstuk
dan ook niet als een hygiënisch ivraEogstuk, maar als
een immigratie vraagstuk.” Wie aan de oplossing van
liet Suninaa’msche vraagstuk gezet wordt en zich op dit laatste standpunt stelt, zal vroeger of later ‘tot de
erkenteuis komen, dat hij er door de hygiënische
eischen afgedrongen wordt en, beide qualificaties
combineerenid, hct evenals de commissie ondanks hare
aanvankelijke opvatting, met Dr. Bonne eens zal zijn:
,,Van meet af aan moet een hygiënische organisatie
worden opgebouwd, een hygiënische statistiek, een
hygiënische wetgeving, een hygiënische dienst.”

Do commissie geeft het denkbeeld ten ‘beste, de ge-heele geneeskundige verzorging der contractanten aan
de planters over te laten en aan eene
arbeidsinspectie
op te dragen daarop toezicht te honden. Deze zal ver-
der toeziclht hebben te houden op liet naleven van het
werkcontract door beide partijen; de administratie,
voor zoover zij betrekking heeft op d.e immigranten,
onderzoeken; en door geregeld en persoonlijk contact
moeten komen tot de samenwerking, die thans tus-
schen planters en immigratie-departement niet be-
staat. Zij treedt dus in de plaats van den agentge’ne-
raal voor de immigrati.e en de districtscommissarissen.
Ontlasting van ideze ambtenaren is zeker noodig,
al zal hun bemoeienis met de plantages en de immi-
granten niet geheel te ontzeilen zijn; zij zijn verant-
woordelijk voor de orde in hun ‘district en moeten
dus hij conflicten en orcieverstoringen’ op de planta-
ges optreden. De commissie wil de arbeids-inspecteur
aan liet Immigratie-departement verbinden, wat ze-ker juist gezien is, omdat men anders twee kapiteins
op één schip krijgt; maar liet succes van den maat-
regel zal geheel afhangen van de harmonie tusschen
agent-generaal en arbeids-inspecteur en wanneer deze
ontbreekt zijn ‘de plantages of de immigranten ‘de dupe. Intussehen is er in beginsel zoo veel voor te
zeggen, dat de proef te nemen ware.

Tot zoover ‘het beeld van den patiënt, met hier en
daar een stuk diagnose. Nu ide remedie:
de maatrege-
len tot verbetering van den toestand in Suriname.
Ik geloof niet dat, wie ook de ambtelijke taak te
vervullen had den toestand in Suriname te verbeteren,
tot eene andere onderkenninig kwam dan de com
missie: door verbetering van iden economischen toe-
stand tot verbetering van den finanoieelen toestand. Maar ‘de wijze van verbetering van den economi-
schen toestand, door de commissie aangegeven, is nieuw. Er is wel altijd strijd gevoerd in de kolonie
voor de beschikking over middelen voor die verbe

tering, maar dat was ten slotte strijd over ‘het bedrag
der subsidie en juist aan dezen strijd wil de corn
missie een eind ‘maken. Zij doet daartoe een forschen
greep.

Voor zij daarCoe komt geeft zij nog weder een ver-
gelijkenid geschiedkund’ig overzicht; nu van Engel-
sche en Nederlandsche politiek, en wijst dan als een.ig
reddingsmiddel aan nu nog te ‘doen wat Engeland
reeds langer dan eene eeuw deed: zonder op :de
kosten te letten de bevolking vermeerderen. ,,Nu, zegt

de commissie, is liet nog tijd. Wie waarborgt ons, dat
hetgeen thans ii Britsch-mnidië ten opzichte van
Demerara gebeurd is, nl. het verbieden van emigratie
van arbeiders met eenig dienstverband naar de En-
gelsche West-Indiohe koloniën, ook niet op Java voor
Suriname te wachten staat?”

De nieuwe politiek, door de commissie aanbevolen,
zal, zij erkent het volmondig, geld en véél geld’kosten;

maar wanneer een groote cultuurmaatschappij een
slecht belieende, doch vruchtbare onderneming, die
met verlies werkt, tot bloei wil brengen, dan zet zij
er het mes ie. Dat kost geld en veel geld, maar zij
zal dat uit haar winsten ternig bekomen.
,,Gaat men op den ingeslagen w’cg voort, dan blijft Suriname een kwijnend bestaan leiden en mochten er
daarna moeilijkheden met ‘de immigratie komen, ‘dan
gaat het ten onder” – aldus de commissie verder
;

en zij vervolgt hare vergelijking met een cultuuj
onderneming: ,,Mocht Nederland besluiten tot eene
krachtige poging Sutiiniame financieel onafhankelijk
te maken, dan achten wij, liet absoluut noodzakelijk
dat het vrij blijft in d.e wijze, w’aarop liet dat doen
wil, want de daarvoor noodige ‘gelden zullen dooi
Nederland gefourneerd worden. i) Evenals een cul-
tuurbank de werkwijze regelt van cene onderneming,
die door haar gefinancierd wordt,, zal Nederland ‘het
ontwikkelingswerk van Suriname moeten leiden.”
Voor cle wijze waarop dat kan ‘geschieden verwijst
de commissie dan naar het denkbeeld der welvaart-
commissie van 1,911, de commissie-Bos, nl. spiitsiug
der tegenwoorcligo koloniale hegrooting in tweeën,
eene koloniale bogrootdng en eene moederlandsche; op
de eerste de uitgawen strekkende tot beko’stigiug van
liet kolonialo huishouden; op de laatste ‘de uitgaven
voor de ontwikkeling der kolonie; voor zoover daartoe
noodig voorafgegaan door wijziging van het Regee-
ringsreglement.

In eene beschounning over de verdeeliug der onder-
werpen treden wij niet; zij zal, hoe ook geregeld,
immer min of meer willekeurig zijn en dus aanleiding
geven tot veel geschrijf en gepraat, zelfs als er t.a.v.
ht beginsel bij allen, die bevoegd zijn tot schrijven
of praten, overeenstemming bestaat.
Maar die oyereenstemmin,g zal niet bestaan. De
meeningen in Nederland zijn verdeeld; dat ‘is gebleken
uit liet hoofdartikel van het ,,Vaderland” van 18 No-
vember 1911 en uit ‘de rede van Dr. Lely ‘in de Eerste
Kamer der Staten-Generaal op 8 Februari 1912; en

cle commissie maakt zich illusies als zij meent dat er
in Suriname geen verzet zal zijn, omdat men zich
beperking viin bevoegdheden zal getroosten ter wille
van de krachtige moedenlandsche poging om de kolo-
nie binnen korten tijd financieel onaanîkelijk te
maken.

Waartoe echter – en hier komen wij tot het eenige
in den aanhef van deze bespreking (zie No. van 21
April, blz. 333) aangestipte verschilpunt – wijziging
van het Regeeringsreglement en splitsing van de be-
grooting? Waarom het voor de economische ontwikke-
ling van Suriname noodige bedrag, dat de commissie
meent te moeten stellen op 50 k 60 millioen over 10
jaren te verdeelen, niet naast de gewone begrooting
besteed en bij het ontwerpen van de gewone ;begroo-

) Het moet de leiding van en de verantwoordelijkheid
voor, de besteding behouden, aangezien deze de terugbe-
taling moet waarborgen of althans buiten redelijken twijfel
stellen.

5 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

387

tung rekening gehouden met het op tè makn plan
tot besteding van dat bedrag? In dezen zin, dat een
zeer beperkt aantal onderwerpen – veel beperkter dan
in de splitsing van de begrooting betrokken – als
immigratie, kolonisatie, landbouw, wegen, verkeers-

middelen, die bepaaldelijk op de economische ontwik-
keling rechtstreeks en overwegend invloed hebben
en dus uit de 60 millioen worden bekostigd, tijdelijk niet op de begrooting zullen voorkomen of niet •dan
als memorieposten. Het bedrag; •het aantal jaren, waarin liet zal worden besteed; en de ‘beginselen,
waarop de besteding zal berusten, zullen ibij de wet moeten worden vastgesteld en bij diezelfde wet kan
worden ‘bepaald hoe, voor de jaren van hesteding van
het genoemde bedrag, ‘bij de samenstelling van de
Surinaamsche begrooting met •die besteding zal wor-
den rekening gehouden.
Als gezegd, meent de commissie dat bedrag te moe-
ten stellen op 50 i. 60 millioen. Zij levert eene opper-
‘vlakkige berekenng, waarin immigratie met 40 mii-
lioen voorkomt, gebaseerd op het aantal immigranten,
dat aangevoerd moet worden om, rekening houden:cle
met ‘de finaiacieele ‘draagkracht der bevolking en
lettende op ‘de sterkte en de draagkracht van de
Demerara-bevolking, de kolonie financieel zelfstandig
te maken; en toont daarbij aan hoe daar idirect
inkomsten tegenover staan. Irrigatie, telegrafische
verbinding, uitbreiding van het landbouw-departe-
ment, wegenaanleg, enz. worden op 10 millioen ge-
raamd. Ten slotte wordt 5 niiiliioen in rekening ge-
bracht voor nadee]ige saldo’s, voor welke de k’olonie niet aansprakelijk kan worden gesteld, bv. dat van de
spoorweg-exploitatie. Wat wordt dan gedaan? ,,Ai
mede het minste”, aldus de commissie, ,,clat den naam
verdient van cciie energieke poging van de tweede
koloniale mogcndheid om haar verwaarloosd bezit de
ontwikkeling te geven, waarop het door zijne vrucht-

baarheici aanspraak mag maken.”
,,Gelijk in 1904 door de Tweede Kamer voor Ned.
Indië een som van 40 miljoen genoemd werd, idie
aan dc economische ontwikkeling van Indië ten koste
gelegd zou moeten worden, zonder ‘dat eene begroo-
ting van ondcrdcelen idaarbij werd overgelegd, even-
zoo moet Nederland thans een som vaststellen, die het
in ‘den loop der eerste 10 jaren aan de ontwikkeling
van Sui-iname wil besteden.”
Geene begrooting van ondercieelen; alleen een plan, op to maken door den Munister van Koloniën, in over-
]og met den Gouverneur, die Raad van Bestuur en
Koloniale Staten kan hoeren; en uit te voeren onder
Nederlandsche leiding.
En de leider? De commissie laat hier den draad,
die door haar geheele rapport loopt, de vergelijking
met de groote Cu]tuuronderneming, slippen. De
leider, mede-ontwerper van ‘het plan, ruim bezol-
digd, vrij in zijn bewegingen, nu ‘hier te lande, dan
in Suriname, zoo noodig Java ‘bezoekend voor
immigratiebelangen, of bloeiende Britsche kolo-
niën om ‘hun methoden te leeren ‘kennen; de leider
zal een gewezen leider van groote ondernemingen
moeten zijn.

Wat eisciht tegenover dat alles ie commissie van
Suriname? Vermeerdering van den belastingdruk,
zoodat deze in overeenstemming wordt gebracht met
dien in Nederland: ,,het is niet billijk, dat het geld
der Nederlanidsche belastingbetalers naar Suriname
vloeit, terwijl men zich daar allerminst dezelfde opof-
feringen behoeft te getroosten.”

Na nog eenige punten, hieronder te noemen, te
hdhben aangegeven, aan welke voor een gezonde ont-
wikkelung van ‘de kolonie aandacht moet worden ge-
schonken, laat de commissie hare conciusiën rvolgen.

Zij zijn in ‘het kort:
Het is niet te laat.

Er zullen thans grootere bedragen noodig zijn dan
vroeger op het juiste moment.
Door de eerste jaren gelden aan de kolonie te

leenen,
die anders in een grooter aantal jaren als

subsidies zullen moeten
gescho&ten worden,
kan Suri-
name tot ontwikkeling en financieele onafhankelijk-
heid gebracht worden; indien de gelden wor,den be-

steed aan:
wegen, loozingen, kanalen, enz.;
onverwijl’d invoeren van immigranten;
bevordering van immigratie en kolonisatie; irri-

gatie;
uitbreiding van ‘het Landbouwdepartement tot het
aan alle eiscihen des tijds beantwoordt; toevoeging
daaraan van afdeelingen voor Handel en voor Nijrver-

hei’d:
uitbreiding van ‘de coenmunicatiemiddelen, zoowel
in de kolonie als met de buitenwereld;
verbetering ‘van den hygiëniischen toestand.

Hiernevens vragen dan nog de volgende hierboven
bedoelde ,,eenigo punten”, de aandacht:
terugbrengen van verlaten plantajges tot het
domein:
aanmoedigen van vreemd kapitaal;
verandering in den bedrijfsvorm der plantages;
uitbreiding van het kapitaal van de cultuurbank.

De commissie richt ‘dan het wooiid tot hen, die
meenen, dat Oost-Indië een arbeidsveld biedt, meer
dan groot genoeg voor ons koloniaal kunnen; en geeft
daarna eenige aanihalingen uit schrijvers van de
laatste 60 jaren in het vertrouwen dat ook zij het
onverantwoordelijke zullen doen gevoelen van langer
dralen met ingrijpen. Aan A. D. v. id. Gon Netscher, Jhr. Mr. W. Elout van Soeterwoude, P. M. Netscher,
Mr. D. Fack, worden citaten ‘ontleend. Hun woorden
zijn ledig tot hen wcdergekeer’d, niet omdat men
twifelde aan het juiste inzicht der woordvoerders,
maar omdat het opvolgen van hun raadgevingen geld

zou kosten.
Intusschen betaalde Nederland in 75 jaren 37 mii-

lioen gulden aan subsidiën.
Ruim 32 jaren geleden schreef P. M. Netscher:
,,Nederlands koloniale historie heeft waarlijk genoeg
aan een ,,Verzuimd Braziel”. Het zou al te bescha-
mend zijn, indien de nazaten ook nog op een ,,Ver-
zuimd Suriname” ‘moesten wijzen.”
Coen schreef 300 jaren geleden aan zijn principa-

len: ,
)
daar kan in Indië iets ‘groots verricht worden.”
Nu biedt het kleine Suriname daartoe gelegenheid.

Het biedt die gelegenheid aan de regeering; het
biedt die gelegenheid aan het Nederlandsohe kapi-
taal. Tot beiden richt de commissie in haar rapport
het woord. Zij doet het idan op deze wijs, dan op die.
Maar het adagio is op de laatste bladzijde niet anders
dan top de eerste. Coen geeft het haar ‘in mond en pen.
,,Ouisiet d’ oncostert niet, sy sullen wel ryckelyk weder

incornen.”
En het Bureau voor Handelsunlichtingen,

steunend op de ervaring der eeuwen, roept van zijn
dak over handeishuizen en havens de vaandelspreuk

uit der ‘durvenden:
,,De cost gaei voor de beet uyi.”

W. D. H.
VAN ASBECK.

5 April 1.920.

Eenige .aanlhalingen uit
Jarne.s Rodway, Gui ene,

British, Dutch and Frendh, 1912.

The natural development of British and Dutch
Guiana bas always ‘been hampered ‘by want of labour.

Only immigration
0fl
a larger scale can bring Suri-

nam back ‘to its once flourishing state.
Surinam was the most important colony before the Frencih wars 1793-1815. Probably it may again rival
British Guiana in the future, shoul’d immigration be

inereased.
liiie position ‘of British and Dutch Guiana is on the
vhole encouraging. By means of immigration the
former has attauned a position that compares favour-
ably with most tropical colonies.
On the amount of imported labour bas always
depended the prosperity of Guiana.
Capital can be spared for almost any South-Ame-

388

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Mei 1920

rican republic hut hardly for the W-Indies and Guiana.

Eenige aanhalingen uit redevoeringen onlangs

in de Union Coloniale te Parijs gehouden.
(,,H.Bl.” van 2 April, Ochtendbi.)

