Econo mischmStat,istiesche
Be rich t e
* n
———-
Stuwkracht der economen
Drs H. C. Bos
Belastingpolitiek in perspectief
*
M. van Audenhove
Nieuwe regeling der gemeentefinanciën
1
in België
*
DrW.L. Valk
Eenvoudige waarheden
•
*_
G.
Ceulemans
De haven van Antwerpen
UiTGAVE VAN HET NEDERL’ANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
40e JAARGANG
No 1994
WOENSDAG 31 AUGUSTUS
1955
!RZE
LIIAV_F1
5,LtVINSVIRZÉkERING%
8
ANK
SC’
C
O
LLECTIEVE
PENSIOEN-VERZEKERING
–
EEN BOUTSCHIETERTJE?
WNW
De ware betekenis vindt
U in Jacht en Taal”, de
& / / hieuwe verzameling acht-
en jagerstermen en ciie-
ten, samengesteld door Dr
— A.G,J.Hermans, Een kloek
boekwerk van bijna 1000
blz. dat in de boekenkast
van geen enkele jager
mag ontbreken.
Prijs 11.
27.50
MNF
V
R. Mees & Zoonen
Bankiers en
Assurantie-makelaars
Rotterdam
Amsterdam – ‘s-Gravenhage
Delft – Schiedam – Vlaardingen
Adviezen inzake
Levensverzekeringen
en Pensioen contracten
Vraagt Uw boekhandelaar
uitgave van de KON. NEDERL. BOEKDR, H,A,M,ROELANTSteSCHIEDAM
Opleiding tot Belastingconsulent
De Ned erlandseFederatie van Belastingconsulenten (Bond
en Instituut) organiseert mondelinge cursussen in
AM-
STERDAM, ROTTERDAM DEN HAAG, UTRECHT,
ARNHEM
en
GRONINGEN.
Middelbare Schoolopleiding vereist.
EXAMENS ONDER RIJKSTOEZICHT
Prospectus en aanmelding:
BACHMANSTRAAT 39, DEN HAAG, TELEFOON 116914
EIRSTE HIDERIANDSCHE
VERZEKERING MIJ OP HET LEVEN
EN TEGEN
INVALIDITEIT N.V.
GEVESTIGD TE ‘S-GRAVENHAGE
ECONOMISCH-
STATISTISCHE BERICHTEN
Uitgave van het Nederlandsch Economisch Instituut
Adres voor Nederland: Pieter de Hooch weg 120, Rotterda;n- W.
Telefoon redactie: K 1800-52939. Administratie: K 1800-
38040. Giro 8408.
Bankiers:
R. Mees en Zoonen, Rotterdajn. Banque de Corn-
merce, 6, Place Royale, Brussel, postcheck-rekening 260.34.
Redactie-adres voor België:
Dr J. Geluck, Zwjjnaardse Steen-
weg 357, Gent.
Abonnementen
Pieter de Hoochweg 120, Rotterdam- W.
Abonnementsprijs:
franco per post, voor Nederland en de
Overzeese Rjjksdelen (per zeepost) f 29,—, overige landen
f 31,— per jaar. Abonnementen kunnen ingaan met elk
nummer en slechts worden beëindigd per ultimo van het
kalenderjaar.
Losse nummers 75 cts.
No. 1977:
f
2,—.
Aangetekende stukken
in Nederland aan het Bijkantoor
Westzeedijk, Rotterdam- W.
Advertenties.
Alle correspondentie betreffende advertenties
te richten aan de Koninkij/ke Nederlandsche Boekdrukkerjj
H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Telefoon
69300, toestel
I of
3).
Advertentie-tarief
f 0,30 per mm. Contract-tarieven op aan-
vraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krackten”
f 0,60 per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt
zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van
redenen te weigeren.
r
f-.
.–.–
–
31 Augustus
1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
755
Stuwkracht der economen
Economen zijn misschien geschikt als boekhouders of
berekenaars van geidstromen, maar heeft hun wetenschap
ooit een bijdrage geleverd tot het scheppen van een
wereldbeeld; zijn zij in staat gebleken liet denken over
de maatschappij en haar bewegingsrichting te beïnvloeden?
Deze vraag ligt ten grondslag aanhet boek, dat wij
hier willen aankondigen: R. L. Heilbroner ,,De fi1osofen
van het dagelijks brood”
i).
Heilbroner is een Ameri-
kaanse economist, die getracht heeft een panorama van
het economisch denken zo te duiden, dat de niet ge-
schoolde lezer het kan volgen; daarbij is zijn uitgangs-
punt geweest te doen zien, dat mannen van zeer ver-
scheiden milieu en aanleg door de geaardheid van hun
denken en hun reactie op de werkelijkheid, in staat zijn
gebleken in de loop der eeuwen diepgaande invloed uit
te oefenen op de ontwikkeling van de economische orde.
De originelen van geest, wier directe invloed in hun tijd
niet was te bespeuren, doch wier stuwende gedachten in
volgende generaties, soms omgezet in een andere termi-
nologie, tot uiting kwamen, gunt hij daarbij een ruime
plaats.
Velen der figuren zijn de lezer over de geschiedenis van
de economie zeer bekend. Het gaat over Smith en Ricardo,
Owen en de Franse utopisten, Malthus en Marx. Dan
komen de verzetsgroepen tegen het utilitarisme en de
officiële economie’ van Marshall aan de beurt, bekroond
door een studie over de Amerikaanse econoom-satiricus
Thorstein Veblen. Met aanzienlijke bronnenkennis en
grote schrjfvaardigheid doet Heilbroner deze groep
van heiden en bedelaars uit de geschiedenis der economie
naar voren treden. Hij geeft plaats
–
aan kleine incidenten
uit hun persoonlijk leven, die hun persoonlijkheid illus-
treren, maar meer aan de grondgedachten, die hen be-
wogen. Voor de lezer, die de geschiedenis enigszins kent
is het een boek dat naar formulering menige aardige
passag& bevat, voor de niet economisch geschoolde lezer
– het is mij uit reacties gebleken – blijkt-een beeld op
te rijzen van een niet vermoede wereld van samenhangen-
de invloeden door. de tijd.
Het meest curieuze is wellicht, dat elk der denkers zich
‘)
Robert
L.
Heilbroner: De filosofen van het
dagelijks brood; H. J. Paris,
Amsterdam
1955,
382 blz, f 9,50.
een vast uitgangspunt koos, een haak waaraan het wereld-
beeld werd opgehangen, maar, altijd weer, bleek één haak
te weinig. De analyse, uit dit ene gezichispunt opgezet,
en met straffe consequentie doorgedacht, gaf een dikwijls
schrille strook licht over de werkelijkheid van de eigen tijd.
Doch steeds opnieuw bleek hun visie te beperkt,
wanneer de blijde of donkere toekomst, die als de con-
sequentie van hun logica werd opgeroepen, te zijner
‘tijd werkelijkheid werd; Adam Smith zag een wereld, die
geleid werd door eigen belang onder mededinging, on-
zichtbaar bijeengehouden door de werking van het
prijzenstelsel, maar hij verkeek zich op’de gevolgen van
de industrialisatie. Malthus, pessimist in het denken, zag
een wereld zonder uitzicht op verbetering en hij verkeek
zich. Zo gold het voor de’ utopisten, zo gold het voor
Marx, wanneer het toekomstaankondiging betrof. Alle
wijsgeren van het wereldse waren profeten, die brood
aten, zodra zij spraken over een toekomstige beweging
van de menselijke samenleving.
In dit licht zijn de laatste hoofdstukken van het boek
bijzonder interessant. Een er van is gewijd aan John
Maynard Keynes, het laatste aan de ontwikkeling van
het kapitalisme zoals dit door Schumpeter naar de’ toe.:
komst wordt ontleed. Na de geweldige ontplooiing in het
na-oorlogse decennium ligt de gedachte aan een funda-
menteel volgroeide economie achter ons en toch blijft
desondanks de gedachte aan een depressie ‘onbewust en
bewust het economisch handelen beïnvloeden. Zolang
dit het geval is, zal Keynes’ analyse van een maatschappij,
die niet in staat blijkt zichzelf automatisch uit een
neergaande lijn op te richten, van waarde blijven.
De slothoofdstukken draaien om het vraagstuk van de
concentratie en de machtsvorming na de opvolgende
industriële revoluties. De schrijver hoort de oude stem-
men opnieuw en mist een nieuwe. Is dat niet de be-
vestiging van onze onmacht om de toekomst vast te
leggen?
Het boek is verantwoord en goed geschreven, het zal
de lezer vast houden ook in de meer theoretische gedeel-
ten; het geeft een bijdrage tot een wereldbeeld, gegrond
op het denkwerk van eeuwen. –
–
H.W.L.
/
INHOUD
–
Blz.
.
,
Blz.
Stuwkracht der economen,
door Prof. H. ‘W
A a n t e k e n i n g:
–
Lambers ………………………….
…
Looneisen en de Engelse economie ……..766
Belastingpolitiek in perspectief,
door Drs H. C.
Mededelingen voor economisten………….768
Bos ……………………………….757
Geld- en kapitaalmarkt,
door Drs i Willems
769
Nieuwe regeling der gemeentefinancien in Belgie,
–
door M. van Audenhove ………………759
S t a t i stieken:
Eenvoudige waarheden,
door Dr W. L. Valk
761
Bankstaten …………………………..
769
De haven van Antwerpen,
door G. Ceulemans
763 Productie-indexcijfers ………………….769
Boekbespreking:
Werkloosheid in Nederland …………….770
Prof. Dr P. J. Bouman: Behouden vaart,
bespr.
Interim-indexcijfers van groothandelsprijzen in
door C. Vermey …………………..
765
Nederland.. …………………………
770
COMMISSIE VAN REDACTIE: C. van den Berg: Ch. Glasz; L. M. Koyck;
H.
W. Lambers; J. Tinbergen;
F. de Vries. Redacteur-Secretaris: A. de Wit. Adjunct Redacteur-Secretaris: J. H. Zoon.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË: F. Collin; J. E. Mertens de Wilmars;
J. van Tichelen: R. Vandeputte; A. Vlerick.
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
756
ECONOMISCH-STATISTISCHE .BERICHTEN
31Augustus 1955
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK
Drs H. C. BOS, Belastingpolitiek in perspectief.
De bèlastingverlagingen worden in ruimer perspectief
bezien, door enerzijds de ,aard. en betekenis van het
Belastingplan 1955 in vergelijking tot die van zijn voor-
ganger aan te geven, anderzijds door na te gaan, welke
gevolgen de huidige belastingverlagingen hebben voor de
toekomst. Vergelijking ‘van de Belastingplannen 1953
en 1955 toont aan, dat 1. het totaal der netto-belasting-
vermindering thans aanzienlijk boven dat van
1953
ligt;
2. de netto-verlichtingen vôor de prsoonIjke inkomens-
sfeer en voor het bedrijfsleven in 1953 en 1955 van ‘de-
zelfde orde van grootte zijn en 3. de verlagingen ,der
verbruiksbelasting in
1953′
vrijwel geheel ‘oor comperi-
satie waren bestemd, hetgeen thans iii veel mindere mate
het geval is. Het verschil in de tofalen der netto-belasting-
verlagingen voor
.
1953 en
1955
is dus in hoofdzaak het
gevolg van een grotere verlaging der •verbruiksbelastingen.
De verlaging in 1953 betekendè’een extra-verlichting van
de middeninkomens, terwijl bij de huidige is gestreefd
naar, gelijkmatige verlichting voor alle, inkomeiisgröepen.
De gevolgen der hi.uidige verlaging worden bezien aan de
hand’ van een globale schatting van sommige dezer ge-,
volgen doorhet C.P.B. Terwijl het C.P.B. voor 1954 reeds
meende te constateren,’dat in het algemeen de gréns der,
productiemogelijkheden werd bereikt, geldt dit volgens
s’chr. voor 1955 in versterkte mate. Het is danook twijfel-
achtig of de stimulerende werking der belastingverlagin-
gen ,wel uitsluitend in de reële sfeer tot uiting zal komen.
Ten slotte maakt schr. enkele opmèrkingen over de be
lastingpolitiek op langere termijn.
M. VAN AUDENHÖ VE,
f
Nieuwe regeling ‘1er grneente-
financiën in België.
.Schr. geeft allereerst ‘een indruk .van de financiële
moeilijkheden van een aantal Belgische gemeenten en zet
uiteen welke maatregelen daartegen wérden genomen.
Daarna wordt de, bij wet van 18 Julijl., ingevoerde her-
vorming besproken. Het – overigens niet nieuwe –
principe, dat gan deze hervorming ten grondslag ligt, is
het verwezenlijken van, een iekere solidariteit onder de
gemeenten. In principe kan de nieuwe,regeling worden
verdedigd indién men uitat van’ hët standptint,’dat bij
de vérdeling’ der staatsu,itgaven onder de gemnten
rekening moet wordeTn gehouden ‘met’ de insfanningen,
die zij zich op fiscaal gebied getioosten. Bij nadere be-,
schouwing komt meneèhter tot dé êoficlüsie, dat ‘de nieu-
we wet geen gezond fina’niôiêel beheer in’dehandzâlwer-
kett Een financiëlestruôtuür;waarin de verdéliiigsfondsen
s1eëht een aih’1len’dë ol spelen, is veel soëpeler en geeft
degemeenten de niogeljkheid zich op eigen kr’achten
aan de versôhillendë situatie aan tbpassen. Dit’veronder-
stelt pchter het bestaanvan eèn bredere fiscaliteit en de
Belgische Regering schijnt van een uitbreiding van het
gemeentelijk belastingstelsel te’1ebben af’gezien
Dr W.
I.AJ<
Eenvudige,waarheaen.
L
,.
Aan deconjunctuurpolitiek kunnen vier eisen iiorden
gesteld De eerste is tracht de gemiddelde winst, die het
incentieftot vel&’be’leihgen vormt, normaal te’houden; .
Laat’,haâr ‘inn depressié geleidlijk ‘groeie1. .tôthar
normale niveau; houdt dezé groei ‘niet tegen; doch:steun
de beweging niet meer, wanneer er volledige bezetting is.
Stijgt ‘dè winst tot abnorrnal middelde’hôog;: tiacht
dan de stijging door loonsverhoging te bestrijden. De
twede eis is: vermijdt illquiclitiet van grote omvang,
hetgeen betekent, dat men, indien met een stringentere
geidpolitiek wordt begonnen, geen onheilen moet ont-
ketenen, die wijd en zijd om zich heen grijpen. Nauw
samenhangend daarmee in de derde eis: ondermijn het
vertrouwen der beleggers niet. Ten slotte dient men zich,
als vierde éis, voor ogen te houden, dat 1 pCt veel is.
Deze vier eisen worden door schr. nader toegelicht.
