Ga direct naar de content

Jrg. 4, editie 180

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 11 1919

11 JUNI 1919

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economischp,St

a
“‘
tistische

Beyi*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID
,
FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

4E JAARCANG

WOENSDAG 1 1 JUNI
1919

No. 180

INHOUD

Blz.

FACTOREN IN HET VONINGVRAACSTOK II door
Ir. A.
Plate c.
i.
547
De Eischen van den Dag (Heffing van vermogens-ver-
meerdering) door
G.
i!.
Boissevain …………….
550
Uitgevoerde en voorgenomen Verbeteringen van onze Scheep-
vaartwegen IX door
Ir.
V. I. P.
de JJlocq van Kuffeler 551
Een Nieuwe Vorm van Sociale Verzekering door
Dr. A. 0.
ilolwerda.

………………………………..
554
AANTEEKENINGEN:
Rente van Schatkistpapier ……………………
555
Amerikaansche Bankexpansie ……………. . …..
556
De agrarische beteekenis van Elzas-Lotharingen……
556
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFFEM ………………….
557
RECEERINGSMAATRECELEN OP HANDELSCEBIED …………
558
MAANDCIJFERS:
Postchèque en Girodienst ……………………
558
Emissies………………. . ………………..
558
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN ……….. ……
559-566
Geidkoersen. .

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel.
Bankstaten.

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. .0. W. J. Bruin.s.

WEEKBLAD ECONOMISCE-$TATISTIBCFIE BERICIITEN
Secretaris-Red.awteur:
G.
E. Huffnagel.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 12, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Instituut. Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.

Abonnenientsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 15,—. Buitenland en’Koloniën f 17,-
per jaar. Losse nummers 30 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertentiën f 0,35 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en ad?iertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uit gevers-

Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s- Grav enhage.
9 JUNI 1919.

In het begin der week was er nog flink vraag naar
geld, zoodat de prolongatierente nog iets verder op-

liep en 4 pOt. noteerde. Al spoedig echter was er

blijkbaar aan de geldvraag voor de maandswisseling

voldaan, zoodat daarna de noteering weder terug-liep

op 3% pOt.

De rente voor particulier disconto veranderde ook

deze week weder weinig; doorgaans word tot 3% pOt.

afgedaan. Aan het einde der week waren wssêls iets

gemakkelijker onder te brengen en werden enkele pos-

ten h 3% pOt. en wellicht 3% pOt. afgedaan.
*

* *

Op de wisselmarkt was het eveneens zeer kalm en

kon men ook duidelijk den invloed van de naderende

feestdagen bemerken. De koersen schommelden bij-

zonder weinig; vooral Ponden en Dollars waren zeer

stabiel. In Marken waren de schommelingen natuur-

lijk grooter, het eindresultaat was echter eveneens,

dat de koers steeds ongeveer op hetzelfde punt

sloot. Vier dagen achter elkander was de slotnoteering

ca. 17.45.

FACTOREN IN HET WONINGVRAAGSTUK

De hierv66r gegeven besëhouwingen
1)
hebben wel-
licht een sterk pessimistischen indiuk teweeggebracht.
De woningbouw – dit geldt in de eerste plaats de
woningen voor ‘den arbeider en den kleinen midden-
stander – zou nu aan het einde van den oorlog ge-
doemd zijn op een laag peil te blijven. Een daling be
iteden dat peil is zonder gevaarlijke sociale gevolgen
niet wel ‘denkbaar en toeh lijkt op den duur ‘die daling
een troostelooze noodzakelijkheid te zijn, wil de wo-
ningnood niet nog grooter afmetingen aannemen.
Hooge ‘bouwsommen eischen anders grooté bedragen
uit de overheidskas, welke op den duur niet kunnen

worden bijgepast, zonder dat uit de woningcris-is een
financieele crisis geboren wordt, welke alles onderst
boven keert. Inderdaad, do oplossing van het vraag-
stuk lijkt onvindbaar.

Toch moet een weg aan te wijzen zijn, welke uit het
labyrint voert. Wie stelling nemen wil in het wo-

ningvraagstuk, ‘behoeft zich niet noodzakelijk te scha-
ren aan •de zijde van hen, die ‘s werelds loop slechts
van den meest zwartgalligen kant bzien en een alge-
meenen achteruitgang in heel het sociale leven, vooral
ook op het gebied van den woningbouw, al’s absoluut noodzakelijk beschouwen. Maar evenmin zal hij zich
zonder meer moeten- scharen aan de zijde van hen,
die uit warm sociaal gevoel, echter zonder nadenken,
maar voort willen bouwen op beginselen van v66r den
oorlog.

Een richting, welke naar de oplossing voert, kan

gevonden worden, mits men die afleidt uit de vooraf-
gaande ontwikkeling van het woningbouwvraagstuk.
1)e richting dier ontwikkeling in hët verleden dient
gepeild, om die der toekomst te kunnen bepalen: Deze
methode volgend, komt men er toe, aan de hand van de
hiervôôr geschetste ontwikkeling van het bouwbedrijf

in’ het verleden, in grove trekken de oplossing van

het woningbouwvraagstuk allereerst te zoeken in een
gewijzig(l bouwproces.

I)e woningbouw zal, om het zoo te noemen, veel
meer geïndustrialiseerd moeten worden dan tot dus ver, of beter gezegd, de bouw zal eerst goed moeten
geschieden volgens organisatiemethodes en met toch-

niektoepassingen, welke in -het – kader van de indus-
trieele werkmethodes meer’passen dan tot dusver het
geval was. Het betreft hier een uitermate moeilijk
vraagstuk, waaraan heel wat hoofden zich te denken
zullen moeten zetten en nog meer handen zullen moe-

1)
En het vorig nummer van
dit
tijdschrift
pag.
517.

548

ECONOMIScSTATTIS CHE BERICHTEN

11 Juni 1919

ten aanpakken. Ook zullen heel wat jaren verloopen,

voor men kan zeggen of men op den goeden weg is.
De organisatie der bouwonderneming, onverschillig,

of nu een particulier dan wel de overheid of een
groote vereeniging als zoodanig optreedt, zal opgezet
moeten worden met het vooropgestelde doel, om in

het groot blokken van goed gebouwde woningen te
bouwen en daarbij tot het uiterste economisch te wer-

ken. Dit laatste dan niet benepen opgevat door op
de wijze van een Fransche-bazaarproduct het aller-

goedkoopste en slechtste te leveren. In de plaats hier-
van moet de ernstige wil, om goed en goedkoop werk te

leveren de drijfkracht tot daden zijn. Personen-kwes-
ties spelen hierbij een groote rol. Niet de uit het

timmernaans- of metselaarsvak gegroeide ondernemer,

hoe verdienstelijk vakman hij ook zijn moge, zal het
type leveren, dat de hier beschreven onderneming kan

opzetten en leiden. Daartoe is noodig de man, wiens
aanleg overeenstemt met dien van leiders van handels-

huizen en industrieën. Hij zal geld weten uit te

geven, om eerste-rangs architecten
tijdelijk
of
blij-
vend aan zich te verbinden en niet zich op het stand-punt stellen, dat hij het met een teekenaar of timmer-

man ook wel af kan.
Hij
moet in nieuwe richtingen

zoeken en kan daarom niet volstaan met deskundigen,

die sleohts de practijk van vroeger kennen.
Hij
heeft

nienschen noodig, die bovendien geleerd hebben nieuwe
oplossingen te zoeken; die vrij zijn van vooroordeelen,

die niet bij voorbaat op gezag van opgedane ervaring

elke poging, om tot nieuwe oplossingen te komen, als
vruchteloos afwijzen. Kortom de nieuwe bouwon-

derneming, welke het woningvraagstuk in de toekomst

een stap nader tot de oplossing kan brengen, is slechts
die onderneming, welke het voetspoor van de moderne
industrieele onderneming weet te volgen.
Evenzeer als de particuliere ‘bouwondernemingen
zal het gemeentelijk bouwbedrijf, waarvoor – bedrie-

gen de teekenen niet – in de toekomst een be-
langrijke rol te vervullen 1ijkt, op andere leest ge-
schoeid moeten worden. Hier komt het dan in de
eerste plaats er op aan, een Organisatie
jfl
het leven

to roepen, welke als zelfstandig
bedrijf
vrij kan loopen

en niet door tal van raderen verbonden blijft aan de

met de jaren zeer stroef geworden gemeentelijke be-
stuursmachine. Zoo’n bedrf, wil het op de meest
commercieele wijze kunnen werken, moet zich zelf-
standig kunnen ontwikkelen. Het moet op zijn tijd
de noodige krachten aan zich weten te verbinden, het
moet te juister tijd materialen kunnen inkoopen en
op het geschikte moment den bouw kunnen aanvan..
gen. Zonder nu op het uitvoeriger vraagstuk in te
gaan, op welke wijze dit mogelijk is, zonder in conflict te komen met de bestaande wetgeving,
zij
hier in her-

innering gebracht, dat hetzelfde vraagstuk voor andere
overheidsbedrijven Vrij bevredigend is opgelost door
er den vorm van naamlooze vennootschappen aan te
geven met het betrokken publiekrechtelijk lichaam als
aandeelhouder. Tal van electriciteitswerken en ge-
meentelijke trambedrijven in Duitschland werden vôôr
den oorlog reeds in privaatrechteljke ondernemin-
gen omgezet, om de moeilijkheden van directe exploi-
tatie te ontgaan. Het provinciaal electriciteitshedrijf
in Noord-Brabant werd op advies van bekwame juris-
ten eveneens •als maatschappij op aandeelen opgezet. Ook voor het Nederlandsch Staatsmijnbedrijf, hoewel
reeds een groote mate van zelfstandigheid bezittend,
schijnt men dien kant op te willen gaan,
zij
het uit

eenigszins andere overwegingen.
Indien voor de gemeente in de toekomst op het
gebied van woningbouw een blijvende arbeid is weg-
gelegd, zal het ook daarvoor den kant van het afzon-
derlijk bedrijf op moeten, wil dit bedrijf kunnen vol-
doen aan de eischen, welke daaraan gesteld behooren

te worden.
Ook de bestaande woningwetvereeuigingen
zijn
in
den vorm, waarin ze in den regel optreden, geen licha-
men om een industrieel opgezet wonin’gbouwbedrijf ‘te
voeren. Slechts enkele vereenigi,ngen, gesticht met

het doel
bij
voortduring voort te bouwen en beschik-

kend over vaste deskundige directies, welke zich ge-

heel aan haar taak kunnen wijden, zouden zich in de
aangegeven richting kunnen ontplooien.
Het zou te ver voeren en ‘bovendien thans ook nog niet

mogelijk zijn aan te geven welke technische voordeelen

uit den grooteren bouwopzet kunnen voortvloeien.
Enkele punten worden echter onder de aandacht ge-

bracht. In de eerste plaats natuurlijk het gbruik ma-

ken van beter geconstrueerde onderdeelen. Het ge-
bruik maken van ijzer in plaats van hout – wij den-

ken ‘aan eenvoudige ijzeren ramen en deuren, ook aan
ijzeren dakspanten – zal, zoodra ‘de ijzerprijzen weer

wat redeljker worden, een punt van overweging uit

moeten niaken. Het komt er dan op neer deze onder-

deelen tin grooto aantallen volgens gelijke maten te
maken. Zijn vj wel ingelicht, dan zijn de Engelsche

munitiefabrieken in deze richting ieeds werkzaam, en

zijn ook hier te lande enkele modellen van eenvoudige
ijzeren ramen gemaakt, welke, mits in groote hoeveel-

heden tegelijk besteld, tegen hout concurreerende prij-

zen
mogelijk
maken. De weg naar een hetero tech-

nische oplossing dan het houten raam, zooals dit in de
volkswoning wordt verwerkt, is daarmede geopend.
Het komt er hierbij dus op aan behalve de industrieën,
welke zich op de fabricage van
dergelijke
onderdeelen

toeleggen, ook den besteller te vinden, die in het groot

bestellingen kan doen.

De vraag is gewettigd of formatie van groote bouw-

ondernemingen hierbij nu wel een groote rol speelt.

Indien de industrie slechts tegen behoorlijke prijzen in

massa ijzeren ramen en ook deuren wellicht, aan de
markt ‘brengt, zal ook de kleinere ondernemer; de bou-

wer van pand voor pand, wel koopen. In zekeren zin

kan dit worden toegegeven voor de hier genoemde
onderdeelen. Voor groote technische verbeteringen,
waarbij ‘b.v. aan de dakconstructies gedacht wordt,
zullen echter groote afnemers noodig zijn. Dit laatste

zeker, als het vraagstuk van den gewapend-betonwo-
ningbouw naar voren komt. Eigenlijk is dit vraagstuk
nooit uit het stadium der proefnemingen gekomen.
Het feit juist, dat deze proeven voor een groot deel

genomen werden door lieden, die wel een zekere han-
dighei’d bezaten, maar volstrekt niet den aanleg be-

zaten, het vraagstuk in
zijn
juiste gedaante te zien,

laat staan op te lossen (hoe vaak ziet men niet het ge-wapend-betonhuis gebouwd volgens de methode van
het steenen huis) heeft geen goed gedaan.
Het zal in de eerste plaats van den loop der cement-

en ijzerprijzen afhangen of in de toekomst het gewa-
pend beton de oplossing van het woningbouwvraag-
stuk mede kan helpen brengen. Indien de loop der

prijzen echter in die richting werkt, zal v66r alles
noodig zijn, het vraagstuk van meet af aan te stellen
op het niveau van fabriekmatigen ‘bouw. Enkel als voor-beeld wordt genoemd een stelsel,waarbj ijzeren geraam-_

ten in grooten getale pasklaar op de fabriek gemaakt
worden en waarbj verder gewapend-betonplaten vol-

gens overeenkomstige afmetingen gegoten kunnen wor-
den, om daarna aan het geraamte bevestigd te worden
Op dit gebied is nog alles te doen. Bij voorbaat kan
niet gezegd worden, dat mislukking zeker volgt. Maar
juist de ‘behandeling van dit technisch moeilijke vraag-
stuk – juist ook in verband met speciale factoren,
welke bij den gewapend-betonwon’ingbouw optreden –
eischt, dat deze door kapitaaikrachtige ondernemin-
gen, die over geschoolde krachten kunnen beschikken
en een massabouw kunnen ondernemen, wordt onder-
nomen.
Als vanzelf
zijn
wij hiermede gekomen aan het

vraagstuk der normalisatie, d.w.z. het in massa her-
halen van elfde onderdeelen bij den woningbouw en
het ‘bij groote hoeveelheden bouwen van woningen
volgens een en hetzelfde plan.
Het vraagstuk der normalisatie van den woning-

bouw heeft
tijdens
en ook na het woningcongres van
1918 veel stof opgejaagd. Naar mij voorkomt, ten on-
rechte. Zooals het bij dergelijke geva’len meer gaat,

11 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN•

549

liepen de debatten grootendeels langs elkaar heen of

trachtten partijen elkaar aan te vallen op uitlatingen
in wederzijdsch betoog, welke met de kern der zaak

geen of zeer weinig verband hielden.
Normalisatie op zichzelf is geen nieuwigheid. Ieder-
een Weet, dat de particuliere bouwers van v66r den

oorlog reeds op vrij groote schaal woningen volgens
eenzelfde type bouwden en ook in onderdeelen reeds vrij sterk met zelfde onderdeelen werkten. Slechts in

hun geveluitingen was een sterke zucht naar afzon-

derlijkheid. te bespeuren, welke ‘de rammeling in het
aanzien onzer straten hielp veroorzaken.

Normalisatie in den zin van,herhaliug van onder-
deden en plattegronden der woningen ‘zonder meer
brengt dan ook feitelijk geen nieuw vraagstuk naar

voren. Normalisatie in dezen zin was er en de omstan-
digheden zijn er zeker niet naar gegroeid, dat eer min-
der dan meer genormaliseerd zal worden. De woning-
nood stelt den eisch, om v66r alles op te schieten en

het voorbereidend werk niet noodeloos tijdroovender te maken. )it dwingt tot werkwijzen, waaibij zooveel mogelijk onderdeelen en ook woningtypen ‘herhaald
worden. Slechts als tegenmotief zou genoemd kunnen

worden de neiging, welke vooral in dezen overgangs-
tijd naar voren treedt, om tot nieuwe oplossingen in
de woningtypen te komen.

In het algemeen is in de laatste jaren een streven

merkbaar om bij nieuwe plannen wel vaak nieuwe
plattegronden te zoeken, maar om het bouwplan op
zich zelf uit herhaling van slechts enkele woning-
typen te doen bestaan. Dit gaat soms tot vrij groote
hoeveelheden. Zoo ‘heeft de gemeente Rotterdam plan-
nen in uitvoering genomen (gedeeltelijk reeds vol-
tooi’cl) tot bouw van ruim 1500 arbeiderswoningen,
waarbij twee of drie onderling zeer weinig verschil-
lende woningtypen herhaald worden. In Den Haag
een zelfde geval.
De vr.aag nu of men door normalisatie sneller en
goedkooper werkt, is dan ook van betrekkelijk weinig
bcteekenis in zooverre, dat zij reeds jaren bestaat en
dc practijk er het antwoord
Tip
gegeven heeft. De nor-
malisatie krijgt echter pas een nieuwe beteekenis, in-
dien zij in onmiddellijk verband ‘gebracht wordt met
de industrial’isatie. Indien de woningbouw in de toe-komst meer als groot industrieel bedrijf ondernomen
wordt, zal vanzelf, zoowel in de onderdeelen als in de
toepassing van hoofdtypen, nog meer dan tot dusver
naar algemeene vaste normen gewerkt worden.
De vraag is wel gesteld, hoeveel besparing van for-
malisatie eigenlijk wel te wachten is. Was die be-
sparing nu wel de moeite waard? Op deze vraag, is
geen antwoord te geven. Met een groeiende industr’ia-
lisatie van den woningbouw zal zich de normalisatie
met den tijd meer en meer ontwikkelen. Er komt geen
bepaald moment, waarop men kan zeggen:
,,es ist
e,rreicht”.
Het vraagstuk zal steeds in nieuwe phases
komen. Daardoor is een opgave in
cijfers
van, bespa-
ring ook niet velmogelijk.
Van dc zijde der aiibei.dersklasse is op het woning-congres sterke erritiek uitgeoôfend op het voorstel tot
normalisatie. ‘Gevreesd werd, dat op deze wijze de
oplossing van het vraagstuk van den arbeiderswoning-
bouw op een dood spoor zou
rijden.
Eenmaal een type vastgesteld zijnde, zou verbetering niet meer te ver-
krijgen zijn. De drang naar verbetering zou op deze
wijze gefnuikt worden. Ook zou herhaling van typen
vervelend worden. i)e vrees is gegrondvest op een geheel foutieve voor-
stelling van zaken. Normalisatie toch houdt volstrekt
niet in, dat met de jaren de typen zich niet wijzigen
zullen. Evenmin als eenig genoimaliseerd industrie-
product blijft staan bij een. eens vastgestelde norm,
maar naar behoefte verbeterd wordt – als voorbeeld

neme men een in massa geproduceerd, machinepro-
duet – evenmin zal dit bij het genormaliseerde
Wo-
JLingproduct het geval zijn.
Ook behoef t op eenzeif de tijdstip het aantal typen
in ‘nieuwbouw volstrekt nog niet tot een uiterst ge-
ring aantal beperkt te worden. Evenmin als men bij
‘het stérk genormaliseerd industrie-product kan zeg-
gen, dat er ten slotte maar één of zeer enkele typen
over heele landen gedistribueerd worden, evenmin
zal zulks bij den woningbouw in verschillende steden

of in verschillende sta’dsdeelen ‘het geval
zijn.
De ver-
schillende eischen naar huurklassen ‘ en naar aantal
verdiepingen, om slechts enkele factoren te noemen,

brengen van zelf reeds – gelijk Ir. van der Waerden
terecht in zijn voor het Woningcongres geschreven

praeadvies opmerkte – ‘zeker aantal typen naar
voren.

Het princ’ipe van normalisatie in woningbouw goed

toegepast, wil zèggen, dat men voor verschillende cate-

gorieën van de bevolking de eischen eens behoorlijk
gaat formuleeren en rangschikken en daarnaar de ont-

werpen gaat opmaken. Indien in een groote stad wij-
ken, bestemd voor een of slechts enkele weinig ver-
schillelide categorieën der bevolking, worden aange-

legd op grond van zelfde hoedanigheid, ligt het voor de
hand, dat de
gelijkheid
van eischen, welke het vraag-stuk stelt, ook de richtingen waarin de oplossingen te
zoeken zijn, grootendeels doet samenvallen.

Afiwijking zou alleen gemotiveerd zijn, indien de
woningproducent met de eischen van elk gezin spe-
ciaal rekening wilde en rekening kon houden. Reke-

ning houden met de speciale, individueelè eisc’hen

van den bewoner nu is bij den volkswoningbouw en
bij ‘den middenstandsbouw uitgesloten, hetgeen wôl
geen nadere verklaring behoeft. Slechts bij het hee-

renhuis en wel alleen in geval dit eigendom van den
bewoner is, kan de individueele opvatting van den
bewoner en dan nog alleen die van den allereersten
bewoner, de indeeling en afwerking beïnvloeden. Doch
dit is een uitzondering, welke buiten ons vraagstuk
staat.

