Ga direct naar de content

Jrg. 5, editie 221

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 24 1920

4
MAART 190

AUTEURS1ËCWt VOÔRJ3EOÜDEN

Econom
—1’schv-Statistische

Berichte

n

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

5E JAARCANG

WOENSDAG 24 MAART ‘1920

,

No. 221

INHOUD
Blz.

DE LEVENSVERZEKERING EN DE VERMINDERDE KOOPKRACHT
VAN HET GELD
door
Dr. A. 0. liolwerda

…………
241
Kans op Winst bij Uitloting door
Prof. Mr. Ant. van Gij
n.n.
244
Terug naar den Gouden Standaard door
Mr. W. C.
Mees

R.Azn.

………………………………
245
Woningzorg van een Staatsbedrijf dor
Mr. Dr. J. G. Blink
246
Loonarbitrage in ‘het Bakkersbedrijf

………………
248
Zwitserland in
1919

……………………………
250
De Rijksmiddelen

……………………………..
252
AANTEEKENINCEN:’
Kleinhandeisprijzen …………………………
253
Het Völkenbondverdrag en de Vrijhandel

……….
253
De Economische Toestand van den Belgischen Congo
..
254
De ‘Gouddekking ‘der Federal Reserve Notes

……..
255
OVERZL’CIIT
VAN

TIJDS’CHPJFTEN

………………………
255

MAANDCIJFERS:
Giro-kantoor der ‘Gemeente Amsterdam

…………
256
Productie der Kolenmijnen ……………………..
256
Resumé uit het ,,Monthly. Bulletin of Statistics”

……
257
Ontvangsten van Spoor- ‘en Tramwegmaatschappijen..
257
Giro-omzet bij de Nederlandsche Bank …………..
258
O
verz
i
c
ht der Rijksmiddelen ………………….
258
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………

258-264
Geldkoersen.
Effectenbeurzen. Wisselkoersen.
Goederenhandel.

1
Bankstaten.
Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR’ ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. 0. . W. J. Bruin,s.

Assistent-Redacteur voor het weekblad: D. J. Wansink.

Secretariaat: Pieter ‘de Hooghweg iP, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaaiweg 37.
Telef. Nr. 3000. Tele gr:adres: Econom.isch. Instituut.
Postcheque en. giroreken4ng Rotterdam No. 8408.

Abon,ivementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in. Nederland
f 30,—.
Buitenland en Kolon’iën.
f 22,50

per jaar. Losse nummers 50 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen

het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de. abonné’s, ‘leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent viiet anders wordt beslist.

Advert’entiën
f 0,40
per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. A’dmin’istra.tie ‘van ‘aborementert
en adv’e’rtenti’es: Nijgh van Ditm’ars ‘Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Graven.hage.

22 MAART 1920.

In den toestand van de geidmarkt kwam weinig

verandering. De proiongatieren’te Ia(‘teerde meestal

4
pOt., een enkelen ‘dag
3%
iOt., terwijl particulier

disconto in den regel tot 3% pOt. te plaatsen was. Ook

deze week kon de regeering weder een ‘flinken post

van de bij de Nederiandsche Bank geplaatste promes-

sen aflossen, de binuenlandsche wissels verminder’den

d:aa’rdoo volgens ‘den weekstaat,metbijna
15
millioen.

Bovendien verminderde het ‘vo’orsehot in rokening-

ourat rn’et 2 m’illi’oen. ‘Door een -en ‘ander liep de

bankbiljettenomloop terug ‘met ca. 8 miljoen en ver-

minderden ‘de rekening-courant-saldi van anderen met

ruim 4 millioen.

Op het schat’kistpapier werd heden ingeschreven

voor een totaal bedrag van
f 167.589.000.
Toegewezen

werden
f 68.680.000
promessen, vervallende
7
Mei a.s.,

t
f996,50; f3.317.000
biljetten, vervallende
7 Mei

as.,
t
f 1000,50,
en
f 68.510.000
promessen, verval-

lende 1 October a.s., á
f 980,83,
gevende een netto

rendement van resp.
37/,
4 en
3%
pOt. De verwach-

ting, dat set het oog op de storting op de staatslee-

ning de rentevoet voor het kort l’oopende papier zeer

laag zou zijn, is dus niet verwezenlijkt.

De wisselmarkt was over ‘het ‘algemeen stil en de

omzetten waren ‘de meeste dagen tamelijk gering. Door

de woelingen in Duii’schlan’d en de daarmede gepaard

gaande slechte communicatie was de handel in Mar-

ken zeer beperkt. Hierdoor werd tevens het verkeer

met Skandinavië en Zwitserland bemoeilijkt, terwijl

de omzetten in Ponden, Dollars en Franken sterk be-

invloed werden door de nog steeds voortdurende sta-

king van de transportarbeiders.

DE LEVENSVERZEKERING EN DE
VERMINDERDE KOOPKRACHT VAN

HET GELD.

Hst is

de ‘taak van ‘de verzekering om ,,r.isico”, van
wel’ken aard ook,’ van de verzekerden over te nemen. Hoe minder r.isico ‘voor rekening van den verzekerde
zelf overblijft, ‘hoe minder ,,zelfverzekering” derhalve,
hoe beter ‘de verzekering haar taak vervult. Bij de levenst’erzekering is het over te nemen risico,
in de eerste plaats het risico van de sterfte, waarmede
soms tevens dat van invaliditeit gepaard ‘gaat, en
in de twe’ede ‘plaats het risico van de rente. immers
‘de diverse verzekeringen ‘bij overlijden zijn e’venzoo vele mid’deleh, waarmede de verzekeringnemer voor-
zorgen kan treffen, ‘voor, het geval vroegtijdig over-
lijden gemaakte plannen zou kunnen verstoren of het
verdere voortbestaan van het gezin zou ‘kunnen ‘bedrei-
gen. Wie te weinig kapitaal bezit ‘om, als de produc-

tieve leeftijdsperiode geëindigd is, van de rente daar-van te kunnen bestaan, wie dus ‘genoodzaakt,zou zijn
vat ‘dit kapitaal zetf in te teren, die treft in de
diverse vormen van ijfrenteverzekerin.g het middel

aan, om ‘het risico van een lang leven op ‘ andere
schouders over te ‘dragen. Deze voorbeelden mogen
duidelijk maken, dat ‘de levensverzekeraar in de eerste
plaats het ‘sterfte-risico, in welke ‘vorm dan ‘ook, over
neemt. Dit ‘is een opmerking, d’ie voor velen ‘niet
n’iêuw ‘zal ‘zijn.
«’Reeds “minder
1
bekend “is het, ‘dat de ievenaverze

242

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Maart 1920

keraar ook renrte-risjco overneemt. Immers de levens-
verzekeraar garandeert een zekere vaste netto’rento,
bij ons te lande thans wei algemeen 4 pOt., die zij
jaarlijks bijschrjft ‘bij den inhoud van den collectieven
spaarpot der ‘verzekerden, die men de wiskundige
reserve noemt. Dit geldt voor den verzekerde bij over
lijden zoo goed als voor den lijfrentenier. Wie toch
bijvoorbeeld de zooveel gevraagde gemengde verzeke-
ring sluit, (dat is een uitkeering bij overlijden, maar
op een zeker vooruit bepaald tijdstip wordt ook bij in
leven zijn van den verzekerde het bedrag aan hem uit-
gekeerd) bereikt daarsiede, dat de verzekeraar èn
sterfte- èn rente-risico op zich neemt. Naast de zuivere
risico-verzekering is nu toch een, laat ons het noemen,
spaai’verzelaering ontstaan. Van de betaalde premie
vloeit een betrekkelijk aanzienlijk ‘deel ‘in de wiskun’
•dige reserve, opdat aan het einde ‘van den overeenge-
komen verzekeringsduur het uit te keeren bedrag vol-
ledig bijeengespaard zal zijn. Deze spaarfunctie had
de verzekerde ook zelf kunnen vervullen, daarbij het
zuivere sterfte-risico toch overdragende. Maar dan
had hij ook. het volle risico van het sparen geloopen,
dat wil zeggen, hij kan de resultaten van zijn sparen
niet ‘vooruit becijferen, omdat hij geen garantie heeft

omtrent de rente, die hij kweeken zal – dat ‘kan en
zal op den langen duur ‘dan eens meer, maar ‘dan ook
eens minder dan 4 pOt. zijn – en hij heeft ‘geen
‘garantie, .dat ‘hem geen kapitaalverliezen zullen be-
dreigen. Dat risico nu neemt de levensverzekeraar
over, die zijn bedrijf zoo ‘in kan richten, dat de kans
op minder rente en kapitaalverliezen op den langen
duur door de kans op meer rente en kap•itaalwinsten
gecompenseerd wordt.

Beide risico’s, sterfte en rente, vertooneri scho’mme-
lingen. Die zijn ehter tot op den huidigen dag nooit
zoo groot geweest, dat de bedr’ij.fsveiligheid der levens-
verzekering daardoor bedreigd ‘zou kunnen worden. De levensverzekering, ‘hetzij het particuliere ‘bedrijf, hetzij
het sociale regeerings-instituut, heeft dan ook tot op
heden haar taak vervuld, dank zij een uiterst ‘volko-
men ontwikkelden technisohen opbouw, zonder hape-
ren en zonder dat iemand op eenigerlei wijze een
manco kan aantoonen.

Na echter bemerkt men, dat de levens’verzekeraar één risico niet op zijn schouders heeft overgenomen
van het ‘verzekering zoekend publiek en dat is het risico van de veranderde koopkracht van het geld.
Speciaal in de Centrale landen, waar men onder zoo
uiterst abnormale omstandigheden leeft, voelt men
hier thans een gemis. H’et .betreft hier echter een
risico, waarçvan men eigenlijk nooit heeft kunnen

voorzien, ‘dat het zulk een beteekenend risico zou
kunnen zij,n; het publiek heeft er. dan ook vroeger
nooit nazi gedacht om een eisah in dezen zin aan den
verzekeraar te stellen. Ook moet men niet ‘vergeten,

dat dit risico niet alleen de levensverzekering betreft,
ieder spaarder ziet ‘de waarde van ‘de bijeengebrachte
gelden afnemen.

De aandacht op dit niet overgenomen risico is voor
het eerst wakker gesohud door de actie ten behoeve
van – de pensio’entrekkers, meer speciaal ‘van de ‘pen-
sioentrekkers ten laste rvan den Staat. Niemand toch
voelt scherper de waardevermindering van het geld
dan ‘de man, die van een vast oniveranderljk inkomen moet leven. Zoom’in als in het buitenland de overheid
tegenover den drang naar toeslagen op de pensioenen
kan standhouden, zoomin heeft men dit ook hier te
lande gekund; ‘door dit toegeven heeft men echter het
grondprincipe van de verzekering aangetast, dat
niemand meer redhten kan doen gelden dan waa.rvoor bijdragen betaald zijn.

Nu is ‘de Staat der Nederlanden nooit als eigenlijke
verzekeraar van de ambtenaarspensioenen opgetreden.
Men heeft nooit de bijdragen voor de pensioenrechten
in een fonds doen vloeien om daaruit later de voor die
bijdragen als fhet ware gekochte pensioenen te voldoen.
Alle ontvangsten en uitgaven ‘dienaangaan.de kwamen

in hun geheel ten laste van de begrooting van het
jaar, waarin deze ‘voorkwamen. Op deze wijze is het
niet wel mogelijk om in alle gevallen evenwicht tus-
schen lasten en ‘baten te houden. Het gemak waar-
mede de Staat bijsiagen op pensioenen toekent en het
feit, dat ook niemand zich over dat nvenwicht druk
maakt, toont aan hoe weinig men voelt, dat de Staat
in dit opzicht als verzekeraar optreedt.
Waar men zich wel rekenschap moet geven, dat er
‘tussehen lasten en ‘baten evenwicht moet zijn, i.s het ten
cenenmale onmogelijk op verzekerde pensioenen zoo maar zonder meer bijslagen te verleenen. Werkgevers

met eigen; ‘volgens goede technische principes inge-
richte, fondsen, zoomin als par’ticuliei-e leveneverze-
kerin’ginstelingen, voor wie een goede technische basis
een conditio sine qua non is, kunnen dan ook daarover
denken.

Verhooging van verzekerde pensioenen is alléén
mogelijk als daartegenover een aequivalente verthoo-
ging van de baten, van de premie, staat. Zoo ‘heeft de
D uitsche sociale verzekering bijvoorbeeld gedaan.
Tegnotver een renteverhooging heeft men onmiddel-

lijk een premieverhooging geplaatst. Dat kan men daar
doen, omdat men hier dwang kon uitoefenen. Tech-
nisch is het onjuist, immers het tegenwoordige ge-
slacht moet krachtens het principe der Duitsche

sociale wetgeving (dat thans ook het onze is) de
fondsen bijeen brengen waaruit men de pensioenen
betalen zal aan diegenen van di’t tegenwoor.d’iige ge-
slacht, die daaruit later rente-gerechtigd zullen wor-
den. Voor de nu levende rentetrekkers moesten al
vroeger de noo’dige fondsen bijeen zijn; thans echter
laat men oo’k het tegenwoordige geslacht betalen voor
deze rentettekkers.

Het niet meer voldoende zijn van de sociale verze-
keringen, daaronder begrepen ‘de pensioenen van de
Overheid aan haar wei-knemers toegezegd, wordt
natuurlijk het scherpst gevoeld, omdat deze pensioe. aan zoo vaak de eenige ‘bronnen van inkomsten zijn.
In het particuliere bedrijf komt het relatief ‘veel min-der voor, dat de verzekerde alléén op de levensverze-
keringpolis als eenige bron van inkomsten of als eenig

aanwezig spaarfon’ds is aangewezen. Toch heeft men
hier een analoog verschijnsel. Wie indertijd een studie
verzekering sloot voor zijn zoon van 5 mille, komt

daar nu niet meer mee uit en zoo is het niet moeilijk
tallooze voorbeelden te geven, waarin het uit te keeren bedrag niet meer voldoende is voor ‘de doeleinden met
het oog waarop men do verzekering oorspronkelijk
aanging.

De schadeverzekering vertoont pi-ecies hetzelfde.
Echter kan men hier ‘veel gemakkelijker de tering
naar de nering zetten. Als de waarde van ‘het verze-
kerde object door een tweemaal zoc groot aantal

guldens wordt uitgedrukt, verdubbelt men de verzeke-ring. In -hei algemeen wordt het budget door .de daar-
voor geëischte ‘dubbele premie niet ondraaglijk belast.

Het verhoogen van levensverzekeringen is evenzeer
mogelijk, maar voldoende verihooging ‘is alleen prac-
tisch ‘dragelijk voor het budget als ‘de verzekering nog
jong is. Immers zal nu ‘de gevorderde premie om op
hetzelfde tijdstip, als waarop de oude polis uitkeerin-
gen geeft, bijvoorbeeld een verdubbelde uitkeering te
krijgen, meerdan het dubbele zijn en bij reeds lange
jaren bestaande polissen zelfs ‘veel meer dan het ‘dub-
hele. Nu is de ‘bloei ‘van het lewenszekeringbediijf van
jongen ‘datum, het aantal jonge polissen is dus belang-
rijk in verhouding tot het aantal oude polissen. Zeer
velen kunnen dan ook nog ‘voldoende bedragen bij-
sluiten, maar toch niet allen.

Men zoekt dan ook aan verschillende zijden naar
nieuwe banen, waarbij men zich ernstig afvraagt: kan
het verzekeringsbedrijf ook op een of andere wijze het

risico overnemen van de ‘verminderende waarde van het geld? De bekende Deensche statisticus en ‘verzekerings-
technicus, Prof. Westergaard, wijst bij de beantwoor-

ding ‘van die vraag op een ‘zeer oude Deensche ouden-

24 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

243

dagsverzorging. De oude leeraren der Deensche volks-
kerk ontvangen reeds van oudsher een deel van de
inkomsten van hun opvolgers in het ambt, welk deel
zich richt naar de
graanprijzen..
Een in 1887 als inter-
mediair opgerichte pensioenfonds heeft aan deze toe-
standen niets wezenlijks veranderd.

Kan dit principe algemeen doorgevoerd worden?
I)aartoe zou noodig zijn, dat de waarde van de bezit-
tingen van zulk een pensioenfonds parallel met de
bedragen der uitkeeringen veranderde, terwijl tevens
de bijdragen van de nog premie-plichtige verzekerden

in dezelfde mate varieerden. Zonder absohj±e hervor-
ming van het geheele credietwezen is het niet denk-
baar, dat men dit principe op eenigszins uitgebreide
schaal doorvoert. In dat geval toch zouden ten eerste
alle bonen volgens die graanpr.ijzen of nog beter vol-
gens een te oonstrueeren algemeene economisch index-
cijfer moeten varieeren, anders toch zou men op moei-
lijkheden stuiten om de varieerende premies van de
verzekerden binnen te krijgen.

Secundo zouden de waarden der beleggingen vol-
gens diezelfde schaal moeten veranderen. Wie zijn
geld in vaste goederen belegde, zietinderdaad zoo iets.
WT
es
t
ergaar
d, en met hem anderen, on.derstellen zelfs
de mogelijkheid, dat voor hypotheken zoo iets te be-
reiken zou zijn. Zij denken zich dus, dat men in den
vervolge niet meer een hypotheek voor een vast en
onvera.nderljk bedrag ‘verleent, maar voor een veran-
derlijk bedrag van, zeg 75 püt. van de werkelijke
waarde op elk oogenbli.k. Het kapitaalbedrag dier hypo-
theek en dus ook het totale-bedrag der hypotheek-rente,
ware dan elk jaar of wil men, elke 3 of 5 jaar, opnieuw
vast te stellen. Maar niet alleen hypotheken,
alle

beleggingen moesten aan waar de-verandering, en
parallel daarmede aan verandering in rente-opbrengst,
onderhevig zijn. Zou het systeem volkomen sluiten,
dan moesten bovendien al die waarde-veranderingen
volkomen evenwijdig loopen met de verandering van
een en hetzelfde index-cijfer.

Men moet zich afvragen of zij die zulk een beleg-
ging met variabele kapitaalwaarde voorstaan, zich wel
rekenschap hebben gegeven van de betekenis van
zulk een index-cijfer bij de maatschappelijke orde,
zooals zij die zich denken. Zulk een index-cijfer heeft
namelijk
geen
:beteekenis meer. Stijgt dit bijvoorbeeld
10 pOt. dan stijgen ieders inkomsten en uitgaven ook
10 pOt. Hun systeem komt dus op hetzelfde neer, alsof
men alle prijzen voor goed fixeerde. Is dit denkbaar
in de samenleving zonder alle productie en alle ver-
bruik van beven af te regelen? Noch voor den man,
die van de opbrengst van zijn bezit wil leven, noch
voor den ‘verzekeraar is deze consequentie erg aan-
trekkelijk!

Eenigermate practiseher is dan nog ‘het denkbeeld
van den uitnemenden theoretisch-statistiker Hofrat
Blaschke te, Weenen, die aanbeveelt: sluit naast de
gewone levenszekering een aanvullende verzekering
tegen waarde-vermindering ‘van het geld. Bestond er
alleen een seculaire waarde-vermindering, die met de
onvermijdelijke up and down’s toch een zekere gemid-
delde continuiteit vertoonde van, zeg bijvoorbeeld
1 POt. per jaar, dan was het probleem verzekerings-
techniek gemakkelijk oplosbaar. Men zou dan toch een-
voud.ig kapitalen verzekeren, die elk jaar met 1 pOt.
klimmen, en ook renten, die elk jaar 1 pOt. grooter
zijn. dan het voorafgaande.


Maar naast de seculaire veranderingen zijn er de
zeer scherpe dalingen, die door verhooginigen gevolgd
worden. Blaschke noemt als voorbeeld Engeland, waar
een prijsstijging van 1785 tot 1809 van 90 pOt. gevolgd
wordt door een daling van meer dan 100 pOt. van
1809 tot 1850. Om de gevolgen van dergelijke dalingen
het hoofd te bieden stelt Blaschke voor om een extra-
premie, die van de verzekerden te vragen is, in een
afzonderlijk waarde-verm’inderingsf ouds te doen
vloeien. Die extra-premie echter is een soort omslag,
die stijgt naarmate de waarde-vermindering van het
geld grootere afmetingen aanneemt. Blasehke toont
met cijfer-voorbeelden aan, dat waarde-verminderin-
gen van het geld van 4 pot. per jaar op die wijze nog
zeer wel te dekken zijn, zonder het budget van •den

verzekerde ondrageljk te belasten. Voor bijzonder-
heden dezer aanwullings-verzekering zij naar de
,,Oesterreich’ische Revue” van 16 Februari j.l. ver-
wezen.

Het is niet onbegrijpelijk, dat vooral de levensver-zekeraars der Centrale landen zoeken naar dergelijke
middelen. Niet alleen toch, dat de verzekerden niet

meer uitkomen met de uit te keeren bedragen, ook de
verzekeringsinstellingen hebben in vele gevallen moeite
om met de ontvangen premiën uit te komen, door het
enorme stijgen aller onkosten. Nu heeft men zich in
Duitsch-Oostenrjk uit den brand geholpen door een
wettelijk voorschrift, waarbij de levensverzekeraars
hun premie mogen verhoogen, waaromtrent Dr. Winter
in het nummer van 28 Jan. berichtte. Zulk een maat-
regel is begrijpelijk in een land als Oostenrijk, waar de
waardedaling van den Kroon zulke eatastrophale afme-

tingen aannam. Het vertrouwen van het publiek in de verzekeraars, een factor, die voor een goede werking
zoo zeer nood.ig is, wordt door zulk een maatregel
echter niet bevorderd. Het is dus met recht een nood-

maatregel, waartoe men eerst in allerlaatste instantie
over zal gaan. De veelzijdigheid van de verzekerings-

bedrijven, niet het minst van het levensverzekerings-
bedrijf, geeft ‘dit een zeer groot aanpassingsvermogen,

zoodat de werkelijk gezonde en voorzichtig geleide
Nederlandsehe bedrijven naar mijn meening gelukkig
nog lang niet aan de grens van dit aanpassingsver-
mogen zijn gekomen.

Dat neemt echter niet weg, dat ook de meest voor-
zichtig geleide bedrijven door het toenemen van de
onkosten, die op de administratie hunner bestaande
portefeuille drukken, uit dien hoofde een deel van
hun welvaart inboeten, echter alleen dan voor zoover
daar geen tegen.wichten tegenover staan. Een tweetal
van die tegenwichten springen daarbij ineens in het

oog, de zeer beteekenende toename van de portefeuille

in de laatste jaren en de Ihoogere rente van de ‘beleg-
gingen gekweekt. Beide zijn wel geen absolute winst-
bronnen, immers tegenover de grootere portefeuille
staan meerdere ad.ministratiekosten, slechts nemen deze laatste gemeenlijk in mindere mate toe; tegen-

over de meerdere rente staat ontegenzeggelijk ‘ een
grooter risico aan de beleg

gingen verbonden, maar
winstbronnen blijven dit desalniettemin.
Het is echter begrijpelijk, dat de levensverzekeraars
toch naar nog andere compensaties omzien en waai
het mogelijk is naar kostenbeperking streven. Zoo
hoopt men bijvoorbeeld, dat de nu waar te nemen

concentratie-beweging ook op den duur kostenbespa-
ring mede zal brengen.

Acht men ten slotte alle andere middelen uitgeput,
dan rest het bedrijf nog altijd als compensatie tegen-
over de stijgende onkosten van de nieuwe portefeuille:

de premieverhooging voor de nieuwe posten. Dit ook
is echter een wapen, waarnaar ‘de verzekeraar niet
gaarne al te spoedig grijpt, want het is een twee-
snijdend wapen. Wanneer het toch zou blijken, dat de

verzekering duurder aan het verzekeringsoekende
publiek wer’d aangeboden dan strikt noodig is voor
een doeltreffende veilige exploitatie, dan zou dit zeker
de toenemende populqriteit van het bedrijf ernstig
schaden.

Eerst nu is het levensverzekeringbedrijf op een
punt aangeland, waar men ‘begint premieverhoogingen
niet alleen te overwegen, maar klaarblijkelijk ook in te

voeren. Er is het bedrijf er wel een verwijt van ge-
maakt, dat men daar zoo lang mede heeft gewacht,

mijns inziens echter on’verdien’d. Veel grooter verwijt
zou het bedrijf hebben getroffen als men premiever-

Iioogingen ha’d ‘doorgevoerd, die niet iii alle deelen
gemotiveerd waren, omdat men dan de belangen van

ri

244

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24
Maart 1920

het verzekeringrzoekend publiek had opgeofferd aan

andere belangen.
Men dient toch niet te vergeten, dat bijvoor-beeld
de provisie-verdienende tusschenpersonen, in hoo-gei-e
premiën licht een. steun zouden vinden bij hun con-
stanten drang naar hoogere provisiën. Dit is een ge-
vaar voor het rverzekeringzoekend publiek, waartegen-
over de bona-fide verzekeraar zich zeker zooveel moge.
lijk zal wensethen. te verweren. De toestanden in de
volkaverzekering ‘bewijzen, dat dit gevaar lang niet
denkbeeldig is!
Dat de levensverzekeraars eet-st nu tot premiever-
hooging overgaan en dan nog slechts klaarblijkelijk
schoor,voetend, wekt de verwaohtin’g, dat de verhoo-
gingen niet overdreven zullen blijken te zijn en zich
ook niet’ verder uit ‘zullen strekken, dan strikt noodig is. Het is mijns inziens ‘een ‘bewijs, dat de levensver-
zekering hier te lande •de sociale zijde van haar taak
juist inziet, omdat zij niet klakkeloos van de mentali-
teit van het pu’bliek gebruik maakt, dat in de afge-
loopen jaren tegenover premieverhoogi.ngen ook van
beteekenende afmeting critieklooser gestaan ha-d dan
noit op eenig ander tijdstip.’ ii. A.
0. HOLWERDA.

KANS OP WINST BIJ U17’LOTINO.

Toen een kleine anderhalf jaar geleden in dit tijds-
schrift een discussie was over de vraag, of onze staats-
schuld bijzonder laag was genoteerd in vergelijking
met andere solide binnenlandsche fondsen, kwam aan
den dag, ‘hoe – ik zou’de bijna zeggen – slordig de
rentabiliteitsrekening van effecten pleegt te geschie-
den door ‘het publiek, doch ook door de raadgevers en
voorlichter-s van -het publiek, de commissionnairs in

effecten, ja ‘hoe men in de kringen dezer laatsten
zelfs de ‘methoden van omzetting vain een uitlotings-
kans in een renta’biliteitscijfer maar gebrekkig kende.
Wanneer eens iemand een leening uitgaf en in den
prospectus zeide, de rente is zoowat 5,5 â 0 pOt. of wei
de -koers van uitgifte is zoowat 90 i 100 pOt., dan
zoude zulk een prospectus door ‘geen commi’ssionnair
aan zijn clientèle word-en dooi-gezonden. Men zoude terecht vragen om nauwkeurige gegevens, wijl anders
‘de menschen niet willen inschrijven. Maar ligt een
dergelijke vaa’ghei’d verscholen in de aflossingsrege-
ling, dan schijnt zulks niemand te hinderen. Dezer dagen ontving ik van verschillende hankin-
stellingen het prospectus van de Fransche leening.
Koers van uitgifte (100 pOt.) en •bedrag van de
coupon (5 frs.) staan vast en voorts, dat men per
1,00 fr-s. ‘kapitaal, ‘die men geeft in elk geval 150 frs.
terugkrijgt binnen 60 jaar.
1)
Het schijnt, noch den
steller van het prospectus noch degenen, die hunne
bemiddeling aanboden bij de inschrijving getroffen te hebben (en vermoedelijk ook andere commissionnairs
niet, anders zouden zij den steller van het prospectus
allicht ‘tot minder v-aagheid hebben aangespoord), dat
in het -midden wordt gelaten of de rentabiliteit
5,57 pOt. dan wel ruim 6 pOt. bedraagt, een verschil
van bijna een -half procent, hetwelk toch niet zoo heel
onhedui’dend is.