G. CEULEMANS, De haven van Antweipen.
Verschillende factoren liggen aan de ginstige ontwik-
keling van het Antwerpse zeeverkeer ten’ grondslag. In
de eerste plaats’de steeds rijkelijk aanwezige retourvracht,
waardoor Antwerpen tot de belangrijkste lijnhaven van
het continent kon uitgroeien. Voorts heeft de omstandig-
heid, dat de Belgische handelsvloot een beperkte capaci-
teit heeft, de buitenlandse rederijen er toe gebracht Ant-
werpen in hun lijndiensten op te nemen. Ten slotte berust
de kracht:.van Antwerpen vooral op het inter-continentale
verkeer. Eén der kenmerken van de Antwerpse haven is
de belangrijke rol, welke Antwerpen vervult bij de ver-
scheping, behandeling en verzending van grondstoffen
en eindproducten, die betrekking hebben op de West-
europese zware industrie. De politiek van het havenbe-
stuur is er vanoud op gericht de vestiging van indus-
trieën binnen het havengebied zelf aan te moedigen, waar
–
bij men door een zo groot mogelijke differentiatie, zowel
stabiliteit als de zekerheid van ruime werkverschaffing
in de hand heeft trachten te werken.
– SOMMAIRE –
Drs H. C. BOS, Régime d’impôts enperspective.
Les abaissements des contributions en Hollande sont
considérés dans un cadre plus large, d’une part en
comparant, la nature et la portée du Projet portant sur
les Contributions 1955 avec celles de,son prédécesseur
de 1953, d’autre part en étudiant quelles seront ls réper-
cussions pour l’avenir des actuels abaissements d’impôts.
M. VAN A UDENHO VE, Nouvelle réglementation des
finances communales en Belgique.
L’auteur donne une idée des diffièultés financières d’un
certain ‘nombre de communes belges ainsi qu’un ex,posé
des mesures prises pour les surmonter. Ensuite il parle
de la nouvelle réglementation du 18 juillet 1955 des
finances communales. D’après ‘lui la nouvelle bi ne
contribuera pas â une saine gestion financière.’
Dr W. L. VALK, .Qe simples vérités.
On peut exiger de la politique de conjbncture quatre
choses, notamment: 1. tâcher de maintenir’les bénéfices
nioyens â un niveau normal; 2. éviter un important
manque de moyens liquides; 3. ne pas miner la confiance
de ceux qui chercent des placements et 4. ne pas perdre
devue que 1
0
/
0
est ‘beaucoup. L’auteur explique en
détails ces quatre exigences.
G. .CEULEMANS, Le port d’An vers.
Anversi occupe une place prépondérante ‘ parmi les
ports de la Manche et de la mer du Nord: L’auteur
examine quels sont les aspects contribuant â déterminer
la structure de ce port de l’Escaut et qui par conséqüent
ont constitud la base de sa force attractive.
31 Augustus
1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
757
Belastingpolitiek in pefspectief
Inleiding
Het geheel van fiscale maatregelen, samengevat als het
Belastingplan 1955, dat in hoofdzaak dezer dagen in
werking treedt, heeft in het parlement en daarbuiten tot
weinig wezenlijke discussie geleid. De voornaamste
reden daarvan is, zoals bekend, gelegen in het feit, dat
de gewijzigde huur- en belastingvoorstellen in principe
zijn voortgevloeid uit een compromis tussen de regerings-
partijen bij de kabinetscrisis, waart6e de bezwaren van
de Tweede Kamer tegen de aanvankelijke huurvoorstellen
hadden geleid. De opschorting der parlementaire be-
handeling dwong vervolgens tot een snelle afdoening
van de gewijzigde voorstellen, wilde men niet ten tweeden
male de ingangsdatum naar de toekomst zien verschoven.
Bovendien heeft de binnenkort te verschijnen begroting
1956 velen weerhouden in een beschouwing te treden van
de budgetaire en monetaire aspecten van de belasting-
voorstellen.
Niettemin, of beter juist hierom, kan het zijn nut
hebben aan enkele aspecten van het Belastingplan
1955
aandacht te besteden. Uiteraard niet om alsnog een bij-
drage tot de bescheiden gebleven discussie te leveren,
doch om aan de belastingverlagingen een enigszins
ruimer perspectief te geven, en wel een tweeledig perspec-
tief. Enerzijds door de aard en betekenis van de huidige
belastingverlagingen in vergelijking tot die van vorige
aan te geven, anderzijds door te zien, welke gevolgen de
belastingverlagingen hebben voor de toekomst.
Vergelijking van het Belastingplan 1955 met vorige
belastingw(/zigingen.
De na-oorlogse ontwikkeling op belastinggebied wordt
tot eind 1953 gekenmerkt door een hoog en vrijwel
onveranderd belastingniveau en een verschuiving in de
verdeling van de fiscale lasten van het bedrijfsleven naar
de persoonlijke sfeer. Het hoge belastingniveau vloeide
voort uit de noodzaak de middelen te verkrijgen ter
financiering van de hoge staatsuitgaven, aanvankelijk
mede ten behoeve van de wederopbouw,zonder tegelijker-
tijd inflatie te veroorzaken, c.q. deze te verergeren.
De verschuiving vond haar motivering in de wenselijk-
heid de productie te stimuleren (1947), dan wel de inves-
teringen te bevorderen in verband met de zorg voor de
werkgelegenheid op lange termijn (1950 en
1953).
In 1951 vond voor het eerst een belastingverlaging in
de persoonlijke sfeer plaats, doch deze betekende ook
hier geen vermindering van de totale last, omdat zij
diende ter compensatie van de gevolg’n van enige prijs-
verhogingen in het kader van het streven naar een vrijere
prijsvorming. Pas in 1954 was er sprake van een werkelijke
verlaging. De huidige belastingverlagingen vormen de
tweede stap bij deze vermindering van het totale belas-
tingniveau.
Hoe verhoudt zich nu het Belastingplan.
1955
ten op-
zichte van zijn voorganger? Een vergelijking van de totaal-
bedragen der verlaging (op jaarbasis), ni. f 411 mln in
1954 en
f 575
mln thans, is zonder meer hiervoor geen
maatstaf, omdat zowel toen als nu een deel van de belas-
tingverlaging diende om de lasten van een huurverhoging
te compenseren. Daar bij de betreffende verlagingen werd
aangegeven, welk bedrag als compensatie moet worden
beschouwd, en tevens van welke belasting de verlaging
als compensatie moet dienen, is het echter mogelijk
te berekenen in hoeverre de Bejastingplannen 1953
en 1955 een wezenlijke verlichting van lasten
,
be
tekenen, en hoe deze is verdeeld over een aantal soorten
van belastingen. De resultaten van een dergelijke be-
rekening zijn vermeld in tabel 1. Er werden onderscheiden:
belastingen die overwegend zijn gericht op de per
–
soonlij ke inkomens- en vermogenssfeer;
belastingen op de verbruiksuitgaven;
belastingen die hoofdzakelijk of uitsluitend op het
bedrijfsleven drukken.
Een scherpe scheiding tussen de groepen a. en c. is niet
altijd mogelijk (men denke aan de inkomstenbelasting),
doch is voor ons doel ook niet noodzakelijk.
TABEL 1.
Vergelijking van de Belasiingplannen 1953 en 1955
(in f mln)
–
Persoon-
lijke sfeer
Verbruiks-
uitgaven
Bedrijfs-
leven
T
0
aa
Belastingplan 1953 a)
235
66
110 411
w.v. voor compensatie
24
61
–
85
Netto-belastingverminde-
ring
211
5
110
326
Belastingplan 1955
272
142
88
502
idem (gewijzigd)
236
212
127 15
128
575
15
576
w.v. voor compensatie
–
40
–
40
Netto-belastingverminde-
236
172
127
15
128
535
15
536
ring
……………..
Idem,
zonder
tijdelijke
verlagingen b)
…..
236
102
127
15
128
465
15
466
mci.
de verlaging van de loon- en inkomstenbelasting. –
Tijdelijke verlagingen zijn de afschaffing van omzetbelasting op suiker en textiel.
Opmerking: de bedragen, in deze tabel vermeld, betreffen de ramingen voor 1954 resp. 1956 volgens de Memories vao Toelichting die de betreffende belasting-
plannen vergezelden.
De vergelijking van aard en omvang van beide belas-
tingverlagingen volgens bovenstaande tabel laat nu het
volgende zien:
het totaal van de netto-belastingvermindering ligt
thans aanzienlijk boven die van 1953, ook wanneer
de tijdelijke verlagingen buiten beschouwing worden
gelaten;
de netto-verlichtingen voor de persoonlijke inkomens-
sfeer en voor het bedrijfsleven zijn in 1953 en 1955
van dezelfde orde van grootte;
daarentegen was in 1953 de verlaging van de ver-
bruiksbelastingen vrijwel geheel bestemd voor com-
pensatie, terwijl dit in 1955 in veel mindere mate,
het geval is
1);
uit het bovenstaande volgt, dat het verschil inde
totalen van de netto-belastingverminderingen voor
1953 en 1955 hoofdzakelijk het gevolg is van een
grotere verlaging van, de verbruiksbelastingen,. nl..:
f
167 mln van de f 209 mln
(mci.
de tijdçlijke yer-
lagingen). In vergelijking tot het vorige belastingplan
hebben de verbruiksbelastingen daarin thans een
ruimere plaats gekregen.
Met deze conclusie willen wij overigens niet voorbij-
gaan aan de betekenis van een ander aspect vn de
huidige belastingverlagingen, dat bij bovenstaande wijze
‘) De situatie is bij de huidige verlagingen overigeng niet geheel duidelijk:
enerzijds zegt de Regering dat het bedrag van de huurverhoging ,,uit de aard der
zaak door de burgerij moet wbrden opgebracht”,
anderzijds
wordt er aan her.:
innerd, dat de wijziging van de aanvankelijke huurvoorttellen in een algemene
huurverhoging van 5 pCt aanleiding is geweest voor het voorstellen van een verder-
gaande verlaging van de omzetbelasting op suiker en textiel (Kamerstukken
Eerste Kamer no 210a, Mcm. van Antw. b1z…7). Deze verdergaande, verlaging is
echter nadrukkelijk als tijdelijk
bedoeld. Wat gebeurter dan nâ
1
Januari 1957?
Vindt dan compensatie in een andere vorm plâats of moeten dan de overige be-
lastingverlagingen als compensatie worden beschouwd of brengt dan de burgerij
de huurverhoging op zènder compensatie?
–
78
ÈCÖNÖMISCtI-StATIStICHË BEkIHTEN
31 Augustus 195
van vergelijken enigszins verloren gaat, ni. de wijziging
van het tarief der loon- en inkomstenbelasting. In tegen-
stelling tot het voorgaande aspect, heeft de aard van de
tariefswijziging bij de parlementaire behandeling daarvan
echter voldoende de aandacht gehad. Wij volstaan, hier
derhalve met de volgende illustratie.
Terwijl zowel in 1953 als nu de loon- en inkomsten-
belasting met vrijwel eenzelfde bedrag werd verminderd
(fl75
mln, resp. fl79 mln), werd deze verlaging in 1953,
behalve voor wegnemen van enkele ,,Schönheitsfehler”
(nI. voor het regelmatiger doen verlopen van de curve
der marginale belatingpercentages), gebruikt voor een
extra verlichting van de middeninkomens. Bij de huidige
verlaging is gestreefd naar een gelijkmatige verlichting
voor alle inkomensgroepen. Het verschil in effect blijkt
uit onderstaand tabelletje, waarin voor een gezin met twee
kinderen de procentuele verlagingen voor verschillende
inkomens zijn vermeld. De laatste kolom geeft aan het
verschil tussen beide percentages.
TABEL 2.
Vergelijking van de procentuele verlaging
van de inkomstenbelasting in 1953 en 1955 voor een
gezin met twee kinderen
Procentue!e
Procentuele
Zuiver inkomen
verlaging verlaging
a minus b
a
.
b
f
3.000
62,3
100
–
37,7
4.500
22,0
22.3
–
0,3
6.000
19,6
15,2
4,4
7.500
18,4 12,6
5,8
9.000
18,7
11,0
7,7
15.000
.-
13,1
9,0
4,1
30.090
…….’.
6,3 7,2
–
0,9
Duidelijk blijkt, dat in 1953 de belastingverlaging ten
opzichte van thans relatief het grootst is geweest voor de
middeninkomens. De cijfers voer de andere gezinstypen
(mcl. de ongehuwden) vertonen een soortgelijk beeld.
De gevolgen van de huidige belastingverlagingen.
Welke betekenis kan nu aan de huidige belasting-
verlagingen ‘worden toegekend in verband met de al-
gemeen-economische gevolgen welke hiervan kunnen
worden verwacht?
Een globale schatting van sommige.dezer gevolgen is
mogelijk aan de hand van enkele gegevens, vermeld in
het Centraal Economisch Plan
1955.
De resultaten van
deze schattingen blijken uit onderstaande tabel. Deze
geeft aan de wijzigingen in verschillende macro-eco-
nomische grootheden t.o.v.
1954
als gevolg van de be-
lastingverlagingen; daarbij is rekening gehouden met de
onderlinge wisselwerking die er op wat langere termijn
tussen de verschillende economische grootheden bestaat.
TABEL 3.
Gevolgen van de belastingverlagingen voor
enige echnomische grootheden (op jaarbasis)
t.o.v. 1954
liwiped op
…
Wijzigingen t.o.v. 1954:
Consümptievolure.
..
.
+ 5,2 pCt
Consumptiëprijs
–
1,4 pCt
Netto-investeringen (prijzen 1954)
.
+
f57 mln
Bruto-nationaal prod., volume
+
1,4 pCt Werkgelegenheid +
14.500 manjaren
Invoerwaarde
‘
+
17230 mln
Betalingsbalanssaldo
–
–
f 230 mln
De uitkomsten spreken voor zichzelf: de toeneming
van de consumptie en de investeringen geeft aan het te
verwachten gebruik dat particulieren en bedrijven zullen
maken van de ruimere armslag, die hun door de belasting-
verlaging wordt geboden. De uitbreiding van de productie,
de vermindering van de werkloosheid en een toeneming
van de invoer, resulterend in een afneming van het be-
talingsbalanssaldo, zijn hiervan verder het gevolg.
Men kan zich echter afvragen of de gegevens van het
Centraal Planbureau onder de
huidige
omstandigheden
geschikt zijn om de gevolgen van de belastingverlagingen
te berekenen. Zij veronderstellen nl. dat er in de reële
sfeer nog voldoende speelruimte aanwezig is voor uit-
breiding van de productie, de werkgelegenheid e.d. Het
is echter zeer de vraag in hoeverre op het ogenblik aan
deze voorwaarde is voldaan. –
In tegenstelling tot de prognose, door het C.P.B. voor
1955
opgesteld, vertoont de ec6nomische ontwikkeling
in ons land tot heden nl. alle kentekenen van een on-
verflauwde hoogeonjunctuur. Voor zover de cijfers be-
schikbaar zijn, zijn er geen aanwijzingen, dat van een
groei van het nationaal product t.o.v. 1954 in afnemend
tempo, zoals door het C.P.B. werd verwacht, kan worden
gesproken. De industriële productie steeg gedurende het
eerste halfjaar van 1955 in vrijwel hetzelfde tempo als in
de overeenkomstige periode in 1954. De trend va-n de
ontwikkeling der arbeidsreserve daalt nog voortdurend:
het C.P.B. schatte deze reserve per ultimo Juli op ruim
60.000 personen; zij bedroeg in feite bijna 40.000 per-
sonen (vorig jaar
55.000).