De directeur der Union, de heer Ohailley:
,,Het geldt hier eene levensquestie, daar in de
kolo-

niën niets te verrichten valt, wanneer het ai-beids-vraagstuk niet is opgelost.”
De directeur van openbare werken bij het Mini-
sterie van Koloniën, de heer Boutteville:
,,De Engelschen en Duitschers hebben vertrouwen
in hunne koloniën gesteld. Zij hebben aan deze geld
geleend en wachten op de afbetaling tot zij door hare
ontwikkeling •daartoe in staat zouden zijn.”

W. D. H. VA? ASBECK.

ZILVER IN HET EERSTE KWARTAAL 190.

Aan het ,,Overicht der Edele Metalen” in het
eerste kwartaal van 1920 samengesteld door de
F i
r-
m a H. D r ij f h o u t &
Z
o o n, is het volgende
ontleend:

Het jaar opende op een prijs van $ 1.30Y
2
te New York,
waarmede Londen nauwkeurig in overeenstemming was
met 757/
s
cl.
Zilver voor directe levering was uiterst
schaarsoh te New York zoowel als te Londen, zoodat koop-
orders van betrekkelijk geringe beteekenis reeds in staat
waren een stijging tot $ 1.32 op 7 Januari te veroorzaken.
De zilverprijs werd echter binnen bepaalde grenzen gehou-
den door de mogelijkheid, om zilver tegen den prijs van
$ 1.29 te bekomen, mits daarvoor goud lerekend op $ 20.67
in betaling werd gegeven. Deze maatregel is niiet zonder
uitwerking gebleven en heeft aan de zilvermarkt te New York een rustig aanzien gegeven, geheel in tegenstelling
met Londen, waar de sterk wisselende dollarkoers groote
schommelingen in den zilverprijs teweegbracht. China, van-
waar regelmatIg kooporders aan de markt kwamen in
verband met de moeilijkheden, die •de papiercircu’latie on-
dervond, welke slechts met een disagio van 20 pCt. in be-
taling werd genomen, droeg niet weinig bij ‘de vaste stem-
ming te handhaven. De hoogste nöteering te New York
voor dit kwartaal werd bereikt op 29 Januari op $ 1.3534,
waarop een lichte reactie volgde, zooclat cle maand Januari
sloot op $ 1.33. De maand Februari gaf ook slechts geringe
fluctuabies te zien op de zilvermarkt te New York en
ofschoon de prijs nu en ‘dan nog boven de slotnoteering
van Januari uitliep, sloot Februari toch 3 c. lager op
$ 1.30.
De Lndensche markt volgde in Januari en gedurende de
eerste helft van Februari ‘de koershowegin’gen van New
York, doch werd heftig beïnvloed door de fluctuaties van
den sterli•ng.koers te New York, zoodat Londen op 29
Januari reeds tot 85 d. gestegen was. Bij den wisselkoers
van 3.53 was dit nauwkeurig de herleiding van de noteering
te New York. De hoogste zilverprijs te Londen voor dit
kwartaal, doch ook de hoogste sin’ds het bestaan van de
Londensche zilvermarkt, werd op 11 Februari bij een
noteering te New York van $ 1.34 en een dollarkoers van
3.35’/ met 8914
cl.
bereikt. Een gevoelige reactie volgde
bijna onmiddellijk op het bereiken van dezen nieuwen
recordprijs, aangezien China in plaats van kooper tijdelijk
als veikooper op de markt kwam en dit aanbod samenviel
met groote verkoopen Fransch en Duitsch muntzilver te
Londen. In 3 dagen tijds verloor de zilverprijs 714
cl.
en liep
terug tot 82 d. op 14 Februari. Met deze noteering toonde
Londen weder onafhankelijk te zijn van New York, daar heriei’ding van $ 1.31 tegen dan wisselkoers van 3.4014,
verhoogd met vracht, enz. op ongeveer 85
cl.
komt. De
aanvoeren munt.zilver aan de Londensche markt zijn inder-
daad zoo belangrijk, dat daaruit voor zooverre geen groote
orders voor Britsch-Indië komen, aan de bestaande vraag
kan worden voldaan.
Dit muntzilver is slechts na affinage geschikt voor den
handel en aangezien de affinage-inrichtingen door den ge-weldigen toevloed van muntzilver zoozeer met werkzaam-
heden zijn overladen, dat nieuwe opdrachten eerst na een
vastgestel’den termijn kunnen worden aangenomen, ontstond
tijdelijk een zeer groot prijsverschil tusschen direct lever-
baar zilver en zilver op levering van 2 maanden. Het
grootste verschil tusschen deze twee noteeringen, rond 5 d.
bedragende, kwam voor op 13 Februari. Weldra echter
herstelde zich dit, zoodat locozilver aan het eind van de
maand 83%
cl.
en 2-maands zilver 82
3
/8 d. noteerde.

Het gevaar van ontmuriting op groete schaal van zilver-
specie, dat een voortdurende bedreiging van de marktpositie
vormde en waarop wij reeds in ons vorig overzicht de aan-
dacht vestigden, heeft in de maand Maart een geduchten
invloed doen gelden. Een buitengewoon groot aanbod van
zilvermunt, samenvallende met het uitblijven van orders voor Indië en de sinds het Chineesche Nieuwjaar, 20 Fe
bruari, ingetreclen vermindering der kooporders uit China, veroorzaakte een sterke daling in den zilverprijs, zooveI te
Londen als te New York. De reactie was reeds merkbaar
op Maart, toen de noteering met $ 1.28% beneden den
goudprjs daalde. Onafgebroken en in snel tempo liep de
noteering verder terug tot $ 1.17 op 12 en 13 Maart, waarna
een geleidelijk herstel volgde tot $ 1.29%
01)
23 Maart 01)
aankoopen voor rekening van China en van de Indische
Bazars, doch eep door dezen prijs opnieuw uitgelokt aanbod
deed reeds den volgenden dag de note?ring terugvallen tot
$ 1.23. China bleef voorts als kooper een steun voor de
markt, zooclat het kwartaal met een verbetering tot $ 1.2614
sloot.
Op de Londensche markt werd de zilverprjs behalve door
oorzaken in de marktpositie zelf gelegen, nog door de
fluctuaties van den wisselkoers beïnvloed. Van 787/
s
d. op
6 Maart daalde de prijs tot 69i/ d. op 11 Maart, nauwkeurig
overeenstemmend met $ 1.21 te New York op dien datum.
In tegenstelling met de daarop verder gevolgde daling te
New York, verhief Londen zich een fractie tot 70 d. op 12
Idaart op grond van een nieuwe reactie in den sterlingkoers.
De laagste noteering van het kwartaal volgde op 17 Maart met 65% d. wegens herstel van den wisselkoers, doch ook
in scherpe afwijking met New York op $ 1.21, waarvan de
herleiding tegen 3.73 uitkomt op 71
3
/8 d. ongerekend vracht,
enz. Het verder herstel met de daarop ingetreden reactie
werd te Londen gevolgd, zoodat het zilver op 22 Maart 77 d.
en op 24 Maart 7114 d. noteerde en het kwartaal bij een sterlingkoers van 3.86% op 72
5
/8 d. in overeenstemming
met New York sloot. Opmerking verdient nog, dat sinds de
iiigetredên reactie op 6 Maart, zilver op levering van 2
maanden niet beneden loco-zilver noteerde, doch tegen gelij-
ken prijs of zelfs met een premie verhandeld werd.
Dit wijst er op, dat het vertrouwen in de toekomst van de zilvermarkt geenszins is geschokt en de sterke daling
onder den invloed van het plotselinge, overweldigende aan-
bod van tijdelijken aard wordt geacht. Het lijdt geen twijfel of het aanbod muntzilver kan de noteering nog verder doen
dalen, doch onmiskenbaar is het, dat de grondtoon van de
zilvermarkt krachtig zal blijven.
Het besluit van Duitschland om de zilvermunt geheel als
betaalmiddel uit te schakelen en de daarmede gepaard
gaande opheffing van het verbod van insmelting, beteekent
den terugkeer tot het vrije verkeer van een zeer aanzienlijke
hoeveelheid zilver. Het is moeilijk te bepalen hoe groot de
zilvercireulatie op het oogenblik in Duitschland is, aange-
zien de aanmuntingscijfers in dit opzicht geen betrouwbaren
maatstaf vormen, doch nemen wij aan, dat per hoofd 25 Mark
zilver in omloop is en
l/
hiervan weder wegens terugkoop
door ‘de Regeering 5. M. 6.50 papier per zilvermark in
‘s Rijkskas terugkomt, dan zou ongeveer 6.000.000 K.G.
fijnzilver ter beschikking komen. Dit cijfer is ongetwijfeld
te hoog, doch al zouden wij het verhoogen met een gewicht vrijkomend door, ondanks het verbod, ingesmolten Fransch en Italiaansch zilver, dan nog kan dit slechts van tijdelijken
invloed op de marktpositie zijn. Immers de statistieken
wijzen uit, dat de productie gedurende de 5 oorlogsjaren een
teruggang aanwijst van ruim 10.000.000 K.G. In vergelijking
met het gemiddelde van de vijf jaren, die den oorlog vooraf-
gingen, stellen wij hiertegenover, dat de netto-invoer van
zilver in Britsch-Inclië gedurende de vijf jaren vÔôr den
oorlog totaal 214.877.500 oz. bedroeg, terwijl de gemiddelde
netto-invoer gedurende cle vijf oorlogsjaren ongeveer
14
van
dit cijfer
per jaar
bereikte,
1)
dan ‘blijkt hieruit voldoende,
dat bovengenoemde aanvulling van de beschikbare voorraden
geen orverwegenden invloed ‘kan uitoefenen op de toekomst
van de zilvermarkt, temeer daar de vooruitzichten nog
geenszins op een verbetering in de productie wijzen, doch
‘de economische positie valt Britscli-Inclië nog wel een aan-
zienljken invoer van zilver doet verwachten.
De onmogelijkheid, waarin de meeste landen zich bevin-
den om tot nieuwe aanmunting over te gaan, aangezien cle
zilverprijs, berekend volgens min of meer belangrijk gedepre-
cierde valuta zulks niet dan met groote verliezen zou ver-
oorloven, kan oogenschijnljk als een factor ten nadeele
van de marktpositie beschouwd worden, doch men verlieze
niet uit het oog, dat de gehechtheid aan zilvermuut in alle

1)
Invoer in 1919 blijkens in Februari gepubliceerd rap-
port 266.500.000 ‘oz.

5 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

389

landen en bij alle volken zeer groot is en men slechts nood-
gedwongen zich zal blijven bedienen van het voor de zilver-
munt in de plaats getreden papier. Doch, aangenomen, dat
dit betaalmiddel bestendigd blijft in verschillende landen,
dan zal hiervoor noodzakelijkerwijs metaaldekking aanwezig
moeten zijn, waarvoor in die landen zilver het aangewezen
metaal is. Overigens zijn in alle landen, waar de droeve
noodzaak het zilver niet uit de circulatie verbant, reeds
wetsontwerpen ingediend, zelfs wetten aangenomen om door
verlaging van het gehalte nieuwe aanmunting mogelijk te
maken. Het door ons land op
27
November
1919
gegeven
voorbeeld vond reeds spoedig navolging. In Januari besloot
Canada om insmelting in de Vereenigde Staten te voor-
komen het gehalte van de zil.vermunt te verlagen van
925/1000
tot.
800/1000.
In de Vereenigde Staten werd in
Januari een wetsvoorstel ingediend om het fijngewicht van
den halven en kwart dollar terug te brengen van
192.9
troy
grain tot
150
troy gram, waardoor de goudprijs van het
zilver zou stijgen tot $
1.774.
In Engeland is het voorstel
om de zilermunt voortaan in plaats van op
925/1000 op
50011000
te slaan, een onderwerp van heftige discussie ge-
weest. Een dergelijke verlaging heeft inderdaad dit groote
bezwaar, dat bij een teruggang van den zilverprijs van
eenige beteekenis, liet verschil tusschen reëele en nominale
waarde zeer groot zou worden en daardoor het gevaar voor
het in omloop brengen van valsche munt zou toenemen,
ofschoon hieraan nog toe te voegen valt, dat vOSr den oorlog
cle metaalwaarde toch ook slechts
35
a
40
pCt. van de nomi-
nale waarde bedroeg. Daarentegen zou bijeen noteering van
89y
2
d., zooals in dit kwartaal reeds bereikt werd, aanmun-
ting op een gehalte van
680/1000
reeds niet zonder verlies
mogelijk zijn.
In de Latijnsclie Unie, waar het zilvervraagstuk niet
nieuw is, daar reeds gedurende den oorlogstijd in verband
met de groote valuta-verschillend die tussehen de •door de
muntunie verbonden landen ontstonden, reeds ingrijpende
maatregelen getroffen moesten worden om den stroom
Frausch en Italiaansch zilver, die Zwitserland binnenvloeide
tegen te houden, doeft zich thans, nu de zilwerprijs ontmun-
ting met voordeel mogelijk maakt, de moeilijkheden in
anderen vorm voor. Het zilver van alle aangesloten landen
wordt op groote schaal ontmunt, behalve het Zwitsersche
en het zich binnen de Zwitsersche grenzen beviudende zilver
van de andere landen der muntunie. Van een bij de Overeen-
komst bepaalde verhouding t.usschen de muntcirculatie der
aangesloten landen is geen sprake meer. Frankrijk heeft,
niettegeustaande dit met groote verliezen gepaard ging,
getracht door nieuwe aanmunting in het tekort aan klein
betaalmiddel te voorzien, doch gegronde protesten zijn hier-
tegen opgegaan, daar de Regeering, niet meer geneigd zijnde,
in de hooge kosten van het noodzakelijkste levensonderhoud
bij te dragen, zulke groote sommen daaraan ten koste legde,
clie ten slotte overgingen in het bezit van smokkelaars en
consorten. Aan het einde van het vorige jaar is verdere
aanmunting dan ook gestaakt, doch heeft Frankrijk den
weusch aan Zwitserland te kennen gegeven om tot weder-
zijdsche uitwisseling van kleine zilvermunt over te gaan
en voortaan den omloop daarvan tot binnen de grenzen van
liet land van aanmunting beperkt te houden. Om dit voorstel
te bestudeeren, is een commissie gevormd, waarin alle ver-
bonden landen vertegenwoordigd zijn, die op
24
Februari
haar eerste bijeenkomst had te Parijs. In welke richting
ook de besprekingen geleid zullen worden, een ingrijpende
verandering in de bestaande overeenkomst zal onvermijdelj
zijn, zoo al nièt tot algeheele opzegging mocht worden
beslotep
Inderdaad de stijging van den zilverprijs, gepaard aan
cle depreciatie der wisselkoersen maakt vele wijzigingen op
monetair gebied noodzakelijk en zal tot een reorganisatie
van verschillende muntstelsels leiden. De overtuiging, dat
op den duur het zilver zich op een hoog prijsniveau zal
weten te handrhaven, heeft dan ook reeds verschillende landen
in deze richting doen handelen.
Niettegenstaande de zilverprijs op de buitenlandsche
markten aan groote schommelingen onderhevig was, bleef de
noteering in ons land wegens een ruim aanbod uit het vrije
verkeer zeer vast op een gemiddeld 10 pCt. lageren stand
van
f
87
voor ongefineerd en
f
98,75
per K.G. fijn voor ge-
fineerd zilver.

Amsterdam, April
1920.

AANTEEKENINGEN.