Zal er elk jaar een ,zestigste deel van de stukkcn
worden uitgeloot, of wel ‘zal er gedurende 60 jaar een
vast ‘bedrag voor rente en aflossing van de leening
beschikbaar worden gesteld, zooda-t er in -den beginne
maar heel weinig uitlotingswinst wordt gemaakt en in latere jaren veel meer?
In het eerste geval is de rente, welke men
bij
ge-
middeld uitlotin.gsgeluk maakt ruim 6 pOt., in het
tweede geval ‘ongeveer 5,57 pOt.

Hoeveel rente de leening aan den Franschen Staat
zou kosten, schijnt den Franschen afgevaardigden oo-k
niet veel te hebben kunnen schelen. Althans in de wet
i.s geen systeem van aflossing vastgelegd. Wel is bij
decreet van den President aan den Minister van

1)
Ook woidt vermeld op welke twee data jaarlijk’s de
uitlotiug plaats -heeft.

Financiën opgedragen een ta’bleau d’amortissement te
maken. Wellicht is dit ook bij de toelichting van -het wetsontwerp gevoegd geweest en is -de minister dan
fatsoenshalve gebonden om zich daaraan te houden.
,lr,aai waarschijnlijk is dat niet het geval geweest. Het
is mij niet bekend of het uitlotingsplan reeds in het
Journal officiel heeft gestaan. Zeker ‘is het, ‘dat het de
Hollandsche beleggers niet wordt meegedeeld. Waar-
om ook? Binnen 60 jaar een winstje van 50 pOt., dat is voldoende om de ‘groote menigte gunstig te stem-
men. Dat ‘het een reusachtig verschil is of men op dat
winstjo al binnen korten tijd een’ behoorlijke kans
heeft, dak’ wel de grootste kans i-s, dat men er een 50
jaar op wachten moet, bedenkt -de gemiddelde -beleg-
ger toch niet. Het waarschijnljkste is wel, dat ‘het
tableau d’amorti-ssenient z66 is ingericht, dat de lee-
ning aan -den Staat 5,57 pOt. kost en dus aan de beleg-
gers ook gemiddeld 5,57 püt. geeft.

Wanneer een badmeester mij een warm -bad aanbiedt
niet de mededeeling, dat het water 36 graden is, doch
niet daarbij kan zeggen, of -de O’elsius- dan wel de
Reaumur-thermo-meter is gebiuikt, dan vind ik, ‘dat
de man
zijn
vak maar matig kent en waag er mij niet
aan mij te branden. Zoo teekent ook een verstandig
mensch niet in op een leening met zulke vage gege-
‘vens, als ‘ hij zich niet branden wil. Als inderdaad
binnenkort blijkt, -dat de ui-tiotingen voorloopig zeer
beperkt zijn en dus -het effect jarenlang vrijwel een
gewoon 5 pOt. effect is, dan zal de koers niet nalaten
te dalen. Men moge -dan al geen nauwkeurige bereke-
ningen kunnen maken omtrent de waarde, het publiek
heeft toch op den ‘duur -wel gevoel er voor, welk effect
een mooie kans op uitlotingswinst blijkt te geven en
welk niet. Het is wonderlijk, ‘dat w-ar er altijd zooveel
elementen van onzekerheid zijn voor de waarde van
obligatiën – ik zou’de bijna zeggen zooveel import-
dera’bilia de waarde ‘beheerschen – er bij hen, die in
‘deze zaken ‘handel ‘drijven, zulk een -minachting ‘be-
staat voor elementen van de waarde, welke met een
annuïteitentafel en een beetje nadenken te berekenen
zijn, al-s men ten -minste daaromtrent even behoorlijke
‘gegevens -ontvangt al-s omtrent ‘koers van uitgifte en bedrag der cou.pons In casu zal de 50 pOt. premie hij
aflossing wel – invloed hebben op de inschrijvingen,
maar vermoedelijk een veel te gunstigen.
De -verwaarl’oozin-g van de kans op uitlotingswinst,
als -die -gering -schijnt, ‘de te groote ‘beteekeni-s daaraan
toegekend als die groot lijkt, -schijnt mij op ‘den ‘duur
niet gunstig voor de ‘obligatiemarkt. Sommigen rede-
neeren wellicht: ,,maak het publiek niet te wijs”, maar
‘dat is toch op elk gebied in ‘dè practijk niet de juiste
methode gebleken om den ‘handel in een artikel te
bevorderen. Hoe meer zekerheid het publiek krijgen
kan omtrent de werkelijke waarde van o’bligatiën die
het koopt, hoe beter het ingelicht wordt
bij
beleg’gin-
-gen, hoe meer ‘de lust om liet werkelijk goede te koo-
pen zal ‘toenemen en zelfs de lust -om iets over te spa-
ren en goed -te beleggen.
Moge -ons verbeterd handelson-derwijs er toe leiden,
-dat de effctenhandelaar tea min’ste evenveel echte
warenkenajs -kunne hebben als iedere behoorlijke goe-
derenhandelaar en niet tengevolge van onwetendheid omtrent hetgeen werkelijk voor den vakman te weten
i-s, somtijds -gen’oopt worde aan -zijn klanten, die nu eenmaal voorlichting’
willen
hebben, ‘bijzonderheden
te vertellen, waaromtr-ent ‘hij evenmin iets bet-rouw-
baars -weten kan als de klanten zelf.
ANT. VAN GIJN.

Hieronder volgt de (verkorte) rentabiliteitsbere-
kenin’g der Fransche -leenin-g in de “beide veronder-
stelde gevallen. –

A. Geval van, af losring van 1160ste deel der leensn.g
eik jaa.r.
Stel, iemand neemt 60 obligatiën van frs. 100; hij
heeft ‘dan een gemiddelde uitl’otingskans van één stuk
per jaar. Hij ontvangt in dat -geval 60 jaar lang elk
jaar frs. 150 als aflossing. De contante waarde daar-

24 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

KlY

van bedraagt bij een rente-voet van 6 pQt., 150 frs. maal

16,16 geeft frs. 2424.
Vodrts ontvangt hij aan rente een afloopend bedrag
van frs. 300 in het eerste jaar tot frs. 5 in het 60ste.
Dit staat gelijk met het ontvangen van frs. 5 60 jaar
lang, plus frs. 5 59 jaar lang, plus frs. 5 58 jaar lang
enz. tot frs. 5 een jaar lang. De çontante waarde
darvân is frs. 5 maal (16,161 + 16,131 + 16,098 ±
eiiz. enz. +. 0,943) ii frs. 5 maal 730 geeft frs. 3650.
De totale contante waarde is dus bij een rentevoet
van 6 :püt. fr’s. 6074, d.i. iets meer dan de inleg van

frs. 6000.
De rentevoet is dus iets boven 6 pOt.

B. Geval dat . voor rente en zflossiig een vaste
jaarlijksche annuuteit wordt uitgetrokken.
Hoe groot
zal die annuïteit dan zijn? De gewone annuïteit van
een leing, welke in 60 jaar á pari wordt afgelost, kan
geen dienst doen wijl er met 150 pOt. wordt afgelost.

De jaarlijksche annuïteit van een’ 5 pOt. leeniug
van 1 millioen met aflossing van de stukken met 150
pOt. is gelijk aan de annuïteit van een 3,333 pOt. lee-
riing van 1,5 millioen, welke á pari wordt afgelost.

De 60-jarige annuïteit van zulk een 3,333 pOt. lee-
ning is 3,87 pOt., dus van 1,5 millioen: 58.100. De
anuuïteit, welke de Fransche Staat zal •hebben uit te
trekken, zal dus zijn 58.100 per millioen.
Nu rijst de vraag tegen welke rente zoude de Staat
leenen als hij
a
pari afloste en een gelijke annuïteit van
58.100 uittrekken moest. En het antwoord luidt: tegen
een rente van 5,57
a
5,58 pOt.
In
dit geval is dus de
rentevbet, welke betaald en gemiddeld genoten wordt,

5,57
pOt. ongeveer.
Hierbij is een annuïteiten’tafel gebruikt, waarbij
interpoleeren -noodig is, waardoor de nauwkeurigheid
iets verliest. Met loganithmen is een zeer nauwkeu-
rige -berekéning te ma-ken.

TERUG NAAR DEN GOUDEN STANDAARD.

Bij de wet van 27 November, 1919, Stbl. 786 tot

wijziging van de Muntwet 1901 en van de Indische
Muntwet 1912, is het zilvergehalte van onzen gulden
teruggebracht van 0.945 tot 0.720. Aanleiding was de
groote prijsstijging van het zilver; welke voor opsmel-
ting van ons zilvergel-d, -bij handhaving v-n het tegen-
woordige gehalte, deed vreezen.
Mr. F. A. Jas vestigt in de ,,Economi’st” van
15 Februari de aandacht op het merkwaardige feit,
dat deze wet, die het gehalte van onzen gulden, dat
zich eeuwenlang vrijwel heeft weten te ,hândhaven, zoo meedoogenloos aantast, nagenoeg zonder debat
en zonder hoofdeljke stemming beide Kamers der

Staten-Generaal is gepasseerd.

Theoretisch is tegen denmaatregel echter niet veel
aan te voeren, sinds onze gulden tot een teekenmunt,
tot een, zij het dan ook -metalen, fiduciair betaalmid-

del, is verlaagd.

Wel vraagt men zich af ‘of
bij
eventueel latere prijs-
daling van het zilver de verleiding tot namaak van
volwaardige guldens en nijk’sdaalders niet heel groot zal worden, nu het gehalte zoo belangrijk is vermin-

derd. Reeds
bij
een gehalte van 0.945 werd clan-

destiene aanmaak van volwaardige munten soms vast-
gesteld.

Of verder de uitvoering der wet niet op groote
moeilijkheden zal stuiten, is zeer twijfelachtig. Ho
toch, zal het mogelijk zijn het bestaande zilvergeld in
té trekken, wanneer op het oogenblik, dat men daartoe
wil overgaan, de intrinsieke waarde der munt werke-
lijk de nominale mocht overtreffen? Ten onzent is dat
thâns nog niet ‘het geval, maar in het buitenland is de
wéarde van het zilver reeds belangrijk ‘hooger ge-
tegen.

Weliswaar is de uitvoer van zilver verboden en
verbiedt de wet van 12 Januari 1918, Stbl. 14 het
oppotten en opsmelten van’ zilvergeld (‘het laatste is
zelfs strafbaar met gevangenisstraf van- ten “hoogste
één jaar,
terwijl
het zilver kan worden verbeurd ver-

klaar), maar voor opsmelten
zijn
geen ‘bijzonderê

werktuigen en is weinig kunde noodig, zoodat men
-met belangstelling mag afwachten, •hoe de regeening
de hand op het aanwezige -zilver zal weten te leggen,
indien eerlang ook de ‘binnenlandsche zilver’prijs op-
smelten voordeelig zal doen zijn. Jammer, dat het
altijd moeilijk ‘zal zijn te beoordeelen, «in hoeverre het
aan de overheid gelukt is haar doel te bereiken, daar
de hoeveelheid zilvérgeld, -thans -hier te lande aanwe-
zig, in de verste verte niet bekend is. –
Bij verdere stijging van den zilverprijs is echter
zeker het spoorloos verdwijnen van veel v-an ons zware
zilver te verwachten. Het door de Regeening ter
bescherming onzer’ ciréulatie gekozen middel zal in
dat geval ondeugdelijk blijken en -het verdwijnen van
het zilver uit ‘het verkeer eer-der verhaasteu dan voor-
komen, tenzij -de Regeening aan d’e houders van het
oude zilver eene premie ten bedrage van -de meer-
waardé mocht toekennen, hetgeen wel n’iet in hare
bedoeling zal liggen. –

Is er niet een -betei middel om den d’oor de prijs-
stijging van -het zilver ontstanen wantoestan-d te ver-
helpen? Zou het niet -bestaan in een, ook uit anderen
hoofde reeds igewerischten spoedigen terugkeer tot
den gouden standaard?
Sinds de wet van 31 Juli 1914, Stbl. 333 den uit-
voer van gouden munt en goud-materiaal verbood, is
alle verband tussehen ons -betaalmiddel en het goud
verbroken. Sinds die wet hebben wij geen munt-
standaard meer. – – –

Dit heeft gemaakt, -dat het goud een belangrijk agio
is gaan doen. Wel is di-t niet meer zoo groot als -toen
in de -bekende advertentiei voor gouden tientjes
buiten-sporige prijzen werden geboden, maar ‘het agio bestaat nog steeds.

In goud uitgedrukt, zouden de
prijzen
dus lager zijn

dan hun tegenwoordig peil. Ook de prijs van het
zilver. Het is niet onwaarschijnlijk, dat -van voor-
deel, verbonden aan opsmelting of uitvoer van onze
zilveren munt
bij
herstel van den gouden – standaard
geen sprake -meer zou zijn. In ieder ‘geval zal het even-
tueele voordeel verm-in-der-èn en hoe geringer het is,
hoe meer kans, dat onze goede zilveren munten ‘voor
de circulatie behouden blijven. Bij de bestaande ver-
bodsbepalingen van opsmelting en uitvoer zal ‘het
daaraan verbonden voordeel – allicht grooter moeten
zijn dan zonder die bepalingen.

– Terugkeer tot den gou-den standaard zal dus ook in
deze aan ons muntwezn ten goede komen. Maar zijn er soms bezwaren, welke het nemen van

dien maatregel beletten? –

Beschouwen wij vooreerst -den ‘invloed, dien terug-
keer tot den- gouden standaard, op het prijsniveau zal
hébben. Zeker zal deze gaan in de richting -van prijs-verlaging. Maar daarvoor -schri-kke men – niet terug. Daarover moet men zich juist verheugen.

Die prijsdaling zal van uit het buitenland beginnen
en, wel door invoer uit Amerika, het eenige land,
waarvan -de wisselkoers direct door het voor uitvoer
beschikbaar stellen van goud zal worden beïnvloed.
De abnormaal ‘hooge wissél-koers op Amerika (abnor-
maal althans, wanneer men dien met een ‘vôôr-oor-
logsch oog -beziet) zal verdwijnen en daarmede zal de mogelijkheid van invoer ‘van-daar tegen lagere prijzen

worden geopènd.

Zeker -zullen de Nederlandsche handel en industrie,
vol als zij zitten met voorraden, tegen hoogen prijs
verkregen, die concurrentie niet gaarne zien. Het
-industrieel en -handelsbelang zijn zeker van groote,
van ‘zeer groote -beteekenis, maar het ielang van de
éonsum,enten (dat zijn
alle
Nederlanders, met inbe-
grip van industnieelen en han-deldrjvenden en wie
ver-der van ‘handel en industrie leven) weegt thans
nog
zwaarder. Het belang van de consumenten eischt
dringend prijsdaling.

Maar zelfs voor de industrie -heeft daling der, wis-
selkoersen niet
alleen
nadeelen, maar ‘ook yoordeelen,

246

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Maart 1920

in zooverre de nijverheid ni. hare grondstoffen uit het

buitenland betrekt.
Men veagete ook niet, .dat onze handel en industrie
in de laatste jaren steeds hebben geprofiteerd van de
voortdurende prijsstijging, sommige industrieën heb-
ben zelfs uitsluitend dank 2ij die prijsstijging bestaan.
Dat geeft haar geen recht op die bron van win-st ook
voor de toekomst. Een voortdurende prijsstijging als
wij de laatste jaren hebben gezien en waarvan het
einde misschien nog niet is bereikt, is geen normale,
geen gezonde bron van winst. Wat zij oplevert moet
als een extra-voordeel worden beschouwd, waar nijver-
heid en handel echter nimmer op mogen steunen.
Hebben zij het toch gedaan, zij zullen er de gevolgen
van moeten dragen. Het hooge prijsniveau langer dan
noodig is, te handhaven om die gevolgen tijdelijk- af
te wenden, is onrecht plegen aan de consumenten.
Deze hebben ook ‘hnnne rechten. Te veel wordt dit
som-s vergeten. Alleen buiten-landsche concurrentie
zal waarschijnlijk in staat zijn aan deze rechten gel-
ding te verschaffen.
Men aanvaarde dus zonder schroom de prijsdaling,
welke het gevolg zal
zijn
van herstel van den gouden standaard. De groote meerderheid der bevolking zal
die daling met een gevoel van opluchting begroeten.
Zonder twijfel zullen offers vallen, maar die eischt
ieder wending der conjunctuur. Op den duur zullen
deze toch niet zijn te redden.

Wellicht bestaat ook de vrees, dat bij terugkeer tot
den gouden standaard al het goud naar hot buiten-
land zal afvloeien. Ongetwijfeld tasten wij omtrent
de hoeveelheid, die over de grenzen zal gaan, geheel
in het duister. Maar blijkt er een groote drang naar
gouduitvoer te bestaan, dan staat meteen vast, hoe
noodzakelijk ‘die uitvoer is.

Het voordeel van het hebben van een mu.ntstan-d-
aard, is dat de waarde van het geld, ook -binnen,s-
lands, automatisch ‘in overeenstemming is en blijft met de waarde van dien standaard. Is. het geld bin-
i:ensland-s ten opzichte van zijn standaard -gedepre-cieerd, dan zal, -bij het aanwezig zijn van een in ver-
band met het als meest gewenscht aangenomen dek-
kingspercentage normalen voorraad, iedere afvloeiing
inkrimping van •de bin-nenlandsche circu-latio mccle-
brengen en wel tengevolge van maatregelen strekkendo

tot herstel van “dat meest gewenschte percentage.
Daardoor zal de -depreciatie verdwijnen. Uitvoer van
goud is slechts half werk, indien daarmede inkiim-
ping dor circulatie .niet hand in hand gaat. Zoolang
niet zeer veel goud zal zijn afgevloeid, hebben wij ten
onzent echter niet den waarborg, ‘dat zulks het ‘geval
zal zijn. Evenmin, indien niet weder naar een bepaald
dekkingspercentage als het meest gewenschte wordt
gestreefd. Z-oolan.g toch zal jzich de circulatie van de
afvloeiing van goud niets aantrekken. In verband
hiermede schijnt het ook gewenscht, dat het ver-
plichte dekkingspercentage weder van 20 op 40 pOt.

worde gebracht. Bij een gedeprecieerd betaalmiddel
kan alleen beperking •der circulatie -de depreciatie
weg-nemen.

Blijft deze beperking achterwege, ‘dan zal goud-
uitvoer allért het zilver niet in ‘den omloop houden.
Tot beperking onzer circulatio, teneinde ons be-
taalmiddel weder op -goudwaarde te ‘brengen, is dis-
contoverhooging het aangewezen middel. Desnoods
ook weigere de Nederla-n-dsche Bank verdere credieten
aan ‘den Staat. De in den laatsten tijd zoo ruim vloei-
ende staatsontvangsten zullen het dozen minder be-
zwaarlijk maken ‘den steun van de Nederlan-dsche Bank
te moeten -derven. Bijzondere faciliteiten bij ‘belee-ning van staatsschuld ‘behooren voortaan achterwege
te blijven, daar zij terugkeer tot een betaalmiddel met
goudwaarde tegenwerken.
Vreest -men, dat de afvloeiing van goud zoo snel zal
gaan, -dat de inkrimping van de bin-nenlandsche ciij-
culatie, welke zeker niet met- ruwe hand zal moeten
worden ondernomen, ‘daar-mede geen gelij-ken tred zal –
kunnen houden, dan trekke men niet dadelj’k het ge-

heele verbod tot uitvoér van goud in, maar geve voor-
ioopi-g zonder beperkingen uitvoerconsenten voor dit
metaal. Zoo noodig kan dan ieder oogen

blik de uit-
voer worden beperkt of gestaakt. Men houdt op die
wijze de hand aan de kraan, maar men zette die van
den aanvang af wijd open.

De kans, dat zij weder behoeft te worden dichtge-
draaid, zou zeer kunnen worden verminderd, indien
het mogelijk bleek met andere, ruim in hun -goud zit-
ten’de, landen overeen te komen een gelijke goudpoli-
tiek te volgen. D-at het onmogelijk zou zijn hen daar-
toe te bewegen, is niet zon-der -meer aan te nemen,
daar ook voor die landen terugkeer tot een behoorlijk
muntwezen een der eerste eischen voor economisch
herstel is. Dat een muntwezen zon-der standaard, voor-
al i-n tijden ‘als wij thans -beleven, geen ideaal is, be-
hoef ik thans ‘zeker niet na-der uiteen te zetten. Hoe
eerder die toestand wordt verlaten, -hoe beter. Het
land, dat het eerst weder zijn muntwezen in orde
heeft, zal -daar zeker wel bij varen.

Thans ‘ligt het goud eenvoudig als eene reserve voor
nog moeilijker tij-den bij de Nederlandsohe Bank. Voor
het heden heeft Nederland -daaraan
niets. Als
dek-
king ‘der bankbiljetten heeft het ‘geen bijzondere be-
teekenis ‘meer, sinds de gouden -standaard is verlaten.
Het tot het uiterste vasthouden van het goud, ‘dat men
in -alle landen waarneemt, is eene gou-dâanbid’ding,
welke zij, ‘die van onttroning van dit metaal na den
oorkg hebben gedroomd, zeker niet hebben ver.wacht.
De beteekenis van het goud ‘als reserve voor moei-
lijke, tijden onderschat ik allerminst, maar ik meen,
dat wij aan- deze ‘beter ‘het hoofd zullen -bieden door
ons muntwezen. weder ‘behoorlijk in orde te hebben,
dan door het bezit van ‘goudsohatten. Dergelijke schat-
ten ‘blijven trouwens ‘beter ‘afgescheiden van de dek-
king der circulatie. Maken zij -daarvan deel uit, dan geven zij licht aanleiding tot inflatie.

Om ten slotte op de kwestie van het zilver terug
te komen, zij er nog de aandacht op gevestigd, ‘dat de
verdwijning op ciandestiene wijze van ons zware zil-
ver een ‘kwaad is, dat niet te licht moet worden ge-
telci. Is het zilver eenmaal veidwenen, dan is nieuw
zilvergeld alleen weder te verkrijgen door aankoop
van zilver -op -de vrije zilvermarkt. Welke offers zal
dit van onze -schat-kist eischen?
Mr. W. C.
MEES R.AzN.
Rotterdam, 20 Februari 1920.

WONING.ZORG VAN EEN STAATSBEDRIJF.

Uit het oogpunt vn w’oningzorg is de op 5 Maart j.l. door ‘de Eerste Kamer aangenomen suppletoire

begrooting voor het Staatsbedrijf van de Posterijen,
de Telegrafi’o en de Telefonie ‘over het dienstjaar
1919 -bij uitstek interessant.

Hier worden gelden beschikbaar gesteld om van-
wege het genoemde staatsbedrijf .in -den woningnood
•van het post, telegraaf- en telefoonper-soneel in Heer-
inn te voorzien.

Men kent ‘de phenomenale ontwikkeling van di-t mid-
delpunt ‘der Lirn’burgsche kolenproductie gedurende -den oôrlog, en het spreekt vanzelf, -dat ook de huis-
vesting der postam’btenar-en van de -menschenopeen-
hoopin’g in Heerlen groote moeilijkheden moest onder-
vinden. Was ‘het eenerzijds, wegens de zeer -groote
moeilijkheid (voor gezinnen zelfs ‘onmogelijkheid) om
in Heerlen onderdak te vinden, reeds ‘bijna niet -doen-
lijk om het personeel -op de oude sterkte ‘te houdeii,
anderzijds nam het aantal ‘der te behandelen stukken
en dus ‘de ‘behoefte aan personeel toe in evenredigheid
met den opbloei der plaats. De woningmoeilijkheden
zijn -door dit alles ten slotte zoo ernstig geworden, dat
de voortzetting van ‘den ‘dienst feitelijk ‘doorloopend
werd -bedreigd, en d’at het slechts ten koste van exor-
bitante geldelijke offers gelukte -om ‘het bedrijf-gaande
te houden. Het is ‘duidelijk, ‘dat er toen geen keuze
meer overbleef, en dat het ‘bedrijf ‘de woningzorg voor-
zijn werknemers zelf ter hand nemen moest. –

24 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

247

De vraag was nu, in welken vorm dit diende te
geschieden.
De manieren toch, waarop bedrijven het woonbelang
hunner werknemers kunnen behartigen, zijn velerlei. Eenerzijds kan een bedrijf met behulp van zijn eigen
kapitaaikracht de taak der productie van woningen
ter hand nemen, om deze dan niet silleen zelf aan
zij werknemers ‘te verhuren, maar ook geheel ver’der
te exploiteeren. Andersijds staan verschillende wegen
open om in de bedrijfsw.oningzorg ook andere maat-
schappelijke elementen te ‘betrekken, en .de •taak der
bedrijfsleiding te beperken tot het nemen van ini-
tiatief, het verstrekken van kapitaal, het voeren van
‘beheer of eenige andere .bemdeienis. Welke speciale
vorm van bedrijfswoningzorg voor ieder geval het
meest aangewezen is, zal afhangen van plaatselijke
omstandigheden. Voor een en ander veroorloof ik mij
te verwijzen naar mijn ,,Beschouwingen naar aanlei-

ding van den woningnood” (1919), waar de grond-
slagen, waarop bedrijven hun woningzorg kunnen
inrichten, werden aangegeven.
In Heerlen nu verkeerde men in de gunstige om-standigheden, dat hier aanwezig is een vereeniging
voor middenstandswonin’gbouw (aan middenstandswo-
nin’gen was in dit geval de ‘meeste behoefte), welke
op dit gebied haar sporen reeds had verdiend. Ge-
doeld wordt op de vereenigin,g ,,Woningbouw”, een
dochter-vereeniging ‘van de bekende vereeniging ,,Ons
Limburg”, doorvelker bemiddeliuig o.a. de Staats-
mijnen reeds over menige woning op zeer bevredi-
genden voet de beschikking hebben gekregen. Hier-
over heeft Prof. Ir. F. K. Th. van Iterson, Directeur
der Staatsmijnen in Limburg, in ,,De Ingenieur” van 11 Januari 1919 belangrijke mededeelingen gedaan,
en het is niet misplaatst nog eens te gedenken, dat de
genoemde vereeniging op deze wijze in moeilijke tijden
voor de kolenvoorziening van ons land veel heeft ge-
praesteerd. Het lag nu ook voor het Staatsbedrijf van
de Posterijen, de Telegrafie en de Telefonie voor de
hand om, ter overwinning van de geschetste moeilijk-
heden, met deze vereeniging aanraking te zoeken. Het
ter zake gepleegde overleg heeft ‘tot overeenstemming
geleid, en doordat de wetgever ‘thans dé vereischte
gelden heeft toegestaan, kan aan -de ontworpen plan-
nen uitvoering worden gegeven.
De opzet komt hierop neer, dat het organiseerend
en exploi’teeren-d vermogen ‘der Vereeniging ,,Woning-
bouw” als het ware geënt is op de economische macht
van het staatsbedrijf. Deze beide factoren zijn op
zoodanige wijze met elkaar in verbinding g&oracht, dat alle elementen voor de productie en de exploita-
tie ‘van woningen aanwezig zijn. Het staatsbedrijf
heeft daarbij voor zijn ambtenaren een beschikkings-
recht over ‘de woningen verworven, zoodat het doel,
zekerheid ‘dat het bedrijf op dezen voor de dienst-uitoefening noodzakelijken factor kan rekenen, is
bereikt. ‘J)at dit op voor ‘beide partijen aannemelijke
voorwaarden geschiedde, moge blijken uit de volgende bijzonderheden betreffende de gesloten overeenkomst.
De vereeniging zal een zeker aantal woningen doen
bouwen volgens door -den Minister van Waterstaat,
onder wien het
ioeekera-nnen. De koopprijs der benoo-
dide terreinen en de ‘bou en er woningen wor-

Iï1èn verstrekt. De woningen nu worden voor een tijtiperk v SlTjaren ‘ten behoeve van het staatsbe-
drijf aan het Rijk verhuurd, gedurende welken tijd
de vereeniging voor rente en aflossing van de ge-
leende gelden een zekere annuiteit betaalt. Na
verloop van deze 50 jaren zal de schuld van de ver.
eeniging ten volle
zijn
gekweten, en ‘komt deze dus
in het Vrije bezit der woningen: Ook -dan echter blijft
het Hoofd van het staatsbedrijf nog bevoegd om de
woningen voor een door hem te bepalen termijn op-
nieuw in te huren, en wel, tegen een naar bepaalde
eginselen vastgestelden, zeer billijken huurprijs. Ook

aan-gaande den huurprijs gedurende de oorspronkelijk
vastgestelde 50 jaren bevat de overeenkomst een be-
paling: deze beloopt slechts zooveel als voor rente en
aflossing van het stichtingskapitaal, voor het vormen
van een fonds voor onderhoud en herstel, en vo’or ver-
dere noodzakelijke uitgaven is vereischt. Aandacht
verdient ten slotte, dat mede is overeengekomen, dat
wanneer -de woningen niet’ meer mochten voldoen aan
volgens de tijdsomstandigheden door de -ambtenaren
te stellen gerechtvaar-digde eischen, de Inspecteur
der Posterijen en Telegrafie te Maastricht mag ver-
langen, dat door de vereeniging hierin op doelmatige
wijze wordt voorzien. De financiering hiervan kan
eventueel op dezeldde
wijze
geschieden als ten aanzien
van ‘de stichting der woningen is bepaald.