De toeneming van het invoer-
oversch5t (f1.100 mln voor de eerste helft van
1955,
tegenover f 700 mln voor die van 1954) zou er op kunnen
wijzen, dat dë binnenlandse vraag ‘naar goederen en dien-
sten t.o.v. die van het buitenland in betekenis gaat winnen.
Terwijl het C.P.B. voor 1954 reeds meende te kunnen
constateren, dat in het algemeen de grens van de productie-
mogelijkheden werd bereikt, geldt dit, gezien bovenstaan-
de symptomen, voor
1955
naar onze mening in nog
sterkere mate. Het is derhalve twijfelachtig of de stimu-
lerende werking van de belastingverlagingen uitsluitend
in de reële sfeer tot uiting zal komen, zoals bovenstaande
tabel aangeeft, en of deze in plaats daarvan niet zal leiden
tot een verdere opwaartse druk op het prijspeil. On-
getwijfeld zal de prjsverlagende werking van de ver-
mindering der verbruiksbelastingen daarbij een zeker
tegenwicht kunnen geven, doch deze moet – voor ca
0,5 pCt – ook reeds de gevolgen vai de huurverhoging
compenseren.
Bij de indiening van de oorspronkelijke belasting-
voorstellen heeft de Minister van Financiën zich door de
prognose van het C.P.B. voor
1955
gesterkt gevoeld in
zijn opvatting, dat ook – uit sociaal-economisch oogpunt
deze voorstellen een gunstig effect kunnen hebben.
De feitelijke ontwikkeling heeft deze veronderstelde
sociaal-economische wenselijkheid van de belasting-
verlagingen in haar tegendeel doen verkeren, gegeven de
doelstelling van de. Regering om een stabiel prijspeil te
handhaven.
Men moge het bovenstaande niet beschouwen als een
(te) late critiek op de belastingverlagingen, doch als het
signaleren van een, realiteit waarmede bij het bepalen
en beoordelen van de economische politiek der. Regering
in de naaste toekomst rekening zal moeten worden ge-
houden. Dit geldt zowel voor de houding t.o.v. de
loon- en prijsvorming, als t.o.v. de binnenkort te ver-
wachten begroting. Wat het eerste betreft, lijkt er voorlopig
31 Augustus
1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
759
nog geen reden tot ongerustheid. Volgens persberichten,
naar aanleiding van de besprekingen tussen de Regering
en de Stichting van den Arbeid, houdt de Regering vast
aan haar standpunt, dat de rust in lonen en prijzen ge-
handhaafd moet blijven, zodat loonsverhoging thans
niet gewenst wordt geacht. Ten aanzien van de be-
groting zal çr over enkele weken gelegenheid zijn de
houding van de Regering te toetsen, o.a. aan de normen
die zij eveneens, en terecht, bij de loon- en prijspolitiek
heeft aangelegd.
Perspectief op langere termijn.
Ten slotte nog enkele opmerkingen over de beliisting-
politiek op langere termijn.
Bij de behandeling van de huidige belastingverlagingen
heeft de Minister van Financiën duidelijk uitgesproken,
dat, hoewel hij welwillend staat tegenover sommige uit-
gesproken wensen, van de huidige Regering geen nieuwe
verlagingen behoeven te worden verwacht, en dat de
mogelijkheid daartoe bij een eventuele algemene belasting-
herziening door de volgende Regering beoordeeld zal
moeten worden. Hiermede wordt opnieuw een taak
toegevoegd aan de reeks, die deze nieuwe Regering
reeds wacht. Afgezien van de politieke moeilijk-
heden, die hieruit bij de vorming van deze Regering
kunnen voortvloeien, is ook economisch deze opeen-
stapeling van problemen niet zonder bezwaar. Geleidelijk-
heid is nI. in het verleden één van de kenmerken van de
economische politiek in ons land geweest, teneinde te
voorkomen dat ongewenste schokken aan het economisch
leven worden toegebracht. Cumulatie van een aantal
belangrijke wensen zal daarom betekenen, dat de
vervulling daarvan over eén langere periode zal moeten
worden uitgesmeerd, zodat aan alle op zichzelf misschien
gerechtvaardigde wensen door de nieuw optredende
Regering niet reeds per 1 Januari 1957 of eerder kan
worden voldaan. Ht verlanglijstje is daarvoor te groot
in verhouding tot de beschikbare middelen
2).
Bovendien
zullen belastingverlagingen in de toekomst moeilijker
worden, gegeven het hoge en moeilijk te verlagen niveau
der staatsuitgaven, wil bij een blijvende gunstige con-
junctuur geen infiatoir begrotingstekort ontstaan.
Juist echter in verband met deze situatie is het nood-
zakelijk dat er een duidelijke voorstelling bestaat van
de prioriteiten en de consequenties van de verschillende
wensen. Het komt ons voor, dat op fiscaal gebied deze
voorstelling bij de belanghebbenden niet altijd aanwezig
is. Een van de redenen hiervan is, naar wij menen, het
gebrek aan kennis omtrent de quantitatieve invloed die
‘de belastingen op het economisch leven uitoefenen, met
name wat betreft de mate van afwentëling en het uit-
eindelijk resultaat van de herverdeling van het nationaal
inkomen voor de verschillende inkomensgroepen.
Een herziening van de belastingen moge voorlopig
geen actueel karakter dragen, er is voldoende fiscaal
werk aan de winkel voor de wetenschappelijke bureau’s
van de Regering, de politieke partijen en anderen, ter
voorbereiding van eventuelé toekomstige belastingherzie-
ningen. Het resultaat van deze arbeid zal te zijner tijd
slechts kunnen bijdragen tot een objectieve oordeelsvor-
ming en een vruchtbare discussie.
Schiedam.
H. C.
BOS.
) zie Drs J. A. Links: ,,Hoe verdelen wij onze welvaart?”, in ,,E.-S.B.” van
3 Augustus 1955.
Nieuwe regeling der gemeentefinanciën in België
Zoals bekehd aan de lezers van dit tijdschrift worden
de uitgaven der Belgische gemeenten voornamelijk ge-
dekt door de volgende bronnen van inkomsten.
Enerzijds, vier verdelingsfondsen gestijfd door de
Staat: het Fonds der gemeenten, het Gemeentefonds voor
openbare onderstand, een Speciaal fonds voor de ge-
meenten met ontredderde financiën en het Speciaal
fonds van fr. 400 mln, uitsluitend bestemd voor de vier
grote steden Antwerpen, Brussel, Gent en Luik.
Anderzijds hebben de gemeenten een belastinggebied,
dat hun hoofdzakelijk de mogelijkheid geeft opcentimes
te heffen op de grondbelasting en lokale taksn, waarvan
de belangrijkste de zgn. nijverheidstaksen zijn op het
aantal in de ondernemingen tewerkgestelden en op de
verbruikte drjfkracht.
Gedurende de eerste jaren dat dit financieel statuut,
dat ingeluid werd door de wet van 1948, van toepassing
was, hadden de gemeenten, op enkele uitzonderingen
na, buitengewoon welvarende financiën.
Zoals reeds vermeld in een onzer vorige bijdragen,
bleek deze voordelige toestand evenwel niet zozeer het
gevolg te zijn van de algemene bepalingen van voormeld
gemeentelijk financieel statuut, als wel van bepaalde be-
schikkingen er van, welke aan de gemeenten de opbrengst
van hun vroegere aandelen in de rijksbelastingen en
van hun opcentimes van de dienstjaren 1948 en voor-
gaande bleven verzekeren. Ten gevolge van de late inko-
hiering en inning der rijksbelastingen – dus van de
daarbij behorende gemeentelijke aandelen en opcen-
times – en van de algemene verhoging van de opbrengst
dezer belastingen, genoten de gemeenten van het boek-
jaar 1949 af tot in de jaren
1952-1953,
uit dien hoofde
aanzienlijke inkomsten.
Toen deze inkomsten waren uitgeput, rezen echter
zeer spoedig plaatselijk financiële moeilijkheden. Vol-
gens gegevens, geput uit de jaarlijkse verslagen van het
Gemeentekrediet van België, werden reeds in 1952 een
vijftigtal gemeenterekeningen met een tekort afgesloten.
Dit getal steeg tot 150 in 1953 en bereikte 200 in 1954,
voor een globaal deficiet geraamd op fr. 525 mln, het
mali der vier grote steden niet inbegrepen.
De Regering bleef niet onverschillig ten överstaan van
deze toestand en reeds in 1952 werdeii maatregelen ge-
troffen.
Het Speciaal fonds, bestemd om de financieel ont-
redderde gemeenten te helpen, bleek ontoereikend. {en
zal zich herinneren dat dit Fonds gespijsd werd met het
bedrag der aandelen, in het Fonds der gemeenten, van de
gemeenten die minder dan 100 opcentimes op de grond-
belasting heffen. Pas was de wet gestemd of practisch
al de belanghebbende gemeenten verhoogden hun op-
centimes tot 100. Dit Speciaal fonds werd dan ook reeds
in 1952 gespijsd met uitzonderlijke kredieten, bedragend
c. fr. 130 mln. Het werd.verder, ingevolge de wet van 12
Maart 1954, aangevuld met een deel van de staatsbe.
lastingen op de sommen ingezet op voetbalpronostieken.
Hunnerzijds werden het Fonds der gemeenten en het
Fonds voor Openbare Onderstand verhoogd. Door de
760
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
31 Augustus 1955
wet van 17 Juni 1953 werd het bedrag van het Fonds voor
Openbare Onderstand vermeerderd met
fr. 5
mln per
jaar. Bovendien werd het verbonden aan de index der
rijksbezoldigingen en, overeenkomstig, met 5 pCt ver-
hoogd, zoals reeds het geval was met het bedrag van het
Fonds der gemeenten.
De begrotingswet voor het boekjaar 1954 verhoogde
een tweede maal de twee verdelingsfondsen met 5 pCt.
Daar al deze initiatieven ontoereikend waren om het
groeiend aantal deficitaire gemeenten in hun geldnood te
helpen, werd beroep gedaan op het Gemeentekrediet
dat zich, in 1953 en 1954, bereid verklaarde, onder
staatswaarborg, thesaurieleningen te verstrekken aan de
gemeenten waarvan het gewoon kredietvermogen uit-
geput was en die op het punt stonden hun meest dringende
uitgaven te moeten staken.
Voor 1953 verstrekte het Gemeentekrediet aldus
circa fr. VOO mln, uitsluitend bestemd voor de betaling
der gemeentelijke bezoldigingen en tussenkomsten van
openbare onderstand. In 1954 werd voor geljkaardige
doeleinden fr. 150 mln uitgekeerd.
Ten slotte werd in de Rijksbegroting van 1955 een
speciaal krediet, ‘groot fr. 224 mln, voorzien om finan-
ciële hulp te verlenen aan de deficitaire gemeenten. De
wijze waarop dit bedrag zal worden verdeeld is nog niet
bekend.
Van hun kant hebben tal van gemeenten zich werkelijk
ingespannen om hun budgetair tekort te bestrijden en
een steeds groter beroep op hun belastingvermogen ge-
daan. Kenschetsend is dat 1.254 van de 2.766 Belgische
gemeenten in 1954 meer dan 400 opcentimes op de grond-
belasting hieven tegen 670 gemeenten in 1949.
**
*
Dit algemeen overzicht van de bestaande financiële
toestand is onontbeerlijk voor een goed begrip van de
pas ingevoerde nieuwe regeling.
•
De wet van 18 Juli 1955 brengt een belangrijke her-
vorming mede en regelt de verdeling van het Fonds der
gemeenten en de stijving van het’ Speciaal fonds ten
voordele van de financieel ontredderde gemeenten. Bij-
komende beschikkingen van de wet bekrachtigen daaren-
boverr de reeds vermelde verhoging van
5
pCt der twee
verdelingsfondsen.
Zoals hoger gezegd, bleek na enkele jaren het Speciaal
fonds ontoereikend. De door de wet van 18 Juli 1955
ingevoerde hervorming vöorziet hoofdzakelijk de af-
neming, ten voordele van het Speciaal fonds, van een
deel van de aandelen in het Fonds der gemeenten, van
deze gémeenten, die het vorige jaar minder dan 350
opcentimes op de grondbelasting hieven.
Deze heffing op de aândelen der gemeenten met een
zgn. laag belastingstelsel is niet eenvormig. Worden
afgenomen:
50 pCt van het aandeel der gemeenten die minder
dan 151 opcentimes hebben geheven;
40 pCt voor de gemeenten die van 151 tot 200 opcen-
times hebben geheven;
30 pCt voor de gemeenten die van 201 tot 250 opcen-
times hebben geheven;
20 pCt voor de gemeenten die van 251 tot 300 opcen-
times hebben geheven;
10 pCt voor de gemeenten die van 301 tot 349 opcen-
times lbben geheven.
**
*
Het principe dat deze hervorming inspireerde beoogt
een zekere solidariteit onder de gemeenten te verwezen-
lijken. De inspanning wtrdt gevraagd aan de gemeenten
met laag belastingpeil, ten voordele van de gemeenten
met financiën die niet in evenwicht zijn.
Dit principe is niet nieuw. Het werd reeds, zoals
hoger vermeld, gehuldigd in de wet van 24 December
1948. Het wordt trouwens onder andere vôrmen in
bepaalde buitenlandse wetgevingen toegepast, o.a. in de
landen waar de uitkeringscriteria van de gemeentelijke
verdelingsfondsen rekening houden met de opbrengst
van de gemeentelijke fiscaliteit.
Niet enkel op dit punt verlengt de nieuwe regeling
de lijn die getrokken werd in de wetgeving van 1948.
De regeling zal inderdaad een nieuwe nivellering der
gemeentelijke fiscaliteit in de hand werken, wat eveneens
een der doeleinden uitmaakte van de wetgeving van 1948,
die het recht der gemeenten, opcentimes te heffen op
bepaalde staatsbelastingen, afschafte en aldus de alge-
mene fiscaliteit over het gehele land wilde uniformiseren.
Principieel kan de nieuwe regeling worden verdedigd,
indien men uitgaat van het standpunt dat de verdeling
der staatsgelden onder de gemeenten rekening moet
houden met de inspanning die zij zich zelf getroosten
op fiscaal gebied. Doch bij nadere beschouwing komt
men tot de vaststelling dat de nieuwe wet, in de praktijk,
geen gezond financieel beheer zal in de hand werken.
Ten eerste zal er uit voortvloeien dat de inkomsten der
gemeenten nt laag belastingpeil op aanzienlijke wijze
zullen verminderen. De inkrimping dezer bronnen van
inkomsten zal reeds in 1955- merkbaar zijn, daar de
wet wordt toegepast met terugwerkende kracht tot op
1 Januari
1955.
