Ga direct naar de content

Jrg. 5, editie 219

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 10 1920

10 MAART 1920

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch

~Stati
*stische..1

B eri* chte n.

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKE.E

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

5
JAARGANG
,

WOENSDAG 10 MAART 1920

No. 219

INHOUD

.
BIz.

SOCIALI5ATIE OF INDIVIDUALISATIE? II
door
Mr. P. Ii. W G.
van

den

helm……………………. …….
.
197
Koloniale Handelsvoorlichting door
L. J. v.
d.. Waal.s….
199
Prof. Dr. C. A. Verrijn Stuart en het Valuta-Vraagstuk
door

G. M.
Boissevain

……………
……….
.
202
De Nijverheid in het Rijnsch-Westfaalsche Industriegebied
door
Chr.

Sch.mid ………………………….
203
Spitsbergen door
Prof. ‘Dr.
P.
$erton ………………
204
AANTEEKENINGEN:
De toekomst van Rotterdam

…………….

..
205
Raad van Arbitrage voor Metaalnijverheid en -handel.
205
BOEKAANKONDIGINCEN: Otto Pauly, Die Englische Kriegsgefahr-Versicherung
in der See-Versicherung, bespr. door
Mr.
R. Mees
..
206
Heinrich Dietzel, Die Nationalisierung der Kriegsmil-
liarden

………………………………..
206
INGEZONDEN STUKKEN:
De Dividend- en Tantièmebelasting
door B.
&hend-
stok
Jr.
met naschrift van
J. ii. Rosenboom ……
207

MAANDCIJFERS:
Nederlandsche Handelsstatistiek………………..
207
STATIsTIEKEN EN OVERZICHTEN.
……………..
210-216
Geidkoersen.
Effectenbeurzen.
:

Wissekoeren.
Goederenhandel.
Bankstaten.
Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secreta.ris: Mr. G. W. J. Bruin,s.

Assistent-Redacteur voor het weekblad: D.’ J. Wansink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam.
Aan geteekende stukken.: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.

-. Abonnemenisprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland.! 20,—. Buitenland en Koloniën f 22,50
per jaar. Losse nummers 50 cents.
Leden en donateurs va.n het Instituut ontvangen

het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertentiën f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonne-ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Graven.hage.

8
MAART
1910.

In den toestand. van de geidmarkt kwam de afge-

loopen week geen verandering. De prolongatie-rente

noteerde regelmatig 3% pOt. en particulier disconto

was tot 3
9
/4
is 3% pOt. onder te brengen.

*

* *

Ook in den weekstaat van de Nederlandsche Bank

zijn de veranderingen gering. De binnenlandsche

wissels vermeerderden met 2 millioen gulden, daar-

entegen verminderden de beleeningen met ruim 5 mil-

lioen en de voorschotten aan het Rijk met bijna 3 mii-

lioen. Aan de andere zijde verminderden de biljetteu-

omloop mt 4% millioen en de rekening-courant-saldi
van anderen met 8 ton.

In navolging van New York ontston.d er deze week

een plotselinge, sterke stijging in den Sterlingkoers.

Op geruchten van groote goudvrschepingen liep de

koers op van 9.25 tot 10,—. In samenstemming daar-

mede waren ook de Skandinav’ische koersen aanien-

lijk vaster. Aanvankelijk kwam er in de overgewis$ls

weinig verandering, maar in . .het. laatst der week

waren ook die sterk gezocht en konden. Frausehe

francs oploopen tot 19.90, Belgische franes tot :20.85,

Marken tot 3.02% en waren ook Zwitserland W

Spanje beduidend hooger gevraagd. Daareülege’n

waren Dollars en Pesos lager. Daar echter .een, rZatér

dag in New York in’getreden reactie, hier, heden niet

overgenomen werd, liepen dollars hier heden sterk op

en noteerden den recordkoers van 274%.
Dé stijging’der Marken werd veroorzaakt door, be-

richten over bereidverklaringen van de Entente tot

het verstrekken van een groote leening aan Duitsch-

land. .

SOCIALISATIE OF INDIVIDUALISATIE?’

II.

In ‘het licht van de in het vorig nummer ‘opgenomen
uiteenzetting behoeft het wel geen bètoog, dat men, bij
het zoeken naar een bedrijfsvorm, die in overeenstem-
min’g is met de behoeften van den tijd,
1)
principieel
moet afzien van intellectualistische plannen, die ge-
grond zijn op abstracte theorieën en wenschelijkheden.
De bedrijfsvormer zal zich allereerst rekenschap moe-
ten geven van de werkelijkheden, die te zijner beschik-
king staan. Een smeedkunstenaar zal niet dezelfde
methode kunen volgen als de beeldhouwer, ‘beiden zijn
gebonden aan hun materiaal.
Welke materialen zijn er dan voorhanden en welke.
is haar aard?
Ik vestigde reeds de aandacht op het personalisme,
dat zich als voornaamste leidende drijfkracht van
onzen tijd aandient. Met deze aanduiding zijn’ wij voor-
eerst nog niet klaar. Dat personalisme toch, en dat ligt in zijn aard, ‘openbaart nich niet als eene ‘een-
heidsbeweging, doch gaat uiteen in verschillende vor-
men, naar . gelang van ‘de omstandigheden, waarin het verkeert. Ik beperk. mij hier tot de hoofdonder-
scheiding, nl. het personalisme van ‘den
leider
en dat
van den
ondergeschikte.
Evenals de generaal, die de alleen.zeggenschap voor

1)
[Zie voor de discussie Stork—Van Braambeek over de Arbeitsfreudigkeit pag.
1073, 1123
en
1163
van den
jaaigang
1919. – Red.]

195

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Maart 1920

zich opeischt, individueel gezien, gelijk staat met den
gewonen soldaat, voor wien elk hooger ‘bevel een gru-
wel is, terwijl de iegerorganisatie gebiedt, dat de
eerste beveelt en de tweede gehoorzaamt, zoo staat
het personalisme van den bedrijfsleider en dat van
den arbeider in wezen gelijk, maar door de bedrijfs-
‘organisatie zijn zij onvereenigbaar. De macht van den
leider, voorzoover die zijn zuiver persoonlijke ‘betee-
kenis te boven gaat, berust op de organisatie, aan wel-
ker hoofd hij staat. En deze organisatie staat en valt
met de gehoorzaamheid, vandaar, dat de leider zijn
personalisme verdedigt met tucht van ‘zijne onderge-
schikten te eischen. De ondergeschikte daarentegen
heeft niets dan
zijn
eigen persoon.
Hij
kan weggaan,
indien hem dat wettelijk, contractueel of financieel
mogelijk is, maar meer ook niet. Hij tracht daarom
Zijne in het wezen der zaak liggende machteloosheid
langs an.deren weg te verkleinen en zoo mogelijk op
‘te heffen, door zich met zijns gelijken te vereenigen
en zoodoende tegenover de op organisatie berustende
macht van den leider eene andere macht te stellen,
die wederom op Organisatie berust. Hierbij zij echter
nadrukkelijk bevestigd, dat de individueele ondergë
sëhikte door zijne vereeniging met zijns gelijken
zelf
n’iet
sterker is geworden, integendeel,
hij
•heeft nog
een gedeelte ‘van Zijne individualiteit af moeten staan
aan Zijne eigen Organisatie, die hem steunt in Zijne persoonlijke eischen. Nu voltrekt zich in de ,,onder-
geschikten”-organisatie ‘dezelfde inter-psychische wet
als
bij
de ‘bedrijfsorganisatie; zij splitst zich wederom
in leider en ,,ondergeschikten”. In den vakvereeni-
gingsleider ontwikkelt Zich het sterke personalisme,
welks macht steunt op de in ‘de organisatie heer-
schende tucht en’gehoorzaamheid, die het resultaat zijn
van het afstaan van een gedeelte der individualiteit
der leden afzonderlijk. Weliswaar toont de vakorga-
nisatie door haar andere doelstelling en anderen opzet
een minder scherpe tegenstelling tusschen leiders en volgers dan
bij
de bedrijfsorganisatie het geval is,
doch dit maakt dan tevens haar zwakte uit, want ook
zij ontkomt niet’ aan de niet door menschenhanden
gemaakte ,,natuur” elker organisatie, welke voor-
schrijft, dat de kracht der leiding evenredig is aan de
gehoorzaamheid der iolg.ing.
De poging van den in.dividueelen ondergeschikte
om zijn personalisme tegenovér zijnen ,,natuurlijken”
vijand, den bedrijfsleider, tot gelding te brengen door middel van het organisatie-beginsel heeft hem eigen-
lijk nog ver’der van zijn ‘doel, de
persoonlijke
Zeggen-
schap, gebracht, want aan Zijne ondergeschiktheid aan
den ‘bedrijfsleider is eene tweede ondergeschiktheid
toegevoegd, nl. die aan zijne eigen vereeniging, die niet toestaat, dat de enkele ‘leden naar eigen inzicht
en op eigen gelegenheid handelen ‘of den strijd aan-
binden. Hier zie ik niet
voorbij,
dat ‘het vereenigd
zijn eene opvoedende kracht heeft en zwakken sterker
maakt, doch in die opvoeding steekt in kiem een
anti-vereenigingsprincipe. Immers, worden de leden

z66 zelfstandig en z66 individueel,bewust, dat zij tot
het stadium ‘komen, dat zij hoven de vereeniging uit-
groeien, dan ‘blijkt men onwillens vijanden van het
vereenigingsprincipe gekweekt te hebben. En deze
,,vijanden” ‘kunnen, ‘dan weer alleen tot rust komen
op macht-biedende leidersplaatsen, die weer op haar
beurt moeten berusten’ op de gehoorzaamheid der
,,volgers”.
Wij zien dus, dat het personalisme, dat het organi-
satie-principe als sçciaal middel gebruikt, zoewel in
het ‘bedrijfs- als in het vereenigingsleven
slechts uit

weg vindt in het leiderscha.p.
Tot de eigenlijke zeg-
genschap komen alleen zij, die ‘de ,,regeerings”-plaat-
sen bezet hebben, en het aantal ‘dezer plaatsen neemt
af’ naar gelang de organisaties sterker worden en in
omvang toenemen. In den ‘guerilla-oorlog telt men de’
geheel onafhankelijke commandanten bij dozijnen, in
den modern georganiseer’den krijg mag er slechts één
zijn, wil de kracht van het leger niet verzwakt wor-
den. Ongetwijfeld geeft de hiërarchische ‘indeeling
eener organisatie de gelegenheid aan velen hun be-
geerte tot zelfstandigheid min of meer te ‘bevredigen
‘doch van souvereiniteit, en daar gaat het toch om,
is geen sprake, zoolang men iemand boven zich heeft,
die een ruimer kring van zeggenschap ‘bestrijkt en
daarvoor gehoorzaamheid noodig heeft.
Het organisatiebeginsel voert consequent tot één-
hoofdige leiding. Dit ligt niet in de zonde der men-
schen, noch in het kapitalisme, doch in de onaantast-
bare natuur der organisatie. Tast men het leider-
schap aan, dan tast men het bestaan der organisatie
aan. Hoe meer ‘dus de Organisatie (in deze het groot-.
bedrijf en de vakvereeniging) in kracht en omvang
toeneemt, des te minder vacatures ‘zijn er, ‘waarin het
onder ‘de massa levende personalisme tot haar ,,recht”
kan komen. Aan ‘de massa blijft slechts het stembiljet over, dat nog bovendien in waarde vermindert in ver-
houding tot de toeneming van het aantal stemmers.
Bij de beantwoording der vraag, hoe de z.g. sociali-
satie der bedrijven moet tot stand komen, moet men
dus met’ de volgende factoren rekening houden:
1
0
. het personalisme van den bedrijfsleider, en dat
van den arbeidersleider, welke ‘beiden steunen op ‘de
gehoorzaamheid ‘der ,,ondergeschikten”;
20.
het. bestaan ‘der organisatie (bedrijf en vak-
vereeniging), dat afhankelijk is van éénihoofd.ige lei-ding en veelhoof’dige ondergeschiktheid
1);

3
0
. het onder de massa levende personalisme, dat
voor de muren dier organisatie is komen te staan en zich niet tot gelding kan brengen.

Het eerste stadium van den strijd om de ‘macht is reeds openbaar. Het personalisme van den bedrijfs-
leider en dat van den vereenigingsleider staan als
zuivere concurrenten tegenover elkaar. Bei’den vol-
gen dezelfde tactiek, nl. het bestrijden van de orga-
nisatie van den tegenstander. Zoodra aan de onder-
geschiktheid iets afgedaan wordt, wankelt ‘de positie
van den leider. Beiden beroepen zich op hetzelfde be-
ginsel, waarop hun macht ‘berust, de orgânisatie. Het
betoog van ‘de noodzakelijkheid der Organisatie der
arbeiders vindt zijn ‘zuivere echo in de argumenten
van den ‘bedrijfsleider, ‘die de onvermijdelijkheid der
o.ndergeschikthejd bepleit.

Hoe deze strijd zal uitvallen, bijv. in ons land, ‘is
niet te voorspellen, maar, wanneer geweld’ wordt ge-
‘bruikt, is het toch wel waarschijnlijk, ‘dat de arbeiders-
leider het zal winnen, immers het sterke leger, dat
onder zijn bevelen staat, is
hetzelfde
als het weer.
spannige van den tegenstander.

Met het ‘bovenstaande wil ik geenszins zeggen, dat
nu elke bedrijfsleider of elke vakvereenigingsleider
een egoïst is, die alleen eigen macht zoekt. Het
egosme laat ik geheel buiten beschouwing, ‘doch wil
slechts den nadruk vestigen op gewone psychische
reacties, die in bepaalde omstandigheden voorkomen.
Het is de natuurlijkste zaak van de wereld, dat een
officier zijn zeggenschap verdedigt met tucht te
eischen en zich te verzetten ‘tegen ieder, die, van bin-nen of van buiten ‘komend, zijn positie aantast. Even-
zoo gaat het in “bedrijf of vereeniging. Elke leider
verzet zich tegen interne of externe concurrentie. Het
vereenigingsbestuur, weiks parool niet wordt opge.
v’olgd, ondervindt dezelfde gewaarwordingen, als de
fabrikant hijv.
‘bij
eene staking:
Intusschen onderstellen wij, dat de strijd is uitge-
vochten en de vakvereeniging het bestuur van het
bedrijf heeft overgenomen. Hiermede ‘heeft echter or-
ganisat’orisch slechts eene wisseling van personen
plaats gehad. Immers, het feit, dat de arbeiders-ver.ga-
dering nu ook aandeelhoudersvergadering is gewor-

1)
Met opzet laat
ik
hier den Staat als necle-sollicitaut
naar de zeggenschap buiten rekening. Het vraagstuk ‘wordt
er wel ingewikkelder ‘door, doch verandert iii wezen niet,
daar men
in
den Staat dezelfde tegenstelling tusschen
regeorders en regeerden ‘heeft. Trouwens lijkt mij de in-
menging van de politiek in den strijd
om
de souvereiniteit
in het bedrijf niet bevorderlijk om ‘de oplossing te verge-
m’akkelijken.

10 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

we

den, verandert aan de bedrijfsorganisatie zeer weinig.
Formeél kan de aandeelhouders-vergadering den di-

recteur afzetten, maar daar zij tevens onmachtig is

om
zelf
de leiding in handen te nemen, zal zij toch
altijd weer gebonden zijn aan enkele leiders. En dat te meer, daar •de vereenigingsleiding nu
bedrjfslez-

ding is
geworden, eene functie, waarvoor z66veel meer technische en psychische qualiteiten vereischt
worden, dat voor de vervulling darvan een veel ge-
ringer aantal personen beschikbaar is. Aangenomen,
dat onder het nieuwe régime betrekkelijk spoedig ge-
schikte personen aanwezig zijn, dan wordt hun positie
niet zwakker maar integendeel veel sterker, dan die
van den vroegeren iedrijfsleider. Immers thans zijn

vereenigingsleider en bedrijfsleider
dezelfde
personen

geworden. De beide organisaties zijn iné.én geschoven,
onder éénzelfde bestuur. De ondergeschiktheid der
arbeiders is bovendien nog vermeerderd, doordat de
controverse met den ouden bedrijfsleider opgeheven
en derhalve hun gehoorzaamheid aan den nieuwen
bedrijfsleider, die al hun vereenigingsleider was, ver-

sterkt is geworden. Ik heb den derden factor nog
buiten bespreking gelaten en verondersteld, dat de
arbeiders in de gesocialiseerde bedrijven zich bevre-digd zullen gevoelen met de verwachte vermeerderde
inkomsten uit de verdeelde vioegere ondernemers-
winsten en met ‘het bewustzijn, dat zij formeel de
eigenaars zijn van de onderneming. Naar mijne mee-
ning, en daarvoor diende mijn betoog in het eerste
gedeelte van dit opstel, is die onderstelling onjuist en

zal de naar
persoonlijke
zeggenschap hunkerende
arbeider zich met die voordeelen der socialisatie
niet

tevreden stellen, daar het er voor hem niet om be-
gonnen is van bevelhebbers te wisselen, maar
zelf
te

bevelen.
En nu komt eerst het eigenlijke, schier onoplosbare,
probleem: in het grootbedrjf is de mogelijkheid van
persoonlijke zeggenschap van
allen,
of althans van

eene groote meerderheid, volmaakt uitgesloten. De
massa kan slechts enkele leiders uitzenden, maar moet
zelf achter blij von en zich tevreden stellen met het
stembiljet van problematische waarde.
Indien het meergemelde onder de massa levende
personalisme niet slechts de beteekenis heeft van een
voorbijgaande vlaag van opstandigheid, doch eene
sterke begeerte is naar individueele levensontplooiing
en persoonlijke zeggenschap, dan zal •de eindstrijd
gaan tegen den eigenljken ,,vijand”: de
organisatie,

d.w.z. in het bijzonder tegen het
grootbedrijf.

Deze strijd beteekent in wezen niets nieuws, doch
is èen vorm van den eeuwen-ouden cultuurkamp van

het naar
vrijheid
strevende individu tegen de nood-

zakelijke gebondenheid
van het samengaani Zeer zeker

zal die strijd thans scherper vormen aannemen dan
ooit, daar de gemeenschappe’lijkheid met hare Orga-
nisatie eene onontkoombare voorwaarde blijkt te zijn
om aan de verhoogde materieele levenseischen te kun-
nen voldoen.’ Hieruit volgt noodwendig, dat de ‘bevre-
diging der •begeerte naar individueele zeggenschap
en vrijheid slechts kan geschieden ten koste van de
verlaging van den materieelen ‘levensstandaard. Het
is nu de vraag of men er •dit, wanneer men voor de keuze komt te staan, er voor over heeft, daar de ge-
dachte aan zeggenschap steeds nauw verbonden is met
die- aan inkomstenvermeerdering.

Terugkomende op
mijne’
opmerking omtrent de
middelen, welke aangewend moeten worden om aan
het personalisme van onzen
tijd
ruim baan te geven,
meen ik in twijfel te moeten trekken, dat ‘de sociali-
satie, opgevat in dan zin van massa-zeggenschap der
arbeiders, eenige oplossing zal geven aan het psy-
chisdh conflict, dat
wij
thans beleven. Naar mijne
meening zal gezocht moeten worden in de richting
van de individueele, feitelijke (niet door middel van het stembiljet), deelneming van den arbeider aan de
bedrijfsleiding. Dit zou eenerzijds kunnen geschieden
door opleiding in het grootbedrijf zelf. Er zou al eene
aan2nerkeli.jke .verandering plaats hebben, indien er

meer energieke en bekwame mannen uit de arbei. derswereld hun plaats konden innemen in de rijen
der huidige bedrijfsleiders, mits dan niet als verte-
genwoordigers van aan het bedrijf vijandige machten,
maar als zelfstandie bedrijfsleiders. Anderzijds zal

dit toôh, gelijk wij zagen, geen
broeden
uitweg geven.

Het personalisnie der duizenden kan slechts worden

bevredigd
op
duizende’ zelfstandige leidersplaatsen,

eu deze komen slechts voor in het
klein-bedrijf.
1)

Men begrijpe mij wel, i’k stel het klein-bedrijf hier
niet als een volstrekt ideaal, ‘doch als een uitweg voor
den bestaanden wassenden vloed, die, met geweld
taruggehouden, den chaos dreigt te verwekken.
Hierbij wijs ik er op, hoe de donkere drjfkrachten,
waaraan onze samenleving ten prooi is, zich feitelijk,
onverschillig welke min of meer verwijderde idealen
gehuldigd worden, richten op de ondergraving van
het grootbedrjf, hetzij dat dit particulier dan wel over-
heidsbedrijf is. Dit moge dan wel eene waarschuwing
zijn, al zijn die drijfkrachten grootendeels onbewust
en in strijd met de gangbare theorieën.
Er is voor, den optimist, en wie is dat niet min of
meer, nog de hoop, dat er een gemeenschapszin, voort-
komend uit de persoonlijkheid, zal aangroeien, die
zich zal leeren schikken aan het gezag der gemeen-
schap, vertegenwoordigd in de zeggenschap der lei-
ders. En deze hoop mogen wij niet laten varen, al
slaan de golven van het verwilderde personalisme nog

zoo hoog. Mr.
P. H. W. G.
VAN DEN HELM.
‘Haarlem.

KOLONIALE HANDELSVOORLICHTING.