Ui den aard der zaak is in -de overeenkomst met
de bouwvereeniging niet geregeld ‘de vraag, welke be-
dragen de ambtenaren aan het staatsbedrijf zullen be-
talen voor het recht om ‘de woningen te betrekken.
Dit is toch voor het ‘bedrijf een aangelegenheid van
internen aard. Naar ‘aanleiding ‘eener in het Voor-
loopig Verslag der Tweede Kamer gedane vraag,
heeft de Minister van Waterstaat echter in zijn Me-
morie van Antwoord meegedeeld, dat de door de amb-
tenaren te betalen huursom niet meer zal bedragen dan 15 pOt. van hun in omen. Kostëiide woningen dus meer, dan wordt dit meerre door het bedrijf er
op toegelegd. Het zal echter wel geqn betoog behoe-
ven, dat deze verhuring beneden den kostprijs econo-
misch heel wat ‘gezonder is dan de steeds veelvuldiger
voorkomende verhuring -van Gemeentewoningen be-
neden den kostprijs. Wordt
bij
-deze laatste feitelijk uit
de publieke kas aan bepaalde personen (op kosten van
hun medeburgers) een gratificatie verstrekt, bij cie
verhuring van bedrijfswoningen beneden den kost-
prijs vindt niet anders plaats, -dan -dat de werknemers
boven hun geldloon van den werkgever een loontoeslag
in natura ontvangen. Dit nu ontmoet geen enkel
bezwaar.
In het algemeen kan worden gezegd, dat aan de
woningzorg der bedrijven lang niet gen-oeg achdaeht
wordt gewijd. Officieele gegevens worden dienaan-gaande niet verstrekt, terwijl een particulier niet licht
over de middelen zal ‘beschikken om een deugdelijke
enquête te houden. Overigens is het -niet -overeen-
komstig de heerschende opvatting om andere woning-
zorg dan die van Gemeentewege als de deu-gdeljkste
te beschouwen. Dit is tegenwoordig niet -reu! Wij moeten hier onwillek-eurig denken aan het feit,
waarop de Haagsehe Burgemeester in zijn Nieuw-jaarsrede van Januari jl. ‘do aandacht vestigde: dat
besturen zoo’n pleizierig en ‘dankbaar werk is, als
men maar niet op de kosten behoeft ‘te zien. Inder-
daad: blokken mooie Gemeente-woningen ‘doet zetten,
velker huurders slechts een appel en een ei verwo-
nen, terwijl de Gemeente er de rest op toelegt, is een
uiterst pleizierige en d’an’kbare taak. Heel veel kunst
is er ook niet aan; ‘men heeft slechts een bekwamen
bouwmeester te kiezen. Men ziet dan slechts verheugde
en dankbare gezichten.
Een andere vraag echter is, of ‘deze verhuring van
Gemeente-woningen ‘beneden ‘den k-ostprjs economisch
geoordeeld aan-beveling verdient. En -dan is er -ge-
reede aanleiding tot twijfelen. Is zij wel billijk tegen-
over de velen, die wel in de -kosten moeten meebetalen,
maar van de voordeelen niet meeprofiteeren? T’s het
maatschappelijk wel gezond, dat normale personen
hun dagelijksche behoeften niet uit hun inkomen dek-
ken, maar daarvoor ondersteund worden -op ‘kosten
van hen, die geacht worden nog wel wat te kunnen
missen? –
Een antwoord op -deze vragen worde hier nu niet
gegeven, maar wel worde er op gewezen, dat zij ten
aanzien van de woningzorg der bedrijven niet kunnen
worden gesteld. Uit dit oogpunt bezien was het een
aangename taak er de aandacht op te vestigen, dat een
nieuw staatsbedrijf voor een groep zijner werknemers
de woningzorg ter hand genomen heeft.
1. G. BLINK.

246

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Maart 1920

LOONARBITRAGE IN HET BAKKERSBEDRIJF

De bakkersstaking van begin October 1919 behoort
met haar consequenties al weder tot het verleden. Er
zou dan ook te dezer plaatse op deze geschiedenis niet
worden teruggekomen, indien in den laatsten tijd
niet telkens weder opnieuw blijk werd gegeven van
belangstelling in de toenmaals plaats gehad hebbende
arbitrage inzake het uit te keeren loon. De bijzonder-
heid dezer arbitrage is toch geweest, dat zij gebaseerd
moest worden en werd op een vergelijking met het
loonniveau in andere en soortgelijke bedrijven. In

verschillende van de in vergelijking gebrachte bonen
is sedertdien weder wijziging gekomen, zoodat de in
de beslissing weergegeven cijfers niet meer ten volle
geldende zijn. Niettemin blijft de uitspraak wegens
het aanvaard beginsel waarde behouden.

De arbitrage was het gevolg van het op 6 October jl.
door tusschenkomst van den Amsterdamschen Wet-
houder de Miranda gesloten compromis, waardoor het
bestaand conflict werd beëindigd en de weg voor een
landelijke collectieve arbeidsovereenkomst geëffend.
Bij dit compromis werd onder 1 bepaald, dat door
eene commissie, samengesteld uit een gelijk aantal
vertegenwoordigers van .beide partijen met een oupar-
tijdig voorzitter, uitspraak zou worden gedaan om-
trent de vraag ,,•of en in welke mate het door de
patroons aangeboden minimumloon van
f
30,.—. per
week, geldend voor de gemeenten geplaatst in de
hoogste klasse, volgens de ontwerp-overeenkomst moet
worden verhoogd in verband met hetgeen in andere
en soortgelijke bedrijven ter plaatse aan arbeiders
wordt uitbetaald.” Tevens zou de arbitrage-commissie
uitspraak doen omtrent ‘den arbeidsduur der brood-
bezorgers.

De arbitragecommissie bestond uit vertegenwoordi-
gers van de vier werkgeversvereenigingen: de Ned.
Tereeniging van Werkgevers in het Bakkersbedrijf,
de Ned. Bakkersbond, de Ned. R.-K. Bond van Brood-,
Koek- en Banketbakkerspatroons en •de Bakkerspa-
troonsvereeniging ,,de Voorzorg”, en van de vier ver-
eenigingen van werknemers: de Ned. Centr. Bond van
Ohr. Arbeiders in de Bedrijven van Voedings- en
Genotmiddelen, de Ned. R.-K. Bond van Bakkers en
Cacao-, Chocolade- en Suikerwerkers, de Alg. Ned.
Bond van Arbeiders(sters) in het Bakkers-, Chocolade-
en Suikerbewerkingsbecirijf en de Ned. Federatie van
Arbeiders in de Voedings- en Genotmiddelen-, Chemi-
sche en Fabriekmatige Bedrijven. Als onpartijdig
Voorzitter fungeerde op eenparig verzoek der com-
missie Prof. Mr. G. W. J. Bruins, Secretaris was de
heer W. T. van der Meer.

Weergegeven wordt hieronder de uitspraak omtrent
het loon. Uitspraak werd gedaan op 3 November jJ.

Wat de eerste aan haar opgedragen vraag betreft, over-
weegt de commissie:

De door patroons aangeboden loonschaal luidt
meesterknechts-ovenisten over 4 of minder gezellen
f
33,-
ovenisten

………………………………..33,
deegmakers

…………………………….

..32,-
voormannen

…………………. …………

..31,-
speciale (verantwoordelijke) luxebakkers ……… 31,-
alleenwerkende gezellen ……………………

,, 31,-
bankmannen …………………. …………

,, 30,-
koek- en banketbakkers, roggebroodbakkers …… ,, 30,-
broodbezorgers in volledigen dienst … . ………. ..30,—.
binnenpersoneel, waaronder te verstaan magazijn-

en zolderknechts ……………………….

,, 29,-

Het loon van
f
30,.— in de opdracht der commissie ge-noemd, bctreft dus Baukmannen, Koek- en Banketbakkers,
Roggebroodbakkers en Broodbezorgers in volledigen dienst.
Het aanbod betreft de gemeenten der eerste klasse: Am-
sterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage en Haarlem. Voor de
gemeenten der tweede klasse (Utrecht) is aangeboden

f
28,—, voor die der derde klasse
f
26,—, voor die der vierde
klasse f24,—.
Overeenkomstig haar opdracht heeft de commissie de
bonen ‘in de gemeenten der eerste klasse onder de oogen
gezien.
Voor vergelijking van de groep der baakmannen,

koek- en banketbakkers, roggebroodbakkers en broocibe-
zorgers iin volledigen dienst in het bakkersbedrijf met groe-
pen van werknemers in andere bedrijven, neemt (le com-
missie in aanmerking:
Van de -werkzaamheden der hooger -bezoldigde ovenis-
ten en deegmakers onderscheidt de arbeid der bankmannen
in het grootbedrjf, die bij :beoordeeling van ‘het minimum-
loon van
f
30,— in -de eerste plaats in aanmerking komen,
zich in zooverre, dat voor de eersten kennis van machines
en kennis van het product noodzakelijk is, welke van den
bankman niet worden geëischt;
De geschiktheicl van -den bankman in het grootbe-
drijf berust op in hoofdzaak door routine te verkrijgen vaar-
digheid en geoefendheid.
3 Voor vergelijking van het bakkersbedrijf in het alge-
meen met andere bedrijven neemt •de commissie in aan-
inerking:
Het bakkersbedrijf is noch een seizoen- ‘noch in het
algemeen een conjunctuurbedrijf. De afzet van het product
en de ‘gang van ‘het bedrijf zijn van ‘dag tot dag in hooge
mate gelijkvormig.
De -regeling van -de arbeidsvoorwaarden in het bak.
korabedrjf geschiedt ibij een collectief contract.
4. Bij vergelijking met andere bedrijven -neemt de com-missie voorts -in aanmerking, dat het collectief contract in het bakkersbedrijf geen stukloon kent, terwijl voorts bij de
vergelijking overwerk ‘buiten rekening is gelaten. 5. Vergelijking moet geschieden met ‘het loon, uitbetaald
aan ,arbei-ders in andere en soortgelijke bedrijven ter
plaatse”.
De vergelijkbare bedrijven zijn gerangschikt naar de vol-
gende beginselen:
tot de eerste groep zijn gebracht de algemeene bedrij-ven, waarin eveneens collectieve contracten bestaan, waarin groepen van werknemers werkzaam zijn -die min of meer in
vakkennis met ‘het bakkerjpersoneel te vergelijken zijn, en
waarin Of geen seizoenarbeid bestaat Of in de collectieve
overeenkomst regelen getroffen zijn, ‘waarbij de invloed van
seizoenarbeid tot zekere hoogte wordt geneutraliseerd. In
alphabetische volgorde behooren tot deze bedrijven: de klee-
di ngindustrie, -de metaalindustrie, -het meubelmakersbedrjf
en het transportbedrijf;
tot de eerste groep zijn mede gebracht -de bedrijven, die
doordat zij eveneens de bereiding van een voedings– of
genotmiddel tot doel hebben, uit dezen hoofde -als soortgelijk
bedrijf kunnen worden aangemerkt. In alphabetische volg-
orde behooren -hiertoe: het banketbakkersbedrjf, de ban-
ketfabrieken, het bierbjouwersbedrjf, het chocoladebedrijf,
de meelfabricage en ht -slagersbedrijf.
Eerst in de tweede plaats, als zijnde seizoen- en con-
junctuurbedrjf, -zijn in vergelijking gebracht de bouwvak-
ken en daarmede samenhangende bedrijven en voorts het
foto-, litho- en chemigraf-isch bedrijf, wegens de zeer groote
verscheidenheid van gescliooldhei-d in de in dit bedrijf werk-
zame groepen van werknemers geëischt;
‘het typografenbedrijf, wegens den bijzonderen aard van
het ‘bedrijf;
-de gemeente- en rijkswerklieden, eveneens wegens hunne
afwijkende positie. –
6. Ten aanzien van de bedrijven van grôep 1. valt te
overwegen:
a. 1. Kleedingindustrie.
Krachtens het bestaand, op 15 Februari 1920 afloopend collectief contract -in het heerenkleeding-bedrijf, waarbij
Amsterdam, ‘s-Graven-hage, Rotterdam, Haarlem en Leiden
in de eerste klasse zijn geplaatst, wordt voor atelierar-bei-
ders een loon vastgesteld: p. uur
voor atel-jerkleermakers en maat-pompiers ……..
f
0,63
voor maat- en confectie-pompiers en maat-pompiers,
tevens reparateurs ………………………..

., 0,62
voor confectie-pompiers op ateliers …………..

., 0,60
voor uitsluitend reparateurs ………………….
0,55
De werktijd bedraagt 48 -uur per week, terwijl wegens de
regel-matige perioden van slapte in ‘het bedrijf 1100 arbeids-
uren per half jaar gewaarborgd worden. (26 ,weken van
volle werkzaamheid gedurende 48 uur komen overeen met
1248 uur.) Aangenomen schijnt te kunnen worden, dat over-
werk -in de drukke perioden tegen het tekort in de andere
perioden min of meer opweegt. Neemt men deze factoren,
dus ook het overwerk in den drukken tijd, waarvoor extra
loon wordt betaald, in aanmerking, dan komt men voor de
genoemde groepen tot een gemiddeld weekloon van
f
30,24,

f
29,76,
f
28,80 en
f
26,40. Naast het uurboor bestaat stuk-
loon, waarvoor de verschillende verrichtingen in ‘het bedrijf
in een uitvoerige schaal naar tijdsduur getarifiëerd zijn.
Voor een geschikt werknemer bestaat aldus -gelegenheid zijn
loon op te voeren.

24 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

249

In .het danieskleedingbedrjf bestaat een collectief con-
tract, afloopen.cl 15 Maart 1920. Voor Amsterdam en ‘s-Gra-
vnh’age (Haarlem en Utrecht 15 pCt. lager) ‘zijn als uur-
bonen vastgesteld in maat-confeotiezaken:
Kieermakers, nieuw werk …………………..

f
0,69
Kleermakers, p’ompwerk en ‘nieuw werk …………0,65
Kleermakers, uitsluitend .pompwerk ………….. ., 0,58
48 uur per week gedurende ‘het geheele jaar gegarandeerd,
geeft weekloonen van
f
33,12,
f
31,20 en
f
27,48. Wie tien
jareii als mannelijke hulp in het vak is werkzaam geweest, wordt als zelfstandige dameskieermajker beschouwd. Ook
hier stukloon, waardoor voor een geschikt ‘werknemer gele-genheid bestaat ‘zijn loon op te voeren.

Metaalindustrie.
Bij de Mei 1919 ‘gesloten collectieve arbeidsovereenkomst
in de metaalindustrie, aangegaan ‘voor 66n jaar met moge-
lijkheid van verlenging, is fn de gemeenten der eerste loon-
klasse (o.a. Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenh’age) (tweede
boonklasse
f
0,03 lager, o.a. Haarlem), aan ‘geoefenden een minimum gemiddeld uurinkomen gegarahdeerd van
f
0,54,
bij een werkweek van 48 uur, weekloon
f
25,92. Naast het
minimum tij4loon bestaat tariefwerk, dat hun, ‘die hun vak
verstaan, het verkrijgen van een hooger looninkomen moge.
lijk maakt. Stelt men dit bedrag gemiddeld op
f
0,10 per
uur, dan ‘geeft dit een wekelijksch looninkomen van
f
30,72,
waarbij dus stukloon voor een normalen arbeider in aan-
merking is genomen; Haarlem
f
29,28. Bekend is dat op
het oogenbl.ik, in verband met de conjunctuur, waarin het bedrijf. verkeert, in verschillende ondernemingen hoogere
bonen worden verdiend.

Meubelmakers.

Bij het Maart 1920 afloopend collectief contract zijn, voor
zoover uit de gegevens valt op te maken, naar ide,thans gel-
den’de cijfers in de gemeenten ‘der eerste loonklasse (Am-
sterdani, Den Haag, Rotterdam) ‘de volgende uurloonen
vastgesteld:
laatste groep volsl. werknj.

(24 jaar)

(28 jaar)
beeldhoiuwers

……………..
f
0,64

f
0,69
meubelmakers, stoëlenmakers,
draaiers, mach. houtbewerkers,

stoffeerders ………………., 0,62

,, 0,67

bdhan’gers en beddenmakers – . . – ,, 0,59

,, 0,64
politoerders

………………,, 0,57

,, 0,62

De weektijd is thans 51 uur; gegarandeerd is een werktijd
van 46 uur. Dit leidt bij de genoemde ‘groepep thans tot een
weekloon van:
24jaar

28jr.enhoog
beeldhouwers ………….32,64 (29,44) 35,19 (31,74)
meabelmakers enz . …….. 31,62 (28,52) 34,17 (30,82)
behan’gers, bedden.makers . .. 30,09 (27,14) 32,64 (28,52)
politoer’ders …………..29,07 (26,22) 31,62 (28,52)
Januari 1920 wordt een werktijd van 48 uur ingevoerd. Over het algemeen kan worden opgemerkt, ,dat voor den
arbeid van verschillende der ‘genoemde groepen cciie ‘niet
onbelan’grjke vakkennis wordt vereischt. Een ‘aantal
groote bedrijven gaan ‘boven de genoemde cijfers.

Transportarbeiders.

Voor transportarbeiders is het moeilijk algemeen gel-
dende cijfers te geven. Over ‘het algemeen worden voor Am-
sterdam, Rotterdam en ‘s-Gravenhage we’ekloonen opgege-
ven, die ten deele cijfers als
f
25,- en
f
27,- aanwijzen,
of ‘wel (melkinrichtingen, expeditiek’nechts ‘s-Gravenliage,,
aardappelen, -bouwmaterialen, papiervervoer Amsterdam,
aardappelen Rotterdam) op
f
27,- tot
f
30,- neerkomen. –
Voor ‘het havenbedrijf -te Amsterdam en Rotterdam worden
vaste bonen van
f
33,- opgegeven.

b. t Banketbakkerijeu.

Een collectief contract bestaat, krachtens hetwelk tot 1
Januari 1920 een weekloon is vastgesteld van
f
23,-, plus
vanaf 1 October 1910
f
3,- toeslag (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Haarlem).

b. 2. Banketfabrieken.

Kradhtens collectief contract bedraagt ‘het weekloon in de
vier bij b 1 gènoemde plaatsen thans
f
26,-. Voor speciale fabrieken worden bonen opgegeven van
f
30,-.

b. 3. Bierbrouwersbedrijf.

Het loon, dat op ‘het oogenblik krachtens ‘tot 1 Februari 1920 geldend collectief cpntract wordt uitbetaald, beloopt
voor volledige vaklieden
f
21,- per week plus 45 pCt. =

f
30,45, voor ‘geoefenden
f
19-19,50 plus 45 pCt. =

f
27,55-28,27/. Wegens vertraging bij de onderhandelin-
gen over een nieuw, contract is in de brouwerijen te Amster-
dam, Den Haag en Rotterdam gedurende ‘het loopende kwar-

taal een uitkeering gedaan van’f 100,-‘– ‘ineens voor iederen
werknemer.


b. 4. Chocoladebedrijf.

Een collectief contract bestaat niet. Voor verschillende
bedrijven ‘zijn cijfers opgegeven, waaruit blijkt, ‘dat voor vol-
slagen vaklieden als chocolatiers en suikerwerkers de loo-
hen de
f
30,- dikwijls niet onbelangrijk overtreffen, terwijl cle arbeidsduur in verschillende groote bedrijven tot 55 uur
stijgt. Voor ‘het overig ook ongeschoold of vrijwel onge-
schoold personeel worden cijfers opgegeven ‘van
f
27-30,-.
Het bedrijf ‘maakt in den laatsten ‘tij.d een guustigen con-
junctuur door en kent in den regel in ‘de laatste 4 maanden
van het jaar een periode van ‘groote idrukte.

Meelfabnieken.

Een collectief contract bestaat niet. Voor enkele bedrij-
ven bestaan vrij uitvoerige loonregelingen, ‘waarbij
f
28,-
als minimum per week geldt. Enkele fabrieken geven kin-
dertoeslag, andere lastengeld.

Slagersbedrijf.

Een collectieve overeenkomst bestaat niet. Voor Amster-
‘dam en Rotterdam worden looncijfers van
f
25,- of
f
24,-
tot
f
30,- per week opgegeven, voor ‘s-Gravenhage
.f
20-25,- plus
f
2,- verval. Ook het ‘verstrekken van vrij
vleesOh en vet bestaat.
7. Ten aanzien van dp bedrijven van groep II valt te
overwegen:
a. Bouwvakken c. a.

Voor Amsterdam en Rotterdam worden tot Mei 1920 gel-
dende collectieve contracten overgelegd, die voor de ver-
tohillende ‘groepen van bedrijven (Rotterdam ‘vanaf 1 No-
vember) ‘oor volslagen werklieden bonen bevatten van

‘f
0,67-0,70 en
f
0,72 per uur, wat bij 48-ur-igen week-
arbeid ineerkomt op
f
32,16-f 33,60 en
f
34,56 per week.
(Oppermanuen, grondw’erker’s ‘laagste cijfer, loodgieters,
cementwerkers, metselaars, stucadoors
f
0,70, timmerlieden
Amsterdam
f
0,72.) Door ‘het bestaan van tariefwerk kan
het .weekloon worden opgevoerd tot een hooger ‘bedrag. Het
hijsonder karakter van het bedrijf blijkt uit de collectieve
overeenkomsten, die de bepaling bevatten, dat indien de
dieustbetrekking twee weken of korter bestaan heeft, op-
zegging met een termijn van 66v dag ‘de betrekking beëin-
digt, en •bij langer bestaan van de dienstbetrekking, opzeg-ging met een termijn van drië ‘dagen.

b. Iiitho-Foto-Chemigrafisch bedrijf.

Krachtens het geldend collectief contract worden voor
,vol’wassen arbeiders gemiddelde bonen opgegeven, die met
toeslagen loopen van omstreeks
f
22,- tot
f
27,- per
week tot ruim
f
40,- ‘per week, welk laatste loon verdiend
i&or’dt door kleurfotografen en luchtdrukpreparateurs. In
indi’vidueele ‘gevallen stijgt het loon tot
f
55,-. Het aantal
verschillend beloonde groepen in het ibedrijf is zeer talrijk.

c. Typografenbedrijf.

Krachtens het geldend collectief’ contract worden op het oogenbli’k in de gemeenten der eerste booitkiasse voor ge-
schoold personeel, zetters en drukkers (machinezetters, zet ters eerste klasse, en rotatiedrukkers
f
0,04 per uur hooger)
weekboonen gegarandeerd van
f
20,52 met
f
10,50 toeslag

=
f
31,02. Het loon wordt eerst •bereikt op 25-jarigen
leeftijd.
d. Gemeentewerklieden.

De afwijkende positie dezer werklieden, de bestaande
pensioenregelungen, verschillende toeslagen en uitkeeringen
in eens maken het moeilijk een vergelijking te treffen. Een
boongem’icidelde voor de middelste groepen van
f
30,- of
wellicht iets hooger mag worden ‘aanvaard.

De Oommissie van Arbitrage, uitspraak doende inzake
het arbeidsloon in ‘het bakkersbedrijf, is, na met macht-
neming van de boven onder 2 tot en met 5 gestelde regelen
de op het oogenblik in bovenstaande bedrijven betaalde
bonen te hebben vergeleken met het onder 1 ‘vermelde aan-
bod in het bak’kersbedrjf, tot de slotsom gekomen, dat,
naar den toestand van thans, het ‘door ‘de werkgevers aan-
geboden loon van dertig gul’den
(f
30,-) redelijk is te
achten.
De CommIssie heeft intusschen gemeend, dat de in ver-
schillende bedrijven hangende boonsverhoogingen ‘het rede-
lijkerwijs aannemelijk maken, dat binnen -enkele maanden deze verhouding verbroken zal zijn.
Zij heeft m’itsdien gemeend het loon ‘van
f
30,- niet voor
den geheelen termijn – tot 1 Juni 1920 – -te moeten vast-
stellen, doch slechts tot 1 Februari 1920.
– Voor den termijn van 1 Februari tot 1 Juni 1920 meent
de-Commissie ‘het loon te moeten vaststellen op een en der-
tig gulden -vijftig cents
(f
31,50).
– De Commisie ‘wensqht hieraan toe -te voegen, dat bij haar

250

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Maart ‘1920

onderzoek het ‘hare aandacht getrokken heft, dat in ver-
sciLilleude der onderzochte bedrijveb loon.regeli.n’gen bestaan,
welke het den werknemer mogelijk maken het ‘hem gega-randeerde week- of uurloon in verband met Zijne arbeids-
prestatie op te voeren.
De Commissie heeft ernstig overwogen harerzijds dewen-
schelijkheid uit te spreken van de invoering van een zoo-
danigen vorm van loonbepaling ok in het bakkersbedrijl. De Commissie meent i’ntusschen, dat het niet op haren
weg iran liggen zich over deze vraag uit te spreken, doch
uit den wensch, dat de ernstige overweging dezer vraag bin-
nen korten tijd door de contracteerende partijen in het
bedrijf zal ‘worden aan de orde gesteld.
De Commissie

constateert dat bovenstaande beslissingen
met algemeene eenstemmigheid van beide zijden zijn ge-
nomen.
‘s-Gravenhage, 3 Noveniber 1919.
(Volgen de onderteel.cenin gen)

ZWITSERLAND IN 1919.