Dit initiatief zal dus het paradoxaal
gevolg hebben dat een aantal begrotingen, die in even-
wicht waren toen ze werden opgemaakt, bij de uit-
voering deficitair zullen worden.
Anderzijds is het van nu af aan reeds duidelijk dat
talrijke gemeenten, van 1956 af, 350 of meer opcentimes
zullen heffen niet alleen om’ hun begroting in evenwicht
te brengen, doch dikwijls ook met de enige bedoëling
hun volledig aandeel in het Fonds der gemeenten te
bekomen.
Door een deel van de openbare opinie wordt deze
regeling dan ook beschouwd als een soort penalisatie
van die gemeenten, welke door een zuinig beheer hun
belastingen op een laag peil konden houden. De beheer-
ders van dergelijke gemeenten krijgen de indruk dat zij
onrechtstreeks verplicht worden belastingen te heffen
ten voordele van andere gemeenten met minder goed
beheer. Zeer zeker zijn dergelijke opvattingen nogal
sommair maar dit neemt niet weg dat een geest van ont-
moediging meer en meer wordt verwekt bij die ge-
meentebestuurders welke hun financiën op de meest klas,
sieke wijze beheren.
Ten slotte staat het vast dat de nieuwe maatregel geen
duurzame invloed kan hebben. Gezien het feit, dat
talrijke gemeenten hun opeentimes onmiddellijk zullen
opdrjven, zullen meteen de gelden die het Speciaal fonds
moeten spijzen geleidelijk verminderen, zodat men na
enkele jaren opnieuw voor hetzelfde vraagstuk zal staan.
De Regering heeft dit blijkbaar ingezien ei. overweegt
nu reeds een grondiger hervorming in te voeren, in-
zonderheid wat de uitkeringsnormen van het Fonds der
gemeenten betreft. Door een dergelijke hervorming kan
een zeker resultaat bekomen worden inzake de financiële
verhoudingen tussen Staat en gemeenten. Het zou noch-
tansvermete1 zijn daarvan een doorslaggevende sanering
kopedraad en koperdraadkabet
kabelgariiituren, vuimassa 6n olie
ICABELFABRIEK
DELFT
31Augitstus 1955.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
761
der gemeentefinanciën te verwachten. Een herziening van
de omsiagmodaliteiten van het Fonds zal noodzake]ijker-
wijze het aandeel van bepaalde gemeenten verminderen
ten voordele van dit van andere, tenzij het Fonds voor-
eerst werd verhoogd. Dan nög zou een dergelijke her
–
vorming voor zekere gemeentebesturen een betrekkelijke
vermindering meebrengen naar verhouding van het
aandeel toegekend aan andere. De jongste wijziging is
daarvan een duidelijk bewijs. Hervormingen yan die
aard verplaatsen slechts het vraagstuk waarvan de kern
elders ligt. In de verschillende landen waar soortgelijke
verdelingsfondsen bestaan, zijn de uitkeringscriteria op
andere grondslagen gevestigd; nochtans geven ze nergens
voldoening. Het is inderdaad practisch onmogelijk door
vaste omslagmodaliteiten, van toepassing op al de ge-
meenten van een land, aan hun zo diverse financiële
noden op de gepaste manier te beantwoorden.
De oplossing van het vraagstuk der gemeentefinanciën
moet elders worden gezocht. Zeer zeker zijn verdelings-
fondsen onontberlijk geworden. Maar zij werden te
ofnvangrijk in verhouding mët het geheel, der bronnen
van inkomsten der gemeenten hetgeen aan de gemeente-
lijke financiën een al te grote rigiditeit geeft. Bovendien
Eenvoudige
worden de nadelen van de Fondsen des te scherper aan-
gevoeld, naarmate, un
h omvang
groeit.
.
Een financiële structuur, waarin de verdelingsfondsen
slechts een aanvullende rol spelen, zoals dit in het ver-
leden in België Jet.geval was, is veel soepeler en geeft
aan de gementen de mogelijkheid zich op eigen krachten
aan verscheidene situaties aan te passen. Doch dit .ver-
onderstelt het bestaan van een geel bredere fiscaliteit.
Helaas schijnt de Belgische Regering van een uitbreiding
van het gemeentelijkelastingstelsél tè hebben afgezien.
Er kan nochtans niet gënoeg worden gewezen op het
feit, dat’ de steeds groeiénde omvang dér gemeentelijke
verdelingsfondsen, gespijsd door staatsgëlden, onvermij-
delijk moet leiden tot een steeds groeiende 6entralisatie
van het administratieve leven; Wie betaalt, wil controleren
en zelfs beheren. . . .’! De financiële afhankelijkheid der
gemeenten moet fataal hun bestuurlijke afhankelijkheid
in de hand’ werken. Wat dit meebrengt voor de Vrije
ontwikkeling van de openbare ‘bedrijvigheid vraagt
geen lang. betoog: verspilling van staatsfondsen, admini-
stratieve traagheid, verkwijning van het veraiitwoôrde-
Jij kheidsbesef _der geeentebestuurdef.
Brussel. –
‘
M.
VAN AUDENHOVE.
.I$
•’r
……..
wâarheden
Eenvoudige dingen kunnen wel eens grote moeilijk-
heden en conflicten doen ontstaan en met de eenvoudige
waarheden der economie is het al niet anders. De één
.vermijdt hen, omdat hij bang is te gemakkelijk te schrij-
ven en de mensen te vervelen met dingen, di .hen niet
interesseren. De ander, door droeve ervaring gerjpt,
weet, hoe weinig zêlfs de eenvoudigste waarheden tot
velen doorgedrongen zijn en komt er toe, geregeld op het-
zelfde aambeeld te hameren, tot vervelens toè soms.
Een extreme vorm hiervan .zijn de geregelde waarschu-
wingen van de oude Cato met betrekking tot Carthago.
Op gevaar af, dat men mij tot de extremen ian de soort
van Cat6 zal rekenen, wil ik in dit artikel nog eenmaal
herinneren aan vier eenvoudige waarheden met betrek-
king tot de conjunctuurpolitiek. Het enige excuus, dat
ik er voor heb, is, dat velen, die in het publieke leven werk-
zaam zijn, en af en toe helaas ook enkele der leidende
persoonlijkheden, iiog geregeld handelen, alsof zij van
deze ‘dingen nooit gehoord hebben, hoewel zij aan elk
serieus student in de economische wetenschappen bekend
behoren te zijn.
De eerste eis van conjunctuurpolitiek begint geleidelijk
tot de verantwoordelijke kringen door te dringen. Deze eis
is tracht de gemiddelde winst, die het incentief tot vele
beleggingen vormt, iiormaal te houden. Laat haar na
een depressië geleidelijk groeien tot liaar normale niveau;
houdt deze groei niet tegen, doch steun de beweging
niet meer, wanneer er volbezetting is. Dân ‘is
handhaven
van de doorsnee-winst eerder het parool dan verdere
stijging. Stijgt de winst tot abiiormale gemiddelde hoogte,
wees dan op Uw hoede en tracht stijging door loonsver-
hoging te bestrijden. Niet iedere stijging behoeft men te
bestrijden, iiaar de gemiddelde winst moet niet hoger zijn
dan nodig is, om het voor behoorlijk functionneren van
het bedrijfsleven benodigde kapitaal te verkrijgen. Laat
U niet misleiden door de zeer hoge winsten van sommige
excellent . geleide bedrijven; die.zijn
een gewenst en ge-
zond verschijnsel, evenals het ondergaan van andere,
minder gelukkige, bedrijven. Maar lçt op de beweging
van de -doorsnee-winstvoet. Wordt deze .te. hoog, dan
treedt een overprikkeling van de bedrijvigheid in, die
ernstige gevolgen kan hebben en die later zou noodzaken
tot een winstdaling, die gevaarlijk voor de conjunctuur
kn zijn. . ,. ‘
Wanneer ,nu politici tegen deze regel zondigen, dan
kunnen daar verschillende redenen voor zijn. Veelal zijn
die te respecteren, want de conjunctuur is niet het enige
probleem in hetpoiitieke. 1eve en’er motensoms.con-
ëessies aan andere belangrijke kwesties worden ged,n.
(Ingezonden mededeiing)
met papier geïsoleerde kabels
vocfr
zwakstroom en sterkstroom
762
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
31 Augustus
1955
Soms is het teruggaan, omdat men te ver gegaan is en
dan is een klap op de conjunctuur niet altijd te vermijden,
hoewel men dit moet doen, waar men kan. Soms is het
te danken aan het feit, dat men geen goede adviezen
van bekwame economen ingewonnen heeft en ten slotte
is
de
grondwaarheid, waarover wij het hebben, wel heel
eenvoudig, maar de toepassing is moeilijk. Want allë
factoren in het economisch leven beïnvloeden de gemid-
delde winst en dus moet men hen alle overzien, om dit
eenvoudige principe tot gelding te brengen.
Tijdens de grote depressie van 1929 is het voorgekomen,
dat in een groot land onder invloed van moderne econo-
men tot steun aan de winstvoet werd besloten. Kort
daarop eiste een andere groep van economen vergroting
van de massale koopkracht, om de conjunctuur te steu-
nen, zodat de lonen werden verhoogd. Maar daarmede
ging het effect van de eerste maatregel verloren: de winst-
voet daalde en de conjunctuur liep weer terug. Het zou
prettig zijn, indien de nu opkomende generatie van leiders
zoveel inzicht in deze dingen had, dat zoiets zich niet
meer kan herhalen. Intussen speelt hier
ook
een andere
factor doorheen: een staatsman moet kunnen «’eigeren
en beide partijen half hun zin te geven, is niet altijd de
juiste oplossing. Wanneer zulk een weigering echter
stemmen kost – en bij deze was dat stellig het geval
kan men niet ontkennen, dat de staatsman zich in een
moeilijk parket bevindt.
De
tweede eis, die men ten aanzien van de conjunc-
tuurpolitiek moet stellen, is: vermijdt illiquiditeit van
grote omvang. Hiermee wil niet gezegd zijn, dat aan de
kwade praktijken van sommige geldleners, om roekeloos
de ontvangen gelden \’ast te leggen, geen eind moet wor-
den gemaakt,
om
van fraude nog maar te zwijgen. Maar
wôl, dat men, wanneer men ëen wat stijver geldpolitiek
begint, geen brokken moet maken, die onheilen ontke
tenen, die wijd om zich heen kunnen grijpen. Een zaken-
man, die zijn bedrijf leidt in de waarschijnlijkheid, dat
de bank hem voldoende zal bijstaan en nu plotseling
genoodzaakt wordt, het zonder een belangrijk deel van
de geldmiddelen van de
bank
te doen, verliest maar al te
gauw zijn liquiditeit en zelfs, indien hij niet insolvent’
wordt, kan hem dit soms dwingen tot een dergelijke in-
krimping van zijn bedrijf, dat het niet voldoende rendabel
meer is.
Komt het tot detonaties, dan grijpt het kwaad om zich
heen. Doordat de zakenman niet -betalen kan, kunnen
zijn schuldenaars ook niet zo vlot meer betalen, etc. Wan-
neer het een groot concern en vooral een
bank
betreft, dan
ontstaat licht een vertrouwenscrisis, temeer, omdat men
van de ander niet weet,
of
hij niet mede een veeg uit de pan
heeft gekregen. Uit de aard der
zaak
kan dit het gehele
investeringsproces belèmmeren en gekneusde investering
en
teruggaande conjunctuur zijn eenzelfde ding.
De
crisis
van 1890 begon met de insolventie van Baring
Bros.
en
de krach van het Hatry-concern is niet onschuldig
gewèestaan het gebeuren in 1929.
Een derde eis, nauw samenhangende met de vorige, is:
ondermijn het vertrouwen van de.- beleggers niet.
Het
ergste gevaar daarvoor zijn de detonaties, waarover wij het
juist gehad hebben,
maar
er zijn nog andere methoden,
waarmee het vertrouwen der beleggers aan het wankelen
kan worden gebracht. – –
De
vierde en laatste onzer eenvoudige waarheden is,
dat 1 pCt veel is.
Dat
weet iedere zakenman, iedere
boek-
houder en iedere kostprjscalculator. Men zou zich ver-
wonderen, indien men wist, hoe weinig de gemiddelde
politicus hiervan op de hoogte is. Ons land is op dat
gebied een wonder; hier wordt bijkans bij iedere politieke
maatregel gecalculeerd, wat het effect op het bedrijfsleven
kan zijn en veelal zijn de schattingen vooraf, merkwaardig
dicht bij de waarheid, zoals die zich achteraf toont.
Helaas is dit nog niet op ieder gebied het geval en
ik
vraag
mij zelfs af, of men in politieke kringen altijd bedenken
zal, wat een invoerrechtverlaging van 10 pCt betekent.
Men kan nog politici tegenkomen, die dat een geringe
verlaging noemen, hoewel hef de ondergang van een
reeks bedrijven kan betekenen.
Onze politici zijn thans heel wat beter geschoold dan
vroeger en er zijn er weinigen onder, die niet weten, wat
een prijsverlaging van enige.procenten, of een even grote
kostenverhoging voor een bedrijf kan betekenen. Maar
zodra het over het algemeen economisch leven gaat,
lijken zij dit te vergeten en verliezen zij de extra-eenvou-
dige waarheid uit het oog, dat het economische leven ten
slotte niets is dan een grote groep van bedrijven. Indien
het één groot bedrijf was, zouden zij die fout niet maken,
maar nu het geheel gesplitst is in vele kleine eenheden,
doen zij het wôl.
Een vermindering van de prijs of de omzet met 1 pCt
behoeft natuurlijk niet te betekenen, dat ook de winst
een geheel procent lager wordt. Maar het effect is aan-
zienlijk en veel groter dan men soms denkt en hetzelfde
is het geval met een köstenverhoging van 1 pCt. Misschien
zijn er gevallen, waarin dergelijke wijzigingen meer
dan 1 pCt van het dividend kosten. Wie er pleizier in
heeft, rekene het voor enige bedrjfssoorten na; het zou
hier een ,,politieke rekenkunde” van de allernuttigste
soort betekenen. Een Amerikaans zakenman zei mij eens,
toen wij spraken over de omzet: ,,De laatste procenten
er
van zijn het fluweel”.
En
menig Nederlands zakenman
zal dit beamen. –
Huiseigenaars weten nu precies, wat een prijsverhoging
van
5
pCt betekent, maar zij zijn zich dit niet altijd bewust
geweest.
En
wanneer men dan leest, dat ergens in het
buitenland de arbeiders gestaakt hebben om 30 pCt
loonsverhoging, dan houdt men zijn hart vast. Men be-
denke dit ook bij het herstel van fouten: ieder herstel
maakt nieuwe wonden en ten aanzien van de beweging
in
de richting van vrije internationale handel wordt dit
wel eens vergeten. Natuurlijk moeten wij in die richting
gaan, maar enige geleidelijkheid schijnt hier wel nodig
te zijn.