L a n cl a a is w i is
is
i is g.
– Het is een plaatselijk
zeer beperkt vraagstuk, waarvoor een van Nederlands
eerste geologen de aandacht inroept in het April-num

mer der ,,Vragen van ‘den Dag”, ‘de vraag of Tholen met
Bra’bant zal worden verbonden door een brug over de
Eendracht (waarop plan bestaat; de brug moet dienen
voor een spoorlijn, ‘die het eiland met een tot het veer
van Stavenisse gaande verbinding bij ‘het
S.
S.-net
trekken zal), ‘dan wel of een ‘dam (die vermoedelijk
duurder zal komen) de voorkeur verdient. Het laatste
nu bepleit Dr. J.
Lorié
op sterke gronden.
Wellicht zullen en
r
kele West-Brabantei-s en Zeeiiwen
er warm voor loopen.
Doch op belangstelling in ruimer kring heeft de
schrijvev liet volste s-echt.
Waarom? Eenvoudig omdat een locaal prchleempje
van transportverbeterin.g door hem op het hooger plan
der productie-problemen ‘gezet is.
Aan een stellige uitspraak in dit geding kan zich
niet wagen wie noch verkeers-tecrhnicus, noch geoloog
of geograaf ria. Toch meen ik, .dat op den eenvoudig
belangstellende in economisch-geo.gra.fisnhe aangele-
genheden het ‘betoog van Dr. Lorié den sterken indruk
van onweerlegbaarheid maken moet. En hiermede is
dan tevens gezegd, dat van nu af niet als mriddel van
betere verbinding tusschen Tholen en den vasten wal
de brug
mag worden gekozen indien niet tevoren
onomstootelijk is waar gemaakt, ‘dat en waarom
de
dans
van Lorié bij de brug vergeleken minderwaar-
dig is.
De dam zal, betoogde hij, het reeds van nature in
stevigen gang zijnde proces ‘van opslibbing van de
Eendracht bevorderen door het slibhoudende zeewater
meel tot rust te doen komen.
Dit stelt een niet onbeteekenende landaanwinning
in uitzicht, gepaard aan ,,pensionneering” van een
aantal dijkvakken; dus winst aan productief vermo-
gen met besparing daarenboven. Staan bier, behalve
de meerdere kosten van dam boven brug, nog andere
nadeelen tegenover dan ‘het eenige ‘dat Dr. Lorié van
ietwat beteekenis, maar allermi,iist onoverkomelijk
acht, dat ‘van bemoeilijkte’ afwatering der reeds be-
staande polders? Of sloeg hij d,eze nadeelen te laag
aan? Of verzweeg hij andere?
De vragen worden hier niet gesteld om den schrij-
ver nader uit zijn tent te lokken. Hij heeft het zijne
gedaan met zijn beknopt, maar klemmend betoog,
waarvan de (deels historistbe) onderdeelen hier niet
behoeven te worden weergegeven, dat de keus, van een
brug wèl de winst van aanvankelijke bezuiniging be-
zorgen zal, maar de grootere van vermeerderd pro-
ductie-vermogen in de toekomst zal doen missen. Het
woord is nu aan de voorstanders van de ‘brug, niet om
te bewijzen, dat hun plan een goed plan is – dkt
sprak Lorié niet tegen – maar dat en waarom hun
plan beter is dan dat van den hectaren .goeden grond
belovenden dam. En wellicht kan zelfs zoo een tegen
betoog achterwege blijven, indien alle voorstanders van een verbeterde verbinding Tholen-Brabant, die,
natuurlijk, ‘het eerst naar het meest voor de hand
liggend brug-denkbeeld grepen, thans mochten inzien,
dat het amendement-Lorjé het best zonder verzet
wordt overgenomen.

v. B.

Engelsche regeeriregscontrôle over
d e S h e ii? – In de dagbladen zal men gelezen
hebben, hoe de secretaris der Shell Transport & Tra-ding 0y. verleden week officieel verklaard heeft, dat er geenerlej onderhandelingen gaande waren om aan
de Regeering de contrôle over de Shell te verzekeren
of om aan haar een groep aandeelen in de Shell te
verkoopen of op andere wijze over te dragen. In ge-
lijken zin liet op 26 April jl. de schatkistkanselier
Chamberlain zich uit in antwoord op een vraag van
Sir M. Hicks. De Minister verklaarde, dat het hem absoluut onbekend was, dat het huidige kabinet of
liet voorafgaande ooit gelegenheid had gehad een
overwegend belang te verkrijgen in de Royal Dutch-
Shell-groep, hetwelk aan de Regeering een zeggen-
schap zou verzekeren gelijk in de Anglo-Persian Oil

390

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Mei 1920

Cy. het geval was. Men zal in deze laatste verklaring
een antwoord mogen zien op de uitlatingen van Sir
Marcus Samuel, die wij de vorige week weergaven. Een en ander heeft in de Engelsche pers verschil-
lende beoordeeling gevonden, waaromtrent wij wegens
de groote Nederlandsche belangen, welke ‘bij •de zaak
betrokken zijn, thans nog enkele mededeelingen geven.
Terwijl aan den eenen kant de ,,Daily News” op-
merkt, dat indien er inderdaad iets van waar was,
de Sheli-aandeelen in de dagen van het gerucht wel
een .grooter av’ans te boeken zouden hebben gehad,
meent de ,,Daily Mail” van 27 April jl., niettegen-
staande het officieele dementi, te kunnen mededeelen,

dat nog dienzelfden dag onderhandelingen zouden
jilaats vinden, welke naar het blad vertrouwt, tot een

definitief resultaat zouden leiden.
De ,,Financial Times” vermeldt het communiqué
van den secretaris der Shell en voegt er aan toe: ,,Wij
hebben ons er van onthouden openbaarheid te geven
aan de talrijke geruchten uit de City en elders over
onderhandelingen, welke de contrôle der Regeeriug
over de Shell-ondernemingen tot doel zouden hebben.
Intusschen is er reden om aan te nemen, dat zekere
arrangementen, waardoor de Britsche Regeering zich
groote voorraden petroleum zal verzekeren, noch on-
mogelijk noch onwaarschijnlijk zijn.”
De ,,Financial News” schrijft: ,,In’dien de Britsche
regeering zich de contrôle over de Shell kon verzeke-
ren, dan zoude zij in een uitermate sterke positie ko-
men te verkeeren wat aangaat de voorziening met
petroleum. De staatsman, die deze transactie tot stand
zou brengen, zal in de toekomst in de geschiedenis
een plaats innemen gelijk thans Lord Beaconsfield uit
hoofde van zijn aankoop der 176.000 aandeelen
Suezkanaal voor 4 ‘millioen pond in 1875. Allen, die
iets weten van de hangende plannen, weigeren ver-
‘moedelijk zich te compromitteeren en zeggen niets.
Men mag echter aannemen, ‘dat een groot deel van de
belangen in de Shell zich’ bevinden in ‘de handen van
Sir Marcus Samuel ,en zijn vrienden. Wij vermoeden
derhalve dat, om de contrôle te verkrijgen, men als
eerste daad de aandeelen van Sir Marcus Samuel en bloc zal aankoopen, welke zonder twijfel verkregen
zullen worden tegen een prijs, welke een heel eind
boven beurskoers zal zijn. Evenzeer is te verwachten,
dat, wanneer niet de Britsche regeerin’g op de aan-
deelen ‘beslag legt, de Amerikanen hun uiterste best
zullen doen om er eigenaar van te worden.”
Dit alles speelt in de vorige week. De aandacht
trekt.in verband met een’ en ander thans een bericht in
de ochtendeditie der ,,N. R. 0.” van 3 dezer, dat de
,,Daily Ex’pr’ess” dezer dagen een campagne begonnen
is speciaal tegen de ,,Koninklijke” gericht.

Formosaansche Sui1erondernemiii-

g
e n o p J a v a.
– Niet tevreden met het beperkte
terrein van werkzaamheden, dat Formosa ‘biedt, richt
de belangstelling van Formosaansche Suikeron’derne-
mingen en Japansche kapitalisten zich op Nederi.-
Indië en andere gebieden in de Zuidzee, ten einde
‘daar bedrijven te openen. De Niitaka Suiker-Mij. ver-
hoogde onlangs, aldus het Board of Trade Journal,
haar kapitaal van 5.000.000 tot 10.000.000 yen, ten
ein’de de cultuur van suiker, rubber en copra op Java
ter hand te kunnen nemen. De Taiwan-Suiker-Mij.,
de grootste van het eiland, overweegt, naar men zegt,
de opening van een filiaal te Rangoon, ten einde zich
ook daar aan de productie van suiker en rubber te
wijden.

Het meest ‘belangrijke in deze ontwikkeling is
waarschijnlijk wel de oprichting van •de Japansche
en Buitenlandsche Suiker-Mij. (Naigai Seito Kabus-
hiki Kaisha) met een kapitaal van 10.000.000 yen,
waarvan 2.500.000 is uitgegeven. Doel dezer onder-
neming is suikercultuur op Java, waar een groote
Nederlandsche onderneming is aangekocht.

Geheel nieuw en dateerende van het begin van 1919
is de import op Formosa van Java-suiker, om deze ge-
durende het stille seizoen daar nogmaals te bewerken.
De waarde van dezen import gedurende 1,919 bedroeg
niet minder ‘dan 15.502.157 yen, tot een gewicht van
74.577.217 kin.

Suikerproducie
der

wereld.

Op
1 April hebben Willet
&
Gray de volgende nieuwe
ramingen gepubliceerd van den wereld-suikeroogst
van 1919/20, waarbij wij ter vergelijking
zullen voegen
de geraamde opbrengst van 1918119:

Bi’etsuiker.
1919120
1918/19
Du’itsehland

…………….
750.000
1.411.900
tons.
Tjecho

Slowakije

……….
600.000
700.000
Frankrijk

…………….
155.000 110.096
België

………………..
125.000
75.000 Nederland

…………….
230.000
173.436 Rusland

………………
350.000 700.000
Zweden

………………..
150.000 119.000
Denemarken

……………
160.000 130.000
Italip

………………..
150.000
100.000 Spanje

………………..
120.000
135.000
Zwitserland

…………….
4.000 4.000
Bulgarije

………………
15.000

Totaal

in Europa

……
2.809.000
3.658.432
tons.
Vereenigde Staten

……….
650.000 674.892
Canada

………………..
16.500
22.300

Totaal Bietsuiker ……
3.475.500

4.355.624
tons.

R i e ts u i k e r.
Louïsiana

en

Texas

……..
103.202 253.927
toas.
Portorico

………………
426.631
375.000 Hawaii

………………..
500.000
535.000
St.

Croix

………………
12.000
9.000
Cuba

………………….
4.000.000
4.000.000
Trinidad

………………
65.000
47.850
Barbados

………………
70.000 80.000
Jamaica

………………
50.000
40.000
Antigua

………………
12.000 10.000
St.

Kitts

………………
11.000 10.000
Andere Britsah W.-I. eilanden
10.000
1.0.000
Martinique

…………….
22.000
30.000
Guadeloupe

…………….
31.000
25.000
San

Domingo

…………..
180.000
158.309
i-Jaiti

………………..
5.000 3.300
Mexico

………………..
85.000
40.000
Centraal

Amerika

………
15.000
30.000
Demarara

…………….
90.000 93.902 Suriname

…………….
12.000
8.000
Venezuela

…………….
18.000
15.000
Ecuador

………………
7.000 7.000
Peru

………………….
250.000

250.000
Argentinië

…………….
260.000
130.266 Brazilië

………………
187.000
260.000

Totaal

in Amerika

.
..
.
6.441.833 6.421.554
tons.
Britsdh

Indië

…………..
2.800.000 2.337.000
Java

………………….
1.335.763 1.749.408

,,
Formosa en Japan

……….
300.000 415.678
Ph’ilippijnen

…………..
225.000
150.000
Totaal

in

Azië

……..
4.660.763
4.652.086
toos.
Australië

………………
175.000
226.000
F’iclji

eilanden

…………..
60.000

,
80.000

Totaal in Australië
235.000
306.000
tons.

Egypte

………………..
90.000 82.000

Mauritius

…………….
235.000
252.772
Reunion

………………
40.000
50.000

Natal

………………..
150.000
144.000

Mozambique

…………..
50.000 50.000

Totaal in Afrika
565.000 578.722
tons.

Spanje

………………..
3.000
6.618

Totaal

Rietsuiker

……
11.905.596
11.965.030
tons.

Totale wereldproductie ..
15.381.096 16.320.654
tons.

Hiervan trekken wij af .den oogst van
Britsch Indië,

die geheel in het land blijft en weinig invloed heeft

op den import van vreemde
‘suiker van
resp. 2.800.000
en

2.337.000

tons

en komen dan tot het volgende

resultaat:
1919/20
1918119
12.581.096

13.983.654
tons.

Zooals voorspeld in het jaarverslag over den suiker-
handel in No. 216 ,,Ec.-St. Ber.”, pag. 141, hebben

W.
&
G. hunne ramingen voor
1919120
dus aanmerke-

lijk moeten verlagen.

5 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1391

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

N d {Vrsch.inR.C.5j
“1
19Aug.’14Zwits.
Nat.Bk.5

Disc.Wissels. 4
1Juli ’15
Zweeds.R.ksbk
7 l9Mrt.’20
Bk Bel.Binn.Eff.
41Juli ’15
Bk.v.Noorw.6-6
18Dec. ’19
21Aug.’19
Bk. van Engeland 7 16Apr.’20
Belg. Nat. Bk.
5
v
1
28Apr.’20
Duitsche Rijksbk. . 5
23Dec. ’14
Bank v. Spanje 5
12Nov.’19
Bk. van Frankrijk 6
8Apr.’20
Bank v. Italië .5
10Jan.’18
Oostenr. Hong. Bk. 5
12Apr.’15
F.Res.Bk.N.Y. 4-5 –
Nat. Bk. v. Denem. 7
19Apr.’20
Javasche Bank 3
1 Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part. Parijs
Part.
N. York
Cali-
Part.
p,
0
j
0
,,.
disconto gatte disconto
disconto
disc.
moncu

1 Mei

’20 3°12°1
5
6
1
18
451s

45 t)
26A.-1M.’20 3
2
15
5
18
41-5°1
6°I8-°/s
4-’19

4-10 19-24 A. ’20 3′!,
4
8
1-5
6
°
/
t
4-1Is
-.
6-8
12-17 A. ’20 3°/3-V2
4-
°
/4
5
1
1s-6
1
18
4-11s

9-12

28A.-3M1.’19
4
I/_t/

S’h-4
‘is
317/

4-119

4 ‘/,-6’/
29A.-4M.’18 3l12_4t1
13:1
1
:-5’12
3/i
4-s/s

31/,6

20-24Juli’14 3
‘is-°It.
2
2
/4

‘/
s
2
‘/,-
1
/o
2°14
1’/-2
‘/,
t) Noteering ven
30 April 1920.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.
Londen was deze week zeer onzeker. Dinsdag viel cle koers 15 9. 20 cent; de 2 volgende dagen trad weder een
even groot herstel in, iwaarop weder een daling intrad tot
10.55. Een bijzondere rede voor deze ‘eer ongestadige.stem-
nhing van het hoofd devies viel er niet aan te geven. In het
algemeen acht men de stijging der laatste maanden eer-
der overdreven, zcodat een eenigszins onregelmatige toe-
voer gemakkelijk groote schommelingen kan veroorzaken.
Parijs en België waren aanvankelijk ook flauw. Later
ontston.d •er een flinke hausse, doordat Londen ook in
Parijs sterk aangeboden was, zoodat Parijs een oogenblik
16.80 biedend was. Het hoogste punt kon echter weder niet
gehandhaafd blijven. Marken waren goed prijshoudend en
eerder weder iets oploopenci. Zwitserland zeer vast, 48.50-.
49.10. Skandinavië onregelmatig ongeveer in overeenstem-
ming met Londen. Spanje vaster. Dollars zonder veel ver-
andering, echter eveneens vast, hetgeen ook van Pesos
valt te zeggen.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
Londen
Parijs
Berlijn
Weenen
‘1
Brussel
“)
New
York”)

26 Apr. 1920..
10.64
16.25
4.77
1.42
17.30
2.74
8
/g
27

,,

1920..
10.474
16.20
4.75
1.40
17.15
2.75°/s
28

,,

1920..
10.50
16.25
4.67)
1.32k 17.32k
2.74v/s
29

,,

1920..
10.63 16.75
4.82i
1.40
17.80
2.74’14
30

,,

1920..
10.61
16.55
4.85
1.35 17.574
2.74’/4
1

I’,Iei

1920..
10.56 16.50
4.80
1.35


Laagste d. w.
t)

10.45
16.05
4.60
1.25
17.15
2.73e14
Hoogste
,,

,, ‘)
10.65
16.85
4.87i
1.45
17.85
2.76
24 Apr. 1920..
10.65
16.45
4.52k
1.35
217.371

2.73
17

,,

1920..
10.70
16.42
4.30
1.37k
117.42
4
2.70
Muntpariteit.
.
12.10
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48°/t
*)
Noteering te Amsterdam.
“)
Noteering
te
Rotterdam.
‘)
Particuliere opgave.
2)
Noteering van 23 April 1920.
3)
Idem van 16 April 1920.