Kort ge1den
gaf
de ,,Schweizorisehe Bankverein”
te Bazel een boekje uit, getiteld:
M
Die Schweizerische
Volkswi?tscha.ff im Ueberga’ngsjahr 1919″,
hetwelk
als vervolg te beschouwen is op liet werkje:
,,Rück-
schau über Handêl und Industrie ‘der Schweiz
1914-
1918″,
eveneens door genoemde instelling uitgegeven.
Het ‘lijkt ons nuttig ‘om, in aansluiting aan de mede-
‘deelingen, die in het nummer van 12 Maart
1919
in
‘dit weekblad gedaa.n werden over laatstgenoemde pu-blicatie, ‘ook bij het nieuwe verslag meer uitvoerig stil
te staan.

Het werkje geeft ons weer een uitvoerig, met vele sta-
tistieken toegelicht exposd van de Zwitsersche Volkshuis-
houding. Aan ‘het slot vinden wij nog een statistisch aan-
‘hangsel en een voortzetting van het overzicht der handels-verdragen, welke voor Zwitserland van kracht zijn.
Het ‘is nu het moment even bij deze
handelsverdragcu
stil te staan. De meeste hunner zijn nu afgeloopen, zoodat
de Zwitsersche handel en industrie sterk beïnfluenceerd
zullen worden door de in de toekomst te sluiten verdragen.
Vooral •door ‘het feit, dat ‘gedurende den oorlog veel oude
afzetgdbieden verloren gingen, doch elders nieuwe zijn ge-
vonden, is er een sterk element van onzekerheid met be-
trekking tot de te voeren h’andelspolitiek ontstaan. Genoemd
aan’hangsel geef t de noodige details, welke op de verschil-
lende landen ‘betrekking hebben.
Gedurende den oorlog uitte zich de nood van ‘den ZwitL
serschen handel en industrie in ‘het groadstoffenvraagstuk
en ‘in ‘het feit van de afhankelijkheid in deze van ‘beide
oorlogvoerende partijen, ‘die contrôle uitoefenden op de door
hen uitgevoerde grondstoffen, opdat deze niet in producten
voor den vijand verwerkt zouden worden. De ‘daardoor ont-
stane
crisis-organisatie is
vorig jaar uitvoerIg door -ris
weergegeven. Het nieuwe boek begint dan ook met in ver-
band met den ingetreden vrede de ‘liquidatie ‘dezer instellin-gen aan te ‘kondigen.
In November 1918 werd de indertijd op ‘wensch van
Duri,tschlan’d opgerichte Schweizei-ische Treuhand SteIle
(S. T. S.) opgeheven. In Juli 1919 trad ‘de Socidtd Suisse
de surveillance economique (S. S. S.) in liquidatie, .nadat zij gedurende 44 maanden Phet gebruik van uit geallieerde lan-
den ingevoerde goederen gecontroleerd had. Niettegenstaan-
de vele moeilijkheden, was zij er in geslaagd de verzorging
van het land te verzekeren. Enige cijfers ‘kunnen de werk-
zaakmlhei’d van de S. S. S. nog illustreeren. De S. S. S. sloot
261.854 contracten af, d’ie een invoer van 1.700.000 ton
tegen de waarde van fr. 4.321.. 210.320 beteeken’den. Het
‘hoogste bedrag der verlangde borgetellingen bedroeg
fr 68.385.164.
Ook de ,,Kohlen’zentrale” waarover vorig jaar reeds uit-
voerige mededeelingen gedaan werden, trad op 27 Maart
1.919 in ‘liquidatie.
:De regeling van den invoer van grondstof 1 en en levens-
middelen en de uitvoer van fabrikaten maakte
,,Wirt-
schaft.sablcomnren”
met verschillende landen nood zakelijk cii
wel in Juni 1917 met Duitschland, December 1917 met
Frankrijk en in 1918 niet Engeland, Italië en de Vereenigde
Staten. Dc met Engeland, Italië en de Vereenigde Staten
afgesloten overeenkomsten liepen einde 1919 af en zijn
niet vernienwd. Italië maakte geen gebruik van het ge-
opende crediet, terwijl de Vereenigde Staten het eeu.ige
land was, dat scheepsrni.mte, ‘grondstoffen en levensmid-
delen ter beschikking stelde, zonder dit van speciale voor-
waarden afhankelijk te stellen. De ‘hesprekingen over de
verlenging van het in November 1919 afgeloopen ,,Abkom-

1
men” met Du’itschland, hadden nog geen resultaat. In
September 1919 werd een ovei’eei:ikomst met België ‘gesloten,
waarbij Zwitserland aan ‘ België een crediet verleent in
verhouding tot den omvang der kol’enieveranties.
Op 1 Juli 1918 werd op initiatief van den Bundesrat de
Sch.weizerische Finanzgesellschaft in Luzern opgericht,
welke de financieele verplichtingen overneemt, clie uit de
overeenkomsten met de Ententelanden voortspruiten. Het
aan’deelenkapitaal bedraagt frs. 80.000.000, waarin de
Eidgenossenschaft voor frs. 25.000.000 gepar.ticipeerd ‘heeft.
Op 30 Juni ‘ 1919 bedroegen de voorschotten totaal
frs. 197.210.000.
De
distributie
vn levensmiddelen ‘kon in de» loop van
1919 steeds meer door het vrije ‘erkeer overgenomen wor-den. Op 1 September verv’iel de rantsoeneering van brood
en meel, terwijl op 1 October de boterkaarten afgeschaft
werden. Tegenwoordig bestaan er ‘alleen nog maar melk-,
kaas. en suikerkaarten.

Stond idus gedurende den oorlog de verschaffing van
grondstoffen en ‘levensmiddelen ‘in het middelpunt der be-
langstelling, de afzet van fabrikaten bracht toen niet zoo
groote moeilijkheden met zich. Si’nds den wapenstilstand is.
het beeld juist omgekeerd. De voorziening van grondstoffen
is ‘niet meer zoo moeilijk, doch de afzet van de fabrikaten wordt steeds bezw’aarlijker dooi de desor’ganisatie vail de
valutamark.t, waarvan de terngslag in alle takken van
handel en nijverheid en in het bankwezen merkbaar is. ‘Men
kwam ‘hierdoor op het idee van een georganiseerden goe-
derenruil. ‘Te ‘d’ien einde werd de ,,Sohsveizei-ische Genossen-
schaft fOr Warenaustausch” opgericht. Wij kunnn hier
aan ‘deze ‘instelling voorbijgaan, daar in liet No. ‘van 17
Maart j.’i. reeds uitvoerig ‘ingegaan is op de beteekenis van
deze instelling.
Wat het
transportmiddelenvraagstuk
betref t, behoeven
de mededeeli’ngen’het vorige jaar gedaan geen belangrijke
aanvulling. In December 1918 was cle ,,Schweizerische See-
tran sport-Union” opgericht. De ,,Eidgenoisenschaft” four-
neerde ‘de helft van het 60 miii. frs. ‘groote kapitaal.
Het is de ,,Schweizerische Seetrnnsport-‘tJnion” echter tot
heden niet ‘gelukt ‘aan (lan Z’w’itserschen ‘handel ‘tegen voor-
‘deelige voorwaarden ‘scheepsruimte ter beschikking te
stellen.

Als ander transporbvraagstak verdient ‘de electiifica±ie
der spoorwegen de aandacht. Niettegenstaande ‘de hooge
m’ateriaal’kosten heeft de eleetrificatie der spoorwegen, die
Zwitserland reeds gedurende 10 á, 15 jaren bezig ‘houdt, ten-,
gevolge van de kolencr’isis voortgang gemaakt. In 1902
werd reeds een stu’d’iecommissie ‘benoemd, welke in 1913
haar laatste rapport publiceerde. Doel van ‘de iectrificatie
is ‘de Spoorwegen onafhankelijk te maken van het buiten-
land, waarop ze thans voor ‘hun kolenvoorzioniasg zijn aan-
gewezen door ‘liet aanwenden van energie, opgewekt door
,,svite steenkool”. Het ciectrificatieplan der ,,Bundes’bahnen”
werd op 30 Augustus 1917 goedgekeurd. Twee ‘vijfden van
liet ‘ge’heele net zullen in 1929 gereed zijn, ‘terwijl cle rest
voor 1939 gereed zal zijn.

In Juli 1919 was de lijn Schei-zl’igen-Bern (31 K.M.)
gereed, de lijn Br’ig-Sitten (52 K.M.) kwam eveneens ge-reed,’ deze ‘lijn kreeg ook electrische ‘aansluiting met den
Si’mplontunnel. De lijnen Sitten-Lau’sanne, Goidau-Ziirich,
Zug-Luzern, Lii’zern-Ol,ten worden voorbereid.
De kosten van de eiectrificatie worden op ongeveer dén
milliard francs geschat. Als we aannemen, ‘dat de electii-
ficaitie in 30 jaar geschied is, dan beteekent dit een imnio-
bili’satie van 30 ft 35 miii. frs. jaarlijks. Daarbij komt nog
de aanleg van nieuwe lijnen en de’ aankoop van reilend
materieel, ‘zoodat de financiering jaarlijks 80-100 mill.
frs. zou vereischen. Bij den tegenwoor,digen ‘toestand w an
de kapitaalmarkt is ‘de plaatsing van een jaarlijksche
leen.ing tot ‘dergelijk bedrag ‘niet mogelijk.
Zeer ‘nauw verband met deze eleetrificatie houdt het
ldOlenvraaç/stulc,
waaraan we ‘nu ‘onze aandacht zullen
sehenkeû. –

Voor den oorlog leverden Duitschiand 84 pCt;, Frankrijk
9-10 pCt. en ‘België 4-6 pCt. der kolen. In de periode
van 1914—’18 kwamen alleen Duitschland en België eis
leveranciers in’ aanmerking. Sinds den ‘wapenstiistand
kwamen er nieuwe moeilijkheden, doordat Duitschlancl een
groot deel van zijn koleagebied verloer. Doch in Juni
1919 begon Engeland te leveren en iii Juli de Vereenigde
Staten, zoodat de verzorging van Zwitserland •weer verze-
kerd kon ‘worden. Sinds Juli 1919 ‘leveren de Vereenigde
Staten meer dan de helft van den ‘koleninvoer. Het verloop
van den invoer blijkt uit ‘de cijfers (in 1000 t) aan het
hoofd van de volgende pagina. –
Op 17 Maart 1919 werd een invoercentrale (,,Schweize-
rische Kohlen-Genossenschaft”) opgericht, deze zorgt tevens
voor rantsoeneering en prijsbepa’l’i’ng. Zij nam ‘de taak van

24 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

251,

Zwitserschekoleninvoer

Mrt. April.
Mei.
Juni. Juli. Aug. Sept. Oct.

Nov.

Dec.
Ibota

Saar

…………………
42
61
51
16
26
39
30
12
12
8
17
17,5
323

6
15
11 6
20
26
31 39
15
15,5
186
Briketten

…………..


1
0,5
2
6
21
19

4
4
4
62
45
81
58.
31
40
42
71
57,5
43 51
38
37
571

Ruhr’

…………………3


13
52
91
60 70 42
84
16
17
20
419
Totaal Duitschiand ………

Elzas

…………………

.

3 2
4
6
3
4 3
2
2 3
0,5
33
België …………………3

6
.
– –
2
7
4
3 2
2
3
4
4
37
Frankrijk

……………..
Engeland

……………..
5
– –


8
26
17
7
11
14 36 121


– –
-.
25 140
66
59
90
129
509
Vereenigde Staten

……….
Oostenrijk

…………….0,3
– –
0,7
1
5

0,.
0,8
0,5
0,5



4,3.

Totaal 1919 ………59

1
64

1

73
1
90

de in liquidatie zijnde ..Kohlenzentra1e” over. Laatstge-
noemde instelling wikkelt nu .hare fi.naucieele engagementen
af. Het ‘voorschot aan i)uitschland bedroeg einde Juni 1919
1 rs. 155.200.000.
De Zwitsersche Industrie.
Om den algemeenen toestand met cijfers toe te lichten geeft de Schw.eizerische Bankver-
cia weer een ,,Industriebilanz”, welke op dezelfde wijze is samengesteld als in het vorige overzicht geschiedde. Voor
de ‘toelichting kan dan ook geheel naar dat vorige over-
zicht verwezen worden. Wij nemen weer een staat over van
de voornaamste naamlooze vennootschappen, welke ‘het
kapitaal, ‘de reserve, netto vinst en dividendbedrag aan-
geeft. De cijfers l:n de ‘kolom 1919 geven echter in hoof d-zaak den toestand van 1918 weer.

16
1
116
1
200
1
262

154
1
142
1
164
1
226

1694

bestellingen zeer af. De ijzerprijzen zijn zeer gedaald. Begin. [919 was de prijs voor Duitsoh staafijzer frs. 700 per ton; op
1 Augustus 1919 was de prijs reeds op frs. 450 gedaald.
De stand der valuta van de centralen maakt bijna iederen
export onmogelijk, terwijl ook de afzet naar Italië en Frank-
rijk bemoeilijkt wordt,. Aan de andere zijde ondervindt d,
fabrikatie van landbouwmachines, automobielen en rjwielei
last van den import van goedkoope Duitsche fabrikaten. Het
Duitsch-Zwitsersehe ,,Handelsabkomrnen” had voor den invoer van Duitsche fabrikaten der machine-industrie en
nietallurgie een maandeljksch coiigent van 1600 t. vast-
gesteld. In de oorlogsjaren werd dit contingent zelden be-
reikt, doch in den laatsten tijd werd het •n.it onbelangrijk
overschreden.

F1

>.

Gestort aandeelen-

Zichtbare reserves.

Netto inst.

Dividend.
Z

ka1itaal.
Industriegroepen.

__

n millioenen francs.

Metaal- ei Automobiel-indust 37 184 155 138 136 134 113 42 43 32 26 24 20 39 39 33 20 11 12 20 18 13 ii

8

7
Levensmiddelen-industrie

17 169 135 128 102 101 97 72 46 40 32 27 22 51 35 33
26 22
20 33 25 20 17 15 14
Electrische centrales
………
27 128 128 119 82 73 71

12

11

9

7

6

5

10

9

8

6

5

5

8

7

6

5

3

4
Textielind. en Vs’arenhuizen.

24 124 126 123 121 117 122 28 25 20 17 15 17 22 24 21

10 – 11

10 13

9

5

3

8
Chemie rn Eleetro-metallurgie II lOO 94 72 60 50 44 37 34 17 13 13 10 33 45 43 25 14 11 19 27 26 17 10

5
Hotel-industrie
… …… ….
..20

33 36 37 36 36 32

2

1

1

2

2

2-2-1-1-1-1

2
Bouw-industrie en maatreb. v.

vaste goederen ————-20

28 29

29 29 29 27

4

4

3

2

2

2

2

2

2

1

1

2

1

1

1

1

1

1
Schoen- en Leder industre –

4

32 25 21 17 16 15 10

9

7

6

5

5

5

4

3

2

2

1

3

3

3

1

1 . 1
Brouwerijen, en Mouterijen. 17

25 26 26 26 26 25 10 10

9

8

9

8

2

2

2

2

2

3

1

1

1

1

1

1
Diversen ———————32

73

73

72

69

69

67

13

12

10

10

14

13

8

8

5

4

5

5

4

3

3

3

5

Totasl ‘ —————- 209 896 827 765 678
I
651
614
230 195

De beteekenis ‘van cle industrie voor cle Zwitsersche volks-
huishouding blijkt ook uit de positie der fabrikaten in den
buitenlandschen handel. De waarde van de ingevoerde fabri-
katen bedroeg in 1913 33 pCt. van den totalen import.
In 1918 bedroeg dit cijfer 29 pCt. De gewichtspercentages
waren in genoemde jaren .resp. 7 pOt. en 5,93 pCt. ])e
waarde van den export van fabrikaten bedroeg in 1913
74,29 pCt. van den totalen export. In 1918 was dit cijfer
op 88,73 gestegen. De gewichtspercentages waren in dezelfde
jaren resp. 26,65 en 66,51 pCt. De beteekenis van den uitvoer
van fabrikanten is dus zeer groot en toenemende. De na af-
loop van de vijandelijkheden verwachte hoogeonjunctuur is
echter niet ingetreden. De valuta-misère maakt den export;
steeds moeilijkei-. Vele buiten,landsche koopers zijn niet in
staat aan hun verplichtingen te voldoen; Eenige industrieën
die in de laatste jaren op voors-aaci gewerkt hadden, konden
hun voorraad naar Centraal- en Oost-Europa verkoopen.
Deze verrneerclercle verkoop kon zich echter niet handhaven. Vele ts-ansacties eindigden met belangrijke verliezen, doordat
de tegenwaarde der goederen soms niet in Zwitsersch geld
om te wisselen was. Verder moet nog cle aandacht op het
feit gevestigd worden, dajt vele Zwi.tser.sche industrieën naar
het buitenland verhuizen. Het zijn de bos

duur-industrie,
zijde-industrie,, welke reeds vOOr den oorlog aan deze tendens
gevolg gaven, de machine- en chocolade-industrie en even-
eens de industrie voor gecondenseerde melk. De hooge loon-
standaard, mede als gevolg van den hoogen levenstandaarcl;
heeft grooten invloed op de ,,Kon’k’urrenzfiihigkeit” van de
Zwitsersche industrie op de wereldmarkt.
Al had de
machine-industrie
zich over het algemeen
afzijdig gehouden van de levering van munitie, toch was zij
gedurende den oorlog afhankelijk van de behoefte van cle
oorlogsmachine; cle voornaamste exportproducten waren: electrische generatoren, motoren, turbines, pompen, werk-
1 tuigmachines, ete. Na den wapenstilstand nam het aantal

148 1123 117 104 0170 157 149 95 61 74
0100
99 82 61 45 47

Dit verschijnsel doet zich ook gevoelen in de industrie
voor electrische machines, al wordt hier langzamerhand een
steeds grootere afzet in het binnenland gevonden, dooi- de
electrificatie van de spoorwegen en de electrische kracht-
opwekking. Op dit laatste punt biedt het verslag weinig
recente gegevens, zoodat we hiervoor naar ons vorige over-
zicht kunnen verwijzen.
In de horloge-industrie, waarover vorig jaar zon u.itvoe-
r.ige .mecledeeli’ngen werden gedaan, bracht de wapenstils’iand
ecis lichte ves-wart-ing, daar vele Anserikaansche bestellingen
geannuleerd werden. De kwestie clie hieruit outstond werd
voor Zwi tserlancl bevredigend opgelost.
De zich in de
tecetiel-industrie
in den aanvang van 1919
aankondigende prijsdaling verkeerde spoedig in haar tegen-
deel. ])e prijs van ruwe zijde bereikte een on.gekend niveau,
terwijl de afzet van zijden stoffen gemakkelijk ging. Veel
zijden stoffen gingen naar Duitscliland en de Balkanlanden,
terwijl de groote export naar de Vereenigde Staten tot op
een minimum daalde.

Wat den k’atoen’han.del betrof, werd de handel weer vrij,
zooilat de in 1917 opgerichte katoencentrale in liquidatie
kon treden. De Centi-ale landen traden als koopers op, doch
deze handel leves-de vele verliezen op. In de eerste 9 maan-
den van 1919 werd voor 56,3 mill. frs. aan stoffen naar
])uitschland uitgevoerd, tegen 12,8 mill. 1 rs. in de overeen-‘
komstige periode van 1918.
De bos-duur-industrie kan oolc op een grooten expot-t
tem-ugzien, hetgeen de volgende cijfers verduidelijken:

eerste 9 maanden.
1919 1918 1918 1917
Totale uitvoer in milI. frs—–314

207

276

227
Daarvan naar Duitschland ——101

43

67

46

Ook deze export leverde veel risico op, terwijl een ‘deel door

252

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Maart 1920

bemiddeling van de Schweizerische Genossenschaft für
Warenaustausch ging.
Ten einde de bevolking van goedkoope textielgoederen
te yoorzien, werd op 24 Januari 1919 te Luzern de ,,Volks-
tuch A. G.” opgericht. De consumenten juichten de actie zeer toe; aan de behoefte kon echter niet geheel voldaan
worden. De afzet bedroeg in 1919 frs. 3.300.000.
De toekomst van de Zwitsersche condensed-milk-industrie
wordt niet gunstig afgeschilderd. Deze industrie moet zich zeer gaan toeleggen op de fabricatie van kwaliteitsprodue-
ten. De productiekracht van de Nestld & Anglo.Swiss Con densed I[ilk Co. ligt voor 95 pCt. in het buitenland, vooral
in de Vereenigde Staten. De Berna Milk Co. verlegde haar
zetel naar Parijs.

De wapeustilstand bracht een stagnatie in de
Chenische
industrie,
in verband met de gevreesde Duitsche concur-
rentie. Toen deze echter uitbleef verbeterde de toestand in
den loop van. 1919. Doordat het buitenland echter steeds
meer in eigen behoefte wil voorzien, wordt het voor Zwitser-
land noodzakelijk fabrieken in het buitenland op te richten.
Het einde van dec oorlog werkte uit den aard van de zaak
niet guinstig op de pharmaceutische industrie. Wij verwijzen
weer naar het vorige jaar voor verdere mededeelingen.
Het
arbeidersvraagstuk
had door de algemeene staking van
November 1918 een ernstig aanzien gekregen; toch was het
verloop in 1919 Vrij gunstig. In den zomer 1919 werd de
achturige werkdag ingevoerd. Onderstaande tabel geeft een
duidelijk overzicht van lontoestanden en duurte in Zwit.
serland:

Uurloon in
Loon-index.
centimes.

Index voor
kosten van


Vak-Hulp- levensonderh. Brps- Hulp-
arbeid. arbeid.

arbeid. arbeid.

Juni 1912


100
100
100
1914
72,4
55,6
95
105
105
1915
72,2
55
110
105
105
1916
82,1
63
120-125
119
119
1917
101,0
81
145-150
145
151
1918
124,6
100,8
ca. 170-180
170 185
Dec. 1918
141,0
113,8
ca. 190
202
209

De crisis iii het
hotelbedrijf is
nog steeds niet tot een
einde gekomen, hetgeen van het grootste belang is voor
Zwitserland, daar iii dit bedrijf 1 rs.
134
milliar.d belegd zijn.
De moeilijkheden, welke nog steeds aan het reizigersverkeer
in den weg gelegd worden, ver.hinderen v.erbetering van den
toestand, terwijl bovendien het •interneeringsbedrijf ophield
te bestaan. Alhoewel de Bundesrat de voldoening der ver plichtiugen uit hypotheken voortvloeiend uitgesteld heeft,
komen nu de moeilijkheden in de verschaffing van de noodige
vlottende middelen voor inventaris, bonen, etc. Tot steun
van het hotelbedrijf bestaat een plan tot oprichting van een
,,IIotel-Treuhand A..G. Het financieele jaar 1919.
Niettegenstaande Zwitserland
in dit opzicht een gunstig figuur maakt, moest de valuta
chaos en de storing van het evenwicht in het budget een
ongunstige werking hebben. De ongunstige stand van de
valuta noopte den Bandesrat om bij besluit van 26 December 1919, de balansvoorschriften voor naamlooze vennootschap-
pen, velker activa voor een belangrijk deel uit waarden in
buitenlandsche valuta bestaan, in sterke mate te verzachten.
In het overzicht van verleden jaar werd reeds de aandacht
gevestigd op het feit, dat er groote spanning op de kapi-
taalmarkt heerschte. Gedurende den oorlog werden er in
Zwitserland voor ongeveer 2% á 3 milliard francs nieuwe
effecten gecreëerd ,terwijl tevens groote posten fondsen uit
het buitenland terugvloeiden. De industrie die vdSr den
oorlog hare leeniugen tegen een rente van 4% of 434 pet. kon onderbrengen, is nu gedwongen 6 percents obligaties
uit te geven, soms oog beneden pan. In de laatste maanden
van 1919 rustte de emissie-werkzaamheid bijna geheel. De
vlottende middelen waren door kort papier van den Staat
en de ,,Bundesbahnen” en door kantonnale en stedelijke lee-
ningen opgezogen. De koersdaling op de beurs deed ook een
ongunstige stemming ten opzichte van nieuwe fondsen ont-
staan. De ,,Eidgenossenschaft” slaagde er in om in Augustus
1919 een tweede leeoing van $ 30.000.000, 5% pCt. Goud
Bonds voor tien jaar tegen een emissie-koers van 9634 pCt.
in New York te plaatsen. Het overzicht over de Zwitsersche
Beurzen is van mooie statistieken betreffende het koersver-
loop der verschillende fondsen voorzien, terwijl een gede-
tailleerd overzicht van de leeningen der ,,Eidgenossenschaft”
op pag. 143 de aandacht verdient.

Een tabel van den fondsen-index der Zwitsersche beurzen
geven wij hier verkort weer (werkelijke waarde in pOt, van
nominale waarde).

Index

i°ze
45

Obligaties.
21 Aandeelen.
Totaal.

Nom. waarde in
1243,03
592,9
1835,9
millioen. francs.
100 pet. 100 pet.
100

pet.

Dec.

1910
95,31
192,50
123,71
1911
94,81 188,60 122,20
1912
91,74
183,82 118,63
1913
90,57 183,00
117,56
Juli

1914
90,85
179,23
116,68 11

1916
81,56
165,34 108,62
Dec.

1916
81.22
159,51 106,51
Juni 1917
82,15
164,32 108,69
Dec.

1917
77,61 160,38 104,34
Juni 1918
77.07
161,71 104,41
Dec. 1918
75,49
150,07
99,57
Juni 1919
75,54
142,84
97,28
Dec. 1919
67,02
107,10
79,97
Jan. 1920
66,60
106,97
79,64

De dalende tendens aan de effectenbeurs is dus zeer sterk,
doch er mag niet uit het oog verloren worden, dat dit de
stabiliteit van de markt eenigszins verhoogt.
Over de positie van de ,,Schweizerische Nationalbank” zijn
weinig bijzonderheden mede te deelen. Een graphische voor-
stelling welke als bijlage in het boekje is, illustreert het
verloop van den metaalvoorraad, de circulatie en le porte-
feuille.
In September 1914 werd de ,,Darlehenskasse der Sehwei-
zerischen Eidgenossenschaft” opgericht, met het doel belee-
ningsoperaties te doen, welke bij de Nationalbank niet toe-
gelaten zijn. Deze instelling heeft .in de oorlogsjaren veel
nut gesticht, doch nu neemt hare werkzaam.heid in omvang
af. Van 1914 tot 1919 schommelde de gemiddelde ja.arljksche
circulatie van Dnrlehenskassensnheine tusschen 1 rs. 7.983.575
(1917/18) en frs. 32.082.098 (1915/16).
De balanscijfers der particuliere banken zijn gedurende (lan
oorlog natuurlijk sterk omhoog gegaan. Van 1913 op 1918
werd het gezamenlijke aandeelenkapitaal van 36134 mill.
frs. tot 452% mill. frs. verhoogd; in dezelfde jaren werd de
reserve van 101
5
/8
mill. frs. tot 123% mill. frs. verhoogd. De
vreemde gelden zijn in die periode verdubbeld. De algemeene
duurte is aan deze ontwikkeling niet vreemd geweest.
Voor het jaar 1919 worden groote afschrijvingen in ver-
band met de daling der vreemde valuta aangekondigd. De concentratiehewegiug was in Zwitserland van geringe
beteekenis.
])e toestand der hypotheekbanken is verre van gunstig,
vele der hypothecaire leeningen zijn in den Elzas, Fransche
Jura en Zuid-Duitschiand gesloten.
De ,,Finanztrusts” verkeeren al in een even moeilijke
positie. Deze ondernemingen vormen een zeer belangrijken
factor in de Zwitsersche volkshuishouding, vooral .de electri-
citeitstrusts. De meeste zijn echter naar het buitenland
georiënteerd. De aandeelen en obligatiën varen eveneens
voor een groot deel in den vreemde geplaatst, doch zijn in
oorlogstijd teruggevloeici, waardoor aanmerkelijke koersda.
hagen plaats grepen. De zuivere beleggingstrasts hadden
hun risico’s meer verdeeld, zoodot hier de verliezen niet zoo
groot zijn als bij de ,,Finanzierungsgesellsehaften”, die soms
heel eenzijdig naar één land georiënteerd waren.
Wij vestigen nog cle aandacht op het interessante cijfer-
materiaal, dat de Schwcizerische Bankverein ook hier veer biedt. In het boek vinden we ook nog een overzicht van cle
,,Eidgenössische Finanzen”.