Het is ‘gewenscht eens wat te zeggen over de z.g.
koloniale handelsvoorlichting. Over het nut van dit
regeeringsoptreden bestaat nog al verschil van mee-
ning en daarom is het goed ‘deze aangelegenheid, die
van meer belang is dan menigeen denkt, tot een punt
van gedachtenwisseling te maken. Het is hier bf het
een bf het ander: de koloniale handelsvoorlichting is
nocydig of zij lis niet noodig. De sceptici, de meuschen
dus van het ,,baat het niet, hét schaadt niet”, reken
ik tot de tegenstanders, want het is niet te verdedigen
vrij groote bedragen aan een zaak te doen besteden,
waarin men geen volstrekt vertrouwen stelt. Te hopen
is ‘het nu, dat zij, die om de een of andere reden de
koloniale handelsvoorlichting afkeuren of daaraan
niet hun volle goedkeuring kunnen hechten, tegen de
hieronder, volgende aanprijzing van die voorlichting
in het geweer zullen komen en hun bezwaren eens
zullen formuleeren.
Inrichting der voorlichting.
Alvorens het eigenlijke
doel der koloniale ,handelsvoorlichting vast te stellen
verdient het aanbeveling den uiterlijken vorm van clie
voorlichting te omschrijven.
Op de Indische begrooting voor 1917 vindt men
voor ‘het eerst den post ,,Maatregelen tot bevordering
van den kolonialen -handel.” In de memorie van toe-

lichting en ook in ‘de memorie van antwoord wordt
daarbij een schets gegeven van ‘de belichaming van die
maatregelen en men ziet daaruit, dat Minister Pleyte
zich voorstelde om over te gaan tot het inrichten van
zelfstandige koloniale monsterkamers in het buiten-
land, tot het uitzenden van koloniale monstercollecties
naar de daarvoor in aanmerking komende consulaire
ambtenaren, tot de aanstelling van koloniale handels-
com.missarissen, tot het deelnemen aan jaarbeurzen,
tot het inrichten van een koloniale rubriek in het
weekblad ,,Handelsberichten” en tot het samenstellen
en versprei’den van koloniale vlugschriften. Alzoo een vrij omvangrijk werkplan. Tot dusver was de koloniale
handelsvoorlichting in Europa toevertrouwd geweest
aan Af d. Handel te ‘s-Gravenhage, doch aangezien
deze afdeeling reeds overladen was met werkzaam-

1)
Van uitwerking dezer gedachte onthoud ik mij, en
laat dus in het midden in hoeverre wet ea coöperatie een
tegenwicht zouden kunnen vormen tegen de nacleelen van
te groote, decentralisatie. ‘ ‘

200

S
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Maart 1920

heden tea dienste van den Nederlandschen handel en
men bij die afdeeling niet beschikte over ambtenaren,
die van koloniale toestanden op de hoogte waren,
noch over voldoende gegevens aangaande de koloniën,
werd het juister geoordeeld om de koloniale voor-
lichting in Europa over te brengen naar het Ministerie
van Koloniën. De koloniale voorlichting buiten
Europa was en bleef opgedragen aan Af d. Handel te

Buitenzorg.

Gedurende den oorlog had het natuurlijk geen zin
om in Europa voor de koloniën propaganda te maken
en we zagen het Ministerie van Koloniën dan ook
alleen maar optreden op de jaarbeurzen te Utrecht,
terwijl het zich verder bepaalde tot de inrichting van
hooger bedoelde koloniale rubriek in ,,Handelsbe-
richten”, waar men geregeld de mededeeling aantreft,
dat inlichtingen betreffende handel,
nijverheid
en

landbouw van de koloniën verkregen kunnen worden
bij de 4de Afd. van het IV[inisterie. Eerst in den laat-
sten tijd blijkt het, •dat het Ministerie het plan heeft
zijn arbeid uit te breiden; immers, het nam deel aan
de laatstgehouden jaarbeurs te Lyon. En tevens heeft
men kunnen lezen van een grootere activiteit van de
nijde van de Indische Regeering, die den heer Van
den Berg, directeur van de Javasche Bank, gedurende
eenige maanden als officieel Indisch handelscommis-
sans in Noord-Amerika liet optreden,
terwijl
boven-

dien van het voornemen wordt gesproken om daar te
lande een ‘vast koloniaal handeisattaché aan te stellen.
Ten slotte deed ‘de Indische Regeering koloniale
monsterkamers inrichten in Australië, Noord-Ame-
rika en Zuid-Afrika.

Doel der voorlichting.
Wanneer
wij
nu nagaan wat

het doel der koloniale handelsvoorlichting is dan
raken we dè kern van deze aangelegenheid. Minister
Pleyte noemde in de niemorie van toelichting op de
ontwerp-indische begrooting voor 1917 als aanleiding
van de maatregelen tot bevordering van den kolo-

nialen handel ,,de
noodzakelijkheid
om verzekerd te
zijn van een geregelden afzet van de steeds grooter
wordende hoeveelheden Indische landbouwvoortbrcng-
selen.” Het doel was dus: vergrooting van het kolo-
niaal afzetgebied. In de memorie van antwoord werd
niet meer van landbouwvoortbrengselen, doch ‘van
,,Indische voortbrengselen” gesproken en daarbij werd
opgemerkt, dat het wenschelijk was, dat de regeening
,,zelve onderneemster van bosch-, land- en mijnbouw”
den handel van en op Indië krachtiger zou bevorderen

dan tot dusver het geval was.

Tot goed begrip van deze sobere argumentatie moe-
ten we ons terugdenken in den toestand van het jaar
1916 toen bedoelde begrooting werd ontworpen. We
verkeerden in dien tijd nog in de meening, dat de
wereldoorlog wel spoedig ten einde zou loopen en dat
terstond daarop tusschen de verschillende volken een

geweldige economische strijd zou volgen. Ook de belli-
gerenten bereidden zich indertijd op dien strijd voor en
overal waren regeeringscommissies aan het werk om de noodige maatregelen te berarnen tot steun van het
particuliere bedrijfswezen. Het was dus een bewijs
van goede waakzaamheid, dat ook het Ministerie van
Kolonjiën bijtijds de instemming van de Volksverte-

genwoordiging vroeg met een toen te verwachten
noodzakelijk optreden ten bate van den kolonialen
handel. Doch de oorlog duurde voort met zijn bekende
gevolgen van uitmergeling van de belligerenten en
men vraagt zich af welke functie de koloniale handels-
voorlichting thans nog te wervullen zal hebben. Wat
kan de regeering er b.v. mede voor hebben om
Noord-Amerika bijzondere koloniale, propaganda te
maken? Verdient dit zelfs geen afkeuring nu velen

juist van oordeel zijn, dat Amerika van uit Nederlafld
bewerkt moet worden om te voorkomen, dat de Groote
Republiek den gedurende den oorlog gevonden
rechtstreeksnhen weg naar Indië zal blijven betreden?
Loopt bovendien ,,de geregelde afzet van Indishe
voortbrengselen” in ‘den eerstkomenden tijd nog wel

gevaar, nu in alle landen groot gebrek is aan tropische
producten en men reikhalzend uitziet naar •msddelen
om in het tekort aan die producten te voorzien? En
zal na de oplossing van de
valuta-moeilijkheden
niet
het ergste voorbij zijn?

Inderdaad, men zou bij de overweging van derge-
lijke vragen tot de slotsom moeten komen, dat het
maar beter zou zijn als de Overheid alles rustig aan
liet particulier iitiatief overliet, ware het niet, dat
de regeening met de koloniale voorlichting uiteraard
niet meer uitsluitend de behartiging van den kolo-
nialen handel op het oog kan hebben, doch daarmede thans tot wezenlijk doel moet hebben de bevordering
van de algemeene economische ontwikkeling van de
koloniën.
Immers, de snelle ontwikkeling onzer kolo-
niën is in de naaste toekomst zoowel naar binnen als naar buiten van het allergrootste gewicht: zoowel de
kolon,iën zelf als de Europeesche landen zijn daarbij
in sterke mate belanghebbend.

Het is ieder bekend, dat de vergrooting van de
productie op het oogenbl.ik án het brandpunt staat
van de economische politiek van bijna alle landen,
omdat men daarin liet redmiddel ziet om, in samen-
werking met maatregelen tot beteugeling van de

inflatie, te komen tot de zoo noodzakelijke pi••sdaling
van de verschillende verbruiksgoederen. Overal drijft
men in de richting van bevordering van den produc-
tieven arbeid en ook de koloniale mogendheden hebben
daarbij hun taak. Wij weten, dat tot de behoeften van
den mansch al sedert eeuwen de producten van de
tropische lan’den gerekend worden en dat tot die
producten niet alleen de voortbrengselen behooren,
die een voorname rol spelen
bij
de voeding van den
mensch (rijst, mals, aardnoten, copra, enz.), doch ook de voortbren’gselen, die door hun aard van groote be-
teekenis zijn geworden voor het huiselijk volksleven
(koffie, thee, taba.k, cacao, enz.). De geregelde en
ruime toevoer nu van al deze artikelen is vooral voor
het komend tijdperk van het grootste belang, omdat
zij sterk zullen
bijdragen
tot de rustige ontplooiing
van de productieve arbeidskracht in Europa. Een
overvloedige toevoer van goedkoope tropische produc-
ten zal ‘voor het Europa van de twintiger jaren wel-
haast een levensbelang zijn. Neemt men daarbij in

aanmerking, dat de Nederlandsche koloniën nog voor

een groot deel braak liggen, dat zij behalve de reeds
genoemde voortbreizgselen niet te schatten hoeveel-
heden grondstoffen voor de nijverheid bevatten, dat
daarenboven – en dit punt verdient bijzondere aan-
dacht – de bevolking van Nederlandsch-Indië een

ontwikkelingsgang doormaakt, die spoedig zijn hooge
materieele eischen zal gaan stellen, dan ligt het voor
de hand, dat de koloniale politiek van de Neder-
landsche Regeering voor een voornaam deel gericht
zal moeten zijn op vermeerdering van de productie
van de koloniën.

Tot deze politiek behoort al hetgeen de Regeering reeds in de koloniën onderneemt tot verhooging van
het algemeen welvaartspeil en men denkt iier.bij in
het bijzonder aan de maatregelen tot verbetering van
het verkeer, aan het volkseredjietwezen, het irrigatie-

wezen en aan het landbouwonderwijs en de landbouw-
voorlichting. Naast al deze maatregelen van inwen-
digen aard echter kan een ,,buitendienst” in geen
geval worden ontbeer’d, een buitendienst, die er op
ingericht moet
zijn
om door middel ‘van propaganda

en voorlichting de aandacht van de wereld te vestigen
op de vele en velerlei mogelijkheden in ‘de Neder-
landsche koloniën. Er zal gewerkt moeten worden op
het trekken van belangstelling voor en het wekker
van vertrouwen in die koloniën ten einde een stroom

van kapitaal uit alle deelen der wereld naar die kolo-
niën te doen toevloeien. Minister Idenburg zeide het
zoo duidelijk mogelijk (bijvoegsel van ,,De Telegraaf”
van 20 Febr. 1918): ,,We staan nog voor een machtige
taak, die zeer gr.00te kapitalen eischt. Medewerking
van anderen, die zich aan onze wetten onderwerpen

10 Maart 1920

ECONOMISCH-SATISTISCHE BERICHTEN

201

en zitih daarnaa.r gedragen, moet ons welkom zijn.”
Het buitenland moet er belang bij hebben, dat Neder-
land en geen andere natie die rijke koloniën bestuurt.

Het moet er prijs op stellen en het waardeeren, dat
wij een zeer ruime ,,Open deur”-poliitiek in Neder-
iandsch-Indië volgen. Het moet inzien en ondervin-
den, dat gen enkele andere staat woveel vrijheid voor scheepvaart, handel en nijverheid, voor im- en export
kan aanbieden of zal geven als de tegenwoordigebe-
zitter. Het moet voor iedereen -en voor elk volk duide-
lijk zijn, •dat N’ed.-Indië voor de geheele wereld open staat. Dat de bezitters het niemand, ook geen vreemde
ondernemers en ondernemingen, lastig maken om zich
aldaar te vestigen en zaken te .doen.”

Mij dunkt, het is niet noodig hieraan nog iets toe
te voegen. De bedoeling van de koloniale handels-
voorlichting zal elkeen duidelijk zijn. Bevordering
dus van de economische ontwikkeling van de koloniën
door middel van: 1. aantrekkin,g van kapitaal en
arbeidskrachten en 2. vergrooting van het afzetgebied.

Wij verkrijgen daardoor:
a.
iuimereu en dus goed-
kooperen toevoer van tropisch verbruiksgoederen,
b.
betere aanpassing bij de stijgende ma’terieele eisohen
van de Indische bevolking en c. grootere waardeering
van liet Nederlandsch-koloniaal beleid. Het lijkt mij
hiermede voldoende aahgetoond, dat -de koloniale voor-
lichting niet is een soort ,,Spielerei” van het am-bte-
narençlom, doch dat zij is een onontbeerlijk hulpmiddel
om de Nederlandsche koloniën tot behoorlijke ont-
plooiing te kunnen brengen, zelfs in dier mate onont-
beerlijk, dat naar mijn meaning de regeering in haar
plicht als bestuurster van uitgestrekte koloniën met
vele millioenen inwoners tekort zou schieten indien
van het hulpmiddel geen ernstig gebruik werd ge-
mijakt.

Doch: met de belangrijke strekking van de koloniale
voorlichting moet .de inrichting daarvan in overeen-

stemming zijn. Geen. gepeuter dus, geen ,,pennywise”

gedoe, doch een breed gebaar, een ener.giek, doelbe-

wust en systematisch handelen. Wij willen hopen, dat

het Ministerie van Koloniën, dat .het initiatief nam
tot de koloniale voorlichting in Europa en ook reeds

een belrigrijkèn stap op den langen weg zette door
de deelneming iaü de jaarbeurs te Lyon, zal weten

door te tasten. Het komt er maar op. aan om volle

ee te houden, met een flinke .bries in de zeilen.

– Het personeel der voorlichting.
Thans nog eenige

opmerkingen over
.
.het voor de kokniale handelsvoor-

lichting benoodigde personeel, ten eerste orn.dat daar-van, iooals overal trouwens, het succes van de geheele

zaak afhangt, en •ten tweede. omdat men veelal een

onjuiste. voorstelling, heeft van de eischen, die aan

dat personeel. gesteld moeten worden.

Een ambtelijke voorlichting; een werken met amb-

tenaren dus. Wanneer men di-t zegt zit bij. velen- de

schrik er
al.
in. Het, i-s een manie geworden om alles

wat, ambtenaren -doen met ‘twijfel te begroeten: Ambte-

naren, die .het tot een zekere hoogte gebracht hbbn,

achten het tot den goeden toon te behooren mede op

de ambtenai’ij af-te geven en zij vergeten ‘dan, dat zij

toch wei. het juiste pad-. wisten te bewandelen. Er is

zonder twijfel veel narigheid

in de ambtenarj e
stellig, wordt er in het bijzonder in de ambtenarij véel

ov-erbodigs gedaan en wordt er veel wat n.00dig is
nagelaten.’ Mijn overtuiging is

het èehter -dat, waar
in

de ambtenarij gebrek is aan ku.n’de -en arbeidsiust,
-dit uitsluitend te wijten, is aan de hoofdmbtenaren,

die hoe bekwaam overigens niet zeld’n de – bteekuis

onderschatten vn dëgeljke arbeidsleiding: orde,

‘streng afgebaken-de werkuren en vooral.goede arbeids-

vei’deelin.g

– Er is veel wat nu eenmaal bepaald. dooi ambtenaren

gedaan moet worden en men denkt daarbij -in de

eerste plaats aan de openbare administratie.

Dan
heeft men ver-der ‘dan
belangiijken,.arbeid
van de wat-

geving Maar in hoeverre is het nu te verdedigen om

ook de koloniale handelsvoorlichting aan ambtenaren

toe te vertrouwen?

– Als motief voer ik daarvoor aan: de onpartijdigheid

an ambtenaren. In dezelfde mate als de particuliere

ondernemer zich door -zijn eigen belang laat leiden is

de ambtenaar er op uit zijn arbeidskracht aan de

gemeenschap te wijden.
Bij
een goed ambtenaar zit

dat in het bloed. De particuliere ondernemers zullen

dan ook bij een ambtenaar van den voorlichtingsdienst

allen even na zijn. Men zal op ‘zijn onbaatzuchtigheid

en o,p zijn ambtseed staat kunnen ma-ken en daarom

zou het stellig een principieele fout zijn om aan de

ambtenaren (bijv. bij de koloniale monsterkamers in

het buiten-land) ‘naast hun bezoldiging het recht te

geven zekere percentages te innen. Dit toch zou tot

gevolg ‘hebben, dat bij den, ambtenaar win’zucht zou

worden opgewekt en dat hij in korten tijd niet meer

zou zijn dan vertegenwoordiger van de firma, die de

hoogste provisie toekent of dei .grootsten omzet heeft

én het is duidélijk, -dat, zoodra ide objectiviteit van

de handelsvoorlichting in gevaar komt, die voorlich-

ting haar algemeene beteekenis verloren heeft. Men

kan er -gerust op vertrouwen, dat bij een goed geleiden
dienst -de am:btenaren ook wel zinder douceurtjes hun

plicht weten te doen; -de practijk ‘heeft dat ontelbare

malen bewezen.

Ten slotte de vraag: vanwaar de ambtenaren voor

den dienst vail de -koloniale handelsvoorlichting te

betrekken? Er zijn personen,’die halsstarrig van mea-
ning blijven, -dat die ambtenaren beslist in de-handels-
kringen moeten worden gezocht. In de eerste plaats is
hiertegen op te merken, dat dit weinig succes zal

liebbén om. de eenvo’idige’ reden, ‘dat de goede krach-

ten – en daarom is het toch te ‘doen – niet licht -hun

toekomst in -den handel zullen prijs geven voor een

ambtenaarsbestaan. Het is evenwel geenszins een

vereischte, dat de ‘hier bedoelde ambtenaren in den

handel werkzaam geweest zijn. Immers, aan den eenen

kant bepaalt de practische handelservaring zich toch

slechts tot één branche, terwijl aan -den anderen kant

de ha,ndelsambtenaar van die ervaring maar weinig

gebruik zal kunnen maken omdat hij zich me

t het

eigenlijke ,,zaken-doen”, dat geheel aan .het particu-
liere initiatief behoort te worden overgelaten, niet

zal mogen’ -bemoeien: Zou men -door een of ander toe-

valtoch een goed -handeisman als ambtenaar kuniten

aanwerven, dan’ zou’de handel al .dadelijk geen ver-

trouwen meer hebben -in de obj activiteit -der zaak
om-dat de plotselinge metamorphose- van handeisman
(getraind op het

– winstprincipe) – tot onbaatzuchtig
ambtenaar te
v.iein,ig
geloof zou vinden. –

Bij de keuze van de noodige ambtenaren, met name
van – koloniale handelsattaché’s en van lei-deïs van
koloiiiale monsterkamers, is’ er oerigen-s ‘éiel – goed
rékénin-g mede te ‘houden, -dat men weinig gebaat zou
zijn ‘-met personen, die b.v. wel möeilijké c.i.f.-calcula-
tieskunnen maken, doch weiiïig of niets afweten van
de huidige prdductiekracht onzer koloniën en van
hetgeen de -kolon-iën behoeven om tot verdere ontwik-
keling – – tè -komen.- Waar heV voor de hier bedoelde
ambtenaren ‘in -hoofdaak op aankôm’t, dat is
kolo
‘?iiaal-econd?niséhe kennis,
encyclopaedische kennis
van ‘de handelsec-onomisohe toestanden en verhouclin-
gen in onze koloniën. En het komt mij voor, ‘dat’bij
de ‘vesc-hil1ende takkén van den – Indischen staats-
dienst genoeg -‘ bekwahië en- energieke
1
ambtenarn
gevonden worden, -die béreid en in staat zijn om, na
en-ige vooi-bereiding
ml
de kolonie zelf, als ambtenaar
bij;de.koloni5,le voorlichting in het -buitenland op te
-treden. – Ook het .ersoneelsvraagstuk kan derhalve
geen bezwaaj.- zijn om de’

plannefi tot inrichting van bedoelde: vorlichtin-g binnen- niet te langen tijd tot
volledige uitvoering te brengen.
V. D. WALS.

202

ECÖNOMÏSCHSTATISTISCHE BERICHTEN

10 Maart 1920

• Prof. Dr. C; A. VÉRRI,JN STUART EN H-ET

VALUTA-VRAAGSTUK.

De heer G. M. Boissevain schrijft bns:

Ïn de jongste aflevering van ,,De Gids” is door
Prof. Verrijn Stuart een artikel geschrèven over het
Valuta-vraagstuk, waarop het mij zeer wenscheli.jk
voorkomt de aandacht te vestigen..
Dê schrijver deelt mede, dat dit atikèl
êëfi
over-

zicht vormt dr hoofdzaken door heffi besproken in
êen voordracht over het genoeffide onderwerp, gehou-
deh in de afdeeling Frankfort der Nederlandsche

Kamer vtn Koophandel voor Duitschiand. Hij voegt
daataan toe, aanvankelijk geaarzeld te hebben •aan de
uitnoodiging tot het houden ian abodanige voor
draht te voldoe, daar het hem voorkwam een weinig
aantrekkelijke *bak te zijn, om in eene Duitsche omge-
ving de staardedaling te bespreken van het geld,
,,welke er goeddeels mede door de grove fouten van
Regeering en bevolking beide, thans, op Rusland en
Oostenrijk na, grooter omvang heeft aangenomen en
ernstiger verwoesting heeft aangericht in het econo-misch leven dan waar elders ook.” Bij besloot even-
wel toch aan de uitnoodiging gevolg te geven ook om
deze reden, ,,dat het geen geheel onvruchtbaar werk
behoefde te zijn, over een onderwerp, waaromtrent
nog steeds uiteenloopende en verwarde denkbeelden
heerschen, eenig nader theoretisch licht te doen schij-
nen,” en omdat, ,,niets ten slotte van grooter prac-
tisch belang is, dan juist theoretisch inzicht in den
aard en de oorzaken van het economisch gebeuren.”

Welnu, in de voibrenging van de taak welke, naar
uit de aangehaalde woorden blijkt, Prof. Verrjn
Stuart zich ten doel stelda, is hij, naar het mij voor
komt, inderdaad uitmuntend geslaagd. In een streng
wetenschappelijk betoog stelt
hij
helder in het licht
welke de aard is en de beteekenis van het kwaad, dat
gesticht werd en doet hij de moeilijkheden uitkomen,
welke aân het herstel van het kwaad verbonden zullen
zijn, intussc.hen toch ook aangevende langs welke wegen dat herstel gezocht moet worden en, zij het
tr.apsgewijze en eerst na geruimen tijd, ten slotte niet
onbereikbaar behoeft geacht te worden..

Ik wensch hier niet te treden in een overzicht van
liet betoog van den geleerden schrijver, overzicht waar-

bij men altoos gevaar loopt den. schrijver niet ten
volle recht te .doen. Men leze des schrijvers opstel zelf.
Alleen zij hier geconstateerd, dat, m.i.,volkomen
terecht, door Prof. Verrjn Stuart wordt aangegèven,
dat indien ten slotte herstel van den economischen
toestand van’Duitschland mogelijk zal blijken, daartoê
ééne voorwaarde onmisbaar is, t.. matiging in de
financieele eischen door de geallieerde mogendheden
in de tractaten van Versailles en St. Germain aan
Duitschiand en Oostenrijk gesteld.