D t°
Steek-
holm)
Kopen-
hagen’
Chris-
tiania)
Zwitser-
land’)
Spanje
1)
Botavio
Ii
elegrafisch

26Apr. 1920
59.40
47.-
53.50
48.60 46.75
101
5
/4
27

,,

1920
58.55 46.80
53.15
48.60 46.75
101
3
/4
28

,,

1920
57.85 46.75
53.-
48.45 46.75
101°/4
29

,,

1920
58.75
47.25
53.75 48.75
46.75
101°/4
30

,,

1920
59.-
47.25
53.50
48.75
47.-
101°/s
1
Mei

1920
58.85
47.-
53.-
48.90
47.03
101
1
/t
L’ste d. w.
1
)
57.80
46.75
52.50 48.40
46.50 101°/s
H’ste
,,

,,

)
59.50
47.25
53.75
49.10 47.25 101°/s
24 Apr. 1920
59.25
47.-
53.-
48.55 46.75
101/s
17

,,

1920
60.-
48.25
54.80
48.60
48.-
101
5
/s
Muntpariteit
66.67
66.67
66.67
48.-
48.-
1100
5)
Noteering te Amsterdam.
t)
Particuliere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.

D
0
a
CableLond.
(in
8
per
£)
ZichiParijs
(in fra.
p. ,)
Zicht Berlijn
(in ct.p. 4Rm.)
Zicht Amsterd.
(in cia.
p.
gld.)

30 April

1920
3.84.-
16.70
nom.
Laagste d. week
3.82.-
16.42
oom.
Hoogste,,

,,
3.87.25
17.-
nom.
24 Apr… 1920
3.87.-
16.94
nom.
17,,

..

1920
3.95.50
16.22
nom.
Muntpariteit.
.
4.86.67
S.lS°/s
1

95’14
40
1
/i.

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OPLODEN.

Plaatsen en
Londen
Noteeringa-
117
eenheden

1
Apr.
1920
124April
1

1920
126 April-I Mei
1
Laagste

Hoogste
1Mei

1920

Alexandri

. .
Piast.
p.€
9771i6
977/
je

977/
je

9771
1e

977/
jg

*B

Aires’)..
d.
P. £
591/,
6014
60
62
1j
6011,
Calcutta
….
£ p.
rup.
213
15
11o
214
213
1
1,
214
213
5
14
Hongkong
..
id.
p. $
417
1
1
4110
1
12
418
1
12
4110
1
1,
418
Lissabon
….
cl.
per Mii.
15
15’12
12
lS°/t
13′!,
Madrid

….
Peset.
p..0
22.79
22.79 22.50
22.85
22.69
*Montevjdeo’
d. per
$ 60
1
14
60
60
8
18
61
1
18
60
8
/
Montreal….
$
per
£
4.30°/s
4.28 4.17
4.30
4.19°1,
*R.d.Janeiro. d. perMil.
16
1
11t
16
5
1s
i6/10
16
5
1
l6’12
Lires
p. £
87.50 88.75
84.75
90.-
84.88
Shanghai

– –
£ p.
tael
614
6110
613
710
6141,
Rome

…….

Singapore
..
bI. p. $
213
7
18
213°14
213
5
18
214
2/3
7
18

•Valparaiso..
d.
p.
peso
13
1
151
1211/
to

11°’/,2
12
21
12
11251
82

Yôkohama
.. £
per yen
2/5
5
1s
215
3
18
216
1
1s
217
1
1s
217
* Køeren der
vooralgaande dagen. t)
TelegraSech tran.fert.

NOTEERING VAN
ZILVER.
Noteering te Londen
te New York
1
Mei
1920 ……..
63°/
s

11111
2

24 April
1920 ……..
69
1
/s
118
17

,,
1920
……..
68’12
117
8
14
10
1920
……..
69
120’1

3 Mei
1919
……..
48″/,o
10l°/s
4 Mei
1918
……..
49°/s
99°12
20 Juli
1914
……..
24’/,o
54
1
/s

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 1 Mei 1020.
Activa.
Binneni.Wis-(H.-bk. (158.210.427,81
seis,
Prom.,t
B.-bk. ,, 3.995.268,67
enz. in disc. Ag.sch. ,, 73.463.375,68
f
235.669.072,Ï6
Papier o. h. Buiteni. in
disconto ………….. . ………..

Idem eigen portef.. ( 76.381.836,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nog niet afgel. ,,


76.381

17.471.333,561/
2

H

836.-

cl. vrsch. B.-bk. ,,
Beleeningen {..bk. (134.833.958,41
m
in rek.-crt.
op onderp. Ag.sch. ,,124.781.515,73

f277.086.807,70 ‘/1

Op Effecten ……(270.393.207,70
1
/,
OpGoederenenSpec. ,, 6.693.600,- 277.086.807,7011,

Voorschotten a. h. Rijk ……………. ..9.708.951,73
1
12
Munt enMuntmateriaal
Munt, Goud ……f 56.411.550,-
– Muntnaat., Goud .. ,,579.039.618,70
1
12

(635.451.168,70
1
12
Munt, Zilver, eng.. ,, 11.624.373,91
1
1,
Muntinat. Zilver
.. ,,

Effecten
64 7.075.54 2,62

Bel.v.h.Res.londs..
f
4.504.136,88
id.
van
‘/sv.
h. kapit.
,,
3.901.012,7411,

,,

8.405.149,621/
2

Geb. en Meub. der Bank
…………….,,

3.312.000,-
Diverse rekeningen
……………….,,

37.680.769,57
1
12

f1.295.320.129,42

Passiva.
Kapitaal ……………………..
f

20.000.000,-
Reservefonds ………………….
in omloop ………… ,,1.143.851.100,-
Bankassignatiën in omloop ………. .,,

7.030.032,55
Rek.-Cour.lHet Rijk t


saldo’s:
J
Anderen ,, 95.170.455,20
1
12
19

95.170.455,20
1
1,
Diverse rekeningen ………………,,

24.268.541,66
1
1,

f1.295.320.129,42

392

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Mei 1920

NED. BANK 1 Mei 1920
(vervolg).

Beschikbaar metaalsaldo…………..
f

397.348.575.80
1
12
Op
de basis van
2
1

metaaldekking
…….
148.138.278,25’/
Minder bedrag aan bankbiljetten inomloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is
.. ,,
1.986.742.875,-

Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer
Minder
Disconto’s

…………….3.340.311,96
Buitenlandsche wissels……22.499.762,-
Beleeningen

…………..86.011.670,16
Goud

………………..280.643,56
Zilver ………………..801.148,15
Bankbiljetten

…………97.902.795,-
Part.
Rek.Crt. saldo’s

….

1.812.305,51Is

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Goud
Zilver
B k
b
,
lj
a
e
7
t
;
n

Andere
opeischbare
schulden

1 Mei

1920

….
635.451
11.624
1.143.851
102.200
24
April 1920

….
635.171 11.323 1.045.948 94.752
17

,,

1920

….
634.835
11.079 1.048.470
110.607
10

1920

….
634.516
10.749 1.049.693
121.016
3

,,

1920

….
634.415
10.605
1.054.980
87.177

3 Mei

1919

….
662.835
7.262
1.083.454
48.581
4 Mei

1918

….
721.833
7.331
971.986
64.449

25 Juli

1914

.. ..
162.114
8.228
310.437
6.198

Data
1

Totaal
1

bedrag
disconto’,
SchatkIst.
promessen rechtstreeks

1

Bdee.
1

ningen
1
Metaal.
ialdo

1
1
percen-
i

lage

1 Mei 1920
235.669
143.000 277.087 397.349
52
24 Apr. 1920
232.329
155.000 191.075
417.837
57 17

1920
248.483
174.000
186.668
413.583
56
10

1920
252.638
177.000
196.625
410.609
55
3

,,

1920
216.902
141.000
204.639
416.073
56

3Mei 1919
144.892
80.000
231.978
443.305
59
4Mei 1918
61.871
18.000
170.593
520.938
70

25 Juli 1914
67.947
14.300
81.686
43.521
1
)
75
1)
Op de ba,ie
van
51
6

metaaldekking.

Uit de bekendmaking van den Minister van Finan’
ciën blijkt, dat uitstonden op:

24
April
1920

1
1 Mei
1920

Aan schatkistpromessen..
f
623.960.000,-

f
596.020.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst ,, 155.000.000,- ,,143.000.000,- Aan schatkistbiljetten
30.944.000,-
,,

21.563.000,-
Aan zilverbons

…….. …
45.578.686,25
,,

45.930.508,25

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrokken
cijfers der laatste weken zijn telegraphisch ontvangen.
Andere
Data

Goud

Zilver

b’7f4i
,,
1
1
opeischb.

17

,,

1920

411.500
24April1920 …….
…315*

*31*

420.500

10

1920 ……
…”’

*”

417.000

20 Mrt.

1920……

17
.1.098

4.216

316.724

90.967 –
13

1920 …….169.076

4.071

318.519

98.808
6

1920 …….170.790

4.497

317.940

100.172
28 Febr. 1920 …….165.821

4.950

317.204

95.017

26April1919 …… .127.68

9.249

213.210

121.451
27 April 1918 …….91.225

18.058

181.344

67.776

25 Juli

1914 …….22.057

1

31.907

1

110.172

12.634

n,-
Data

contos

N..Ind.

ntngen

re e-

metaal-

percen-

1

Wissels. 1

Dek.
Di.-

buiten

Belee.

baar

king,.
n
betaalbaar

ingen
t)

oaldo

lage

24 Apr.1920

22300

103.750
17

,

1920

221.000

105.250

-‘

10

1920

226.500

104.750

*”

20 Mrt.1920 ,1697

15.613 152.571

41.895

93.939

44 13

,,

1920 16.569

15.270 153.808

53.695

89.813

41
6,,

1920 15.042

14.317

155.697

55.896

91.834

42
28Feb.1920 15.502

13.475 156.892

53.189

88502

41

26Apr.1919

8.209

20.419

75.811

8.890

69.961

41
27 Apr.1918

7.586

32.834

67.975

26.565

59.610

44

25 Juli 1914

7.2591

6.3951

47.934

2.228

4.842′

44
1)
Sluitpost der activa.

t)
Op
de basis van

I,
metaaldekking.

DE SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste nosten in duizenden guldens.

Data

Metaal

Circula lie

opeischb.

Disconto’s. Dia. reke.
Andere

schulden

ningenl)

-6 Mrt. 1920

..

1.052

1.670

813

1.740

558
28 Febr. 1920

..

1.050

1.639

968

1.749

– 278
21

,,

1920

..

1.049

1.664

934

1.751

269
14

,,

1920

..

1.048

1.622

1.006

1.645

310

8 Mrt. 1919

..

952

1.686
1
)

865

1.322

119
9 Mrt. 1918

..

546

1.291

884

1.095

748

25 Juli

1914

..

645-

1.100

560

735

396

t
)
Sluitpost
der activa.

2)
Hiervan
zilverbons
265
dz. gid.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK
VAN
ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.

Currency Notes.
Data

Metaal

Circulatie

Bedrag
1
Goudd.
1
Goo. Sec.

28 Apr. 1920 112.518 107.884 337.377 28.500 317.984
21 ,,

1920 112.421 105.963 337.182 28.500 318.017
14

1920 112.450 106.018 340.029 28.500 320.789
7 ,,

1920 112.145 106.811

335.372 28.500 – 313.370

30 Apr, 1919 85.676

77.162 384.340 28.500 331.095
1 Mei 1918 61.361

49.439
1
238.058 28.500 213.836

22 Juli 1914 40.164 29.317

D

Goo

Other

Public

Other

Re.

Dek.

ata

Sec.

Sec.

Depos.

Depos.serve

kings

28 Apr. ’20

59.805

75.164

17.903

122.478

23.084

16,40
21

,,

’20

57.476

79.613

20.047

124.257

24.907

17,30
14

,,

’20

55.119

79.891

19.315

122.889

24.881

17,50
7

,,

’20

59.049

93.550

24.978

133.708

23.784

15,-

30Apr.’19

55.088

82.227

21.930

124.722

29.984

18,38
1Mei

’18

56.460

102.862

34.373

137.652

30.372

17,65

22 Juli ’14

11.005

33.633

13.735

42.185

29.297

52’1,
t)
Verhouding tuschen Reserve en Deposita.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens- kassenscheine, in duizenden Mark.

Data

Metaal

Daarvan

Kassen.

Circu-

Dek.
Goud

,cheine

laile

king,.
1
perC. ‘)

23 Apr. ’20 1.094.919 1.077.645 14.541.409 46.228.045

34
15

’20

1.160.467 1.077.651 14.379.809 45.706.106

34

7

,,

’20 1.137.125 1.091.458

14.051.507 45.617.063

34
31 Mrt. ’20 1.134.338 1.091.453 13.720.502 45.169.780

34

23 Apr. ’19 1.932.972 1.911.845

6.862.119 25.874.800

34
23 Apr. ’18 2.464.725 2.344.806

1.472.703 11.564.031

34

28 Juli

’14 1.691.398 1.356.857

65.478

1.890.895

93
t)
Dekking
der circulatie door metaal en
Kassenscheine

Data

Wissels

Rek. Cr1.

Totaal

fn kas 60 de
Darlehensbassenscheine

uitgegeven

Reichsbank

23 April 1920 37.380.220

13.072.550

28.143.900 14.502.700
15

,,

1920 41.958.456

17.099.647

28.172.700 14.341.300
7

,,

1920 43.111.362

17.117.796

28.336.100 14.264.400
31 Mrt.

1920 44.575.764

18.498.42-9

27.786.800 13.935.100

23 Apr. 1919 28.748.205

11.585.569

17.984.100

6.853.500
23 Apr. 1918 12.698.699

6.298.883

8,289.800

1.457.700

23 Juli

1914

750.892

943.964

OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.

Voornaamste oosten in duizenden Kronen.

Metaal

en

i BOx. schuld t

Bank.

Rek. Cr1.
Data

buiten1.