Dit
zou men als vijfde eis voor een redelijke con-
junctuurpolitiek naar voren kunnen brengen.
Indien iemand hieruit zou willen besluiten, dat con-
junctuurpolitiek dus eigenlijk iets doodeenvoudigs zou
zijn, moet
ik
hem teleurstellen. Berekeningen zijn niet
altijd mogelijk, andere dan conjunctuurfactoren spelen –
een rol, het éne probleem strijdt soms met het andere en
de normalisering van de winst moge een eenvoudige ge-
dachte zijn, haar uitvoering is allerminst gemakkelijk.
Immers, zoals gezegd, alles wat op economisch gebied
gebeurt, beïnvloedt de winstvoet en zo komt -het, dat
er evenveel problemeii zijn als er economischë iersdhijn-
selen te vinden zijn.
In
sommige gevallen is vakkennis
en een ruime blik, die het geheel overziet,. voldoende,
doch in andere gevajlen is het ingrijpen zèlf een
.
moeilijk
probleem. Bij normale prijzen en normale reacties hierop,
zou overal evenwicht zijn en dan was een depresie on-
denkbaar. Maar noch de prijzen en inkomens, ndch de
reactie van de mensen hierop, zijn steeds normaal ën er
31 Augustus
1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
163
zijn gevallen, waarin het probleem meer psychologisch
dan economisch is. Er zijn ook gebieden van het econo-
misch leven, die practisch niet te beheersen zijn, tenzij
men zo diep in het economisch leve’n ingrijpt, dat alle
aardigheid er af is. Met alle gevolgen daarvan.
Maar hoe men ook doet, men vergete niet de vier een-
voudige waarheden: handhaaf de winstvoet op normaal
peil; bedenk, dat ook de beleggers recht hebben op een
zekere mate van sociale zekerheid; schendt hun vertrou-
centrum uoor
ÂbMllbO
Industrievestiging In
Twe
Tel. O549O5]
nte
(Advertentie)
wen niet en maak hen niet illiquide, en bedenk steeds
dt 1 pCt veel is, heel veel soms.
Leiden.
Dr W. L. VALK.
De haven van Antwerpen
De Kanaal- en Noordzee-havens vormen ongetwijfeld
een zeer imposante rij van overslagpiaatsen voor het
goederenverkeer dat betrekking heeft op de economische
activiteit van West-Europa. Zijn al deze zeehavens er om
bekommerd hun bedrijvigheid in dit verband tè verhogen,
dan kan evenwel niet worden ontkend dat elk van deze
havens er in gelukt is zich in zekere mate een eigen, vaste
ciënteelskern te vormen en wel vanwege de specifieke
kenmerken, welke elk van deze zeehavens van de andere
onderscheidt.
Vermits Antwerpen onder voôrmelde havens een zeer
vooraanstaande plaats inneemt, loont het wellicht de
moeite de voornaamste aspecten te onderzoeken, welke
de structuur van de Scheldehaven helpen bepalen en bij-
gevolg mede de basis van haar aantrekkingskracht hebben
gevormd.
Vertrekkend van het Antwerpse zeeverkeer valt het
onmiddellijk op hoe zich hier een gunstige evolutie heeft
voltrokken, zowel inzake aantal en tonnemaat der zee-
schepen als Wat het volume der overgeslagen goederen
betreft.
Binnengekomen zeeschepen en volume van het goederen-
verkeer ter zee
Scheepsverkeer
Goederenverkeer (in tonnen)
Jaar
Aantal
Gemid-
1
tto
Belgische
delde
1
ne
tonne- 1
i
Gelost
t
Geladen
1
Totaal
schepen
tonnemaat
maat
1938
11.762
24.144.705
2.053 1
11.872.670
11.706.279
1 23.578.949
1953
13.010
30.460.332
2.341
1
14.416.601
13.767.050
t 28.183.651
1954
12.900
31.609.990
2.450
15.310.643
13.093.681
28.404.324
Verschillende factoren liggen ten grondslag aan deze
ontwikkeling. In de eerste plaats dient te worden vermeld
de steeds rijkelijk voorhanden retourvracht welke, op
het stuk van droge ladingen, zelfs merkelijk de aanvoer
ter zee overtreft. Vermits de retourvracht voor een groot
deel (ni. 68 pCt tot 73 pCt) stukgoederen van hoge waarde
omvat, oefent zij een grote aantrekkingskracht uit op de
zeerederijen met het gevolg dat Antwerpen tot de belang-
rijkste Jijnhaven van het Europees continent kon uit-
groeien.
Zoals aangetoond in onderstaande gegevens vormt
inderdaad het Jij nverkeer te Antwerpen een nergens ge-
evenaard. segment van de totale scheepstrafiek.
Aandeel der tonnemaat van erkende lijndiensten in de
totale scheepstrafiek
Aantal
Belgische
pCt
van
de
Jaar
Aantal
uitge-
netto
tonne-
totale ingeko-
lijnen
voerde
maat der
men scheeps-
reizen
lijnschepdn
tonnemaat
1938
158
7.935
18.690.328
77,4
1953
187
8.612
22.650.801
74,4
1954
185
9.052
23.787.139
75,2
Er weze tevens de aandacht op gevestiga dat hoger-
vermelde gegevens alleen betrekking hebben op de scheep-
vaartdiensten welke voldaan, hebben aan de strenge
regelmatigheidsvoorwaarden gesteld door het havenbe-
stuur van Antwerpen. In totaal benutten immers ruim
240 lijndiensten Antwerpen als aanloop- of thuishaven.
Een andere omstandigheid, nl. de beperkte capaciteit
der Belgische handelsvloot, heeft de vreemde rederijen
ertoe aangezet Antwerpen in het vaarplan hunner regel-
matige lijndiensten op te nemen wat ongetwijfeld ook tot
het uitgebreide verkeer der Scheldehavens heeft bijge-
dragen. Daar de vreemde rederijen in volle vrijheid als
vrachtzoekers kunnen optreden, wordt niet minder dan
90 pCt van de overgeslagen goederen onder vreemde vlag
vervoerd.
Aandeel van de wereldkobpvaardij in de goedereno verslag
der haven in 1954
Nationaliteit der
Aange-
Afge-
pCt van de
voerde
voerde
Totaal
totale
koopvaardij
lading
lading
tonnemaat
1. Britse
………….
2.399.426
2.683.557
5.082.983
17,9
Noorse
………….
2.475.011
964.290
3.439.301
12,1
Duitse
………….
1.196.855
1.737.372
2.934.227
10,3
Belgische
1.609.022
1.323.423
2.932.445
10,3
Nederlandse
………
1.262.265
1.488.945
2.751.210
9,6
Andere
…………
..
6.’ Zweedse
………..
1.935.828
648.149
2.583.977
.
9,1
7.
Franse
………….678.320
894.983
2.573.303
5,5
8. Italiaanse
………….
645.873
486.818
1.132.691
4,0
10. Panamese
519.738
250.964
770.702
2,7
9. Deense
……………
448.002
493.577
941.579
3,3
11. Amerikaanse
398.747
175.000
573.747
2,0
.1.741.556
1.946.603
2.688.159
13,2
Er kan bovendien aan worden toegevoegd dat, inzake
spreiding van het goederenverkeer ter zee, de sterkte van
Antwerpen vooral op het inter-continentale verkeer be-
rust. Circa 2/3 van haar goederentrafiek heeft inderdaad
betrekking op verkeer met havens buiten Europa wat
ontegensprekelijk de belangen van de rederijen in hoge
mate dient.
Goederen verkeer ter zee onderverdeeld naar wereidgebieden
(in tonnen van 1.000 kg)
1938
1954
wereidgebieden
Herkomst
Bestemming
Totaal
pCt
J
Herkomst
1
Bestemming
1
Totaal
pCt
waarvan:
Zuid-Amerika
…………
..
Europa
………………..
4.740.000
5.411.000
10.151.000
46,8
.
4.689.000
5.434.000
10.123.000
36,3
Overige
………………..
7.123.000
4.425.000
11.548.000
53,2
10.617.000
7.156.000
17.773.000
63,7
Noord-Amerika
………..
2.227.000
827.000
3.054.000
14,1
2.634.000
1.254.000
3.888.000
13,9
Centraal-Amerika
………..651.000
240.000
891.000
4,1
349.000
440.000
789.000
2,8
.1.760.000
1.130.000
2.890.000
13,3
1.668.000
1.400.000
3.068.000
11,0′
Afrika
…………………
1.153.000
1.153.000
2.306.000
10,6
1.537.000
1.931.000
3.468.000
12,5
Azi6
…………………
1.112.000
978.000
2.090.000
9,7
4.115.000
1.833.000
5.948.000
.
21,3
Oceani8
……………….
220.000
97.000
317.000
1,4
314.000
298.000
612.000
2,2
764
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
31Augustus 1955
Zoals men uit bovenstaande gegevens kan afleiden, is
het diepzeeverkeer der haven niet alleen proportioneel
gestegen in vergelijking met v66r de oorlog, maar kan
bovendien de gehele verhoging van de zeetrafiek op reke-
ning van het verkeer met de extra-continentale zeehavens
worden geschreven. Het gaat hier ten andere niet uit-
sluitend om verhoogde petroleumaanvoer uit de Arji-
sche landen, want tegenover 1938 is.zowel de afvoer naar
al de niet Europese continenten (ca 3 mln ton) als de
aanvoer uit elk van de overzeese werelddelen, met uit-
zondering van Centraal- en van Zuid-Amerika, gestegen.
**
*
Zo Antwerpen enerzijds zijn actieradius langs de zee-
wegen uitstrekt tot de verst verwijderde gebieden van onze
aardbol, dan laat het van de andere kant zijn landwaartse
invloed tot diep in het Westeuropese hinterland gevoelen.
De gunstige geografische ligging van zijn haven ten op-
zichte van de belangrijke industriële centra van dit con-
tinent en niet in het minst het dichte en gedifferencieerde
verkeerswegennet, hebben hierop hun invloed laten gelden.
Goede,>enverkeer met het hinterland per lichter en per spoor
(in tonnçn van 1.000 kg)
Herkomst en bestemming
1938
1
1953
1
1954
12.591.556 15.781.092 15.635.995
Luxemburg
…………………..
1.250.984 1.566.437
897.691
Nederland
…………………….
1.908.189
2.445.840
2.383.670
2.325.717
3.110.043
2.910.049
Belgi6
…………………………
5.745.727
2.873.406
3.251.086
Frankrijk
…………………….
Duitsland
…………………….
547.328 1.112.902 1.139.507
Zwitserland
…………………..
Andere landen
4.674
37.248
54.932
Totaal
……………………….24.374.175
26.926.968 26.272.930
Zeer zeker is Antwerpen in de eerste plaats een natio-
nale haven. Zowat 2/3 van hogervermelde trafiek heeft
immerg betrekking op de economie van België zelf.
Daarnaast is. Antwerpen echter eveneens een internatio-
nale haven van wereldklasse, daar er in de loop der laatste
jaren toch telkens ca 11 mln ton goederen werden over-
geslagen welke behoren tot het transitoverkeer der
Scheldehaven en tot de goederenruil tussen België en zijn
nabuurlanden. –
Ten opzichte van het niet-nationale hinterland speelt
vooral de functie van Antwerpen als binnen- en Rijnhaven
een grote rol. Het spoorwegverkeer, dat in de voorbije
eeuw zeer veel bij droeg tot de bloei van Antwerpen als
handels- en verkeerscentrum, heeft voorzeker nog groot
belang, vooral dan wat het nationale verkeepbetreft. In
–
dE grensoverschrijdende goederentrafiek met het hinter-
land overweegt,evenwel het binnenschip als transport-
middel, aangezien het 83 pCt van deze trafiek voor zijn
rekening neemt. Het Rij nverkeer vormt bovendien de
ruggegraat van deze trafiek zodat Antwerpen, in zijn
functie van doorvoerhaven voor de Westeiropese ge-
bieden, in de eerste plaats steunt op zijn traditionele ver-
:bjdjijgen met de Rijnhavens.
Uit de cijfers blijkt enerzijds dat de Rijntrafiek nog
niet het jeil bereikt vaii 1938 en anderzijds dat dit ver
–
schijnsel te wijten is aan de regressie met bijna 40 pCt
van de Duitse trafiek. De Franse en Zwitserse trafieken
daarentegen boeken aanzienlijke winsten, respectievelijk
van 30 pCt en 62 pCt. Waar in het totale goederenver-
keer tussen Antwerpen en de Rijnhavens in 1938 het
aandeel van Duitsland 78,5 pCt bedroeg, dit van Frankrijk
13,1 pCt en dit van Zwitserland 8,4 pCt, daar beliepen
deze percentages in 1954 resp.
58,5,
21,9 en 17,9.
In dit verband kan er op worden gewezen dat het
Franse en Zwitserse Rijnverkeer met Antwerpen, hetwelk
in 1954 iets meer dan 2,1 mln ton bedroeg, goed de ver-
gelijking kan doorstaan met hetzelfde verkeer in andere
belangrijke Rijnmondingshavens, wat bewijst dat, bij
ongeveer gelijke afstand, het concurrentievermogen van
Antwerpen in het hinterland zich zeer sterk doet gelden.
**
*
Een van de bijzonderste kenmerken van de haven is
ongetwijfeld de belangrijke rol welke Antwerpen vervult
bij de verscheping, behandeling en verzending van grond-
stoffen en eindproducten die betrekking hebben op de
Westeuropese zwaarindustrie. De voordelige ligging van
Antwerpen ten opzichte van de ijzer.- en staalfabrieken
in Ruhr- en Saargebied, in Lothaingen en Noord-Oost-
Frankrijk, zowel als in België en het Groot-Hertogdom
Luxemburg is daaraan niet vreemd.
Zo stelt men vast dat van de totale overzeese ijzererts-
aanvoer in alle Noordzeehavens tezamen ongeveer 20 pCt
oyer Antwerpen wordt verscheept. Toch is het in hoofd-
zaak dank zij de massale export van afgewerkte ijzer- en
staalproducten via zijn haveninstellingen dat de uitzon-
derlijke betekenis van Antwerpen voor de Westeuropese
zwaarindustrie in het licht wordt gesteld.
Afvoer ter zee van ijzer- en staalproducten in de voor-
naamste Noordzeehavens
(in tonnen van 1.000 kg)
1
1952
1
1953
1
1954
4.366.920 4.367.155 4.107.067
612.455
634.401
646.775
212.184 285.350 227.657
Antwerpen
…………………..
Rotterdam
…………………..
289.310 303.606
411.917
Amsterdam
…………………..
Hamburg
.
…………………….
838.983 1.137.764
1
1.121.471
Bremers
………………………
Duinkerken
…………………..
938.913f
799.066 667.292
Bovenstaande gegevens tonen aan dat alleen reeds via
Antwerpen circa 60 pCt van de gezamenlijke ijzer- en
staalexport in alle Noordzeehavens wordt verscheept.