Maar, te oordeelen naar de berichten van dé laatste
dagen uit Engeland, zal aan de vervulling van die
voorwaardeniet langer gewanhoopt behoeven te wor-
den. En ook van Frankrijk zal verwacht mogen wor-
den, dat mede aldaar men ten slotte zal inzien, dat
niet alleen in Duitschiands belang en, zeggen wij ge-
rust, in het belang van geheel Europa, maar mede in

Frankrijks welbegrepen eigenbelang, die matiging
niet mag uitblijven.

Voorts teeken ik met genoegen aan, dat ook door
Prof. Verrjn Stuart het tot stand komen der door
Mr. Vissering aanbevolen en voorgestelde internatio-
nale ecOnomische en financieele conferentie ge-
wenscht wordt. Internationale samenwerking zal
onmisbaar wezen tot wederopbouw van Europas wel-
vaart en daartoe zal een dergelijke conferentie een
krachtigen stoot kunnen geven.

Dan, verdient naar mijne meening, Prof. Verrijn
Stuart’s arbeid in hoofdzaak slechts lof en grbote
waardeering, van ééne aanmerking kan ik mij niet
onthouden.

Wijzende op het groote belang, dat er voor handel

èn iYidustrie bestaat in vastheid der internatiônale
wisselkoersen, schreef Prof. Verrijn Stuart: ,,v662
den oorlog, toen het economisch leven allerwegen zich

togelmatig Ontwikkelde, en er een ongestoord, zij hOt
oök door bescherménde rechten moedwillig beperkt,
int rnationaal verkeet van goederen en diensten be-

tond, kwan

ook wel telkens wisseling in de onder-
linge waardéverhouding der geldeenheden. Doch deze
bleven dOn,
voo
r zoover niet ergens een abnormale

vermeerdering vOn deh geidvoorraad plaats had,
binnen enge grenzen, en herstelden zich spoedig.”

Volkomen juist; doch nu vervolgt de schrijver
aldtïs: ,,Men heeft langen tijd gemeend, dat de goud-
basis der geidstelsels van de verschillende landen d

oorzaak was dezer vastheid in de intervalutarische
koerseh.
Dit is echter
(ik cursiveer)
geenszins het
geval.”

Tegen deze bewO±ig
hu
moet m.L krachtig Wordëh
opgekomen.

Het zou toch gebleken zijn, schrijft Prof. Verrijn
Stuart, dat eene geldregeling, waaraan het goud ten
grond slag ligt, nog geeh waarborg biedt voor de

waardevastheid van het geld. Maar dit is ook nooit
en door niemand beweerd; en dit is de kwestie niet.
De kwestie is deze: of tusschen verschillende landen

met eene geidregeling; waaraan het goud tot grondslag
ligt, vastheid van wisselkoersen bestaat. Daarover en
over de zich onmiddellijk hieraan aansluitende

kwestie, of die vastheid der internationale wissel-
koersen ook op andere wijze gewaarborgd kan worden,

dan door het gezamenlijk aannemen van het .goud als grondslag der geldregeling

Dit is het verschilpunt tusschen metallisten en
nominalisten, bij welke laatstgenoemden Prof. Verrjn

Stuart zich door zijn bekende inaugurale redevoering
over ,,De Toekomst van het Goud” heeft aangesloten.

,,Handhaving van vaste wisselpariteiten – schrijft

hij ook nu weder – is, ik wensch het hier nog eens
nadrukkelijk te herhalen, volstrekt niet gebonden

aan het behou,d eener metallieke basis voor de geld-
regeling.”

Doch men weet dat, volgens de door Prof. Verrijn Stuart aanbevolen geldregeling, de gouddekking der
circulatiebanken vervangen zou moeten worden door

eene buitenlandsche wissel portefeuille. Anderzijds is

echter herhaaldelijk aangetoond, welke onoverkome-
lijke moeilijkheden verbonden zouden zijn aan de

dienaangaancle door hem gedachte internationale
regeling van zaken, en niet huinder aan het vormén

en aanhouden door de circulatiebanken van die doôr

hem gewenschte wisselportefeuille en, de geachte
schrijver hou.de mij de opmerking ten goede, eene
afdoende wederlegging dier betoogen. is nog steeds
van hem te wachten.

Als bewijs voor de juistheid zijnêr beweringen in
deze, beroept hij zich nu echter op den gang van

zaken in de laatste jaren v66r den Oorlog in Oosten-
rijk. Het komt mij echter voor, dat dit voorbeeld 01

zeer ongelukkig gekozen is. Dat één land te midden
van een aantal andere landen, welke den koud6n
standaard hadden aangenomen, zich heeft kunnen be-

helpen met den Gold-exchange Standaard, bwijst
olstrekt niet, dat de goudbasis voor een goede geld
regeling algemeen gemist kan worden; integendeël
;

de regeling van het geldwezen in Ootenrjk was*O1

degelijk gegrondvest Op de aanneming van den gouden
standaard elders.
Een troost is het gelukkig vOOr de oude metallisten,

wanneer zij door de nominalistische theoretici- den kamp niet zien opgeven, .dat in de practjk de stroo.

ming weder hoe langer zoo meer een andere wordt en

de wenschsteeds veld wint, het goud weder o zijn
troon vérheven te zien.

G. M. BOISSEVAIN.

6 Maart 1920. .

.
…………. . •. –

10 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

203

DE NIJVERHEID IN HET RIJNSCH-WEST

FAALSCHE INDUSTRIEGEBIED

De groote oorlog heeft wel een grooten invloed
op het zakenleven gehad, maar de vredestijd vertoont
dezen eerst duidelijk van alle kanten. Beperkte de
oorlog eenerzijds de nuttige productie, aan den ande-
ren kant dreef hij de minder nuttige op. Het nadeel
hiervan echter •is, dat deze producten schiep, die alle
of grootendeels in het doode kapitaal overgingen. Het
productievermogen verminder’de wegens gebrek aan
werkkrachten, waarvan een deel niet terugkeerde,
onvoldoenden aanvoer van grondstoffen en vermin-derde werklust. Deze factoren bleven gedurende het

geheele jaar 1919 bestaan.
Het aantal werkkrachten werd na de demobilisatie
wel grooter, maar de omzetting ‘der oorlogsbedrijven
in inrichtingen van meer vredelievenden aard had
langzaam plaats. Het is geen kleinigheid een kanon-
nen-, geweer- of munitiefabriek te reorganiseeren,
geen wonder, dat veel teleurstellingen werden waar-
genomen. De algemeene bedoeling om van dergelijke
fabrieken kleinijzerbedrijven in het groot te maken,
bleek onmogelijk, omdat de kleine bedrijven, gewoon-
lijk in streken zonder menschenopeenhoopingen, goed-
kooper bleven. werken. Er is dus veel onproductief
werk verriôht, mede ingevolge de verordening, dat
geen arbeiders mochten worden ontslagen.
De aanvoer van grondstoffen is weinig verbeterd,
vooral uit het buitenland. De wapeustilstandstoestand
en het algemeene gebrek over de wereld werkten dezen
aanvankelijk tegen, later de lage stand der Duitsche

valuta.
De werklust nam vooral tegen het einde van het
afgeloopen jaar toe, een besliste noodzakelijkheid,
daarom een gelukkig teeken. De prestaties der arbei-
ders bleven daarom toch gering, eenerzijds ingevolge
onvoldoende voeding, aan den anderen kant wegens
den verkorten werkdag. Hierbij wordt nog niet eens
gesproken van stakingen en vooral van zulke, ‘die
volkomen overbodig varen.
Neemt men verder nog in aanmerking, dat in 1919
vrijwel aan alles gebrek bleef heerschen, dan kan
-men zich voorstellen, hoe een overzicht over, dit jaar
behoort te zijn. Weinig voedsel, ontevredenheid over
een omvergeworpen regime, een nieuw, ‘dat niet vol-
deed, gebrek aan grondstoffen, dus ook aan halffabri-
katen en producten, gebrek aan werklust, belangrijke
verplichtingen ten aanzien van aflevering van mate-
riaal, grondstoffen, producten, e’tc., onvoldoende traus-
portmiddelen, verminderde koopkracht van het geld;
kortom groote vraag naar alles met een uiterst be-perkt aanbod. Verder belangrijke, doch toch nog

onvoldoende, invoer
,
van levensmiddelen, daartegen-
over een kleine export; gevolg: ongunstige handels-
en betalingsbalans met lage waardeering ‘van de Mark
op de internationale geldmarkt.. Dit alles had tenge-
volge hooge prijzen, die belangrijke stijging der bonen
uitlokten.
Bij
een nieuwe overheerschende klasse en
politieke ontevredenheid als in 1919 in Duitschiand
moet men zich verwonderen, dat de machine nog zoo
liep. Dat toch veel, hoewel niet ja verhouding tot den
import, werd uitgevoerd, is het gevolg van de waarde,
die aan de Mark in het binnenland werd toegkend
in tegenstelling met haar waardeering in het buiten-
land. Men denkt hier nog algemeen aan de oude. Mark
en vergeet, dat de tegenwoordige nog niet
1
/io

harer koopkracht heeft. Dientengevolge was. het b.v.
‘voor Nederland voordeelig zelfs tegen ongekend hooge
Duitsche prijzen inkoopen in’ Du.itschlaud te doen.
Thana’ zijn hiertegen maatregelen genomen, door uit-
voerverboden uit te vaardigen en bijzonder verlof tot
uitvoer afhankelijk te stellen van de prijzen, terwijl
invoer wegens de distributie, die is blijven bestaan, op,
allerlei gebied mede allèen met bij?onder verlof
mogelijk is. Een nadeel blijft nog steeds het gebrek
aan contrôle in het bezette gebied.

Het
mijnwézen
had natuurlijk
çok
onider
al
deze

omstandigheden te lijden. De poductie kon langza
merhand worden opgevoerd. Het Ruhrgebied leverde
in 1914 nog 11436 millioen ton kolen op, dit cijfer
bedroeg voor 1919: 71 millioen, dus 62 pOt. der
vredesproductie. De werkdag is 7 uur, bemoeiingen
om dezen nog meer te verkorten zijn mislukt, hoewel
de mogelijkheid bestaat, dat langs internationalen
weg nader over dit punt zal worden onderhandeld.
Bij de noodzakelijkheid van een uitbreiding der pro-
ductie is zeer de vraag, of men tot een 6-urigen dienst
in het mijnwezen zal komen, temeer daar men nu
reeds bij de mijnwerkers waarneemt, dat zij over-
diensten willen maken.
1)
De schaarschte aan kolen is

meer het gevolg van gebrek aan transportmiddelen
dan aan kolen. Zoolang aan de mijnen ruim een half
millioen ton kolen op verzending moet wachten, zou
een grooter productie geen nut hebben. Zoowel de spoorwegen als de scheepvaart hebben met groote
moeilijkheden te kampen. De af te leveren hoeveel-
heden per maand heeft men niet een keer bereikt.
Zoolang Nederland met eigen materiaal afhaalt, is het
mogelijk van deze omstandigheden te profiteeren. De

prijzen der
kolen
hebben meer dan eens verandering ondergaan, de laatste malen waren de verhoogingen
zeer aanzienlijk.. En toch zijn zij in het binnenland niet gçstegen in verhouding tot de wijze waarop de
koopkracht van het geld daalde. De exportprijzen zijn hiervan geheel onafhankelijk en berusten op overeen-
komsten, die zich naar den wereldprjs richten, zoodat
Duitschland de valuta-winst meeneemt en profiteert
van de groote vraag, die over de geheele wereld ge-
nomen, tegenover een beperkt aanbod staat.

De
ijzerind’astrie
had met gebrek aan brandstoffen,
erts, ruw ijzer, halffabrikaten, huipmateriaal, behoor-
lijke prestaties der arbeiders, transportmoeilijkheden
en alle, andere reeds genoemde factoren te kampen, met het gevolg, geringe productie en hooge prijzen,
verder minderwaardige kwaliteiten. De prcductie van
ruw ijzer bedroeg in 1919: 5.729.000 ton tegen
19.309.000 ton in 1913. De staalbodrijven leverden
18.935.000 ton in 1913 tegen slechts 7.064.000 ton in
1919, d.z. dus dalingen tot op 29,7 en 37,3 pOt., en dit
na 5 jaar oorlog, gedurende welken tijd zoo goedals
niets werd gebouwd en alleen verbruikt. Hierbij moet
iîog worden aangeteekend, dat het Saargebied, Lotha-
ri,çgen en Luxemburg voor Duitschland verloren
gingen.
De tegenwoordige toestand wordt het best weerspie-
geld ip de geschiedenis van het staalverbond, een
vdôr den oorlog machtig lichaam.. Dit nu vereenigde
de productie van halffabrikaten, spoorwegbovenbouw-
materiaal en profielijzer. In het buitenland heeft het
meer gebouwd op de eigen organisaties der groote
bedrijven. Bij elke, verlenging van het contract be-
leefde men vroeger, een harden strijd, gewoonlijk
wegena de participaties, iets waardoor nooit een
blijvend ‘syndicaat voor de B-producten (band-, staaf-,
plaat-, strookijzer, draad en buizen) tot stand kwam.

Tijdens den oorlog kwam een ‘geweldige verschuiving
in de productiecijfers. De fabrieken, die oorlogsbe-
stellingen hadden, eischten bij een verlenging rege-
ling der aandeelcijfers naar gelang van het productie-
vermogen, de andere fabrikanten verzetten zich hier-
tegen. Daardoor werd het staalverbond tijdens den
oorlog- slechts telkens ,,tijdelijk” verlengd, later moest
de r.geering beginnen te dreigen met een dwapgsyu-
dicaat-. Men had zelfs het begin.gemaakt mét een
grootsche organisatie, die de geheele ijzer- en staal-
industrie zou omvatten, den staalbond. Dit lichaam
kwam slechts gedeeltelijk tot stand, doch niet in den
gewenschten vorm, het werd tijdens den oorlog ge-
bruikt voor het verdeelen der legerbestellingen. Nu
bij- den vrede 10 groote leden in Lotharingen, Luxem-

1)
[Gelijk
de.
lezer weet besloten de mijnerkers, nadat
bovnstaade gesçkreven was, als gevol.g van het over
eg met dn Rijkskanseliqr Ba ‘t.qt ht vrrihtep, van
ovrwerk. – Red.]

204

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Maart 1920

burg en ‘het Saargebied wegvielen en 2 andere het
lidmaatschap opzegden, bereikte de regeering met
haar druk slechts, dat weinig van het oude staalver-
bond overbleef. Vroeger verwachtte men van het
uiteenvallen een concurrentiestrijd van reuzen mat
het dooddrukken der kleineren door de grooten. Hier-
op bestaat thans geen kans voorloopig. Verder blijkt
in de practijk, dat het ‘bepalen der prijzen slechts een
lheoretische maatregel is, want gewoonlijk stoort zich
niemand ean door de regeering goedgekeurde prijzen en overtreffen zij de vastgestelde verre.
1)
Balken en
profielijzer worden buiten het verbond om openlijk verkocht. Nu het lichaam tegen 31 Maart ten doode
is opgeschreven, beteekent ‘dit, dat van 1 Maart af
ieder vrij is in het verkoopen. De bestaande organi-
satie is vrijwel ‘doelloos geworden, maar toch ‘wil men er iets van behouden, namelijk het spoorwegmateriaal,
omdat dit van de fabrieken naar een vasten kring van
afnemers gaat, voornamelijk de spoorwegen, een

staatsbedrijf, ‘dat niet gaarne wordt ‘blootgesteld aan
den strijd tusschen sterke groepen van producenten.
Zelfs de Rheinische Stahiwerke voelen iets voor dit
plan, ‘dat echter nog verder gaat. Men wil dan behalve
het bovenbouwmateriaal in de verkoopsgemeenschap
betrekken: het benoodigde kleine ijzerwerk, zooals
hakken, schroeven, onderlegpiaten, het rollende mate-
riaal, zooals stalen wielen, assen en wielen, veeren,
buffers, enz. De organisaties voor deze artikelen,
voor zooverre deze bestaan, zouden dan gemakkelijk
kunnen worden opgenomen. Men heeft, hoop, maar
zeker is nog lang niet, of dit plan succes heeft. De omstandigheden hebben zich te veel veranderd en
kunnen niet meer naar het oude standpunt terug-
keeren. Vast staat, dat ‘de ruggegraat van •het staal-
verbond gebroken is.

Het bovengenoemde lichaam, de staalbond, zal ver-
moedelijk blijven bestaan als mantelsyndicaat voor de
ijzernijverheid, doch ‘hierin ontbreken vooralsnog de
meeste onderdeelen; Zeker is, dat het staalverbond
hieronder zal ressorteeren. De tijden zijn er niet naar
om veel te mogen voorspellen, temeer, daar de toe-
komst, zelfs die van 1920, nog te ondoorzichtig is,
zoodat hier alleen kan worden geconstateerd, dat ‘de
omstandigheden niet ‘gunstig zijn. Het eenige gun-
stige teeken is, dat het Duitsche volk, dat goed werken
kan, begint in te zien, dat produceeren het ‘hoofd-
vereischte is voor een verbetering der economische
omstandigheden, waarnaar een ieder snakt. De presta-
ties beginnen dan ook bij de arbeiders over ‘het alge-
meen beter te worden.

C. S.
Essen, 15-2-20.

1)
Van ‘de ontwikkeling der ijzerprjzen geeft on’derstaand
overzicht, ontleend aan de ,,Frkf. Ztg.” van
20
Februari j.l.,
een beeld. De prijzen voor
1919
en
1920
zijn de door de
regeering goedgekeurde, waarvan hetgeen hierboven ge-
zegd wordt, geldt.

Ontwikkeling van IJzerprijzen.
(In marken per ton.)

Voor den
1
Jan.
1
Dec.
1
Febr.
oorlog

1919

1919

1920
Hematiet…………
79,50

314.50 1.171,50

2.210
Gietijzer
1 ……….
75,50

250

914,50

1.625
Gietijzer III
………
70,50

249

913,50

1.625
Staal
…………..

69

240

826

1.285
Spiegelijzer ……..
79

250

898

1.360
Ruwe blokken

83,50

265

1.430

2.190
Voorgew. lood

87,50

290

1.465

2.225
Knuppel …………
95

300

1.500

2.280 Plaatijzer
……….
97,50

305

1.508
,

2.265
Profielijzer ……….

112

320′

1.715

2.565
St’.iafijzer
. ……….

98-100 335

1.745

2.600
Waladraad ……….
117,50

350

2.000

,
3.120
Ketelpiaat ……….
105

375

2.260

3.415 Middelsoort blik
.

110

420

2.545

3.865
Fijn blik…………
128

450

3.185

3.935

Om de officieele prijzen te ontduiken verbindt men aan
de aflevering van materiaal het beding, dat de afnemer
goedkoop een hoeveelheid oud ijzer moet leveren,’ dan wel,

SPITSBERGEN.

In het artikel ,,Spitsbergen als Mijnbouwlan’d”
(,,Econom.-Statist. Berichten”, 1918, .blz. 425) werd ‘indertijd uiteengezet, welke economische beteekenis
deze noordelijke eilandengroep geleidelijk heeft ver•

kregen en hoe dringend noodzakelijk het was gewor-
den haar politieken toestand definitief te regelen.
Voorts werd daar meegedeeld, dat deze regeling (be-
staande in een condorninium van Noorwegen, Zweden
en Rusland met waarborgen voor de belangen van
andere staten) op de conferentie te Qhristiania zon
goed als tot stand gekomen was, toen ‘de oorlog de be-sprekingen onderbrak. Ten slotte werd er o’p gewezen,
hoe ongewenscht het zou zijn de kwestie eenvoudig uit

de wereld te helpen door annexatie van de groep bij
een der groote mogendheden (waarop in Engeland van

particuliere zijde sterk werd aangedrongen) en hoe
men dus, bij of na ‘den vrede, in onderling overleg tot

een schikking tusschen de ‘belanghebbenden zou dienen
to komen.

Dit laatste is thans geschied. Voor eenige weken
meldden de bladen, dat te Parijs een verdrag was ge-
sloten, waarbij de zaak tot oplossing werd gebracht.

Dezer dagen hadden wij gelegenheid inzage te nemen
van ‘den nog niet gepubliceerden tekst en naar aan
leiding daarvan deelen wij hier eenige jijzonderheden
mede.

In hoofdzaak komt het verdrag ‘hierop neer, dat
aan Noorwegen, onder vergaande waarborgen voor de
belangen der andere contracteerende partijen, de souvereiniteit ‘wordt gegeven over den geheelen
archipel van Spitsbergen, met inbegrip van het Beren-
eiland (halfweg Spitsbergen en de Noorsohe kust).
De beslissing is dus voor de Noren veel gunstiger
uitgevallen, dan men in 1914 had mogen verwachten;
van een condominium, met al ‘de moeilijkheden, waar-
toe’ dat aanleiding kan geven, is geen sprake meer.
Intussehen is de ,,souvereiniteit” van Noorwegen
over Spitsbergen aan zooveel restricties gebonden, dat
men eerder zou mogen spreken van een ,,’mandaat”;
maar ‘dan n’iet namens den Volkenbond, maar namens
de verdragaluitende staten. Noorwegen mag in geen
enkel opzicht zijn onderdanen boven die der andere

contracteerende partijen bevoor’deelen. ,De belastingen
en de voorwaarden ter verkrijging van grondbezit of

ter uitoefening van eenig bedrijf moeten op de meest
volstrekte wijze gelijk zijn voor allen. Forten of mari-
tieme steunpunten mogen door Noorwegen niet wor-
den aangelegd. De stations voor draadlooze telegrafie
moeten voor allen op gelijke voorwaarden openstaan.
Alle rechten, die reeds door particulieren op Spits-
bergen zijn verkregen worden door Noorwegen erkend.
Het sterkste voorbeeld van de beperking der souve-
reiniteit is echter wel de bepaling, dat het ontwerp
der in te voeren mijnbouw-verordening tevoren aan
elk der contracteerende staten moet worden zneege-
deeld. Indien slechts één hunner het gewenscht acht
een wijziging daarin voor te stellen, zal deze worden
onderworpen aan het oordeel van een commissie, waar-
voor elk der genoemde staten een lid aanwijst. De
commissie zal over ‘dit voorstel bij meerderheid van
stemmen een bindende beslissing nemen.

