Ga direct naar de content

Jrg. 4, editie 174

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 30 1919

30 APRIL 1910

AUTEURSRECHT
VOORBEHOUDEN

Economi
‘OschowStatistische

S

Berl”chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

4E JAARGANG

WOENSDAG 30 APRIL 1919

No. 174

INHOUD
131z.
Ds
INDUSTRIALISEERING VAN NEDERLANDSCI-I-INDIE IN HET
LICHT DER THEORETISCHE ECONOMIE
door
G. Gonggr4jp ..
421
Zwedens Rijksbank in
1918
……………………..
425
Zeeliedenongevallenverzekering door
A. van
der iViUigen
426
Economische toestand van Curaçao ………………..
427
AANTEEKENINCEN:
Aanvoeren, zwarte lijst en Duitsche oorsprong

……
429
Verbod van immigratie in de
V.
S……………..
430
Uit een Engeisch verslag over Suriname …………
430
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN

………………….
431
RECEERINGSMAATREGELEN OP HANDELSCEBIED

…………
431
MAANDCIJFERS:
Rijkspostspaarbank

…………………………
432
Postchèque

en

Girodienst

……………………
432
Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam

…………
432
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………

432-440
Geidkoersen.
Effectenbeurzen. Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.
Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretari8: Mr. G. W. J. Bruins.

WEEKBLAD ECONOMIBCH-2TATIBTI2CHE BERICHTEN

Secreiaria-Redacteur: G. E.
Huffnogel.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam.
Aan geLe ekende stukken:
Bijkantoor
Ruige Plaatweg
37.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Instituut. Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland
f
15,—. Buitenland en Koloniën f 17,-
per jaar. Losse nummers 30 cents.
Leden en donateurs van het Instituut
ontvangen
het
weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituut uitgaande

ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertentiën] 0,35 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en
advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatsc hap pij,
Rotterdam, 4msterdam, ‘s- Gravenhage.

28 APRIL
1919.

De afgeloopen week heeft geen verdere verruiming

van de gelcimarkt gébracht. Zooals te verwachten was,

daar de Mei-terniijn snel nadert, waren de koersen

integendeel alle weer vaster. De pro]ongatierente

liep op tot 4 pOt., slot 3% pOt. en particulier disconto

was weder moeilijker te plaatsen tot 4% pOL, terwijl

in het verder verloop der week meestal niet onder

4%
pOt. kon worden afgedaan. in gemeentepapier

ging buitengewoon weinig om; de rente van hetgeen

afgesloten werd, week niet veel af van het offic’ieele

promessen-disconto. * * *

In den weekstaat van de Nederlandsche Bank zijn

enkele zeer opmerkelijke veranderingen. In de eerste
plaats valt een groote vermeerdering op te meiken in

de buitenlandsche portefeuille, clie gedurende het

grootste gedeelte van den oorlog bijna onveranderlijk

op den weekstaat voorkwam met een bedrag van

ca. 8 millioen gulden. Dit bedrag is deze week plotse-

ling geklommen tot ruim 27 millioen. Daar echter

tegelijkertijd de ‘diveiso rekeningen, waaronder opge-

nomen wordt het tegoed. dat de bank in het buiten.

land onderhoudt, met bijna 25 millioen daalden, kan

men aannemen, dat zij een gecle]te van dit tegoed

omgezet heeft in wisselivorderingen. Een verder

opmerkelijke verandering is, dat hoewel de binnen

landsche wissels met ca. 334 millioen verminderden,

de beleeningen met bijna 20 milliocn toenamen. Ver-

der vermeerderden de voorschotten aan het Rijk met

ruim 4 millioen en verminderde de goucivoorraad

wederom, nu met en. 4 millioen.

Daar de rekening-courant-saldi van anderen weinig

veranderden, werd do biljettenomloop door een en

ander weder grooter en steeg met ruim 8% millioen.

0

*
*

De onderhandelingen te Parijs over financieele

regelingen met Duitschiand schijnen nog niet tot

eenig tastbaar resultaat te hebben geleid. Men niet

er blijkbaar nog altijd niet in van hoeveel belang het
voor de geallieerden zelf en voor de geheele overige

wereld is, dat de centrale rijken niet economisch

in elkander zakken en van hoeveel belang het is, dat

hun snel hulp wordt verleend: de ondergang van

Midden-Europa toch zou tot een catastrophe van

mondiale heteekenis leiden.