Terecht geldt Antwerpen dan ook als stalen long van de
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Vormt ook
hier weer de export van de Belgisch-Luxemburgse zwaar-
industrie het hoofdbestanddeel der’verscheepte ladingen,
Goederenverkeer tussen Antweipen en de R(/nhavens
(in tonnen van 1.000 kg)
–
Weat-Duitsland
Frankrijk
Zwitaerland
Totaal
pCt van de zeetraliek
pCt
van
totaal
grensoverschrijdend
verkeer
1938
.
Aanvoer
………………………….
2.983.l1
351.510 26.698 3.361.719
Afvoer
………………………..
2.467.612 555.946 561.602 3.585.160
5.451.123
907.456
588.300 6.946.879
29
62
1953
1.154.586
17.659
2.757.434
.
171.327
997.143
2.534.083
‘
Totaal
…………………………
Totaal
,
……………………….
1.325.913
1.014.802
5.291.517
19
52
Aanvoer
………………………..1.537.852
1954
Afvoer
…………………………1.327.931
Aanvoer.
……………………….
2
..865.783
1.684.693
1.043.332
17.902
2.817.097
Afvoer
………………………..
..
126.369
936.618 2.526.145
Totaal
………………………..
.1
..440.995
3.125.688
1.169.701
954.520 5.343.242
19
53
31 Augustus 1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
765
dan kan er op worden gewezen dt het transitoverkeer
van West-Duitsland, Frankrijk en het Saargebied niette-
min 35 tot 44 pCt van de totale ijzer- en staaltrafièk over
Antwerpen uitmaakt.
Afvoer over zee van jjzer en staal volgens productielanden
(in tonnen van 1.000 kg)
Totale uit-
Fankrijk
w
Jaar
voer over
B.L.E.U.
en
eSt
Antwerpen
Saar
Duitsland
1952
………………
.4.366.920
2.853.616
991.483
421.265
1953
……………….
4.367.155
2.544.894
1.434.033
356.542
1954
……………….
4.107.067
2.300.299
1.337.795
432.767
**
*
Handelend over de bijzondere karakteristieken van 4e
Antwerpse haven, dan gaat het niet op haar industriële
functie over het hoofd te zien.
Vanouds was de politiek van het havenbestuur er op
gericht de vestiging van nijverheidsbedrijven binnen het
havengebied zelf aan te moedigen.
Richtte de belangsteffing v66r de eerste wereldoorlog
zich om.zeggens alleen tot die ondernemingen wier activi-
teit noodzakelijkerwijze de havenbedrijvigheid zelf steunt,-
o.a. scheepsbouw- en scheepsherstelling, dan werd er
naderhand ook naar gestreefd om eveneens andere
industriële ondernemingen te bewegen zich langsheen de
dokken te komen vestigen. Niet alleen werd er voor ge-
orgd dat voldoende terreinen ter vestiging van nieuwe
nijverheden beschikbaar werden gesteld, maar bovendien
werd alles in het werk gesteld om, door tegemoetkomingen
op velerlei gebied, deze gronden aan te passen aan de
soms zeer verregaande desiderata van bepaalde gespecia-
liseerde bedrijven. Het gunstige resultaat van deze
politiek ligt ten andere duidelijk weerspiegeld in onder-
staand overzicht van de thans
l?innen
het havengebied
gevestigde nijverheidsinrichtingen.
Het valt daarbij op dat men te Antwerpen nooit alles
op een kaart heeft willen zetten, maar dat men integendeel
door het bereiken van een zo groot mogelijke differen-
tiatie, zowel de stabiliteit van trafiek als de zekerheid
van ruime wekverschaffing in de hand heeft trachten te
werken. Volgende soorten van bedrijven kunnen immers
in deze inventaris worden opgenomen: scheepsher-
stellings- en scheepsslopingsbedrijven; petroleumraffina-
derijen en daarmee verbonden ondernemingen tot het
verwerken der petroleumderivaten, automontagebedrij-
ven, houtzagerjen en houtbewerkingsondernemingen, een
voor de continentale zeehavens unieke inrichting voor het
wassen, breken en sorteren van steenkolen en, ten slotte,
enkele met de algemene havenactiviteit nauw verbonden
bedrijven van kuipers, inpakkers en schoorders.
Zijn nu reeds heel wat meer dan 300 ha binnen het
havengebied door allerlei nijverheidsinrichtingen inge-
nomen, dan dient reeds ernstig gedacht aan het ontsluiten
van nieuwe industrieterreinen, niettegenstaande op dit
ogenblik nog heel wat grondstukken binnen het huidige
havencomplex voor nijverheidsnederzettingen beschik-
baar zijn.
**
*
Alle voormelde factoren hebben zondr twijfel tot de
aantrekkingskracht der Antwerpse haven bijgedragen.
Het feit dat in deze periode van hoogkonjunktuur Ant-
werpen er in geslaagd is om zijn zeegoederentrafiek tijdens
de eerste drie maanden van
1955
ten opzichte van de-
zelfde periode in 1954 met circa
16,5
pCt te verhogen is
daarvan wel een concreet bewijs.
Borgerhout-Antwerpen.
G. CEULEMANS.
BOEKBESPREKING
Prof. Dr P. J. Bounian: Behouden vaart, 1905 – 1955. Een
halve eeuw scheepvaart.
Gedenkboek bij het vijftig-
jarig bestaan van Van Nievelt, Goudriaan & Co’s
Stoomvaart Maatschappij N.V. te Rotterdam, 227
blz. + bijlagen. N.V. Drukkerij M. Wyt & Zonen,
Rotterdam.
Het ter gelegeiiheid van het vijftigjarig bestaan der op
1 Januari 1905 opgerichte Van Nievelt, Goudriaan & Co’s
Stoomvaart Maatschappij N.V. uitgegeven gedenkboek
bevat een schat van gegevens, niet slechts ten aanzien
van de lotgevallen der Rotterdamse onderneming die
thans tot onze belangrijkste rederijbedrijven mag worden
gerekend, maar evenzeer wat de ontwikkeling betreft van
de scheepvaart, en van de Rotterdamse haven in de
achterliggende halve eeuw. Het schrijven van een dergelijk
gedenkboek is aan Prof. Dr P. J. Bouman, die zijn sporen
op dit gebied al heeft verdiend, alleszins toevertrouwd.
De uitvoering van dit met tal van foto’s verluchte gedenk-
boek is door de,. N.V. Drukkerij M. Wyt & Zonen te
Rotterdam voortreffelijk verzorgd.
Merkwaardig is de groei dezer onderneming, die aan-
vankelijk met een tweetal, voor de huidige begrippen
kleine, vrachtschepen met een draagvermogen van resp.
3.300 en 3.630 ton, door Bonn & Mees en J. Smit Czn
gebouwd – machines en ketels werden door de Kon. Mij
,,de Schelde” geleverd – de grondslag legde voor het
veelomvattend rederjbedrjf dat thans naast de lijnvaart
ook de algemene vracht-, tank- en kustvaart uitoefent.
De bouwprjs van
•
eerstgenoemd schip bedroeg rond
f 84, die van het door J. Smit Czn gebouwde stoomschip
ruim f 79 per ton! De middelen werden gefourneerd door
de heer Van Nievelt c.s., terwijl een hypothecaire lening
werd aangegaan en andere credietfaciliteitçn werden
verkregen. Beide schepen waren, om geen tijd te verliezen,
reeds in September 1904 door de heer Van Nievelt be-
steld. Jhr A. R. Schuurbeque Boeye, directeur der
Deposito- -en Administratiebank, die jaren lang een
commissariszetel bij Van Nievelt, Goudriaan & Co’s
Stoomvaart Mij heeft bekleed, werd bereid gevonden het
benodigd bankcrediet te fourneren. Het geplaatst kapitaal
bedroeg aanvankelijk f 300.000. Beide schepen vonden in
de zomermaanden emplooi in de houtvaart en gedurende
het winterseizoen in de ertsvaart van de Middellandse Zee.
Gedurende de eerste zes maanden bedroeg de opgevaren
winst der beide schepen ruim 14 mille.
766
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
31 Augustus
1955
Reeds in Augustus 1906 kwam een derde, eveneens door
Bonn & Mees – machines en ketels werden wederom
door ,,de Schelde” geleverd – gebouwd schip, ditmaal
met een draagvermogen van 4.370 ton en waarvoor de
werf credietfaciliteiten verleende, in de vaârt. De bouwprjs
bedroeg circa f81 per ton! Over het eerste boekjaar in
feite zes maanden – werd na reservering van f
4.500,
waarvan f 3.000 voor het reparatie- en ketelfonds, een
dividend van 24 pCt uitgekeerd. Het getij zat de jonge
onderneming mee; toen het derde schip in Augustus 1906
in de vaart kwam waren de vrachten hoger dan het jaar
tevoren, zodat de nieuwe aanwinst der vloot onmiddellijk
in belangrijke matQ tot de bedrijfsresultaten kon bijdragen.
Jaren van voor- en tegenspoed wisselden elkander af.
De heer Goudriaan die van meet af aan de leiding der
rederij op zich nam – de heer Van Nievelt hield zich meer
in het bijzonder bezig met de expeditie- en cargadoors-
zaken der gelieerde onderneming Van Nievelt, Goudriaan
& Co – verstond de kunst zich, door tijdig vervoer-
contracten af te sluiten, te wapenen tegen de periodiek
optredende ongunstige marktverhoudingen. Overigens
waren – men denke slechts aan het voor het bedrijfsleven
zoveel gunstiger fiscaal klimaat, de zoveel lagere bouw-
prijzen en de mogelijkheid – zie boven – in enkele
gevallen van de werven credietfaciliteiten bij de bouw van
schepen te verkrijgen – de mogelijkheden een bedrijf op
te bouwen aanmerkelijk gunstiger dan tegenwoordig.
Ik denk in dit verband aan een recente uitlating van de
bekende Deense reder A. P. Möller wiens, voor Dene-
marken van zo uitzonderlijke betekenis zijnd, bedrijf niet
slechts een grote vloot, maar tevens een scheepswerf,
olieraffinaderij etc. omvat. De heer Möller stelde met
nadruk dat zijn onderneming, indien de verhoudingen
en met name de fiscale politiek in het begin der eeuw
dezelfde waren geweest als na de tweede oorlog, het
bedrijf nimmer zou zijn opgericht! Tijdens de eerste
wereldoorlog de vloot was inmiddels belangrijk uit-
gebreid – liepen de vrachten snel op; de maatschappij
voer betrekkelijk fortuinlijk, terwijl door aanschaffing
van verdere schepen, waartoe de ruim vloeiende middelen
de mogelijkheid boden, van de voortdurend stijgende
vrachten ten volle profijt kon worden getrokken.
Begin 1916 beschikte men over een vloot van veertien
schepen, terwijl nog twee schepen met een draagvermogen
van 6.290 ton elk in aanbouw waren. Het geplaatst
kapitaal bedroeg per ultimo 1918 f 5 mln, de uitstaande
obligatieleningen f 800.000. Op de vloot met een aan-
schaffingswaarde van f 14.799.432 was f 7.199.432 afge-
schreven, terwijl de reserves f
5
mln bedroegen. Typerend
voor de abnormale winsten, welke tijdens de eerste
wereldoorlog, waarin Nederland, in tegenstelling tot het
jongste wereldconfiict, niet door oorlogsgeweld werd
geteisterd, al werd een groot aantal schepen door de
Regering gevorderd en in 1917 de zich in Amerikaanse
havens bevindende neutrale schepen door de Regering der
Verenigde Staten tegen een relatief gunstige schadeloos-
stelling gerequireerd, is bijv. het over 1915 en 1916 uit-
gekeerde dividend van 100 pCt, terwijl in laatstgenoemd
jaar de koers der ter beurze verhandelde aandelen der
N.V. tot circa 140 pCt steeg!
De plaatsruimte laat niet toe de groei der onderneming
op de voet te volgen. Vermeld zij slechts, dat na het einde
van de eerste wereldoorlog besloten werd een geregelde
dienst op Zuid-Amerika te openen en deel te nemen in het
kapitaal der in 1920 opgerichte Vereenigde Nederlandsche
Scheepvaart Maatschappij; In 1933 bleek een drastische
reorganisatie – de gewone aandelen van f 1.000 werden
op f 300 afgestempeld – onvermijdelijk.
In tegenstelling tot de eerste wereldoorlog gingen in
het jongste wereldconffict tal van schepen der maat-
schappij – niet minder dan elf van de negentien die de
vloot in Mei 1940 telde – verloren. Kort na de bevrijding,
in Juli 1945, overleed de heer Goudriaan. De nieuwe
directie zag zich geplaatst voor de wel uiterst zware taak
het bedrijf als het ware wederom van de grond af op te
bouwen. Men kan slechts grote waardering hebben voor
de wijze waarop de heren Ir M. Eikelenboom, W. en A.
W. Goudriaan hier in zijn geslaagd. Al kan niet ontkend
worden dat een ernstige conjunctuuromsiag is uitgebleven
en gedurende de achterliggende tien jaren het reaerj-
bedrijf, enkele jaren van ,,recessie” daargelaten, de wind
in de zeilen heeft gehad, de directie heeft van dit over het
geheel gunstig getij ten volle gebruik weten te maken en
is er in geslaagd het veelomvattend bedrijf een solide
grondslag te geven.
Bij het lezen van dit gedenkboek – slechts één enkele
zetfout op blz. 134 elfde alinea werd niet gecorrigeerd –
worden bij de ouderen onder hen die gedurende de achter
–
liggende vijftig jaren in de scheepvaart werkzaam waren –
tal van herinneringen gewekt. Het is voor hen als het ware
een stuk contemporaire en uiterst boeiende geschiedenis!
Indien ik al een enkele opmerking zou willen maken is
het deze, dat bij het schrijven van een dergelijk gedenlcboek
de auteur zo licht gevaar loopt het zoeklicht al te fel te
richten op één enkele figuur. Aan een zekere ,,mens-
verheerlijking” ontkomt men dan niet zo licht al zij
geredeljk toegegeven dat de ontwikkeling en groei der
onderneming, zelfs al houdt men rekening met het aloude
adagio ,,zonder geluk vaart niemand wel” goeddeels aan
de onmiskenbare talenten van de heer A.J.M. Goudriaan
zijn te danken. Een woord van bijzondere waardering
voor de tegenwoordige leiding, wier taak wel een zeer
zware is geweest, geconfronteerd als zij werd met het
probleem een zwaar gehavend bedrijf tot .nieuwe bloei te
brengen én voor de staf van bekwame en toegewijde
medewerkers aan boord en aan de wal, is hier echter
stellig op zijn plaats. Het door mij gesignaleerde gevaar
blijkt trouwens mede uit het slechts zeer terloops noemen
van de heer Van Nievelt, wiens verdienste het nochtans
is geweest in eerste aanleg het initiatief tot de oprichting
van dit zo belangrijk rederjbedrjf onder Nederlandse
vlag te nemen en wiens mensenkennis blijkt uit de keuze
van zijn bekwame compagnon.