We
zijn
hiermede aan het einde van ons overzicht
gekomen. Door de uitgave van de ,,Rücksohau über
Handel und Industrie der Schweiz 1914-1918″ en
van het hierboven .geëxcerpeerde verslag, heeft de
Schweizerische Bankiverein werk van blijvende waarde
verricht. Door dit werk zijn we reeds nu in het bezit

van een goed gedocumenteende economische geschie-
denis van Zwitserland in de oorlogsjaren.
H. M. H.

DE .RIJKSMIDDELEN.

In dit nummer treft men aan het gebruikelijk over-
zicht met bijlagen, van de opbrengst der Rijksmidde-

24 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

253

len over de maand Februari 1920, vergeleiten met de
overeenkomstige cijfers van Februari 1919.
De Oorlogawinst- en Verdedigingsbelastingen,
brachten tot dusver in totaal op
f
688.059.119, waar
van
f
512.405.868 op rekening komt van eerstge
noemde heffing.
Met inbegrip van de opcenten ten behoeve van het
Leeningsfonds – behalve die op den Suikeraccijns
welke geene verzwaring van ‘belastingdruk mede-

hrachten – is dus in totaal
f
831.953.486 ontvangen

uit belastingheffing, die haren grond vindt in de
buitengewone omstandigheden.
De gewone middelen brachten in de afgeloopen

maand op
f
27.862.455 tegen t 17.934.472 in Februari
1919 en vertoonen mitsdien een vooruitgang van
t 9.927.983. –
– Do opbrengst der af-geloopen maand overtreft de
ramin-g met het bedrag van
f
2.059.413; de opbrengst
-der vorige maand overtrof de raming met het aan-

zienlijk ibedrag van
f
6.759.510, zoodat de opbrengst
over 1920 tot dusver de raming met
f
8.818.923 te
boven gaat.
Tot de gunstige resultaten van Februari 1920, in
vergelijking met Februari 1919, droegen alle midde-
len bij, behalve de gronclbelasting en nog eenige
weinig heteekenende middelen.

De lagere opbrengst der grondbelasting is toe te
schrijven aan vertraging bij de aanslagregeling, welke
gewoonlijk op 25 Januari gereed is, doch in dit jaar
eerst in de maand Maart kon worden vastgesteld.
Deze vertraging was een gevolg van den achterstand
op de hypotheekkantoren, waar de overboekingen niet
zoo tijdig als anders konden geschieden, en ook de
afsluiting der leggers vertraging ondervond.
De hoogere opbrengst van de personecle belasting
is vooral te danken aan de stijging der ‘huren en voor
de eigen panden aan de hoogere schattingen van de

-huurwaarden.

De meerdere baten uit inkomsten- en vermogens-
belasting zijn in hoofdzaak. toe te schrijven aan •de,
met ingang van 1 Mei 1919, in werking igetreden
tariefsver.hooging ingevolge de wetten van 11 April 1919 (Staatsbiaden Nos. [69 en 170). In aanmerking
genomen, dat het tarief voor de vermogensbelasting
is verdubbeld, is de opbrengst dezer belasting over de
maand Februari 1920 niet hoog te -achten, hetgeen
wijst op eene langzaere invordering dan ten vorigen

jare.
Ofschoon de wet op de Dividend- en Tantièmebelas-
ting reeds in 1918 tot stand is gekomen, kon deze
wet, in verband met de te treffen regeling ten aan-
zien van de gemeentelijke opeenten, eerst begin 1919
in werking treden; vandaar dat bedoelde ‘belasting
in de maand Februari 1919 slechts
f
17.765 ophracht
tegen
f
832.279,72 in de afgeloopen maand.

De hoogere opbrengst van den suikeraccijns zal wei
voornamelijk zijn toe te schrijven aan de mildere
suikerdi-stributie; bovendien kunnen de arbeiders
door hoogero bonen meer suiker verbruiken dan
vroeger.

De meerdere opbrengst van den wijnaccijns hangt
samen met den lagen franken-koers en wijst op een
ruimeren invoer, doordat vele particulieren hunne

geslonken wijn-voorraden aanvullen; de stijging van
den gedistilleerd-accijns is een gevolg van het ophou-
den der rantsoeneering, terwijl voorts valt te wijzen
op de met 7 April 1919 ingegane tariefsvei-hooging,
en op eene ruimere -beschikking over grondstoffen.

De stijging in opbrengst van den zoiitaccijns houdt
ver-band met de lagere zoutprjzen; die van den bier-
accijns hangt samen met een ruimeren aanvoer van
grondstoffen; terwijl de matige stijging in opbrengst
van den geslachtsaccijns, naar is aan te nemen, valt
toe te schrijven aan de opheffing van de vleeschdis-
tributie en het slach-tverbo-d.

Het ruimer vloeien van de zegelrechten zal we]
zijn de danken

aan de met 1 Augustus 1919 in wer-
king getreden wet van 27 Juni 1919 (Staatsblad No.
432) tot wijziging der Zegelwet 1917 en aan de ver-
scherping van toezicht.
De belangrijke toeneming bij -de registratie-rechten
houdt verband met meerdere overgangen van vast goed, met het ‘grooter aantal uitgiften van nieuwe
aandeelen in naamlooze vennootschappen e.d.
De stijging in opbrengst der invoerrechten, van
het statistiekrecht en van de loodsgeiden wijst op
eene opleving van ‘het internationaal -verkeer, terwijl,
wat de eerste twee middelen betreft, de sterke prijs

stijging bovendien haren invloed op de ontvangsten
deed gevoelen.
Het trekt de akndach-t, dat •de obrengs-t van de
middelen in de afgeloopen -maand hoewel geenszins
onbevredigend, toch niet zoo hij uitstek gunstig was
als in de voorafgaande maanden. Eenerzijds moet
opgemerkt worden, dat, met name ten opzichte van
-de directe belastingen, uit de ontvangsten in de
eerste maanden van het jaar geenerlei conclusie valt
to -trekken, doch anderzijds kan niet ontkend worden,
dat -in -de naaste toe-komst eene niet onaanzienlijke
verlaging van het zeer -hooge peil -der in de laatste
maanden ontvangen baten moet gevreesd worden.

AANTEEKENINGEN.

Kleinhandeis prijzen.
De verhoudingscijfers van
verbruiksartikelen, in den handel gebracht door de
Coöperatieve Winkelvereeniging van ,,Eigen Hulp”
te Amsterdam, Haarlem, Arnhem, Utrecht, Leeuwar-
den en ‘s-Gravenhage (voorheen E. II.), welke door

het Centraal Bureau voor de Statistiek
gepubliceerd worden, r.n de navolgende. Naar de
lezer ziet onderging de
lijst
der artikelen sinds de
vorige opgave een aanzienlijke uitbreiding.
Bij
be-
schouwing van ‘deze cijfers neme men in aanmerking,
-dat het voorkomt, dat een -artikel tij delijk door een of
meer – der 6 coöperaties niet werd verkocht, wat van invloed kan zijn op den loop der verhouding-scijfers.

1914 11915
1
1916
1
1917
1
918 11919
I
Dec.
1
Jan.
11919 11920

157 175 214 136 111 146 239 236 172 200 259 338 221 238 328 348
153 178 192 236 211 217 222 225
139 157 177 220 191 209 261 261 143 160 203 140 103 130 203 200 123 142 161 135 123 197 194 194 117 171 200 292 312 292 354 350 103 137 150 147 120 120 150 100 140 160 179 221 207 253 306 309 125 133 123 126 177 195 200 200

88

91 101 118 174 169 164- 161
99 102 110 122 136 148 155 155
85 104 130 144 130 130 130 –
129 159 159 212 224 239 -300 300
114 152 195 324 362 314 348 348 101 127 149 235 409 381 289 289
141 207 228 293 351 446 482 462 137 188 208 329 540 519 430 414
116 112 122 125 122 169 -347 344
83 117 283 267 417 283 217 250

107 130 160 320 680 577 353 353 100 125 154 179 193 200 204 200
91 107 115 116 120 147 213 215
– 89 97 100 103 103 121 182 180
113 117 120 127 119 139 144 140
124 203 207 272 266 300 317 317
100 119 126 160 183 191 191 153
87 121 158 121 117 275 329 354
80 90 90 110 190 160 160 160

116 11411165 1195 1228 1239 1255 1258

voor het jaar 1893 werden
gelijk
100

Het Vol7cenbondverdrag en de
V.rijhan.de-l. –
Onderstaande ‘brief, op 15 Maart
door -de Vereeniging ,,Het Vrije Ruilverkeer” aan den Minister van Buitenlandsche Zaken aangeboden, werd

– Boonen (bruine)

11

(witte)
Erwten (capuc.) (grauwe)
(groene)
Gort ……..
(boekweit)
(haver)
Kaas (Leids.)
(Gouds.)
Koffie…. . . ..
Margarine –
Meel (roggebi.) (tarwebl.)
(boekw.)
Olie (boter)
(patent)
(raap) .

Rijst

……..
Soda ……..
Stijfsel ……
Stroop……
Suiker (basterd)
(melie)
Thee ……..
Vermicelli
Zeep (w. Brist.)
(zachte)
Zout ……..
Gemiddelde ver-
houding8cijfers.

De prijzen
gesteld.

254

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24
Maart 1920

reeds in de dagbladpers gepubliceerd. Ter wille van
het belang der zaak ‘doen wij hem evenwel hieronder
nog in extenso volgen:

Gelijk met grond mag worden verwacht, is het oogenbliik nabij, waarop Nederland zal toetreden t&t den volkenbon’d.
Dat wij zulks als een belangrijke stap beschouwen, behoe-
ven wij nauwelijks te verzekeren. Al moge ook over den inhoud van het volkenbond-verdrag verschillend worden
geoordeeld; al koestert ook de een hoogere verwachtingen
dan de ander van de gevolgen van den hond voor het geluk
van de volkeren der wereld, – hierover behooren allen het
eens te zijn, dat, nu de bond er
is,
elke aangesloten staat
zich moet beijveren om, in samenwerking met zijne mede-
leden, de door het verdrag geboden gelegenheid aan te
grijpen, teneinde den bond te doen beantwoorden aan zijn doel: het bevorderen van de samenwerking onder alle vol-
keren en het handhaven van internationale vrede en zeker-
heid.
Eenmaal tot den volkenbond toegetreden, zal Nederland
zeker niet willen achterblijven in het vervullen van deren plicht, Er zijn zelfs onder de onderwerpen, in het tractaat
genoemd, waai’onitrent Nederland boven de overige leden
van den bond aangewezen mag worden geacht, het initiatief
tot eene regeling te nemen.
Een van die onderwerpen wordt in artikel
23e
van het
verdrag genoemd:
,,Sous la rdserve, et en conformité des dispositions des ,,conventions internationa’les actuellement existantes ou
,,qui seront iiltérieurement eonclues, les Membres de la
,,Société …… prendront les dispositions nécessaires pour
,,assurer …… un équitable traitement du commerce de tous
,,les Membres de la Société, étant entendu que les nécessités
,,spéoiales des régions dévastées pendant Is guerre de
,,1914-1918 devront être prises en considération”.
Wij begroeten met vreugde in •de aangehaalde bepaling
van het verdrag de fundamenten, waarop de door alle ware
voorstanders van vrijhandel als wensohelijk, ja als
nood-
zakelijk
bevonden internationale vrijhanciel kan worden
gesticht.
In de maand Maart van het jaar 1919 richtten wij tot de afgevaardigden ter vredesconferentie te Parijs een schrij-
ven, waarin wij – zonder het te willen doen voorkomen,
dat wij daarmede iets nieuws betoogden – uiteenzetten,
dat de algemeene vrjhandel een der grondslagen behoorde te zijn, waarop de door ieder zoo vurig gewenschte vrede,
,,die geen kiem voor een nieuwen oorlog in zich draagt,”
moest rusten. Zoolang de wetgevers der volkeren het in hun
madht hebben, door beschermende maatregelen elkanders
nijverheid en handel te schaden, zal geen vrede duurzaam kunnen zijn en zal de volkenbond gevaar loopen in elkaar
te vallen. Wij wezen er op, dat volkeren, die door het heffen
van hooge rechten den Invoer van elkaars ‘voortbrcngselen
trachten te verhinderen ter bescherming van eigen nijver-
held, daardoor er toe bijdragen, dat zij elkaar als oneer-
lijke mededingers en dientengevolge als vijanden beschou-
ven. Ware reeds véér 1914 het stelsel van algemeenen vrij-
handel gehuldigd, het gevaar voor oorlog zou miiicici- groot
zijn gweest, ja wellicht niet bestaan hebben.
De bepaling van het boven aangehaald gedeelte van arti-
kel
23,
in verband met de considerans van het verdrag,
geeft ons grond tot de •meening, .dat het in de bedoeling
van •de ontwerpers gelegen heeft, om zoo spoedig mogelijk
te komen tot vrijhandel en ook langs dien weg het behoud van den vrede tusschen de volkeren te bevorderen. De tijd is thans gunstig voor de verwezenlijking van dat
denkbeeld. Er is geen Europeesche staat, die aan den oorlog
heeft deelgenomen, waar niet reikhalzend wordt uitgezien
niet alleen naar grondstoffen, teneinde •de in den oorlog
vernietigde industrieën weer op te bouwen, doch ook naar
nuttige half-fabrikaten en afgewerkte producten om het
te kort aan te vullen, dat tijdens den oorlog door vernie-
ling of •door stilstand van het bedrijf is ontstaan, in die
landen zal geen meerderheid worden gevonden, iie den
invoer uit het buitenland zal rwillen belemmeren door hef-
fing van hooge invoerrechten, differentieele rechten en der-
gelijke, teneinde daardoor de binnenlandsche nijverheid te
beschermen met nog meerdere stijging van de toch reeds zoo
drakkend-hooge prijzen als gevolg, of die ten laste van de
berooide schatkist uitvoerpremies of subsidies aan stoom-vaar.tmaatschappijen aal willen .uitkeeren. De pogingen in
sommige landen, om een anti-dumpi.ng-wet tot stand te
brengen, hadden geen succes; van een toepassing van de tij-
dens den oorlog door .de Entente-staten genomen ,,Parjsehe
resoluties” hoort men niet meer spreken, terwijl van het
door de Centralen gedacht ,,Mitteleuropa” uit den aard der
zaak geen sprake meer kan zijn. Het een zoowel als het

ander zou trouwens ‘in strijd zijn met de genoemde bepaling
vnu het Volkenbond-verdrag.
Wij ontveinzen ons niet, dat om tot algemeencn vrijhan-
del te komen, vele moeilijkheden zullen moeten worden over –
wonnen. Afschaffing van alle inkomende rechten, geheven
van goederen, welke in het eigen land ook worden voort-
gebracht, zal vooreerst voor vele staten om redenen van
fiscalen aard wellicht niet mogelijk zijn. Echter zou reeds
een belangrijke stap zijn gedaan, indien in eene conferentie van leden van den volkenbond overeenstemming werd ver-
kr.egen omtrent een zeker algemeen maximum, dat als be-
lasting bij den invoer van goederen uit een land door een
anderen staat mag worden geheven en welk maximum zÔé
laag zou moeten worden gesteld, dat .het nauwelijks een
ander ‘dan een zuiver fiscaal karakter zou kunnen hebben.
Dat ook het verkrijgen van een zoodanige overeenstemming moeilijkheden kan opleveren, ontkennen wij evenmin. Doch
hoe eer ‘de zaak aangevat wordt, hoe ‘grooter de kans van
slagen volgens onze meening is, daar de leden van den
volkenbond elk middel zullen willen aangrijpen, dat k.an
bijdragen tot verbetering van ‘den algemeenen economisohen
toestand.
Nederland is, zooals wij reeds zeiden, aangewezen om het
initiatief tot bedoelde besprekingen te nemen, daar dit
initiatief het beste kan uitgaan van een staat, ‘die een
vrijhandelsataat bij uitnemendheid is en de waarde van
vrijhandel, zoo voor de ontwikkeling van de binnenland-
sche nijverheid als voor de goede verstandhouding met
andere landen, uit eigen ervaring zal kunnen verdedigen.
En wellicht wordt het door de omstandigheid, dat een in
den oorlog onzijdig gebleven staat ‘het initiatief neemt,
mogelijk, dat ook ‘die cultuurvolken, die nog niet in den
bond zijn opgenomen, doch waarvan de opneming ‘alsnog
onontbeerlijk moet worden geacht, in het overleg betrok-
ken worden. Aan het tot stand komen van eene regeling,
bij welke iedereen zich kan neerleggen, zou zulks voorzeker
in hooge mate bevorderlijk zijn.
Wij veroorloven ons derhalve Uwe Excellentie met aan-
drang in overweging te geven dc uitvoering van liet meer-
genoemd gedeelte van art.
23
van ‘het verdrag in den door
ons geschetsten geest ter hand te nemen, zoodra Nederland
lid van den volkenboud zal zijn geworden.

Vereeniging ,,Het Vrije Ruilverkeer”.

ANT. VAN GIJN,
Voorzitter.
C. D. SALOMONSON,
Secretaris.

‘s-Gravenhage, 15 Maart 1920.

De economische toestand van den
B e 1 g i s c h e n 0 o n g o. –
De Belgische minister
van koloniën gaf bij gelegenheid van de onlangs plaats gehad hebbende ‘behandeling der koloniale begrooting
in de Kamer een verslag van den stand van economi-
sche ‘zaken in den Congo. Het volgende is daaraan
ontleend.

Er valt in ‘de oorlogsjaren op te merken, dat bij de
meest .beteekenen’de uitvoerproducten eenige wij zigin-
gen gekomen zijn, zoo zijn ivoor en rubber op den ach-
tergrond .geraakt als exportproducten, daarentegen is de
uitvoer van cocosvruohten en koper grooter geworden
(koper in
1913
nog maar
1900
ton, in
1917
gestegen
tot
27.500
ton). De oorlogsperiode .heeft niet voor de
kolonie beteekend een tijd van gematigde activiteit,
integendeel, het aantal handeisvestigingen is gestegen
van
956
in
1913
tot
1751
in
1917.
De ‘hygiënische toe-
standen ‘blijven in een gebied, met de natuurlijke eigen-
schappen zooals de Congostaat die kent, veel zorg ver-
eischen. Het na afloop van ‘de militaire expeditie vrij-
komend geneeskundig personeel werd in de ‘kolonie
aan het werk gesteld in het belang van de inlandsche
bevolking, vooral aan de ‘bovenmatige kindersterfte
wordt aandacht gewijd. Ook de slaapziekte ‘baart nog
altijd veel zorg. In de redevoering van den minister
vinden wij hierover niet veel vermeld, maar het is be-
kend, dat de ziekte nog steeds bij duizenden ‘zijn offers
eischt. Volgens een schatting van de ,,Dépèche
Colo-
niale” zou de inlandsche ‘bevolking van den Belgi-
sehen Congo thans niet meer dan 10 millioen bedra-
gen, terwijl in officieele rapporten uit ‘den jare
1907
nog van
30
‘millioen inlandsche bewoners gesproken
wordt. De minister noemde voor de Europeesche be-
woners de volgende cijfers. Totaal 6266, waarvan
3263
Belgen, dat wil ‘dus zeggen
nauwelijks
de helft,
waarvan ‘bovendien
2438
voor het bekleeden van arnb-

24 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

255

lelijke functies in den Congostaat gevestigd zijn. Met nadruk werd er op gewezen, dat hier,in, in het belang
der natie, verandering moet komen. De lezer herin-
nert zich, dat er meerdere malen op gewezen is, dat in’
verband met de voren -aan’geroerde omstandigheid;
België weinig aangewezen geach.t werd ‘de bestuurs-
plichten nog voor meer gebied ‘in Afrika te aan-
vaarden. Me’n zoekt dan ook met belangstelling in het
verslag van den minister wat gezegd wordt ovei de
nieuwe provincies, t.w. Roeanda en Oeroendi. De mi-
nister wees er op, dat aldaar een zeer tot ontwikke-
ling gekomen inlandsch bestuur bestaat. De Belgische
autoriteiten – aldus de minister – zullen het -be-
staan:de stelsel intact laten en er zich toe bepalen,
daarnaast residenten aan te stellen. Deze inrichting
van het bestuur, die veel overeenkomst vertoont met
de politiek die Nederland in Oost-Indië volgt, was
reeds bij de Duitschers aangenomen en vond zijn oor-
zaak daaraan, dat middelen en materiaal ontbraken
om ‘het -gezag meer volstrekt in handen te nemen.
De opbrengst der kopermijnen, naar men weet gele-
•gen in Katanga, was in 1918 geringer dan in 1917.
De Union Minière du Haut Katang.a produceerde in
het eerstgenoemde jaar 20.742 -tons, in 1917 daaren-
tegen 27.497 tons. Het verschil -is te wijten aan kolen-
gebrek en de influenza-epidemie. De Kasai diamant-
mij-hen produceerden 164.182 ‘kar-aat in 1918, tegen
90.000 karaat in 1917. De Sociétô Gologique et
Minière exporteerde 274 ‘tons ‘tinsteen in 1918, tegen-
over 103 ‘tons in 1917. De productie van de Kilo en Moto goudmijnen is iets gestegen, in 1917 is de op-
brengst ‘geweest 3573 K.G., in 1918 3605 K.G.

Dc paimker-nen vormen het belangrijkste export-
artikel. De productie van het jaar 1918 wordt geschat
op 40.000 ton-s tegen 8000 in 1914. In de kolonie zelf
werden in 1907 7000 ‘ton palmolie vervaardigd tegen

2500 ton in 1914.
1)
V’oor de verdere uitbreiding van
deze cultuur en industrie is voorshands nog een be-
zwaar de moeilijkheid van transport. Men weet, dat
inzonderheid van Engeische zijde thans belangstelling
getoond wordt voor de ontwikkeling van deze cultuur
in den Congo. Gaarne. zou men in de kolonie in elk
opzicht uit het zoo bij uitstek gemakkelijk te winnen
j)roduct nut willen trekken. De overheid heeft daarom
een prijs van 25.000 francs beschikbaar gesteld voor de uitvinding, waarbij palmolie gebruikt kan worden
als brandstof voor een machinalen ploeg.
Sprekende van •de spoorwegen deelde ‘de minister
nog mede, dat men bezig is de
lijn
Leopoldville-
Matadi – ,,de -sleutel van de kolonie” – voor een om-
van.grijker verkeer in te richten. Hiertoe wordt de lijn
zelf veribeterd, maar voorloopig is al reeds begonnen
het wagenpark aanzienlijk te vermeerderen. Op het
oogen-blik is ‘de jaarlijksche verv-oercapaciteit 70.000
-ton, die men hoopt te kunnen opvoeren tot 200.000 ton.
1)
Vergelijk de cijfers op pag.
498,
jaargang
1918.

De Gouddeicking der Federal Reserve
N o t e s. –
Overeenkomstig eene op prijs gestelde
aanwijzing van de Statistische Afdeel-ing van den Fed.
Reserve Board worden met in-gang van dit nummer
in de onder de Bankstaten medegedeelde weekcijfers
der Fe-d. Res. Ba.n’ks enkele wijzigingen aangebracht,
waarbij in de eerste plaats voor het tweede ‘dekkings-percentage een ander i-n -de plaats wor-dt -gesteld. –

De Fed. Res. Act schrijft voor, -dat voor de deposi’to’s
een dekking in goud en verder wettig betaal-middel
aanwezig ‘moet
zijn
va-n 35 pOt. en voor ‘de Fed. Res. No-
tes een gouddekking van 40 pCt. Men kan dus, na -deze 35 pOt. in mindering te hebben gëbr-acht van den voor-
raad goud en verder wetti-g betaalmiddel, de rest van

den goudvoorraad •beschouwen -als -beschikbaar voor
dekking der circuleerende bankbiljetten. Op dezen
voet -opgezet -komt in het aldus berekend dek’kings-
percentage der bankbiljetten duidelijk naar voren, in welke mate de positie der Fed. Res. B-anks nog ver-
dere biljetten-emissie toelaat. De Fed. Ras. Board is
op 9 Augustus 1918 met het pu-bliceeren van d-it ver-

houdingscijfer -begonnen. Wij laten dus hieronder
maandsgewijs dit
dekkingscijfer
volgen.
Duidelijk -komt in de cijfer’s uit, -h-oe zoowel in het
najaar 1918 als in het najaar 1919 de positie ongun-
stiger is geworden.
G’ouddekking Fed. Res. N’otes (na aftrek van 35 pOt.
der deposito’s):

9
Augustus
1918 76,3
pOt.

1
Augustus
1919 61,4
pCt.
6
September

69,6 ,,

5
September
,,
60,1
4
October

62,3 ,,

3
October

,,
59,1
1
November

60,6 ,,

7
November
,,
54,6
6
I)ecember

59,0 ,,

5
December

53,7
3
Januari
.1919 60,7 ,,

2
Januari

1920 49,5
7
Februari

,,

65,6 ,,

9

‘ ,,

,,

51,5
,,
7-
Maart

,,

63,3 ,,

16

,,

,,

51,5
4
April

,,

63,7

23

,,

,,

51,0
2
Mei

63,4 ,,

30

,,
50,5
6
Juni

,,
66,5 ,,

6
Februari

49,7
.3
Juli

61,7

– In het vervolg zal wekelijks -in plaats van het tot-
dusver gegevene het aldus bereken-d gou’d-dekkings-
percentage der Fed. Res. Notes -naasthet -algemeen
dekkingsp-ercentage in dit land worden weergegeven. Tegelijk zijn op gelijke instigatie nog enkele andere
wijzigingen aangebracht. Zoo is de aan’duiding der
verschillende ‘goudposten verduidelijkt en voorts de
onjuistheid, dat in de weergegeven totale deposito-
cijfers het. kapitaal -begrepen zou zijn, hersteld.

ONTVANGEN:

CV
oor
l
ez
i
ngen
over Zee-assurantie
door Mr. A. A. W.
van Wulfften Paithe, Rotterdam 1920

Rapport der Studie- Commissie naar aanleiding van
haar bezoek aan Suriname,
uitgebracht aan -het
Suriname Studie-Syndicaat, Rotterdam, geen
jaartal.

°Mijnbouwpolitiek
door Mr. F.
H.
Neiszen, ‘s-Graven-

hage 1920.

Financial & Comn’tercial Review 1919,
uitgegeven
door de Swiss Ba-n’k Oorporation te Londen.

– Het verslag bevat als steeds de gewone overzichten den
1
inancieelen toestand en den goedereuh-audel betreffende.
Van de eerste v-i-n-de hier een resu-md der bankfu5ies in
Fin-geland -gedurende
1919
‘vermelding.
Als bijlage bevindt
zich ‘in het werkje een waardevol overzicht van den loop
der

sselkoersen te Londen in -het vorig jaar, u-tgedrukt
in procenten va’n ‘cle nominale waarde.

* Wordt nader aangekondigd.


OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

The Journal of Political Economy.
– Ohicago, Januari 1920.