Disc, en

1

Oostenrijk

biljetten

saldi

1goudwissel3

beleenin gen
1
en Hongarije

7Feb.’20
1)290.428
19.251.400 32.954.00056.994022 6.057.646
31Jan.’20

291.083 19.162.543 32.954.00056.772.802 6.220.536
31Dec.’19

287.640 19.196.063 32.954.000154.481.
2
64 7.906.378
23

,,

’19

297.363 17.856.786 32.954.00015
3
.
109
.
418
7.641.778

23Juli’14 1.589.267

954.356

1 2.159.759

291.270

t) waarvan
222.662
goud,
10.818 buitenlandsche
goudwissels
en 56.948
munt en muntrnateriaal zilver.

5 Mei 1920

ECONOMISCH

STATISTISCIfE BERICHTEN

.393

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden lrancs.

Waarvan

Te goed

BuiL gaw.
Data

Goud

In liet

Zilver

in het

voor,ch.

Buitenland

Buitenland old. Staat

9Apr.’20 5.586.312 1.978.278 244.085 830.875 25.300.000
22

’20 5.586.035 1.978.278 245.805 689.877 25.300.000
15

’20 6.585.730 1.978.270 242.190 643.131 25.300.000
8 ,, ’20 6.585.259 1.978.278 243.948

707.089 25.300.000

1 Mei ’19 5.547.259 1.978.308 310.701 820.982 22.950.000
2 Mei ’18 5.379.657 2.037.108 256.116 1.303.893 15.950.000

23 Juli ‘141 4.104.3901

1
639.620

Utige-

Belee-

Banklit!..

Rek. Cr1.

Rek.
Parit-

Cr1.
bV’t,sels

. stelde
Wissels

ning

jetten

culteren

Staal

2.308.504 559.562 1.784.456 37.687.600 3.379.465 89.842
2.145.842 563.809 1.803.019 37.267.320 3.338.385 302.830 2.222.500 569.650 1.808.080 37.432.290 3.424.970 271.530 2.171.012 572.074 1.804.891 37.507.306 3.204.188 462.079

916.205 901.707 1.209.121 34.100.311 3.384.226 42.100
1.316.081 1.095.412 1.004.032 26.733.186 3.135.363 40.165

1.541.080

769.400 5.911.9101 942.6701400.590

BANQUE NATIONALE. DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden lrancs.

1 Metaal 1
Bdeen. Beleen.

Btnn.
1

1

Rek.

t md.
1

van

1

van

1
wissels
1

Ctrcu-

Cr1.
Data

1
hutten!.
1
buiten!.
1
prom. d.
1

en

1

latie

t

1
saldi
1
vorder.
1
provine.
1
heleen.
1

1

partic.

29Apr.’20 360.8141 84.803 480.000 853.487 5.123.1741.278.341
22 ,, 20 359.654 84.803 480.000 804.199 5.022.961 1.219.144
15 ,, ’20 359.095 84.915 480.000 776.567 5.028.505 1.275.680 8 ,, ’20 358.744 84.955 480.000 728.905 4.991.765 1.287.634

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Goudoorraad
1

1
F.R.
________________________________________ 1
Zilver
1
Naie, In
Data

Totaal

1
Dekking

In hei
1

cle.

1
ctrcu-
bedrag

1 F. R.
Notes buiten!.
1

1

laSte

2 Apr. ’20 1.950.259 1.286.335 112.781 130.169 3.077.323 26 Mrt. ’20 1.934.755 1.304.605 112.781 122.400 3.048.039
19 ,,

’20 1.934.581 1.273.869 112.781 125.745 3.047.133
12 ,,

’20 1.936.364 1.261.956 112.781 120.366 3.039.750

4 Apr. ’19 2.150,950 1.204.855

67.678 2.547.670
5 Apr. ’18 1.813.924

896.481
1
52.500 63.509 1.479.920

Totaal

1
Gestort

Dek-

Goud-
Data

Wissels

DeposiIos

Kapitaal
1
king.s.. 1 dekking
1
perc.
‘) 1
circul.
2)

2 Apr. ’20 2.824.554 2.609.945

91.284

42,9

47,4
26 Mrt. ’20 2.901.109 2.541.692

91.059

42,7 . 47,1

19

’20 2.670.913 2.625.851

90.958

43,5

48,3

12 ,,

’20 2.927.618 2.616.036

90.871

42,5

47,0

4 Apr. ’19 2.108.772 2.348.325

81.658

47,3

63,7

5Apr. ’18 900.386 1.886.318

74.494

60,6

t)
Verhouding tusschen: den totalen goudvoorraad, zilver etc.. en de
opeischbare schulden: F R.
Notes
en netto
deoositoe.
1)
Na
aftrek
van 35 pCt. der totale dekkingsmiddelen als dekking voor de netto
deposiio’s.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET

FED. RES.
STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden
dollars.

Totaal

Reserve

Waarvan
Data

Aantal

uitgezette

hij de

Totaal

time

banken ii
i
eggingen
F. R. bonkj deposito j

deposits

26 Mrt. ’20 809 15.466.778 1.413.492 14.127.109 2.581.774
19

’20 809 15.363.777 1.387.080 14.311.500 2.574.140
12 ,, ’20

808 15.371.381 1.436.486 14.314.860 2.563.893
S

’20 807 15.813.379 1.403.512 14.143.082 2.587.143

28 Mrt. ’19

772 14.210.151 1.244.821 12.342.152 1.679.153
29 Mrt. ‘181 682 12.094.0771 1.188.456 11.220.777 1.378.131

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opjenomen bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 3 Mei 1920.

De houding der internationale fondsenmarkten is er de
afgeloopen berichtsperiode niet beter op geworden. In de
groote centra waren allerwegen factoren overheerschend, die
een deprimeerenden invloed hebben uitgeoefend. Vooral in
Duitschland is dit het geval geweest en wel tengevolge van
een oorzaak, die, in het algemeen gesproken, juist een ople.
ving van optimistische gevoelens ten gevolge had moeten
hebben. De koers van de Mark in het buitenland nl. beweegt
zich nog steeds op een peil, dat in vergelijking met het
niveau van enkele weken geleden, vrij hoog moet worden
genoemd. Hieruit is derhalve de conclusie te trekken, dat
de algemeene toestand voor Duitschland gunstiger wordt
beoordeeld en dat ook wat meer vertrouwen ten opzichte
van .de toekomst heerscht. Op de fondsenmarkt echter heeft deze voor het land op zichzelve gunstige situatie een geheel tegenovergestelde uitwerking gehad. Zoo goed als bijna alle
fondsen, valuta-waarden en andere; een stijgende richting
hebben ingeslagen, toen de Duitsche Reiohsmark steeds ster-
ker teekenen van depreciatie ging vertoonen, heeft zich
thans het omgekeerde geval voorgedaan. Voor zoover het
zuivere valuta-waarden betreft, behoeft deze gang van zaken
geen verwondering te wekken; de koers hiervan staat in het meest directe verband met de waarde, die in buitenlandsche
munt er aan wordt toegekend. De depressie echter heeft zich
ook verder uitgestrekt en heeft de gansche fondsenmarkt
aangetast. Als oorzaak hiervan moet de algemeene malaise
in de handeiswereld worden aangemerkt. Langzamerhand
is het geheele handelsieven en de industrie ingesteld op den
export naar het buitenland en deze constellatie wordt thans
ten ernstigste bedreigd door de stijging in de Duitsche
valuta, of, hetgeen eigenlijk nog sterker weegt, door de
daling der buitenlandsche deviezen. Van het, buitenland uit-
gezien toch heeft de koersverbetering der ‘Mark niet zulke
buitengewone proporties aangenomen; indien men echter
weet, dat in Duitschland zelve Zwitsersche Francs zijn
gereageerd van 19 tot 9 Mark, Dollars van 102 tot 49,
Fransche Francs van 7 op 3 Mark in het tijdsverloop van
slechts enkele weken, dan begrijpt men, welke geweldige
moeilijkheden de uitvoerhandel ondervindt en voor welke
verliezen zoowel industries als handel zijn gesteld. In dit
licht beschouwd, spreekt het dan ook vanzelf, dat de beurs
alleen de ongunstige reflecties heeft opgevangen; uit den aard der zaak wordt ook thans weder sterk naar 66u zijde
overdreven, in dezelfde mate als dit geschiedde, toen de
Mark een voortdurende reactie aantoonde.
In ieder geval is er niet de minste kooplust ter beurze
van B e r 1 ii n op te merken, hoewel hiertegenover moet
worden gesteld, dat in de allerlaatste dagen ook de verkoop-
drang iets is verminderd. Te W e e n e n is feitelijk dezelfde loop van zaken op te
merken. Hier is. het echter niet zoo sterk een gevolg van
de valuta-stijging, doch meer van de stroefheid op de geld-
markt. Door de geweldige prijsstijgingen hebben zoowel
indistrie als bankwezen veel grooter kapitalen noodig dan
vroeger, en deze worden onttrokken aan de beurs. Iedere
week doet zich dan ook hetzelfde schouwspel voor: in den
aanvang worden nog wel posten uit de markt genomen,
doch tegen het einde, bij de report, blijkt dan gewoonlijk, dat
het overgroote deel gekocht is door speculanten, die niiet’de
middelen ‘bezitten om hun posities aan te houden en die
derhalve, onafhankelijk van den koers, weder tot realisatie moeten overgaan. Dit oefent dan een druk op de markt uit,
waartegen een eventueel begin eener rjzing bijna nooit
opgewassen blijkt. Als geheel is de tendens dan ook bepaald
lusteloos te noemen.
Te L o ii d e n heeft de teruggang van den Sterlingwissel
in New York een deprimeerende uitwerking gehad. De
oorspronkelijke verheffing is toe te schrijven geweest aan
de politiek van de Engelsche Regeering om goud ter dispo-
sitie te stellen van de Unie ter gedeeltelijke betaling van de
in October aanstaande vervallende Anglo-French Lon. Ook
dacht men door de verbetering van de Engelsohe handels-
balans spoedig zoo ver te kunnen komen, dat althans een
aanmerkelijk deel der depreciatie zou kunnen verdwijnen.
Nu eenerzijds de goudverschepingen tijdelijk zijn gestaakt
en anderzijds de uitbreiding van den Engelschen export niet
zoo snel gaat als velen hadden gedacht, is een teruggang in
den Pondenkoers, die overigens sterk gestimuleerd was door
tendens-aankoopen, ingetreden. Ook de onttrekking van Ame-
rikaansche saldi aan de Londensche markt, in verband met
de hooge geldkoersen te Wallstreet, heeft een remmenden
invloed uitgeoefend.
Te P a r ii s is men ‘voornamelijk getroffen door de

394

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Mei 1920

arbeidsonlusten, die in integreerende gedeelten van het
industrieele leven zijn ingetreden. De spoorwegarbeiders zijn
reeds in staking getreden en men is bevreesd, dat zij weldra
gevolgd zullen worden door de mijnwerkers. Ook het nog
steeds ongedekte tekort van de staatsbegrooting heeft er
niet toe medegewerkt een optimistische stemming te doen
heerschen.

Te N e w Y o r k is de tendens niet eensluidend geweest
gedurende het verloop der berichtsperiode. Na een aanvan-kelijke hausse-stemming is een vrij hef tige reactie ingetre.
den, dimen in verband hiermede overweegt,-om .maatrege-
en •tegen een verdere uitbreiding der speculatie ter beu
oze
te neme.
Te o n z en t daarentegen heeft een voortdurend geani-
meerde tendens sterk de overhand gehad. Zelfs kon de
inheemsche
staatsfondsenmarkt
dit voor een gedeelte onder-
vinden. De meeste koersen onzer Nederlandsche staatslee-
ningen tonnen namelijk een, zij het fractioneele, vooruitgang
aan, ondanks den hoogen stand der geidmarkt. Voor een deel
moet dit worden toegeschreven aan het feit, dat zelfs bij het
lioogere niveau van de geidmarkt onze Nederlandsche staats-
fondsen in vergelijking hiermede nog een zeer aantrekkelijk
rendement afwerpen.
Buitenlandsche staatsfondsen hebben niet de minste be-
langstelling getrokken. Over het algemeen waren de koersen
van Russen, die het voornaamste gedeelte dezer te onzent
genoteerde waarden uitmaken, eerder iets lager aangeboden.

27
Apr.
30
Apr.
3
Mei.
Ri1ziogo

6

/o
Ned. W.
Seh. . . .
85

8514

851 +
1
I16
434

,,

,,

,,

1916

82
11
110
8211
4

831,

-1-
1
I16
4

0
/0 p,

1916

72/io

7214

73
1
1:

…f..
15116
334 %

,, ,,

. . .

61
1
12

6018

61

– 11
3

01

,,

,,

,,

. . • .

52I8

51
1
18

5218 + 112
234
01 Cert. N; W.
S
…..
44
5
/s

4411e
441i6

lio
5

0
1
Oost-Indië 1915 . . . .

891

89I

97/o
4

°/oHongarijeGoud
lOt/s
10’18
10’18
4

0
1
Oostenr.Kronenrente
6
1
19
6h1
6h18
5

0
10 Rusland
1906

……
14’llo
15
1
1
131

436 °/olwangorod Dombr…
12
lO’/s
10218

1
5
18
4

/,,
Rusland Cons.

1880
12
1018
1171,6

1110
4

0
1
Rusl. bij Hope
&
Co.
13
1111
:

11111

1112
4

0
1
Servië1895

…….
19
19
19
436
°/
o
China Goud 1898
-.
56 56 56
4

0
1
0
Japan1899

……..
54
– –
4

0
10
Argentinië Buitenl,.
47
47
47
5

0
10 Brazilië

1895
——
51/4
5011
3

51’1,6

5

%

,,

1913
……
50
50 50

De locale afdeelingen echter hebben, zooals reeds gerele-
veerd, van een onafgebroken hausse-tendens blijk gegeven.
In de eerste plaats moeten hier worden genoemd
suiker-
en
petroleumwaarden.
Wat de eerstgenoemde aangaat, is het
opvallend, hoe uiterst weinig materiaal ter markt komt. De
kooporders zijn nu reeds weken lang overwegend en iedere nieuwe opdracht kan slechts uitgevoerd worden tegen sterk
verhoogde prijzen, hetgeen een bewijs is voor de onderstel-iring, dat slechts dan tot realisatie wordt overgegaan, indien
de te maken winst zeer hoog kan worden genoemd. De
nieuwe koopers zijn meestal ongeneigd tot afgeven en wach-
ten met vertrouwen het verloop der zaken af. De berichten
uit Indië zijn in de achter ons liggende berichtsperiode zelfs niet onverdeeld gunstig geweest, daar gewag werd gemaakt
van een actie onder het personeel van enkele suikerfabrie-ken, die dan ook een loonsverhooging van 50 pOt. hebben
verkregen. Doch zelfs deze mededeeling, die, in normale en
kalmer tijden ongetwijfeld een tegentendens in het leven
zou hebben geroepen is niet in staat geweest ook slechts de
geringste onrust te verwekken. Alle suikerwaarden bleven
dan ook gevraagd en verlaten de week op een aanzienlijk
verhoogd niveau. Volledigheidshalve dient hier nog te wor-
den vermeld, dat de verkoopen voor Indische rekening,
welke eenigen tijd boven de markt hebben gehangen, thans
blijkbaar geheel uitgevoerd zijn.
Op de
petroleumafdeeling
hebben voornamelijk aandeelen
Gecousolideerde Hollandsche Petroleum Maatschappij de
aandacht getrokken door een voortdurende uiterst opge-
wekte stemming. Iedere dag was de noteering weder hooger
dan de voorgaande en behalve de dagspeculatie vielen er
aankoopen van zeer goede zijde op te merken. Verschil-
lende geruchten doen omtrent dit fonds de ronde. Dan eens
verluidt, dat gerekend kan worden op een hoog dividend,
dan weder, dat men rekening dient te houden met een
,,bonus”, die binnenkort tot uitkeering zal komen. Bevesti-
ging of ontkenning dezer geruchten kan niet worden ver-
kregen en de voortdurende kooporderg oefenen hierbij een
magischen invloed op de speculatie uit. Ook dekkingsorders