Aan de conferentie te Ohriitianiâ in 1914 werd
deelgenomén door’alle staten, welke geacht werden bij
Spitsbergen belang te hebben door hun geografische
ligging of hun wetenschappelijke en economische be-
moeiingen ‘in heden en verleden. Met ‘de uitnoodi.ging
voor de Parijsche conferentie is men anders te werk
gegaan. Duitschland was niet vertegenwoordigd, m-
dat het zich thans heeft te schikken naar wat door
anderen wordt beslist. Rusland evensnirj, aangezien er
geen algemeen erkende Russische regeering bestaat.
Aan personen van Russisohé nationaliteit, die op
eeüigerlei wijze bij Spitsbergen zijn geïnteresseerd,

dat een derde of de helft der leverantie ‘geschiedt tegen den
prijs, die aan ‘t buitsnlan’d berekend wordt, terwijl de be-
‘taling in vreemde valuta möet geschieden.

10 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

205

worden echter hij voorbaat dezelfde rechten toegekend
als aan de onderdanen der contracteerende partijen.
Hun belangen zullen voorloopig door de Deensche
regeering worden behartigd. Als nieuwe contractanten
moeten Japan en Italië worden genoemd, wier recht-
streeksehe belangen bij de eilandengroep nihil zijn,
maar die men blijkbaar niet heeft willen voorbijgaan
in hun waardigheid als staten van den eersten rang.
Alle vijf de groote mogendheden behooren dus thans
tot de deelnemers aan het verdrag. Van de kleine
landen daarentegen alleen de meest rechtstreeks geïn-teresseerden: de drie Scandinavische staten en Neder-
land.
Dat ook Nederland in deze zaak werd gekend, was
niet meer dan biflijk met het oog op zijn historische
rechten. Gelukkig heeft onze regeering die rechten
niet door een chauvinistisch vergrootglas beschouwd, zooals sommigen in den lande zouden hebben gewild.
Het feit, dat de eilanden door een Nederlandsche
expeditie zijn ontdekt en tijdelijk een Nederlan’dsche
vestiging hebben gedragen, kan niet opwegen tegen de
– aanspraken der Noord-Europeesche staten, die ze in
den nieuweren tijd tot object van wetenschappelijk
onderzoek en industrieele exploitatie hebben gemaakt
– nadat Nederland en Engeland de groep eenige
eeuwen lang hadden verwaarloosd. Nederland had met
eefi moreele voldoening tevreden te zijn. Terecht heeft
de regeering, blijkens de bekende Spitsbergn-publi-
catie, er prijs op gesteld de verdiensten van Neder-
landsche ontdekkingsreizigers en kartografen ten op-
zichte van de groep, door de wereld op hun juiste
waarde te doen schatten.
Geheel zonder practische beteekenis is het verdrag
voor ons niet. Mochten ooit nieuwe minerale vondsten
er aanleiding toe geven, dat deelneming in den mijn-
bouw op Spitsbergen wenschelijk wordt, dan bezit
Nederland aldaar uitgebreide rechten, welke de andere
kleine staten (en b.v. ook Duitschlan’d) zich eerst nog
zduden moeten verwerven. Vdorloopig ziet het er
intusschen niet naar uit, dat ihet Nederlandsèhe kapi-
taal naar het verre Noorden zal stroomen; dit blijft
een natuurlijk exploitatiegebied voor de Noord-Euro-
peesche landen. Zoowel Zweden als Noorwegen leggen
zich met kracht toe op de uitbreiding van hun mijn-
bouw op Spitsbergen en hopen op deze wijze in steeds
toeneüien’de mate hun behoefte aan bra’dstoffen: te
kunnen dekken.

P. S.

AANTEEKENINGEN.

De toekoms
t van Rotterdam. —.
Vroeg-
tijdig als steeds is het V e r s 1 a g d e r K a m e r
van Koophandel en Fabrieken te Rot-
te r d a ru ook dit jaar verschenen. Het algemeen over-
zicht eindigt met een ‘samenvatting, waarin gewezen
wordt
op
de gevaren, die Europa bedreigen: de
valuta-stand, moeilijkheden bij het vervoer per spoor,
verminder.de arbeidsprestatie, woningbouw’vraagstuk,
terwijl ten slotte de overvloed van circulatie-middelen
wordt besproken.

De samenvatting eindigt met de volgende woorden:

,,Een zware tijd ligt voor ons en Nederland zal den ge.
meenschappeljken strijd om die moeilijkheden te ov,er vin
nec zeker met al zijn krachten medestrij’den.
Ons land en onze stad zullen ‘daarbij mogen trachten
relatief de’ positie te ‘blijven behouden, zoo ‘mogelijk te %er-
sterken, die zij vÔÔr ‘den oorlog in het internationale Ver-
keer zich hadden verworven. Zij zullen intusschen rekening
moeten ‘houden met de nieuwe verhondingen door ‘den uit.
slag van den oorlog ontstaan. Het economisch evenwicht
van Europa is ongetwijfeld meer ‘naar het Westen ver-
plaatst. Evenals aan verminderde welvaart in diet algemeen
zullen ons land en onze stad zich ook aan de groote ver-
arming van het Duitsche ‘achterland moeten aanpassen.
Voor Rotterdam beteekent ‘die achteruitgang van diet
achterland een ‘nadeel, maar zeker niet van die grootte, ‘dat
wij’ons vertrouwen in de toekomst behoevente verminderen.
Onder, voorbehoud van hetgeen boven .werd opgemerkt
omtrent d? noçdza.keljkheid ‘van ‘een erlevend; Europa,
baart de toekomst van Rotterdam geen zorgen. Onze st’ad

bezit, wat niemand haar kan ontnemen, haar uitnemende
ligging, haar groote en diepe havens, bij elk getij toegan-
kelijk, haar ongeëvenaarden Waterweg. Zij heeft zich steeds
weten aan ‘te passen aan ‘de eisohen van het verkeer en zal
dat blijven doen. Het eertijds zoo uitgebreide transi’tover-
keer, waarbij de overl’acling van massale goederen uit stoom-
schip in lichter op stroom p’laeht te geschieden, vorderde
een, voortdurende uitbreiding van het havengebied. Wan-
neer de thans zoo groote aanvoer van stakgoederen blijvend
zal zijn, zal voorzien, moeten worden in meerdere ‘kade-
ruimte en in toenemende behoefte aan loodsen en opslag-
terrein.
In het bijzonder is ‘de behoefte daaraan gebleken in den
laatstèn tijd, nu onze haven, evenals welhaast ‘alle West-
Europeesche ‘havens, ‘met ‘goederen overstroomd is, ‘die –
voor midden-Europa bestemd – in verband met ‘de vermin-
derde koopkracht en de daling van ‘de valuta ‘der centrale
rijken, voorloopig niet zijn doorgevoerd.
Kan aan Rotterdam nimmer ‘de natuurlijke voorsprong,
dien het door zijn ligging en Waterweg op andere havens
heeft, ontnomen worden, het zal de taak zijn niet minder
van reeders, cargadoors en expediteurs ‘dan van het stads-
bestuur te ‘zorgen, dat niet door opdrjving van plaatskos-
ten en van heffingen het blijvend natuürljk voordeel tijde-
lijk door kunstmatige duurte wordt opgeheven.
Hiervoren werd reeds melding gemaakt van de oprich-
ting van verscheidene nieuwe vaste overzeesche verbindin-
gen. Ook voor den goederenhandel zijn nieuwe vooruit-
zichten geopend.
In het bijzonder mag genoemd worden de ontwikkeling
van de katoenm’ark’t hier ter stede, waartoe mede door ‘de Twentsche nijverheid de stoot is gegeven. De Vereeniging
voor den katoenhandel zorgde voor de vaststelling van
conditiën,op Liverpoolschen en Amerikaanschen standaarcL’
Met katoenfirma’s in Centraal-Europa en mèt Zwitserland – waarmede ‘de Nederlan’dsche relatiën zich ook op ander
gebied op verblijdende wijze uitbreiden – zijn betrekkingen
aangeknoopt. Britsche en Amerik’aansohe firma’s vestigden
hier hun kantoren. De onvoorziene, geweldige en plotselinge
ophooping van katoenaanvoeren deed maatregelen voorbe-
reiden om de opslagruimte van het reeds bestaande Katoen-
veem ‘te vergrooten en gaf aanleiding tot de oprichting van
andere veemen voor den opslag van dit artikel.
De Nederlan’dsche nijverheid heeft gedurende ‘de oorlogs-
jaren tot haar voordeel geleerd, ‘dat zij in staat was meer
te presteeren dan vöôrdien’ ‘gedacht werd. Zij heeft zelve
producten leeren vervaardigen, die voorheen uitsluitend uit
het buitenland betrokken werden. Ook te Rotterdam ver-
schenen nieuwe industi-ieele ondernemingen, ‘die zich aan-vankelijk in voorspoed mogen verheugen. Zij zullen moeten
toonen of zij iu staat zijn ‘de mededinging der buitenland-
sche ‘industrie het hoofd te bieden.
Een moeilijke tijd ligt
voor:
ons. De toekomst wordt door
velen donker ingezien. Maar de moeilijkheid, gelegen in.
het overwinnen van de bezwaren, die de tijusomstandi’g-
heden medebrengen, en, in het zich aanpassen aan nieuwe
toestanden wordt – als bij allen arbeid – kleiner naar-
mate ‘de krachten’ ‘toenemen. Wij waj-en het ‘wel wat gemak-
kelijk gewend ‘in ‘de laatste jaren vSÔr den oorlog; maakt den overgang grooter. Of men zich echter door het lot.laat ‘tei-neerslaan ‘dan wel zich er aan omhoog heft, is
een kwestie van wi’l,misschien ook van volksaard.
De Nederlanders zijn van oudsher een zeevarend volk,
gewend tegen den wind in ‘te zeilen, tegen den stroom op
te roeien. Mogen zij ‘bij tegenwind, en tegenstroom hun
kracht toonen.”

In het verslag komen verder over verschillende
kwesties nog belangwekkende beschouwingen voor,
‘die in volgende nummers ‘vermelding zullen vinden.

Raad van Arbitrage voor Metaczlnij-
v er h e i d e n -H a n d e 1.–
Van het Secretariaat
van bovengenoemden Raad ontvangen wij een com-
muniqué, waaraan het onderstaande is ontleend:

De Raad van Arbitrage voor Metaalnijverheid en -Handel,
die zich beschikbaar stelt, om mede te werken tot een
.goede beslissing van geschillen in de Nederl. Metaalnijver-
heid en -Handel, is opgericht in ‘navolging van den Raad
van Arbitrage voor de Bouwbedrijven, die in zijn 12-jarig
bestaan zoo goede ‘diensten heeft bewezen. Oprichtende, in de Statuten genoemde Constitueerende Vereenigingen zijn: de Maatschappij van Nijverheid, de Vereeniging van Delft-sche Ingenieurs, de Vereeniging van Nederl’andsche Werk-
gevers, de Han’delsvereeniging van Metaalindustrieelen en’
de Orde van
,,,, Nederlandsche Raadgevende Igenieurs.
De ‘vijf bovengenoe±de ‘Yéréenigingen wijzen elk aan
15 leden in de Comissie. van Arbitrage, nominaal ;dus be.

206

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Maart 1920

staande uit 75 leden en vertegenwoordigende de verschil-
lende takken van de Nijverheid en Handel in metalen en
werktuigen met inbegrip van de electrotechniek. Uit deze
Commissie van Arbitrage moeten de scheidslieden worden
gekozen. Bovendien wijst iedere vereeniging aan 3 leden in
den Raad van Arbitrage, die het algemeen bestuur
vormt, terwijl het Dagelijkseh Bestuur bestaat uit zIen
Voorzitter en twee leden. Thans wordt dit gevormd door
den Voorzitter van den Raad, den heer Ir. B. M. Gratema
te ‘s-Gravenhage, en de heeren Ir. L. H. N. Dufour te
‘s-Gravenhage en Ir. S. H. Stoffel te Delft.
De Raad wordt bijgestaan •door een rechtsgeleerden
secretaris, die tevens ambtshalve secretaris is ‘van ieder
scheidsgerecht. Als zoodanig werd benoemd de heer Mr.
W. F. Wery.
De werkzaamheid van den Raad strekt zich uit tot ge-
schillen in de Metaalnijverheid en -Handel, waaronder ook
wordt begrepen de Metaalnijverheid en -Handel, die zich
meer speciaal beweegt op het gebied der electrotechniek.
Uitgezonderd alleen zijn zuivere arbeidsgeschillen, dus ge-schillen tussehen arbeider en werkgever.
Het aantal schei•dslieden bedraagt een of drie al naar
gelang het geschil loopt over een som beneden of boven de

f
2000,
van welke bepaling echter met onderling goed-
vinden kan worden afgeweken.
De benoeming van scheidslieden geschiedt uit de Com-
missie van Arbitrage door partijen in onderling overleg.
Wanneer zij echter in deze niet tot overeenstemming kun-
nen komen, geschiedt ‘de benoeming door het Dagelijksdh
Bestuur van den Raad, dan echter van alle scheidslieden
en niet alleen van dengene waarover geen overeenstemming
bestaat.

De Raad van Arbitrage geeft in verband met een
en ander in overweging onderstaande clausule in

contracten op te nemen:
Alle geschillen en vorderingen, (daaronder begrepen
die geschillen, welke slechts door een der partijen als zoo-
danig worden beschouwd, alsook het enkel uitblijven eener
betaling) welke naar aanleiding van deze overeenkomst
tussehen partijen mochten ontstaan, of naar aanleiding van
overeenkomsten, welke daarvan het uitvloeisel mochten
zijn, zullen met uitsluiting van den gewonen rechter wor-
den onderworpen aan het oordeel van een scheidsgerecht.
Dit scheidsgerecht wordt benoemd overeenkomstig de Sta-
tuten van den Raad van Arbitrage voor Metaalnijverheid
en -Handel, en doet met inachtneming van de Statuten
van dien Raad uitspraak.
Voor bestekken daaraan nog toe te voegen: De onderwerping van een geschil aan het oordeel van
het scheidsgerecht geeft den aannemer niet de bevoegdheid
de werkzaamheden te staken. Staking der werkzaamheden ‘door ‘den aannemer geeft de
directie het recht, om nadat de aannemer behoorlijk is aan-
gemaand in de werkzaamheden voor diens rekening te voor-
zien, behoudens de verrekening, waartoe het scheidsgerecht den aanbesteder eventueel zal verplichten. Gecollationneerd
bericht per telegraaf of bericht per aangeteekenden brief
geldt als behoorlijke aanmaning.
Wanneer ‘door het oponthoud, verbonden aan de
scheidsrechterlijke beslissing, nadeel wordt veroorzaakt, kan
het scheidsgerecht bepalen, dat ‘door de partij, die in het
ongelijk wordt gesteld, dat nadeel zal worden vergoed.

De Secretaris Mr. W. F. Wery, Frankenstraat 102,
te ‘s-Gravenhage, is gaarne bereid omtrent den Raad
inlichtingen te verschaffen, alsmede de verschillende

du1wei

keri. van
den
Raad toe te zenden. –

BOEKAANKONDIGING.

Die ‘Englische Kriegsgefahr-Ver-
sicherung in der See-Versicherung,

door Otto Pauly. Berlijn 1919.

Voor de reeks van ,,Arbeiten zum Handels-Gewerbe-

und Landwirtschaftsrecht”, die uitgegeven wordt door
Prof. Heymann te Berlijn, heeft de heer Otto Pauly,
assurantiemakelaar te Hamburg, een boek geschreven
over de Engelse molestverzekering, een geschrift,
dat ook hier de aandacht verdient. Zij, die zicb jute-

resseeren voor het Engelse verzekeringsrecht, zullen
het van hun gading vinden, doch ook tegenover de

leken op dit gebied mag deze uitgave worden vermeld.
Een kompilatie van rechtsregels en gebruiken, samen-
gesteld door iemand ,,uit de praktijk”, verdient al op

zichzelf waardering; en een in 1918 geschreven Duitse
studie over de Engelse Zeeverzekering getuigt boven-
dien van .energie eis van een ‘frisse koopmanskijk.

Wie zich, in Nederland,
op
de hoogte wil stellen

van het Engelse assurantierecht, zal daartoe niet in
de eerste plaats een Duits werk opslaan. Toch is het
ook voor ons belangrijk om de Engelse bepalingen
eens te zien ‘door de bril van een Duitse koopman, en
bovendien vormt het boek van Pauly een zo zorgvuldig
semengostelde verzameling van gegevens, op de
Engelse molestverzekering betrekking hebbend (wet-
geving, rechtspraak, gebruiken), ‘dat het aan menige
vakman hier te lande diensten zou kunnen bewijzen.

Het gehele geschrift is sober gesteld; het gaat niet
ver beneden de oppervlakte, maar het ‘geeft blijk door
een kenner van het vak geschreven te zijn.
In zijn inleiding voorspelt de schrijver, dat de
Engelse handeisgebruiken in de toekomst ruime toe-
passing zullen vinden, en hij veronderstelt daarom ‘dat
zijn land- en vakgenoten voor zijn onderwerp belang-
stelling zullen koesteren. Hij bepei-kt zich tot de
molestverzekering, omdat de behandeling van het

Engelse verzekeringsrecht als geheel, te omvangrijk
zou worden en ook omdat daarvoor misschien
niet
vol-
doende belangstelling zou bestaan.
Deze redeneering doet vreemd aan. Want als men
een
ruime
toepassing verwacht van de Engelse ban-
delsgebruiken, dan moet men toch al een zwarte pessi-
mist ‘zijn om daarbij inzonderheid aan de molestverze-
kering te denken. Het is alsof men tot beter begrip
van hetgeen de techniek ons
bij
de wederopbouw yan
de wereld brengen zal, studie ging maken van de ver-schillende soos tea van afweergeschut tegen vliegtui-gen. Had de schrijver niet op deze wijze de keuze van
zijn onderwerp gemo-tiveei-d, men zou over zijn keuze
volstrekt niet verwonderd geweest zijn. Er is alle aan-
leiding juist nu over molestverzekering te schrijven en
daarover gegevens te verzamelen. Immers de stof ligt
opgehoopt vôôr ons, in hoeveelheden als wij nooit te
voren hebben gezien, en uit wetenschappelik en histo-
ries oogpunt is het voor de bewerking van deze materie
zeker het goede ogenblik. Doch hoe dan ook deze uit-
gave gemotiveerd moge zijn, van waarde is hij zeker.
Ook van praktiese waarde. Want de grondslag van het
geschrift is het Engelse assurantierecht, en tot het
beter begrip van dit recht kan ook dit werkje bijdra-
gen, al komen zijn illustraties alle uit, het gebied der
molestverzekering. R. M.

Die Nationalisiering der KriegsnsiZ-
liarder&, von Heinrich Dietzel.
Tübingeu,
J.
0. B. Mohr, 1919, 37 pag.

In deze brochure (Eine Behandlung des von der Breslauer Fakultiit der Rechts- und Staatswissen-
schaften gestellten Themas: ,,Wahres und Falsches
an der zurzeit viel gebrauchten Redewendung ,,Das
Geld bleibt isa Lande”)” levert de bekende ‘hoog-
leeraar Heinrich Dietzel uit Bonn een zeer te waar-
deeren bijdrage tot den nog steeds niet geluwden
strijd over de financiering van den oorlog. Het gaat
hier om de voor- en nadeelezi, die er voor Duitschland
uit voortsproten, dat de oorlogsieeningen geheel in
het binnenland geplaatst wer.den; de bespreking van
de vraag, in welke mate de oorlog ‘door leeningen en
belastingen gefinancierd moest worden,
blijft
in dit
geschrift achterwege.

Scherp wordt ‘door Dietzel de meening afgekeurd,
welke zegt, dat ,,die Milliarden strömen uur aus einer
Hand in die andere … in breitem und schnellem
Strome vom Staate z.ii ‘den. Einzelnen…. Immer die-
selben Mittel können so vom Staate in bestimmten
kurzen Fristen für seine Bedürfnisse von neuem
herangezogen werden. Es kommt nur darauf an, die
sen Umlauf in seiner Geschiossenheit und Geschwin-
digkeit zu erhalten; dann erniihrt der Krieg sich
selbst für fast unbegrenzte Zeit… .” (

blz. 4.) Zeer
terecht stelt Dietzel daartegenover
zijn
eigen mee-

10 Maart. 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

207

nin-g die een geheel ander beeld geeft-. ,,Je langer der
Krieg -dauert, desto schwerer wird, wenn auch alles
Geld im Lande ‘bleibt, die Volkswirtschaft betroffen.
Der Krieg ernkhrt sich nicht selbst; er ernëhrt nur
cme Minderheit auf Kosten des Rests.
»
Je l.nger der Krieg dauert, desto grösser ‘wird
die Quote der nationalen Arbeit, welche direkt oder
indirekt, an der Front oder hinter der Front, gebun-
den wird für einen unproduktiven Zweck. Desto
mehr sinkt das derzeitige Realeinkommen des Volks.
Desto mehr schwin.det auch sein Realvermögen em….
Je naehr aber das Realvermögen einschwindet, desto
mehr geht auch das Realeinkommen der Zukunft
herab. Je langer ‘der Krieg daue’rt, desto iirmer wird
das Volk.” (blz. 9 en 10.)
In korte trekken wordt uiteengezet hoe de produc-
tie van Duitschland om in de oorlogsbehoeften te
voorzien in ‘geheel nieuwe banen gedreven moest wor-
den, terwijl Engeland, als gevolg van de plaatsing
van een deel zijner oorlogsleeninigen in den vreemde,
veel oorlogsbenoodigdheden uit het buitenland be-
trekken kon. Hierdoor bleven ‘die takken van pro-
ductie, welke voor den oorlog de basis van Engelan’ds
economische kracht waren, veel meer op peil, ‘dan de overeenkomstige Duitsche industrieën.
De arbeidsinspanning is op die wijze in Engeland
even groot als in Duitschland, doch alleen met dit
verschil, ,,dass Deutschlands Arbeitsenergie sich leider
im -aligemeinen schiechter lohnt, als die Englands,”
zooals Dietzel •het uitdrukt. (‘blz. 14.)
Door ‘dit verschijnsel is ook te verklaren, -dat de
vezschuiving der vermogensverhoudingen, wellicht
het gevaarlijkste economische gevolg van den oorlog,
in Duitschland sterker tot uitdrukking ‘kwam dan
elders.
Na een bespreking van de ‘beteekenis van de be-
sparing op het gebruik van misbare vreemde artike-
len en van de ,,Ersatzstoffe”, ‘komt Prof. Dietzel tot
de conclusie, dat de ,,Nationalisierung der Kriegs-
milliarden” een zeer ongunstig verschijnsel voor

Duitschland was.