Normaliseeren beteekent
niet
– dit worde uitdruk-
kelijk geconstateerd – de arbeiderskiasse verhinde-

ren
profijt
te trekken van de mogelijkheid oni met
de jaren ‘de verhoogin,g van betere woningtoestanden
deelachtig te worden. Het is dit evenmin bij den wo-
ningbouw als bij andere genormaliseerde producten,
welke voor den arbeider van groote beteekenis zijn.
Denk aan het spoorweg- of tramwegrjtuig. Is dit in
geriefelijkheid achteruitgegaan met de jaren, naar-
mate het aantal typen in verhouding tot het aantal
eenheden gereduceerd werd? Wij meenen eerder het
tegendeel.
Maar herhaling van bouw zal tot groote eentonig-
heid in het uiterlijk der straten leiden, wordt gezegd.
De negentiende eeuw heeft de misvatting doen gebo-
ren worden, dat de menseh altijd iets nieuws
moet zien om ‘bevredigd te kunnen worden. Ieder die
oog heeft, weet tot welke verschrikkingen in den
stedebouw dit geleid heeft. Gaandeweg echter wijzi-
gen zich de opvattingen. Gaandeweg ook zal het in-
zicht weer rijpen, dat herhaling en eentonigheid on-
derling, evenmin als afwisseling en levendigheid,
synonieme begrippen zijn. De volgende generaties zul-
len ten opzichte van dit probleem tot klaarheid ko-men. Overal is in dit opzicht een drang naar juister
,

inzicht, zooals dit in vroeger eeuwen aanwezig was,
merkbaar. Het bezwaar komt terecht.
Ik doe nu verder geen uitspraak omtrent de
vraag in hoeverre bij de hiervoor aangegeven
richting, waarin de oplossing van het woning-
vraagstu’k gezocht zal moeten worden, de oveiheid dan

wel de particuliere nijverheid de grootste rol zal heb-
ben te vervullen. Het antwoord op die vraag toch
wordt grootendeels beheerecht door de wijze, waarop de
nu in Europa woedende strijd tusschen verschillende
maatschappelijke grQepen zich zal oplossen. Het thans
zich afwikkelcnd ziekteproces leidt vanzelf tot een
nieuwe phase in het maatschappelijke leven. Een
onverbiddelijke wet van oorzaak en gevolg voltrekt
zich in heel het maatschappelijk gebeuren, waartegen .,geen partijprograms of wat ook een blijvende hinder-nis kunnen opwerpen. Welke nu de grondslag zijn zal

550

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juni 1919

waarop het nieuwe economische leven in de toekomst

zal opgroeien, is moeilijk te zeggen. Of aan de ,,ver-
staatlichung” dan wel aan een in nieuwe, vormen

zich huilend partiu1ier-initiatiefs’telsel de hoofdrol
in het productie-proces wordt toebedeeld, dan wel of

geheel nieuwe, thans in de duisternis nog niet te
onderscheiden, maatschappelijke vormen zich zullen
afteekenen, het valt niet te voorspellen. De geschie- –
denis ]eert wel om dit laatste niet zonder meer te

verwerpen; de tijden v66r en na de 1f ransehe revolutie

stemmen in dit opzicht tot nadenken. Wat na de

revolutie opblooide, stemde weinig overeen met wat

voorheen voorspeld werd. En hoeveel ingewikkelder

is het thans zich v6ltrekkencl proces niet bij toen ver-

geleken. Hoeveel meer kans tot mistasten dus.

Van hoe groot belang het ook is, voor een juiste
beschouwing van het woningvraagstuk in de toe-

komst, te weten in welke richting de maatschappij in

het algemeen zich thans ontwikkelt, zoo is er toch
geen aanleiding stil te blijven staan, tot de duisternis

otrekt en meer vaste vormen zich teekenen. Aan de
oplossing van het woningvraagstuk moet verder ge-

arbeid worden, zij het dan voorloopi.g tastenderwijs,
zonder voortdurend nog een vasten koers te kunnen

blijven houden: Zo’o zal de vraag, in hoeverre de parti-
culiere bouwnijverheid opnieuw een rol te vervullen
kan krijgen, voorloopig door de particuliere bouwonder-

nemers zelf beantwoord kunnen worden. Blijkt men in
‘die kringen niet geneigd zich nieuwe wapenen voor den

strijd aan te gorden, blijkt men daar slechts volgens
dezelfde methodes van v66r den oorlog te willen

werken, blijkt men, om kort te gaan, niet in staat

in te zien hoe de oorlog de grondslagen van het bouw-
bedrijf gewijzigd ‘heeft, dan zal van die’ zijde geen
groote kracht voor het opnieuw opbeuren van den
last ontwikkeld worden. Ontwikkelen zich daarente-
gen in de kringen der particuliere ondernemers

nieuwe inzichten, willen ‘zij met ernst oude plunje

over boord gooien en zich een kleeding, passend bij

den tijd, uitzoeken, dan is er zeker kans, dat ook zij

hun rol opnieuw te vervullen krijgen.
De overheid zelve zal – nu daargelaten wat op
den duur hadr Jiouding zal moeten en kunnen zijn –
voorloopig zich zeker niet kunnen onttrekken aan
deelneming in de woningproductie. Het bloote feit

alleen, dat de particulire bouwnijverheid, indien zij
haar taak weer aanvat, haar bemoeienis wel in hoof d-
zaak tot den bouw ‘van middenstands- -en (in huur-waarde daarmede tegenwoordig vrijwel overeenko-
men’de) duurdere arbeiderswoniiigen zal beperken,
dwingt de oerheid den bouw van vol’kswoningen (zij

‘t misschien in hoofdzaak van lager huurwaarde)
voort te zetten. Buiten dezen dwang, om het zoo te
noemen, zijn er nog andere motievep, welke er voer
pleiten om haar – althans in de naaste toekomst –
aan het proces te doen blijven deelnemen.
‘Zij
zijn

deels van zakelijk jïuchter, deels van meer ideëelen

aard.
H.et zakelijk-nuchtere motief is de noodzaak om z’oo
spoedig m.ogeljk te komen tot vermindering, liefst
opheffing van bijdragen in de exploitatie-tekorten.
Waar dit, ‘zooals we gezien hebben, voor een groot
deel slechts bereikt ‘zal kunnen worden ‘door nieuwe
oplossingen in den woningbouw na te streven, is het
el aangewezen, dat de overheid zelf het allereerst de
hand aan den ploeg slaat. Zij ielf zal, gezien de finan-
cieele belangen, die ibij haar op het spel staan, als zij
gedwongen wordt door te gaan met suibsidieeri’n’g van
particulieren bouw, omdat anders niet of niet vol-
doende gebouwd wordt, uit eigen belang wel als
weg-‘

bereidster optreden. De prikkel daartoe openbaart zich

in de practijk inderdaad. De overheid zal daarom
vanzelf er toe komen om geschikte krachten aan het
wer’k te zetten tot ‘het zoeken naar oplossingen, welke
den woningbouw weer meer op zuiver economisch terrein b
r
engen om dezen ôf als voorbeeld aan ande-
ren ter navolging te stelleû, bf om zelf in diie richting door te kunnen gaan.

Het tweede, meer ideëele, rnotièf, ‘hetweik pleit voor

een voortzetting der overheidsbemoeienis met de

‘woningproductie, is gelegen in den in steeds breeder
kringen zich openibareuden drang om eindelijk verlost

te worden van het soort stedebouw, •dat de 19e eeuw ons -gebracht heeft en waarin het jaar 1914 ons heeft

laten steken – -naar we hopen voorgoed.

Het valt buiten de sfeer van dit artikel hierbij lang
te blijven stilstaan. Volstaan wordt met de aaudac’hI
er op te vesti.ge.n, hoe in steeds wijder kringen de

crisis van den oorlog gezien wordt als het verschrik-

kelijk ziekteproc.es, dat de Europeesche samenleving

scheen te moeten doormaken om haar te genezen van
cle al te materialistische le’vensopvattingen, waartoe

het vorig tijdvak haar bracht. De drang naar schoon-

heid in het dageljksch leven, zooals Europa dat in
vroegere cultuurperioden en zocals Azië dat voor een

groot deel nog kent, open’baart zich, zelfs te midden

van den chaos, sterker en sterker, zij het voor velen
nog onopgemerkt. Dit werkt onmiddellijk op de op-

vattin.gen omtrent -den stedebouw.
Nu is zeer zeker de overheid niet de eenige, die
hier als ‘heelmeester op kan treden. Zelfs zijn in

menige gemeente, wier bevolking voor de schoonheid
‘van haar stad voelde, de verwachtingen weleens te

hoog gespannen geweest ten aanzien van den invloed,
wel’ken de overheid hierop zou kunnen doen gelden. De
soms geringe, in andere gevallen zelfs negatieve resul-

tâten, welke met schoonheidscommissies bereikt zijn,
worden als ‘voorbeeld aangehaald. Dit alles neemt niet
weg, dat op het inderdaad zeer bijzondere punt, waar-

op de ontwikkeling van den stedbouw thans – juist
ook a1veer door dèn oorlog – gekomen is, de overheid

een zeer ‘beteekenen-de rol kan spelen. De oplossing
van het’ aesthetisch vraagstuk loopt namelijk geheel
parallel toet die vanhet economisch vraagstuk van
dan woningbouw. V66r alles toch komt het ook voor
de oplossing van het aesthetisch vraagstuk er op aan,

den stedebouw voorgoed te krijgen in de baan van

bouw van groote complexen. Langs deze baan alleen
lijkt het mogelijk op dec duur te komentot eenheid “an opvattingen. Voorbeeldèn van straat- en plein-
gezichten, welke als eenheden zich voordoen, zijn
voorloepig alleen denkbaar door den bouw van com-
plexen in één ‘hand te brengen. In een volgend sta-

dium eerst is denkbaar, dat verschillende dntwerpers
in streng onderling ver’band onmiddellijk naast elkaar
werkend, het weér tot eenheid in het geheel weten te
brengen. ‘Voorloopig zal de bouw van complexen in
één hand dus den weg tot leering vormen. Waar deze
weg voörloopig in hoofdzaak door de overheid nog
slechts begaan kan worden, van haar althans drang
in die richting uit moet gaan,’ is voor haar momenteel

wel een belangrijke rol weggelegd.
(Wordt vervolgd.)

A. PLATE C.
i.

DE EISCHEN’ VAN DEN DAG.

TWEEERLEI ZIENSWIJZE.

De -heer G. M. Boissevairi schrijft:

In
Zijne
‘bekende, zeer belangrijke, Haagsche., Post-

artikelen kwam de oud-minister van financiën, Prof.
van G’ijn, tot de conclusie, dat i’n verband met de
tijdsemstandigheden en ‘bepaald ook met de door do
crisisuitgaven veroorzaakt wordende vermeerdering
der’ staatsschuld, het een algemeene plicht geacht
moest worden, ton eenre, door vermeerderde werkzaam-
heid en inspanning de nationale voortbrenging te

doen toenemen en als gevolg daarvan het nationaal
inkomen,, ten andere, door bezuiniging op de, indivi-
dueele. verteringen het batig saldo tussehen inkom-
sten en uitgaven te verhoogen, een en ander ter be-
vordering van nieuwe kapi’taaisvorming. –
In ljnrechten strijd met deze opvattingen sohijnt
de zienswijze te zijn van den tegenwoordigen minister
van financiën, Mr. dè Vries, immers in-dien juist is hetgeen men verneemt omtrent eene door hem ont-
worpen zijnde ‘heffing ‘van dertig percent van ver-
mogens-vermeerdering.

11 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

551

Zoolang le bijzonderheden van het door den Minis-
ter bij de Staten-Generaal in te dienen wetsontwerp

niet bekend zijn, kunnen die natuurlijk nier ‘beoor-
deeld worden; maar genoeg is dienaangaande toch

reeds uitgelekt, om zich daarover in groote lijnen een
oordeel te vormen. Waarop nu zou de zaak neerkomen?

Hierop: dat een ieder, die, handelende in den geest

van het door Prof. van Gijn noodig fgeoordeelde, door

vermeerderde werkzaamheid en krachtsinspanning of

door spaarzaamheid nieuwe kapitaaisvorming zal be-

vorderd hebben, over de vruchten
zijner
handelwijze
in deze eene boete van dertig percent zal hebben op

te brengen ten behoeve van ‘s Rijks schatkist. Terwijl

daarentegen zij, die zich aan de algemeene zaak niet
gelegen hebben laten liggen, die niet er naar gestreefd

hhben, door buitengewone werkzaamheid de alge-

meene voortbrenging te vermeerderen, en die er zich
iuct om bekommcrd hebben door bezuiniging op hunne
uitgaven de algemeene spaarpenningen te vermeer-
deren, vrij uit zullen gaan en zich bovendien er nog
in zullen kunnen verheugen, dank zij de gedragingen

van nnderen, de algemeene lasten, waarin ook zij
moeten deelen, verminderd te zien.

Inderdaad moet men zich met verbazing afvragen,
welke beginselen van helastingwetgeving den Minis-
ter in deze wel geïnspireerd kunnen hebben.

Gerechtvaardigd ware cene periodieke belasting
van de meerwaarde der onroerende goederen, voorzoo-
ver die meerwaarde ontstaat uit omstandigheden, on-
afhankelijk van den wil van den eigenaar; meerwaarde
wrelke voornamelijk voor gebouwde eigendommen in

de groote steden en vooral ook van het land in de
naaste omgeving der steden telkens

voorkomt. Maar
•die belasting der meerwaarde van onroerende goede-

ren ware iets geheel anders dan wat nu door Minister
de Vries schijnt bedoeld te worden.

Gerechtvaardigd was zeker de Oorlogswinstbelas-
ting. Waar de oorlog ook ten onzent tot zeer aanzien-
lijke buitengewone staatsuitgaven leidde, was het
zeker niet meer dan bilhijk, dat zij, die aan denzelf-
den oorlog buitengewone winsten dankten, die win-sten aan eene geheel buitengewone belasting onder-
worpen zagen. Die oorlogswinstbelasting had mogelijk
zelfs eenigsains uitgebreid kunnen worden, daarin ook

zij betrokken wordende die, al maakten zij geen eigen-
lijke oorlogswinsten, toch, in verband met de oorlogs-
winsten, hunne inkomsten vermeerderd zagen; trou-
wens door de Verdedigingsbelastingen is dit inder-
daad geschied.
Eenigermate gerechtvaardigd, namelijk in beginsel,

had ook geacht kunnen worden eene heffing ineens
van het particulier vermogen, ten einde eenige vermin-
dering der staatsschuld te verkrijgen, mits algemeen toegepast, voorts daaraan verbonden wordende eene
gedurende een zeker aantal jaren te heffen buiten-
gewone inkomstenbelasting van dat deel van het
inkomen, hetwelk niet aan het kapitaal van den be-
lastingplichtige ontleend wordt. Doch, haasten wij
ons het bij te voegen, ware zulk eene heffeng ineens
in beginsel te rechtvaardigen geweest, het ware, ge-
lijk herhaaldelijk en veelzijdig, ook door schrijver
dezer regelen
1),
is aangetoond, •eene zeer verkeerde
heffing geweest, eene heffing, welke veel meer kwaad
dan goed had gesticht en daardoor de gewenschte uit-
werking geheel gemist zou hebben.

Doch hoe deze partieele vermogensbelasting te
rechtvaardigen ware, het is inderdaad onverklaarbaar.
Ik zeide hierboven reeds wat omtrent haar alge-
meen karakter getuigd moet worden; en de onbillijk-
heid van den maatregel springt daardoor inderdaad
in het oog. Maar gaan wij nog eens in bijzonderheden
na, welke de uitwerking der heffing zou zijn en wie
daardoor getroffen zouden worden.

In de eerste plaats zouden getroffen worden alle

1)
Zie
o. m. mijne artikelen: ,,Het vraagstuk van de del-
ging der oorlogs- en crisisleeningen” in De Economist,
af 1.
December en April I.I.

ondernemers op het gebied van handel en nijverheid.

En nu zal men lallicht geneigd
zijn
te zeggen, dat,
omdat deze heffing alleen zou betreffen den vermo-

gensaanwas sedert 1916, de bezwaren voor handel en

nijverheid der algemeene kapitaalsbelasting hierbij
zouden vervallen. Doch dit is toch niet juist. De ge-

zegde ondernemers zullen hun overwinst der laatste

jaren niet afzonderlijk, buiten hun bedrijf, belegd

hbben, ze maakt deel uit van het tegenwoordig be-

drijfskapitaal en zou niet, zonder zeer groote bezwaren
en nadeelige gevolgen, daaraan onttrokken kunnen
worden.

In de tweede plaats rouden getroffen worden de

eigenaars van onroerende goederen, landbezitters en
huiseigenaren.

Bekend is, dat de koopwaarde van land in de laatste
jaren aanmerkelijk is gestegen. Die waardevermeerde-
ring is echter niet op zich zelf staand, ze is aan het

land zelf verbonden. In de daarover te betalen belas-

ting zou dus voorzien moeten worden, hetzij door
partieelen verkoop van het land, hetzij door verhypo-

thekeering daarvan. En erger nog zouden de huis-

eigenaren er aan toe zijn, namelijk zij, die hun

eigen huis ‘bewonen. Onder den invloed van den be-

staanden woningnood zijn de prijzen der huizen enorm
gestegen, wat echter voor wie zijn huis wil of moet

blijven bewonen zonder eenig nut is. Toch zou hij nu

over die verkregen meerwaarde een zware belasting
hebben
01)
te brengen; en wanneer, gelijk te voorzien
is, over eenige jaren de woningnood geweken en de
koopwaarde der huizen weder normaal is, zal de huis-
eigenaar bezwaard blijven met de verhooging van zijn

koopprijs met de geheele som der betaalde belasting.

In de derde plaats zouden getroffen worden çe kapi-
talisten, groote en kleine, die hun vermogen belegd

hebben in fondsen, welke in de laatste jaren in beurs-
koers zijn vooruitgegaan. Het punt van uitgang, waar-
van gesproken wordt, 1916, stond voor verschillende

fondsen nog eenigszins onder den invloed van het
uitbarsten van den oorlog en zekcr zijn thans verschil-
lende fondsen – scheepvaartaandeelen, aandeelen in

cultuurondernemingen, petroleu.maandeelen— enorm
opgekomen, en niet gering is de kans, dat daarop ook
weder enorme reactie zal volgen. Het meerendeel der
houders van die fondsen laten zulke variatiën koud,
zij zijn geïnteresseerd bij de zaak en wenschen dit te
blijven en van die beursvariatiën nemen zij zoo min
mogelijk notitie – alleen op 1 Mei voor de opgaven
voor de Vermogensbelasting moeten zij dat wel doen

– en nu opeens, op een willekeurig vastgesteld tijd-
stip, wegens die koersverhoogingea een zware belas-
ting te moeten betalen, moet hun, ontegenzeglijk,
wel volkomen ongemotiveerd voorkomen.

Te wijzen zou er ook nog vallen op het feit, dat door
eene heffing als gezegd wordt in de bedoeling te lig-
gen, de mate, waarin menigeen getroffen zou worden, geheel van toevallige omstandigheden zou af.hangen;
maar elders is daarop reeds de aandacht gevestigd en
ik zal voor het oogeniblik het bij het geschrevene laten.

Te wenschen is liet zeer zeker, dat Minister de

Vries zijn voordracht nog eens in ernstige overweging
zal nemen; maar mocht hij zijn voornemens willen
handhaven, dan moge een zakelijke behandeling in de
Staten-Generaal ons voor dergelijke belastingheffing
behoeden. G. M. B.

8-6-’19.

UITGEVOERDE EN VOORGENOMEN

VERBETERINGEN VAN ONZE SCHEEP

VAARTWEGEN.

c. Bin.nenscheepvaartwe gen.
*)

Zooals uit het voorgaande gebleken moge zijn is
Maasbracht het punt geworden waar het steenkolen-
vervoer over de beide nieuw te scheppen waterwegen

*)
Vervolg van pag.
502.

552

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11Juni1919

zal
aanvangen en er moest dus overwogen worden

welke werken aldaar gemaakt dienden te worden ten

einde een regelmatige overlading te bevorderen.

Minister Lejy benoemde daarom bij beschikking van

7 September 1915 een commissie teneinde van advies

te dienen omtrent de spoorwegwerken, welke noodig

zullen zijn ten behoeve van den afvoer van steen-

kolen uit het mijngebied van Zuid-Limburg, naar

een punt van de Maas, nabij Maasbracht, zoomede

omtrent de haven en andere werken, welke in ver-

band met dien afvoer ter plaatse. zullen behooren te

worden aangelegd, teneinde de steenkolen verder per

schip te kunnen vervoeren. Nader bleek nog dat de

opdracht der commissie niet zoo beperkt was dat ook

niet de wenschelijkheid van meer zuidelijk gelegen

overlaadpiaatsen en daarmede in verband staande

nieuwe waterwegen een punt van onderzoek der com-

missie zoude kunnen uitmaken.

Teneinde aan haar opdracht te kunnen voldoen

gaf de commissie zich,
blijkens
haar in December

1918 uitgebracht verslag, in de eerste plaats reken-
schap van de ontwikkeling der mijnindustrie sedert

1901 en werd tevens nagegaan welke verwachtingen
hieromtrent gekoesterd kunnen worden, waarbij niet

uit het oog werd verloren dat zich naast de mijn-

industrie andere• grootere en kleinere industrieën
kunnen vstigèn, zoodra eene goede verbinding van

het mijngebied met de gekanaliseerde Maas zal zijn
tot stand gebracht.
Het navolgende staatje geeft een overzicht van de

productie eA de verwachte productie van Limburgsche

kolen zonder kolenslib in tonnen:

Jaar

PaiL mijnen

Slaafsmijnen

Totaal

1900
……….
312.391

312.391
1901
……..