van contramine-posities spelen bij de sterke rij zing een rol
van beteekenis.
Tegen het slot der berichtsperiode is de optimistische
stemming overgeslagen op aandeelen Orion, die den ganschen
tijd volkomen verwaarloosd zijn geweest.
Aandeelen Koninklijke Petroleum Maatschappij konden
slechts matig in de belangstelling deelen; deze waren dan
ook meer afhankelijk van de aanwijzingen in het buitenland
en waar de tendens noch te Londen, noch te Parijs, noch
te New York overheerschend willig is geweest, behoeft liet
geen verwondering te wekken, dat het hoofdfonds in cle
betrokken afdeeling eenigszins is achter gebleven.
Van bankaandeelen is de aandacht voornamelijk getrokken
door aandeelen Koloniale Bank, in verband met de suiker-
berichten. Ook aandeelen Rotterdamsche Bankvereeniging
waren iets meer gevraagd, als gevolg van het pas uitge-
brachte jaarverslag, dat een uiterst gunstigen indruk heeft
gemaakt en dat daarenboven alle geruchten, die eenigen tijd
geleden hebben gecireuleerd omtrent groote verliezen door
de Bank geleden, absoluut en afdoende heeft gedémenteerd.
Van de Cultuurafdeelingea dienen hier te worden ge-
noemd
tabakswaarden,
die hun koersverheffing gematigd
doch voortdurend hebben voortgezet. De komende veilingen
niet de verwachte gunstige resultaten oefenen hier een
invloed van beteekenis uit, terwijl bovendien geruchten
loopen omtrent fusie’s tusschen de ‘voornaamste onderne-
mingen als Senembah, Deli Maatschappij en Medan.
Op de
rubbermarkt
zijn het voornamelijk de minder
courante soorten geweest, die de aandacht hebben getrok-
ken. Aandeelen Amsterdam Rubber waren wel hooger in
prijs, doch de verbetering hier werd geheel in de schaduiv
gesteld door aandeelen Oost-Java Rubber, Nederlandsche
Rubber, Padang Rubber, Soengei Raya, enz.
Een rubriek, die voorts zeer sterk de aandacht heeft ge-
trokken, was de
theeafdecling.
In verband met de zeer hooge
dividenden op thee-aandeelen, die niet officieel ter beurze
zijn gehoteerd, ontstond groote vraag voor de wel-officieel
verhandelde, met name voor aandeelen Banjoewangi, die in
groote posten en tot sterk verhoogde prijzen uit de markt
werden genomen. Ook hier spreekt men overigens van over-name door een groote maatschappij.
Binnenlandsche indo,strieele waao-den
waren eerder ge-drukt en iets lager in prijs.

27
Apr.
30
Apr.
3
Mei.
Rijzing of
dahng.
Amsterdamsche Bank

.-
188
1
1
189
189
+
11
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand
239/4
23918
240
0
18
+
518
Rotterd. Bankvereeniging
14418

14471
8

146e1s
+
l’I
Amst. Superfosfaatfabriek
137
1
12
137
137

112
Tan Berkel’s Patent.
……
130,
128 129

1
Insulinde Oliefabriek

. . .
241
1
1,
238
240’/,

1
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand
98
981
9818
+
718
Ned. Scheepsbouw-Mij.
….
144
140 135

9
Philips’ Gloeilampenfabriek
619
5992/
4

599314

1914
R. S.
Stokvis
&
Zonen 640 643
6441
+
4
8
14
Vereenigde Blikfabrieken.

136
1
12
140
130’/4
—6 114*
Compania MercantilArgent
305
320’12
321
+
16
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
345
341’/
346
+
1
Handeisver. Amsterdam
– –
87211
2

883’1
904’12
+
32
Roll. Transatl. Handelsver.

104
110
110
+
6
Linde Teves
&
Stokvis
204 204
204
VanNierop&Co’s Handel-Mij
203
202/4
204 +
1
Tels
&
Co’s Handel-Mij

162
165/4
185
+
3
Gecons. Roll. Petroleum-Mij
310
1
12
327
362
+
52’/,
Kon. Petroleum-Mij .
……
927
910
1
12
932’/
+
5’12
Orion Petroleum-Mij
…….
61
61
65’1,
+
4’12
Steaua Romana Petr.-Mij.

155
151
153’/

1
1
/1
Amsterdam-Rubber-Mij.
. –
24012
244
248112
+
8
Nederl.-Rubber-Mij.
…….
124’/
130
140’12
+
15
8
1
Oost-Java-Rubber-Mij
…..
380 392 396
1
1
+
1611,
Deli-Maatschappij

……..
535
529 542’1
+
7’1′ Medan-Tabak-Maatschappij
289
1
1,
300 308
+
18’12
Senembah-Maatschappij
510
510
516’1,
+
6’/
*
ex
.
dividend.

Daarentegen kon de
scheepvaartafdeeling
zich volkomen
herstellen van de reactie, die na de opheffing der staking
was ingetreden. De onmiddellijke aanleiding hiertoe is ge-
weest het bericht van oprichting der N.V. Vereenigde
Nedes-landsche Scheepvaart Maatschappijen, bij welke maat-
schappij de voornaamste reederjen zijn aangesloten, zoodat
in de eerste plaats een zeer krachtig blok wordt gevormd,
dat t.z.t. tegen iederen aanval dienst kan doen, terwijl in
de tweede plaats langs den weg van onderling overleg de
concurrentie voor een zeer aanzienlijk deel wordt uitgescha-
keld, terwijl de onkosten, door de organisatie die het ge-
heele werel’dverkeer omvat, tot een minium worden geredu-

5 Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

395

ceerd. De beurs heeft de aankondiging der oprichting van de
combinatie zeer gunstig opgenomen.

27 Apr. 30 Apr.
3 Mei.
Rizi
rs
oi

Holland-Amerika-Lijn

..
. .
495
496
525’1
+
30
1
12
gem.eig.
487
1
1,
484’I
520′!,
+
33
Holland-GuIf-Stoomv.-Mij..
305
315
315
+
10
Roll. Alg. Ati. Stoomv.-Mij.
172
1
1
172
1
1g
172’/d
Hollandsche Stoomboot-Mij.
203
1
1
206 216’12
+
13
Java-China-Japan-Lijn….
352
1
12
350
372’/

4

20
Kon. Hollandsche Lloyd
. .
183
1
1
182
189’/
+
6
Kon. Ned. Stoomb.-Mij.
. .
237
8
/
225
1
14
243
+
5114

Kon. Paketvaart-Mij .

….
240
242
1
12
253
+
13
Maatschappij Zeevaart
. . . .
380
349


31*
Nederi. Scheepvaart-Unie.
.
283
1
1,
285’14
309′!,
+
28
Nievelt

Goudriaan

……
650 640
685
+
35
Rotterdamsche Lloyd……
281 278 310
+29
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg”
365 365
365
,,Nederland” .

353

357

384’12 + 31′!,
,,Noordzee” .

145

144

149
1
18 +
4
1
18
,,Oostzee”

299

290

300

+ 1
* ex. claim.

De
‘Amerikaansche markt
was zeer stil, hetgeen nog in de hand werd gewerkt door de onderbreking der zaken te New
York op den eersten Mei.
27 Apr. 30 Apr. 3 Mei.
Rieigof

American Car & Foundry.
153

145
11
1,, 147’I8 – 5
1
/8
Anaconda Copper ……..132″!,, 130

132


Un. States Steel Corp ….. 11011/,, 106
6
/1e
107518 – 3′!,,
Atchison Topeka ……..89’/8

88

8811116 –
Southern Pacific ……..101’/

104

104
1
18 + 3118
Union Pacific …………128′!, 128
1
14 127’14

3
14
Int.Merc.Marine afgest…..41’/s

38
0
I1

39
1
1


1719

11

,,

,,

,,

prels 163

158
7
1e 158

– 5

De
geidmarkt
bleef vast en vrij stroef; prolongatie
noteerde 5 t 5 pCt.

GOEDERENHANDEL

GRANEN.

4 Mei 1920.
De oogstberichten tilt West-Europa zijn over het algemeen
minder gunstig dan in vorige weken, omdat liet onstuimige.
cn natte weder van Api’il weinig bevorderlijk is geweest
aan (Ie ontwikkeling der reeds te velde staande gewassen
en aan het uitzaaien van het zomergraan. Vooral uit
Frankrijk en Engeland komen klachten. De laatste Duitsclie
berichten wijze op verbetering en vooral is daarin van ho-
teekenis, dat het tekort in den iiitzaai van wintertarwo
grooteadeels is ingehaald door ruimen voorjaarsuitzaai,
waarvoor het weder zer gunstig is geweest. Ook de stand

Noteeringen.

Chicago

1

Buenos Aurez

Data

Tarwe

Man

Haver

Tarwe

Man LlJnzaad New York Mci

Mei

Mei

Mci
1
Mei

1 3Iei ’20 320
4)
175
5
1,
102
24,40 10,45
28,35
24Apr.’20 313
173
98’/4
24,30
10,55
28,45
1 Mei’19 226
164
69’/s
11,301)

5,20
8
)
21,15
8
)
1 Mei ’18 220
127’1
78
12,20 5,25
24,10
1 Mei ’17 257
1
12
145’/4
66’s
15,-
9,40
2
)
10,20
23,-
20Juli’14

82
‘)

56
5
18
1
)
361,

)
5,38
1
)
13,70
2
)

‘)per Dec.
1)
per Sept.
8)

per Juni.,
4)
per Mei.

der rogge heeft over het algemeen verbetering ondergaan.
Berichten omtrent de wintertarwe in de Vereenigde Staten
van Amerika zijn nog al tegenstrijdig en daardoor is het
bezwaarlijk eene bepaalde conclusie te trekken. Wel schijnt
vast te staan, dat het winterverlies grooter is geweest dan
op 1 April werd geschat. Voor den uitzaai der zomertarwe
werken de omstandigheden niet mee. Als gevolg van tekort
aan arbeidskrachten en ongunstig weder vreest men te moe-
ten rekenen met een vermindering in den uitzaai tegenover
het vorige jaar van 10 t 15 pCt. Men dient hierbij echter
niet te vergeten, dat het vorige jaar de uitzaai buitengewoon
groot is geweest en dat hij nu, zelfs bij eene vermindering
van 10 t 15 pCt., het gemiddelde belangrijk zou overtreffen.
Het is natuurlijk nog veel te vroeg, om ons reeds nu te
verdiepen in schattingen van de opbrengst. Ook in Canada
had men gaarne beter weder voor den tarweuitzaai gehad en
liet schijnt, dat d-ie eenigen tijd tea achteren is. Over ver-
mindering van de bezaaide oppeavlakte hoort men echter
nog niets.
De loop der tarwemarkten wijst er nog steeds op, dat de
vraa,g liet aanbod overtreft. Wel wordt bijna geregeld uit
Amerika verscheept, al zijn dan de cijfers nog niet zeer groot, en gaat Argentinië voort met het verschepen van
buitengewoon groote hoeveelheden, doch de prijzen, vooral
aan de Argentijnsclie markten, stijgen voortdurend en de
Europeesche importianden ivolgen die verhoogingen. Meer en
meer begint het er op te lijken, dat aan het einde van Juni
(Te Argentijnsche tarweuitvoeren liet cijfer^ van 3 millioen
ton znllen hebben bereikt, waarop, volgens mededeeling van
den Argentijnschen Minister van Landbouw, uitvaardiging,
van een uitvoerverbod zal worden overwogen. Voor do.
invoerlanden is dit zeker een zeer onaangenaam vooruit-
zicht, waar Argentinië tegenwoordig verreweg- de grootste
tarweleveraiscier is en een Argentijnsch uitvoerverbod de
tarwevoorziening van Europa zeer bezwaarlijk zou maken.
Wel is er nog veel tarwe in Noord-Amerika over, doch bij
uitschakeling van Argentinië zou over dat overschot spoedig
zijn beschikt. Australië heeft zijn surplus aan tarwe in de laatste maanden sterk zien verminderen en Britscli-Indië
zou, wanneer Argentinië zijne uitvoeren beperkte, slechts.
weinig als plaatsvervanger van dat land kunnen uitrichten.
Het blijkt onder deze omstandigheden wel zeer duidelijk,
hoezeer West-Europa Rusland en Roemenië mist als leveran-
ciers van tarwe.
Zooals uit het bovenstaande blijkt, betreft de onzekerheid
op liet punt der tarwevoorziening van Europa niet zoozeer
liet heden, als, wel de toekomst. De wereldverschepingen zijn
de laatste weken steeds zeer voldoende voor de behoefte,
wanneer men tenminste mag aannemen, dat die behoefte
tegenwoordig door geringere West-Europeesche productie
niet grooter is dan vOOr den oorlog. In Argentinië zijn de
verscliepingen zoo groot, dat de spoorwegen en de havens niet in staat zijn voldoende hoeveelheden aan te voeren en

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

s
oorten.
5 Mei
1920
26 April
1920
5 Mei
1919

Tarwe

(Plata 78 K.G.) ‘)
38,25
38,-

Rogge (No. 2 Western)
1)
29,75
29,75

Mais (La Plata)

……
2
)
393,-
410,-
630.-
Gerst (48
lb.
feeding)
..’)
500,-
485,-
500.-
Haver (38
lb.
white
cl.) .

‘)
22,-
21,50

Lijukoeken (Noord-Amen-
ka van La Plata-zaad)’)
205,-
205,-
340.-
Lijnzaad (La Plata)..
. .4)
850,- 860,-

‘) p. 100
K.G.

‘) p.
2000 K.G.

‘) p. 1000
K.G.
4)

per
1960 K.G.

AANVOEREN in ton, van
1000
K.G.

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen. 26Apr.11 Mei
Sedert
Overecnk.
26Apr.11 Mei
Sedert
Overeenk.
1920 1919

1920
1 Jan. 1920
tijdvak 1919
920
1 Jan. 1920
tijdvak 1919

12.363
122.9.58
148.926



38.031
5.970
160.989
154.896
Tarwe ……………..

205 6.266

8.690
205
14.958
Rogge

……………….
-.
2.500

– –


2.500

Boekweit

……………
10.546 103.286
15.355

18.924

122.210
15.355 507 5.252
23.290

120

3450
5.372 26.740
869
16.397
109.821


.


16.397
109.821

Mals

……………..