ONTVANGEN:

Jaarverslag 1919
van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken te Rotterdam.

Les Indes Hollandaises”.
Revue commerciale et
economique, publiée -deux fois par mois. Editeur-
Directeur A. A. v. d. Kolk, Buitenzorg. No. 1,
15 Dec. 1919.

Een nieuw ‘koloniaal’ blad, ‘dat tweemaal per maand zal
verschijnen en waarvaa’het eenig doel is, blijkens een bij-
gaand prosjectus, propaganda te voeren voor het aanknoo-
pen van betrekkingen tusschen N.-L en het buitenland,
waarmede ‘in ‘t bizonder Frankrijk wel bedoeld zal zijn.
De artikelen zijn in verband hiermede van inlichtenden
aard. De ‘directeureigenaar van het ,.Nieuws v. d. Dag
v.
Nederl.-I’ndië”, vestigt de aandacht ider Fransche industrie,
waarvan het prodact volgens hem ,,est et restera le premier
du monde,”
op
N.-I. als afzetgebied. Verder bevat ‘het goed
geïllustreerde blad noteeringen van goederen en wissel-
koersen.

INGEZONDEN STUKKEN.

DE DIVIDEND- EN TANTIEMEBELASTING.

Naar aanleiding van de beschouwing van ‘den heer
J. H. Rosenboom in het vorig nummer, zou ik willen
voorstellen eerst een normale berekening te analysee-ren, teneinde de oplossing van het abnormale geval te
vinden. Een normale berekening ‘doet zich vÖor ‘bij een
voor tantième-uitkeering beschikbare som’ van f750.
– De berekening is dan deze:

– 100
dn

taxitièmjst komt toe 10905
maaif7SO,—isf
68.7,76

derhalve aan den fiscus 9,05 % v. ,, 600.— is,, ‘54,30

f
742,06
zoodat nog overblijft…
………………. …
7,94

hetwelk aan den tantièmist kan worden uitgekeerd
zonder dat dit ‘de belasting verhoogt: hij krijgt dan
immers
f
695,70. Mocht het restant zoo groot zijn, dat
het, bij geheele uitkeering aan den tantièmist het ge-
notene zou doen
stijgen
boven het naastliggende veel-voud van
1
100 ‘dan zal men ‘het aan den tantièmist
uit te keeren bedrag moeten beperken tot op
f 0,01
on-der dat veelvoud. Er kan dan in enkele gevallen
nog een ,,onver-deelbaar” restant overblijven, .dat niet
uitgekeerd kan worden omdat de over, het volgende
honderdtal versohul’digde belasting niet, beschikbaar
is. Dit onverdeelbare restant, dat nooit grooter zou
kunnen zijn dan
f
9,05, zou dan aan •de N. V. ten
goede moeten komen als onverdeelde winst (of onver-
deelde tantièmes).

Bij een beschikbaar bedrag van
f
650 krijgt men
dus:
100
tantièmes

x
f
650,— …………..
f
596,06
109,05
fiscus 5 x
f
9,05 ……………………..45,25

f
641,31
Van het restant ad
f
8,69 kan dan nog f3,93 aan
den tantièmist komen, ‘die dus
f
599,99 ontvangt, ter-
wijl
1
4,76 op ,,onverdeelde tantièmes” worden ge-
boekt. Dit kan desnoods met het geheele bedrag van

f
8,69 geschieden, maar ‘dit lijkt mij minder juist.

B. SCHENDSTOK
Jr.

N a s c h r i f t. Naar mijne meening geven boven-
staande beschouwingen geen oplossing van de moei-
lijk-heid. De tautièmist toch heeft recht op uitkeering
van het hem bij de statuten toegekend tantième, ver-
min’derd met het bedrag -der belasting. De N. V. mist
de bevoegdheid daarvan een gedeelte in- te houden’
ten bate van de winst, resp. van de tantièmes van een
volgend jaar, zooals wordt voorgesteld.

J.
H. ROSENBOOM.
‘s-Gravenhage, 2 Maart 1920.

MAANDCIJFERS.

NEDERLANDSCHE HANDELSSTATISTIEK.

Hierachter vindt men opgenomen de cijfers van in-
en uitvoer in Nederland gedurende de maanden Juli
tot en met December 1919, -waarnaast ter vergelijking
de overeenkomstige cijfers voor 1918 zijn afgedrukt,
voor beide jaren samengesteld aan de hand van de-
maandelijksche publicaties door het Centraal Bureau
voor de Statistiek uitgegeven. De getallen zijn afge-
rond op duizenden k-ilogrammen.

Tengevolge van de wijziging in de – opstelling der
statistiek, was het niet mogelijk de oude groepeerin-g
der artikelen geheel te behoucn.

,,Garens, van wol en van wol met andere bestand-
deelen” waren niet te splitsen. Wellicht heeft men
hier ‘met een wat juister omschrijving’ te doen. Het-

zelf de -is het geval met ,,gedistilleerd en spiritus”.
,,Hout” omvat thans ook (het onbelangrijke) vcrfhout.
Wegens de ver ‘doorgevoerde specificatie werd alleen

het belangrijkste leder-artikel ni. ,,zoolleer” opgeno-

men. Vervallen is de groep ,,Chemische producten”,

die een zeer groot aantal minder omvangrijke artikelen

omvat en ‘in haar plaats

zijn -gekomen ,,So’da en
potasch”. Eveneens ‘verviel ,,Manufacturen n. a. g.”,

-aangezien thans alle manufacturen gespecificeerd

worden ôpgegeven. ,,Cacao en Chocolade” werden als

producten, waartusschen geen scherpe grens te trek-
ken is,’ samengevoegd, terwijl ,,Weefsels en Stoffen

van laken” en ,,ibidem van flanel” vervangen werden

door ,,Weefsels en Stoffen van wol” volgens ‘de nieuwe

opstelling der statistiek. Nieiw -zijn ,,Oacaoboonen”
en ,,Oud ijzer”.

In -de volgende aflevering hopen wij do ‘voor het

geheele jaar-samengestelde en groepsgewijze- berekende
cijfers op te nemen. –

208

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN,

10 Maart. 1.920

Afgerond
in duizenden kilogrammen.

JULI
.

AUGUSTUS
SEPTEMBER

Artikelen
Invoer
Uitvoer
Invoer
Uitvoer Invoer
Uitvoer

1918
1

1919
1918
1919
1918
1919
1918
1919
1918
1

1919
1918
1

1919

Aardappelen
4
2.607
12.568
54.740
0
25
198
63.140
1
15
22
961
Aardappelmeel
0
25
0
1.694
0
290
0
1.010
1
0
0
699
Aardew. en porsi
981
1.095
260
3.182
969
1.606
317
4.717
755
2.074
354
3.924
geen tegels
Bier

……….
11
10
4
1.131
11
9
1
1.565
21
22
6
1.422
2
0
0
1.599
0
0
0
843
0
0
0
2.098
Cacao en choc
0
144
0
1.134
31
138
0
2.110
.

0
24
0
2.239
Boter …………….

Cacaoboonen
8)

4.672

49

4.508

456

7.129
.


433
Cement en tras
12.044
20.965
2
0
11.348
31.965
0
.

2
12.569
31.661
1
4
Chilisalpeter
.
0
2.288
0
0
0
260
0
0
0
254
0
0
Copra
0
9.475
0
0
0
15.258
0
0
0
13.855
0
0
Eieren
0
0
0
0
0
0
0
S
0
28
0
1
Garens v. katoen
5
2.262
1
81
0
2.562
0
76
39
2.385
0
156
v.wol’)..
0
100
0
67
.

0
105
0
26
0
87
0
4
v.vlas,henn
79
34
5
11
16
75
0
10
51
147
5
1
Gedist. en spir
11
182
1.019
1.537
5
244
188
1.849
8
279
487
2.865.
200
39.176
0
0
200
41.664
0
0
550
7.334
0
17
0
5
118
90
0
0
129
138
0
0
110
149
Glas en glaswerk
1.074
653
921
3.222
1.269
1.625
169
4.373
1.066
2.006
367
4.207
0
12.288
0
4
0
4.052
0
1.457
0
4.783
0
79
63.025
67.652
0
8.361
18.980
122.270
0
4.062
87.845
138.130
130
4.581
Huiden en vellen
0
1.782
88
1.733
15
2.085
0
3.248
.

0
.1.831
347
4.826

Gerst …………..

Kaarsen
0
14
0
1
0
22
0
36
0
11
0
102

Gist

……………..

0
0
1.091
1.919
0
1
911
1,273
0
0
323 211

Haver ……………
Hout

………..

Katoen
2)
en afv
188
4.340
0
309
.

0
3.156
0
496
0
4.662
0
694
Kinabast
17
0 26
6
0
0
5
6
0
0
23
7
Kleurst.enverfw
1
2013
0
1.675
2
3.954
0
.
1.474
3
2.781
1
1.153
Klinknagels enz
175
542
3
.
27
75
520
0
145
113
884
.

0
78

Kaas ……………..

Koffie
45
8.516
0
285
688
7.828
0
2.095
1.266
4.566
0
2.728
Koperenkoperw
22
1.318
0
42
70
863
0
50
27
801
0
36
Lijnolie
0
142
1
1.750
1
1
0
1.108
8
.

25
0
1.991
Lijnzaad
0
1.530
0
152
0
27.849
0
0
0
16.966
0
0
Lood en loodwerk
0
1.439
.

0
20
0
1.341.
0
117
100
357
0
127
2.651
7.813
449
1.738
2.352
8.970
75
1.670
2.581
11.297
292
2.401
MaIs
8)
3.342
25.668
0
0
1.161
404.092
0
0
0
20.806
0
268
l.lachines

……..

Man. modewaren
67
98
0
20
34
132
0
19
46
133
0
22
,,onderkleeding
4

.

166
0
27
8
103
0
65
5
153
0
41
,;dekens v. wol
0
0
1
1
0 1
0 5
0
1
0
4
Marg. geen ruwe
0
2
9
5.427
0
228
1
4.929
0
0
1
7.443
Paimpitten
.
0
0
0
0
0
2.526
0
0
100
6.328
0
0
586
1.761
8.887
14.223
608
2.309
3.704
13.545
870
3.414
7.248
15.164
Petroleum
12
25545
1
4
0
0
1
8225
5
21.730
0
4.177
Papier

………..

Rails ènz
37
10.404
0
18
59
6.016
0
2.808
174
7.416
0
142
0
218
1
0
0
6.380
0
0
0
559
0
0
Rijv. en onderd
18
309
0
9
.

27
359
0
22
37
487
0
21
6.107
7.570
0 0
3.060
5.900
0
0
5.664
710
0
61
Runderen
8)

0
18
0
4.864
0
0
0
5.662
0
0
0
1.383

Rijst

…………….

Schapen
)
0
0
0
908
0
.

0
0
2
0
5
0
0

Roggei)

………

Sig.ensigaretteu
0
375
20
1.271
1
203
111
1.501
0
418
57
934
Soda en potasch

2.439

15

3.775

5

2.778
54
Staal.enijzerw.
6
)
2.296
8.193
101
697
2.4(12
9.335
63
3.462
2.223
10572
0
1617
Steenkolen enz.j
27.668
513:626
12.005
6.138 76.389
274.026
6.561
5.813
134.223
242.844
18.936
7.539.
Suiker, basterd
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0 0
beetw. (ruwe)
0
0
0
0
0,
0
0
202
0
0
0
1.697
riet (ruwe)
0
9.539
0
0
0
11.427
0
2334
0
2.717
0
10
Tabak
0
12.400
0
1.000
10
11.947
0
4.265
141
15.697
0
5.072
Tarwe
2
)
9.615
21.907
35
4
5.594
29.272
14
1
7.141
30.004
27.
1
0
3.044
0
706
0
3.469
0
1.233
0
5.235
0
12.35
Tiublokken
0
360
0
0
0
149
0
49
0
485
0
3
Thee

…………..

Varkens)
0
0
0
6
0
.

0
0
102
0
.

0
0
23
136
513
63
13.681
2
1.675
90
20.017
484
1.463
14
31.150
0
0
644
0
0
0
254
0
8
0
948 Vleesch
Q
1.951
49
3.761
2
5.775
0
2.629
1
5.100
0
753

Visch ………..
Vlas

………..0

Vruchten
7
)
15
569
1.459
10.649
2
797
8
11.940
5
1.732
0
8501
71
2.520
9
401
471
2.602
0
634 924
2.045
1
1.129
Wijn

…………
Wol

………..
68
1.859
0
33
0
814
0
323
0
566
0
503
Weels. en
24
60
0
3
2
48
0
1
3
21
0
1
van zijde
van katoen
58
485
.

41
900
8
407
5
.
998
.

5
418
1
.
880
v.vlas,henn
0
.

11
0
3
0
S
0
2
.

0
16
0
1
V.
wol
0
156
0
231
0
192
0
218
0
255
.

..

0
71
IJz.en staal(ruw)
2.830
3.635
0
0
1.360
2.052
,

0
110
951
4.200

0
280
,,plaatensmeed
9.334
42.870
1
31
7.626
41.630
0
215
8.921
38395
7
327
,,buizer
1.607
2.220
0
86
584
3.882
5
194
807
2.612
0
38
Oud ijzer

3.911

14.489

1.718

15.381

1.687

13.131
Zinkenzinkwerk
.

3
554
0
268
.0
1,389
0
575
1
1.598
0
456
Zoolleer
0
1.025
0
25
0
892
0
1
0
393
0
3
Zout

………..
.12.659
8.304
0
746
10.004
22.510
0
413
14.951
19.082
.0
281

1)
En van wol met
andere
bestandd.
2)Ruwe.
2)
Inci.
bloem
en meel
naar. verhoud.
3 :4.
4)
.Qmvat
ook
.

bruink.,
cokes en,
brikett van bruink
en steenk
5)
Stuks
6)
Zie
ook IJzer
7)
Ook
gedr

maar
geen zuidvruchten
8)
Voiig
jaar
niet afz
opgegev

10′ Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

209

Afgerond in duizenden kilogrammen.

OCTOBER
NOVEMBER
DECEMBER

Invoer’,
Uitvoer
Invoer
Uitvoer
Invoer
Uitvoer
Artikelen,

1918
,

1919
1918
1919
1918

1

1919
1918
1919
1918
1919
1918

1

1919

S
42
7

2.937
2
2
19
33.600
0
80
10
58.545
Aardappelen
0
275
2
791
0
0
0
1.507
0

0
0
5.495
Aardappelmeel..

502
2.102
925
2.988
.365
2.498
133
3.226
469
2.542
159
2485
‘Aadew.
en porsl.
,
geen tegels
3
20
2
1.601
1
100
5
1.568
1
172
240
.
1.349
Bier

……….
0
1
0
2.260
0
237
0
445
0
36
23
1.256
Boter ……….
0
41
0
3.029
0
65
117
2.270
0
177
144
1.593
Ca&ao en choc..

5.291

982

.3.836

670


2.500

310
Ca&ioboonen..
6)

11.211
39.835
0
‘0
14.865
83.720
0
4
14.425
84.093
0
9
Cement en tras
0
25
0
5
0
7
0
,

0
0
14.485
0
0
Chilisalpeter
0
6.934
0
0
0
19.820
0
29
0
8.388
0
0
Copra
0
32
0
1 0
5
0

2

0
0
0
1
Eieren

……..
20
2.912
0
191
,
0
2.790
0
148
.

2
2.860
5
102
G
arens v. katoen
0
147
0
4 0
170
0
0
0
241
0
0
v.wolt)….
24
118
2
3
9
108
1

8
6
69
4
20
,, v.vlas,henn.
2
897
402
2.324

1
784
.

242
2.438
25
817
531
1.742
Gedistili. en spir.
0
104
0
52
500
1.229
2
243
0
263
0
397
Gerst ……….
0
0
120
176
0
0
102
196
0
0

124
218
Gist

……….
1.255
2.275
483
4.031
755
1.867
987
4,032
1.116
2.345
328
4.573
Glas en glaswerk
o
1.267
0
0
0
2668
3
,

,,0
1
3.535
3
210
Haver ………
113.081
99.203
62
7.119 85.386
73.126
0
8.846
111.860
91.313
0
5.672
Hout ……….
o
1.765
0
2.053
1
1.469
20
1.961
44
2.745
0
1.871
Huiden en vellen
0
14
0
408
0
2
0
508
1
21
0
201
Kaarsen …….
0
2
61
823
0
6
4
1.396
0

10
14
1.993
Kaas

……….
0
3.607
0
879
0
1.945
0
703
0
3.294
0
821
Katoen!) en afv.
0

24
4
19
0
41
2
24
0
’64
1
31
Kin abast

……
3
1.885
0
684
6
1.219
1
.637
3
,
1490
0
1.481
Kleurst.enverfw.
337
906
0
101
578
833
2
204
484
1.183
1
107
K.litiknagels enz.
288
4221
0
3.357
12
4.015
0
2.735

301
3.324
0
1.587
Eoffie ………
37
703
0
30
51

531
0
100
4
550

0

19
Koper en koperw.
6
12
0
4.250
.

0
8
0
3.514
0
41
70
1.963
LAjnolie ……..
0
17.706
0
0
0
16.016
0
2
80
4.829
0
1.002
Lijuzaad

……
0
891
0
11
0
1.206
0
7
0
671
0
505
Lood enloodwerk.
3.208
12.026
140
1.591
2.478
10.306
208
16.965
2.607
10.618
796
1.968
klachines

……
0
16.662
0
320
0
53.849
0
20
1.000
48.477
0
412
Maïs
8)

35
184
0
.

26
24
221
0
63
27
224
0′
13
Man. môdewaren
0
220
0
1.236
0
216
0
53
0
239
0
22
,,onderkleeding
0
1
0
1
0
2
0
1 0
1

0
0
,,dekens v. wol
0
15
1
11.919
0
0
0
12.897
0
12
2
10.279
Ilarg. geen ruwe
0
3.954
0 0 0
4.342
0
0
0.
2.350
0
0
Paimpitten
1.910
5.511 4.103
22.729
4.298
4.917
3.737
17.668
2.598
5.873
4.228
15.002
Papier

……..
17
18.997
1
1.628
0
8.715
2
45
3
29.529
0
15
Petroleum ……
11
7.878
0
192
300
6.175
0
641
157
9.577
111
446
Rails

enz…….
4
754
0
0
0
753
0
1

4
328
0
0
Rijst

……….
20
579
0
49
26
.
499
0
56
21
491
0
61
Rijw.
en onderd.
1
491
0
4.969
1
10.486
0
6.328
0
508
0
908 Rogge

)

…….
0
0 0
550
22 0
0
203
0
6
15
349
Runderen
)
0
4
0
0
0
30
0
6
0
0
,

0

1
Schapen!)

…..

o
468
47
1.358
0
389
69
581
0
665
697
423Sig.ensigaretten


3.898

42

1.824

59

982

35
Soda en potasch
2.955
11.298
106
2317
2.183
,
10.352
40
1.438
2.433
10.380
428
915
Staal en ijzerw.
0
)
104.931
349.388
8.960
23.679
46.591
396.127
16.451
20.504
35.229
206.471
5.554
7.569
Steenkolen enz.
4
)
0 0 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Suiker, basterd
0
0

0
50
0
0
0
1.734
0
0
0
0
,, beetw. (ruwe)
3
5.198
0
149

0
6.664
0
371
0
2.374
0
,

0
,, riet (ruwe)..
123
17.922
0
6.881
1
1
13.584
0
5.052
0
19.765
0
3.935
Tabak

………
23
63.476
15
250
1
48.167
13
255
38.202
38.986
1
44
Tarwe
8
)
…….
506
2.434
0
1.557
134
1.185
0
1.414
0
2.844
0
1.584
Thee

……….
0

75
0
194
0
303
0
267
0
1.287
0
253
Tinblokken
0
8
0
27
0
3

0
11
0
4
0
5
Varkens
6
)
…….
268
825
7
82.828
3.368
537
4
25.087
8.320 164
58
14.536
Visch ……….
O
40
0
1.431
0
64
0
805
0
12
0
959
Vlas

……….
0
2.917
3
3.784
0
4.498
2
1.722
0
1.931
6
4.097
Vleesch ……..
1
1.960
0
15.328

0
491
1
14.796
‘0
648
16
4.017
Vruchten
7)

603
2.070
0
829
340
1.818
0
757
560
1.629
102
288
Wijn

……….
0
978
0
412
0
1.739
0
452
0
1.015
0
359
Wol

………..

28
10
0
0
26
14
0
2
.2
18
0
2
Weefs. en stoff.
van zijde
49
444
1
1.747
16
577
2
1.249
5
607
197
1.231
,, van katoen.
0
10
0
2
0
10
0
1
0
16
1
5
,, v.vlas,henn.
0
273
0
572
0
339
0
72
0
821
0
79
,,

V.
wol
1.510
3.926
0
0
3.945
4.012
5
80
2.512
3.264
23
0
IJz. en sta al(ruw)
9.380
46.852
*

0
632 5.354
39.155
0
597
5.266
30.088
0
594
,,plaatenémeed
594
3.954
0
39

806
4.139
0
27
547
4.201
17
41
,,buizen ……

3.069

9.694

2.586

11.180

1.155

9.971
Oud ijzer ……

0
1.334
0
.
481
’36
835
52
819
8
646
17
522
Zinkenzinkwerk

o
397
0
0
.

0
184
0
91
0
107
0
9
Zoolleer……..

6.949
22.511

0
420
8.570
12.670
0
434
8.053
8.367
0
817
Zout

……….

1)
En’van
wol mt
andezie
bestandd.
2)
Ruwe
“3)
Incl.
bloem
en meel
naar verhoud.
3 :4.
)
Omvat
ook
bruink., cokes en

brikett.
van bruink.
en steenk.
)
Stuks.
)
Zie
ook Ijzer.
7) Ook
gëdr.,
maar geen
zuidvruchten.
8)
Vorig
jaar
niet afz. opgegev.

0
210

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Maart 1920

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent Cijfers nog niet ontvangen

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

N d ~Vrsch.