DE INDUSTRIALISEERING VAN NEDER-

LANDSCH..INDIË IN HET LICHT DER

THEORETISCHE ECONOMIE.

Het vraagstuk der industrialiseering van Neder-
landseh-Indië, in den zin van bevordering en ontwik-

keling der nijverheid, groote en kleine, is ongeveer
zoo oud als onze eeuw: van 1901 af hebben mannen
als Dr. Kuyper, Idenburg, Van Kol, Dr. Bos de nood-
zakelijkheid er van betoogd. Het kwam gewoonlijk ter
sprake in verband met de pogingen om de welvaart
der inlandsche bevolking te verhoogen. Des is begrij-
pelijk, dat bij de meesten het accent gewoonlijk werd
gelegd op bevordering der kleinnijverheid; immers,
bij de inlandsche bevolking was geen sprake van
groot-industrie. Steun aan het handwerk en de klein-
nijverheid had ook veel verleideljks; niet alleen be-hoefde daarbij geen 51)rake te zijn van een modern proletariaat, maai ook de gemaakte winsten zouden
in Indië blijven.

De pogingen in deze richting hebben, zooals ook

0
422

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 April 1919
II

buiten Indië het gôval is geweest, niet veel succes

gehad. En men zal goed doen hierbij ook voor den
vervol’ge niet vèel
te
risqueeren. Slechts waar sprake
is van kleinnijver.heid
in veiband met
de groot-

industrie, behoeft men niet pessimistisch te zijn.

Ook de groot-industrie heeft in Indië ‘haar histori-

shen kant. De suikercultuur leert, dat een bloeiende

groot-industrie nog volstrekt niet beteekent: meer wel-vaart, die ook door de groots massa der daarbij betrok-

ken bevolking als meer welvaart, als voordeel, wordt

gevoeld. De definitie van waarde, die
wijlen
Mr.
Tasman gaf, luidde, dat zij is de beteekenis, die wij

aan een goed hechten, omdat wij ons
bewust zijn
voor

de bevrediging onzer behoeften van de beschikking

over het goed afihankelijk te zijn. Zal de industriali-
seering van Indië op veiligen grondslag opgetrokken
worden, dan dient men van den aanvang .af er op uit

te zijn, de industrieën waardevol te maken voor de

bevolking, d.w.z., dat zij zich bewust is voor de bevre-

diging harer behoeften van den bloei dier industrieën
afhankelijk
te
zijn. De ware bedrijfszekerheid ligt in
‘de geziudheid van het volk, in de eerste plaats van de
arbeiders. Het groote vraagstuk van de bedrijfszeker-
heid voor de suikerindustrie zal dun opgelost
zijn,
als
men die industrie waardevol heeft gemaakt voor, in

het bewustzijn van, de bevolking. Men strve ‘hier-

naar door arbeiders en grondverhuurders zooveel
mogelijk en zoo
voelbaar
mogelijk
to interesseeron bij

de uitkomsten van het bedrijf.

et is begrijpelijk, dat het geringe succes der pogin-

gen tot bevordering der kleinnijverheid in en buiten

Indië eenerzijds en de bloeiende groot-industrieën

in en buiten Indië anderzijds, tengevolge hadden een
verlegging van het accent van bevordering der klein-
nijverheid naar bevordering der groot-iniustrie, ot
althans moderne fabrieksnijverheid. Dat komt tot

uiting in de benoeming der commissie tot ontwikke-

ling van de fabrieksnijverheid in 1915.
Maar, kan men vragen, staat de noodzakelijkheid
van meer fabrieken voor Indië wel vast? Moet de

uitkomst niet gezocht wonden in. emigratie naar de
buitengewesten, ontginning van woeste gronden op
Java, het scheppen van nieuwe Deli’sl

Zelfs, wanneer dit laatste zou gelukken, is fabrieks-
nijverheid noodig om Java tot meer welvaart te bren-
gen. Een nieuw Deli zou slechts werkgelegenheid
beteakenen voor een paar honderdduizend menschen,
minder, dan de jaarlijksehe bevolkingsaanwas voor
Java bedraagt! Wat betreft de ontginning van woeste
gronden op Java: de uiterste,
theoretische
grens van
bebouwing zou na ongeveer .30 jarén bereikt zijn. De
nog aanwezige woeste gronden zijn echter uiteraard
bf zeer slecht ôf ongunstig gelegen. De moeilijkheden,
waarvoor de Indische regeering tegenwoordig door het
voedselvraâgstuk geplaatst wordt, bewijzen op zich-
zelf reeds hoe weinig uitkomst de woeste gronden in
geval van nood bieden. Maar intensiever bebouwing
dan, is dat niet de voor de hand liggende oplossing?
Deze vraag brengt ons m.i. midden in het kern-
probleeun van Nederindsoh-Indische economische
politiek: de groote versnippering van het grondbezit
op Java, speciaal van het groote middenstuk van Java.