Lijuzaad
…………..
12.631


2.424

15.055

Gerst

………………
Haver

………………


20.858
4.120

1.406

22.284
4.120
Lijnkoek
……………
6
..461


5.779
144.886


37.435 5.779 182.321
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten
30
3.228
100.846

100
1.366 3.228
102.212

396

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Mei 1920

te verwerken, om alle schepen, die voortdurend blijven aan-komen, te beladen. Vandaar groote opstopping in de havens
en tijdverlies, waarin het einde der stakingen nog weinig
verbetering heeft kunnen brengen. Voor in de havens aan-
wezige partijen worden dan ook hooge premies betaald.
Dit geldt niet alleen voor tarwe, doch ook voor mais.
Wel blijft men het overschot aan maIs, dat Argentinië dit
jaar ter beschikking heeft, nog steeds zeer hoog berekenen,
maar alle partijen, welke ter beschikking komen, vinden
nog steeds met .graagte koopers en verschepingen blijven
ruim. Reeds zijn in de laatste weken de aankomsten van
mais in Engeland grooter dan gemiddeld vÔÔr den oorlog
en van de Argentijnsche verschepingen blijft nog steeds
een groot gedeelte voor Engelsche rekening en wel vooral
voor die van de regeeriug. Deze gaat voort haar mars be-
schikbaar te stellen voor 701- per 480 lbs., welke prijs veel
lager is dan die, waartoe de handel op basis der tegen-
woordige prijzen zou kunnen aanvoeren. Naast cle verkoopen
der regeering heeft dan ook reeds geruimen tijd de vrije
handel in Plata Mais aan de Engelsche markten plaats
gevonden tot veel hoogere prijzen, doch blijkbaar onder den
invloed van den voortdurend zeer grooten stroom van
regeeringsaanvoeren is in den vrijen handel de prijs in het
laatst der vorige week gevoelig gedaald en is men, vooral
voor April/Mei, nog slechts enkele shillings boven den
regeeringsprijs. Latere posities houden ziéh beter op prijs,
waarschijnlijk ondat verwacht wordt, dat tegen dien tijd
de regeerin.g hare mais zal hebben uitverkocht.
In Finland en Ska’ndivavië blijven de prijzen eveneens beneden Argentijnsche par.iteit. Slechts in België en ook
in zekere mate in Nederland was dit niet het geval. Het
ligt dus voor de hand, idat men in die andere landen deze
omstandigheid ‘heeft gebruikt, om een gedeelte van zijn
overschot naar België en Nederland af te zetten en ver-
sohepers bovendien bijzondere aandacht aan de markten
te Antwerpen en te Rotterdam schenken. De markten zijn
daar echter slechts klein, waar het voornaamste achter-
land, Duitseliland, tegenwoordig weinig maïs in ‘cle open
markt koopt en het gevolg is ‘dan ook reeds, dat de prijzen
in België dalen tengevolge van groote verschepingen naar
Antwerpen. Slechts zeer spoedig beschikbare partijen bren-
gen daar nog ‘hooge prijzen op, omdat de maisvooi-raden
in België uiterst klein zijn en ook haver in sommige ge-
deelten van het ‘land bijna geheel ontbreekt.
Haververschepin’gen naar Europa ‘zijn den laatsten tijd
niet groot, 4aar ‘de Amerikaansche prijzen geene rekening
laten. Hetzelfde geldt voor .gerst en zelfs de beperkte hoe-
veelheden, die uit Argentinië van dit artikel worden ver-
scheept, zijn nog voldoende voor de ‘behoefte. Maïs echter
wordt zoo ruim aangeboden, dat voor voorziening van
West-Europa met voedergraan voorloopig geen gevaar be-
staat. Wel blijven de prijzen in Argentinië zeer hoog. Bij schaarschte aan tarwe zal in het ergste geval in sommige
landen mais ook voor de broodvooi-ziening goede ‘diensten
kunnen bewijzen. Voor hetzelfde doel wordt met den aan-
koop van rogge uit Noord-Amerika nog geregeld voortge-
gaan, ofschoon de versahepingen van dit artikel in ‘verge-
lijking met die van .tai-we tea slotte niet veel gewicht in
de schaal leggen.
Het sdhijnt, ‘dat nu binnenkort werkelijk uit Roemenië
graanverschepingen kunnen worden verwacht. Reeds zijn
aanbiedingen van mais in de markt, doch voor tai’we en
roggë wordt voorloopig geen uitvoer toegestaan.
Lijnzaad is in Argentinië ‘den laatsten tijd weinig in
prijs veranderd. De Europeesche vraag is niet zeer groot
en de verschepingan naar Noord-Amerika hebben eenige
vermindering ondergaan. Men mag echter aannemen, dat
dit laatste slechts een tijdelijk verschijiisel is, daar de be-
hoefte in de Vereenigde Staten naar Argentijnsoh lijnzaad
onveranderd blijft voortduren.
N e d er 1 and. Het einde van de staking der ‘haven-
arbeiders heeft den •graanthandel in de afgeloopen week ge-
makkelijker gemaakt, ‘doch met eenige vermeerdering der
vraag is dat niet samengegaan. Voor mais was die vraag
zelfs geringer dan in voorafgaande weken en aankomende
partijen vïncien sleh.ts ‘langzaam koopers. Er is nu zeer,
weinig mais naar Nederlandsche ‘havens onderweg, doch
eene aansporing voor verbruikers, om zich naar aanleiding
daarvan eenigen voorraad ‘aan te schaffen, is ‘dit tot nog
toe niet geweest. In ‘haver was
e:.Qmzet
grooter dan den
laatsten tijd het geval was, vooral omdat ‘gedurende de staking geen haver uit de in de ‘havens liggende booten
gelost was. Voor lijnkoeken en andere voederartikelen
blijft de vraag gering. Zaken in rogge en tarwe naar Cen-traal Europa worden tot stijgende prijzen geregeld aan de
merkt te Rotterdam afgesloten, doch ondervinden ‘het be-
zwaar, dat wegens transport- en verschepingsmoeilijkheden

in de Vereeuigde Staten vei-schepers weinig geneigd zijn
op spoedige ‘aflading te verkoopen en ook Argentijusche
tai’we slechts bij uitzondering in spoedige posities kan wor-
den aangeboden.

SUIKER.

De Amerikaansche markt is nog onveranderd vast (Spot
Centrifugals blijven 19.56 c. genoteerd) en doet deze stem-
ming zich nog steeds op de andere wereldmarkten gelden,
vooral waar Amerika, na eene korte pauze, thans weer
suiker koopt.
Hier te lande toonde zich, nu de staking in het haven-bedrijf is opgeheven, weer meerdere vraag naar export-
suiker, doch zijn houders nog niet verkoopsgezind.
In P o 1 e n is de afgeloopen oogst zeer tegengevallen.
Men had eenen oogst verwacht van 75.000 tons, doch is die
50′ pCt. kleiner geworden, zoodat 25.000 tons moesten wor-den ingevoerd. Voor de volgende campagne is thans de prijs
voor suikerbieten verhoogd op Mk. 25 per 50 K.G., terwijl
ook consumptiesuiker in prijs verhoogd zal worden, een en
ander ter vermeerdering van de opbrengst:
Voor T s j e cli o
w
– S 1 o w a k y e wordt de opbrengst
van dit jaar geraamd op 500.000 tons suiker. De ,,Tel.”
meldt, dat door de regeering de grondprijs voor beetwortels
uit den volgenden oogst thans is vastgesteld op Kr. 26 per
100 K.G., dôch moeten fabrikanten voor elke 100 K.G. Kr. 4
in de fondsen van het meststoffencomité storten, terwijl
verbouwers ‘verplicht zijn bij elke 10 ton beetwortels 9 K.G.
zaad te leveren. Verder zal de regeering voor eene voldoende kolenvoorziediug zorgdragen.
In E n g e 1 a n d wordt witte Java.suiker genoteerd: Spot
Sh. 147/-, Juli-afscheep Sh. 90/-, Augustus Sh. 881- en Sep-
tember Sh. 86/- f.o.b.
Op J a v a, zijn de prijzen, na eene korte periode van
flauwte samenvallende met Amerika’s pauze, thans weder
aangetrokken in verband met de hernieuwde Amerikaansche
kooplust. Verdere in Britscli-Indië liggende par.tijen Java-
suiker werden tot hooge prijzen voor proinpten afscheep
naar Amerika verkocht. Volgens het Archief is de aan-
plant voor oogst 1920 13,2 pCt. grooter dan die voor 1919,
in welk jaar de aanplant 15,6 pCt. kleiner was dan voor
1918.
N e w Y o r k noteert voor suiker op termijn: Mei-leve-
ring 18.50 c., Juli 18.25 c. en September 18.35 c.
De oogst in A r g e n t i n i ë heeft 270.000 tons opge-
bracht, hetgeen 10.000 tons meer is dan de taxatie bedroeg.

Cuba – statistiek:

1920

1919

1918
‘Veekontvangsttot24 Apr. 154.000 135.217 124.409 tons
Totaal sedert 1 Dec. 1919. 2.437.000 2.264.368 2.174.501
Werkende fabrieken .. . .

172

195

185
Weekesporten tot 24 Apr. 130.000

91.316

92.452
Totaal sedert 1Januari.. 1.720.110 1.279.189 1.132.322
Exp.
U.
K. 1 Jan.-27 Mrt.’ 214.950 147.172 188.335
Frankr.,,

,,

24.847

2.126

7.400
Voorraad op 24 April ..

682.000 1.015.221 1.042.077

NOTEERINGEN.

Data
Am,ter.
dom per
loopende

Londen

New Yo,k
96pCi.
Cent,!.


Tot
es
Cube,,
J
Whlie Java
ob. per
1 Amer. Cra.
nulated
maand
No.
/
Juni

juW
j

April/Mei
fugals

Sh.
Sh.
5h.
$
ets.
30Apr.’20
f

841-

901- 1191-
19,56
23

,,

’20
,,


841-

1)
1151- iLll6/-
19,56
30 Apr. ’19
,,


6419
321′-
3119

7,28
30Apr.’18
,,


6419



5,92
21 Juli ’14
,,111i2
181-



3,28

i) 851- it 901-.

KATOEN.

Mai’ktbericht van de Heeren Sir Jacob Behreus & Sons,

Manchester, dcl. 14 April 1920.


De stemming op de Amerikaansche katoenmarkt is de
laatste dagen zeer vast geweest tengevolge van het slechte
weer in de katoendistricten, doch de spoorwegstaking in
Amerika heeft een slechten invloed gehad op een verdere
prijsstijging. De vrag blijft gering en de eerste maanden
worden geleidelijk goedkooper. Prijzen van Egyptische katoen
blijven zeer vast niettegenstaande den kleinen omzet. De afle-
veringen aan de spinnerijen blijven echter zeer belangrijk
en de berichten over den nieuwen oogst luiden gunstig.
De vraag naar garens blijft nog steeds gering. Prijzen
blijven echter vast, speciaal voor kettinggarens, terwijl voor

5
Mei 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

397

orders in inslaggarens wel kleine concessies gedaan worden.
De volle productie der spinnerijen wordt vlot afgenomen,
terwijl de loonkwestie ook de verkoopers meer vasthoudend
maakt. Over het algemeen verwacht men geen hoogere prij-
zen, doch de meeste producenten hebben groote orders .ge-
boekt en dus geen aanleiding hun prijzen te verlagen zoolang
hun productie grif geplaatst wordt. Egyptische garens zijn
wat goedkooper en de vraag is ook zeer verminderd.
Over de doekmarkt valt weiiiig te zeggen. Prijzen zijn
vast, doch er worden weinig orders geplaatst. Er komen
enkele orders binnen van Z.-Amerika,. de Straits en ook van
Indië, niettegenstaande den lageren koers. China blijft nog
kalm. De meeste fabrikanten verkoopen liever niet voordat
de loonkwestie definitief geregeld wordt. De tegenwoordige
prijzen zullen gedurende de eerstvolgende maanden slechts
gehandhaafd kunnen blijven als de vraag der overzeesche
markten blijft voortduren en men daar de hooge prijzen van
thans zal willen betalen.
7 April 14 April

7 April 14 April

Liverpoolnoteeringen (loco)

.T.T.opindië….
214
1
1
213
5
1,
F.G.F. Sakellaridis 86,00 88,00 T.T. op Hongkong 4111 418
G.F. No. 1 Oomra 17,60 17,35 T.T.opShanghai 711

6
1
6

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middling Uplands).

3Mei’20
26Apr.’201
19Apr. ‘
20
1
3Mei

191
3Mei’18

New York voor
Middling

..
41,25e
42,— c
42,70e
29,10e
26,85 c
New Orleans
voor Middling
41,— c
41,25e 41,75e
28,— c
28,50e
Liverpool voor
Middling ….
27,06d
26,70d 28,18d 17,89d 21,92d

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaanschehavens.
(In duizendtollen balen.)

1
Aug. 19

Overeenkomsllge perioden
tol
30April’20 1918-1919
1
1917-1918

werk hervat. Het is te hopen, dat •de loco.partijen huiden
en looistoff en te Rotterdam weer spoedig de aandacht van
koopers zullen trekken, aangezien verzending nu weer
mogelijk is geworden.
1 Mei 1920.

KAPOK.

(Opgave van de Makelaars Gebrs, van der Vies, Amsterdam.)

Kapokstatistiek op 30 Aril 1920,

Voorr.
Aanv.
Verk.
Voorr.
Importeurs:
1 Jan.
tot tot
op
1920
30 Apr.
30 Apr.
30 Apr.

S.
&
W. Birnbaum

1788
510
1278
H. G. Th. Crone ……..
1323
3569
4003
889
Edgar

&
Co
…………..

935
1935

Van Eeghen
&
Co. ……
146
3722 3868

Hoving & Beer ………..
80

80

Landbouw-Mij,,Geboegan”

435
351
84
Mirandolle Voûte
&
Co
650 7062
7141
571
S. L. van Nierop
&
Co.

2112 2015
97
W. Tengbergen
&
Co

1346
1146 200
J. Zwaardemaker Hzn.
.

1412
1412

Order………………

6211
5944
267

2199
29592
28405 3386

Prijs van prima Kapok

Voorr. Aanv. Verk. Voorr.

op 30 April

op

tot

tot

op
1 Jan. 30Apr. 30Apr. 30 Apr.
85

cts. in 1920


geen noteering

in 1919

7709pic. 7709pic. – geen noteering – in 1918


90

hlOO

cts. in 1917

750

3903

4631

22
geen noteering

in 1916


35

cts. in 1915

6579

36885

32824 10640 geen noteering

in 1914

8733

39629

39799

6563
46

ft 47

cts. in 1913

3053

29907

26302

6658
46′!,

ets, in 1912

4178

42245

37538

8887
45

á
46

cts. in 1911

798

23025

22027

1796
40

cts. in 1910 13274

18701

26308

5667

Ontvangsten Gulf-Havens..I 3898
,,

Atlant * Ilavensj 2796
Uitvoer naar Gr. Brittannië 2763
01

‘t Vasteland. 2794
,,

Japan ete…

KOFFIE.

0

1777

1867

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolf 1

2083

1388

& Witkamp en Leonard Jacobsôn &
Zonen).

Noteeringen
en
voorraden.

Voorraden
in
duizendtallen

1
30Aprll201
2Mei’19
1

3Mei’18

Amerik. havens ………..
1180
1254
1436
Binnenland …………..
1099
1359
1060
New York

……….,,..

.

91
168
7

.

404
410
New Orleans …………….
Liverpool

……………
113 2
599
339

RUBBER..

De markt voor plantagerubber was in, de afgeloopen
week vaster eii de prijzen stegen ongeveer
1
1
1s d. Op het
einde der week werd de stemming echter iets kalmer en
vond een kleine reactie plaats.

De noteeringen zijn:

einde vorige week

Prima crêpe loco

……….2/3

…………2/1/4
Smoked sheets loco
.
………

2/2’/4

…………2/1′!,
Prima crêpe Mei/Juni ……2/3’/4

…………2/2
1
/4
Juli/December

214
1
12
0
2/3’/4
Hard cure finePara …….. 2/2′!,

…………2/2’/

HUIDEN.