Disc.Wissels.
44 1Juli’15
Zweeds.R.ksbk6
12Juni’19
Bk Bcl.Binn.Eff.4
1Juli ’15
Bk.v.Noorw.6-64
18Dec. ’19 in R.C. 54
19Aug.’14
Zwits. Nat. Bk. 5
21Aug.’19
Bk. van Engeland 6
6Nov.’19
Belg. Nat. Bk.
34
6Oct. ’19
Duitsche llijksbk.
.5
23Dec. ’14
Bank v. Spanje 5
12Nov.’19
Bk. van Frankrijk 5
21Aug.’14
Bank v. Italië.5
10Jan.’18
Oostenr. Hong. Bk. 5
12Apr.’15
F.Res.Bk.N.Y.44-54

Nat. Bk. v. Denem. 7
21Nov.’19
Javasche Bank
34
1 Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn Part.
Parijs
jrt.
N. Yorh
Cail-
Part.
Prolon-
disconto
gatte
disconto disconto
U.
monet.,

6 Mrt.

20I351
8
_81
4

3
1
12
5718
4-11s

8-9

‘)
16

IV!. ‘201311,-8/4
2)
3
1
1_
i
/
518-6
4-
1
1,
8’12-10
23-28 F.’2)
381_71
3…
I
12
518-6
48/,

5V2-15
16-21
,,

’20
35147/5

3314_4

55/_814
4-18

5u/27

3-8 M. ‘193’/1
38/
4
_4
3l7/5
4…/,

4’/4_5
4-9
M.
’18’2/g-/,
4 /s-‘/
3’/i,’/s
t

‘It

26

20-24Juli’14
3 ‘1,-‘!,.
2

2
/g/4
2 ‘/,’/,
2’/
1
1
1-2 V
2)
Noteering van 5 Maart.
2)
Het particulier disconto der
gemeente.
wissels we, in de afgetoopen week
1
11.
2
14
pCi. honger.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

De wisselmarkt was deze week zeer bewogen. Onder
groote omzetten liep de koers van Londen op van 0.25 tot
10.-. Ook in Marken was de handel zeer levendig. Aan.
vankelijk kwam er niet veel verandering in den koers, maar
Zaterdag en heden kwam er plotseling een belangrijke stij-
ging, zoodat tot 3.25 verhandeld werd. Parijs en België
waren anvankelijk eveneens zonder veel verandering, maar
ook hier liepen de koersen Vrijdag en Zaterdag belangrijk
op. Weenen regelmatig flink gezocht, oploopend van 1.02Y2
tot 1.17/4. Skandinavië was bijna doorloopend ongeveer in
overeenstemming met Londen; Stockholm 50.80-53.30,
Kopenhagen 40.80-43.30, Christiania 46.60-48.-. Zvit-
serland en Spanje eveneens vaster, vooral in het laatst .der
week. Dollars iets terugloopend 2.73-2.71, maar heden zeer
gezocht 2.74/4. Buenos Aires vast ca. 1.20. Finland ca. 13.-.
Warschau 2.-. Praag 2.95. Budapest, 1.- á 1.05.

KOERSEN IN NEDERLAND.

D ata
Londen
*
Parijs
)
Berlijn
)
Weenen
*)
Brussel
New
York”)

1 Mrt. 1920..
9.284
19.25
2.75
1.05
19.85
2.7214
2

1920,.
.
9.40
19.35
f774
1.10
20.-
2.71
3

1920.
.
9.364
19.20
2.75
1.07+ 19.92+
2.7221
4

4

,,

1920..
9.48
19.27+
2.75
1.07+ 19.97+
2.72
5

1920..
9.75 19.70
2.82+
1 10
20.50
271
1
/,
6

,,

1920..
9.93
19.92+ 2.97+
1.20
– –
Laagste d.w.’)
9.24
19.05 2.70
1.-
19.80 2.7014
Hoogste
,,

,,
1)
10.-
19.95
3.024
1.22+
20.95
2.73
3
1
28 Febr.1920..
9.251
19.20
2.724
1.05
1
19.724
2.734′
21

,,

1920..
9.254 20.25
2.874
1.05
8
21 05 2.69
Muutpariteit.
.
12.10.4
48.-
59.26.
50.41
48.-
2.481

) Noteering te Amsterdam.
55)
Noteering te Rotterdam.
2) Particuliere opgave.
t.)
Noteering van 27 Febr.
8)
idem van 20 Febr.

1
Stock.
1
Kopen-
1
Chri,.
1
Zwitser-
1
Spanje
1
Batatto
1
Data

1
holm’)
1
hagen’) ttania)
1
land’)
1

.
t)
tdegrajisch

1 Mrt. 1920
50.85
40.75
46.60
44.-
47.25
101/
2

,,

1920
51.25 41.30
46.60 44.40
47.50
101
8
14
3

1920
51.10
41.20
46.70
44.3.5
47.30
101
3
/
4

1920
51.45 41.25
46.85 44.55
47.50
1018/

5

1920
52.60
42.50 47.50 45.50 47.75
101
8
/t.
6

,,

1920
57.50
43.30
48.-
45.75
48.60
101
8
/4
L’ste d. w.’)
5070
40.70
46.45 43.90
47.10
101’/
H’ste

,,

,,

‘)
53.60
43.35
48.10 45.75
48.75
101
8
/g
28 Feb. 1920
50.75
40.50 46.60
43.90
47.30
101’1
21

,,

1920
50.10
40.90
47.10 42.85
47.10
101
5
/4
Muntpariteit
66.67
66.67
1.
66.67

48..-.
48.-
100
*)
Noteering te Amsterdam.
2)
Particuliere
opgave.

KOERSEN TE..NEW
VORK.

a a
D
t
Cable Lond.
(in

per€)
Zicht Parijs
(infrs. p.
$)
Zicht Berlijn
(in ct.p.4Rm.)
Zicht Am3terd.
(in cts. p. gid.)

6 Maart

1920
358.50
13.76
nom.
371
4

Laagste d. week
343.-
13.60
Dom. 36
1
/
Hoogste,,

,,
3.66.-
14.22
nom.
37′!,
28 Feb.
..
1920
3.40.-
14.20
nom.
36e14
21

,,

..

1920
3.42.-
13.82
Dom.
378/s

Muntpariteit.
.
4.86.67
5.18’/4
95
1
14
40′!,.

KOERSEN VAN DE VOLGE’lDE PLAATSEN OP LONDEN.

Plaatsen en

.
Landen
Noteertngs-
.enheden

1

21
Feb.
1920
1
28 Feb,.
1

1920
1

1-6
Maart
Laagste

Hoogste
6 Maart

1

1920

Alexandrië..
Plast. p.
9771,6
97I,6
977/
.977/,,

9.77/,

‘B. Aires’)..
d.p.gd.pes.
6918
6914 66
69′!,
66
3
18
Calcutta
. . . .
sh/d.p.rup.
218
218 217
2)5
1
/
4

2/7′!, Hongkong
..
id. p.
$
5110
518
5/4
518
514
Lissabon….
d.p.escudo
17
17
16
1
12
17′!,
17
8
18
Madrid

….
Peset. p.
19.63
19.57 19.58
20.60
20.51
‘Montevideo’
d.p.peso
72
1
1,
71814

71V8
72V,
7I’1
Montreal….
$
per £
3.95
3.90
3.91
4.12 4.12
1
1,
*R.d.Janeiro,.
d.p.n,ilr.
18
8
18
188/38

18
5
116
18′
5
132
18
5
1,9
Lires p. £
61.33
62.37
62.30
65.20 64.80
Shanghai

. .
sh/d.p.tael
8110
817
7110
8111
811
Rome

…….

Singapore
..
id. p.
$
2/4 t/s

214
1
18

2
1
4
2/41/
4

2
1
4
1
1
8

‘Valparaiso..
d.p.pap.p.
15
15
1
18

14’/82
14
11
!,,
1421/,,
Yokohama
. .
sh/d.p.yen
2/10
29′!,
2/8’/
2/10′!,
218
1
1,

Koersen der vooralgaande
dagen.
1)
Telegrafisch tranafert.

NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te Londen
to New York
6 Maart 1920 ……..

78/,
128
1
/4
28 Febr.
1920 ……..
83′!,
130
21

.

1920 ……..
82′!,
130
14

,,
1920……..
82 131

8 Mrt.
1919 ……..

478/4
101’15
9 Mrt.
1918 ……..
42’/
85
8
18
20
Juli
1914 ……..
24″!,.
54
1
1e

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op
6 Maart 1020.

Activa.
Binnenl. Wis-
(
H.-bk.

f182.992 984.50′!,
telt, Prom.,B.-bk.

,,

877.252 17
1
!
2

enz. in disç.I. Ag.ach.
,,
60.207.299,11112
244.077.535,7911,
Papier o. h. Buitenl. in
di
sconto

……………………..

Idem eigen portef..
f
54.605.590,-
Af : Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel.


64.605.590,-
Be1eenitgen
(H.-bk.

f
91.287.782,89
mcl. vrsch.
B.-bk.

,,
13 401.535.51V,
in rek.crt.J
op onderp.
Ag.sch.

89.391.154,83

f194.080.473,23
1
1,

Op Effecten

……(192.256.673,23′!,
Op Goederen en Spec.
,,

1.823.800,-

194.080.473,2311,
Voorschotten a. h. Rijk ………………
12.376.541,47′!,
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
56.411.480.-
Muntroat., Goud

..

,,577.951 .275.34 ‘/

f633.662.755,34
1/

Munt, Zilver, enz..

,,

9.601.332,81′,’2
Muntmat., Zilver
..

Effecten
643.264.088,16

Bel.v. h. Res.ton’ds..

7′

4.51 2.136.88
id. van ‘/av..h.kapit.
,,

3.908.012,741!,
8.420.149,621/,
Geb.enMeub. der Bank …………….
,,
3.312.000,-.-
Diverse
rekeningen …….
.
36.276.537,79

(1.196.412.916,08

Passiva.
Kapitaal

…………. ….
.
………

7′
20.090.000,-
Reservefond8

………………….
in

omloop …………
,,
1.022
000 335,-
Bankassignn.tiën

in

omloop

…………
1.792.315,19′!,
Rek.-Cour.Het Rijk
7′
saldo’s:

J tVneren
,,
127.354.616,67
,,
127.354.616,67
Diverse rekeningen

………………..
20 265 649.21)),

(1.196.412.916,08

10 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTËN

211

NED. BANK 6 Maart 1920
(vervolg).
1

DE SURINAAMSCHE BANK.
Beschikbaar metaalsaldo……………
f
412.534 . 366.50

1

Voornaamste posten in duizenden guldens.
Op
de basi8 van
2
1
,netaaldekking
…..
, 182.304.913,13

1

1

t

1
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop

Data

Metaal Circulotiè
1
oî.seischh.
1
Disconto’s Dlv.
ccle-

dan waartoe de Bank gerechtigd is .. ,, 2.’062.671.830,-

1
schulden
1

1
ntngcn’)

Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer

Minder
Disconto’s ……………..069.745,48
Buitenlandsche wissels

1 77.000,-
Beleeningen

5.744.333,34/,
Goud ………………..421.841,84
1
/,
Zilver …………….. …221.589,49


Bankbiljetten …………

4.548.820,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s

775.054,95’11
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Andere

Data

Goud

Zilver

°””

opetschbare

schulden

6 Mrt. 1920 . … 633.663

9.601 1.022.000 129.147
28 Febr. 1920 …. 633.241

9.390 1.026.549 130.520
21 .

1920 .. .. 632.984

9.088 1.012.457 136.473
14

1920 …. 632.789

8.797 1.025.965 121.093
7

1920 …. 632.259

8.481 1.030.692

91.402

-8 Mrt. 1919 …. 676.947

9.317 1.009.168

71.281
9 Mrt. 1918 . . . 722.096

7.225

859.317

65.835
25 Juli 1914 .. . . 162.114

8.228

310.437

6.198

Hiervan

Beschtk.

Dek-
Totaal


Schatkist-

Bdee.

baar

hing,-
Data

bedrag

promessen

ntngen

Metaal’

percen-
disconto

rechtstreeks

saldo

lage

6 Mrt. 1920 244.078 170.000 194.080 412.534

56
28 Feb. 1920 242.008 167.000 199.825 410.703

56
21

1920 237.536 162.000 199.601

411.773

56
14

1920 226.691 149.000 214.575 411.662

56
.
7 ,, 1920 201.660 119.000 207.797 415.808

57
8Mrt.1919 101.841

65.000 189.577 470.053

64
,9 Mrt. 1918

24.064

111.170 543.537

79

25 Juli 1914

67:947

14.300

61.686

43.521
1
)

75
1)
Op de basis van”/, metaaldekking.

Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ciën blijkt, dat uitstonden op:

28
Februari
1920

6Maark
1920

Aan schatkistpromessen.. f543.100.000,-
f
581.820.000,-.-
Waarvan rechtstreeks bij
– de Ned. Bank geplaatst 167.000.000,- ,, 170.000.000,-
Aan schatkistbiljetten .

98.951.000,- ,, 72.061.000,-
Aan zilverbons ……..
…43.125.662,25 ,, 44,157.983,75

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrokken

:
_cijfers der, laatste weken zijn telegraphisch ontvangen.

Data

Goud

Zilve

Bank-
Andere

r

.

opetschb.

1
ijetten

schulden

14
Febr. 1920
414.500
1920
407.000
31 Jan.

1920
.
408.000

17. Jan.

1920……

172.009 2.913
314.906

1u3.665 173.591
3.288
317.695

95.409
1920……172.284
3.171
311.811

100.418
27 ‘Dec.

1919 …..’
.

10

,,

1920
.
…..

171.976
3.075
310.842

103.966

15 Febr.

1919 ……
122.444 12.245
207.128

119.302
16 Febr.

1918 ……86.643
20.241 170.100

62.581

25Juli

1914….
.
.

.

22.057
31.907
110.172

12.634
Wtsiels,
Diverse Beschlk.
Dek.


ata
-Dis.
hutten Belee-
re


baar
hing,.
conto’,
N,-Ind.
nlngen
ningen
t)
metaal-
percen-
betaalbaar
.
saldo
lage

14Feb1920
.

216.
88.750
:7. .,,

1920
.
207.500
91.250
•**

31jan. 1920
.

208.000
91.000

1.7 Jan.1920
15.244
12675
161.497
57.34-7
91.402
42
10


,,

1920
14.303
.13.881
159.585 53.963
94:468
42 1920
14.980
13.043 164.786
.52.581
93.226
42
27 Dec. 1919
12.217 12.445
163.280 63.408
92.300
42

15 Feb. 1919
8.721 20.797
84.749
9.652
69.710
41
16 Feb. 1918
8.732 35.183 64.363
23.524 60.584 46

25 Juli 1
.
9141
7.259
6.3961
47.934 2.228
4.842′
44
t)
-Sluitpost
der activa
‘) Op
de -boei,
vau
2/5

motaaldekking.

24 Jan.

1920 ..
1.046
1.594 1.228
1.612
333
17

,,

1920

..
1.044
1.610
1.234
1.618
353
10

,,

1920

..
1.041
1.608
1.222
1.626
471
3

,,

1920

..
1.037
1.717
1.180
1.622
432

25 Jan.

1919 ..
920
1.654
2
)
1.339
1.302
295
26 Jan.

1918 ..
631
1.157
1.043
1.099
429

25 Juli

1914

..
645
1.100 580
735
896 t
)
Sluitpost der octiva.

‘) Hiervan zilverbons 261 dz. gld.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency
Notes,
in duizenden pond sterling.

Currency
Note,.
Data
Metaal
Circulatte
Bedrag
1

Goudd.

1
Gov. Sec.

4 Mrt. 1920
113.598
101.1.55
327.529
.
28.500
310.080
25’Febr. 1920
110.446
96.526
324.994
28.500
306.748
18

,,

1920
108.502
93.646
326.074
28.500 308.182
11

,,

1920
106.027
89.977
327.372 28.500
309.083
5 Mrt. 1919.
81.251
71.092
318.155
28.500 299.234
6 Mrt. 1918
60.085
47.591 220.689
28.500
195.862
22 Juli

1914
40.164
29.317
1



Data
Gov.
Other
Public
Other
Re
Dek.
kin
Sec.
Sec.
Depos.
Depo,.
Serve
per!.
3 t
)

4 Mrt. ’20
52.721
92.332
22.439
135.412
30.893
17,60
25 Febr.’20
85.153 90.705
17.322
172.825 32.369
17,02
18

,,

‘211
87.113
88.801
26.337 164.812 33.305
17,40
11

,,

’20
53.948 83.83 22.012 132.276
34.501
22,40
5Mrt. ’19
59.197
84.734
25.702 128.732 28.609
18,52
6Mrt. ’18
67.737 98.191
41.022 137.745
30.994
17,31
22Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.2971
52f
1)
Verhouding tuaschen Reserve en Depoeits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens.
kassenscheine, in duizenden Mark.

Data

Metaal

Daarvan

Kassen.

Circu.

Goud

schetne

latte

28 Febr.’20
1
.116.558 1.091.341 12.829.318 41.033.767

34
22

’21
k
1.114.596 1.090.995 12.325.976 39.520.197

34 15

’20 1.112.597 1.090.853 12.080.172 38.778.663

34
7 ,,

’20 1.111.653 1.090.496 11.994.93 37.988.719

34

28 Febr.’19 2.266.494 2.245.714 5.932.354 24 102.823

34
2 Mrt. ’18 3.846.692 2.407.691 1.323.063 11.310.828

34
23 Juli ’14 1.691.398 1.356.857

65.479 1.890.895

93
t)
Dekking der circulatie door metaal en Kassenscheine.
Darlehen,kassenschetne
Data

Wissels

Rek.
C,t.

jtaa/

In kas
hij de
uitgegeven
Retchsbank
28 Febr. 1920 38.934,844 12.142.253 25.635.100 12.793.600
22

1920 37.912.438 11.840.001 24.875.100 12.289.50
15

192(1 37.888.283 11.955.623 24.855.400 12.944 400
7

1920 36.296.634 10.798.310 24.964.300 11.958.800

28 Febr. 1919 28.982.397 11.8311.636 16.599.70o 5.924.000 2 Mrt. 1918 13.048.493

6.590.131

7.904.000 1.310.900
23 Juli 1914

750.892

943.964

OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden Kronen.
1
Metaal en
1

t

. schuld t
Data

t buiten1.
t
Disc, en

Oostenrijk

Bank-

1
Rek. Cr1.
1
voudwissels
1
beleentngen
1
en Honearite
1
biljetten

saldi

‘7Feb.’20 1)290.428 19.251.400132.951.000 56.994.022 6.057.646
31 Jan.’20 291.083 19.162.543 32.954.00072.802 6.220.536
31Dec.’19 287.6ii 19.196.063 32.954.000 .54.481.264 7.906.378
23 ,, ’19 297.363 17.856.786 32.951.000 53.109.418 7.641.778

23Juli’14 1.589.267

954.356

– .

2.159.759 291.270
t)
waarvan 222.662 goud. 10.818 buitenlandsche goudwissels en 56.948
‘munt en muntrnateriaal ziIver

212

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Maart 1920

BANK VAN FRANKRIJK..

EFFECTENBEURZEN.
Voornaamste posten in duizenden franes.

Data
Goud Waarvan
In het
Buitenland
Zilver
Te goed
in het
Buitenland

Buit .geio.
voorch.
af d. Staat

4 Mrt.’20
3.582.14k
1.978.278 251.747 735.927
26.300.000
26Feb.’20
5.581.576
1.978.278
251.477
690.692
25.800.000
19

’20
5.581.270
1.978.278
252.845
794.988
25.800.000
12

,,

’20
5.581.019
1.978.278
253.956
872.601 25.800.000

6 Mrt.’19
5.537.264 1.978.308
314.155
777.348
20.900.000
7 Mrt.’18
5.369.498 2.037.108 256.088
1.137.066-”
13:350.000

23Juli’14
4.104.390

639.620

1

Wiucls

1

stelde

1

.

i

Pont-

Crt.
Uitge.

1

Belce-

1

Bankbil-

Rek. Cr1.

Rek.

1
Wissels ” culieren Staat
,

1.973.701

587.800 1.551.658 38.355.755 3.209.468

51.265

,

1.849.053

591.500 1.549.408 37.888.660 3.231.928

45.447 1.900.028

593.766 1.539403 37.958.541 3.094.714

57.244
cr

1.808.709

599.341 1.556.103 37.986.767 3.123.278

66.279

1.024.973
976.755 1.211.967 33.091.895 2.570.827

77.199
1.123.151 1.112.625 1.185.813 24.650.027 2.630.708

29.084

1.541.080

769.4001

5.911.9101

942.5701400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden trance.

7i7l

Beleen.
1

BInn.
Data

md.

van

1

van

wissels

Clrcu.

Rek.

saldi

vorder.

I
provinc.

beleen.
1

pariic.
buiten!,

buiten!.
1
prom.
d.

en

bIts

Cr1.

4 Mrt.’20 355.263

84.955 480.000 543.807 4.940.949 1.580.891
26 Feb. 20 354.593

84.955 490.000 524.860 4.928.691 1.616.855
19

,,

’20 356.317

84.955 480.000 491.142 4.905.658 1.569.751
12

,,

’20 353.882

84.955 480.000 478.256 4.942.841 1.547.228

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten
in
duizenden dollars.

Data

Goud

10007
dekking

van in
I

Zilver

J
Notes in
l

Waarvan

Wa.r.
i

1

F.R.

F. R.
Noi es

het bui.
1

dc.

circu-
tenband
I

1

balie

6 Febr. ’20

1.991.560

1.237.686 114.321

63.096 2.891.775
30Jan.

’20

2.012.656

1.233.655

114.321

61.277 2.850.944
23

’20

2.026.650

1.247.482

117.322

61.246 2.844.227
16

’20

2.043.878

1.255.176 120.323

60.403 2.849.879

7 Febr. ’19

2.119.347

1.328.476

5.829

65.971 2.468.388
8 Febr. ’18

1.754.668

858.219

52.500

58.426 11.261.219

Data

Wissel,

Dcpositoi

Kapitaal

ipere.’)

clrculaiic

Totaal

1

Dek-

Goud-
Waar

1
.Algem.

Percent.
van

1

king,-

dekking

6 Febr. ’20 2.758.289

2.662 495

89.119

42.8

44,1
30Jan.