282.331

282.331
1902
……….

$77.977

-.

377.977 1903
……….

452.688

452.688
1904
……….
427.034

427.034
1905…
…….

477.980

477.980
1906
……….
526.147

3.2,00

529.347
1907
……….

659.600

31.371

690.971
1908
……….
821.036

78.693

899.729
1909
……….

965.479

141.829

1.107.308
1910
……….
1.089.617

192.049

1.281.666
1911
………..

1.218.748

246.622

.1.465370
1912
……….
1.391.541

324.840

1.7i6381
1913
………..

1.419.703

417.852

1.837.555
1914
……….
1.343.802

.546.767

1.890.558
1915
….

1.466.317

783.957

2.250.274
1916
……….
1.641.582

871.559

2.513.141 1917
.
……….1.903.855

1.092.339

2.996.194 1918*)
……..
1.975.000

1.400.000

3.375.000
1920*)
……..
2.200.000,

1.900.000

4.100.000
1925*)
……..
3.000.000

3.000.000

6.000.000
*)
Raming.

In 1925 zal •echter de jaarlijksche capaciteit bij
volledige ontginning nog. op verre na niet bereikt
zijn; bij normale ‘toestanden wordt de’opbrengst voor

1930 op 7 7
1
/
2
millioen ton geraamd. Bovendien
zal den eersten tijd nog gerekend mogen worden op
een niet onbeteekenenden. afvoer van bruinkolen. De
commissie meent verder te mogen aannemen dat in
1930 ongeveer 50 o/ van de kolenproductie in ons

land zal worden gebruikt en stelt dat ongeveer de
helft daaivan per spoor vervoerd zalworden, zoodat
dan te water ongeveer 3.000.000 ton afgevoerd zal
worden.
Naast de mijnindustrie zullen zich in Zuid-Limburg
ook aidere industrieën kunnen vestigen als hoogoveh-
bedrij ven, venstergl’asfabrieken, chemische fabrieken
en keramische- en cementindustrié; welken invloed
dit op het vervoer zal hebben is uiteraard niet onder
cijfers te brengen. Onmiskenbare voorwaarde voor de
ontwikkeling der industrie is echter een godko’ope
transportweg naar het bestaande net van Nederland-
sche waterwegen. Deze zal door de gekanaliseei-de
Maas geboden worden, doch om de kanalisatie te
dien aanzien aan haar doel te doen beantwoorden,
zal de waterweg moeten worden doorgetrokken tot in

het gebied, waar de kolen zonder noemenswaardige

transportkosten kunnen worden geleverd. Eerst dan

zal het dubbele doel, goedkoope afvoer van kolen en

mogelijkheid van industrieele ontwikkeling worden
bereikt.

Uiteraard is het gewenscht dat de waterweg het

mijngebied zoo dicht mogelijk zal naderen. Maas-
bracht ligt nu nog ver van de
mijnen
af; de afstand
van Maasbrach’t naar Nuth, het punt, waar de kolen

van de staatsmijnen Enama en Hendrik den spoorweg

Heerlen—Sittard bereiken, bedraagt nog 28 K.M. of

ongeveer 15 pOt. van den afstand van Nuth naar

Rotterdam, zoodat het spoorwegvervoer nog een be-

langrijke factor blijft in. de totale vervoerkosten. Dat
spoorwegverkeer zal nopit geheel zijn te ontgaan daar

het in een geaccidenteerd terrein als Zuid-Limburg

onmogéljk is nabij iedere
mijn
een haven te maken.

Wordt eenmaal de Maaskanalisatie doorgezet dan

zal de schepvaart het mijngebied wel dichter naderen,

maar het, is thans niet uit te maken wanneer daartoe

overgegaan zal kunnen worden en bovendien leveren

de betrekkelijk lage rivieroevers weinig geschikte

gelegenheid voor het maken van lôs- en laadpiaatsen

en zéker niet voor. de vestiging van aan het scheep-

vaartverkeer gelegen industrieele ondernemingen.

Om deze redenen komt thans een. kanaal, dat bij

Maasbracht in de gekanaliseerde Maas zal uitmonden,

het meest in aanmerking voor een waterweg, die de

mijustreek zoo dicht mogelijk zal ‘naderen.

Omtrent het verkeer tusschen de mijnen, en de

overlaadpiaatsen, schrijft de commissie het volgende:

,,Om dit verkeer met een
minimum
materieel en minimum
kosten te bewerkstelligen, moet elk onnoodig oponthoud
en moeten ‘alle onnoodige rangeerbewegingen vermeden
worden. De treinen voor de kolenhaven ‘zullen dus reeds
op de mijn-emplacementen moeten worden samengesteld en.
zullen waarschijnlijk bestaan uit speciaal voor dat’ doel be-.
stemde wagens. Gestreefd moet worden naar éen verkeer
met regelmatig tusschen de mijn-emplacementen en de haven
heen en weer rijdende treinen van vaste samenstelling, welk
verkeer •door de Duitschers eigenaardij Pend’elbetrieb ge-
noemd wordt.
Een zoodanig verkeer kan op de gewone spoörwegen, die
tevens, voor het algemeen goederen- en reizigersverkeer be-
stemd zijn, niet over grooten afstand plaats hebben, zonder
.dat beide soorten van verkeer elkander hinderen. Ook hierin
is een reden gelegen. om
te trachten de kolenhaven zoodicht’ mogelijk bij’ de mijnen te krijgen.”

De wenschelijkheid om de mijnen zoo dicht moge-
lijk’ te naderen heeft de commissie er toegeleid om
naast een plan voor een kolenhaven te Maasbracht,
ook den aanleg van een kanaal vau Maasbracht naar

• de mijnstreek te overwegen en wel loopende tot Bom,
Stem of Nuth, respectievelijk lang 13,2 K.M., 19,2
K.M. en 32,2 K.M. Het kanaal werd ontworpen voor
‘schepen van 2000 ton, gelijk op de gekanaliseerde
Maas zullen kunnen verkeeren. Bovendien is nog een
plan opgemaakt’voor het kanaal naar Nuth, ingericht
voor schepen van 600 ton. De kosten van, deze vier
kanalen worden respectievelijk geraamd op 6,47, 10,9,
26,3 en 14,1 millioe’n gulden.
In hare beschouwingen over de verschillende no-
gelijke oplossingen verwerpt de commissie in de
eerste plaats den aanleg van een blijvende haven te
Maasbracht. Wel zijn hiervoor de ‘minst omvangrijke

werken noodig, zoodat de overlaadgelegenheid ‘zoo
spoedig mogelijk gereed kan zijn, wanneer de stuw
bij Linne en het kanaal Wessem—Nederweert in. exploi-
tatie zijn, maar men moet ook denken. aan de eischen
die hët groot verkeer op den duur stellen zal en
aan die eischen zal een haven te Maasbracht niet wel
kunnen voldoen.
In de eerste plaats zal, het kolenvervoer naar Maas-
bracht niet onafhankelijk van het gewone spoorweg-
vervoer geleid kunnen worden. Het zal het gewone
spoorwegverkeer blijven belasten; op het emplacement
Susteren zullen de verschillende’voor de haven be-
stemde kolentreinen gerangeerd moeten worden. Het
spoorwegverkeer ‘blijft daardoor een belangrijke rol

11 Juni 1919

ECONOMISCH-STATlSTISCHE BERICHTEN

553

spelen, en de kosten van het vervoer naar Susteren

en de behandeling der wagens aldaar zouden zoo

overwegend worden dat het in vele gevallen twijfel-

achtig zou worden of de overlading in schepen nog
voordeel zou opleveren.

In verband met de geaardheid der Limburgsche
kolen is het gewenscht voor het Verkeer naar de

haven gebruik te maken van speciale wagens. Moeten
deze wagens over grooten afstand in minder regel-

matig verkeer tusschen het gewone spoorwegverkeer

worden gebruikt en bovendien op een rangeerstation

oponthoud ondervinden, dan is een veel te groot

aantal van deze kostbare wagens noodig en wordt het
vervoer tusschen de
mijn
en de haven veel te duur.
De betrekkelijk groote afstand tusschen de mijnen

en Maasbracht en de noodzakelijkheid, om het ver-

voer naar een haven aldaar, tusschen het overige
spoorwegverkeer te doen plaats hebben, zal storend
werken op de regelmatigheid van het havenbedrijf;

de schepen zullen daardoor ook langer op voltooiing

hunner lading moeten wachten, waardoor de scheeps-
vrachten hooger en de haveninrichtingen grooter

zouden moeten worden. Bovendien zouden de be-
staande spoorwegen, die toch reeds hun grootste
vervoerscapaciteit naderen, zwaar belast worden. De

gebreken, die de spoorwegverbinding met Maasbracht
aankleven zijn oorzaak dat een haven aldaar niet het
profijt zou opleveren, dat
bij
een gunstiger ligging
van de overlaadhaven verwacht mag
7
worden en bij-
gevolg verdient aanleg van de haven te Maasbracht
geen aanbeveling.

Overweging van de verschillende opgemaakte kanaal-

ontwerpen deed de keuze vallen op het kanaal tot
Bom, liet kanaal tot Nuth zou de mijnen het dichtst
naderen, maar de kosten zijn zoo hoog, dat deze bij
een vervoer van 2 millioen ton per jaar, afgezien
van de vrachtkosten feitelijk reeds een bedrag van
f 0,80
per ton vertegenwoordigen, een bedrâg dat
veel, te hoog is wanneer men bedenkt dat voor den oorlog de spoorvracht van Heerlen naar Roermond
ongeveer
f
1,— en van Heerlen naar Rotterdam on-
geveer
f
2,— per ton bedroeg. Aanleg van een kanaal
naar Nuth is dus economisch zeker niet verantwoord.
Een kanaal van beperkte afmetingen naar Nuth

wordt ook nog zeer kostbaar en zou niet passen in
het kader der Mas1canalisatie, zoodat ook dit plan
is te verwerpen..

Het kanaal tot Stein nadert de mijnen wel wat
dichter dan het kanaal tot Bom, maar aangezien de

exploitatie van de haven te Born ongeveer even goed

moge’ijk is als die te Nuth, bestaat er geen aanlei-ding ôm het kanaal tot Stein door te trekken.
Hét kanaal naar Born biedt een drietal overwe-
gende voordeelen:

1
°
. zonder te groote kosten brengt het de overlaad-

haven zoo dicht bij het mijngebied dat een belangrijk
deel van het spoorwegvervoer der kolen onafhankelijk
van het gewone spoorwegvervoer kan plaats hebben;
2
0
. mocht later tot verdere kanalisatie van de Maas
overgegaan worden of mocht een lateraal kanaal van
Maasbracht tot Maastricht gemaakt worden dan kan
het kanaal naar Born in beide gevallen daarvan deel
uitmaken;
3
°
. de oostelijke oever van het kanaal zal zeer ge-schikt zijn voor de vestiging van industrieën, welke

eene ligging aan diep water verlaugen en is daar-
voor veel geschikter dan de oevers van de gekanali-
seerde Maas, welke elken winter bij hoog water over-
stroomen.

De kosten voor onderhoud, exploitatie, rente en
afschrijying van het kanaal naar Bom, stelt de com-
missie op
f 400.000,— per jaar. Daar het kanaal later
deel uit kan maken van den doorgaanden vaarweg
naar Maastricht en België, meent de commissie
dat slechts de helft dezer kosten gerekend. moeten
worden ten laste van het kolenverkeër van 2.000.000
ton per jaar te komen. Een last van
f 0,10
per ton

kolen acht de commissie in verband met de hiervoor

reeds genoemde vervoerkosten zeker economisch ver-

antwoord, zoodat zij aanbeveelt het maken van het

kanaal naar Bom, met een haven aldaar en aanleg

van de noodige spoorwegwerken voor aanvoer der

kolen rechtstreeks van de mijnen naar de haven. Nog

acht de commissie een aanlegplaats voor gewoon
goederenverkeer bij Echt noodig, vanwaar een spoor-
wegaansluiting naar het rangeer-emplacement Susteren

voor gewoon vervoer gemaakt zal moeten worden.

De totale kosten vaii het kanaal met de haven en
de noodige spoorwegwerken worden geraamd op 11,9
millioen gulden.

Uit het voorgaande moge gebleken zijn dat het

toegankelijk maken van het Zuid-Limburgsche indu-
striegebied voor de scheepvaart groote financieele
offers van den Staat zal vergen en de vraag kan

rijzen of zulks ten slotte wel economisch verant-
woord is.

Zoo men als eisch stellen mocht dat het vervoer

der kolen te water belast zou moeten worden met
alle lasten uit den aanleg der waterwegen voort-

vloeiende dan zou het zeker de vraag zijn of men
wel tot het doen der uitgaven over zou mogen gaan.

Het is echter de vraag bf men het vraagstuk wel
aldus mag opzetten. Dank zij het uitgebreide net
van natuurlijke waterwegen heeft het scheepvaart-
verkeer zich in ons land van ouds sterk ontwikkeld
en het ligt voor de- hand om ook bij den afvoer van
kolen zooveel mogelijk pmdfijt te trekken van de natuurlijke voordeelen welke ons land bezit, daar
vervoer te water toch altijd veel billijker kan plaats
hebben dan vervoer te land.. De afstand van onze
eigen mijnen tot de grootere verbruikscentra en onze

zeehavens is ongeveer even groot als van de Duit-
sche mijnen, terwijl in onze zeehavens, ook in nor-

male tijden, geschikt belangrijke hoeveelheden Engel-
sche kolen kunnen worden aangevoerd. –

Om dus den strijd om het bestaan te kunnen vol-

houden, zullen onze mijnen goedkoope afvoergele-
genheid moeten bezitten en deze is slechts te vinden
zoo een voor groote schepen bruikbare waterweg het mijngebied zoo dicht mogelijk nadert. Het is dus niet

in de eerste plaats de vraag of de aanlegkosten van

den afvoer.weg wel verantwoord zijn ten opzichte van
het op dien weg te verwachten verkeer, maar of de

geheele ontwikkeling van een nieuw industriecentrum
de offers waard is.

Hier heeft men ten slotte met een vraagstuk te doen
dat bezwaarlijk door berekening is op te lossen, het
is veeleer een kwestie van gevoel, een zaak of men

genoeg vertrouwen heeft, niet -alleen in de ontwik-
keling van de kolenindustrie maar ook in de ge-

heele industrieele ontwikkeling van Zuid-Limburg.
Beschouwt men het vraagstuk aldus, dan komt de financieele zijde daarvan ook in een geheel ander

licht, daar do inkomsten, welke voor den Staat langs
andere wegen met uitbreiding der industrie voort-
komen, weder een belangrijk deel der gemaakte kos-
ten zullen kunnen dekken. Het oud-Hollandsch ge- –
zegde ,,de cost gaet vo’or de baet uit”, is ook hier
toepasselijk. Beschouwing van de economie van pu-

blieke werken, te zeer uitgaande van een zuiver finan-cieel standpunt, zal vaak tot onjuiste conclusies leiden
en maken dat de ontwikkeling des lands niet genoeg
de
lijn
van de moderne ontwikkeling, zal kunnen
volgen, wa’ardoor de Staat zelf ook financieel ach-
terop zou komen.

Een klein voorbeeld moge hier zijn plaats vinden.
Tot voor eenige jaren waren op- het eiland Terschel-

ling geen verharde wegen, ten slotte werd overgegaan
tot verharding van den hoofdweg over het eiland met

zeer belangrijke Rijkssubsidie. Men zou meenen dat
deze subsidie door het Rijk A fonds perdu gestort
was. Toen echter de verharde weg er was schaften

de Terschellingers zich rijwielen aan en de belasting

554

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juni 1919

daarop dekte reeds het eerste jaar nagenoeg de ge-

heele rente der subsidie.
Dit voorbeeld moge aantoonen dat de Staat niet

behoeft te eischen dat gelden aan openbare werken

besteed, rechtstreeks’ financieel verantwoord moeten

zijn door de baten, welke de werken zelf opleveren.

Zoo zal men dan ook voor de waterwegen naar

Limburg niet den te eenzijdigen eisch mogen stellen

dat de daaraa-n bestede kosten alleen door baten van
het verkeer verantwoord zijn, maar wie de gelden

daarvoor voteert zal de overtuiging moeten hebben

dat het landsbelang, betrokken bij de ontwikkeling

der industrie in Zuid-Limburg, zoo groot is, dtt de

uitgaven, met het oog op dit meer algemeen belang,

eèonomisch verantwpord zijn.
Overal waar de .grootindustrie zich ontwikkelt

‘ontstaat een drang naar het maken van waterwegen,

omdat het vervoer in groote schepen met sleepbooten

goedkoôper is dan in dure spoorwegwagens. Boven-

dien ontwikkelt zich het verkeer geleidelijk en zoo

dit geheel per spoor moet plaats hebben, moeten

geleidelijk uitbreidingswerken gemaakt worden, Maar
wanneer zal de capaciteit der spoorwegen voldoende

zijn, wanneer zullen deze hun wagenpark uitbreiden?
Juist omdat er in het rollend materiaal zoo groot

kapitaal zit: eerst wanneerdit voortdurend in loonend gebruik zal zijn. Het scheepvaartbedrijf is elastischer

dan het spoorwegbedrijf en daarom zal ontwikkeling-

van het laatste later

komen dan het eerste en voor

massavervoer, waarvan de ontwikkeling niet met
wiskundige zekerheid vaststaat, zal de spoorweg min-
der goed voldoen
Het is dan ook wel verklaarbaar dat overal waar
zich het •massaverkeer ontwikkelt, naar vervoer te
water gestreefd wordt en de grootindustrie het best
tot ontwikkeling komt, wanneer goede scheepvaart-

wegen haar naderen.
Durft ‘men vertrouwen in de industrieele ontwik-

keling van Zuid-Limburg, dan is het ook noodzakelijk
deze landstreek aan het groote scheepvaartverkeer

aan ‘te sluiten, opdat de volle wisselwerking tusschen

industrieele ontwikkeling en ontwikkeling van het
scheepvaartverkeer zal kunnen plaats vinden.
VAN KUFFELER.
EEN NIEUWE VORM VAN SOCIALE

VERZEKERING.

Er komt iets nieuws op het gbied van’ sociale
verzekering over den Oceaan waaien. In Engeland
is het kort geleden reeds door de verzekeraars ‘bespro-
kei en – laat ik dit er dadelijk bijvoegen – weinig

gunstig beoordeeld. Nu ik echter ook hier te lande
een vraag dienaangaande tegenkisam, dacht het’ mij

nièt ongewenscht, de aandacht van de werkgevers hier-
op te vestigen, omdat er naast veel wat niet toe te
juichen is, toch ‘een goede kern in het Amerikaansche

project zit.
• ,,Group Insurance” noemt men de nieuwe vinding. De werkgever gaat daarbij een contract aan met een
leveusverzekeringinstelling, die zich verbi’nd t bij elk
overlijden van een werkman of bij diens invaliditeit
onder den leeftijd van 60 jaar een kapitaalsuitkeering
te doen, mits de werkman op dat moment in dienst’ is
van dienzeifden werkgever. In het concrete geval, waar-
van ik een polis ondei de oogen had, bedroeg die uit-
keering $ 500 in het eerste d’ienstjaar, $ 750 in het
tweede, $ 1000 in het derde, $ 1250 in het vierde en
ten slotte het maximum van $ 1500 bij meer dan vier

dienstjaren. Deze bedragen worden bij overlijden aan
vrouw, kinderen of andere, erfgenamen uitbetaald, ter-
wijl de werkman desgewensôht ‘ook een met name te
noemen begunstigde op kan geven. Bij blijvende alge-

heele invaliditeit worden dezelfde bedragen aan den
man zelf uitgekeerd, hetzij ineens, hetzij in termijnen.
De keus daaromtrent blijft aan den werkgever.
De uitgesproken bedoeling van deze verzekering is:
den werkman ‘te binden aan het ‘bedrijf. De mutaties

toch onder het personeel waren reeds v66r den oorlog

in Amerika talrijk, in den oorlog nam dit euvel nog

veel grooter afmetingen aan. Zulk een uitkeerin’g bij

overlijden nu bindt den werkman on’tegenzeglijk, hij

ziet de voordeelen daarvan nu bij dezen dan bij genen
kameraad direct voor oogen; de, voor hem, groote

som ineens spreekt; een duidelijke taal tot hém. Gaven

nu echter alle voornaamste werkgevers in een streek

eenzelfde uitkeering, dan zou het doel: ‘het vasbhou-

den van den werkman, niet bereikt zijn. Vandaar de

vondst de uitkeeringen eerst na vier jaar trouwen

dienst op het maximum te brengen. Gaat nu een

werkman weg, dan moet hij elders, ook al heeft men,

er een analoge regeling, toch weer opnieuw aan de

vier carenz-jaren beginnen

Het feit, dat deze verzekering een belooning is voor

trôuwen dienst, komt in het bewijs van verzekering,

dat men den werkman in handen geeft, zeer duidelijk

uit; wat hij krijgt,
lijkt
haast evenveel op een bewijs

van goed gedrag als op een polis van een levensver-

zekering. Men hoopt aldus de aandacht vaui het gezin
met meer nadruk op deze regeling te vestigen, om

daardoor vrouw en kinderen mede te doen werken, dat

de man niet van positie verandert.
Nu is de polis gesloten als een
tijdelijke
verzeke

ring, die slechts van jaar tot jaar loopt. Elk jaar dus

kan men den werkman opnieuw een ,,bewijs van goed

gedrag” uitreiken, waarbij men verklaart de polis te

hebben vernieuwd. Hiervan ka’n men allergesch’iktst

gebruik maken om de aantrekkelijkheid der regeling

bij herhaling wederom onder de oogen van den werk-
man te brengen. Echter komt hier tevens het eerste

bezwaar ôm den hoek kijken. Als de werkgever die

verzekering feitelijk elk jaar kan doen eindigen,

geeft dit den werkman eigenlijk niet de minste ga-

rantie voor de toekomst, dat zijn gezin ‘bezorgd zal
zijn. De werkman, die eenigszins sociaal heeft leeren
denken, ziet ‘dit bèzwaar al heel spoedig en zal dan zijn
afhankelijkheid van den werkgever scherp voelen. Hij

zal dan echter de regeling ook verder onderzoeken,

waarbij ‘de ‘onvoldoend,h.eid dan aan alle kanten naar

voren springt.