E. L. Schaub,
The regulation of rentals during the
war period;
Ch. W. Collins,
The problem of an
indepen-deut national audit;
J. Viner,
Who pai-d for
the war? –

Archiv f ü r Sozialwissen-schaft un’d
S o z i al p ‘o ii t ik. – Tü’bingeu, December 1919.
M. Weber,
Die Wirtschaftsetlii,k der Weltreligionen.
Das antike Judentum. (Schlu-sz);
Prof. H. Levy.
Stu’dien über ‘das englische Volk II;
Dr. Th. Sehmer,
Das Versagen der obligatorischen Schiedsgerichte im
Kampfe zwischen Kapital un-d’ Arbeit in Australien
un-d Neuseeland;
Dr. S. Budge,
Waren- oder An-
weisungstheorie des Geides? –

Journal of the Institute of Bankers. –
Londen, Januari

1920.
Drumncon.d Fraser,
The nation’s balance sheet.

Journal of the Royal Statistical
S o c ie t Y. – Londen, Januari 1920.
H. Godfrey,
Fifty year,s of Canadian progress
as illustrated by official -statistics, 1867 to 1917;
J. E.
Alln,
Some chan’ges in -the distribution of the natio-
nal income durin.g the war;
A. Guidberg,
Ex’pansions
usefuViu- the theory of frequency distribu-tions.

256

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Maart 1920

Tijdschrift van het Koninklijk Aard-
r ij k s k u n di g G e
11
o o ts c h a p. – Amsterdam,

Januari 1920.
J. H. F. Kohl brug ge,
Primitieve denkwijze,
Dr. L.
Rutten
en
Dr. W. Hotz,
De geologische expeditie
naar Ceram. Tiende verslag;
Dr. L. Rutten,
De geo-
logische expeditie naar Ceram, Elfde (laatste) ver-
slag;
Dr. L. Rutten,
Ontwikkelings-mogelijkheden
van het eiland Ceram; Dr. J. de Hullu, De Zijpe in
W.-Frieslanjd omstreeks 1553; S.
P. L’Honoré Naber,
Hypothetische eilanden in de Barents-zee.

The geographical Journal, –Londen, Ja-
nuari 1920.
A. G. Ogilvie,
A contribution to the geography öf
Macedonia;
W. M. Davis,
The islands and coral reefs

of Fiji;
Miss H. C. Bowser,
The Kongo-San.

De Indische Gids. – Amsterdam, Januari 1920

J. Habbema,
Het schrikbeeld der overbevolking van

Java;
Prof.
Dr. A. H. Berkhout,
Het proefstation

voor het Indische Boschwezen;
W. H. v. d. Haas,
De gevolgen van de dubbeltjespolitiek bij het Bosch-
wezen in Ned. Indië;
A. M. W. van Renesse,
De

economische verdediging van Duitsch-Oost-Afrika;
Ir. J. Frijting,
Door de Toradjalanden.

De West- Indische Gids. – Amsterdam,
Januari 1920.
A. van der Deure,
Rechtszekerheid van den grond-
eigendom in Suriname;
Dr. R. Römer,
Sanitaire be-
schouwingen in verband met immigratie van werk-
krachten in Suriname (vervolg);
P. Euwens 0. P.,
Curaçao’s eeuwfeest, 1816-4 Maart-1916;
Mr. R.

Bijlsma,
Militairen als Gouverneur van Suriname in
de eerste helft -der achttiende eeuw.

Koloniale Run dschau. – Berlijn, October/
December 1919. –
D. Westermann,
Vergeblich gearbeitet? Dr. Seits,
Die Lage der deutschen Un-ternehmuugen in Süd-
vestafrika;
M. Schiagintweit,
Koloniale Propaganda;
C. Kettlei,
Die Lage der deutsoli-afrikanischen
Seeschiffahrt nach -dem Kriege;
D. K. Axenfeld, Die
Lage – der deutschen evangelischen Missionen in
Afrikâ;
Dr. P. J. Pietsch,
Die Zukunft der deutschen katholischen Missionen in Afrika;
Dr. H. Feldinann,
Weiche Schiden sind der deu’tschen iirtzlichen Mis-
sion in den ‘deutschen Kolonien durch den Krieg
entstanden?

Technik und Wirtschaft. – Berlijn,
Janüari 1920. –
J. Mendel,
Die Umgestaltungen in der deutschen
Berg- und Hüttenindustrie;
E. Sporleder, Maschinen-
ausfuhr;
K. Hartmann,
Achtzig Jalire deutscher
Arbeiterschutz-Gesetzgebung: 1839 bis 1919;
Schulz,
Asbest in der Kriegswirtschaft;
W. Po-rstmann,,
Der
Film als Instrument.

Tijdschrift voor Economische Geo-
g r a p Ii i e. – ‘s-Gravenhage, 15 Jan.-15 Febr.
1920.
Prof. Dr. H. Blinic,
De Nederlaisdsche Vereenigiug
voor Economische Geographie 17 Dec. 1909-17 Dec.
1919;
Mr. J. H. Abendanon,
Nederlandsch.e -handel
en scheepvaart op de Canarische eilanden;
Mr. Dr. J.
G. Blinic,
Kennis van concrete economische toestan-
den;
W. E. Boerman,
Economisch-geographische schets
van ‘s-Gravenhage;
Prof.
Mr. Dr. H. W. C. Bordewijic,
Economische geographie in verband met andere tak-
ken van economie;
Prof.
Mr. Dr. G. W. J. Bruins,
Economische ‘geographie •en economie;
Ir. A. E. R.
Collette,
Internationale telegraaf-conferentie te
Washington;
Prof. Dr. D. van Embd en,
Economische
geographie;
Mr. D. – Fock,
Over ‘het Tijdschrift voor
Economische Geographie;
Dr. P. Focicens,
De econo-
mische geographie voor ‘het onderwijs;
Prof. – Mr. Dr.
An& van Gun,
Verbruiker en .voortbrenger;
G.
J. D.
0.
‘Goedhart,
‘De verbreiding der coöperatie;
P. Goed-

hart,
Economische geogra’plaie en het onderwijs in de

aardrijkskunde;
Prof. Mr. Dr. A. Heringa,
Arbeids-

conflicten;
Dr. P. van Hoek,
Enkele aanteekeningen

over landbouw-geographie als onderdeel der land-
bouwwetenischap;
G. E. Huffnagel,
Kenteringen;
Mr.

Dr. E. van Ketwich – Verschuur,
De Groningsche

g-raanmarkten en het transpor-tverkeer;
Prof. Mr. J.

0.
Kielstra,
De economische geografie der koloniën;

F. M: Knobel,
Na tien jaren;
Prof. S. Koenen,
Moet

Nederland zich economische onafhankelijkheid tot
taak -stellen?
H. van Kol,
Handelsmoraal der Japan-
ners;
H. ter Kuile,
Wetenschap en economische ont-
wikkeling;
J. Lels,
De -scheepsbouw langs de riviet,
de Noord; Mr: J. A. Levy,
Aardkennis, -eene aanvul-
ling;
F. B. Löhnis,
Wet betreffende ruilverkaveling
in Frankrijk;
Mr. H. W. Methorst, Nederland een
voorbeeld;
Dr. J. A. Nederbragt,
Statistiek en econo-
mische geographie;
Mr. J. A. N. Patijn, Verplaatsing
van welvaart;
Ir. J. C. .Ramaer,
Economische ge.-
graphie in verband met ‘bevolkingscijfers;
Jhr. Mr.
H. Smissaert,
Paradox;
Prof. Mr. Dr. C. A. Verrijn
Stuart,
Economie en economische geographie;
E. P.
Westerveld, Het
belang van de studie -der economi-
sche geographie voor het ‘staatsbedrijf van ‘de poste-
rijen, de telegraphie en telefonie;
Ir. H. Wortman,
Eeni-ge waarschijnlijk spôedig te verwachten gevol-
gen van de afsluiting ler Zuiderzde.

De Vereeniging voor Economische Geographie bestaat
10 jaar. De redactie ‘heeft hierin aanleiding gevonden een dubbel nummer ‘het licht te doen zien, waartoe een groote
reeks belangstellenden in het werk der vereeni’ging door een kortere of langere bijdrage hebben medegewerkt. De
vereeniging, w-ier geschiedenis in een eerste artikel door
Prof. Dr. H. Blink beschreven wordt, kan wijzen op een
belangrijke •werkzaamiheid. Ook in de toekomst blijve zij
krachtig op dezen weg voortgaan.

MAANDCIJFERS.
GIRO-KANTOOR DER GEMEENTE AMSTERDAM.

December 1919
Januari 1920
Posten.
Bedrag
Posten
Bedrag

Ontvangen en
betaald:
in contanten.
104943
f

10.083.476
100479
f

11.655.323
door over- schrijving

‘).
48796
,,

68.693.888
49562
,, 82.835.636
Particuliere
rekeninghoud.
6587e),,
20.574.758
6857
)
,, 21.960.350
Saldo te goed
part. rek. u°.

,,

5.683.544

,,

4.955.774
1)

Inclusieve.
verrekeningen
tusscben
gemeentediensten,
zijnde
pl.m.
f
20.361.874.33
per maand.
2)
Aantal.

PRODUCTIE DER KOLENMIJNEN. *)

(Ontleend aan ,,Maaudschrift Centraal Bureau Statistiek”)

Naam van de
December
Januari

Mijn
1919
1918

1920
1

1919

Staatamijnen.

,,Wilhelmina”
46.678 46.476
43.521
48.484
63.084
51.280 61.022
53.150
31.743
22.350 27;700
25.146
,,Emma” ……….
,,Hendrik” ………

Totaal
.. . –
141.405
120.106 132.243
126.780

Particul. mijnen.

Domaniale mijn.
46.187 43.231
47.599
43.355
Mijn Laura en Ver-

42.800
37.800
43.543
41.941
Oranje-Nassau
63.476
59.402 65.723
62.424
Mijn Willem So

eeniging ……..

17.555 12.837
18.245 14.832

mijnen ……….

phie …………

Totaal …. 170.018
153.270
175.110 162.552

Totaal generaal
311.432 273.377
307.363 289.333

) In tonnen.

24 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

257

Het

,,Maandschrift” teekent bij

de

cijfers

aan
:
staande

cijfers

n i
e t

begrepen

de

hoeveelheden

zooals uit bovenstaande cijfers blijkt,

was de pro-
geproduceerd kolenslik,

zulks

naar

aanleiding van

ductie in

Januari
1920

grooter

dan

in

elk

der
eene opmerking van deskundige zijde, volgens welke
maanden van
1920.
Vergeleken met de overeenkom-
het wenschelijk werd geacht, deze buiten beschouwing

stige maand

van

verleden jaar werd thans ruim
te laten. De hoeveelheid geproduceerd kolenslik

be-

18.000

ton

méér

geproduceerd.

Voorts

zijn

in
droeg voor alle mijnen tezamen

in

het jaar

1919

tegenstelling met

de

vroegere opgaven in boven-
133,629
ton en in Januari
1920 13.065
ton.

RESUME
UIT
HET MONTHLY BULLETIN
OF STATISTIOS
(STJPREME ECONOMIO COUNOIL)

Maandel. gezliidd.
19 19
19 2 0

Jan.
1913
1919
Juni
Juli.
Aug.
Sept.
Oct.
Nov.
Dec.

Productie van
Engeland . ……..
24,336
19,731
17,754′
19,9052

15,042
1
.18,352
2

21,567
1

19,3502
21,7662
19,5082

steenkool
43,087
41,157
38,583
40,3702

53.2381
39,5442

54,911
1

16,621′
33,223′
46,5562

(1000 tons)
3,404
1,869e
8582
1,4302

1.7872
1,8382
2,265

1,8208
2,066

Duitschiand ……..
15,961
9,049
8,312
9,988

8.907
9,962
10,358

10,217
10,458

Productie van
869 627
669
651

530
590
452

634
642
676

ruw ijzer
2,622
2,590
2,149 2.468

2.788 2,529
1,894

2,431
2,676
3,064

(1000 tons)
434
110



– .



-.
Duitschiand ……
1,608 525
527
576

569
534
559

Schepen

op

Engeland ………….
Ver.

Staten ……….

1,957
2,994 2,524
(
2,817

(
2,994

stapel eind
148
2,967
3,874
Kwartaals-

J
3,471
Kwartaals-

J
2,967
1Kwar-
taals

der maand

Ver.

Staten ……..

229
217
110
(

opgave
175
(

opgave


217
op-

(1000 tons)

Frankrijk ………..
Ver. Staten ……….
Frankrijk …………
545

.

315 272
)

1
286
J

(
315
gave

Imports(net-

Italië

……………

Engeland …..
….
54,930 122,299 110,982
141,383

133,521
132,876 133,845

123,298 143,575 158,034

to) 1000
£
30,501
64,815 56,770 69,382

61.605
87,721
81,394

86,195
76,606

Engeland …………

.28,071
99,262
90,946
93.513

. –
91,926
93,445

89,080

Italië ………….
44,129
53,857
83.112
44.542

44.741
50,311 49,039

50,122

Exports(bin-
43,770

.

66,531
64,562 65,315

74,773
66,500
79,061

87,111
90,858
105,880

nenlandsche

Frankrijk ……….

42,505

.

134,562
189,160
118,245

132.181
121.270
129,319

152,043
139,253

producten)

Engeland ……….
Ver.

Staten ……..
22,934
29,044
19,133
24.735


27,760
28,722

27,802

1000
£

Frankrijk ………….

Frankrijk ……….
Italië . …………
41,374 16,063
16,250
14.754

18.648
22.224 25,456

23,766

Scheepsbew.:
Engeland

(geladen)

.

4,089
2,463
2,415
2,811

2,777
.2,832
2,872

2,678 3.006
2,588

Binnenkom.
Ver. Staten
schepen
Ver.

Staten ……..

(gel. en ballast)..
4,440 3,912 4,464
5.054

4,704
4,872 5,016

3,456

(1000 tons)
Frankrijk (geladen)
2,876 1,860
1,793 1.853

1,878 2,131
1,979

2 248

Index-cijfers:
Engeland
Groothand.-
(Economist)
100
235.2
229.8
239.6

241.5 244.7 252.4

259.4
273.5 288.5

prijzen
Ver. Staten
(Bradstreet’s) ….
100
202.7
196.5 205.2

217.2
211.5 212.0

216.2
219.1
221.2
100
358.3
330.4 348.6

347.5
360.0 383.8

407.1
4249

Wisselkoer-
NewYork op Londen
100
91.18 94.98
91.04

87.59
85.94
86.15

84.21 78.19
75.71
sen: (wekel.

Frankrijk ……….

NewYork op Parijs.
100
75.03
80.42
7481

65.35
61.21 60.32

56.28
47.83
44.70
gemiddelde)
Parijs op Londen ..
100
125.53
117.89
122.56

134.37
140.24
142.45

152.61 153.76
170.39

1)
Vijf weken.
‘)
Vier weken.
2)

Inclusief
de productie
van Lotharingen.
4)
Voorloopige
opgave.

ONTVANGSTEN. VAN SPOOR- EN TRAMWEGMAATSOHAPPIJEN NOVEMBER
1919.

(Ontleend aan ,,de Ingenieur”.)

.

Totale ontvangsten,
Namen der Maatschappijen.
Personenvervoer.
Goederenvervoer. November 1919.
1
November 1918.
Maatsch. tot Expl. van S.S., N. C.-S. en Noord-
Brab. Duitsche Spoorwegmaatschappij ……
f
2.621.098,-
f
5.141.426,-
f
7.976.123,-
f
6.547.191,-

‘)
Roll. IJzeren Spoorwegmaatschappij

……..
2.653.297,-
,, 2.608.956,-
,,
5.450.053,-
,, 4.100.823,-

1)



,,

83.058,23
35.248,31

Zuid-Nederlandsche Stoomtramweg-mij………
,

5.978,711/,
,,

24.040,15
1
12
32.897,59V,
,,

83.374,77
1
12
Nederlandsche Tramwegmaatschappij ………
,,

6&594,01

.
,,

90.649,98
,,

16L960,54
121.592,62
,

63.386,23V,
,,

125856,23
,,

189242,4611,
,,

210.939.24V,
Westlandsche Stoomtramwegmaatschappij ..
,,

26.699,98V
,,

8.513,83V,
,,

35.537,47
37.171,77
,,

925.093,60
.


,,

925.093,60
,,

648.861,07V2

Rotterdamsche Tramwegmaatschappij ……….

Rotterdamsche Electrische Tramweg-mij ……
,,

435.416,01’12

,,

435.416,01212
,,

295.973,8311
Nederlandech-Indische Spoorwegmaatschappij
.
lijn Samarang-Vorstenlanden-Willem 1

.

.


,,

640.000,
,,

427.638,-

Tramw.mij.

,,de

Meijerj”- …………………..

Oost-Java Stoomtramwegmaatschappij

..



,,

14.400,-
,,

14.700,-

.


69.600,-
,,

59.600,-

Gemeentetram te Amsterdam

……………

Semarang-Cheribon Stoomtraznwegmaatsch

.


,,

840.500,-
314.400,-
Samar.-Joana Stoomtramwegmaatschappij


,,

299.400,-
,,

25.7.000,-
Serajoedal Stoomtramwegmaatschappij

lijn Modjokerto-Ngoro …………………..



,,

62.000,-
,,

43.600,-

lijn Soerabaja-Krian …………………….

lijn Bandjarnegara-Wonosobo …………


,,

14.600,-
10.400,-
Kediri Stoomtram-Maatschappij


,,

59.400,-
,,

50.769,-

lijn Maos-Bandjarnegara …………………

Malang Stoomtram-Maatschappij ………..

…..

.


,,

57.400,-
34.017,-
– –

– .
,,

606.000,-
,,

408.850,-
Deli-Spoorweg Maatschappij …………………
Dedemvaartsche Stoomtramweg-maatschappij..
f

13.702,06

1
f

25.540,58
1
12
,,

41.571 »0611,
,,

39.367.08’12

De ontvangsten der groote maatschappijen, die in ,,de
Ingenieur” ontbreken,
zijn aan het Maandechrift
Oenir. Bureau Statistiek”
ontleend.
‘)
Deftuitieve opgave.

258

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24
Maart. 1920

GIRO-OMZET BIJ DE NEDERLANDSOHE BANK

Februari 1920
Februari 1919

Posten
Bedrag
Posten
Bedrag

Voor reke-
ninghouders
27.133
f1.362.144.650
19.048
f1.009.281.873
waarvan door
de H.-bank
plaatselijk…
9.950
,,1.034.420.021
5.633
,,

627.196.203
Ter voldoe-
ning van
Ri,jksbelast.
872
9.403.347
800
,,

12.992.840

OVERZICHT DER RIJKSMIDDELEN.
(In Guldens).

Februari
1920

Sedert
1
Januari
1920

Overeen.

komUge
periodp
1919

Directe bela8tin gen.
198.431
582.973
718.167
Personeele belasting
671.058
1.777.328
1.264.377
Inkomstenbelasting
4.991.387 9.608.698
5.431.141
832.280
2.877.068
17.765
Vermogensbelasting
585,146
1.274.468
785.994
Accijnzen.

Grondbelasting

…………

3.968.544
8.067.606 6.601.368
25.680
60.251 22.905

belasting …………..

8.308.677
.
7.243.049
3.019.952

Suiker

……………..

180.349
461.083
292.944

Dividend- en tantime-

Wijn ………………….

76.212
176.770
88.303

Gedistilleerd

………..
Zout …………………

1.012.500 2.090.504 2.212.092
Indirecte belastin gen.

Bier

………………….

‘1.717.636
‘) 4.005.494
5)

2.524.242
Registratierechten ..
4.221.845
8.171.894
4.228.867
Zegelrechten

………

6.074.498
4.155.544

6.321.798
2.094.853

Geslacht

……………

oudenenzilverenwerken
85.296
165.998 127.016
Essaai1ooi
49
138 118

Successierechten …….2.138.642

(nvoerrechten
………..
3.127.493

Belasting …………..

315.283
743.965
418.497
.



.
234.311
200.260

tatistiekrecht

……….

167.576 184.650
184.730

il
ijnen
……………..

Domeinen

………….
110.369

Jacht
en
visscherij

..
217
756
725
taatsloterj

…………

127.784
301.706
130.904

27.862.455 60.425.006
34.520.264

)oodsgeZden

…………

Totaal ……….
.

OPOENTEN VOOR HET LEENINGFONDS 1914

Fe9nari
Sedert
1 Januari
1920

Overeen.
komitige
periode
1919

Directe belastingen.
Grondbelasting
39.836
117.197
144.441
Personeele belasting
125.750
338.115
226.601
Inkomstenbelasting
1.556.157
3.017.458 2.460.582
Vermogensbelasting
145.925
323.526 313.857
Dividend- en tantième.
274.652 949.433

belasting …………

Accijnzen.
793.709
1.613.521
1.320.273
5.136 12.050 4.581
Suiker

……………

Gedist. (binn.-enbuitl.)
33
..
0.888
724.305
301.995
Wijn …………….

Indirecte belastingen.
Zegelrecht van buitl. eff
32.351
101.883
138.225
Registratierechten …. ..


3.304.384
1.195.488
4.910.555
Totaal ..

BELASTINGEN IN VERBAND MET DE BUITEN-

GEWONE OMSTANDIGHEDEN.

Februari
1920

Sedert
1
Januari
1920

Oorlogswinstbelasting

6.808.051

18.574.043
Verdedigingsbelasting la ….

177.436

380.855
Verdedigingsbelasting Ib ….

778.015

1.868.328
Verdedigingsbelasting II ….

2.030.243

3.801.819

9.793.745

22.625.045
1)
Hieronder begrepen f 346.200 wegens zegelrecht .van
nata’s van makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
(Beursbelasting). ‘) idem f 894.896. ‘) idem f480.545.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

N d (Disc. Wissels.
ij
1Juli ’15
Zweeds. R.ksbk 7
199Irt. ’20
Bk Bel.Binn.Eff. 4
1Juli ’15
Bk.v.Noorw.6-6
18Dec. ’19 Vrsch. in ]LC. 5
19Aug.’14
Zwits. Nat. Bk. 5
21Aug.’19
Bk. van Engeland 6
6Nov.’19
Belg. Nat. Bk.
ij
6Oct. ’19.
Duitsche Rijksbk. .5
23Dec. ’14
Bank v. Spanje 5
12Nov.’19
Bk. van Frankrijk 5
21Aug.’14
Bank v. Italië .5
10Jan.’18
Oostenr. Hong. Bk. 5
12Apr.’15
F.Res.Bk.N.Y. 4+-5 –
Nat. Bk. v. Denem. 7 21Nov.’19
Javasche Bank
3+
1
Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York
Cali-
Part.
Prolon.
disconto
1

galie
disconto
disconto
disc.
money

20 Mrt.

‘20314
4
5
8
1
4-‘is

6
1
1-7 ‘)
15-20 M. ‘2O3’/
31-4
5
5
/g-
7
/
4
1
fp

6-9
8-13

’20
3/s

14
3’1-4’/
4/o

612-13
1-6

,,

’20
3’ip
8
14
314-
1
1
5
7
18- 6
4-
1
1p
8
1
1,–10
17-22 M. ’19
3’/,-‘/
4_t/t
3
1
12_
5
18
4

18

314-6
18-23 IV!. ’18
2
3
14-3’12
4-’12
3
11
192
4_’/o

2’/,-5’1,
20’24Juli’14 3’/s-11s
2/4-1
2/4-14
2
1
1,-‘/,
2
51
1’/-2
1
1,
1)
Noteering van 19Maart.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Over het algemeen was de tendens deze week eerder vast.
Pon-den, die de laatste dagen der vorige week sterk in reactie
waren, konden deze week weder belangrijk verbeteren en stegen van 9.90 tot 10.43. Parijs en België liepen aanvan-
kelijk eveneens op, maar waren later weer meer aangeboden
en sloten ongeveer op de openingskoersen. Marken waren
Maandag zeer flauw, maar konden den volgenden (lag sterk
verbeteren.
Daarna had echter het aanbod weder meer de overhand en brokkelde de koers gestadig af. Dollars waren tamelijk
vast, omstreeks 2.73. De sterkste stijging was voor Skan-
divavië. Vooral Kopenhagen was zeei- gezocht en op som-
mige dagen bijna niet te krijgen. De koers verbeterde van
47.- tot 49.10. Zwitserland en Spanje waren Woensdag
zeer gezocht, maar bleven daarna tamelijk stationnair.
Weeneu was iets beter ca. 1.30. In de overige landen waren
de omzetten gering.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
Londen
Parija
0)

Berlijn
)
Wne
een
‘)
Bruel
ss
‘)
New
York’s)

15 Mrt. 1920..
9.86
19.70
2.85
1.05
20.55
2.72
1
/
16

,,

1920.
.
10.12+
20.50
3.75 1.35
21.-
2.74
8
/
17

,,

1920..
10.19+
20.65
3.35 1.25
21.05
2.74
18

,,

1920.
.
10.20 20.25
3.50
1.35
20.95
2.73
1
/4
19

,,

1920..
10.32+
20.05
3.55
1.35
20.65
2.73
1
!,
20

,,

1920.
.
10.44+
19.90
3.42+
1.30


Laagste d. w.’)
9.85
19.30
2.60
1.05
20.10
2.70
1
12
Hoogste
,,

,, ‘)
10.45
20.70
3.70
1.35
21.40
2.76
13 Mrt. 1920..
10.-
19.70 3.20
1.20
2
21.45
2.77+’
6

,,

1920..
9.93
19.92+
2.97+
1.20
8
20.50
2.71k’
1untpariteit..
12.10+
48.-
59.26
50.41
.
48.-
2.48
8
1
0)
Noteerin
g
te Amaterdam.
*0) Noteering
te Rotterdam.
1)
Particuliere opgave.
5)
Noteering van 12Maart.
5)
idem van 5Maart.

o
0 0
Stock-
bolmt)
Kopen.
hagen
0
)
Cbr!,.
tiania)
Zwitser.
land’)
Spanje
5)
Batavia
5)
telegrafisch

15 Mrt. 1920
54.80 46.25
47.-
45.60
46.50
101
8
/
16

,,

1920
55.50
46.50
48.25 46.75
47.75
101
8
/
17

,,

1920
56.50 47.50
48.50
47.50 48.50
101
8
/4
18

,,

1920
56.20 48.25
49.25
47.25
48.25
101
8
/
19

,,

1920
56.25
48.50
49.50
47.10
48.25
101
5
/
20

1920
56.95
49.25 49.75
47.25 48.50
101
8
1
L’stè d.
w.’)
54.75
46.25
4.7.25
45.60
46.-
101
3
14
fl’ste

,,

,,

‘)
56.95
49.25 49.75
47.40
48.75
101’1
13 Mrt. 1920
55.50
47.50 48.25 46.50
48.25
101
5
/
6

,,

1920 53.50
43.30
48.-
45.75
48.60
101
3
/
Ittuutpariteit
66.67
66.67 66.67
48.-
48.-
100
0)
Noteering te Ameterdam. 1) Particuliere opgave.

24
Maart 1920

. gCONOMISCH-STATISTISCHE BRRICHTEN

259

KOERSEN TE NEW YORK.

Da
a
Cable Lond.
(in
5
pert.)
Zicht Parijs
(infrl.
p.
5)
Zicht Berlijn
(in ct. p. 4Rm.)
Zicht Amlterd.
(in
Ci3.
p. gid.)

20 Maart 1920
3.77.25
13.77
noni.
36
1
14
Laagste d. week
3.66.-
13.37
nom.
36
1
18
Hoogste,,

,,
3.83.25
13.77
nom.
18 Mrt. ..
1920
3.68.-
13.42
nom.
36
7
1,
8

,,

..