Bericht van de firma Grisar & Co.
De telegrammen van de la Plata melden ons, dat de
Vereenigde Staten voortdurend Frigorificos huiden koo-
pen; men heeft tevens eenige partijen Saladeros tegen
vraagprijzen verkocht.
Te Rotterdam is de markt zeer kalm. Kleine transacties
hadden plaats ten voordecle van koopers.
De laatste veiling te Parijs meldde een hausse van 5110
pCt. voor koeien. Gisteren had de veiling te

Liverpool
plaats van de Liebig huiden. Wij kunnen vermelden, dat de
Colon Liebig huiden gedeeltelijk verkocht zijn tegen
24% d. bekende condities; de Colon & Fray Bentos Con
surno tegen 22 d. zelfde condities gehouden
Lo o i s t o f1 e n: de vraag is zeer regelmatig gebleven.
Eenige kleine transacties vonden plaats. De stalci.ng in
het havenbedrijf is geëindigd en sinds eenige dagen is het

Data
Rio
Sonto,
Wiaadkoera

1

No.4

Voorraad
Prij,

No.7
Voorraad
1

Prijo

1

l’Iei

1920
‘)
1
1)
1

2)
1)

24 April 1920
322.000
1
10.550
2.593.000
1

°)
161/

0

17

,,

1920
311.000
1
10.750
2.706.000
1

‘)
16’14
i: Mei

1919
584.000
1

4)
2.848.000
)

Ontvangsten.

Rio

.

Sanlo, –
Data
Afgeeek
o pen

Sedert

Afgeloo
pen

Sedert
w

l Juli

week

1 Juli

1 Mei
1920.,..

37.000 2.130.000

21.000 3.793.000

1 Mei 1919….
1
28.000
1
1.442.000
1
137.000

6.554.000

‘) Gesloten.
2)
Nominaal 15.000 tot 14.000.
1) Nörninaal 15.000 tot 14.000.
4)
Feestdag.

COPRA.

Over het algemeen brokkelden de prijzen deze week iets af.
De noteeringen zijn heden:
vorige week
Java

f.m.s.,

loco ……….
f
62
1
12
f
63.—
Mixed,

..

………..
., 60.—
,,
60.-
Java f.m.s,, April/Juni afi..
63
1
1
,,

64
1
1
Mixed

,,

,,
,,
61.—
,,
Straits f.m.s.,
63.—
,, 63.—.
4 Mei 1920.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen

Data

.
Ijzer
Cle,,.
K
Stan°’rd
Ti.
Lood.
Zink

3 Mei

1920..
nom.
102.116
345.51—
40.—!—
46.101-
26Apr. 1920..
nom.
103.716
347.-1—
40.101—
49.—!-
5Mei

1919..
Dom.
75.1716
226.151—
24.101—
35.-1-
‘6Mei

1918..
nom.
110.—/—
380.—!—
30401—
52.—/-
20 juli

1914..
5114
61.—!—
145.151—
19.—/—
21.101-

398

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Mei, 1920

VERKEERS WEZEN.

RIJNVAART.

Week van 26 April tot 3 Mei 1920.

Tengevolge van het eindigeii der staking werden in de
afgeloopen week meer schepen aangenomen dan in de voor-
afgaande week. De scheepshurcn bedroegen 6 tot 7 cents per
ton per dag, terwijl voor Antwerpen 35 ceutimes per ton
per dag werd betaald. Het sleeploon bedroeg het 110/120-
cents-tarief.
De verlading van exportkolen van de Ruhrhavens naar
Rotterdam onderging ook eenige verbetering en werd ge-
middeld 7000 tot 8000 tons per dag verladen.
Dc kolenvracht Ruhrort-Mannheim werd met 65 tot 70 pL
per ton per dag genoteerd, terwijl het sleeploon einde der
week Mk. 30.- per ton bedroeg.
De waterstand was tamelijk gunstig; Cauber Pegel wees
einde der week meter 2.30 aan.

SCHEEPVAART.

GRAAN.

Data
Pet,o- grad
Londenl
R’dam

a
Ro
Ode
ll
,,-
dom


All. Kuat
Ver. Staten
San Lorengo

Rotte,.
1

B,-istol
Roll,,-
Enge.
dam
1
Kanaal
dam
land

26 A./1 Mei1920


2)10/6
120/-
211216
19124 April 1920



2)1016
1201-
2
11216
28 A.13 Mei’ 1919
– –
211-
2)816
f
140
1
)6216 29
A.14.Mei
1918


501-

2001-
Juli

1914
lid.
713
11111/
4

111111
4

121- 121-

KOLEN.

Data

Cardtf
Oo3tk. Engeland

Bot.
deaux Genua

Port
Sald Plato
Rotte,.
e1t,1,
1
Golhen-
burg
if!’

26.11 Itlei 1920
40/-
601- 751-

f
12,-

19124 Apr. 1920
401-
651- 751-
3819


28A.18 Mei 1919
541-
4716
4716
4716

29A.14 Mei 1918
691-
10113

1201-


Juli 1914
fr. 7,-
71-
713
1416
312
4/-

DIVERSEN.
Bombag Btrma
Vladivo-
ChIlI
a
0
D t
West
Europa
West
Europa
stock
Weol
We1t
Europa Europa
(salpeter)

26 …pr.11 Mei 1920.. ..
– –


19124 April

1920.. ..
1101-
1401-

1301-
28 Apr.13 Mei 1919.. ..
1151-
1501_2)

. –
29 Apr.14 Mei 1918.. ..
2751- 5001-

1851-
Juli

1914….
1416 1613
251-
2213
1)
Per ton stukgoed.
2)
Voor Britsche schepen.
Graan Pétrograd per quarter van 496 16e. zwaar, Odessa per unit, Ver. Staten
per quarter van 480 16e. zwaar.
Overige noteeringen per ton van 1015 K.G.

INKLARINGEN.

DELFZIJL.

Landen van

April 1920
.

April 1919

herkomst
Aantal

N.R.T.

Aantal

N.R.T.
schepen


schepen

Bi’nnenl. havns
3
.
11
435

Groot-Brittannië
1
64


Duitschland
,47
6.816
31
5.159
11


2.075
3
3.004
Denemarken ….
.
.
Zweden ………..

Rusl.- Oostzeeh.
f
69


Finland………
1
378

1
1.261
Frankrijk
– –
1
270

66
9.851

47
10.129

Natfo naliteit.

Totaal…….

Nederlandsche
,
18
3.329
25
1.754
48
6.522
21,
8.105
Duitsche

……..
Zweedsche

..
. –
– –
1
270

Totaal….
66
9.851
47
10.129

(A. van Dijk.)

VLISSINGEN. –

April 1920
April

1919

Landen van

Aantal
Bruto Ml.
Aantal
BrutoM
8
.

herkomst
schepen’
schepen

Binnenl. havens.
2
10.160
2
2.276

Groot-Brittannië
/20
125.080
13
62.466
1
221


België
1

.
2.428
2
11.065
Frankrijk
2,
1.148


Portugal
2)

..
8
12.169
3

2.061
Levantt)
6
4.494
1
.586
Chili …………
1
17.552

Totaal ….
f38
171.883
21
78.434
‘.
3
1.369

Nationaliteit.

Nederlandsche..
f

2

1.148


30
149.674
16
65.789

Britsche
.51
476
1
514
1
221


Duitsche
1
299


Noorsche
1
238

1
10.380
Belgische
2
2.984
3
1.751
Fransche
2
660


Vereen. Staten
1
17.552
– –

Totaal .. ..
41


1737252
21
1

78.434

1)
Bijleggers.
2)
Zeesleepbooten.

(B. Stofkoper & Co.)

IJMUIDEN.

Landen van
April 1920
April 1919

herkomst
Aantal

N.R.T.
Aantal

N.R.T.
schepen schepen

Binneni. haveis
3
664
7
4.640
Groot-Brittannië
13
9.043
39
23.626
Duitschland ….
8
4.867
1
5.053
Noorwegen
11
3.401
1
181
Zweden
4
1.486
1
543
Denemarken
2
450
3
4.782
Finland
2
2.103


Frankrijk
7
3.7171
1
474
1
9Ö6
3


2.463
Portugal
1
977
3
1.222
– .


1
978
Oosten rijk-Hou-

Spanje

………

garje,

Grie-

Italië ……

…….

kenland

.L
1
743
Levant

……..

2
1.578
Overige Westkust
.

Afrika
2
1.917
– –
Ned. Oost-Indië
6
16.409
3
9.272
Vereen. Staten
1
2.380
9


22.589
Midden-.merika
3
3.676


Ned. West-Indië-
Ned. Antillen
,

3
.

13.658
1
.

2.635
Argentinië, Uru-
guay
5
16.297
-‘–

Overige

Zuid-
.

Amerika ..
– ‘

1
977

Totaal
. .
..
74
83.529
75
80.178

Nat io na ii t ei t.

Nederlandsche
41
53.985
59
62.409

9

.
20.362
7
3.030
Duitsche
22
7.970
4
5.676
Noorsche
1

.
689

Zweedsche ……


1
790

Britsehe


…….

1


.

523′
– –
-.
Vereenigde Stat

..


,-
2
5.433
Deensche……….

Andere


2
2.840

Totaal .. ..
-‘

74
83.529
75
80.178

(Vereenigde Scheepsagenturen van
Halverhout & Zwart en.Zurmtihlen & Co.)

Accountantskantoor

Mei 1920

De N.V. Nederlandsche Huistelefoon-Maatschappij
e
&

ROTTERDAM

‘s-GRAVENHAGE

GRONINGEN

Telefoon 8600

-Telefoon H 280, 300

Telefoon 1555

AMSTERDAM

LEEUWARDEN

ARNHEM

Telefoon N 5580

Telefoon 2723

levert uit voorraad
TELEFOON-, SCHEL-, ELEcTR. KLOK-INSTALLATIES,
etc.,

in huur en koop. –

– Herstelt en onderhoudt o n d er g a r a ii t ie ook alle niet door haar
uitgevoerde installaties.

PROSPECTUS GRATIS.

ONTVANG-EN BETAALKAS KONINKLIJKE

NIEUWE DOELENSTRAAT
20

22
AMSTERDAM
HOLLANDSCHE

DÈP05IT0’s VOOR i JAAR FIXE a
41/2
PCT.

.
LLOYD
GELDEN, OP DEZEN TERMIJN GESTORT, ZIJN NA AFLOOP

VAN HET JAAR ZONDER OPZEGGING BESCHIKBAAR.
1

AMSTERDAM

NIET OPGEVORDERD ZIJNDE, WORDT DE POST STIL
– – Geree1de Passagiers- en

ZWIJGEND VOOR GELIJKEN TERMIJN VERLENGD.

Vrachtdienst met nieuwe,

DE RENTE KAN NAAR VERKIEZING PER KWARTAAL, PER

moderne post-stoomschepen
HALF JAAR OF PER JAAR ONTVANGEN WORDEN.

TUSSCHEN

NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP

1
A M S T E R D A M

Cultuur Maatschappij

E N

ZUID-AMERIKA

,,WARINGIN”,

VIA

°evestigd te AMSTERDAM.

BOULOGNE s/M,, PLYMOUTH, cORUÏA,

LISSABON, LAS PALMAS, PERNAMBUCO,

BAHIA, RIO DE JANEIRO, SANTOS, MONTE-

U 1 ‘T’ 0 1 F1′ E

VIDEO en BUENOS AIRES,

van
1
300.000,- AANDEELEN

1
HOLLANDSCHE BANK

VOOR WEST-INDIË

ten halve doelend in de winst over het per 31 Mei

1920

Hoofdkantoor: AMSTERDAM
eindigende boekjaar.

1

CARACAS
(Venezuela)

1

WILLEMSTAD (Curaçao)

Ondergeteekeriden berichten dat zij de inschrijving
genoemde aandeelen
uitsluitend voor houders van
aandeelen
openstellen

van 1 tot 15 Mei 1920

tot den koers van 275 pCt.,

gelijktijdig met de inschrijving te Batavia bij de Heeren
Tiedeman
&
van Kerchem.
Prospectussen en Inschrijvingsbiljetten zijn ten kantore van
ondergeteekenden verkrijgbaar.

PATIJN, VAN NOTTEN 4 Co.

GLEICEIMAN 4 VAN HEEMSTRA.

AMSTERDAM, i Mei
2920.

Practisch ‘Effectenboek
Jam-es Polak

Prijs
f 1,25

(Lid Ned. Inst. v. Accountants)

Verkrijgbaar bij den Boekhandel en bij NIJCH & VAN DITMARS POSTHOORNSTEEG 7B
UITGEVERS’MAATSCHAPPIJ, Rotterdam.

ROTTERDAM.

op boven- Maatsch. Kapitaal /
5.000.000,

gewone
waarvan volgestort
f
i.000.000,

Belast zich met alle bankzaken
op West=Indië en Venezuela.

Gebroeders Mereils

HAARLEM

:
FABRIKANTEN VAN

: TECHNISCHE

• CAOUTCHOUC,

ASBEST-

: EN EBONIET-

ARTIKELEN

Telefoon 103

+ Telegr.adr: Oomfabriek,Haarlem
S

400-

Mei
100′

BUreau voor Zeeoorlogsschade.

Het Bureau voor Zeeoorlogsschade, ingesteld door het Mini-

sterie van Buitenlandsche Zaken en gevestigd aan de Kei-

zersgracht 450 te Amsterdam, maakt bekend:

De termijn, waarbinnen Nederlanders, welke ter zake van

onrechtmatige handelingen, In den jongsten zeeoorlog ge-

pleegd, aanspraken op de oorlogvoerende mogendheden

meenen te kunnen doen gelden, hun naam en adres aan het

Bureau moeten opgeven,

IS VERLENGD TOT 1 JULI
1920
9

Aan hen die zich hebben opgegeven, zullen de formulieren
voor de aangifte met toelichting worden toegezonden.

GEBROEDERS SCHEUER

Assuradeurs en .Assurantiebezorgers

Expediteurs en Cargadoors

AMSTERDAM EN ROTTERDAM

Verzekering van Koopman sgoederen tegen

transport, molest, brand en diefstal tegen

concurreerende premiën.

LUCI(ENBACH LINE

Postdietst der Ver. Staten.

GEREGELDE DIENST

Rotterdam=New
York v.v.

UNIE BANK

voor

Driemaal per maand.
Nederland en Koloniën

tr

De dienst wordt onderhouden met moderne, snelvarende, oliestokende

Turbine-Stoomschepen.

Gemiddelde reisduur 11 dagen.

Eerstvolgende afvaarten van Rotterdam naar New York:

(onvoorziene omstandigheden voorbehouden).

Turbine-Stoomschip ,,F.
J.
Luckenbach”

12 Mei

,,Walter A. Luckenbach”
22

,,Andrea F. Luckenbach”
5 Juni

Moderne loodsen met spooraansluiting te Rotterdam en te

New York. Goederen kunnen steeds worden aangeleverd

LUCKEN BACH-LOODS, Thomsens Havenbedrijf, Lek haven

Voor vrachten en verdère inlichtingen wende men zich tot

DE GENERAAL-AGENTEN:

HUDIG & PIETERS

4915
i
CALANDSTRAAT

ROTTERDAM

126
PRINS HENDRIKKADE

AMSTERDAM

AMSTERDAM en ROTTERDAM

Agentschappen in Nederland en lndiê:

TILBURG, LEEUWARDEN,

OISTERWIJK, UDENHOUT,

LOCHEIVI, BORCULO,

BATAVIA, SOERABAVA,

SEIVIARANG, BANDOENG,

WIEDAN
EN
WELTEVREDEN

INSTITUUT VOOR

ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

WEEKBLAD ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

In
de reeks afzonderlijke
geschriften
zagen het
licht:

Mr. G. VISSERING:

Het vraagstuk van de geidruimte
in Nederland en de Goudpolitiek

van de Nederlandsche Bank

Mr. G. J. FABIUS:

Het Bankwezen in Nederlandsch

West-Indië

Prijs per nummer
f
1,50

Verkrijgbaar hij
den Boekhandel en
bij NIJGH &
VAN DITMAR’S UITG.-MlJ.. Rotterdam

Auteur