Hij zal vragen: wat gebeurt er, als mijn arbeids-.
kracht na 60 jaar zoo is afgenomen, dat men ‘mij ont-
slaan moet? Antwoord: niets, ge kunt dan aan deze

regeling geen enkel recht meer outleenen. M.a.w., de

oude ‘dag is en blijft absoluut ‘onveizorgd. Wat gebeurt
er, als na invaliditeit, ingetreden vôôr 60 jaar, .de uit-
keering verbruikt is? Antwoord: niets, deze regeling
• geeft dan geen verdere uitkeeringen. M.a.w.: de verzor-
ging bij ‘invaliditet is uiterst onvoldoende. Hierbij be-
denke men echter, dat naast de ,,Group Insurnce”

de ongevallenverzekering krachteias de Workmen’s
Oompensation Laws onaangetast ‘blijft bestaan.

Is nu na overlijden de verzorging van de vrouw of het gezin wel voldoende? Neen, ook dat niet, de uit-
keering ineens doet niet meer dan het gezin over den
eersten overgangstijd heen helpen; zij verschaft de
middelen om eén nieuwe bestaansmogelijkheid te zoe-

ken of zij geeft ‘het geziin gelegenheid terug te keeren
• naar h$ land, van waar men wellicht emigreerde.
Nu acht ik deze laatste onvoldoendheid van de
,,Group Insurance” geen overwegend bezwaar. Er is

toch nérens ter, wereld een’ sociale verzekering, die
afdoende verzorging waarborgt aan ‘het achterblij-
vende gezin van den werkman. En in dat geval acht

ik een uitkeering ineens voor den overgangstijd veel en veel ‘beter dan een levenslange lijfrente, waarvan
vrouw of kinderen toch nooit kunnen ‘bestaan. In
stede van in deze wijze van gezinsverzorging een be-

zwaar te zien, zie ik hierin een vooideel. Ook voor
den werkgever, omdat zulk een uitkeering ineens
meestal veel minder kostbaar is dan het verzekeren
van weduwepensioenen. Als het verzekeren van een
eenigszins behoorlijk weduwepensioen op financieele
bezwarén stuit, zooals het dit gewoonlijk ‘doet, dan
kan men veel beter een uitkeering ineens verzekeren,

11 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

555

dan een bespottelijk laag weduwepenioen. Met zulk
een pensioen zou men bovendien meer ontevredenheid

dan tevredenheid onder de werklieden kweeken.

Mijns inziens is dit dan ook de goede kern van de
Amerikaansche ,,Gr.oup I’nsurance”. Deze vorm van
verzekering is niet kostbaar en als men de gestaffelde

uitkeering behoudt, zoodat men eerst na vier jaar het maximum bereikt, kan men voor een eenigszins om-
vangrijk personeel gemakkelijk aansluiting verkrijgen
bij een – der bestaande levensverzekeringinstellingen.

De door die instellingen anders steeds geëischte ge-
neeskundige keuring, eer men een verzekering bij

overlijden kan afsluiten, kan nu aanzienlijk vereen-

voudigd worden, zoo niet geheel vervallen. De keu-

ring toch is een waarborg, dien de instellingen eischen

tegenover eventueel mogelijke speculatieve verzeke-

ringen, die men eerst dan zou aangaan, als de ge-
zondheidstoestand reeds een flinken kuak heeft ge-kregen. Deze selectie kan men natuurlijk geheel uit-
geschakeld achten, indien een werkgever al het bij

hem in dienst zijnde personeel weuscht te ver2ekeren.

Maar men dient wel te bedenken, dat de Neder-
landsche werkman met die uitkeering alléén niet
tevreden is. Dat de Amerikaansche werkman dat wel
is, vindt zijn voor de hand liggende verklaring in het

feit, .dat daar te lande pensioenen nog zoo weinig in
trek zijn. Hier

te lande dient echter een behoorlijke pensioenregeling voorop te gaan, opdat de oude dag

van den werknemer voldoende verzorgd zij. Nu moge
het waar zijn; dat men ook hier soms de ervaring
opdoet, dat een pensioenregeling door de werknemers

maar matig gunstig ontvangen wordt, men late zich

hierdoor echter niet van de wijs brengen. Als men
toch bij het invoerén van een pensioenregeling bijdra-

gen van den werkman vraagt, kijkt deze wellicht
meer naar de onmiddellijke loonsvermindering, dan

naar de nog zoo ver in het verschiet liggende pen-
sioenrechten. Vraagt men geen bijdragen van den

werkman, dan nog zal vaak de vrees bij hem bestaan,
dat het toekennen van pensioenrechten een middel is
om de bonen nu en in de toekomst laag te houden.
Daartegenover meent hij
.
..dat, ook al worden die
rechten thans niet nadrukkelijk toegekend, de werk-

gever hem toch wel zal moeten helpen, als hij eenmaal
in en door het bedrijf versleten is. Hij kent te veel
gevallen, waarin dit toch ook gebeurd is, al bestonden
er geen pensioenrechten. Aan dezen moreelen plicht
onttrekt zich ten slotte geen weldenkend werkgever.
Ingeval derhalve de werknemers niet warm blijken

te zijn voor een in te v’oeren pensioenregeling, wil dat

niet zeggen, dat zij voQr pensionueering op zichzelf
niets gevoelen, maar dan wil dat zeggen, dat zij niet
voelen, welk een groot ‘belang er voor hen in is gelegen,

als er thans reeds wordt begonnen met het bijeen-
brengen van de fondsen, die hun hun pensioenen
verzekeren
zuilen. De stemming gaat dan niet zoo

zeer tegen of voor pensionneeriug, maar meer tegen
of voor het regelen dier pensioenrechten.

Dat men daar niet altijd voor voelt, is den werkman

niet zoo erg kwalijk te nemen; ook vele werkgevers
voelen niet, hoe noodig het is voor pensioenrechten

bijtijds de noodige fondsen bijeen te hrengen. Doet

men dat niet, dan komt er later beslist een toestand,

dat de vele boopende pensioenen, die dan tea volle

ten laste komen van de bedrijfsresultaten van de jaren
waarin deze verschuldigd zijn, die bedrijfsresultaten
zeer zullen drukken. En als die druk nu eens z66

zwaar is, dat het bedrijf dozen niet dragen kan? Of

dit inderdaad voor zal komen of niet, wie zal dit

zeggen, wie kafi thans beoordeelen, hoe de toestanden’
over 40 of 50 jaar in een nu ‘bloeiend bedrijf zijn?
Komt ‘men echter in een toestand, dat het ‘bedrijf de
pensioenlasten niet meer dragen kan, dan moet men

deze wel noodgedwongen verminderen, en dat dit
voor den werkgever in zijn bedrijf nadeelig zou ver-

ken, •behoef t wel geen betoog. Dringt echter deze
mogelijkheid eenmaal duidelijk door tot den werkman,
dan zal ook hij er steeds meer aan hechten, dat zijn pensioenrechten intijds worden veilig gesteld.

Om bij de toestanden in ons land sociale verzeke-
ringsmaatrogelen te treffen, waarvan een redelijk pen-

sioen niet den grondslag vormt, voert daarom mijns
inziens niet tot ‘blijvende tevredenheid. Dat neemt

echter niet weg, dat de A’meri.kaansche ,,Group Insur-
ance”,
naast
een pensioenregeling doorgevoerd, alle
voordeelen, daaraan verbonden, blijft houden. Het
feit, dat op den minder diep doordenkenden werkman

de dadeljke uitkeering ‘bij overlijden veel meer indruk
maakt dan het zoo ver in de toekomst liggende pen-
sioen, èn het feit, dat deze Amerikaansche ‘wijze van-
verzekeren wo ‘aantrekkelijk is ‘te etaleeren, maakt,
dat deze vorm toch de aandacht van den werkgever
ten volle waard is. br.
A. 0. HOLWERDA.

AANTEEKENINGEN.

Rënte van Schat kistpapier.
– Ohderstaan-
de graphisehe voorstelling geeft een beeld van de

rente, door den Staat betaald voor het schatkist-


••Iu
au•luuIuaIu•uIIuu•u.aII.u……aIua..!.i.•

-‘


U
UI••III•I•UUIIS••III•U•UUIRIUUII•U•I•l•UU.II…0
on

U
l
a
l

— .-.
MEIN

.
I*UUUI••UUII•U••UUU•UUIIIUU•UIUIU.U.II.U…

U.I.U.I!.I…I..UUUII!.UU.U…U.II.!………II.!.IU

t
556

ECONOMISCH-STATISTISW BERICHTEN

11Juni 1919
11

papier; hetwelk bij publieke inschrijvingen werd uit-

gegeven, vanaf dat daarmede begonnen, werd tot en

met de laatst gehouden inschrijving.
Opgenomen is alleen driemaands-, zesmaands- en één-

jaarspapier,. terwijl in de voorstelling niet is opge-
nomen het papier van korteren – en steeds wisselen-
den – looptijd, hetwelk telkenmale kort v66r de stor-

ting op eene der crisisleeningen aan de markt werd

gebracht.
De data aan den voet van de graphische voorstelling
zijn die, waarop eene publieke inschrijving werd ge-

houden, is zulks in eene maand niet het geval ge-

weest, dan is dit aangeduid door een liggend streepje

v66r de betreffende maand.
Met de uitgiftevan kort papier driemaandspromes-
sen), zoomede van éénjaarsbiljetten, is 1atcr aange-
vangen dan met het zesmaandspapier.

A’rner.i,lcaan.s’che Ban.kexpansie. –
The First National Bank of Boston en een der groot-
ste New Yorksche ‘banken hebben een nieuwe bank op-

gericht, waarin ook de Oomptoir National d’Escompte
de Paris deelneemt. Het is een feit van groote betee-
kenis. Er is natuurlijk niets vreemds in, dat de handel
tusschen Amerika eii Frankrijk uitgebreid zal worden,

want door, den oorlog ‘is voor tal van Amerikaansche
artikelen een groote propaganda gemaakt in de Euro-

peesche Staten en daarvan is de uitbreiding der han.

çlelsrelaties een natuurlijk gevolg.
in zeker opzicht is de oprichting van die nieuwe bank
echter pionierswerk. De oprichtink is namelijk moge-
lijk gemaakt door’ de Federal Resèrve Act. Vroeger
m’ocht geen enkele ,,national bank” ageutschappen

hebben, noch in Amerika noch elders. Deze restrictie

werd later verzacht door de bepaling, dat ze zich mo-
gen combineeren om met het buitenland ‘zaken te doen.
Andere Amenikaansche banken hebben zulks reeds

gedaan
1),
doch dit is het eerste geval waarin een

vreemde bank mede-eigenaar is. De Oomptoir Natio-
nal bezit een half ka’ndeel in de nieuwe bank en de

• 2 Amerikaansche’ banken ieder
Y4.

Vele mogelijkheden worden door de oprichting van

deze nieuwe ‘bank geschapen. Niet afleen, dat Amerika
veel heeft te exporteeren naar Frankrijk, doh ook
omgekeerd zal Frankrijk zijn oude positie willen her-

krijgen en daarvoor is eene organisatie noodig over en

weer.
De Amerikaansche wet nu verbiedt vreemden ‘banken

agentschappen in Amerika op te richten. Amerikaan-
sche banken kun’nen weliswaar kantoren in Frankrijk
oprichten, doch zulks is uitert kostbaar en vereischt

enorm veel tijd voordat bijv. geoefend personeel ge-.

vonden is. ‘Er, zijn jaren mee gemoeid voor en aleer
dergêljke kantoren van nut zijn in de combinatie.
Deze bezwaren worden ondervangen door .het combi-

neeren van genoemde banken.
Voorts, is de Oomptoir National een der weinige

Fransche banken, die inderdaad ook handelsbanken
zijn. De meeste zijn ‘beleggi’ngsbanken. De werkkring
van de Oom.ptoir komt geheel overeen met die der
combineerende Amerikaansche banken, hetgeen voor
• een ‘vlug resu’ltaat van het grootste belang is.
Als men verder bedenkt, dat de Oomptoir 48 agent-
schappen heef’t in Parijs alleen en 400 in geheel

Frankrijk, dan ‘kan men nagaan, van welk belang
zulks is voor de Amerikanen. Bovendien heeft zij de
meerderheid der aandeelen in de Banque de l’Indo
Ohine, terwijl de managing-director van deze bank
commissaris is van de nieuwe A.merikaansohe bank.

1)
Vergelijk pag.
867
en
929
van den vorigen en pag.
283

van den loopenden jaargang.

De agrarische beteelcenis van

E1za.sLotharingen. –
Onder dit opschrift

schrijft Dr. Alfred Schmidt te Essen in den ,,Wirt-
schaftsdieakt” van 23 Mei 1919 een artikel, dat naast
de beschouwingen over de minerale en metaflurgi’che
beteekenis van dit gewest, welke wij in het nummer

van 14 Mei aan -het Journal de la Société de

Statistique ontleen’den, aandacht m’ag verdienen.

in de periode,
,
waarin Elzas-Lothaningen tot het

Duitsche Rijk lehoort, maakt ‘het met Duitschiand

de ontwikkeling van landbouwstaat tot overwegenden industriestaat mede. Terwijl in 1871 de landbouwende
klasse der bevolking even groot was als het deel dêr

bevolking, dat zich met handel en industrie bezig

hield, vindt tegenwoordig ongeveer slechts 30 pOt. der bevolking haar bestaan in den landbouw, De in
den landbouw werkzame bevolking was in, 1907 samen-

gesteld uit 116.015 ondernemers en 217.311 arbeiders.

Van de 244.948 hoofd- en nevenbedrijven met een

oppervlak van 881.569 H.A. waren ‘slechts 352 groot-

bedrijven (grooter dan 100 H.A.) met een grootte

van 64.284 H.A. Vooral d’e Elzas is een typisch voor-
beeld van een landstreek met klein- en middeigroot-

grondbezit. ‘
Duidelijk blijkt de tegenstelling tusschen Blaas-

Lotharingen en het overige deel van Duitschiand uit

de percentsgewijze ‘verdeelin.g van de bebouwde gron-
den over de verschillende grootte-klassen der bedrij-

ven.

Voor het ja
,
ar 1907 blijkt dit uit volgende cijfers:

ben.
2

2-5

5-20 , 20-100

100 H.A.
R.A.

H.A.

H.A.

H.A.

en meer

Duitache
Rijk….
5,4

10,4

32,7

29,3

22,2

Elzas-Lotharingen 11,8

23,1

39,4

19,2

6,5

Niettegenstaande de toenemende industrieele ontwik-
keling verminderde de beteekenis van den landbouw
in het Rij’ksland niet. Integendeel de intensiviteit van

land- en tuinbouw nam zeer toe, hetgeen vooral in

hooge mate het geval was in den Elzas.
Het bebouwde oppervlak en de. veestapel namen

tijdens het Duitsche bestuur eveneens zeer toe. In die
periode gebruikt ‘voor de ‘teelt

van wortel- en knolgewassen en groenten, met 24,4
pOt. toe, ‘het tuinibouwland vermeerderde met 370
pOt., het aantal runderen met 30 pOt. en dat der

varkens met 88 pOt.
In 1912 werden van het totale oppervlak van het

Rijk.sland ingenomen door:

%
van het totale
aantal H.A.
oppervlak

akkers en tuinen 673.602
46,4

wijugaarden
30194
2,1

grasland

……….
224.072
.

15,4

bosch

…………
439.832
30,3

woeste grond,wegen,
‘huizen enz……

8.482
5,8

De opbrengst der voornaamste oogsten was in de jaren

1908-1912 gemiddeld:

tarwe ..

211.000
t.

haver ‘..

183.000
t.

‘rogge

86.000
t. . aardappelen
998.000
t.

gérst …….
95.000
t.

hooi
..
….
943.000
t.

Volgens schattin’geii’ zijn •de oogsten der graan- en
voedselgewassen niet voldoende voor de behoefte van
het Rijksiand; er is alleen een klein tarwe-overschot.
Als wijnexportiand heeft Elzas-Lotharingen groote

beteekenis voor Duitschiand. De opbrengst was in 1912
369.216 H.L., hetgeen 18,3 pOt. van de totale Duitsche wijn,productie is; de waarde bedroeg ongeveer 16 mii-

lioen Mark.
Het zwaartepunt van den wijnbouw ligt in het midden

van den Elzas van Gebweiler tot Wasselnheim, aan den
Oostvoet van de Vogeien. De bekendste wijnsoorten
komen uit de streek van Reichen.’weiler en R.appolts-

weiler.
Volgens Dr. Schmidt was de annexatie van deze’ lan-
den in 1871 door Duitschland zeer voordeelig voor den wijn.bouw. Na 1871 kwam er een einde aan de
Fransche concurrentie en binnen eenigé jaren stegen
de prijzen met 50 pOt. In 1906 importeerde de Blaas
256.558 H.L. en bedroeg de export 320.997 H.L. Van den invoer waren 114.055 H.L. voor rekening van het
buitenland en van den uitvoer 6.420 H.L. De invoer
uit het Duitse,he binnenland bedroeg .142.503 en de
uitvoer daarheen 314.577; zoodat, het export-saldo

11Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

557

naar het overige Duitschiand 172.074 H.L. bedroeg.
De uitvoer naar het buitenland was in verhouding
tot dien naar de Duitsche landen onbeteekenend.

De tabakscultuur gaf in 1912 een opbrengst van
4.877.852 K.G., welke een waarde van 2,9 millioeu
Mark vertegenwoordigde. De hop-oogst bedroeg in
hetzelfde jaar 24 pOt, van den geheelen Duitschen

oogst. Van zeer groote beteekenis is de ooftteelt. Een
telling van 1900 stelde vast, dat er in den Elzas
alleen 5.243.198 ooftboomen waren.

Van beteekenis voor de prestaties op agrarisch ge-
bied zijn nog de bedragen, uitgegeven voor bodemver-

betering, van 1877-1912 was het totale bedrag 65
millioen Mark.
Volgens het betoog van Dr. Schmidt zou de annexatie

van Elzas-Lotharingen door Frankrijk het verband van den landbouw van het Rijksiand met Duitsch-
land veibreken en daardoor den landbouw schade be-rokkenen. De wijubouw zou meer onder de Fransche
concurrentie te lijden hebben. De groententeelt zou

op den duur haar afzet in Baden verliezen en tevens

benadeeld worden door de concurrentie van uit Zuid-
Frankrijk.

Dit zijn dan ook overwegingen geweest om in het
ontwerp vredesverdrag der geassocieerden een tol-
politieke uitzonderingspositie aan Elzas-Lotharingen

toe te kennen voor dan duur van 5 jaar. Gedurende
deze periode zullen de producten van dit land vrij-
gesteld zijn van invoerrechten in Duitschiand, even-
wel mag de gemiddeld geëxporteerde hoeveelheid van
de jaren 1911-1913 niet overschreden worden.

ÖVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

Jahrbücher für Nationalökonomje und
Statistik. – Jena, Maart 1919.
R. Stolzmann, Das Reicökonomische im System
der VolkswirtschafL;
W. Krebs,
Entwickiung des
deutschen Genossenschaftswesens seit Erlass des Ge-
uossenschaftsgesetzes vom 1. Mai 1889;
E. Schuitze,
Ausfuhr und Binnenabsatz der amerikanischeij Kraft-
wagenindustrie;
H. Fehlinger,
Einflüsse auf Bevöl-
kerungsvermehrung und Bevölkerungsdichtigkeit in
Britisch-Indien.

Schmollers’ Jahrbuch. – München, 1919.
43e Jaargang, 2de Heft.

H. Schumacher,
Unternehmertum und Sozialismus;
A. Bpiethoff,
Einige Bemerkungen zur Lebre von
der Sozialisierung;
H. Triepel,
Die Entwüiffe zur
neuen Reichsverfassung;
Fr. Schumacher,
Gross-
Hamburg als wohnungspolitische Frage;
A. Luther,
Aus der Frühzeit des Bolschewismus;
H. Pohi,
Rechts-
schutz auf dam Gebiete der auswiirtigeh Verwaltung;
M. Bering, Die Verorduung der Reichsregierung vom
29. Januar 1919 zur Beschaffung von landwirtschaft-
lichem Siediungsiand;
R. Asmis,
Belgische Aussen-
handelsförderung vor dem Krige;
A. Günther,
Ar-
beitslohn und Unternehmergewinn in der Gegenwart;
0. Auhagen,
Die Agrarfrage in der Ukraine;
F. Schmidt,
Die Abhiingigkeit des Wechselkurses von
Zinsgeschitften und Marktzinsdifferenz.