1920
3.58.50
13.76
nom.
37’I
Muntpariteit..
4.86.67
5.18
1
1
95’1
:

40’1,.
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatoen en
Landen
Notceringa-
eenheden
6 Mrt.
1920
13Maart1
1920
15-20
Maart

120
LaagatejHoogote
Maart
1

1920

Alexandri..
Piast.
p.4€
97
7
1ie
97/ie
97
1
!,e
97’/1,
97
7
1,e
•B. Aires’)..
d.p.gd.pes.
66’/s
64
1/4

61
1
I2
65′!,
62
8
1s
Calcutta
. . . .
sh/d.p.rup.
2/711
8

21501
4

21411e

215814

214’12
Hongkong …
id. p.
$
514
4111
1
12
4110

4111
511
Lissabon….
d.p.escudo
17
8
18
16
8
1a
15
11
16
1
1
151
Madrid

….
Peset. p..
20.51
21.14
20.80
2 1.52
21.50
Montevideo’
d.p.peso
71
51
65
1
/
64
661
64
71
Montreal..
..
$
per
£
4.12
1
i,
4.11
1
12
4.08
4.26
4.24
1
/,
*R.d.Janeiro.
d.p.niilr.
185116

17
17
112
17
58
182
17
17
1,
2

Lires p.
£
64.80
67.-
66.75
72.-
71.75
Shanghai

..
sh/d.p.tael
811
713
710
719
716
Rome

…….

Singapore ..
id. p.
$
214’/
2/3
7
18
213814

21414
213
7
1s
•Valparaiso..
d.p.pap.p.
142’1,2
14’I,e
14
8
1e
14
8
18
14
1
‘/,,
Yokohama ..
sh/d.p.yen
218
1
1s
2/7
216 218
1
I
21681
4

Koersen dec vooratgaande dagen.
1)
Telegrabech tran.fert.

NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering
to
Londen
te New York
20 Maart 1920 ……..
72’/
126
13
1920 ……..
6O’/a
117
6
1920

…….
78
7
/S
128
11
28

Febr.

1920 ……..
831/8
.130

22 Mrt.
1919 ……..
478/t
101’/e
23
Mrt.
1918 ……..
46
92
7
1s
20 Juli
1914
……..
24
1s
/,,
549

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 20 Maart 1020
Activa.
Binnen!.
Wis-t
H.-bk.

(144.265.320,80’12
sels, Prom.,

B.-bk.

,,

3.235.528,18
enz.in
disc.!, Ag.sch. ,, 58.061.246,73
205.562.095,7111,
Papier o. h. Buiteni. in
disconto

……………………..
.-
Idem eigen portef..
t’
56.609.356,-
Af:
Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel.


..
Beleeningen

t

56.609.356,-
H.-bk.

f
83.649.459,32
mcl. vrsch.
B.-bk.

,,

14.195.349,99’12
in

rek..crt.(
Ag.sch.

93.876.340,13
op onderp.
(191.721.149,44′!,

Op Effecten

……

(189.922.349,441/,
Op Goederen en Spec..,.

1.798.800,-
191.721.149,44′!,
Voorschotten a. h. Rijk …………….

..
10.852.218,70′!,
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
t’
58.411.550,-
Muntmat., Goud ..

,,577.384.005,43
1
1,

f633.795.555,4 3′!,
Munt, Zilver, enz..

10.173.884,56
Muntmat., Zilver

Effecten
643.969.439,99112

Bel.v.h.Res.fonds..

4.512.136,88
id. van
1
/iv.h.kapit.

3.908.012,7411,
8.420.149,621!,
Geb.enMeub. der Bank …………….

..
3.312.000,-
Diverse rekeningen ……….. . …….

..
40.243.818,76

f1.160.690.228,24
1
1,

Passiva


Kapitaal ……………………..
t’

20.000.000,-
Reservefonds ………………….

..5.000.000,-
Bankbiljetten in omloop ………… ..1.008.661.776,-
Bankassignatiën in omloop ………..
..1.171.232,93
Rek.-Cour. , Het Rijk
t’

saldo’s: J Anderen ,,104.613.972,63
104.613.972,63
Diverse rekeningen ……
…………,

21.243.247,68
1
1,

f1.160.690.228,24 11,

NED. BANK 20 Maart 1920
(vervolg).

Beschikbaar metaalsaldo …………..
.
f
420.565.728,09
1
12
Op de baaig van
‘h metaaldekleing ……
197.678.831,98′!,
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is .. ,, 2.102.828.640,-

Verschillen met den vorigen weeks

taat:
Meer

Minder
Disconto’s

14.550.880,69
Buitenlandsche wissels …… 1.722.654,-
Beleeningen …………..

638.709,91′!,
Goud ………………..65.716,19
Zilver ………………..298.890,03
1
/,
Bankbiljetten

. 7.375.275,-
Part. Rek.Crt. saldo’s ….

4.350.872,-
Voornaamste posten in duizenden guldens.

8

Andere
Data

Goud

Ztleer

bilJe7ten

opei,chbare
schulden

20 Mrt. 1920 …. 633.796 10.174 1.008.662 105.786
13

1920 …. 633.730

9.875 1.016.037 110.228.
6

,,

1920 …. 633.663

9.601 1.022.000 129.147
28 Febr. 1920 …. 633.241

9.390 1.026.549 130.520
21

,,

1920 …. 632.984

9.088 1.012.457 136.473

22 Mrt. 1919 …. 670.253

9.597

992.658

83.231
23 Mrt. 1918 …. 723.051

7.337

864.373

66.509

25 Juli 1914 .. . . 162.114

8.228

310.437

6.198

Hieroan

Beschtb.-

Dek-
Totaal

Schatkist-

Belee-

baar

hing..
ata

.oearag

promessen

ningen

Metaal-

percen-
iscon os rechtstreeks

saldo

tage

20 Mrt. 1920 205.562 131.000 191.721 420.566

58
13 ,, 1920 220.113 145.000 191.182 417.837

57
6 ,, 1920 244.078 170.000 194.080 412.534

56
28 Feb. 1920 242.008 167.000 199.825 410.703

56
21 ,, 1920 237.536 162.000 199.601 411.773

56

22 Mrt. 1919 113.894

82.000 190.530 464.262

63
23 Mrt. 1918

20.822

108.980 543.478

78
25 Juli 1914

67.947

14,300

61.686

43.521
1
)

75
‘) Op de ba,ie van 91
metaaldekkjng.

Uit de bekendmaking van den M i n is
ter
vali F i na,, –

ciën blijkt, dat uitstonden op:

13Mao,t 1920

1

20 Maart 1920

Aan schatkistpromessen..
f
587.560.000,-
f
584.660.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst ,, 145.000.000,- ,, 131.000.000,-
Aan schatkistbiljetten .. ,, 71.121.000,- ,, 717.121.000,-
Aan zilverbons …….. …44.292.853,25 ,, 44.518.972,25

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrokken
cijfers der laatste weken zijn telegraphisch ontvangen.

Data
Goud
Ztleer
2 an
ijetten
Andere
opetschb.
schulden

28
Febr.
1920 ……

412.000
14
1920 ……
*8
*
414.500
7
1920
407.000

7
Febr.
1920 ……
168.776
3.952
‘36.658
100.677
31
Jan.
1920 ……
170.160
2.321
310.037
98.121
24.
,,
1920 ……
170.218

… …

2.444
310.062 98.601
17
,,
172.009 2.913
314.906
108.665

15
Febr.
1919 ……
122.444

.
12.245
207.128
119.302
16
Febr.

1920
…….

86.643
20.241
170.100 62.581
26
Juli

1918
…….

1914
…….
22.057
31.907
110.172
12.684

Data

Dis.
1 ‘” 1
2dec.
t
Dierae

..,aa-
reke

baar

ktngs.

conto’s J
N..Ind.
1
ntngen
1

metaal.

percen.
betaalbaar
1

1
nin gen
)

saldo

lage

28 Feb.1920

21200

88.500
14

1920

216.000

••

88.750
7 . ,, 1920

207.500

91.260

7Feb.1920 10 14.498 154.318 50.684 91.476

42
81 Jan.1920 14.691 13.035 165.579 48.662 91.047

42
24

1920 14.874 12.958 158.954 53.178 91.123 . 4
17

1920 1&.244 12.675 161.497 57.347 91.402

42

16Feb.1919 8.721 20.797 84.749 9.662 69.710

41
16Feb. 1918 8.732 36.183 64.363 23.624 60.684

46

25 Juli 19141 7.259

6.3951 47.934

2.228

4.842′

44
‘) Sluitpoet der activa. . 2) Op de basis van
1
15 ,netaaldeklcing.

260

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Maart 1920

DE SUR1NAAMSCHE BANK.
Vnornaamste noeten in duizenden 2uldens.

Data
Metaal
Circulatie
Andere
opetschb.
schulden
Disconto’,
Div.
reke-
ningen’)

7 Febr. 1920

..
1.047
1.597 1.111
1.620
262

31 Jan.

1920

..
1.046
1.544
1.205
1.618
237

24

,,

1920

..
1.046
1.594
1.22$
1.612 333

17

,,

1920

..
1.044
1.610
1.234 1.618
353

8 Febr. 1919
..
934 1.733
2
)
1.320
1.300
304
9 Febr. 1918

..
609
1.250
1

923
1.094
505

25 Juli

1914

..
645 1.100
560
1

735
396
1)
Sluitpoat der activa.

2)
Hiervan
zilverbons 277 dz. gid.

• UITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.

Data Metaal
Circulatte
Currencg, Notes.

Bedrag
1

Goudd.
1 Gat,.
Scc.

17 Mrt. 1920
113.270
101.172
326.259
28.000
307.378
10

1920
115.989
102.887
328.190
28.500
309.204
4

,,

1920
113.598 101.155
327.529 28.500 310.080
25 Febr. 1920
110.446 96.526
324.994 28.500
306.748

19 Mrt. 1919
83.415
72.208
324.195
28.500
304.612
20 Mrt. 1918
60.605
47.39
223.922
28.500
198.363

22 Juli

1914
40.164 29.317


Data
Got,.
.Sec.
Olher

Sec.
PublIc
Depos.
Olher
Depoo.
Re-
serve
Dek-
p5)

17 Mrt. ’20
42.060
91.954
18.419 133.031
35.548
23,50
10

,,

’20 40.387
92.057 18.555 127.339 31.552 21,60
4

,,

’20
-52.721
92.332
22.439
135.412
30.893
17,60
25 Febr.’20
85.153 90.705
17.322 172.825
32.369
17,02

19Mrt. ’19
56.650
80.845
27.212
121.835
29.657
19,90
20Mrt. ’18
58.988 99.230
35.373
134.381 31.696
18,67

22 Juli ’14
11.005 33.633 13.735
42.185
29.2971
52
8
1e
t)
Verhouding tusochen Reserve en Depoeit..

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-

kassenscheine, in duizenden Mark.

Data Metaal
Daarvan
Goud
Kassen-
scheine
Circu-
latte

kDek.
ing,.
ee’)

7 Mrt. ’20
1.118.08211.091.374

13.031.027 41.648.351
34
28 Febr.’20
1.116.556
1.091.341
12.829.318
41.033.767
34
22

’20
1.114.596
1.090.995
12.325.976 39.520.197
34
15

’20
1.112.597 1.090.853
12.080.172
38.778.663
34

7 Mrt. ’19
2.265.297 2.244.324
6.018.523
24.247.989
34
7 Mrt. ’18
2.524.471 2.408.028
1.325.750
11.324.104
34

23 Juli

’14
1.691.398
1.356.8571
65.4791
1.890.895
93
t)
Dekking der circulatie dooi metaal en Kassenscheine.

Darleheaskassenscheine
DaM

Wissels

Rek. Cr1.

l’otaal

In kas bij de
uitgegeven Reichsbank

7 Mrt. 1920 40.254.480 13.352.693

**

*5*

28 Febr. 1920 38.934.844 12.142.253 25.635.100 12.793.600
22
,,

1920 37.912.438 11.840.001 24.875.100 12.289.500
15

1920 37.888.283 11.955.623 24.855.400 12.944400

7
Mrt.
1919 26.515.297 10.899.434 16.738.100 6.009.900
7 Mrt 1918 13.065.445

6.591.141

7.982.700 1.313.600

23 Juli 1914

750.892

943.964

OOSTENRIJKSCH

HONGAARSCHE BANK.

Voornaamste oosten in duizenden Kronen.

Data
1
Metaal en
buiten!.
goudwissels
Disc, en
beleeningen
1

1
Bljz. schuld
Oostenrijk

en Hongarije

Bank.
1

biljetten,
Re k.
Crt.
saldi

7 Feb.’20
1)290.428

19.251.400
32.954.00056.994.022
6.057.646
31Jan.’20
291.083
19.162.543
32.954.000156.772.802
6.220.536
31Dec.’19
287.640
19.196.063
32.954.000154.481.264
7.906.378
23

,,

’19
297.363
17.856.786
32.954.00053.109.418
7.641.778

23 Juli’14
1.589.267
954.356

,
2.159.759
291.270
1)
waarvan
222.662 goud, 10.818 buitenlandsche gondwissels en 56.948
munt en muntmateriaal zilver.

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden lrancs.

Data
Goud
Waarvan
in het Buitenland
Zilver
Te goed
in het Buitenland

BuiL gew.
voorsch.
old. Staat

18 Mrt.’20
5.583.113
1.978.278
248.763
*5*
26.300.000
11

’20
5.582.521 1.978.278 250.193
*5*
26.300.000
4

,,

’20
5.582.145
1.978.278 251.747 735.927 26.300.000
26Feb.’20
5.581.576
1.978.278
251.477
690.692
25.800.000

20 Mrt.’19
5.540.016
1.978308
314.197
747.716
21.350.000
21 Mrt.’18
5.372.264 2.037.108
255.768 1.152.531
13.700.000

23 Juli ‘141
4.104.390

639620

1

Wissel,
Uirge.
stelde
Wissels

Belee.
ning
1

Bankl,il-
jetten
Rek. C
r1.
Partt.
culteren

Rek.
1

Cr1.
‘Staat
1.670.418 579.376
1.584.361
38.160.008
3.384.788 110.412
1.675.306
584.012
1.579.630
38.464.823 3.152.396
42.847

1.973.701
587.800 1.551.658 38.355.755 3.209.468 51.265
1.849.053
591.500
1.549.408
37.888.660
3.231.928
45.447
963.942
1.217.596 33.262.284
2.768.866
110.043

~

1.029.401
1.039.775 1.107.275
1.139.889
24.824.9692.740.615
55.184

1.541.080

769.400,
5.911.9101
942.5701400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden francs.

t Metaal
Belcen.
Tn.
Btnn.
Rek.
Data
t

mcl.
van van
wissels
Circu-
Cr1.
1

buttenl.
l,uitenl.
prom. d.
en
latie
1

Partic.
saldi
vorder.
provinc.
heleen.

18 Mrt.’20
356.566
84.955
480.000
618.162
4.900.500
1.587.744
11

,,

’20
356.148 84.955
480.000
588.377
4.950.550
1.629.898
4
,,

‘20355.263
84.955
480.000
543.807
4.940.949
1.580.891 26 Feb. ‘201354.593 84.955
480.000 524.860
4.928.691
1.616.855

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD

AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Goudvoorraad
______________

Zilver
etc,

F.R.
Notes
in
circu-
Totaal
Dekking
In het
_______________
bedrag
l
F. R.,Notes
buiten!.
lat!e

6 Febr. ’20
1.991.560 1.237.886
114.321
63.096
2.891.775
30 Jan.

’20
2.012.656
1.233.655
114.321
61.277
2.850.944
23

’20
2.026.650 1.247.482
117.322
61.246
2.844.227
16

’20
2.043.878
1.255.176
120.323 60.403
2.849.879

7 Febr. ’19
2.119.347
1.328.476
5.829
65.971
2.468.388
8 Febr.
‘181

1.754.668
858.219
52.500
58.426 1.261.219

,.jata
i,se
Totaal
Depostto’s
Gestort
Kapitaal

Algem.
Dek-
kings.
perc.
2)

Percent.
Goud.
dekking
circul.
5)

6 Febr. ’20
2.758.289 2.662.495

89.119
44,1 49,7
30Jan.

’20
2.735.670
2.739.824
87.892
44,5
50,5
23

,,

’20
2.729.247
2.840.476
87.589 44,8 51,0
16

,;

’20
2.675.740 2.935.913
87.529 45,1 51,5

7 Febr. 19
2.111.969,
2.446.127
81.211
53,5 65,6
8 Febr. ‘181
805.828
1.787.817
72.829
68,0

t)
Verhouding tuoochen: den totalen goudvoorraad. Zilver etc.. en de
opciochbare schulden, F R. Notes en netto deposito’s.
2)
Na aftrek
van 35 pCt. der totale dekkingsmiddelen als dekking voor de netto
deposi’o’s.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET

FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

• Data
Aantal
Totaal
uitgezette Reserve bIJ de
Totaal
Waarvan
time
banken
g elden en
F. R. bank,
deposito’,
daposits
beleggingen
1

30Jan. ’20
804
15.844.351 1.406.496 14.257.745
2.471.569
23

,,

’20
803
15.865.356 1.424.709
14.356.111
2.477.405
16

,,

’20
802
15.825.543 1.472.755 14.600.225
2.440.665
9

,,

’20
798
15.819.208
1.403.010 14.467.547
2.318.852

31Jan. ’19
771
13.830.442
1.307.421
12.256.613
1.610.581
1 Feb. 181
675
1Ï.523.5841 1.203.956
10. 8 9 6.8 3 11
1.359.956

Aan het eind van ieder kwartaal’wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

24. Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

261

EFFECTENB EURZEN.

Amsterdam, 22 Maart 1920.

Hoog zijn de golven van de politieke hartstochten gedu-
rende de achter ons liggende dagen opgezweept en het mag
een buitengewoon opmerkenswaardig verschijnsel worden
genoeicl, dat de internationale beurzen zoo uiterst weinig
onder den invloed hiervan zijn gekomen. Weliswaar was er
een zeer geringe aanleiding voor deze onbewogenheid te
vinden in het geslolert blijven van de Duitsche beurzen,
zoodat geei conclusies gemaakt konden worden ten aanzien
van den indruk, die in het fel bewogen land onzer Oostelijke
burot uit de actueele voorvallen en de perspectieven voor.
de naaite toekomst werd gevormd, doch in de meeste geval-
len hebben de groote internationale centra van geld- en
effectenmarkt wel een zoo geprononceerde meaning omtrent
de belangrijke vereldgebeurteni d
ssen, at ook zelfstandig een
opinie kan worden gevormd. Deze opinie uit was, gezien de
houding van de eifecteninarkten over het algemeen, buiten-
gewoon optimistisch. Alleen te Londen werd de atmosfeer
eenigszins zwaar, doch dit lag uitsluitend aa.0 cle technische
gesteldheid der eigen geldmarkt. Men vreesde nl. dat de
Bank of England zou overgaan tot hernieuwde verhooging
van het bank-disconto, omdat geld op de particuliere markt
bijna het officieele disconto-peil had bereikt en omdat de
vooruitzichten zoodanig zijn, dat binnen afzienbaren tijd tot
belangrijke goud-exporten overgegaan zal moeten worden.
Dit laatste voornamelijk in verband met de in uitzicht
gestelde afbetaling in contanten van de Anglo-French Loan
en ter handhaving van het niveau ivan het Pond Sterling.
Toen echter bleek, dat de omstandigheden nog niet zOO
dringend waren, dat de Bank of England reeds thans tot
disconto-verhooging zou moeten overgaan, wijzigde zich de
tendens en sloot ook de markt te Londen in een zeer opge-wekte houding. Vooral ten aanzien van petroleumwaarden
was dit goed merkbaar; zonder twijfel heeft de aankondi-
ging van de ,,Côte Europdenne”, dat de Koninklijke Petro-
leum Maatschappij binnenkort zal overgaan tot het uit-
keeren van een bonus een stimuleerenciën invloed uitgeoe-
fead, niet slechts op het betrokken fonds, doch op de gausche
afdeeling.
Vanuit P a r ij s zijn geen bijzondere berichten tot ons
gekomen. Ook daar ter plaatse echter bevond zich de petro.
leumafdeeling in het centrum der belangstelling en bij de
internationale positie, die aandeelen Koninklijke Petroleum
Maatschappij thans innemen, is et niet te verwonderen, dat
dit aandeel ook hier een zeer belangrijke plaats in het
verkeer Snnam. Overigens. sver4 de beurs slechts weinig
geiufluenceercl door de teleurstellende ramingen omtrent de
opbrengst van de nieuwe Fransche leening, welke volgens de nieuwste taxaties nauwelijks de belft zou bedragen van
cle schatting, die oorspronkelijk door Minister Klotz te
‘dozen aanzien was opgesteld.
Te N e w Y o r k is een bepaald optimistische tendens
overheerschend gebleven. In de eerste plaats heeft de toe-
stand van de geldmarkt hiertoe medegewerkt. Hoewel de
Amerikaansche valuta ‘ten aanzien van alle Europeesche
betaalmiddelen een belaflgrijk agio doet, heeft de finan-
cieele leiding aan den anderen kant alle moeite het niveau
ten aanzien’ van Zuid-Amerika, Mexico, Japan en China op
voldoende hoogte te houden. Zeer belangrijke gou’d-o nttrek-
.ki
.ngen zijn hiervan het gevolg, die haar invloed op den
toestand van de geld.markt natuurlijk niet hebben gemist.
Nu in het vooruitaicht ‘is gesteld, ‘dat vanuit Engeland ver-dere belangrijke goud-importen zijn te verwachten, spreekt
het vanzelf, ‘dat de naaste toekomst wat minder donker
wordt beschouwd.
Ook de algemeene handelstoestand werkt er toe mede een
optimistischen kijk op de komende dingen in het leven te
houden. Toch gaan hier en daar reeds stemmen op, die de
aandacht vestigen op de ongezonde ontwikkeling, die de
Amerikaansche industrie en ‘handel doormaakt. In een rede,
te Springfield uitgesproken, heeft b.v. de Voorzitter van
het Huis van Afgevaardigden, de heer Gillett, gewezen op
de ongezonde verhouding, die de Ameri’kaausche handels-
balans op het oogen’blik aantoont. Een geweldig uitvoer-
‘surplus naar de zijde van Europa, een importoverschot tea
aanzien van de Oostelijk van de Vereenigde Staten gelegen
Rijken en der Zuid-Amerikaansche Republieken. Dienten-
gevolge is ook de levensstandaard in de Unie, die toch zelf
niet van de oorlogsiasten in zoo beteekenende mate heeft
geleden, geweldig gestegen. Volgens de index-cijfers van
Bradstreet bedraagt deze stijging sedei-t Augustus 1914 niet
minder dan 139 pCt.
Inmiddels echter wordt alleen het oog gericht op de onte
genzeggelijk voor het oogenblik uitstekende verhoudingen
in de industrieele- en handelswereld. Ten aanzien van de

kleinere spo,orwegondernemingen bestaat nog steeds de ver-wachting, dat zij zullen profiteeren van de nieuwste regeling.
Ook omtrent de Marinetrut koestert meu d,e hoop, dat het
vrij laten ten aanzien van de vrachtenbepaliug zeer veel
grootee inkomst•eii ten gevolge zal moeten hebben. Het slot
vicn Walistreet kwam d,an ook in opgewekte houding, waar-
toe ook de gun,sige stand vn de wisselkoevsen niet weinig
heeft medegewerkt.
Te o n ze n t heeft cle markt als geheel een Vrij vast
verloop gehad. De
stantsfondseninarlct
echter heeft slechts
ujterst geringe variaties te aanschouwen gegeven. Enkele
onzer inheemsche soorten waren fractioneel beter in prijs,
doch hiertegeoyer kon een reactie in andere soorten worden
geconstateerd. De omzetten waren bovendien niet van groots
beteekenis.
Wat de buitenlaidsc-he staatsfondsen betreft, zijn Rus-sische waarden weder zoo goed als geheel op den achter-
grond gedrongen, nu de berichten uit het vroegere Tsaren-
rijk geen nieuwe,gezichtspunten hebben geopend. Buiten den
officieelen handel echter vonden vrij groote omzetten plaats
in Chineesche en enkele Zuid-Amerikaansche schuldsoorten.
16Mrt.
19Mrt. 22Mrt.

6
0
1
Ned. W. Sch.

.

.

.
85’16
86
85’116
43401
0

,,

,,

,,

1918
821a
83
1
1jo
83
1
14
4-
8
/o
4
0
1
0

,,

,,

1916
72
11
/,
72
18
1in
72
,
/
t

7
116
334
0
10
,,

,,

,,
61’1
,
6218
‘621a

l


1
1
1
3
°Io

,,

,

,,

,’
53’I8
5418
53’18
234 0
10 Cert. N. W. S…..
45′!,
47’12
46′!,
+
1
5
°Io
Oost-Indië 1915

. . .
881
89′,
90
+
114
4
0/,,
Hongarije Goud

…..
9
9”I16

9”1
+
6I
16
4
0/
Oostenr.Kronenrente
7
8
18′
718
7’/jt

5
0
10 Rusland 1906

……
16/,,
16 15

1,’8′
414
0/
Iwangorod Dombr…
15
7
18
151,,
15
7
18
4
0
10
Rusland Cons.

1880
12
1
/1j
12/2′
121
+
8/16
4
0
1
Rusl. bij Hope
&
Co.
14
1
/ij
15 14

4
0
1

Servië 1895

……..
17′!,
1711,
18
+
/1
434
01 China Goud 1898 ..
51
8
18
49′
52
8
18
+
1
4
0
1
0
Japan 1899

……..
54
54


54
4
0/t,
Argentinië Buiten!
44 44
44
5
0
1

Brazilië

1895
……
53
7
18
49 49

4718

5
°/o

1913
……
54
51

Van cle locale afdeelingen heeft voornamelijk de
suiker-
markt de aandacht getrokken door een gedecideerd vast
verloop. Aan de spits stonden wel de actions der Cultuur
Maatschappij der Vorstenlanden, die door groote aankoopen,
voornamelijk ivan de zijde van het publiek, een aanmerke-
lijke koersverbetering te aanschouwen hebben gegeven. De
gewone aandeelen der betrokken maatschappij waren ,00k
urel gezocht, doch bleven toch Verre bij de winstbewijzen ten
achter.