Rotterdam.
–
C. vERMEY.
AANTEKENING
Looneisen en de Engelse economie
Gedurende de eerste zes maanden van dit jaar hebben
bijna 10,5 millioen arbeiders
-S-
rond
45
pCt der aan het
arbeidsproces deelhebbenden – in Engeland loonsver-
hogingen gekregen en reeds thans heeft de meerderheid
dezer arbeiders nieuwe looneisen naar voren gebracht.
Het is tegenwoordig normaal, verzucht ,,The Economist”
van 20 dezer in een hoofdartikel, welks titel, ,,Vages or
Prosperity?”, weinig te raden laat omtrent de strekking
van de inhoud, dat de grote vakverenigingen, direct nadat
een loonsverhoging is toegekend, een nieuwe eisen.
Engeland heeft een toestand van voortdurende loon-
inflatie, waarnaar het land reeds lang op weg was, bereikt.
U bebt
een vakje
voor
*
.
1 Augustus 1955
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
767
homen…
.7
¼
‘Voor eikebomen, beukebomen, appelbomen en nog een heleboel andere \bomen.
Wanneer U aan bomen denkt reageert dat vakje en dan. springt diè speciale
• boom naar voren, welke U goed kent, of waaraan U een bijzondere herinnering
bewaart. Zo is het ook, wanneer iemand iets koopt. Hij denkt aan een speciaai
artikel en…. floep, daar is het yakje met een bepaald merk, dat hij kent, waarvan
hij weet, dat het goed is. Kortom, waarvan hij de gunstigste indruk heeft
ontvangen. Hij denkt aan het merk, dat het duidelijkstein.dat vakje is ,,afgèdrukt”.
Wij kunnen U helpen te bereiken, dat dit Uw naam, Uw merk is. Het grote
percentage onzer relaties, dië deze gunstige toestand hebben bereikt, is hiervan
het overtuigende bewijs. •
RECLAME ADVIESBUREAU ERKEND ADVERTENTIEBUREAU
B. VAN BORSSUM WAALKES • JULIANALAAN 11 BAARN • TEL. 2245
AANVRAAG LOONT!
•
f
•
•
1
,
768
•ECONOMISCH-STÂTISTISCHE BERICHTEN
31’Augustus
1955
Het schijnt, zegt genoemd blad, dat twee psychologische
blijken, dat
ziJ
het tekenen van een overeenkomst, die
verschijnselen aan de hedendaagse looneisen ten grondslag
een loonsverhoging verbond aan inspanningen voor
liggen, ni. de algemeen verbreide opvatting, dat er in
productiviteitsverhoging,
slechts
beschouwen
als
het
Engeland welvaart heerst en de mening, geschraagddoor
beginpunt voor nieuwe loonsverhogingsacties. Ten slotte
het feit dat er driemaal zoveel vacatures als sollicitanten
is de reactie van sommige vakverenigingen op het vooruit-
zijn, dat de werknemer in deze tijd van volledige werk-
zicht van automatisering van het productieproces, in een
gelegenheid de werkgever naar zijn pijpen kan laten
land waar men had gehoopt, dat de gëdachte aan een
dansen. M.a.w. de looneisen berusten op gevoelens van
voortdurende stimulans voor welvaart veld begon te
vertrouwen en macht. Tegen deze gevoelens is op zichzelf
winnen, ontstellend.
niets in te brengen, want een voortdurend stijgende
De eisen der vakbeweging kondigen het einde aan van
levensstandaard is de meest essentiële vegetatie in een een experiment. Voor het eerst sederi het einde van de
gelukkig land, en de meeste mensen prefereren een ge-
‘oorlogis Engeland er ni. in geslaagd de werkloosheid terug
meènschap, waarin de patroon rekening moet houden
te brengen tot minder dan 1 pCt. Over de vraag of de
met de economische macht van de werknemers, boveii die Engelse economie zich wél had kunnen handhaven, indien
waarin de werknemers met vrees zijn vervuld voor de
de vakbeweging minder ver was gegaan met haar eisen,
macht hunner werkgevers. Zelfs zuiver technisch gezien
is discussie mogelijk. Zeker is echter, dat de ,,flat-out eco-
zal de vooruitgang, aldus genoemd blad, vermoedelijk
nomy” ‘in sommige opzichten dichter was benaderd dan
het snelst zijn, indien de werkgever de arbeid als de meest
menigeen had verwacht. De bereikte resultaten zijn opval-
‘der kostbare
productiefactoren moet behandelen.
lend geweest: dë overvloedige productie heeft geen onder-
Jaiiimer genoeg echter, kan een economie, zoals Engé-
breking van de grondstoffenstroom tot gevoig gehad; de
–
land thans heeft bereikt, slechts levensvatbaar zijn op
stimulantia voor investeringen waren bemoedigend en het
twee voorwaarden, welke geen van beide zijn vervuld.
werken in overuren bleek niet oneconomisch te zijn.-.Ten
De eerste voorwaade is, dat de jaarlijkse looneisen
slotte is niet bewezen, dat een werkloosheidspercentage
binnen de, door de toeneming der productie bepaalde,
van minder dan 1 op zich zelf een prikkel is voor te grote
grenzen worden gehouden. Een verhoging der basislonen
consumptie en te geringe besparingen. Zonder de sta-
der vakverenigingsleden is slechts een van de diverse
kingen die hebben plaats gevonden, en zonder de laatste
claims op de toegenomen productie: Een deel der pro-
looneisen,
zouden
Engelands
buitenlandse betalingen
duptieverhoging komt, door middel van stukloon en
wellicht verder naar evenwicht kunnen zijn gebracht.
overuren, automatisch in de inkomens der arbeiders tot
Na deze’ wat weemoedige bespiegelingen over wat was
uiting; een ander deel dient de opbrengst te vormen van
en wat misschien had kunnen zijn, eindigt jh6 Eco-
de
£
2â .3 mrd, die in Engeland jaarlijks bruto worden
nomist” aldus. Het expeiment, dat zou moeten aantonen
geïnvesteerd. Meer dan
£
200 mln is gedurende de eerst&
of een economie met een werkloosheidspercentage .van
zes Inaanden van dit jaar aan Engelands jaarlijkse loonsom
minder dan 1 al dan niet levensyatbaar zou kunnen zijn,
toegevoegd, d.w.z. bijna 80 pCt meer dan de toevoeging
is vastgelopen op de rots der vakbeweging. Het werk-
in het eerste haÏfj
aar 1954 bedroeg. Niemand die, ver-
loosheidspercentage, ,waarop dit land evenwicht moesf
volgt ,,The
conbmist”, op het beloop der relatieve kosten
zieh te vinden, behoeft misschien niet zo hoog te zijn als
inAmetika, Duitsland eh Eiigeland gedurende’ het af-
dat, wat direct na de oorlog nodig leek; misschien nie
gelopen jar’heeft gelet, ,,can doubt that this is moré
eens zo hoog als dat in
1952.
Maar, tenzij levensstandaar-
than 80 per cent too much”..
‘
‘
den dienen te ‘worden opgeteerd door inflatie en obstructie,
Het is, gezien de gernoedsgesteldheid binnen de vak-
,,it sëems that the rate will have to be higher than the
beweging, vrijwel zeker, dat beantwoording der looneisen
prèsent level. The Unions have decreed it”.
–
met een aanbod, dat iets minder loônsverhoging zou
inhouden dan die,, welke bij de laatste loonronde werd
gegeven, tot stakingen zou leiden. Daarom is Engeland in
MEDEDELINGEN
een impasse geraakt. Zolang de huidige omstandigheden
op de arbeidsmarkt aanhouden is Engeland geco’nfron-
VOOR ECONOMISTEN
teerd met 6f een eventueel bankroet door inflatie, 6f een
‘
spoedig bijna-bankroet door stakingen. Indien de ‘loon-,
Ter gelegenheid…van het 150-jarig bestaan op 8 Sep-
eisen worden ingewilligd is een gestadige depreciatie’•van
de
tember 1957 van de Hollandsche ‘Sociëteit van Levens-
verzekeringen N.V., Herengracht 475 te Amsterdam,
valuta h,et vooruitzicht, worden zij verworpen, dan
staat Engeland onderbrekingen der productie te wachten.
heeft deze maatschappij een wetenschappelijke prijsvraag
De tweede voorwaarde, die moet zijn vervuld, is, dat
uitgeschreven. Gevraagd wordt, welke betekenis deel-
de vakbeveging haar macht niet gebruikt ter belemmering
neming aan.het internationaal econdmische verkeer voor
van de productietoeneming. Ook’ wat dit punt betreft is
Nederland
–
heeft? Een bericht, waarin het onderwerp
de gedurende deze zomer opgedane ervaring teleurstellend.
uitvoerig wordt toegelicht en waarin de voorwaarden
Het aandringen op kortere werktijden is mis,schien niet
van deelneming zijn opgenomen, is ten kantore der Hol-
zo’n ernstige bedreiging voor de productie als’ op het
landsche
Sociëteit voor belangstçllenden verkrijgbaar.
eerste gezicht lijkt, want doorgaans betekent dit niet dat
Beschikbaar wrdt gesteld een prijs van f4.000 voor de
er minder zal worden gewerkt, maar dat mèer werktijd
bekroonde inzending.
als overuren wordt berekend. Er zijn echter; zegt genoemd
* *
blad, meer directe aanvaïlen op de rationaliteit van een
*
–
volledig bezette econdmie waarneembaar.. Zo’ hebben ‘de
Op
5
Augustus
jl. is opgeriéht de ,,Vereniing vaii
mijnwerkers in Yorkshire door hun reactie op het voorstel
Oud-Alumni der Economische Faculteit der Rijksuniyer-
om Italiaanse’ arbeiders in,de mijiien. te werk te stellen in
siteit te Groningen”.
feite gedecreteerd, dat, zolang andere bedrijfstakken nog
Het ‘bestuur is als volgt samengesteld:
A.
Wattel,
wemelen van vacatures, Engelahd niet ‘méér steenkolen
voorzitter;
K.
E.
Krolis,- secretaris;
J.
W.
Bounan,
zal krijgen. Voorts hebben de spoorwegarbeideri doen
penningmeester, wnd. vobrzitter.
31 Augustus
1955
ECONOMISCH-STÂTISTISCHE,BERICHTEN
769
GELD. EN KAPITAALMARKT
De geidmarkt.
De verwachte verkrapping van de geldfnarkt is in de
versIagweek niet uitgebleven. De
afgifte
van schatkist-
papier door De Nederlandsche Bank
was
al reeds, volgens
de weekstaat per 22 dezer, zeer gering geweest (f 2 mln
kort papier). In de verslagweek kon kortloperid papier
door aanbieders slechts tegen stijgende noteringen (van 3/41 tot 1 pCt) en dan nög in bescheiden mate worden
geplaatst.
Bij deze situatie en de naderende ultimo behoeft het
geen verwondering te wekken, dat de callgeldnotering
weer eens met
1/4
pCt tot
3/4
pCt werd verhoogd. Ook in de
nieuwe maand acht men een krappere markt nog mogelijk,
zodat niet direct op een automatische opheffing van de
krappe positie na de ultimo moet’worden gerekend.
De kapitaalmarkt.
Even onverwacht als buien bij het zomerse weer is de
Amsterdamse bei.irs de afgelopen week Uit haar vacantie-
stemming in dagen van ievendie handel en belangrijke
koersfluctuaties gekomen. Uit onderstaand koersljstje
blijkt wel, dat de sterkste exponent van deze actieve beurs
het Philipsaandeel is geweest, hoewel ook Unilever,
AKU, Hoogovens en Koninklijke Petroleum zich niet
onbetuigd lieten. De motor van deze bewegin is, zoals
de laatste tijd gebruikelijk, weer vraag uit het büitenland
en met name New York geweest. Al waren ook geruchten
omtrent kapitaalmutaties bij Philips aan de hausse niet
vreemd. Deze geruchten zijn inmiddels – zoals meestal
te doen gebruikelijk – tegengesproken, maar het dementi
dat afdoende overtuigt, op welk gebied ook, is nog steeds
een wensdroom van de vervaardigers van perscommu-
niqUé’s.
Bij de belangstelling van Amerika voor onze eerste klas
aandelen mag toch ook niet vergeten worden dat Neder-
land nôg steeds houder is van vrij. omvangrijke Ameri-
kaanse belangen. Een recente studie berekende, dat per
eind 1954 Nederland nog voor $ 491 mln houder van
Amerikaanse aandelen was (Zwitserland $ 1.353 mln,
Frankrijk $147 mln en België
$150
mln), een bedrag dat
overeenkomt’ niet 14 pCt van de beurswaarde der gewone
aandelen op de beurs te Amsterdam genoteerd per
ultimo 1954.
De N.V. Schokbeton kwam met het bericht van Uit-
gifte van f 2 mln, 3f pCt, in aandelen converteerbare
obligaties a pan. De conversiekoers bedraagt hier 200 pCt
en het conversierecht gaat pas over een jaar (per 1 Sep:
tember
1956)
in. De Electromotorenfabrjek Dordt kwam
én met een nieuwe aandelenemissie ad f 1.020.000 én mtt
een.’ obligatie-uitgifte
33/4
pCt 20-jarig voor hetzelfde
bedrag.
Op de obligatiemarkt bleven de koersen in het algemeen.
wat afbrokkelen, al waren de verliezen in geen enkel
opzicht te vergelijken, met wat Londen al eerder te zien
heeft gegeven.
Aand. indexcijfers (1953 = 100)
19 Augustu3 26 Augustus
1955
1955
Algemeen
……………………………
222,0
23 1
0,1
Intarnat. concerns
………………….
283,6
296,1
Industrie
………………………………
171,0
,
174,4
Scheepvaart
…………………………
167,7
173,2
Banken
…………………………………
154,2
155,5
Indon, aand. …………………………
168,8
175.3
Aandelen
Kon.
Petroleum
……………………
633
644½
Unilever
……………………………
471’/2
496
Philips
…………………………………
460½
4991/,
A
.K.0 .
…………………………………
357%
370
Kon. N. Hoogovens
344
359
Van
Gelder
Zn
………… ……………
330½
338
H.A.L .
…………………………………
233 239
Amsterd. Rubber
…………………..
143½ 148½
H.V.A.
……………………………….
..
1581,
167
Staatsfondsen
2½
pCt
N.W.S
.