Zeitschrift für die gesamte Staatswis-
sensqhaft. – Tübingen, 1919. Heft T.
E. H. Vogel,
Die Bewegung des Unternehmerein-
kommens unter dem Einfluss der Entwicklung;
G.
v.
Mayr,
Die nèueste Umgestaltung der bayerischen
direkten Besteuerung;
H. Losch, Die deutsche Volks-
wirtschaft nach dem Weltkrieg;
B. Sim?nersbach,
Das
I’roblem der Ausriützung des Stickstoffes der Luf t;
A. Pfütze-Grottewitz,
Konsumvereinswesen und Klein-
handel in Sachsen nach ihrer neueren Entwickiung.

Finanz–Archjv. – Stuttgart, 1919. le Band.
Dr. F. W.
B.
Zimmerrnann,
Wert und Wertabmes-
sung im aligemeinen sowie Wertfeststellung des staat-
lichen Finauzvermögens nach dem Ertrage im beson-

deren; G.
Schanz,
Die bayrische Steuerreform vom
Jahre 1918.

Weltwirtschaftljches Archiv. – Jena, 15
Mei 1919.

Dr. E. Brucic,
Gegenwiirtige Rechtsfragen auf dem
Gebiete der internationalen Transportversicherung;
Dr. K. Dove,
Ueber die Berührungspunkte sozial-
ökonomischer un d wirtschaftsgeographischer Betrach-tungsweisen;
H. W. Schomerus,
Der Homerulekampf
in Indien;
H. Scherrer,
Die Kaffeevalorisation und
Valorisationsversuche in anderen Weithandelsarti’
ke]n; Bij de ,,Ohroiiik und Archivalien” o. a.:
Prof.
Dr. Oskar Kende, Die volkswirtschaftlichen Grund-
lagen von Deutsch-Donauland und seine Abhiin-

gigkeit vom Weitmarkte;
Dr. 1?ichard Hennig,
Die
Fortschritte des europiiischen Eisenbahnwesens in
den Jahren 1917/1918;
J. H. F. Claessens,
Die Neu-
einrichtun g der niederlii.ndischen Haudelsstatitik;
Dr. Ing. Wilhelm Pol hm.ann,
Zur Frage des deutschen
Eisenerzbezuges aus Sianien;
Dr. Frans Rademaker,
Die Normalisierung gewerblicher Erzeugnisse;
Dr.
Herrnann Curth,
Weltwirtschaftliche Anpassung euro-
piiischen und afrikanischen Geidwesens in Französisch-

Aequatorialafrika; Prof. Dr. August Sicalweit,
Zur
Frage eines Getreidemonopols in Deutschlaud;
Jo-
hannes Neuberg,
Das neue danische Wettbewerbsge-
setz;
Prof.
Dr. Hermann Wdijen,
Das niederliindische
wirtschaftsgeschichtliche Archiv.

Weltwirtschaft. – Berlijn, Mei 1919.
Prof. Dr. R. Schumacher,
Der Unternehmer in
volks’ und weltwirtsehaftlicher Bedeutung; Dr. Jung,
Auswanderungsfreiheit?
Dr. M. Roscher,
Der Völker-
bund und die deutschen Seekabel;
Prof. Dr. R. Bie-
ger,
Grenzdeutsche oder Auslanddeutsche?
Th. illet-
zeithin,
Vernichtung des Deutsehtums in Ohina;
Prof. Dr. W. RoIh, Die Industrie der Kunstdünge-
stoffe, ihre weltwirtschaftliche Bedeutung und Lage
iru und nach dem Kriege.

Journal de la Soeiété de Statistique de
Paris. – Parijs, April 1919.
M. Dewavrin,
La caisse des prêts de la confédé-
ration helvétique; M.
Evesque,
Notice générale sur
la richesse industrielle de l’Alsace-Lorraine.

Bank-Archjv. – Berlijn, Mei 1919.
Prof. Dr. L. Pohie,
Warenpreisstand und Goidvor-
riite von 1850 bis 1913.

T ee h n ik u n d W i r t schaft. – Berlijn, Mei 1919.
B. Thierbach,
Die Fortbildung der gemischtwir t-
schaftlichen Unternehmungen und die Vergeselischaf-
tung der Betriebe;
W. Franz,
Zwei Vorschliige zur
Umbildung der grossstï.dtischen Kleinwohnung; 0.
Busemann,
Ein mitteldeutsches Reichswasserstrassen-
netz zur Förderung der deutschen Wirtschaftsstel-
luug;
J. Mendél, Der Arbeitsmarkt im Kriege; Stracke,
Vermehrung der Beamtenzahl oder bessere Ausnüt-
zung ihrer Arbeitskraft?
Romberg,
Weitere Aufgaben
der Gewerbeförderung;
Zur Nedden,
Der Ingenieur
im Auslaudsdienst.

Koloniale Run dschau. – Berlijn, Jan./Tr[aart
1919.

Dr. K. Moesta,
Die Einwirkungen des Krieges auf
die Eingeborenenbevölkerung in Deutsch-Ostafrika;
Prof. Dr. L. Kiilz,
Britisehe Heuchelei;
H. Tillrnann,
Die Motorpflüge in der tropischen Landwirtschaft.

Tijdschrift voor Economische Geogra-
phie. – ‘s-Gravenhage, 15 Mei 1919.
D. Ingerman,
Opbrengst en handél van ijzererts
en ijzer in de voornaamste Europeesche landen en
hun koloniën;
F. Oudschans Dentz,
Mijnbouw in
Suriname;
Prof. Dr. H. Blink,
.De haven van Gi-
braltar;
Mr. J. G. Blink,
De jurist en de economi-
sche geographie; Economische toestanden in Papua
of Britsch Nieuw-Guinea.

558

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juni 1919

REGEERINGSMAATREGELEN OP

HANDELSGEBIED.

Burgerlijke wetgeving.
Op
vôor’stel van

den heer Kappeyne van de’ Coppello heeft de Eerste

Kamer in hare vergadering van 6 Juni den Minister

van Justitie uitgenoodigd een Staatscommissie in te stellen, met de opdracht, aan te geven in en door de
practijk algemeen erkende onjuistheden en leemten

in de huidige Nederlandsche burgerlijke wetgeving,

die een goede rechtabedeeling in den weg staan.

U i t v o e r v a n k a a s. De Minister van Land-

bouw heeft nieuwe bepalingen vastgesteld met betrek-

king tot vergunningen tot uitvoer van kaas. Deze
vergunningen zullen door de N.U.M. niet anders

overgedragen worden dan aan personen of lichamen,

die bij het Rijkskantoor voor Kaas als exporteurs zijn

ingeschreven.

Uitvoer textielgoederen. ‘Het Ned. Oor-

i-espondentiebureau geeft een overzicht van de tot

dusver gevolgde gedragslijn tea aanzien van den uit-
voer van textielgoederen.

U i t v o e r. De mogelijkheid van vischuitvoer naar
de Centrale. mogendheden is, op grond van ‘besprekin-

gen te Londen gevoerd, aanmerkelijk verruimd. In

het vervolg kan 00 pCt. van het exportquantum naar
het Oosten geleverd worden en
40
pCt. naar de geas-
socieerden; haring, schelp- en sèhaaldieren zijn.vrij.

Ook voor den uitvoer van landbouwproducten zijn
verschillende ‘beperkingen, destijds van geassocieerde

zijde gesteld, veryallen.

G
r o e n t e u. De uitvoer van gezouten groenten
en groenten in azijn wordt weder toegelaten, uitge-

zonderd naar ‘bolsjewistisch Rusland.

• Vruchten.sappen. Beperkte hoeveelheden
vuchtensappen kunnen worden uitgevoerd, uitgezon-derd naar de Centrale landen, onder voorwaarde, dat lpCt. der factuurwaarde ten ‘behoeve van de N.U.M.
wordt gestort.

U i t v o e r b ie r. De uitvoer van beperkte hoe-
veelheden bier zal weder worden toegestaan naar de
geallieerde en neutrale landen.

0
h o c o 1 a d e. Het Correspondentiebureau meldt,
dat de bezwaren tegen den uitvoer van chocolade
thans zijn opgeheven. Cacao kan nog niet worden uit-
gevoerd.

• U i t v o e r ‘h e n n e p. De N.U.M. kan voor een
beperkte hoeveelheid inlandsche hennep-consenten tot
uitvoer uitreiken.

U i t v oe r v a n v e e. Het geheel vrijgeven van
den uitvoer van vee acht de Minister van Landbouw
vooralsnog niet mogelijk; de moeilijkheden, aan het
consentenstelsel verbonden, worden zooveel mogelijk
ondervangen. Om den naam van het Nederl’andsche
fokvee hoog te houden, is aan den uitvoer een keu-
ring v’rbonden.
r a n d s t o f f e n. Plannen zijn in studie om,
indien ‘dit in verband met den buitenlandschen toe-
stand slechts eenigszins
mogelijk
is, een ingrijpende
wijziging te brengen in het huidige stelsel der kolen-
distributie.

MAANDCIJFERS.

POSTOHEQUE EN GIRODIENST.

Maart,

April

Aantal
I
Bedrag Aantal
I
Bedrag

Aantal

rekening-
houders op
u°. :
15.007

15.495

Aantal rekeningen
op

u° ………..


16.027

35.850.155
75.268′
34.950.959
Ovetschrijvingen

..
41.225
71.484.751
42.024 69.800.122
Stortingen ………72.956
.15.536

50.197
24.009.566 51.872 23.910.625
Afschrijvingen ……
Totaal tegoed reke-
ninghouders op
u
0
.

6

80.487.271

EMISSIES IN MEI
1919.

Provine. en Gemeentelijke leeningen
f
25.353.720,-
zijnde:
Zuid-Holland f.1.000.000,-

512
°Io
obl.
a 100

O
/o.

Amsterdam

f 20.000.000,-

5
1
/1 0/
obi.

P. 997/8

°/o.
Haarlem

f
3.000.000,- 5
1
/2 0/

obl..
5. 991

°/o.
Leeuwarden
f 1.000.000,-
5
0/

obl.
5.
99

0
/0.

Hoogeveen
f

34.000,- 5 °/o

obl.
5.
951/

0
/o.
Veendam

f

375.000,-

5I/

0/

obi.
5.
99

0
10.

Bank- en Orediet-instellingen ……

..
7.330.000,-
zijnde:
Hollandsehe Bank voor Zuid-Amerika

f
6.000.000,- aand.
5.
118

O
/o.

Izaak

Boasson

&

Zonen’s

Bank

f
200.000,- aand.
5.
125
0/.

Hypotheekbanken

(werkzaam

in

Nedeland)

……………….
115.000,

zijnde:
Utrechtsehe Hypoth.bank
f
500.000,-
aand. (waarop te storten 10
o/)

5.
230

O
/o.

Industrieele Ondernemingen ……..,
3.825.000,-
zij’nde: Mij.

tot ExpI.

van

Steenfabrieken
Udenhout”
f
500.000,-

aand.

K
107’/2

0
/0.

N.V. Van der
Kuy & v.
d. Hee’s
Machinefabriek

en

Scheepswerf
f1.000.000,- aand.
A.
120

0
/0.

N. 17.
Lettergieterij ‘,,Anjsterdam”
v/h.
N.

Tetterode
f
500.000,-

aand.
5.

145

O
/o.

N.
V.
Eerste Ned. Rijwiel- en Machine-
fabriek v/h. H. Burgers 1250.000,- aand.
5.
135

0
1o.
N. V. Koninki. Nederl. Zoutindiistrie

f
500,000,- aand.
5.
105
0/.

N. V. Asten Creameries
f
500.000,-
6
.
0
/0 le
hyp.
converteerb.

obi.

5.

100

0/•

Oultuurondernemingen, Handeisver

eenigingen en Handelsvenn …..
..
416.250,-

zijnde:
N.V.
Tabak-Handelsver. v/h.
C.
Ent-
hoven

& Co.’
f
200.000,-
aand.
5.

130

0
/0.

N.V.
D rentoch-Overjselsche Houthan-
del fl25.000,- aand. 5. 125

O
/o.

Scheepvaart-Maatschappijen
……..
850.000,-
zijnde:
N.V.
Semarangsch Stoomboot- en Prau- weuveer
1. C.
f 500.000,- aand.
5.
170

O
/o.

Diversen
…………………….,
603.750,
zijnde:
N. V.

Mij
.

,,Groot

‘s-Gravenhage”

f

25.000,-

aand.

5.

125

01,

f

40.000,-

aand.

(waarop

te
storten
20

0/)

5.
125

O
/o.

Amsterdamsche Rijtuig.Maatschappij

f 500.000,- aand.
11
1121!,
0/.

Spoorweg-Maatschappijen

……..,,
3.750.000,-
zijnde:
Deli

Spoorweg-Mij.

f

2.500.000,-
aand.
5.
150
O/o.

Totaal….

f
42.243.720,-

Totaal der emissies in Januari

. .
f
351.300.909,-

Februari
..

,,
32.726.200,-

Maart

….

,,
35.629.547,50

April

… .

,,
10.512.875,-

Mei

……,,
42.243.720,-
Algemeen Totaal
…….
f
478.413.251,50

Bovendien:
f 29.520.000,- 3/m. Schatkistpromessen
5.
f
989,90
31.470.000,- 6/m. ,, ,, ,, 979,77
14.010.000,-
4I
3
‘to Schatkistbiljetten ,, ,, 1005,10

Ned (Disc.Wissels
Bank BeiBinn.Eff
JVrsch.in R.0 Bank van Engelanc
Duitsche Rijksban
Bank van Frankrjli
Oostenr. Hong. Bk
Nat.Bank v. Denem
Zweedsche Rjksbk
Bank v. Noorweget ZwitserscheNat.Bk
Belgische Nat. Bk
Bank van Spanje..
Bank van Italië
Feder. Res. Bk. N.Y
Javasche Bank.

4
1
/2 sedert 1Juli’15
41/,

,,
1

,,

’15
512

,,
19Aug.’14
5

,,
5 Apr.’17
5

,,
23Dec.’14
5

,,
21Aug.’14
5

,,
12Apr.’15
5
1
/s,,
4
Jan.’19
,,
24Apr.’19
51/2

,,
9Mei ’19
5112

,,
3Oct.’18
4

,,
4Juni’19
4
22Mrt.’17
5

,,
10Jan.’18

31/

,,
1 Aug.’09

3
1
/2sedert23 Mrt. ’14
4
23

’14
5 ,,

23

’14
3 ,,

29 Jan.
’14
4
5 Febr.’14
3
1
/1
29Jan.’14
4
12 Mrt. ’14
5
,,

6Febr.’14’
41/2
,,

6

,,

’14
4’/,
,,

11

,,

’14
3
1
/,
,,

19

,,

’14
4
30 Jan, ’14
4
ijs
24 Sept.’03
5
,,

9Mei’14

31/t ,,

1 Aug.’09

11 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

559

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. •

beteelcent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

7
Juni 1919

20 Juli 1914

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn Pan.
Parijs
Part.
N. York
CalI.
Part.
Prolon.
disconto
I

gatle
disconto
disconto
disc. monc

7 Juni ’19
35/
s

31/
2
t)
35/,

1)
4_1/

5/4-6
1)
2-7

J. ’19
3
1
/-
5
/
1
)
3
1
/-4
3I,e
4-
5
/8
26-31 M. ’19
31/_3/4
3
_1/,
3174
3

45/
8

4I/_5
19-24 M.’19
33/_4
3_3/
317/,,
4_
1
/

4-6

3-8 Juni’18
21-/4
3-/g
317/,
2

4_5/

4-8
4-9Juni’17
1/s-2

1
3
‘/8-
1
he

2-
1
/
4″/,,
4/8

20-24Juli’14
2
1
/-
1
h
2I!_8/
2
1
/,-‘/,
2
3
I4
1
3
/4-2’/2
2) Noteering
van 6 Juni.
2)
Het
particulier disconto der
gemeente-
wissels
was in de
afgeloopen week
1.1/
4
pCs.
hooger.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

De wisselmarkt was de afgeloopen week veel rustiger, niet alleen wat betreft de omzetten, maar ook wat betreft
de schommelingen van de koersen. Londen fluctueerde tus
schen 11,85
1
!2 als laagsten en 11,89 als hoogsten koers, maar
noteerde meestal tussehen 11,87 en 11,88. Ook New York
was zeer stabiel. De sehommelingeu in Parijs waren iets
grooter. Aanvankelijk was de stemming vast, maar spoedig
trad een niet onbelangrijke daling in, zoodat weder voor
ca. 39,50 werd afgedaan. Ten slotte had een betere stemming
weder de overhand. In België daarentegen waren de schom-
melingen weder gering. Er blijft zich een flinke handel in
België ontwikkelen. De oude relaties worden blijkbaar weder
aangeknoopt en daar bovendien de wisselarbitrage van België
zelf door de slechte telegraaf verbinding naar de andere zijde
nog voor het grootste gedeelte over Holland moet gaan, is
vanzelf de markt voor België hier ook beduidend ruimer.
Marken waren eveneens meer stabiel. De schommelingen
waren natuurlijk grooter dan voor ententewissels. De koers
bleef zich echter bijzonder handhaven. In neutrale wissels
was iets meer te doen dan de vorige week. Skandinavië was
wat vaster, daarentegen Zwitserland wederom flauwer en
nu ongeveer op goudpariteit.

KOERSEN IN NEDERLAND

Data
Londen
I

Par(13
Berlija
Ween,en
IBc!gls’)I
York’)

2 Juni 1919..
11.881
f

40.70
17.80

38.80
2.55′!,
3

,,

1919..
11.88
40.40
17.82k
10.-
38.85 2.56
4

1919..
11.88
40.10
17.35
9.60 38.65 2.56
1
!,
5

,,

1919..
11.87
39.75
17.45
9.25
38.45
2.561/
4

6

,,

1919..
11.87
39.90 17.30
8.90
38.42,
2.561/
4

7

,,

1919..




38.50
2.56’/
Laagste d.w.’)
11.85/,
39.45
17.-
8.50
38.35
2.54
3
/
Hoogste
,,

,,
0
11.89
40.80
18.40
10.25
39.-
2.57
31Mei

1919..
11.87/,
41.-
18.40 10.40 38.80
2.55
1
/,
24

,,

1919..
11.84
39.50 18.90
10.75
38.50
2.54
Muntpariteit.
.
12.10′
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48’/4
Noteering te
Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.

D t
°°
Stock.
holm’)
Kopen-
hagen’)
Chrls-
ilania’)
Zwitser-
land’)
Spanje
1)

Batavla
3)
telegrafisch

2 Juni 1919
65.20
59.90
64.25
49.40
51.30
99
1
/,.-
1
/
3

1919
65.40
60.-
64.35 49.10
51.30
99
1
/,-
8
/4
4

1919
65.70 60.70 64.50
49.15
51.40
991/_3/
5

1919
65.95
60.50 64.70
49.-
51.30
99I/_5/
6

1919
65.90
60.45 64.55
48.77
1

51.40
99
1
/,_
1
i4 7

1919


64.50

51.60
99
1
/_
1
/
L’ste d. W.t)

59.85 64.10
48.55
51.-
991/2
H’ste
,,

,,

)

60.70
65.-
49.70
51.75
992/4
31
Mei 1919
65.10
60.-
64.25
49.60
51.25
99
1
h-
1
!4
24

,,

1919
64.85 60.15
64.-
49.80
51.25
99
1
/,-
1
/4
Muutpariteit
66.67
66.67 66.67
48.-
48.-
100
Noteering te
Amsterdam.
t)
Particuliere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.

Cal,le
Zicht
Zicht
Ztcht
D
Londen
Parijs
Berlijn
Amsierd.
(in,
(In frs.
(in cents
(In cents
per
£)
P.
,)
p. 4 Rm.)
per gid.)

7Juni….

1919
4.64.25
6.45
nota.
38
1
/’)
Laagste d.week..
4.62.-
6.32
nota.
38″/,
Hoogste,,

,,

..
4.64.25
6.52
oom.
39
31
Mei
….
1919
4.64.50
2
)
6.422) nota.
39ij82)
24

,…..1919
4.62.50
6.47
nota.
391/4
Iuntpariteit….
4.86.67
5.18’/
951/t
40’/,s
Koers van 4 Juni.
2)
id. van 29 Mei.

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.

Plaaisenen
Londen
Noteenings-
eenheden
22
Mei
1919
3)
Mei
1919

Tijdperk

2Jl'”

Laagste Hoogste

7
Juni
1919

Alexandrië..
Piast.
p.0
977/
1

977/,,
97
7
!,,
97/10
97
7
/ts

‘B. Aires’)..
d.p.gd.pes.
51/4
51/4
51
3
/,
51
5
/,,
51
5
!,
Calcutta
. . . .
sh/d.p.rup.
1/81/,
2

1/81/
32

1/8
1/8
1
!,,
1181/,
2

Hongkong
..
id.
p. $
3/6
1
a
3/61/
4

3/6V4
316
1
/2
3/6V,
Lissabon….
d.p.escudo
30
8
!8
30
3
/4
30
1
/4
31V4
30/8 Madrid

….
Peset.
p.0
23.13
23.13 22.97
23.13
23.00
‘Montevideo’
d.p.peso
58/8
5)
5731,
563/
57314
571/1
1ontreal..
..
$
per
£
4.76/
4.76/4
4.76
4.77
4.76/
‘R.d.Janeiro.
d.p.milr.
14
1
/,,
141!2
147/
14174
3

14/,,
Lire,
p. £
40.30
39.98
36.30 38.15 37.08
shanghai

..
sh/d.p.tael
5111/
3

5/2
5121/
2

5/3
513

Rome

…….

singapore

..
id.
p. $
2/4k
2
!
43
/
,
e
2/4
8
42
2/4
1
!,,
214
7
1,2
‘Valparaiso..
d.p.pap.p.
lii,,,
Ii’!,,
111/
32

111/
33

11’/,,
‘okohama
..
sh/d.p.yen
2/2
1
/8
2/2
5
/8
2/2
1
!2
212
7
/s
212/4
• Koersen
van den dag
voorafgaande aan de
data
in
het hoofd vermeld.
1)
Telegrafl,ch transfert.
2) Noteering van
20
Mei.