Naast Je.hie.r gefloemde soorten werden aandeelen Han-delsvereeniging ,,Amsterdam” wit de markt genomen, hoe-
wel de variaties hier zeer veel beperkter bleven.
De overige Cultuurmarkten waren eerder lusteloos van
toon. Toch was de tendens het tegendeel van ongeanimeerd
te noemen; alleen tegen het slot tad voor sommige fondsen
een kleine reactie in. De .lusteloosheid werd dan ook veeleer
gekenmerkt door den geringen handel, die b.v. in
rubber-
en
tabakswad,

den
plaats vond. Na de jongste emissie van
de Rubber Cultuur Maatschappij ,,Amsterdam” bevond zich
dit fonds niet meer zoo sterk in het centrum der belang-
stelling; het voordeeli’g verschil is in vergelijking met de
vorige week dan ook slechts minimaal te noemen. Beter
was echter’de stemming voor de gewoonlijk minder courant
verhandeld wordende rubberwaardeo, als Oost-Java Rubber,
die op gunstige dirvidendverwachtingen uit de markt ge-
nomen werden.
Voor
tabalcswaerdea
bestond vrij goede vraag, ondanks
den geringen omvang van den handel. In de eerste plaats
waren de ,,zwaardere” soorten gezocht, waardoor het te
verklaren is, dat met name aandeelen Deli Maatschappij en
Senemhaih koersverheff’ingen van eenige beteekenis te aan-
schouwen konden geven. Eén en ander werd in verband
gebracht met de gunstige vooruitzichten, welke ten aanzien
van de in het voorjaar verwachte veilingen worden ge-
koesterd.
Voor binnenlandsehe
inclustrieele
fondsen verflauwde •de
interesse, met uitzondering van aandeelen Philips’ Gloei-
lampenfabriek, die opnieuw een avance konden behalen.
Daarentegen waren aanrieelen van Berkel’s Patent, -Insu-
linde Olie, enz. alle tot eenigszins lageren prijs aangeboden.
Bankaandeelen
bleven vrijwel op één hoogte; de variaties
waren hier van zeer geringe beteekenis.
Ook de rubriek der
Handelsondernensingen
gaf niet veel
wijziging te ‘ aanschouwen. Voor aandeelen Compania

262

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24
Maart
1920

Mercantil Argentina bleef op het verhoogde peil nog aan-
merkelijke belangstelling bestaan, hoewel de hoogst bereikte
prijs niet behouden kon blijven. Daarentegen waren de
orverige soorten uit deze rubriek eerder iets lager ter markt.
De
potroleumafdeeling
werd voornamelijk geïnfluenceerd
door het bericht uit de Côte Europdenne, dat de Koninklijke
Petroleum Maatschappij
zod
overgaan tot het uitkeeren van een aanzienlijke bonus; Internationaal heeft dit bericht eeû
sterk stimuleerende werking voor het betrokken fonds uit-
geoefend, zoodat ook te onzent de koers aanmerkelijk heet t
kunnen monteeren. Hand aan hand hiermede ging een
koersverheffing voor aandeelen Geconsolideerde Hollandsche
Petroleum, hoewel hier veeleer sprake is geweest van een
omvangrijke speculatie, waardoor de stijging zich dan ook
niet heeft kunnen handhaven, toen het algemeen beurs-
aspect tegen het slot iets minder geanimeerd werd.

16 Mrt. 19 Mrt. 22 Mrt.
Rijzing
dalin
Amsterdamsche Bank – . – – 186

188
1
/,
186
1
!, +

1,
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand 219

220
3
18 218

– 1
Rotterd. Bankveréeniging. 140

140

139
1
!8
Amst. Superfosfaatfabriek

136

133
1
14 133′! – 2
1
14
Van Berkel’s Patent ……. 128
1
12 128

127

– 1’12
Insulinde Oliefabriek
-.-
229

227
1
18 226

-3
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand 98

98

97’I

1
12
Ned. Scheepsbouw-Mij. …. 1398/
4
139
51

139’11

114
Philips’ Gloeilampenfabriek 931

940’/ 940′!, + 9
1
12
R. S. Stokvis & Zonen –

589

595

582

– 7
Vereenigde Blikfabrieken. 128
1
1, 129 12911, + 1 –
Compania MercantilArgent 285
1
1, 283
1
12 280’/4 – 5/4
Cultuur-Mij. d. Vorstenland 28714 290’/4 284 – 3′!., –
Handelsver. Amsterdam .. 646
1
1, 65481
4
644’/ -2′!.,
Roll. Transatl. Handelsver. 106 105 103 – 3
Linde Teves & Stokvis –

187

190

189

+ 2
VanNierop&Co’s Handel-Mij 188

189

189’14 + 1′!.,
Tels & Co’s Handel-Mij .. . – 147

145

147

Gecons. Holi. Petroleum-Mij 236
1
1, 244 . – 238
1
12 + 2
Kon. Petroleum-Mij…….831′!, 845

858

+ 26
8
1.,
Orion Petroleum-Mij …….

50

53

52′!

+
2’14
Steaua Romana Petr.-Mij. – – 106

111

114
8
/4 ± 88/
4

Amsterdam-Rubber-Mij…..215

218
1
14 215′!, + ‘!,
Nederl.-Rubber-Mij …….. 114′!, 114
1
!, 112

– 2′,’,
Oost-Java-Rubber-Mij. …. 351

358
1
1 360

4-9
Deli-Maatschappij ……..423

440

436

+ 13
Medan-Tabak-Maatschappij 220

217

229/2 + 9
1
12
Senembah-Maatschappij – – 405

430

426

+ 21

De
/,’cheepvaartafdceling
bleef als geheel vast, doch zonder
gtoote fluctuaties. Men heeft zich nog steeds niet kunnen
losmaken van de overtuiging, dat binnen afzienbaren tijd in het haveuconfljct een oplossing zal worden gevonden,
hoewel de stand der staking en 1e mentaliteit van beide
partijen hiertoe geen directe aanleiding heeft gegeven. Het

Noteeringen.

1
.

Chicago

1

Eueno, Aures

Llata

1
Tarwe
1
M.T.
1
Haver
1
Tarwe 1 Mars t Ltjnzaad

Maart
1
Maart

Mei

April
1
April
1
April

20 Mrt.’20
226
158
7
!8
86
1
12
18,-
8,65 30,10
13

,,

’20
226
1529.,
83
17,05
8,-
29,40
20 Mrt’19
226
153’1
65
10,85
4,85
19,70
20Mrt.’18
220 127
1
!,
85
8
18
12,80
6,55
8
)
22,55
20Mrt’17
18681

8)

112
1
1,
8
)
58
7
18
14,80
9,658)
21,60
20 Juli’14
82
‘)
56
8
19
1
)
36112
1)

9,40 ‘)
5,38
‘)
13,70
2
)

1) per Dec.

‘) per Sept.

8) per Mei.

gevolg is echter geweest, dat slechts sporadisch een afbrok-
keliug van hot koerspeil te cnstateeren is geweest.

16 Mrt. 19 Mrt. 22 Mi

t.

Holland-Amerika-Lijn . – . – 466
1
12 479’12 469

+ 2
1
1,
gem.eig. 457
1
12 469
3
I 460’1 + 3
iolland-Gulf-Stoomv.-Mij: 260

260

259

– 1
Hou. Alg. Atl. Stoomv.-Mij. 168
1
14 168
1
14 168’/4
Hollandsehe Stoomboot-Mij. 238
1
12 23814 238′!4 – ’14
Java-China-Japan-Lijn …. 317
1
1,
322
1
1, 319
1
1

+ 2
Kon. Hollandsche Lloyd –

175

– 188

183
1
12 +

8’f,
Kon. Ned. Stoomb.-Mij. – . 231
1
12 237’12 231
1
14 + ‘/
Kon. Paketvaart-Mij- …. 235′!, 241

234

– 1’1
Maatschappij Zeevaart – – . 330

330

330
Nederl. Scheepvaart-Unie. 281

285’14 280114 – 01
4

Nievelt Goudriaan ——561 560 557 – 4
Rotterdamsche Lloyd ……. 293’/a 296′!, 294
1
14 + ‘!,
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg” 329 331 331 + 2
,,Nederland” –

344

347
81

345′! ± 1’12
,,Noordzee” – . 128
1
18 130
1
!,
130
8
1

+ 2
1
18
,,Oostzee”

327
31

337
1
1

336
8
/

+ 9

De
A.rnerikaansche markt
te onzent was, het voorbeeld
van Wallstreet volgend, uiterst vast gestemd. Ook de hooge
noteering voor den dollar in ons land heeft hiertoe mede
gewerkt. Speciale fondsen kwamen aan onze beurs niet op (ten voorgrond; de meeste handel heeft plaats gevonden in
Steels en lfarinewaarden ; de interesse voor de lichtere
spoorwegshares is eenigszins bekoeld.
16Mrt. 19 Mrt. 22 Mrt.

American Car & Foundry

15011
2
155
5
18 156

+ 5’12
Anaconda Copper ……..131′!, 135

135’12 + 4
Un. States Steel Corp…..1110/,, 113
1
12 112
5
1

+
1
3
116
Atchison Topeka ………

92
5
18

93

92’/

+ 118
Southern Pacific ………110

110
1
18 110
Union Pacific …………134

134

133

– 1
Int.Merc.Marine afgest…..40′!,

42

4371

+ 3
1
14
prefs 158
1
12 160/8 166’12 + 8

])e
.qeldmarkt
bleef vrij ruim en zeer gelijkmatig; prolon-
gatie noteerde circa 4 pCt.

GOEDERENHANDEL

GRANEN.

23 Maart 1920.
J)e politieke onlusten in Duitschland hebben weinig of
geen invloed uitgeoefend op de graanprijzei,. In den handel
is men over het algemeen Optimistisch gestemd en men
neemt aan, dat de Centrale Rijken nog een groote hoeveel-
heid bioodgraan inoodig zullen hebben. De onstandighecleii,
dat er in Noord-Amerika eau wetsontwerp is ingediend
tot het- verleenen van een groot crediet aan Duitschland

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten.
22 Maart
1920
15 Maart
1920
22Maart
1919

Tarwe
…………….1)


Rogge (No. 2 Western)
‘)
515.-


Mais (La Plata)

……
8
)
390,-
380,-

Gerst (48 Ib. feeding)

.8)
426,-
.
425,-
Haver(38
1h.
white
cl.).

4)
22,-
22,-

Lijnkoeken (Noord-Ameri-
ka van La Plata-zaad)’)
235,-
235,-

Lijnzaad (La Plata)..
. .)
930,- 930,-

1) p. 2400 K.G. ‘) p. 2100 K.G. 8) p. 2000 K.G.
4)
per.

100 K.G.
8)
P. 1000 K.G.
6)
P. 1960 K.G.

AANVOEREN in tons van
1000
K.G.

Rotterdam
.

Amsterdam
Totaal
Artikelen.
15-20 Maart
Sedert
Ovcreenh
15-20 Maart
Sederi
Overeenk.
1920
1
lan. 1920
tijdvak 1919
1920
1
Jan. 1920
tijdvak 1919
1920
1919

1.888
76M71
127.931
ca.

3.000 23.717
5.970
99.788
133.901
Tarwe
……………..
– –

– .

5.840

5840
Rogge

…………..
…..
Boekweit

………….-
2.500




2.500

5.765 82.087
15.355 ca.

2.800 17.659

99.746
15.355
Gerst

……………..

2.814 18.883



.
2.814
18.883
1.732 12.744
76.490
-.

– – –
12.744
76490

Mais

……………..

103
5.918


4.748

11.391

Haver

……………..

Lijnkoek
…………..
.-

..

20.523
=-

1.406

21.929

Lijnzaad
…………….

Tarwemeel
………….

.
5779
99784


7.429
5.779
107213
Andere meelsoorten….

3.198
.

88.306

100
306
3.298
88.612

24
Maart
1920

ECONOMTSCH-STATISTISCHE BERICHTEN

263

‘.00r dcii iukoop van levensmiddelen en grondstoffen, mits
daartegen voldoende vaarborgeu te krijgen zoudeii zijn,
heeft een willige stemming veroorzaakt. Zoovel in Noord-
als in Zuid-Amerika zijn de prijzen, van tarwe en mais
verder gestegen. Hierbij komt, dat de berichten omtret
wintertarwe in de Vereenigde Staten niet bijzonder goed
zijn. Uit Argentinië bereiken ons nog slechts gunstige be-
richten. Niettegenstaande cle arbeidersmoeilijkheden vinden
tamelijk
.
groote verschepingen plaats en ofschoon algemeen
geklaagd wordt over liet gebrek aan spoorwegmateriaal om
den oogst naar de havens te vervoeren is het merkwaardig,
dat de vooiraden in de havens van tarwe, mais en lijuzaad
gestegen zijn.

Ofschoon liet veer in Europa over het algemeen gunstig
geweest is, verwacht men toch in de meeste landen geen
bijzonder groote met tarwe bezaaide oppervlakte. Vooral in
Engeland vreest men voor een tameljke vermindering, aan-
gezien d6 garanties, die de Regeering heeft w’illen verleenen, veel te laat zijn gekomen om het aan de boeren nog ‘mogelijk
te maken verandering in hun plan van uitzaai te brengen.
Bijna geen enkele niaïsmarkt in Europa heeft de laatste
verhooging in Argentinië kunnen volgen en slechts weinig zaken kwamen dientengevolge tot stand. Toch zijn de ver-schepingen tamelijk ruim geweest. Ongetwijfeld is een ge’
deelte bestemd voor de Engelsehe Regeering, terwijl boven-
dien ook vroeger door andere landen gekochte
mais
ver-
scheept wordt.

11 ljnzaad toonde Indië meer neiging tot verkoopen en
als gevolg daarvan trokken ‘dc Engelsche koopers zich geheel
terug voor Plata-lijnzaad. Een, oogenblik scheen de markt
in Argentinië zich daaraan te storen, doch de laatst be-
kende noteeriûgen zijn wederom de hoogste van de week.
Ook in dit artikel zijn exportzaken niet mogelijk, daar
Argentinië zich steeds boven Europeesche en meestal ook
boven Noord-Amerikaansche pariteit verheft. De versche-pingen vinden grootendeels plaats naar Noord-Amerika en
waren in de afgeloopen week wederom iets ruimer.
N e d e r 1 a n d. Aangezien de staking voortduurt is van een regelmatigen handel nog steeds geen sprake. Duiitsch-
land ‘blijft belangstelling tonnen voor rogge en verschil-
lende zaken kwamen tot stand. In mais gaat zoo goed als
niets om. Ook van Antwerpen wordt weinig aangeboden en
de prijzen zijn aldaar aanmerkelijk gestegen. De te Rotter-
dam. en Amsterdam niet’ afleverbare partijen werden tot
iets hoogere prijzen verhandeld. In de termijnmarkt van
zoals ging dagelijks een en ander om, doch de staking werkt
ook op deze markt belemmerend. Lijnzand’was bijna’ehee1
nominaal. Zelfs op de meest vaste markten van lijnolie be-
stond er geen marge voor den olieslager, alhoewel lijnkoeken
vaster gestemd waren.

In dit laatste artikel is het aanbod van het binnenland
sterk verminderd. Daarentegen kwam de Regeering aan de
markt met een lichter te Streefkerk, terwijl bovendien door het zachte weer de vraag verminderde.

SUIKER.
De staking in het transportbedrijf
o.k.
werkte nog steeds
bele,mmerd op den ‘suikerhandel hier te lande. Eenige kleine
partijtjes in pakhuis liggende witte Javas,iiker werden
verkocht tot
f
84 per 100 K.G. ‘

‘In West- en Zuid-D u i ts c h 1 and heeft de Regeerings-
verklaring, dat ‘voor het volgend jaar ‘de suikerprjs (thans
Mk. 150 per 50 K.G.) verhoogd zal worden, tengevolge ge-
had, dat vele kleinere ‘grondbezitters zich bereid verklaarden
den bietenbouw uit te breiden. Het valt echter volgens F. 0.
Licht te betwijfelen, of dit van invloed zal zijn op den
algemeenen toestand, die, nog te zeer beheerscht wordt door
liet gebrek aan arbeiders, kolen en mest.

De zichtbare voorraden en stoomende ladingen. zijn vol-
gens F. 0. Licht:
‘-1920’

1919

1918
Duitschland’ 1 Sept.
‘)
21.7.798

290.278

322.991 ‘ tons
Oostenrijk

1
,,

1)
230.000* 200.000* 250.000*
Frankrijk ,

1
,,

)

7.891

10.416 –

26.680
België

‘ ‘

1

,,

‘)

28.000′

42.000

51.000

,
Nederland 1 Febr…..82.815

‘81.978

136.333
Engeland 1

……314.720.

386.855

186.671

Totaal Europa , 881.224 1.011.527

973.675 tons
V. S. v. N. A. 11 Febr…

50.635

51.319

26.640
Cubahavens 9
.. ..
268.994

302.086

429.377

Totaal ……1.200.853 1.364.932 1.429.692 tons
1)49/1’8117. * Raming.
Naar verluidt is de D ee.n s c h e Regeering van plan de gezamenlijke suikerfabrieken daar te lande aan te koopen

voor 22Y2 millioen Kr. en zich aldus het monopolie op de
suikerindustr.ie te verzekeren.
Z v it s er 1 a n cl imorteerde in 1919 13.000 tons suiker
(waarvan het grootste gedeelte Ja’vasuiker) ‘tegen ruim
31.000 tons in 1918. De rantsoeneering wordt vanaf 25 Mei
as, opgeheven.
In E n g e 1 a n d wordt witte Javasuiker spot met
Sh. 116/- tot 118/- genoteerd; prompte verscheping met
Sh. 8616 en Juli/Aug, met Sh. 661. f.o.b.
Op J a v a was de markt de afgeloopen week wat flauwer,
doordat de tweede ‘hand tot iets lageren prijs verkocht. In
zekere kringen vreest men voor eene staking onder’ .het
werkvolk tegen de a.s. campagne.
In A zo e r i k a liep de noteeriig voor Spot Centrifugals
sterk op en sloot de afgeloopen week op 12.54 c. ‘Verkoopen
van Cubasuiker vonden plaats tot 1O-y
2
c. f.o.’b.
De droogte op C u b a geeft aanleiding, de taxatie voor
den oogst te verlagen. Men gelooft niet dat 4y
4
millioen
tons gehaald zullen w’orden.

NOTEE1UNGEN

Lode
Amskr. –

n n

New York
Data

dam

T

.

J
Whi!e Java

Amer. Gra.

96pCt.
loopende Cu6e


des

ob. per

nulaled rij.

Centri.
maand

No. ‘1

Juni

fuut

Maart’ April

fuga/s
‘Aug.

Sh.

Sh.

Sli.

Sh.

Sh.

$ ets.
19 Mrt. ’20f

741-

691-

681- 901-

12,54
12

,,.

’20

721-

611-

901-

11,29 1)
19Mrt.’19

6419

7,28
19 Mrt. ’18

5319

5,92
21 Juli ’14 ,,11118

181-

3,26
1)
laten

KATOEN.

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middling Uplands).

122 Mrt.’20
1
15
Mrt.’20
8
Mr!. 20122 Mr!. .19 22 M,1.l8

New York voor
Middling .. 42,00e 41,00e 40,90e 28,50e 34,90e
New Orleans
voor Middling 41,00e 41,00e 40,50e 27,00e 33,13e
Liverpool voor
Middling …. 29,69d 29,04d 29,94d 16,19d
1
) 24,62d

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansehe havens.
(In duizendtallen balen.)

I
Aug. 19
1
Overeenkomalige perioden
tot
19Maart20 1918″‘1919
1
1917-1918

Ontvangsten Gulf-Havens.. 3518

2675

2887

Atlant.Havens 2453

1554

2211
Uitvoer naar Gr. Brittannië ‘ 2460 ‘

1513

1769

‘t Vasteland. 2361

1587

1197
Japan ete…

Voorraden in duizendtallen
119
Maart20 21 Maart
19
22 Maart
18

Amerik. havens ……….
.5549

1301

1553
Binnenland …………..
.4813

1460

1214
New York

83

134
New Orleans

, 434

466
Liverpool , ……………1038

498

460
1),
21 Maart 1919.

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Son*,

Manchester, d.d. 10 Maart 1920.

De vraag naar Amerikaansche katoen is niet heel groot,
maar prijzen blijven vast, hoofdzakelijk, doordat men in het
Zuiden niet vlot afgeeft. De verbetering van den Sterlingkoers
zou lagere prijzen in Liverpool hebben moeten brengen, doch
in Amerika hoopt men nu omgekeerd op een betere vraag.
Egyptisehe katoen is weer lager en prijzen in Liverpool zijn
sedert het begin van de maand 10 d. gedaald.
In de garenmarkt valt niet veel nieuws te melden en
prijzen van Amerikaansehe garens blijven stijgen in verband
met de waarschijnlijke loonsverhooging terwijl voor binnen-
landseh verbruik ook weer meer gedaan.is
. Kettiuggareus
en boomen zijn moeilijk te krijgen en inslaggaren van No.
50 en hooger zijn ongeveer 3 d. per Ib. gestegen, hetwelk
ook -het geval is ‘met de betere soorten eops twist. De
exporthandel bepaalt zich hoofdzakelijk tot Madras waarvoor
verkoopen in 40cr mule plaats hebben, terwijl Bombay zoo-

264

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Maart 1920

wel ehkelè als getwijnde ga±ens koopt. Van het Vasteland
komen weinig aanvragen binnen, hoofdzakelijk door de werk-
staking in de. Nederlandsche havens en men tracht zich
nu in België të vOorzien. Ook heeft men garens uit Duitsch-
land gêkregèn, hobfdzakelijk in ruil voor ruwe katoen. VoOr
Scandinavië is nog iets gedaan in getwijnde garéns; voor
Egyptische gifehs béstaat nog steeds vraag niettegenstaande
de zeer hooge prijzen, daar verschillende fabrieken van
speciale artikelen deze garens toch noodig hebben.
De doekÏnakt is vijwel ôuverandérd en prijzen blijven vast, hoewel er niet veel omgaat. Van Indië komen zeer
weinig orders binnen en verschillende fabrieken, die anders
dhoothies fabriceeren maken nu gewone witte goedèren.
Voor lichte faucies is nog al vraag en voor enkelé dezer
soorten is zeer moeilijk levering te verkrijgen. Over het
algemeen zoüden zoowel koöpers als verkoopers er prijs op
stellen voorloopig nu wat minder te doen, daar men liever
eerst wat van de oude orders ziet afwïkkelen, alvorens nog
meer nieuwe contracten aan te gaan.

3Maart 10Maart

3Maart 10Maart

Liverpoolnoteeringen (loco)

T.T.opindië …. 218

216
3
14
F.G.F. Sakellaridis 85,50 82,50 T.T.opHongkong 518

515-
G.F. No. 1 Oomra 18,85 18,35 T.T.opShanghai 816

7111

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zöon,
& Witkamp en Leonard Jacobson & Zonen).

Notéeringen en voorraden.

Data
Rio
Santos
Wisodkoers –
Voorraad
.
Prijs
No. 7
Voorraad

Prijs
No.
4

20 Mrt. 1920
417.000
11.225
3.369.000
1
)
17/j
13

,,

1920
452.000
11.175
3.469.000
15
.5
00
1722122
.6

,,

1920
419.000
11.300
3.717.000 15.500
1811
82

20 Ivirt.

1919
640.000
11.175
3.770.000
13.100
13
22
/88

Ontvangsten.

Rio Santas
Data
Afgdoo pen
Sedert Afgdoo pen
Sedert
week
1 Juli
week
1 Juli

20 Mrt.

1920….
10.000
1.879.000 53.000
3.622.000
20 Mrt.

1919.. ..
31.000 1.271.000
113.000
5.848.000

1)
Niet genoteerd

RUBBER.

De rubbermarkt te Londen was in de afgeloopen week
flauw én gedrukt. De teruggang in prijzen was vrij_be-
langrijk. Er heerschte een gedrukte stemming met -veel
aanbod, waartegonover nauwelijks eenige vraag merkbaar
was. Ofschoon de voorraden kleiner zijn, dan voor enkele
maanden, waaruit blijkt, dat alle aanvoeren grif opgenomen
werden, valt bij het prbduct een belangrijke prijsdaling
te constateeren hetgeen echter voornamelijk aan koers-
fluctuaties toe te schrijven is.

De noteeringen luiden:

einde vorige week

Prima Crêpe loco ……….2/4

…………2/6
2
/4
Smoked Sheets loco ……….2/4
1
/s

…………..
2/68/
a

Prima Crêpe April/Juni ..

215
2
/2 …………2/7

11

Juli/December

216
8
14

…………2/8
Hard cure line Para ……..2/4
2
/4
…………2/5

HUIDEN.

Bericht van de firma Grisar & Co.
De telegrammen van La Plata deelen een -onverwachté
vastheid in de markt mede; naar de Vereenigde Staten ver-
den verkocht 8000 Swift La Plata Gold Storage en 14.000
Angio-South American Frig. lossen -resp. tegen 87 en 88 pesos
goud, hetgeen een pariteit van 27
Y
4
d. c.Lf. Liverpool insohe-
pingsgewiclit maakt. Deze verkoop heeft de stemming op-
nieuw .vaster gemaakt. Noord-Amerika was deze week Over
de geheele lijn vaster en grootere zaken werden afgedaan.
Op onze -markt kwamen enkele afdoeningen tot stand.
Op de i n 1 and s c hle huidennarkt heerschte meer vraag
met vaste prijzen. Hoogere -prijzen werden evenwel niet uit-

gelegd. De onzekere toestand in Düitschland belemmert het
afsluiten van grootere zaken.
Java – markt: in Amsterdam kwamen groote partijen
buffels tot afdoening, in Rottérdam niets.
L o o i s t o f f en: Prijzen blijven vast en in het voordeel
van veikoopers.
20 Mairrt 1920.

COPRA.

De markt was – de éerste helft der vorige week eerder
flauwèr, doch sluit in beteré stémming; de oknzet blijft
gering.

De nôteeringen zijn thans:
Java f.m.s., loco ………….
f
65
1
/2
Miaed, loco ………………6’/
Java f.m.s., Maart/dei aflading, ,, 661,
Mixed,

,,

,,
64
,
11

VERKEERS WEZEN.

SCHEEPVAART.

GRAAN.

Data

.
Petra-
g
r a
en,
R’dom

Ode

ssa
Rotte,-
dam

Ati. Kust
Ver. Staten
an

orenzo

Rotte,-
Bristol
Rotte,.
En ge-
dam
Kanaal
dam
land

1512

-Mb.t.rt 192
0
1




2)816
185/-
2
11216
8/13

,,

1920



1)
816
185/-
112/6.
17122 btaart 1919


221-
15/-
fias,-
1151-
1/23Maart 1918

– –
501-

2001-
Juli

1914
ii d.
713
1/111/
4

1/111/2
121- 121-

KOLËN.

Data

Cardif
0o3tk. -Engeland


deaux
Genua
Port
SOId
La
Rotte,-
dam
GoÈhen-
burg

1512b Mrt. 192Ô
451-
.
6218
– –
3819


8113

,,

1920 551-
701-
751
– –

Kr.50

17122 Ï4rt. 1919
7j_
4716 4716

501-
f
10,- Kr.50
1812

1rt. 118
691-
10113

1201-
45,-


Juli 1914
fr. 7,—
71-
713

1416
312

41-

DI VËRSEN.


Bl,rne
Vladivo.
Chili

Data
‘Bornbdi,
1
1

West
Europa
West
Europa
stock
West


West
Europa
(d. w.)
(rijst)
Europa
(salpeter)

1151-



120/-
1701-

15120 Maart 1920

…….





8113

,,

-1920

……..
17122 Maart 1919

……..
18123 Maar-t 1918

….
275/-
5001-

-1851-
Jii

1914

….
1416
1/3
257-


2f3

) Per tOn stukgoed.
2)
Voor
Bitsch’e chepen.

Graan Pefrogradper-quarter van 496 lba.zwaar, bdeisa per u,zit, Ver. Staten
per quarter Van 480
ns.
zwaar.
Oversge ndteerinyën petonvan 1015
X.G.

– –

Week van 15 tt 22 Maart 1920.

Ook in de afgeloopen week werden, gezIen -het feit, dat
de transportarbeidersstwki-ng nog steeds voortduurt, weinig
schepen gecharterd. Voor de enkele schepen, die nog werden
aangenomen, werd een dagihuur betaald van 5 tot 6 cents
per ton, terwijl het sleeploon het 110 tot 120-cents-tarief
-bedroeg. –
Om in Antwerpen te gaan laden, waarvoor -trouwens niet
veel schepen noodig waren, wér-d -een huur van 6 tot 7 cents per -ton .per dag beaakl.
Tengevolge van de -troijbelen in -Duitsohland stond de
bevrheh.ting in de. Ruh-r-havens geheel stil en was er zoo
goed als niets te sleepen. Het sleeploon werd genoteerd met
Mk. 22,— tot Mk. 25,— per ton.
‘Caubér Pegel weès ‘einde der ieek een wat-ertand van
I1eter ‘2,54 aan.

Auteur