………………………
80
80
3-3½
pCt
1947
………………………
100½
100½
3
pCt
Grootboek 1946
994
99
1
/2
3
pCt
Dollarlening
…………………
99 99
Diverse
obligaties
3½
pCt
Gem. R’dam 1937
VI
101 101
3
3
4
pCt
Bkv.Ned. Gem. 1954 11/111
99I 99%
3½
pCt
Philips 1948
………………
1011
102’/
j
,
3
pCt
Westl. Hyp. Bank
99%
99½
J. WILLEMS.
STATISTIEKEN
BANK INDONESIA
(Voornaamste posten in duizenden rupiah’s)
–
cc
U9
o’s
..
n
2
n
3,.-
Data
ij
‘a.
fl
,
32
2
.
oeu
,
44
13 Juli
1955
953.053
411.309
1.532.802
347.330
6.050.761
20 Juli
1955
953.053
386.923 1.518.305
365.620 6.037.450
27 Juli
1955
953.053 352.558
1.552.974
389.717
5.921.979
3 Aug.
1955
953.053
375.158
1.582.609
386.970
5.846.477
10 Aug.
1955
953.053 403.945
1.565.485
410.446
5.934.537
16Aug.
1955
953.053
403.706
1.567.119
425.057 5.875.507
Rekening courant
saldi
v/d P.eg. v/d Rep. indon.
8
0
.
.
8
Bijzondere
Data
I’
rekening
.140
.
n
inzake de
E.C.A.
hulp
13 Juli
1955
.8.191.395
1.679.720
494.868 2.224.745
20 Juli
1955
8,253.451 1.707.412
494.868
2.048.587
27 Juli
1955
8.203.477 1.708.816
494.868
2.022.521
3 Aug.
1955
8.197.428
1.719.297
494.868
2.069.634
10 Aug.
1955
8.222.293
1.708.925
494.868 2.177.808
16 Aug.
1955
8.230.459
1.683.374
494.868
2.160.144
PRODUCTiE-INDEXCIJtERS
(1949 = 100)
Omschrijving
Jaarge
middelde
1954 1955
1953
1954
April
Mei
Juni
April
Mei
Juni
Aantal arbeidsdagen in de
betrokken maand i)
234
23+ 23
224
23
224
21)
24
Algemene indexcijfers van
de nijverheid’)
……
Algemene
productie.
127 140
138
140
145
147
147
159
Gemiddelde
dagpro-
127 140
141
146
148
154
164 156
index
…………..
Indexcijfers per bedrijfs
klasse:
Bouwmaterialen
en
ductie ‘)
…………
aardewerk
121
129 134 147
149
131
144 160
Chemische
nijverheid
(excl.
aardoliepro-
130
143
140 142
144 153
138
154
Leder-
en
rubber-
111
119 115
116
123
121
116
131
ducten)
………..
108
108 106
108 108
106
100
109
Metaalnijverheid
…,
137
165
164
168 175 188 183
206
142 156
143
144 169
153,
144
181
nijverheid
………
Textielnijverheid
….
129 138
134 129 137 132
131
–
Mijnbouw
……….
Gas,
electriciteit
en
Papierindustrie ……..
140 155
149 147 133
152
151
143
water
………….
voedings.
en
genot-
middelenindustrie .
119 123
116
124
130
121
131
–
1) Onder. arbeidsdagen worden verstaan alle dagen, met uitzondering van de Zoi-
dagen. Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag en de beide
Kerstdagen. Zaterdagen zijn als halve dagen geteld.
‘)
Exel. bouwnijverheid.
3) Berekend door het algemeen indexcijfer te delen door het verhoudingsgetal
van het aantal arbeidsdagen in de betrokken maand en het gemiddelde aantal
arbeidsdagen 234 in 1949.
‘) Bcvrijdingsdag is als vrije dag berekend.
770
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
31 Augustus
1955
IlIlllIlIIllIllIllIllulIIlllIllllllIIllIllIIlIIlIIIIIlIlIIlIIlIIlIIlIII
A&e&t4Uop
DE
ECONOM IST
Maandblad onder redactie
van:
Prof. P. Hennipman, A. M. de Jong,
Prof. P. B. Kreukniet, Prof. H. W. Lambers,
Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart,
Prof. F. de Vries,
Prof. 1. Zijlstra.
Abonnementsprijs
f
22.50;
fr. p. post
f
23.60; voor stu-
denten / 19.-; fr. per post
/20.10.
Abonnementen worden aan-
genomen door de boekhandel
en door Uitgevers
De Erven
F. Bohn te Haarlem
N.V. ELECTROMOTORENFABRIEK ,,DORDT”,
gevestigd te DORDRECHT.
UITGIFTE van
f 1.020.000,- gewone aandelen aan toonder
(desgewenst op naam),
in stukken van
f1
.000, – nominaal, voor één derde gedeelte delende in de resultaten van het boekjaar
1955 en ten volle delende in de resultaten van de volgende boekjaren,
–
uitsluitend voor houders van claims,
TOT DE KOERS VAN 105 pCt.
en van
11.020.000-. 3
3
/4
O
/
20-jarige obligatiën aan toonder,
In stukken van f 1.000,- nominaal,
TOT DE KOERS VAN 100 pCt.
De ondergetekende bericht, dat zij de inschrijvingop bovenvermelde uitgiften
openstelt bij haar kantoren te Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage en
Dordrecht op
MAANDAG, 5 SEPTEMBER 1.955
van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,
op de voorwaarden van het prospectus d.d. 26 Augustus 1955.
Prospectussen en inschrjvingsformulieren alsmede – tot een beperkt aantal
exemplaren van de statuten en van het verslag over het boekjaar 195 –
zijn bij de inschrijvingskantoren verkrijgbaar.
DE TWENTSCHE BANK
N.V.
Amsterdam, 26 Augustus 1955.
WERKLOOSRFJD IN NEDERLAND’)’)
Totaal
waa1Van
—
aantal1
1
1
losse
zen’)
Maand
werklo-
nijverheid
1
landbouw
arbeiders
1
30 Juni 1954 ………..41.500
10.700
4.400
8.500
31 Jul! 1954 …………45.100
13.800
‘4.800
8.700
31 Aug. 1954 ………..42.200
12.700
3.100
8.400
30 Sept. 1954 …………37.500
10.000
1.400
6.800
30 Oct. 1954 …………38.100
10.500
1.500
6.700
30 Nov. 1954 ….
……
..45.100
15.700
5.800
9.400
31 Dec. 1954 …………67.000
24.000
13.100
13.300
31 Jan. 1955 …………82.600
25.800
17.600
15.400
28 Febr. 1955 …..
70.400
21.100
14.500
13.600
31 Maart1955 …..
…….
51.000
14.200
7.500
10.400
30 April 1935 …………35.000
8.100
3.700
7.300
31 Mei 1955 ………..29.800
6.900
3.700
6.400
30 Juni 1955 ………..26.400
6.300
2.800
5.600
‘) Ontleend aan het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor de
Statistici.
–
I)
Gegevens van arbeidsbureaux afgerond op horsderdtallen.
1)
Inclusief personen, die tewerkgesteld waren op Sociale Werkvoorzienings-
objecten voor hand- en hoofdarbeiders.
DE NEDERLANDSCHE BANK
(Voornaamste posten in duizenden guldens)
0
—
—
0
.9
0
0
0
o
Data
.2
–
0
o
n
0
>
o
_.owI
1 Aug.
1955
3.073.933
1.530.084
1
407
193.883
28.907
8 Aug.
1955
3.074.168
1
1.544.763
400
205.793
27.013
15 Aug.
1955
3.074.908
t
1.473.776
1
256
198.937
24.425
22 Aug.
1955
3.075.550
1
1.479.978
1
408
213.315 27.663
29 Aug.
1955
3.076.010
1.473.139
1
398
213.613
30.279
0
Saldi in rekening courant
.
0
0
1
–
Data
0
t
.
o.
»
-,
.
I
.
o
_______
1
Aug.
1955
3.771.941
1.572.337
1
222.122
521.1601101.966 20.027
8 Aug.
1955
3.694.117
1.674.412
1
351.174
521.160
1113.880
19.943
15 Aug.
1955
3.667.870
1.619.923
1
409.836
513.845
1
64.572
21.242
22 Aug.
1955
3.670.448
1.642.927
1
425.458
513.845
1
84.037 21.204
29 Aug.
1955
3.679.778 1.551.904
344.679
513.846
98.822
21.015
3 Dimensies?
(3
D)
Eist van Carbonpapier 2 dimensies
Carboplan
krult niet,
vlekt niet en geeft
vele,
gave,
duidelijke copieën in één keer
JAARBEURS EFFICIENCY AFD. BERNHARDHAL
STAND 6053-57
INTERIM.INDEXCIJFERS VAN GROOTHANDELSPRIJZEN
IN NEDERLAND’)’)
1948 –
100
1953
1954
Mrt
L
1955
1955
JU
1955
Voedingsmiddelen:
plantaardige
137
136
124 125
128
128
dierlijke
110
113
111
108
106
107
totaal
123
124 117 116 116
117
Grondstoffen voor:
houtwaren
147
150
161
161
162
162
chem. producten
120
119
121
120 120 120
texticlwaren
140
143
136 136 136 136
leerenlearwaren
134
122
113
114
113
III
metaalwaren
147
140 154 156 156
156
papier.9
106
115
118 118 118 119
hulpstoffen
179
179
183
182
183
185
totaal
156
155
158 159
159 160
Afgewerkte pied.:
glas, aardewerk,
enz
149
155
158
158
158
158
houtwaren
104 106 116 116 116 116
chem. producten
121
122
128
128 127
125
textielwaren
134
135
140 140
141
141
leer- en rubberwa-
ren
135
133
136
136 136
136
papierwaren
131
140 150
150 150 150
metaalwaren
140
138 145
145
145
145
gefabriceerdo voed.
en
genotmiddel
131
134
.
135 134
133
133
overige producten
138 148 157 158 159
159
totaal
132 134
138
138
138
138
Algemeen indexcjjfer
134
136
136
136
–
136
136
‘) Ontleend aan het Statistisch Bulletin van het Centraal Bureau voor do
Statistiek.
‘) De wegingsco8fficiënten zijn vastgesteld overeenkomstig de verhoudingen
in 1948.
q1Y
L
LEIDEN
TYPEWRITERS
vraagt voor haar kantoor
EEN ASSISTENT
voor de administratieve en financiële afdeling.
Vereist is een ruime mate van practische ervaring
in het opzetten en coördineren van financiële en
administratieve procedures. Diploma S.P.D. of
M.O. boekhouden. Kennis van de Engelse taal in
woord en geschrift. Leeftijd niet ouder dan
35 jaar.
Schriftelijke sollicitaties, met vermelding van op-
leiding en ervaring te richten aan de Personeels-
afdeling van de Royal Typewriters (Holland) NV.,
Oosterkerkstraat 11, Leiden. (Zij, die reeds eerder
een sollicitatie inzonden, behoeven deze niet te
herhalen.)
WE,
Koninklijke Fabriek van Cacao en Chocolade
C.J. VAN HOUTEN
&
ZOON N.V.
te Weesp
vraagt
STAFFUNCTIONARIS
die na inwerking, leiding geeft aan en coördinerend
zal moeten optreden bij de bedrijfs-economische en
-organisatorische werkzaamheden.
Eisen:
Leeftijd omstreeks 35 jaar; Academische- of
gelijkwaardige opleiding; Grote bedrijfservaring.
Een
volledige taakomschrijving is
op aanvraag te
verkrijgen bij de Personeelafdeling.
Bij een industrieschap i.o. in de provincie Groningen
wordt gevraagd een
•Directeur
Salaris
f
8.000,–
f
9.000,—; aanstelling op
1
arbeids-
overeenkomst.
Vereisten: voltooide studie in de sociale of economi-
sche wetenschappen; kennis van industrialisatievraag-
stukken, bedrijfseconomie en/of ervaring op bedrijfs-
organisatorisch gebied; goed stylist, organisatievermogen
en in staat het industrieschap te vertegenwoordigen; be-
heersing van de moderne talen.
Aanmelding onder opgaaf van personalia en referen-
ties bij de Noordelijke Economisch-Technologische Or-
ganisatie Vismarkt ISa te Groningen, binnen 14 dagen
na verschijning van dit blad.
Van ‘s morgens vroeg
tot ‘s avonds laat…
zijn Remington producten onmisbaar voor U.
Uw Remington droogscheerapparaai zorgt dat
U de hele dag perfect geschoren bent.
Op Uw kantoor is Uw correspondentie ‘n lust
om te zien en te lezen dank
zij de
Remington schrijfmachine. De
boek-
houding wordt op de Remington boekhoud-
machine
accuraat en overzichtelijk
gevoerd.
Uw administratie is dank
zij een ,,pasklaar” voor Uw
–
bedrijf
gemaakt Remington systeem,
I
waar-
bij ook de Remington tel- en rekenmachines ‘n
grote rol spelen, volkomen verantwoord
en efficiënt. En ‘s avonds.., kunt U rustig slapen
in het besef dat Remington’s
brandvrije
kasten Uw gehele bedrijfs
administra-
tie 100
ol
beveiligen! Als
U méér over
Remington producten en -systemen weten wilt,
vraagt U eens inlichtingen!
MM
FAKKELDRAGERS DER EFFICIENCY
Vericoopkantoor: Kalverstroot 3.5, Amsterdam.
Kantoren in, Arnhem, Eindhoven, Enschede, Groningen, Den Haag,
Leeuwarden, Maastricht, Roermond, Rotterdam, Utrecht.
.
Pracfljkdiploma Belastingrecht
Examen onder Rzjkstoezicht
inlichtingen schrift/mond, cursus:
Kraaienlaan
13,
‘s
Gravenhage
Tel.
339460
BEZOEK ONZE STAND No. 2052 – 2070
OP DE JAARBEURS! BERN HARDHAL,
(TERREIN CROESELAAN).
–
-.
••,
1
EEE
‘•i
e
–
nen*
–
‘
drukt de winst
Machinaal: rekenen
drukt de kosten
Sta nu bij voorbeeld eens even stil bij zo’n âllerbelang.
•
rijkst punt als het uitschrijven der rekeningen.
•
Wie dat met de hand doet, ioopi kans fouten te maken
en moet- op drukke dagen laten overwerken of extra
• personeel nemen, om vertraging zoveel mogelijk te voor-
komen.
Op
die manier kost elke uitgeschrewen rekening-
veel te veel. Rekeningen’ moeten bovendien snel uitgaan,
willen zij ook snel worden voldaan.
U kunt het factureren stukken sneller doen
en
fouten
uitsluiten, waarbij grote hoeveelheden werk U ook geen
zorgen meer baren. -Maak daarom gebruik van de moderne,
uiterst snelle Burroughs Factureer Machine.
De machine,
die zichzelf betaalt t
PRAAT EENS MET DE BURROUGHS -BOEKHOUD-ADVISEUR
BURROUGHS KAN U HELPEN -MET. DESKUNDIGE, KOSTELOZE ADVIEZEN, DÈ
JUISTE MACHINES VOOR UW ADMINISTRATIE, PERFECTE ONDERHOUDS-SERVICE.
• -.
Burroughs
CC
,
VESTIGINGEN DOOR HET GEHELE LAND
GEBOUW ATLANTA, STADHOUDERSKADE 6, AMSTERDAM-W., TEL.
K..2900-82082
–
* Op de Najaarsbeurs te Utrecht vindt U ons in de Bernhardhal,
stand No 6006 en 6008 t/m 6042