GOUD EN ZILVER.

Sedert 29 Juli 1916 worden de dage)ijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.

NOTEERING VAN ZILVER.

Noteering te Londen

te New York
7 Juni 1919 ……..53V,’)

109V8
31 Mei

1919……..53

108!,
2
)
24

1919 …….. 51′!,

105
3
/4
17

1919 ……..53′!,

110′!,
8 Juni

1918 …….. 48/

99′!2
9 Juni

1917 ……..37°it,

75
8
/4
20 Juli

1914 ……..24″!,.

54l/
1) Koers
van 6 Juni.
2)
id. van 29 Mei.

N.U.M.

Weekstaat der Nederlandsche [Jitvoermaatschappij.
Voornaamste posten in duizeaden guldens-

Bulten!.
Debet
5
pCt.
Credit
Data
Bankiers
Schat.
Diverse
Schuld.
Diverse
kisilsilj.
reken.
1)
brieven
reken.
t)

5Juni 1919..
1.869
58.650
532
17.150
36.449
31Mei

1919..
1.368
58.650
520
17.145
36.151
22

1919..
1.468
58.650
474
17.145
35.439
15

,,

1919..
1.095
58.650
431
17.145 35.008

6Juni 1918..
9.955 19.100
53.200 12.606 65.178
1)
8eide
rekeningen
omvatten,
behalve garantiewissel, in portefeuille
tot het bedrag der buitenl. schatkjstbiljetten. in hoofdzaak garantiewissel,
in dep6t bi, de Ned. Bank.

560

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11Juni19
1
9


NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 7 Juni 1919:

Activa.

Binnenl.Wis-rH.-bk.
f 94.748.312,581I1
sels, Prom., B.-bk.

494.173,71
enz.in’disc.I,Ag.sch.

23.374.423,811/2
f
118.616.910,11

Papier o. h..Buitenl. in
disconto ……………………..
.-
Idem eigen portef..
7′
27.484.099,-

Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.
«

-.-‘
S

27.484.099,-

Beleeningen H.-bk. f145922.271,15
ncl. vrsch. B.-bk.
,,
11.431.197,33
in rek.-crt. Ag.sch. ,,
58.685.702,41’I2
op onderp.

f216.039.170,89
1
Ii

Op Effecten

……
f210.662.870,89’Is
OpGoederenenSpec…

5.376.300,-
216.039.170,891/1

Voorschotten a. h. Rijk …………….

Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
7′
56.411.32e,-
Muntmat., Goud
..

,,605.557.175,01
1
Is

f661.968.500,01
1
1
Munt, Zilver, enz..

,,

8.175.125,15
1
Ia
Muntmat. Zilver
..
,,


670.143.625,17
Effecten
Bel.v. h. Res.fonds..
f

5.069.962,32
id. van
1
/1v.
h. kapit.
,,

3.984.593,43
905455575

Geb.enMeub. der Bank …………….
,,
1.770.000,-

Diverse rekeningen ………………
,,
85.264.148,17

fl.128.372.509,09
1
/i

Pasaiva.
Kapitaal

……………………..
7′
20.000.000,-

Reservefonds

………………….
,,
5.079.402,56

Bankbiljetten in omloop …………

,,
1.015.653.890,-

Bankassignatiën in omloop………..
,
1.965.630,14’h

Rekening-Courant saldo’s.:

Van het Rijk ….
7′

14.650.774,291/2
Van anderen

….

,,

62.570.397,84’/2
77.221.172,14

Diverse rekeningen ………………
,,
8:452.414,25

1.128.372.509,09
1
!,

Besciiikbaar metaalsaldo …………
….
f
450.798.989,11 ‘/,

Op
de basis van
21

metaaldekicing
……,
231.830.850,65’/
Minder bedragaan bankbiljetten inomloop

dan waartoe de Bank gerechtigd is
..
,,
2.253.994.945,-

Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer
Minder

Disconto’s

…………….1.245.287,33
Buitenlandsche wissels
97.600,-

Beleeningen
18.110.645,24

Goud

………………..-

Zilver ………………..237.096,
1
9
Bankbiljetten
10.308.330,

Part.’ Rek.-Crt. saldo’s

6.163.410,06

Voornaamste posten in duizenden guldens.’

Data
Goud
Zilver ”
B

k-
ijetten

Andere
opeischbare schulden

7
Juni
1919
661.969
8.175 1.015.654 79.187

31
Mei
1919
,…
661.969
7.938
L025.962
85.180

24
,,
1919
….
661.979 .7.725
1.024.837
85.531

17
,,
1919
.


662.160
7.545
1.042.667 104.158

10

1919
….
662.389
7.359
1.061.881
74.220

3
1919
….
662.835
7.262
1.083.454 48.581

26
April
1919
..

..
663.348
8.114
1.034.638 94.915

19
1919

……

..

..
666.605
8.952
1.025.906
93.872

12
,,
1919
.


667.070
8.851′
1.020.674 90.518

5
1919
….
667.947 8.733
1.019.207
81:820

29
Maart
1919
..

.

.
669.334
9.750
1.011.223
82.202

22
,,
1919
..

..
670.253
9.597
992.658
83.231

15′
1919
….
675.032
9.468
1.001.168
78.555

8
Juni
1918.
….
720.151
‘7.784
917.260
59.436

9
Juni
1917
….
594.428
7.420
749.594 50.828

25
Juli
1914
….
162.114
8.228
310.437
6.198

D t

Discon to’s

Belee-
Beschlk-
‘baar
Dek-
kings-
Hiervan
0 0
r
0
aa
Schatkist- ningen
Metaal-
percen-
p,omesiefl
saldo


lage
rechtstreeks

.7 Juni1919
118.617
72.000
216.039
450.799


61

31Mei 1919
117.372
.72.000 234.150
447.302
60

24

,,

1919
125.459
‘78.000
21’2287 447.254
60

17

,,

1919
153.333
101.000 228.517
439.960
58

10

1919
147.102
88.000
226.085
442.146
59

3

,,

1919
144.892 80.000
231.978
443.305
59

26 Apr. 1919
139.716
.93.000
225.975
445.163
60

19

1919
143.344
,

94.000 206.089
451.211
60

12

,,

1919
140.327

94.000
200.495

453.290
61

5

1919 137.031
99.000
194.720
456.077
61

29 Mrt. 1919
119.690 87.000
195.746
459.997
62
22

,,

1919
113.894
82.000
190.530
464.262
63

15

,,

1919 110.373
65.000
193.785
.
468.132

63′

8Juni 1918
46.876

18.000 122.133
531.834

75

.9 Juni 1917
53.245
40.000
85.298
440.806
75
‘t
25 Juli 1914
1

67.947
14.300
61.686
43521
1
)
54
t)
Op de basis van
2
/5
ruetaaldekking.

Uit de bekendmaking van den Minijter van Finan-
ciën blijkt, dat uitstonden op:

31
Mei
1919

. 7 Juni
1919

Aan schatkistpromessen.. f457.300.000,-
7′
442.440.000,-

waarvan rechtstreeks bij


de Ned. Bank geplaatst
,,
72.000.000,-

72.000.000,-

Aan schatkistbiljetten

,,
71.322.000,-
,,
67.575.000-

Aan zilverbons …….. …54,383.872,-
,,
54.403.665,50

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Naast de per mail ontvangen gegevens wordende telegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s en uitzettingen en het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.

Data
Goud
Zilver
m
biljetten
pJl
schulden

24 Mei
1919

•,

327.800

17

,,
1919
*s*
.

330800

10
1919
.
35.700

19 April’1919 …….
127.269
9.419
2113.115
120.023

12
1919 ……
1
127.356
9.553
214.701
118.937′

5
1919 …….
127.009
10.530
211.469
123.292

29 Mrt.

1919 ……
127.706

.

10.748
210.776
126.038

25 Mei
1918…….
99.299
15.731
183.631 71.951

26 Mei
1917 …….
72.098 22.325
157.493
35.211

25 Juli
1914,’……
.22.057
31.907
110.172
12.634

t’s’ ,sseis,

1
Data

Dis-

I

n,
buiten

Belee-

betaalbaar

in gen
t)

saldo

lage
i conto’s

N.-IncL

ningen

metaal- percen

24 Mei 1919
20110


*5*
69.900

17

,,

1919
214.300


*1*
68.800

10

,,

1919

214.400
*5*
68.700

19.Apr.1919
8.548

24.599

79.331
9.443
70.329
41

12

1919
8.594
23.700 78.175
10.817
70.466
41

5

1919
8500
20.832
78.731
‘8.515
70.880
41

29 Mrt. 1919
9.398
22.069
80.700
10.254
71.342
41

25 Mei 1918
7.454
26.694 70.575
25.974 64.104
45

25Mei 1917
6.532
35747
50.060
11.326
56.318
49

25Juli 19141
7.259 6.395 47.934
2.228
4.842
3
)
44′

t)
Sluitpost der .activa.

5)
Op
de basis
van
9
1
s
rnetaaldekking.

SURINAAMSCHE BANK.
T.’.n,-nn
fl,5,+A
r,nqtii

in

dl,i7pfldefl
auldens.

Data
Metaal
Circulalie
Andere
opeischb
schulden Disconto’s
1
Div. reke
ningen’)

19April

1919.
980
1.6502)
828 1.347
228

12

,,

1919..

973
1.659
8
)
-828
.
1.343
.

212

22Maart 1919..
962
1.643)
882
1.345..
114

15

,,

1919..
958
1.627

)
833
.1.343
109

20 ‘April

1918..
.582′
1.293
735
1.118
844

21 April

1917..
749
1.097
1.080
923
454

25 Juli

1914..
645
1.100
560
735
896
t

h
)
Sluitpost der acva,
2)
Hiervan zilverbons
LOl
de. gid. ‘,,,dem LOQ
de. 01d.
4)
idem 250 dzi gid
5)
idem 260 de, gis!.

f

11 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

561
0

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven

van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,

in duizenden pond sterling.

Currency Nok,,.
Data

Metaal

Circulalle
11
Bedrag
1
Goudd.
1
Gas. Sec.

4 Juni 1919 86935

78.195 346.277 28.500 330.335

28 Nei 1919 86.080

77.161 344.213 28.500 327.090
21
,,

19191 85.524

76.540 344.839 28.500 328.00
14
,,

1919
.

85.574

76.487 346.666 28.500 329.592

5 Juni 1918 63.795

51.855 248.005 28.500 225.251

6 Juni 1917 55.087

38.966 158.828 28.500 129.643

22 Juli 1914
1
40.164
1
29.317

Data
Gas.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos.
Re.
serve

Dek.
kings.
percen.
lage
1)

4Juni’19
58.721 80.801 21.441
127.532 27.190
18,24
28 Mei ’19
52.523 80.477 21.034 121.583 27.369 19,19
21

’19
46.340
80.382 26.104
110.333
27.434
20,10
14

,,

’19
46.434
77.984
22.807
111.479
27.537
20,50

5 Juni’18
56.404 101.558
38.664
131.905 30.389
17,82
6 Juni’17
45.247 106.749
47.999
120.798
34.572
20,48

22 Juli
’14
11.005
33.633
13.735
42.185
‘29.297
524

‘)
Verhouding
tusachen Reserve
en
Deposite.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine, in duizenden Mark.

Data
_________________

Metaal
Daarvan
Goud
Kassen.
scheine
Circu.
lalie

Dek.
kings.
percen-
tage’)

31 Mei

1919
1.536.482
1.516.111
8.068.767
28.244.915
34
23

1919
1.547.007
1.526.481
7.732.861
27.286.482
34
15

,,

1919
1.746.190 1.725.056 7.431.689 26.957.855
34
7

1919
1.770.847 1.750.263 7.713.900
26.722.009
35

31 Mei

1918
2.466.105
2.345.674 1.620.751
12.002.688
34
31 Mei

1917
2.567.128
2.533.211
446.696
8.285.154
36

23 Juli

1914
1.691.398 1.356.857 65.479 1.890.895
93
1) Uekking der
circulatie door metaal en Kaooenschejne.

Data
Wissels
Rek. Crt.

Darlehenskassenscheine

Totaal
In kas hij
uilge-
de Reichs.
I

geven
bank

31 Mei

1919
28;656,472 9.987.875
19.134.800
8.047.600
23

1919
25.864.668 8.468.722
18.804.900 7.711.200
15

,,

1919
28.627.131
11.290.454 18.535.900 7.410.600
7

,,

1919
29.144.615
12.255.907 18.535.600 7.304.800

31 Mei

1918
14.544.772
7.634.794
8.896.200 1.606.600
31 Mei

1917
9.364.504
4.538.163 4.662.500 431.600

23 Juli

1914
750.892 943.964
– –

OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden Kronen.

Data

buiten!

I

Metaal en

goud.
wissels

I

1)1scei

ningen

Bijzondere
schuld van
Oostenrijk
en Hongarije
I

Bank.
biljetten
I

Rek. Cr1.
t

saldi

23Mei’19 1352294
11.436.110
32.954.000
39.689.691
6.672.689
15

,,

’19
352.019
12.030.363 32.954.000 39.648.582
6.709.549
7

’19
348.068
12.031.598
32.954.000
39.461.587 6.533.182
30Apr.’19
347.653
12.056.738
32.954.000
39.438.775
6.397.540

23Juli’14
1.589.267
954.356

2.159.759
291.270

1)
waarvan
262.268 goud.
32.837
uitenlandsche
voudnsi..ts
en 57 150
munt. en muntmaterlaaj zilver.

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste Dosten in duizerulpn fra.n,o

Data
Goud
Waarvan
In hei Buitenland
Zilver
Te goed
In hel
Buitenland

Buit.gew.
voorsch.
old. Staat

5Juni’19
5.570.045
1.978.278
306.585
827.479 23.200.000
30 Mei ’19
5.549.470
1.978.278 306.915 769.991
22.900.000
23

’19
5.548.811
1.978.278 307.352
770.563
22.900.000
15

,,

’19
5.548.290 1.978.278 308.235 803.999
23.000.000

6 Juni’18
5.418.744 2.072.108 253.765
1.438.842
17.500.000
7Juni’17
5.278.511
2.033.740 257.742
774.207
10.600.000

23Juli’14
4.104.390

639.620

Wissels
Uitge.
stelde
Wissels
Belee.
ning
I

Bankbil.
jetten
Rek. Cr1.
Parti.
culteren
Cii.

I

Rek.

Staat

941.436 842.766
1.249.831
34.370.877
3.503.048
28.546
896.613 859.300 1.227.362
34.061.243
3.401.957
146.214
E.
808.454 862.536
1.225.194
34.133.592
3.200.009
163.417
911.701
878.410
1.227.980
34.324:384
3.308.435
167.859
0

1.399.156 1.080.629 936.788
28.012.196
3.611.088
54.684
1.493.658 1.316.321
1.131.756 19.779.898
2.740.701 75.441

1.541.080

769.400
5.911.910
942.570
400.590

SOCIÉTÉ GÉNRALE DE BELGIQUE.
t)

Voornaamste
nosf
en in
d,iiren,lnn f,anna

Data Metaal
md.
buitenl.
saldi

van

I

Beleen.

buiienl.
vorder.

van
prom. d.
provinc.

wissels
en
beleen.

Circu.
latle
Rek.
Cr1.
saldi

17Oct. ’18
1.216.753 100.082
480.000 97.728
1.507.912
377.440
10

,,

’18
1.219.743
100.021
480.000
100.040 1.508.011 382.595
3

,,

’18
1.144.781
100.011
480.000
95.287
1.452.612 358.318
26Sept.’18
1.145.778 99.982
480.000
101.783 1.452.948 365.452

18 Oct. ‘171
476.0431
90.903
480.000
100.351
1.172.474
91.204
19Oct. ‘161
352.8721
76.033
480.000
39.8341
828.739
110.068
.eclert einde
191’i
met de tunctie van
circulatjebank
belast.

Data
Wissels
P0
Waar.
van
Kapitaal

IYk.
kings. percen.
lage
1)

Goud.
dekking
circu.
mlie


9Mei

’19 2.150.339

2.391.343

82.228
51,8
49,2
2

,,

’19 2.162.067

2.428.876

82.198
53,4
47,8
25 April ’19 2.136.234

2.382.708

82.015
54,0
48,0
18

,,

’19 2.119.159

2.390.516

81.774
55,2
47,3

10 Mei

’18 1.225.077

2.107.050

75.118
58,9
58,1
11 Mei

‘171

136.689

1.117.594

56.859
69,4
100,8
1)
Verhouding tueschen: den totalen goudvoorraad.
Zilver etc., en de
opeischbare schulden:
F R. Notes en netto deposit&a met
inbegrip
van
het kapitaal.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ
HET
FED. RES. STELSEL.

Voornaamste oosten in duizenden rinlinra.

Data
Aantal
Totaal
1

uitgezotte
Reserve
Totaal
Waarvan
linie
banken
1

gelden en
beleggingen
F.

tnks
deposito’s
dcposits

2Mei ’19
771
14.679.331
1.273.146 12.770.889
1.720.352
18 Apr. ’19
772
14.336.783
1.288.044 12.453.331 1.717.842
11

,,

’19
773
14.373.392 1.252.477
12.463.867
1.692.990
4

,,

’19
772
14.080.812
1.267.458 12.236.321
1.686.693

3Mei ’18
686
12.432.346
1.162.521 11.294.701
1.419.056

VEREENIGDE STATEN VAN
NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste_posten in duizenden dollars.

Waarvan
Waar.
1
F.R.
Data
Goud
voor dekking
von In
hei bul.
Zilver
1

cle.
Notes in
circu.
I
F. R. Notes
tenland
1
latte

9Mei

’19 2.174.348
1.259.469

68.436
2.556.749
2

,,

’19
2.166.618 1.218.922

70.601
2.549.040
25 April ’19
2.169.216
1.223.385

70.936
2.549.552
18

,,

’19
2.162.157
1.203.647 68.702 2.543.704

10Mei

’18
1.883.135
912.611
52.500
59.365 1.569.618
11Mei

‘171
999.610
441.0101

36.149
438.218

562

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

I
1
Juni
1919

EFFECTENB EURZEN.