’20 2.735.670

2.739.624

87.892

43,2

44,5
23

,,

’20 2.729.247

2.840.476

87.589

43.5

44,6
16

,,

’20 2.675.740

2.935.913

87.529

43,8

45,1

7 Febr. ’19 2.111.969

2.446.127

81.211

54,0

53,3
8 Febr. ’18

805.826

1.787.817

1

72.829

59,6

68,0
5)
Verhouding tucochen: den totalen goudvoorraad. zilver etc., en de opeischbare schulden: F R. Notes en netto depooito’e met inbegrip van
het kapitaal.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data Totaal
Aantal
1

uitgezette

Reserve

1

Waarvan
bij de

Totaal
banken
1

gelden
en

F. R.
bank,
1

depositos

time
deposita

beleggingen

30 Jan. ’20

804

15.844.351

1.406.496 14.257.745

2.471.569
23

’20

803

15.865.356

1.424.709 14.356.111

2.477.405
16

,,

’20

802

15.825.543

1.472.755 14.600.225

2.440.665
9

’20

798

15.819.208

1.403.010 14.467.547

2.318.852

31Jan. ’19

771

13.830.442

1.307.421 12.256.613

1.610.581
1 Feb. 181

675

11.523.5841 1.203.956 10.896.831

1.359.956

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

Amsterdam, 8 Maart 1920.

De internationale beurzén hebben dn de achter ons lig-
gende berichtisperiode -bijna alle van een zeer vaste tendens
blijk gegeven. Wellicht heeft alleen de beurs te B e r 1 ii n
hierop een uitzondering gevormd, doch dit moet dan worden
toegeschreven aan factoren, clie feitelijk ten gunste van ]iet
algemeen economisch leven moeten werken. Er zijn name-
lijk hardnekkige geruchten in omloop, dat de Geallieerde
Staten zou-den wenschen over te gaan -tot het sluiten van
een internationale leening, die dan de voorkeur zou moeten
hebben vOOr alle andere Duitsche leeningen, ter opbouw
van het industrieel- en ‘han-delsverkeer. Men schijnt in •de
afgeloopen maanden zeer ernstig over de ontwrichting van
geheel Midden-Europa te

hebben -nagedacht en tevens te
hebben ingezien, dat men in de landen der Geallieerden zeer
zeker niet gebaat is met den ondergang van de Rijken,
die -ten slotte toch een aanmerkelijk deel der oorlogslasten
zouden moeten dragen. Het is echter nog de vraag, of een
emissie van zoo breeden opzet wel doorgevoerd zal kunneti
w’orden, waar cle haat in de landen der overwinnaars spe-
ciaal in Frankrijk, fnog geenszins is geluwd en wa-ar de
leeningen •der eigen Regeeringen bijna -in geen enkel geval
aanspraak op volledig succes mogen maken. Inmiddels heeft
cle, zij het geringe, kans op het doorvoeren van een inter-
nationale leening -den Duitsehen Marken-koers in het bui-
tenland niet onaanzienlijk kunnen stimuleeren, met het
direct-evenredige gevolg, dat verschillende noteeringen voor
fondsen aan de Duitsohe beurzen gereageerd zijn. Alleen de
obligatie-soorten hebben zich goed op peil kunnen handha-
ven, nu de aandacht eenigszins van de aandeelen -is afgeleid.
De beurs te We en en heeft ook geen bijzondere factoren
ter vermelding

te aan-schouwen gegeven. Men houdt zich -daar thans grooten’deels bezig met de ter inschrijving aan-
geboden 4 pCt. Duitsch-Oostenrjksohe premieleening, waai–
van de aanmelding tot 24 Maart aanstaande is opengesteld.
In de allereerste plaats ‘is ‘deze -emissie doorgevoerd, om een
vermindering te ver-krijgen van -de in omloop zijnde obliga-
ties der oorlogsleeningen. Er is inl. bepaald, dat -de premie-
leening niet geheel in contanten mag worden betaald, doch
dat ten minste voor de -helft obligaties in oorlogsleeningen
of schatkistbiljetten ter betaling aangeboden moeten wor-
den. Nu is dit laatlte voorschrift vrij overbodig, waar
laatstgenoemde soorten alle -in de open markt beneden pan
verkrijgbaar zijn, doch er blijkt uit, ‘dat allereerst aan een
,,Sanierung” van den fin-ancieelen toestand is gedacht,
eerder dan aa-n het verkrijgen van -nieuwe middelen, die
toch vermoedelijk niet zoo ruim zouden hebben gevloeid.
Te P a r ij s is -de stemming beïnvloed door het vlotte ver-
loop der transportstaking. De Regeering -heeft, door de on-
wrikbare kracht, waarmede zij is opgetreden, het pleit zoo
goed als volkomen gewonnen en dit feit heeft den nog
steeds -deplorabelen toestand der Fransche financiën geheel
overschaduwd. Zelfs wordt zoo goed als ‘geen belangstelling
gevonden voor •de statistische opgaven van den Franschen
in en uitvoer, waaruit toch blijkt, dat ‘de -import den ex-
port verre overtreft. De beurs heeft slechts rekening ge-
houden met de ‘direct bereikte resultaten en met de daaruit
ontstane hoop, dat nu ook andere arbeidersgroepen zich
niet zoo spoedig meer tot stakings-experimenten zullen
laten verleiden, zood-at althans voor den eersten tijd een
meer regelmatig economisch verkeer wellicht mogelijk zal
blijken.
Te L o n d e n ‘was de tendens aanvankelijk zeer gedrukt
door het rapport der commissie, die een onderzoek heeft
moeten instellen naar het maken van buitengewone en on-
gemotiveerde oorlogswinsten. Deze commissie heeft de
Koninklijke-Shell-combinatie beschuldigd van het opdrij-
ven d-er prijzen, voornamelijk van benzine, welk product
langzamerhand een artikel van allereerste noodzakelijkheid,
ook voor ‘den landbouw, is geworden. Zij heeft tegelijkertijd
middelen aan de ‘hand gedaan, waardoor het door haar ge-
signaleerde opdrijven der prijzen voorkomen zou kunnen
worden, weliswaar -niet zonder dat een minderheids-rapport
van -den -heer J. C. Clarke bij de algemeene conclusies is
gevoegd. Zooals -gezegd, was de beurs aanvankelijk sterk
onder den indruk van de gepubliceerde gegevens, doch reeds
spoedi-g keerde de tendens, toen Sir Marcus Samuel een
protest de wereld ‘had -ingezonden. Ook werd het voorbeeld
van de anti-trust-bewegin.g in de Vereepigde Staten, vooral
tegen de Standard Oil, in herinnering gebracht, om te be-
wijzen, dat dergelijke beschuldigingen -gewoonlijk niet ge-
handhaafd kunnen worden en dat de maatschappijen zelve,
ook al worden wettelijke bepalingen tegen hen genomen,
hiervan toch gewoonlijk tniet den minstea ‘hinder onder-
vinden. Ook de mededeeling, dat de staking onder ‘het kaf-

10 Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

213

Ier-personeel aan de Transvaalsche mijnen aan het verloo-
pen is, werkte stimuleerend op het verder verloop der
markt, zoöd’at het slot zeer opgewekt is gebleven. In niet
geringe mate werkte hiertoe mede de stijging van den Pon-
•denkoers in het buitenland, als gevolg van maatregelen, door de Regeering te nemen ten aanzien van cle vermin-
dering der bi:ljetten.circulatie en ten opzichte van goud-
export naar •de Vereenigde Staten. Het prestige van het
Britsche Rijk wordt door 6en en ander niet weinig ver-
hoogd en de positie van Londen als centrum der wereld-
geldhandel wordt mede zeer veel krachtiger.
Te N e w Yo r k was de tendens gedurende de meeste
dagen der afgeloopen week Vrij optimistisch. ‘Weliswaar is
de belangstelling voor spoorwegwaarden eenigszins geluwd,
nu blijkt, .dat de verschillende directies zich niet geheel
kunnen vereenigen met de desbetreffende Regeeringsvoor

schriften en thans reeds bezwaren maken tegen sommige
sohikkingen van de Interstate Commerce Commission, doch
aan den anderen kant groeide de interesse voor industrieele en vooral voor scheepvaartwaar’den. Dit laatste geschiedde
in verband met de bepaling, dat de Regeeringsvoorschriften
ten aanzien van de manimum-vraohtprjzen geheel zulhin
vervallen, zoodat de verschillende reederijen vrij zullen zijn
in het vaststellen hunner eigen voorwaarden. Dat hierdoor
de vraoht’tarieven geenszins verlaagd zullen worden, kan wel
als vaststaand worden aangenomen, nu de directe deelneming
van de Regeering aan ‘de vrachtenmarkt door het beheer
van een eigen vloot, langzamerhand wordt geliquideerd 400r
het verminderen van ‘de Regeerings-tonnage. Marinewaar-den hebben in de eerste plaats hiervan kunnen profiteeren.
Voorts waren Steels hooger van niveau, niet alleen door
den gunstigen stand van het bedrijf, die in de maandstaten
der onuitgevoer’de orders tot uiting is gekomen, doch meer
nog, doordat het proces tot ontbinding der Steeltrust thans opnieuw door de Regeering ‘is verloren. Tevens werkte de
ruimere positie der geidmarkt de geanimeerde etemnuug in
de hand, temeer, omdat m’hn voor de eerste dagen van
Maart een stroevere gel’dpositie had verwacht.
Te o n z en t is de stemming voor inheemsche
staats-
fondsen
rustig, doch vrij vast gebleven. Groote verschillen
traden niet op den voorgrond, doch allerwegen zijn er frac-
tioneele verbeteringen te constateeren. Van de buitenland-
sche soorten waren Russen eenigszins op den achtergrond
getreden, in verband met den nog niet ‘geconsolideerden
vredestoestand met de Sovjet-Republiek. Daarentegen wa-
ren exotische fondsen, ‘met name Chineesche staatsobligaties,
sterker gevraagd, zoowel door arbitrage als door publiek.

2 Mrt. 5 Mrt. 8 Mrt.
Rijzingof
dalin
5

0
1
0
Ned. W. Sch.

.
85
1
/
858/
4

85/j
+
8
/
434
0
/o

,,

,,

,,

1916
82
7
18
82
1
/
8218/to

/io
4

0/

,,

,,

,,

1916
72
1
1i
73
81
111
74I10
-f’
1
11
1,o
334
0/

,,

,,

,

•..
.
60’/
60 60

11
4

3

0
10

,,,,

.


521
52
1
18
52I8
234 01 Cert. N. W.
S
…..
44
44
44/
+
8
1
5

0
1

Oost-Indië 1915

….
87 88
88814
+
1814
4

°/o
Hongarije Goud ….
851
9
1
12
91
+
1,
14
4

°Io
Oostenr.Kronenrente
5114
6
6118
±
7
18
5

0
1

Rusland 1906

……
17
1692
15
8
11

112
434 01 Iwangorocl Dombr…
15
14
16
+
1
4

0
1
Rusland Coca. 1880
13
1
1
13
12
1
/10

1
1
110
4

0f
Rusl. bij Hope
&
Co.
15/16
151/
15
– 9116
4

0
1
0
Servië1895

……..
15
16
17
+2
434 01 China Goud 1898
5812
51
1
1
56
– 2
1
12
4

0
1

Japan 1899

……..
50’/s
53
54
+
318
4

0
1
Argentinië Buitenl
38 438/
t

5

‘ 01

Brazilië

1895
……
47
49ls
548/2
+
7812
5

01

,,

1913
……
47
8
/4
49

De locale afdeelingen hebben als geheel een uitermate vast
en opgewekt aanzien gehad. In de eerste plaats gold dit, wel
voor scheepvaartwaarden,
waarvan men, in verband met
het niet-continueeren der Oorlogswinstbelasting over het
jaar 1919, groote voordeelen verwacht. Tevens ‘werkten nog
steeds de geruchten omtrent een aanstaande emissie van
aandeelen Holland-Amerika Lijn, ondanks den tegenspraak
der Directie, door, terwijl men ten slotte liet besluit der
aanstaande jaarvergadering ten opzichte van het uit te
keeren ‘dividend in ‘gunstigen zin interpreteert. Boven alles
heerschte de overtuiging, dat het thans heerschende sta-
kingsconflict weliswaar nog geruimen tijd zal ‘kunnen du-
ren, doch dat het vermoedelijk geen aanleiding zal geven
tot uitbreiding over andere vakken of tot ernstige rust-
verstoring. Edn en ander heeft den invloed op het gan-
sche complex van scheepvaartwaarden niet gemist. Naast
aaiideelen Holland-Amerika Lijn waren in het bijzonder
enkele Indische lijnen, als Stoomvaart-Mij. ,,Nederland”
gezocht, ondanks ‘het gerucht, dat ‘deze ondernemingen zou-

den moeten overgaan tot vrachtverlaging in verband met
de mededinging van Japan.

ru.
r

.
r
.
Rzing of
ij
daling.
Holland-Amerika-Lijn

– . –
460
46381
4

470’/,
+ lOijj
11

,,

,,
gem.eig
44881
4

455 463
+
14
1
14
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij

254
26481
4

260
+
6 Roll.
Alg. AtI. Stoomv-Mij
16581
4

160
166
+ ‘/
Hollandsche Stoomboot-Mij
233
1
14
236
1
1
238’/
+
5′!,
Java-China-Japan-Lijn
323
3226/
4

325’12
+
2′!,
Kon. Hollandsche Lloyd
.
174
1
1
174
8
14
176’18
+ 11
Kon. Ned. Stoomb.-Mij.


226
231
2328/4
+
6814
Kon. Paketvaart-Mij.

….
232
l
/
232
235’14
+
3818
Maatschappij Zeevaart
. . . –
322
1
/2
328
330
+
7′!,
Nederl. Scheepvaart-Unie
28212
286
287
+
4′!,
Nievelt

Goudriaan

……
560
557
561
+ 1
Rotterdamsche Lloyd ….
..
290’/
291’I2
293
+
2I4 Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg”
314
1
1,
320 330
+
15’/z
,,Nederlancl”
.
338 344
348’14
+
10
1
14
,,Noordzee”


130
130
13418
+
418
,,Oostzee”

– . . –
322
322’/,
330
+
8

Ook de
suikermarkt
was zeer opgewekt. Voor en na ko-
men verschillende ‘maatschappijen
(voorshands
nog kleinere,
waarvan ‘de aandeelen zich in han’den van een zeer be-
perkte groep bevinden) met de declaratie van uiterst gLn-
stige dividenden, hetgeen natuurlijk de beste verwachtin-gen, ook voor de grootere ondernemingen, wakker roept.
Eenige tegenwerkende berichten waren bovendien niet in
circulatie, zoodat de tendens tot het einde toe opgewekt kon
blijven.
In verband hiermede waren ook
Indische bankaandeelen
hooger gevraagd; met name aandeelen Nederlandsch-Indi-
sche Handelsbank, naar aanleiding van het bericht, dat
deze instelling tot uitbreiding van hare’ werkzaamheden zal
overgaan. Ook aandeelen Neclerlandsche Handel-Maatsohap-
pij werden hooger gewaardeerd. Binnenlandsche banksoor-
ten veronachtzaamd en op ongeveer ongewijzigd niveau.
Ook de overige
cultuurafdeelingen
waren vast gestemd.
Een uitzondering vormden aandeelen Rubber Cultuur-
Maatschappij ,,Amsterdam”, waarvan verluidde, dat de
Directie binnen zeer korten tijd de laatste ‘tianche van
haar aandeelen-kapitaal in publieke emissie zou offreeren,
tegen den koers van 170 pCt. en met recht van voorkeur
vooi- aandeelhouders. Toen tegen het einde der berichts-
periode het gerucht opkwam, ‘d’at de aandeelen ook te Lon-
den geïntroduceerd zouden worden, herstelde het fonds zich
eenigszins, hoewel de slotkoei-s toch slechts geringe variatie
aangeeft.
Tabak/een
vast, zonder bizondere reden. Het aanbod is
echter zoo gering, dat zelfs de kleinste vraag een zeer be-
teekenende koersverheffing •ten gevolge heeft. Va’n binnenlandsche inciustrieele aandeelen
‘trokken aan-
deelen Philips Gloeilampenfabrieken ‘de aandacht door een
uiterst sensationeele stijging, in verban’d met de declaratie van een dividend ad 151 pOt. In aansluiting hieraan waren
ook aandeelen Volt ‘hooger in koers.
De
petroleurnafdeeling
was vast gestemd voor aandeelen
Koninklijke, na een tijdelijke inzinking, als gvol.g van de
hierboven gereleveerde berichten, dat de Enigelsche onder-
zoekings-commissie de Koninklijke-Shell-groep van het ma-
ken van te hooge winsten heeft beschuldigd. Spoedig echter werden deze berichten ‘door de beurs veronachtzaamd. Ook
aandeelen Geconsolideerde waren aanvankelijk optimistisch
van toon, om echter tegen het einde der berichtsperiode te
reageeren. Zoowel voor de dene als voor cle andere richting
bestond geen speciale aanleiding.

2 Mrt
5 Mrt.
8 leErt.
Rijzingof

Amsterdamsche Bank
– .- .
183 183
183
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand.
216
218
8
1,
218
1
1
+
2
1
18
Rotterd Bankvereeniging..
133
1
1
133
1
12
133
‘/8
Amst. Superfosfaatfabriek.
1331
134’14
134
+ 1/4
Van Berkel’s Patent
……
l28’/t
127’1,
127112

1
8
18
Insulinde Oliefabriek

. . .
224
1
14
233
1
1
236/g
+ 12′!,
Jurgens’ Ver. Fabr. praand.
958/8
9518
97
±
1
,
10
Ned. Scheepsbouw-Mij. . . . .
140
139′!,
139′!,
– 11
Philips’ Gloeilampenfabriek
82411
2

866 939
+
114k
R.
S.
Stokvis
&
Zonen
….
567
567
572
+
5
Vereenigde Blikfabrieken.

13081
4

131’/4
128
8
14

2
Compania MercantilArgent.
234
1
/,
239
238
1
!,
+
4
Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
283
285 ‘/2
289
+
6
Handeisver. Amsterdam
– –
63081
2

636
1
12
640
1
12
+ 10
Hol!.
Transatl. Handelsver.
103
100
103
Liede Teves
&
Stokvis
-…
188 185 187
– 1
VanNierop&Co’s Handel-Mij
183
190’12
191
+
8
Tels
& Co’s
Handel-Mij
-…
143
152
1
la
1538/,
+ lO’/i
Gecons.
Roll.
Petroleum-Mij.
245
8
14
249
238’/

7114

214

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10 Maart1920

2 Mrt.
5 Mrt.
8 Mrt.
Rijzing of
daling.
Kon. Petroleum-Mij . ……
819
823
1
I
827
1
I
+
8’/
Orion Petroleum-Mij …….
537/,
53
1
1
51

218
Steaua Romana Petr.-Mij..
115’12
113 105

10
1
/2
Amsterdam-Rubber-Mij…..
231
223
5
1
228’/

2
5
1
Nederl.-Rubber-Mij ……..
113
ii
4/4
115
+
2
Oost-Java-Rubber-Mij…..
318
324
331
+
13
Deli-Maatschappij

……..
425′!,
435
446
+ 20′!,
Medan-Tabak-Maatschappij
203 210
221
+
18
Senembah-Maatschappij


418’1
426
434
+
15’14

De
£merikaansche markt
was vast gestemd voor Marine-
waarden en voor sommige industrials. De lichtere
spoor-
wegshares traden op den achtergrond.

2 Mrt.

5 Mrt.

8 Mrt.
Rijzina dalin
American Car
&
Foundry..

135
8
Ii

143

149’/4
+.14
Anaconda Copper ……..
127″Iio
128/io

12892
+
2/1,
Un. States Steel Corp …..

106’/8

107
18
Ii6
108
1
18
+
2
Atchisoii

Topeka

……..

91
,
14

91
3
18

91
3
18
+
V8
Southern

Pacifie

……..105”h, 104
1
1

10511,

71i
Union Pacific …………1291/,

129
11
110
129
51
+
‘/
Int.Merc.Marine afgest…..35°!,

41

401,8
+
51111;

prefs.

l50’I

154
5
Is

162
+
ll
,
/s

De
gcldmarkt
bleef ruim; prolongatie doorgaans
34 pOt.

GOEDERENHANDEL

GRANEN.

9 Maart 1920.

Oogstvooruitziohten in West-Europa blijven bij voort-
during gunstig, evenals in Britsch-Indië, terwijl men ook
nog steeds niets dan goeds te hooren krijgt over de Argen-tij nsche mais, waarvan in de vroege districten de oogst nu
ongeveer begonnen moet zijn. De Noord-Amerikaansche
klachten over schade aan de wintertarwe door ko,.tde,
droogte en insecten hebben nog niet opgehouden, doch het
schijnt, dat aan die klachten niet al te groote waarde moet
worden gehecht. Men is aan crop scares in dezen tijd van
het jaar gewend en meestal blijken die later overdreven te
zijn geweest. In Engeland wordt nog steeds druk ‘gedebat-
teerd over de maatregelen tot uitbreiding van de met voor-jaarstarwe te bezaaien oppervlakte. Nog altijd schijnt geen definitief besluit genomen te zijn over den prijs, welke den
landbouwers voor den oogst 1920 zal worden gegarandeerd.
Uit de berichten valt op te maken, dat de prijs van 100/-
per 504 lbs., waarvan in het laatste weekbericht sprake was,
slechts bedoeld was voor den oogst van 1921. Tevens zou
het eigenlijk niet een garantieprjs van 100/- zijn, doch
de verbouwers zouden slechts de zekerheid ontvangen, dat voor hunne in 1021 te oogsten tarwe de gemiddelde cifprjs
van buitenlandsche tarwe, zooals die in 1020 zou zijn ge-

Noteeringen.

Chicago

1

Buenos Arca

Data

1
Torwe 1 May, 1 Have, t Ta,we

May, 1 Lfjnzaad
1

Maart
t
Maart
1
Met
1
Maart 1 Maart
1
Maart

6 Mrt.’20 226
151
83
3
/
16,55 7,05
27,60
28 Feb.’20 226
144
1
/2
80
16,05
7,-
25,55
6 Mrt.’19 226
135’/
58’/s
10,
452)

4,55′
)
18,70
3
)
6 Mrt. ’18 220
127’14’)
89’/
13,05 6,60
20,30
6 Mrt.’17 1901
1
)
10811s
4)

60

4)
14,302)
8,95
1
)
21,80
3
)
20Juli’14

82
‘)

5611, i)
36′!,
1) 9,40′)
5,38
2
)
13,70
2
)

‘)

per Dec.
‘)
per Sept.