In Nederland heeft een klein boertje in de zand-
streken al gauw 5 H.A. De meeste boerderijen in
Groningen, Friesland en Noord-Holland zijn 20-50
H.A. groot. In 1905, bij de laatste volkstelling, bleek, dat in de gouvernementslanden van Java en Madoera
het grondbezit per bouwgrondbezitter was 0,9 H.A.,
per landbouwer 0,48 H.A. Pgingen, om de opbrengst
vad den inlandsohen landbouw te vergrooten door intensiever bewerking, zijn gewoonlijk mislukt en

zullen mislukken door
de armoede
der inlandsche
boeren, het gevolg van een
te
versnipperd grondbezit.
De economie leert, dat het inslaan van z.g. omwegen
der productie (anders gezegd: het gebruiken van meer
kapitaal) voordeelig is, maar dat men dan de middelen
moet ‘hebben om te wachten op een product, dat later

tot onze beschikking komt (anders gezegd: het meer-

dere kapitaal moet kunnen leenen en er rente van

betalen). De practijk leert, dat de Jaivaansche boer,

de keus hebbende tussohen ‘het planten van een laat-
rijpende soort rijst, die
f 100
kan opbrengen en vroeg-
rijpende padi, die
f
60 zal opbrengen, de vroegrijpende

zal planten, uit nood. De practijk leert, dat hij, hoewel
wetende, dat het inhuren van ploegvee een betere

grondbewerking, een hoogere opbrengst mogelijk

maakt, zulks zal nalaten – uit armoede. Hij heeft een
te dringende behoefte aan goederen, waarover hij

gauw, dadelijk kan beschikken; de rente, die hij zou

moeten betalen, is te hoog; het kapitaal; waarover de

inlandsche landbouw beschikt, is te sohaarsoh en daar-

door te duur. Een vergelijking van ‘het Nederlandsohe

landbouwcrediet en het Indische leert, dat het eerste uitstekende en het laatste zeer middelmatige, ja dik-

wijls slechte resultaten heeft gehad. Een onderzoek
naar de oorzaken leert, dat de
hoofdoorzaak
ligt in de
duurte van het Indische lancibouwerodiet, het gevolg
van de zeer kleine bedragen, die in Indië uitgeleend

moeten worden (de versnippering dus), ‘het gevolg

wederom van de versnippering van het grondbezit, de
armoede der landbouwers.

Industrialiseering van Nederlaudsch-Indië is rioo-dig, om Indië tot een welvarenden landbouwstaat te maken. Want landbouw zal, voor zoover we vooruit

kunnen zien, ‘hoofdmiddel van bestaan blijven. Daar

echter de hechtste economische grondslag van een
landbouwstaat geen andere kan zijn dan een redelijk-
welvarende landbouwersstand, trachte men de zich

ontwikkelende fabdeksnijverhci,d dienstbaar te maken
an een groot doel: een minder versnipperd grond-
bezit.

De industrialiseering van Indië is reeds aan den
gang. Zij zal werkgelegenheid verschaffen aan ‘het
steeds aangroeiend aantal niet-grondbezitters, en
kan
leiden tot het groote, hierboven genoemde doel. Kan,
want of ‘dit doel bereikt zal worden, is een vraag op
zichzelf, welke afzonderlijke behandeling vereisoht.

Gaan wij thans na, welk licht de theoretische

economie kan werpen op het vraagstuk der industria-
liseering van Nederlandsch-Indië. Het loont de
moeite, hierbij wat langer stil te staan, omdat men

hierover niets vindt bij de schrijvers over ons onder-
werp. Theoretische economie is schadelijk, als zij den
geest tot doctrinainisme verstijft en blind maakt voor
de werkelijkheid; nuttig, als zij den geest voor do
werkelijkheid opent.

De economische vraagstukken blijken in hun diepste
wezen psychische vraagstukken te zijn. Dit moet zoo
zijn, omdat in het Centrum der economie staat de
behoeftenibevrediging van den maatschappelijken
mensoh: waar sprake is van bevredigiug, is men aan-
geland in de sfeer van het psychische. Goederen en
diensten blijken voor den mensch waarde te hebben,
omdat hij zich bewust is voor de bevredigin.g zijnei

behoeften van de beschikking over die goederen en diensten afhankelijk te zijn. Waarde en behoeftebe-
vredi’gin’g blijken dus innig samen te hangen; waarde
is iets psychisch.