Amsterdam, 7 Juni 1919.

liet vooruitzicht op dc vacantiedagen heeft op de inter-
nationale beurzen een Vrij grooten stilstand in zaken te
voorschijn geroepen, waarop alleen de markt te New York,
die eeji veel zeifstandiger plaats inneemt en waar ook de
beide Pinksterdagen niet, zooais te onzent, worden gevierd, een uitzondering heeft gemaakt.
Afgezien echter van deze omstandigheid waren er ook
andere factoren, die een zekere terughouding in het leven
hebben geroepen. Vooral op de Duitsche beurzen hebben de
voorvallen in het Rijnland, de uitroeping van een zelf-
standige republiek, een deprimeerenden inviloed gehad.
Thans worden nadere bizonderhedeic bekend omtrent de
wijze, waarop deze zelfstandigheid van cle zijde der Entente
voorbereid is. Het bezette gedeelte is systematisch ver

vormd tot een tussehenstaat tusschen het onbezette Duit-
sêhe gebied en de landen der Entente, waardoor een leven-
dige doorvoerhandel mogelijk werd, met de hieraan ver-
bonden buitengewone winsten voor de betrokkenen. Zoo
hoopte men het gevoel van saamhoorigheid met het overige
Duitsche Rijk langzamerhand minder sterk te maken en
de grond te leggen voor de gebeurtenissen, waarvan zich
thans eene uiting vertoond heeft.
Niettemin is het twijfelachtig, of aan een zelfstandige Rijn-
sehe Republiek een lang leven zal zijn beschoren, hoewel
natuurlijk de beurs rekening houdt met de mogelijkheid
daarvan. De stemming is dan ook sterk verdeeld geweest.
Naast de vrees voor afbrokkeling van liet Duitsche Rijk
ontstond de hoop op een bevredigende regeling met betrek-
king tot de vredesvoorwaarden, waardoor vooral de oor-
logsleeningen goeden steun konden ontmoeten. De overige
markten waren over het geheel bom en moesten bij ge-
ringe omzetten meerendeels fractioneele gedeelten van haar koersniveau prijs geven.
])e nog steeds niet vastgestelde maatregelen van de Ron-
gaarsche Regeering met betrekking tot de buitenlandsche
schuld van dit land oefenen ook nog een cirukkenden in-
vloed uit. Thans is een comitl gevormd, samengesteld uit
de emittenten van diverse Hongaarsche waarden aan de
Berlijnsehe beurs (bestaande uit de Disconto Geseilschaf t,
de Bank fOr Handel und Industrie, benevens de bankiers-
huizen Mendelsson en Bieichröder), dat de leiding zal
nemen in de onderhandelingen, die aangaande de hervat-
ting der couponbetaling gevoerd zullen worden. Tot nu toe
heeft cle Hongaarsche Regeering niet, als de Russische, be-
paald uitgesproken, .dat zij niet meer aan haar verplichtin-
gen zal voldoen, doch heeft zij integendeel verklaard, dat
met ,,alle omstandigheden rekening zal worden gehouden,”
welke uitspraak, hoe rekbaar ook, plaats laat voor optimis-
tische onderstellingen.
De beurs te W e e n e n behoeft ditmaal geeü bespreking.
Reeds is hier ter plaatse herhaaldelijk in het licht gesteld,
dat de effectenmarkt in de voormalige Oostenrijksche resi-
lentie feitelijk een schimmenbestaan voerde; zelfs hieraan
is thans een einde gemaakt door de sluiting der beurs. Wel-
iswaar is deze maatregel niet in het leven geroepen door den geringen handel en is hij ook slechts als tijdelijk be-
doeld, doch de reeds lang bestaande feitelijke toestand wordt
hierdoor officieel erkend. De sluiting geschiedde inmiddels
als protest tegen de door de Entente voorgestelde vredes-
voorwaarden, waarbij Weenen als hoofdplaats zou gelden
van een zeer klein land (de verhouding zou dan ongeveer
worden, dat Weenen 2.000.000 inwoners zou hebben tegen:
over het gansche land 0.000.000) hetgeen de economische
ontwikkeling en zelfs het bestaan, volgens Weensche auto-
riteiten althans, geheel onmogelijk zou maken.
Te L o n d e n is de markt eveneens in liet vooruitzicht
der vacantie uiterst kalm geweest, doch cle stemming was
hier eerder vast te noemen. Vooral voor rubberwaarden
ontstond hier een levendige handel, die door cle interna-tionale beurzen gereedelijk werd overgenomen. Zoo was
ook de beurs te Antwerpen en niet minder die te onzent
uiterst optimistisch gestemd omtrent de vooruitzichten van
rubberonderneiningen, zoodra de vrede slechts eenmaal zou
zijn geteekend.
Inmiddels houdt men zich te Londen meerendeels bezig
met het verkrijgen van een economische supprematie voor
de komende tijden. De ontwikkeling van het banksysteem
is te dien opzichte een goede gids. Volgens het Banking-
Number’ van de Engelsche Economist bedroeg het aantal
bankinstellingen in het jaar 1890 104 tegen slechts 26 in
1918. Daarentegen steeg het aantal filialen in hetzelfde
tijdsverloop van 2203 tot 6285, het gezamenlijke kapitaal van
£ 67.826.000 tot £ 92.902.000 en de totale deposito’s van
£ 368.663.000 tot £ 1.583.412.000. Weliswaar speelt bij de

laatste stijging de inflatie een rol, doch het globaal over-
zicht toont vel aan, in welk een gewedige mate de concen-
tratie van het bankwezen in Engeland is toegenomen. In
de hier gereleveerde cijfers zijn niet begrepen de 8 Schot-
sche banken met £ 222.000.000 en de 9 lersche met
£ 134.000.000 deposito’s.
De beurs te P a r ij s heeft nog niet haar gewone aanzien
hernomen, daar de termijnhandel nog steeds niet toege-
staan is. Invloedrijke financieele kringen dringen thans
zeer sterk op de heropening van deze wijze van zaken doen
aan, doch de Minister van Financiën, de heer Klotz, heeft
verklaard, dat vooraf een diepgaande reorganisatie van den termijnhandel zal moeten plaats vinden. Deze reorganisatie
komt in hoofdzaak hierop neer, dat alle vreemdelingen,
ook genaturaliseerde Franschen, van dit gedeelte van de
beurs geweerd zullen worden. Inmiddels is het ontwerp
dienaangaande nog niet ingediend en zullen de te nemen
maatregelen wellicht niet al te straf uitvallen.
De markt te N e w Y o r k heeft, zooals reeds gezegd, een
uitzondering
01)
den algemeenen regel van loomheid in
zaken, gevormd. De omzetten waren hier van zeer even-
digen aard; vaak bereikten zij een totaal van meer dan
2 millioen shares per dag. Verschillende factoren hebben
tot deze zeer geanimeerde houding medegewerkt.
Algemeen verwacht men in de Vereenigde Staten een
tijdperk van grooten bloei voor het land, nu de oorlog ten
einde is en de Unie, als krachtig land, dat slechts zeer
weinig van den oorlog heeft geleden, tegenover de uitge-
putte Europeesche naties kan worden gesteld. Zelfs finan-
cieel heeft de Unie slechts een relatief geringe aderlating
ondergaan. De, bruto oorlogsuitgaven kunnen getaxeerd worden op circa 30 milliard dollar, waarvan door de vijf
oorlogsleeningen een totaal van 21.475.000.000 dollar is
gedekt. In den dienst dezer leeningen is voor het overgrdote
deel reeds door nieuwe belastingen voorzien, zoodat uit dien boofdegeen nieuwe heffingen te wachten zijn. Op de Entente
bezitten de Vereenigcbe Staten oorlogsvorderingen ten be-
drage van ongeveer 10 milliard dollar; de totale uitgaven
zijn derhalve ten volle gedekt.
Hierbij komt, dat de Unie een geweldigen oogst kan ver-
wachten in een tijd, waarin een groot gedeelte der wereld
naar voedergewassen reikhalzend uitziet. Bovendien
heerscht aan de overzijde van den Oceaan geen gebrek aan
materiaal, terwijl het arbeidsvraagstuk hier niet dezelfde onrnstbarende vormen heeft aangenomen, als in Europa.
Het resultaat van een en ander komt duidelijk naar voren
in de statistieken van in- en uitvoer; voortdurend stijgt
het uitvoer-surplus. De Aprilexport bedroeg niet minder
clan 715 millioen dollar tegenover een invoerbedrag van
273 millioen.
Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat,
naast bona-fide aankoopen van verschillende waarden, de
speculatie hoogtij heeft gevierd aan de beurs te Wallstreet. Voorbijgaand heeft men getracht hierin eenige wijziging te
brengen door de geidmarkt wat stroever te doen functio-
n.eeren (een enkelen dag was de noteering voor geld ,,on
call” zelfs gestegen tot 10 ii. 11 pOt.), doch klaarblijkelijk
heeft men zich zelfs hierdoor niet doen afschrikken en
werden de aankoopen op dezelfde schaal voortgezet. De
meeste aandacht trokken die waarden, die in nauw verband
staan met den levendigen uitvoerhandel, als Studebaker,
benevens Marinewaarden, waarorntrent thans weder niet
vast staat, of de verkoop aan een Britsch syndicaat werke-
lijk zal plaats hebben. In den laatsten tijd zijn overigens
de berichten omtrent de gestie dezer maatschappij van zulk
een eigenaardig karakter, dat zij aan de speculatie volop
gelegenheid geven een groote mate van fantasie hierin te
ontwikkelen.
T e o n z e n t is de markt voor inheemsche
staatsfondsen
zeer mat geweest. De berichten omtrent nieuwe belastin-
gen op de waardevermeerdering, benevens de geruchten
betreffende het doorvoeren vnu een geclwoiigen staatslee-ning hebben niet nagelaten realisaties te voorschijn te roe-
pen, die een drukkenden invloed op het algemeene koers-
peil hebben uitgeoefend. De omzetten waren hier nochtans
van niet al te grooten omvang; eer kan worden geconsta-
teerd, dat tegenover het vrij geringe aanbod geen vraag
van voldoende beteekenis kon worden gesteld.

3Juni. S Juni. 6 Juni.
Rizingof
dalin-
5

o/
o
Ned. W. Sch.

.

.

.
92
91I4
918/
g

434
0
/0

1916
868/
4

86
1
/
8614
4

0/

,,

,,

,,

1916
82
1
/2
81
81I2

1

334
0/

,,

,,

,,

.
69 ‘/
69
1
/
4

69/
-1•-

‘/&
3

0/

,,

,,

,,
618/
4

61
1
/
8

618/
4

34
0/

Cert. N. W. S…..
51
601/
4

51
5

°/
o
Oost-Indië 1915

. . .
93
I
/
921
92/
– Ya

11 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

563

De markt voor buitenlandsche staatsfondsen was ver-
deeld. Oostenrijksche papieren daalden in verband met de
vredesvoorstellen der Entente. Daarentegen konden som-
mige Russische waarden zich in zekere mate gefavoriseerd gevoelen, naar aanleiding van de steeds intiemer wordende
besprekingen tusschen admiraal Koitschak en de Entente.

3Juni. S Juni. 6 Juni.
Rijzingof

4

0
/0
Hongarije Goud

•…
28 28 28
4

°Io
Oostenr.Kronenrente
26/4
2414
23

5

0
/0
Rusland 1906

……
43
44
1
/
44
1
1
+
1
1
!,
4 Y2
0/0
Iwangorod.Dombr..
.
32
1
13
32/2
30

21/,
4

0/
Rusland Con,.

1880
31 ‘/,
311/4
31’Iio

7/to
4

0
/0
Rus!. bij Hope
&
Co.
32
5
/
32
32

/8
4

0
/o
Servië 1895

……..
50
50
50
4Y
0/0
China Goud 1898 ..
72
3
/8
72/9
68’/4
4’18
4

0
10
Argentinië Buitenl..
68
1
!3
68
1
1
68
1
!,
o

j, nraziiie 1895 …….

74

741/

741!,
+ 1/

Op de locale markten heeft de
rubberafdecfing
sterk de
aandacht getrokken. Gedurende zeer langen tijd is deze af-
cleeling geheel verwaarloosd, wijl men ondersteide, dat er
çerder een overproductie aan rubber bestond en de landen
der voormalige Centrale Mogendhéden, eertijds zeer groote
afnemers van het product, niet meer in staat zouden zijn
groote hoeveelheden tegen loonende prijzen te betrekken.
Plotseling echter is hierin een belangrijke wijziging inge-
treden. Eenerzijds is gebleken, dat cle rubberondernemin-
gen in het jaar 1918 over het geheel met succes hebben
kuniien arbeiden (getuige de reeds gedeclareerde dividen-
den van sommige ondernemingen en de taxaties voor die
maatschappijen, die nog tot publicatie van haar jaarverslag
moeten overgaan) anderzijds, dat Duitschland, en wellicht
ook de voornialige Dubbel-Monarchie, zeer goed in staat
zal zijn althans een groot deel van de vroegere plaats als
voorname afuesner te herwinnen. Op welke wijze de beta-
ling zal moeten plaats hebben, ‘weet men natuurlijk nog
niet, doch de beurs denkt hierover blijkbaar niet al te
diep na en is reeds tevreden, wauneer ook slechts een deel
van den thans onderstelden optinistischen loop van zaken
tot werkelijkheid kan worden.
Vrijwel alle soorten aan onze markt konden van de koers-
verheffing profiteeren. Vooraan staat hier wel het meest
coui

ante fonds met de breedste markt, Amsterdam Rubber,
dat meer dan 21 pCt. kon monteeren. Doch daarnaast toon-
den ook de andere soorten verbeteringen van vrij grooten
olivang aan.
Tegen het einde der berichtsperiode viel de aandacht
plotseling weder op
scheepvaertwaarcicn,
die eveneens ge-
durende vrij langen tijd veronachtzaamd zijn geweest. Een
bepaalde oorzaak is voor deze opleving niet aan te geven;
aanleiding kan worden genoemd de heuglijke, verklaring
van Minister Karnebeek, dat het geschil fusschen België
en ons land, aangaande de grensregelingen, volkomen naar
onze,i zin zal worden geregeld. In ieder geval konden
scheepvaartwaarden plotseling groote vraag ontmoeten,
waardoor de meeste soorten verbeteringen, zij het voorloo-
pig nog kleine, hebben aan te tonnen.

3Juni. 5 Juni.
6 Juni.
RJn:OE

Holland-Amerika-Lijn

. . . .
3798/
4

377I/
3791/2
– ,,

,,

,, gem.eig.
358
3578/4
360
+
2
lifolland-Gulf-Stoomv.-Mij..
285
290
290
+
5
Hol!. Alg. AtI. Stooniv.-Mij
158
1
!2
157 1/4
157’/

3
/4
Hollandsche Stoomboot-Mij
195/4
196′!2
1971!2
+
2′!4
Java-China-Japan-Lijn
333
331
337
+4
Kon. Hollandsche Lloyd
168
168
1
!4
171
+
3
Kon. Ned. Stoomb.-Mij.

.
224
1
/2
220
1
!3
226
1
!2
+
2
Kon. Paketvaart-Mij…..
259′!,
256′!4
2611!2
+
1814
Maatschappij Zeevaart
. .
299 299 300
+
1
Nader!. Scheepvaart-Unie.
278
1
!,
276 279
3
18

Nievelt

Goudriaan

……
510
520
524
+
14
Rotterdamsche Lloyd ……
275’/
272
8
14
274

1′!,
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg”
280 299 295
+
15
,,Nederland”
304
3
!,
301′!,
309
+4
1
/,
,,Noordzee”


154
1
!2
154 154

1/
,,Oostzee”
338
345’/
349
+
11
De cultunrrnarlst bleef, na eenige schommelingen, in vaste
houding. De gevolgen van de Kloet-uitbarsting zijn thans
nagenoeg te overzien en hoewel sommige ondernemingen
schade hebben geleden, schijnt deze nergens van dien aard
te zijn geweest, dat, in materieel opzicht althans, van een
groote catastrophe moet worden gesprolen. Dientengevolge
waren dan ook aandeelen H.V.A., Cultuur-Maatschappij der
Vorstenlanden, Javasche Cultuur, enz., goed gevraagd en
verlaten zij de berichtsperiode op verhoogd peil. In aan-sluiting hieraan konden ook de met de Indische cultures

in verbinding staande bankinstellingen, als Nederlandsch-
Indische Handelsbank en Nederlandsche Handel-Maatschap-
pij, haar aandeelen meer of minder belangrijk zien mon-
teeren.
In de afdeeling der
handelsondernemin gen
hebben aan-
deelen Compania Mercantil Argentina de leiding genomen
met een koersverheffing van ruim 11 pCt. Reeds lang lie-
pen geruchten omtrent de goede zaken, die deze maat-
schappij moest maken, bènevens omtrent het zeer bevredi-
gende dividend, dat zou vorclen uitgekeerd. Thans is be

kend gemaakt, dat een interim-dividend zal worden be-
taald van 22 pCt., waardoor de koers sterk is gestimuleerd. De overige aandeelen van haudelsondernemingen waren
verdeeld van stemming.
De
petroleumnsarlct
heeft wel groote levendigheid te aan-schouwen gegeven, doch de koersvariaties bleven ten slotte
slechts gering. De meeste aandacht viel thans te beurt aan
aandeelen Geconsolideerde Hollandsche Petroleum-Maat-schappij, welke, naar men ter beurze beweerde, voor reke-
ning van een groote combinatie werd.en gekocht. Aan den
anderen kant echter viel bijna voortdurend aanbod te con-
stateeren op dagen, dat de koers ee.nigszins flink kon mon-
teeren. Ten slotte bedraagt de geheele stijging dan ook nog
niet ten volle 7 pOt. Aandeelen Koninklijke Petroleum-
Maatschappij zijn thans veel kalmer geworden, zij – vormen,
althans op het oogenblik, niet meer het centrum, waarnaar de gansche effectenmarkt zich feitelijk richt.
De
tabaksnearkt
bleef kalm en zonder groote variaties.

3Juni. 5 Juni.
6 Juuj
Ri Z

2f

.

,8i
?
ig

Amsterdamsche Bank …
185
1
!2
186
185
1
!2
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand
200
1
!
4

200
1
!4
203′!,,
+
38/1,
Rotterd. Bankvereeniging.
iso’i,
139
8
!,
140
+
1/4
Amst. Superfosfaatfabriek
154
3
!4
160
157′!3
+
2
3
!
Van Berkel’s Patent ……
150
150
148′!4

1/4
Insulinde Oliefabriek

. . .
247
244
1
1,
2448!4

2′!4
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand
109
8
!4
109
3
!8
108 8/4
– 1
Ned. Scheepsbouw-Mij. ….
178′!,
178
1
!,
177!4

Philips’ Gloeilampenfabriek
588
8
!
568
1
!2
570

18
8
!4
R.
S.
Stokvis
&
Zonen
543
539
532 – 11
Vereenigde Blikfabrieken.
139
138’/,
1387!8
– ‘/
Compania MercantilArgent:
329
1
!4
330
341′!2
+
12’/
4

Cultuur-Mij. d. Vorstenland
220
5
!8
223
1
!2
228
+
7/8
Handeisver. Amsterdam
.
491
1
!2
485
3
/
496
+4′!’
Roll.
Transati. Handeisver.

124
125′!,
127

f

3
Linde’Teves
&
Stokvis
. . .
229
228
229
VanNierop&Co’s Handel-Mij
191
186’1
188

3
Tele
& Co’s
Handel-Mij
. . .
167 168
168
+ 1
Gecons.
Roll.
Petroleum-Mij
355
35431
+
6′!
Kon. Petroleum-Mij .
……
865 816′!2 859

6
Orion Petroleum-Mij …….
101′!,
100’18
101’/8

Steaua Romana Petr.-Mij..
160
155′!4 155

Amsterdam-RubberMij…..
206′!,
222
227’/2
+
21/4
Nederl.-Rubber-Mij .
…….
114
110!2
118
+4
Oost-Java-Rubber-Mij…..
237
238 241
+4
Deli-Maatschappij

……..
506’/,
502
506′!,
Medan-Tabak-Maatsehappij
226
1
!2
228
226
– 1/
Senembah-Maatschappij
501 500 500
– 1
Op de
Amerikacinsche afdeeling.
bestond goede belangstel-
!ing voor vrijwel alle fondsen. Het meest trokken aandee-
len Studebaker de aandacht, in aansluiting aan de groote
variaties, die New York voor dit fonds te aanschouwen
gaf. Tevens werden Marinewaarden, na een aanvankelijke inzinking, hier op groote schaal gekocht.

3Juni. 5 Juni. 6 Juni.
Rijzingof

Amerie’an
Car & Foundry. ii’, 112

111

.-. 1
1
!8
Anaconda Copper ……..159″!,, 153
1
!2 1551/2 – 47/t,
Un. States Steel Corp…..111′!,, 109 111/4 -1/16
Atchison Topeka ……..105′!,, 103
1
!,, 104
1
/,, – 1
Southern Pacific ……..116

113
1
!8 1131!4 –
2′!4
Union Pacific …………148

144
7
!8 144′!2 – 31/2
Int.Merc.Marjne afgest…..3′,’,, 47
11
/, 48′!, + 5
1
/16

prefs 161”/,, 162/
2
162’/

-+- 8/1
De
geidmarkt
bleef ruim; geld op prolongatie doorgaans
3% pCt.

GOEDERENHANDEL
GRANEN.

10 Juni 1919.
Het oogstrapport van Washington geeft voor de winter-
tarwe eenigen achteruitgang van den stand, aanmerkelijk
meer dan door verschillende oogstexperts verwacht werd.
De geraamde opbrengst blijft evenwel nog geweldig groot.
Zooals reeds verschi1leide malen in deze berichten vermeld,

564

ECONOMISCH-STATiSTISCHE BERICHTEN

11Juni, 1919

Noteeringen.

Chicago
Buenoi Ayres

Data
Tarue
Man
Haver
Tarwe
MaC
Lijnzaad Juli Juli Juli Juli Juli Juli

7Juni19
226
18I8
6’7/i
11,30
5,55 28,15

31 Mei ’19
226
166
1
/2
67*
1
/t
11,10
5,45 ‘)
27,10

7Juni’18
220
137
1
/s
67/8
12,60 5,25 24,

7 Juni’17
222
VI
1531/4
598/4
18,70
13,50
25,40

7Juni’16
104
I/
701/
393/4
7,25
4,15
‘11,15

20Juli’14
82

2)
56/a
2)
361/2

)
9,40
2
)
5,38e)
13,708)

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten.
9 Juni
1919
2 Juni
1919
9 Juni
‘1918



572,50
1
)
Tarwe …………………
Rogge (No. 2 Western)

Mais (La Plata)
.
……..
51


Gerst (48 ib. feeding) ..
470,-

.

285,-

455,-

Haver (38 ib. white clipped)
26,-
27,50

Lijnkoeken (Noord-Ame-

.8,-

rika van La Plata-zaad)
275,-

Lijuzaad (La Plata) …….
1015,-

‘)
nieuwe oogst.

)
per
Dec.

8) per

Sept..
1)
Regeeringsprijs.

AANVOEREN in tons van ‘1000 K.G. voor verbruik in Nederland.

Rotterdam

A,nsterdam
Totaal

Artikelen.
1-7 Juni
Sedert
Overeenk.’
1-7 Juni
Sedert
Overeenk.
1
919
191 8


1919

.
1 Jan. 1919
tijdvak 1918
1919
1 Jan. 1919
tijdvak 1918


29:329

17.849


47.178


.

8.690


8.690

Tarwe ………………

Boekweit

…………

1.548

. _
1.548

Mais

……………..
.-

.1.500

.
1.023

– .
2.523

Rogge

……………..


21.586

-.

28.509


50.095

5.806

3.668

3.668


9.474

Lijnzaad ………….
-.

1.419

.


5.600


7.019

Gerst

……………..
Haver

……………..

13.377
– –


13.377

Lijnkoek ………….-..

.
47.737
.

37.435 85.172

Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten

193,9
3

6.523

10.573


29.966

AAN”JOEREN in
tons van 1000 K.G. voor het Buitenland.


4.276


171.245
110.991.


171.245
110.991

Maïs

…………….

14.072 63.576

‘ –

-.
. –
14.072
63.576

Tarwe ……………..

7.547

44.725
5.174
– ‘


44.725
5.174

Rogge

……………..
6.496

120.410


120.410

Tarwemeel ………….
Gerst

……………..