‘) per April.
4)
per Mei.

weest, zou worden betaald met een maximum van 100/-.
De ontevredenheid onder de landbouwers is door dit voor-
stel niet verminderd. Waarschijnlijk zal nu ook voor den
oogst van 1920 eene dergelijke garantie worden gegeven,
waarbij het maximum echter iets lager zou worden gesteld.
Intusschen is het langzamerhand wel zeer laat geworden
voor zulke besprekingen. De tarwe zal spoedig gezaaid die-
nen te worden en wanneer de garantie nog iets zal uitwer-
ken voor dan oogst van 1920, dient wel zeer snel te worden
opgetreden.
In de afgeloopen week zijn de graanmarkten alom zeer
vast geweest. Zoowel in Noord- als in Zuid-Amerika vielen belangrijke prijsstijgingen te constateeren. Tarwe in Argen-
tinië is ongeveer 50 centavos per 100 K.G. duurder dan
eene week te voren. Behalve de voortdurende goede vraag
uit Europa schijnen daartoe verschillende stakingen en
andere arbeidersmoeilijkheden mede te werken, die ver-
oorzaken, dat de aanvoer naar de havens eigenlijk niet vol-
doende is voor de belading der vele schepen. Het aantal
dier schepen schijnt voorloopig niet te zullen verminderen.
Zoo zijn in de afgeloopen week door de Engelsche regeering
weder een 50-tal booten naar Argentinië gezonden ter be-
lading, voornamelijk met tarwe. Ondanks de stakingen zijn de verschepingen uit Argentinië in de afgeloopen week nog
zeer bevredigend geweest, zoowel voor tarwe als voor mais.
Van deze laatste graansoort blijven de voorraden in Argen-
tinië nog steeds zeer overvloedig en bovendien zal binnen-
kort de nieuwe oogst beschikbaar komen. Toch heeft ook
voor mais in de afgeloopen week eenige prijsstijging plaats
gevonden en blijft de markt vast.
Lijnzaad wordt in Argentinië nog steeds duurder. Uit
Noord-Amerika verneemt men, dat de afzet van olie daar
nog steeds zoo groot is en zoo weinig kans op vermindering
schijnt te hebben, dat ruime aanvoeren van Argentijnseh
lijnzaad nog langen tijd nondig zullen zijn. Ondanks het zeer groote uitvoersurplus, dat Argentinië zeer zeker dit
jaar zal hebben (betrouwbare berichten spreken van 1 mil-
lioen ton), is die Amerikaansche behoefte, vermeerderd met
goede Europeesche, vooral Engelsche vraag, oorzaak, dat
telkens, wanneer eenige verlaging in Argentinië is inge-
treden, weder eene sterke verhooging volgt. In Noord-
Amerika wordt weder, evenals het vorige jaar, stemming
gemaakt voor de vermeerdering van den lijnzaaduitzaai.
Beweerd wordt, dat daarmede dit jaar meer succes zal
worden bereikt dan het vorige seizoen. Uitvoeren van graan en meel uit Noord-Amerika blijven onbevredigend wegens de hooge prijzen, welke nog steeds
in Amerika worden betaald. In •de afgeloopen week is de
markt te Chicago weder bijna 7 c. per 56 lbs. gestegen. Uit-
voer van dit artikel blijft wegens den hoogen prijs onmo-
gelijk. Voor rogge en gerst bestaat den laatsten ‘tijd ve1er
eenige exportvraag, ofschooh ook deze beide graansoorten
nu veel duurder zijn dan eene week te voren. Duitschland

Locoprjzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten.
8 Maart
1920
1 Maart
1920
8 Maart
1919

Tarwe …………….
S)

Rogge (No. 2 Western)
‘)
– –

Mais (La Plata)

……’)
365,-
340,-

Gerst (48 Ib. feeding)
.
.°)
425,- 425,-

Haver (38 ib. white cl.)..’)
21,-
20,50

Lijnkoeken (Noord-Ameri-
ka van La Plata-zaad)’)
227,50
230,-

Lijuzaad (La Plata) …. ‘)
870,-
840,-
-.

‘) P.
2400 K.G. ‘) P. 2100 K.G.
8)
P. 2000 K.G.
4)
per
100 K.G. ‘) P. 1000 K.G. °) P. 1960 K.G.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G.

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

ArtIkelen.
1-6
Maart
Sedert Overeen1.
1-6
Maart
Sedert
Overeen1.
9
1
20
1919 1920
1
Jan. 1920
ttJdvak
1919
1920
1
Jan. 1920
tijdvak 1919

3.480
62.608
112.603

17.664
5.970
80.272 118.513
Tarwe
………………
– –



5.840
40
5.8..
Rogge
……………….

2.300

.




2.300
Boekweit

……………
14.330
75.917 13.216

15.009

90.926
13.216 246
2.814 18.883



2814
18.883
Haver

…………….

10.476 15.526



10.476
15.526

Mais

……………..

1.494
5 815
– –
4.748

10.563

Gerst

………………

420

..

20.402


1.406

21.808
-.
Lijnzaad
……………
Lijnkoek
…………….

5.779 82.561


7.429
5.779 89.990
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten….
3.198
34.181
.


100
.

. – –

.
,

3.298
.

84.181

10. Maart 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

215

toont. de laatste week speciaal belangstelling voor rogge,
doch zaken van beteekenis zijn niet tot stand gekomen. Veel wordt steeds gesproken over de groote ‘hoeveelheden tarwe,
mais en nu ook rogge, die de Duitsche regeering koopt of
zal koopen, doch ‘het komt ons voor, dat er veel wordt on-
derhandeld, maar dat het aantal zaken, dat werkelijk ‘tot
stand ‘komt, niet in overeenstemming is met al het stof,
dat door die onderhandelingen wordt opgejaagd. De prijs-
verhoogingen in Noord-Amerika hebben grootendeels locale
oorzaken, ook in verband met de groote ‘bezwaren, welke
,het spoorwegverkeer tegenwoordig ondervindt, terwijl in
Argentenië dergelijke bezwaren bestaan. die tengevolge
hebben, dat niet voldoende goederen kunnen worden aan-
gevoerd om dé vele, schepen te laden, welke voortdurend
aankomen ter belading voor verschillende West-Europee-
sche landen, die in verband met de tegenwoordige ongere-
gelde toestanden zoo snel mogelijk de ‘grootst ‘mogelijke hoe-
veelheden graan ter béschikki’ng willen hebben voor de aan-
vulling van het tekort in eigen land, vÔOr de nieuwe oogst
beschikbaar komt.
Op aanvoeren van Rusland bestaat voorloopig weinig
kans, terwijl ook Roemenië in de .naaste ‘toekomst weinig zal bijdragen totde voorziening van West-Europa.
Nederland. De staking der transpor’tarbeiders duurt
onveranderd voort en, tengevolge daarvan blijft de prijs
van Plata-mais op Nederlandsche havens geheel onafhan-
.kelij.k van den Argentijnscln marktprjs. Tot eenige tien-
tallen guldens beneden Argentijnsohe pariteit vinden nu en
dan transacties plaats. Van Antwerpen werd in de afge.
loopen week belangrijk boven den prijs ‘der Nederlandsche
prijzen wedei- het een en audèr gekocht, doch de aankom-
sten zijn daar niet groot geweest. Bovendien toont ,oôk
Duitschlaud en Oostenrijk weder belangstelling voor mais op Antwerpen en voor hooge ‘prijzen zijn enkele zaken tot
stand gekomen. Hetzelfde geldt voor te Antwerpen be-
schikbare of op die ‘haven stoomen’de Argentijnsche en
Noord-Amerikaansohe ‘gerst. Haver blijft in ons land slecht
gevraagd en was te Antwerpen iets vaster.
In ‘de afgeloopen week heeft de Nederlandsche regeering
weder Argentijnsche tarwe gekocht, gedeeltelijk eeûige gnl-
deus onder, gedeeltelijk iets boven
f
500 per 2400 K.G. f.o.b.
Argentinië inclusief u.i’tvoerrecht.

SUIKER.

Over de verschillende bietsuikercentra valt weinig nieuws
te melden.

‘191.9

1918

1917
ton’s

tons

tons

Nederland en Nederland f..
21.423
. –

Engeland

…………….’
121.245 18.938
263.408
Frankrj.k

…………..
48.398
13.135
23.929
Rusland en Finland
1.437
3.002

Denemarken

…………
2.408

België

………………
50


Zweden

……………..
11.565

Noorwegen

…………..
50.955
22.311
19.754
Italië

………………
28.374
2.950

Spanje
7.020

Griekenland

…………
8.371
5.245
8.000
Roemenië

……………
.3.984
Turkije

……………..
23.694

S11e7
.
… …………


6.437
26.532
10.009
Port-Said
f.0
………….
53.940

14.414 12.197
Amerika

(A’tl

hav.)

500

San Francisco

10
Vancouver

…………..
3.000
12.933
,


Singapore

…………..
57.911
150.971
155.773
China

…………………
3.470
24.611
2.112
Honkong

…………..
157.530
256.527
120.056
Japan

:……………..
232.175 312.288
74.253
Britsch-Indië

.’.,…,,,,,
264.930 290.070
261.170
Australië

…………..
72.653
265
Siam

………………
155
1.638.
21.311
Diverse havens,,,,
3.302
100

59

1.184.427

1.156.430

972.041

In D u i t s ch 1 a n .d zou volgens F 0. Licht de moge-lijkheid bestaan hebben den a.s. bietenbouw ‘te doen toe-nemen, indien de rjkscontrôle geheel opgeheven ware en
men zich voor de oplossing der .bemestings- en arbeiders-
kwesties meerdere moeite gegeven had. Reeds waren tiis-
schen landbouwers eu fabri.kanten veelbelovende onderhan-
delingen geopend op basis van eenen ruwsuikerprjs ian
M. 150 per 50 K.G., doch ‘de jongste geruchten van cciie’
handhaving en in enkele gevallen zelfs verscherping der
rijksco’ntrôle, hebben de bietenbouwers angstig geiiiaakt.
Het schijnt, dat de autoriteiten te laat tot ‘het inzicht ko-

men, dat de contrôle van rijkswege eene geheel verkeerde
uitwerking heeft op de ,,u’itbreidiug” van den aanplant en is
er voorloopig nog geene ‘verbetering in het vooruitzicht
In F r a n k r ij k wordt de opbrengst voor 1919120 van
‘geraffineerde suiker geraamd op 155.000 ‘tons tegen 110.000
tons in 1918, terwijl het binnenlandsch verbruik aldnar
geschat mag worden ongeveer 725.000 tons te zullen be-
dragen.
In Engel a ijd noteeide witte Javasuiker spot ah. 1181.
c.i.f. en Febr.-afscheep ah. 89/- f.o.b.
De markt op J a v a bleef ook de afgeloopen week kalm
gestemd. De afschepingen vanaf 1 April t/m. 31 December
bedragen volgens de Han’delsvereeniging te Batavia:
De A m e
1
ik a a n ach e markt ‘bleef vast gestemd met
afdoeningen tot stijgende prijzen. Cuba prompte levering
‘wer’d verkocht tot 10% c. f.o.b., en daarna tot 10y
2
c. c.&f.,
April-levering tot c. f.o.b. en Juni tot 10% c.
f.o.b.
De C u b’a-statistiek luidt:
1920

1919

1918
Weekmstv. tot 28 ‘Febr. 163.000 167.980 153.558 toits.
Totaal sedert 1 Dec. 19 1.228.000 1.086.333 1.089.570
Werkende fabrieken ..

186

190

194
Weekexport 21-28 Febr. 132.000

85.854,

78.495
Totale voorraad ,,,,.,

383.000 ‘526.997

629.960

NOTEERINGEN.

Am,ier.
dani per

Londen
New York
96pCg.
Whiie lava
Amer. Gra-
nulated
C.
1.1.
Dato
loopende
T
air,
f.o.b. per
Centri-
Cube,
No.I
Maort
1
Julif
Maart
i
April
maand
fugal3
1
Aug.

8h.
Sh.
1
8h.
Sh.
$
ets.
Mrt. ’20lf
721-
891-
7416
1
901-

11,41
27 Febr.’20I,,

721-
891-
7416
1
901-

10,28
5 Mrt. ‘191,,

6419

321-I


7,28
5 Mrt. ‘181,,

53/9
1413

1



21 Juli 44141
181-


1


3,26

KATOEN.
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrena & Sons,

Manchester, d.d. 18 Februari 1920.

De prijs van ‘Amerikaansche katoen is sedert ons laatste
bericht bijna dagelijks verder gestegen, gedeeltelijk door
een betere vraag van dc industrie en verder door dekkings-
aankoopen, zoodat prijzen ongeveer 3 pence per pond hooger
zijn. Zoover men nu kan nagaan, zijn de voorbereidingen
voor den volgenden oogst nog niet zeer gevorderd en zijn de
latere maanden dan ook wat meer in prijs gestegen. Voor-
raden in Alexandrië zijn slechts half zoo groot als verleden
jaar en zoo lang de ‘vraag blijft aanhouden, schijnt een
daling niet waarschijnlijk. Voor den nieuwen oogst worden
zeer groote voorbereidingen gemaakt.
Amerikaansche garens, gesponnen uit langstapelige katoen,
blijven sterk in prijs stijgen, ook al in verband met dehooge
prijzen voor Egyptische garens. De vraag voor binnenlandsch
gebruik is weer groot en zelfs in medio-nummers zijn be-
langrijke contracten geplaatst. Grove nummers zijn meer verwaarloosd en prijzen daarvan zijn in verhouding laag.
De vraag van Ne(lerland is voor enkele soorten cops wel
wat verbeterd, doch toch niet van beteekenis. De andere
markten van het Vasteland ‘zenden weinig orders, ook al
in verbnnd met de ‘slechte valuta en vonden er zoowel in
enkele als in getwij cde grens groote verkoopen plaats voor
levering tot het einde van het, jaar. Zaken in Egyptische garens zijn van weinikbeteekenis en slechts zij, die deze
absoluut noodig’ hebbèn,”koopen nog op de tegenvoordige
prjsl,»isis.
Doekprjzen stijgen dagelijks, doch niettegeustaaude de
zeéihooge prijzen, blijft de vraag voortduren. De markt
toönt ovei’ het algemeen wel vertrouwen in de tegenwoor-
dige basis. Voor vele kwaliteiten, speciaal goederen van
Egyptische ga.rens en fancies kan men geen noteering krij-
gen, daar de productie voor maanden vooruit is verkocht,
zoowel voor het binnenland als voor de Amerikaansche
markten. Fabrikanten, weigeren dan ook meestal om te
noteeren, daar zelfs zeer hooge vraagprjzen nog dikwijls
wordeu geaccepteerd. Het schijnt, dat voorraden op de meeste
overzeesche markten vrijwel uitgeput zijn en dat men daar
dus dikwijls wel genoodzaakt
is
om te koopen. Over liet
algemeen is het vertrouwen in .de tegenwoordige’ vraag-
prijzen dan ook grooter dan eenige weken geleden en komen
er ook weer meer zaken tot stand.
Ii Febr..18 Febr.’

11 Febr. 18 Febr.

Liverpoolnoteeringen (loco)

T.T.op Indië …. 218
8
14
2/8
alg
F.G.F.Sakellaridis 89,00 98,00 T.T.opHongkong 612

517′
G.F. No. 1 Oomrn 18,35 19,1.0 T.T.op Shanghai 912

8/3

216

1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10
Maart
1920

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middling Uplands).

8M,t.’2l
1
Mri.’20
j24Felr. ‘201
8Mrt.’19
8Mri
’18

New York
voor

Middling’

..
40,90e
40,25e
89,25e
26,75 c 33,20 c
New Orleans

voor Middling
40,50e
40,25e
39,75 c
26,75e
32,50 c
Liverpool voor
Middling ….
29,94’41
30,90(1
81,23’d
15,96.1
1
)
24,12(1

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansehe havens.
(In duizendtallen balen.)

1
Aug. 19
Overeenkom3ttge
perioden
tot
5Maart’20

1918″1919
1917-1918

Ontvangsten Gulf-Havens..
3352 2573
2760
Atlant.Havens
2321 1409
2053
Uitvoer naar Gr. Brittannië
2322
1432 1724

::

•::
2146
1494
1081

Voorraden
in
duizendtallen
5 Maart
20
1
7 Maart 19
8
Maart18

Amerik. havens ……….
1354
1502
Binnenland…………..
1213
1455 1168
New York

.-

83
135
1
460 456
New Orleans …………….
Liverpool

……………
106 7
503
461
1)
‘7 Maart 1919.

HUIDEN.

Bericht van de firma Grisar & Co..

Buiteulandsche huiden handhaven hunne vaste prijzen
en er is in ‘het algemeen meer ko’oplust. Het schijnt, dat
vooral Duitsohiand meer vertrouwen in de markt heeft.
Duitschland blijft kooper voor alle soorten droge hu.iden
van goede herkomst.
In Noord-Amerika blijft de huideumarkt op het oogen-blik gedecideerd flauw voor alle artikelen zonder ijitzon-
dering. La Plata vast.
1
ii
1 a .n ds c h e h u i d e n met vraag, doch zijn verkoo-
pel’s niet bereid het verlies op zich te nemen. De Du.itsche veilingen gaven wederom record-prijzen te zien.
Kalfsvellen: zonder de minste kooplust.
6 ‘Maart 1920.

COPRA.

De markt verkeerde de afgeloopen week in vaste stemming,
met

flinken

omzet tot iets hoogere prijzen,
waartoe voor-
namelijk de hoogere £’koers medewerkt.
De noteeringen zijn thans:
vorige week

Java

f.m.s., loco…………
f

66,-
,
f
05,-
Mized,

loco ………………63,-
61,-
Javaf.m.s., aflading Maart/Mei

67,50
66,50

Mixed,

64,50
64,–

VERKEERSWEZEN.

RIJN VAART.

Week van 1 tot 8 Maai-t 1920.
Daar de staking van de

Rotterdamsche hnvenarbeiders
aanhield,werden in de afgeloopen week zoo goed als geen
schepen aan de 1otterdamsche Beurs aangenomen. De
scheepshuren bedroegen 5 cents per ton per dag.
Ook te Antwerpen ging zeer weinig om, daar de anvoe-
ren gering waren tengevolge van het feit, dat in de buiten-
landsche ‘havens Hollandsche schepen niet worden beladen.
De scheepshuren werden te A’ntwerpen met ongeveer 33 ‘tot
35 centimes per ton per dag genoteer(l.
Tengevolge van de staking was er zeer weinig te sleepen
van Rotterdam/Dordrecht naar de Ruhrhavens en bedroeg
het sleeploon het 100/120cents-t
ar
ie,, Door verschillende
reeders werd het ‘personeel van cle sleepbooten ‘tengevolge van de sl’apte afgemonsterd.

De exportkolen-verladin’gen aan de Ruhrhaven.s werden
‘gedeeltelijk’ stop gezet, echter werden er nog veel kolen
per schip naar de verschillende plaatsen in Holland’ ver-
laden.
De,vraohten
naar
den Bovenrijn vanaf de Ruhrhavens
bedroegen 40/45 pf. per ton per dag. Het sleeploon van de
Ruhrhavens naar Mannheim was dalende en werd einde
der week genoteerd met Mk. 26.- tot Mk. 28.- per ton.
Het sleeploon van Mannheim naar Straatsburg was even-

wel stijgende met het’ oog op het vallénde water en’ varieer
de tusschen M.k. 45.- en Mk. 50.- per ton.
De Rijn is steeds vallende; Cau’ber Pegel wees einde der
week Meter 1.90 aan.

INKLARINGEN.

VLISSINGEN.

Februari 1920

,

Februari 1919
Landen van
herkomst
Aantal
Bruto M.
schepen
Aantal

‘ –
Bruto M
3

schepen

Grot-Brittannië
21
Î27.080
12
56.184″
Bel ,cië
1
863
2
2.694′
Portugal”)

..
10
6.321
1.

’89
Levant
1)
5.
2.954
4
1.192′

Totaal ….
1

37

1
137.218
II

19

1

60.159′

Na t io na! i t ei t.

Nederlandsche

’21

.127.080

14

‘58.878
Britsche

‘ 1

863


Duitsche

10

(3
6.321

Fransche

5

(4
2.954

Andere

5

1.281′

Totaal .. ..

37

1
137.218
11

’19

1

60.159

‘) Bijleggers. .

) Zeesleepbooten.

3)
Bijleggers (Eng., Belg. en Néderi.)
4)
Zeesleepbooten (Nederi. en Belg.)

(B. Stofkoper & Co.)

Onze medewerker bericht ons, dat vanaf 1 Februari 1920
(le gegevens iii M’ verstrekt worden, doch dat deze. be-.
trouwbaarder zijn dan de opgaven in N. R.T.

NIEUWE WATERWEG.
Februari 1920
Februari 1919
-Landen van
Aantal
schepen
N. R. T.
Aantal

schepen
N. R. T.
her komst

.

Binueni. havens
20
12.410
113
6.067
Groot-Brittannië
122
7,4.836
143
101.172
Duitschland


24

13.415

Noorwegen

….
5
9.240
10
3:292
9
3.266
10
2.732
Denemarken….’
3


397
2
130
België

………,
9
14.036
7
6.873
54
41.858
14
12.934
Spanje

…….’
17

25.015
1
683
1
1.149

Zweden ……….

Portugal

……..
Senegal, Dakar..
1
837


Over. Wk. Afrika
3
4.049

Frankrijk ……..

Oostkust Afrika.


1
3.844


3
10.109
Achter-Indië

. .
4
12.399



Voor-Indië

…..

Ned.

Oost-Indië
9
26.967


And. Aziat.. hav.
3
7.875


Vereen. Staten..
38
145.334
22
65.978
1ed. West-Indië-
Ned. Antillen..
1
765


1
3.226


Brazilie ……….
Argeut.,Uruguay
18
47.848

1
2.492
1
4.231


Over. Z.-Anierika
2
2:116
-.

345

.
451.267
327
216.306

Chili …………

Totaal ….

Periode 1 Jan.-
28/29 Febr.,.
830
1.002.573
659 592.1412

Nationaliteit.

ederlandsche
123
127.016
120
83.065
68
87.082
165
77.287
Duitsehe
35
11.567
7

17
26.561
7
5.780
Belgische .’
2
6.831
1

755
Fransche
37
31.286
‘ –

Britsche

……..

Zweedsche
6
5.009
2
1.142

NToorsche ……..

7
8.295
3
2.284
Vereen. Staten
28
94.008
14
31.250
Deensche ………

22
53.1112
8
14.743

345


451.267
327
‘216.30’6

t.ndere ……….

Totaal ..
. .

‘) 1913, 1.709 schepen met 1.987.804 N. R. T.

(Dirkzwager’s Scheepsagentuur.)

Auteur