60.105
13.347
– –

‘ –
60.105
13.347


118.100
.


– .


118.100

Haver………………

, –

.

932


932

Lijnkoeken

…………
Andere meelsoorten….
9 .800

115.602

1
, – .


0


115.602

– –

verwachtte men voor zoertarwe geen al te groote b-
bouwde opporvlakte. Dit valt evenwel, volgens het Regee_
rifigarapport, mede. De oppervlakte is vrijwel gelijk aan die
van verleden jaar. Het, totaal van zomer- en wiutertarwe
belooft een opbrengst van bijna 1250 millioen bushels, een
cijfer, .dat werkelijk geweldig groot is en dat Noord-Ameriki
het as. seizoen in staat zal stellen op zeer , ruime schaa,l
te blijven exporteeren. Het – is ‘evenwel noodig, dat er. een nielxvc goede oogs’t komt, want ‘ofschoon de vorige oogst
ook reeds als zeergroot gold, zijn de verschepingen naar
het buitenland in den laatsten tijd van dien aard geweest,
dat de zichtbare voorraad bizonder snel is afgenomen ei
nu zeer klein genoemd moet worden. In het Zuidelijk ge-
deelte der Vereenigde Staten heeft men reeds ‘aangevangen
tai-.we’ ‘te oogsten en binnen kort zal het oogsten vrij alge-
meen zijn. De aanvoeren van tarwe zijn op het oogeublik
evenwel’ xog zeer matig.

‘Ofschoon tengevolge van dc v.ermeerderde voorraden
Noord-Amerika de neutrale koopers naar Zuid-Amerika
heeft ‘verwezen en’ aldaar veel mer kooplust van, tarwe
bestaat (lan geruimen tijd het geval was, blijft de markt te Buenos Aires nog zeer kalm gestemd. Men mag ver

wachten, dat de verschepingen van Argentinië spoedig aan-zienlijk zullen toenemen, ofschoon de arbeidstoestand’en in
‘de haven van Buenos Aires nog lang niet gunstig zijn. Ook
in Austrajlië sukkelt men met arbeidsgescb.illen, hetgeen de

landbouwwerkzaamileden zeer belemmert.
Zooals verwacht, is de bezaaide oppervlakte voor voer-granen in de Vereenigde Staten minder dan verleden jaar,
doch de achteruitgang Is niet zooveel als veelal verwacht
werd en waar de stand •der verschillende gewassen bevre-digend is, kan men

waarschijnlijk voldoende opbrengst vah
gerst en h’aver tgeoet zien Ook is het weer in den’ laat-
sten tijd gunstig geweest voor den uitaa.i van maïs en of-schoon men een kleinere oppervlakte verwacht, kan men
Loch bij niet ‘al te ongunstig weer een grooter opbrengst,dan
het vorig jaar tegemoet zien, ])e aanvoeren van mais zijn
in de Vereenigde Staten plotseling sterk toegenomen, doch
de prijs blijft ‘zich te Chicago op viijwel onveranderd niveau
handhaven. Hetzelfde geldt voor haver. De verschepingen
van dit artikel naar Europa zijn den laatsten tijd toege-
nomen, doch cle vraag is nu weer in •de meçste Europeesche
landen verminderd tengevolge van ‘de hooge prijzen en’ in
afwachting van ‘den eigen oogst. Leven.di.ge
zaken zijn in den laatsten tijd in Amerikaansche gerst met Engeland tot stand

gekomen, terwijl Argentij’nsche mais in de meeste continen-
tale landen wederom een regelmatige markt vindt. De En-
gelsche markt is evenwel nog niet vrij en daar de Regeeriug
slechts ‘matige hoeveelheden invoert, zijn dé totale versche-pingen van maïs, ofschoon aanzienlijk meer aan eenigen tijd geleden, nog zeer matig ‘te noemen. De prijs van mais is dan
ook vrijwel onveranderd gebleven en is nog steeds op het
niveau van voor den oorlog.

Ook i’n de afgeloopen week bleef lijnsaad zeer vast ge-
stemd. De pijs te BuenoS Aires rees scherp omhoog, doch is
daarna wederom een.igszins teriiggeloopen. De-zaken bleven
zeer beperkt in verband met de feestdagen. De olieprijzen
vooial in Engeland ‘en België bleven evenwel onveranderd
vast.
No d e r 1 a ud. Er blijft regelmatige aandacht bestaan
voor Plata-maIs, doch ‘de vraag voor dë consumptie is nog
niet groot. Voor de eerste verwachte lading handhaaft de
prijS zich flink boven de
f
500 boordvrj, ‘terwijl naar gelang
van aankpmt ‘alle verdere posities tot mindere prijzen ge-
notëerd worden. Er kwamen wat meer zaken -tot stand op aflading tot verhoogde prijzen. Gerst blijft een rnonopolie
van de Regeei

ing, aangezieji haar prijs invoer door parti-
culieren uitsluit. Tot
f
470 kwamen eenige kleinere zaken
tot stand, doch de meeste kodpers wachten wederom een
veiling 4f. De veiling van Regeeringshaver was geen succes,
aangezien van le’ 3000 tons slechts oiigeveer 900 fons ver-
kocht werden tot
f
25 it.
f
25,25. Lijnkbek iets vester ge-
stemd. Lijnzaad ‘tot stijgende prijzén gedaan zonder gi

ooten

inzet.

SUIKER.

De in de afgeloopen week gevallen regens hebben aan de
beetwortelvelden veel goed gedaan. Met ‘de opkomst der jonge planten is men over het algemeen tevreden. –
Het resultaat der vredesonderhandelingen is ook voor de,
Duitsche suikerindustrie van zeer groote beteekenis, aan-
gezien de districten, die volgens cle origincele voorwaarden
door’ Duitschiand afgestaan zouden moeten worden, onge-
veer een kwart gedeelte van de in Pruisen met beetwortels
aangeplante oppervlakte omvatten,
– Op Java verkeerde de markt in opgewonden stemming.
Voor vroege levering werden opnieuw hoogere prijzen aan-
gelegd. Ook voor suiker uit oogst 1920 werden de eerste
biedingen- uitgebracht, die zich op bisis van f
1,20 eerste
kosten voor Superieur, eerste leveringen, bewegen, waartoe

t 1 Juni 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

565

waarschijnlijk

het
een
en

ander
afgesloten
zal

worden.
Over de andere
wereldmarkten
valt

niets
hizonders te
berichten.
Volgens F. 0. Licht waren de zichtbare voorraden als volgt:
1919
1918
1917

Duitschland

1 Sept.
)
290.278
322.991
166.194

tons
Oostenrijk

1
1)
200.000* 250.000 305.000*
Frankrijk

1

,,
‘)
10.416 26.680 39.012
België

1
‘)
48.500*
50.539
13.824
Nederland

1
Mei
59.442
96.530 131.139
Engeland

1

,,
352.446
320.385
88.476,,

Totaal Europa

961.082 1.067.125

743.645 tons
V. S. v. N. A. 17 April

118.589

34.235

311.340
Cubahavens 21

,,

971.140 1.010.120

725.000

Totaal ……2.050.811 2.111.480 1.779.985 tous

* Raming. 11 1918/17/16.

RUBBER.

De markt bleef oDk in de afgeloopen week zeer flauw en
prijzen liepen weder iets terug. Er vonden echter slechts
zeer weinig transacties plaats en men nam van beide zijden een afwachtende houding aan, welke zeer in de hand wordt
gewerkt door den onzekeren algemeenen toestand.
De noteeringen luiden:
prima Crpe loco .. 1110 ftl/9
8
/4
eindevooraf
.
g.weekl/10’/
4

smoked Sheets……1/9 ,, 1/88/
t

…………… 1/91/2
primaCrêpe Juli/Sept… 1/10
1
12

…………….I/11’/
Oct./Dec. .. 1111

…………….2/-
hard cure fine Para …. 215

JAVA THEE.

(Herleid tot 1/1 Kisten.)

Voorraad 29 April 1919 …………….11777
Aangevoerd ……………………….35598

47375
Sedert afgeleverd ………………….13133

Voorraad heden ……………………34242

Waarvan in de eerste hand…………..20280

KATOEN.

Noteeringen voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).

191un119
1
21unI’19126Mej991101unj1819
1un117

New York voor
Middling .. 32,75e 32,80 c 34,— c 29,70e 23,80 c
New Orleans
voor Middling 31,25 c 32,50e 33,— c 30,38e 22,38 c
Liverpool voor
Middling .. .. 18,96 d 20,38 d 19,93 d 22,56 d’) 15,51 d’)
1)
Good Middling Amer.
1)
8 Juni 1917.

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansehe
havens.
(In duizendtallen balen.)

1
Aug.
IS

Ooerecnkom,ligr periodrn
lol
6Jun119

1917-18
1
1916-17

Ontvangsten Gulf-Havens.. 5
11

Atlant. Havens

654

5902

68305

UitvoernaarQr.Brjttannië

1941

2432
‘t Vasteland.
4644

1157

2076
Japan etc…
1

473

453

Voorraden in duizendtallen
1
6
Juni19

7Juni
18

8
Juni
17

Amerik. havens ……….
.1352

1221

847
Binnenland …………..
.1202

911

696
New York ……………..1

156

100
New Orleans ……………1

361

206
Liverpool
.
…………..
.

518

286

488

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,

Manchester, d.d. 21 Mei 1919.

De Amerikaausche katoenmarkt is in de vorige week geheel
in handen van speculanten geweest en prijzen zijn ongeveer
een penny per pond hooger. Minder gunstige weerberichten,
betere rapporten uit de industrie en huitenlandsche koop-
orders hebben de stijging geholpen, terwijl ook de bood-
schap van President Wilson aan het Congres, die een betere

vraag naar Ainerikaansche goederen in uitzicht stelde, een
gunstigen indruk heeft gemaakt. De verkoopen van actueele
katoen in Liverpool nemen geregeld toe en ook in Egyp-
tische katoen zijn nogal zaken gedaan.
Spinners van Amerikaansche garens beheerschen de positie
weer geheel en prijzen van garens zijn veel sterker gestegen
dan die van ruwe katoen. De vraag is ook veel beter en
spiuners vreezen algemeen voor een sterke verhooging van
productiekosten in verband met de vermindering van het
aantal werkuren. Er zijn nog slechts zeer weinig voorraden
van gareus en verschillende nummers, b.v. 44 en 46 weft
zijn moeilijk te verkrijgen. Grovere nummers, zoowel ket-
ting als inslag, die tot nu toe moeilijk te verkoopen waren,
worden thans ook beter gevraagd en prijzen daarvan zijn
ook belangrijk gestegen. Onze eigen weverijen blijven ge-
regeld koopen en de vraag schijnt werkelijk grooter te zijn
dan het aanbod, hoewel zeer vele weeftouwen nog stilstaan.
De exporthandel blijft hoofdzakelijk beperkt tot Holland en
Scandinavië en er bestaan slechts weinig nitvoerbeperkingen
meer, zoodat deze handel zeker zal verbeteren, zoodra de
oude voorraden zijn verscheept. Er is nog niet veel vraag
naar Amerikaansche getwijnde garens, terwijl daarentegen
Egyptische garens vlot verkocht worden en prijzen geregeld
blijven stijgen.
De doekmarkt is bijna dagelijks hooger en van vele orders,
die van Indië en China binnenkomen, zijn de limites onvol-
doende, ook al door de vertraging in de telegrammen. De
meeste weverijen zijn weer in volle productie en men ver-
wacht algemeen een betere vraag, zoodra de vrede werkelijk
geteekend zal zijn. Ook verkoopprijzen op overzeesche
markten zijn over het algemeen vaster, vanrdoor de kans
op repeatorders ook verbeterd is.
Over het algemeen is de kooplust bevredigend en de ge-
heele markt
sluit zeer vast.
14 Mei 21 Mei

14Mei 21 Mei
Liverpoolnoteeringen (loco)

T.T.opindië…. 118

1/8
F.G.F. Sakellaridis 26,59 26,59 T.T. opHongkong 316
1/
3162/
4

G.F. No. 1 Oomra 13,25 13,75 T.T.opShanghai 5/3

512

KAPOK.

(Opgave van de Makelaars Gebrs, van der Vies, Amsterdam.)

Kapokstatistiek op 31 Mei 1919.

Aan voer

Verkoop
Importeurs

tot

tot
31 Mei

31 Mei

S. & W. Birnbaum ……….2207 picols

2207 picols
H. G. Th. Crone …………100

,,

100
Edgar & Co ……… . ……..

150

,,

150
Mirandolle Voûte & Co. ……

517

517
Nederlandsche Ilegeering ….

4465

4465
Order ………………….2100

2100

9539 picols

9539 picols

Alles aangevoerd op N.O.T.-conditiën.

WOL

Bericht van Gebrs. van der Vies:
Met het oog op den R. K. feestdag d.d. 19 dezer, hebben
de importeurs besloten den datum der a. s. wolveiling te
veranderen; de tweede wolveiling van dit jaar wordt thans
gehouden op Dinsdag 24 Juni 1919.
Er zullen worden aangeboden door:
De Nederl. Wolmaatschappij 252 balen La Plata-wol.
DeHandelmij ,,Transrnarina” 200

,,

,,
Het Zuid-Afrik. Handelshnis 125

,, Cape Snow White Wol.
10 Juni 1919.

HUIDEN.

Bericht van de firma Grisar & Co.:
De buitenlandsehe huidenmarkt beweegt zich nog steeds
in opgaande richting. Ieder productieland vraagt hoogere
prijzen. Op 2 Juni trad zelfs in Australië een hausse in
van 4 d. per Ib. voor elk soort huideo. De looierj schijnt
echter niet geneigd een dergelijke hausse te volgen. Er ko-men veel offerten binnen van alle soorten huiden, maar tot
buitensporig hooge prjzen,hetgeen belemmerend werkt op
het afsluiten van nieuwe zaken. Op de prijzen van de vorige
week kwamen vrij belangrijke zaken tot stand en zijn nog
verdere zaken te doen.
Inlandsche huiden: De laatste veiling in Parijs
bracht wéderom een beduidende hausse voor alle artikelen;
Noord-Amerika trad wederom als groote koopster op.
Ook hier wordt voor de hooge prijzen vlot verkocht, doch
er zijn geen noemenswaardige voorraden meer aan de markt.

‘t

566

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.

ii Juni

1919

Kalf s vel 1 en blijven gevraagd voor de laatste hooge
prijzen, doch de productie is gering en daardoor komen
geen afdöeningen tot stand.
LOO
i
5
to 11 en blijven veel attentie trekken voor het be-
zette gebied iii Duitschiand en voor Tsjecho Slowakije tot
hooge prijzen voor loco en normale prijten voor te leveren
waar.. Omzet in quebraeho vrij beduidend.
7 Juni 1919.

METALEN

Loco-Noteeriogen te Londen:

Data
Ijzer
Clev.
£vo.
0

K oper
,ianaara
Tin
Lood
Zink

*

10 Juni 1919..
nom.
80.1216
235.51- 22.51-
36.-/-

2

,,

1919..
nom.
79.1216
235.-1-
22.151-
35.10/-
10 Juni 1918..
oom.
110.-/- 331.-/-
30101
52.-1-
8Juni1917..
oom.
130.-/-
238.1216
30.101-

20Juli

1914..
51/4
61.-1-
145.151-
19.-/-
21.101-

VERKEERS WEZEN.

SCHEEP VAART.

GRAAN.

Data

Petto-
graa’
Londen!
Rdam

Odessa
Rotier-
dan,

Au. Kust
Ver. Staten
San Lorenzo
Rotte,.
Bristol
Rotte,.
Enge-
dom
Kanaal
Jam
land

2/7

Juni

1919



8/6′
2651-
2401-
3

26/31 Mei

1919

– –
8/62
2701-.
651-‘
3/8

Juni

1918



501-

2251-
4/9

Juni

1917

,,
7.-
401-
f5225
1451-
Juli

1914
lid.
7/3
1111’/4
1111’/4
121-
121-

KOLEN.

Data

Cardif
Oo,tk. Engeland

Bar-
deaux
Genua

Çj

La
I

Plato
I

Rotter.
dam
Gothen.
burg- Rieten

2/7 Juni 1919
54/_4
47/6
4716
521-
f
10
Kr. 45
26/31 Mei 1919
25/62

4716
4716
– 501′-
,,

10
,,

45.- 318 Juni 1918
691-
101/3 001-
120/-

,, 175.-
4/9 Juni 19117
691-
101/3
1501-
100/-

,, 180.-
Juli 1914
Ir. 7,-
71-
7/3
14/6

3/2
41-

DIVERSEN.
Bombag Birma
Vladivo.
Chili.

Data
West iVesi
stoc.k
I,Vest
Europa
Europa
West
Europa.
(d. w)
(rijst)
Europa
(salpeter)

2/7

Juni

1919 ……
200/-‘

-.
26/31 Mei

1919…..
-;
. 15/-_’
160/_2


.90/-‘

275/- 500/-

‘185/-
3/8

Juni

1918 …….
4/9

Juni

1917. ……
350/-
4501-

170/-
Juli

1914 …….
14/6
.
1613
,

25/-
.22/3

1)
Voor neutrale schepen.
5)
Voor Britsche schepen.
5)
Vrij.
4)
Voor neutrale,schepen onder geallieerde time charter.
Graan Petrograd per quarter van 490 16e. zwaar, Odesea per Unit,
Ver.
Staten
per guarter van 480 tSe. zwaar.’
Overige ssoteeringeiz per ton van 1015
E.G.

RIJN VAART.

Week van 2 tot 9 Juni 1919.

De vrachten bleven gedurende de laatste week op ‘het-
zelfde peil als de vorige week. Scheepsruimte werd grif in
daghuur opgenomen tegen 3
‘Is
tot 4 cents per dag per ton..
De meeste schepen werden aangenomen om in Antwerpen
te gaan laden of aldaar in ligdagen te gaan liggen. Boven-
dien werden ook verschillende schepen aangenomen ons in
Rotterdam voor opslagschepen te dienen. Ook werd een
enkel schip per last naar Duisburg bevracht en bedroeg de vracht daarvoor
f
2,- per last. Het sleeploon bedroeg,
evenals de vorige week, 80 cents boven het 50-cents-tarief.
Met de kolen-verschepingen in het .Ruhrgebied ging het
wederom iets beter, ofschoon deze nog.lang niet op normale
hoogte gekomen zijn. In de Ruhrhavens gaat het dan ook
nog niet vlot. ‘
De vrachten bedroegen van de Ruhrhavens ‘naar Mann-
heim Mk. 2,50 tot Mk. 3,- per ton, terwijl het sleeploon
met Mk. 4,25 tot Mk. 4,50 per ton werd genotéerd.
De waterstand was vallende; Cauber Pegel wees einde
der week Meter 2,49 aan.

INKLARINGEN.,

– NIEUWE WATERWEG.

Mei 1919 ‘
Mei 1918
Landen van
‘Aantal
schepen
N.R.T.

Aantal

schepen
N.R.T.
herkomst

Binnenl. havens
14
14.314
.

8
75
Groot-Brittannië
268
161.758
,.


25
30.072
Duitschland
25
26.226


Noorwegen

….

5
3.286
23
2.512
10
3.15
11
2.164
Denemarken
2
207.
1

.
83
Zweden ………

Finland
3
1.782
-.

België
8
5.422

Frankrijk
29
21.586,
2
216
Spanje
-1
527
Portugal

…….

.1

.
167
Rusland

1
1.951


Westkust Afrika
3
.

7.550

Zuidkust Afrika
2
8.612
– –
Achter-Indië
2
8.535
– –
Ned.

Oost-Indië’
3
10.980

Andere Aziat. h
‘3

,
14.233

Vereen. Staten
55
170.542
16


38.393
Midden-Amerika
.

1
3.354



Argent.,Uruguay
6
4.954
1
.

1.222

441
469.121
‘.

87
74.737
.

Totaal….

Periode 1 Jan.-
31 Mei

…..
1.914
1.756.362
421
354.040
1
)

Nat i on al i t ei t.-

Nederlandsche ..,
176
138.114
58
30073
Britsche ‘
174
191.640
12

4.449
,

19

,


9.740.

Noorsche
17
19.259
.6
14.185
,
Duitsche

…….

Belgische
1
481
10
23.444
Fransche

……,

3
. 416
1
1.986
Zweedsche
8
7.293


Deensche
.
…..

4
.5.768

Vereen Staten
32
83.097

Andere
7
13.313

441
469.121
87
74.737
Totaal … .

‘) 1913, 4.674 schepen met
5.552.511 N. R. T.

(Dirkzwager’s Scheepsagentuur.)

HARLINGEN.
*)

– Mei 1919 ‘ ,

Mei 1918
Landen van
herkomst

Aantal

N.R.T.

Aantal
N. 1LT.
schepen

.

schepen

Binneul. havens.

2

732
Groot-Brittannië

3

1.032

Totaal. – ..

5

1.764

Nationaliteit.

Nederlandsche .. ,

3

1.032
Britsehe

2

‘ 732

Totaal….

5

1.764

5)
Nieuwediep voor Harlingeo

VLISSÏNGEN.

Mei 1919

Aantal
1
N.R.T.
schepen

1

1

. 320
14

1

10.520
7

‘442

22

1
‘11.290

22 –

11.290

22

11.290

(B. Stofkoper & Co.)

Landen vah
herkomst

Binnen!, havens.
Groot-Brittannië
België ……..

Totaal

Nationaliteit.

Nederlandsche..

Totaal

(Jacs. Vellinga.)

Mei 1918

Aantal

N. R. T.
schepen

Auteur