Waarvoor is het noodi.g, ‘deze theoretische beschou-
wingeij te houden? Omdat deze psychisch-theoretische
kant van ons onderwerp. van het grootste belang is.
Want als het waar is, dat de industrialiseering van
Nederlandsch-Indië een economisch vraagstuk is –
en dat zal wel niemand ontkennen – dan is het in
wezen een vraagstuk van grootere behoeftebevredi-
ging door industrialiseering. In wezen dus geen vraag-
stuk, hoe het geldloon der bezitloozen, ôf hoe het
inkomen der gemeenschap,
te
vergrooten, maar een

vraagstuk van behoeftebevrediging en dan met een
behoorlijken nadruk op bevrediging. De vraag is niet,
hoe de aangroeiende millioenen, die misschien geen
land zullen vinden om te bebouwen, door industriali-
seering aan een hooger loon te helpen, maar hoe ze
met een hooger loon te bevrédigen?

30 April
1919

ECONOMISCH-STATISTISCHEBERICHTEN

423

Een enkel voorbeeld om aan te toonen, dat juist de
practische staatsman met dezen psychischen kant der

economische verschijnselen zal rekening houden. Wan-
neer een Nederlandseh staatsman ons volk van voedsel

zal moeten voorzien en hij heeft de keus tusschen:
ôf 10 millioen K.G. aardappelen (8 ct. per K.G.), U

10 millioen K.G. rijst (28 et. per K.G., grootere voe-
dingswaarde!) – dan zal hij zeker de aardappelen

kiezen, die een minderen prijs en een mindere voe-

dingswaarde hebben, wetende, dat zonder die aardap-

pelen en met rijst oproer zou dreigen, omdat aardap-

pelen voor de groote massa van dns volk een grootere

gebruikswaarde hebben, een grootere tmacht tot be-

hoeftebevrediging. Ook de industrialiseering van

Indië heeft dergelijke kanten.

Bij dit vraagstuk mag ook een stukje theoretische
economie uit het hoofdstuk over den internationalen

handel in gedachten worden gehouden. Het is de

stelling, dat ruil tusscheu twee landen voordeeli,g kan
zijn, zoodra er verschil is in de
betrekkelijke
voort-

brengingsmoeite van verschillende goederen. In het
algemeen zal elk land economisch handelen, door zich

te concentreeren op de productie van die goederen,

waarvoor de productiekosten relatief het laagst zijn;
m.a.w. elk land procluceere bij voorkeur die goederen,
waarvoor zijn voorsprong het grootst, of zijn achter-

stand het kleinst is. Het is een beginsel, dat ook in
het dagelijksch leven in toepassing wordt gebracht:
iedereen, houdt zich in den regel bezig met dien pro-
ductiaven arbeid, waarvoor ihij de meeste vaardigheid
heeft verworven en ruilt de opbiengst van dien arbeid
met andere benoodigdheden, waaraan hij veel meer
voortbren:gingsmoeite zou moeten besteden, als hij ze

zelf zou moeten produceeren. De theorie behoeft hier

niet uitvoerig toegelicht te worden; ze spreekt in haar.
eenvoudig beginsel voor zioh. De lezing van de ge-
schriften, die over de industrialiseering van Indië

verschenen zijn, doen de vraag rijzen, of de verschil-lende auteurs wel voldoende met dit beginsel hebben
rekening gehouden. Het ‘is alsof sommigen van hen de
meenin’g zijn toegedaan, dat het ‘belang van Indië zou
eischen aldaar elk artikel zelf te produceeren, dat de
concurrentie met het buitenlandsoh fabrikaat maas
ôven zou kunnen doorstaan. De oorzaak van deze
neiging tot de autarkie is natuurlijk te zoeken in het

feit, dat de’leuae industrialiseering van Indië in haar
tegenwoordig stadium is ontstaan in oorlogstijd, toen
het ruilverkeer met het buitenland groote belemme-
ringen ondervond. In de werkelijkheid zal de rente, die de kapitaaibezitters eischen in verband met den
rentevoet op de wereldgeldmarkt, ten slotte beslissen
over de vraag, of de rentabiliteit eener bepaalde onder-
nenhing voldoende groot is om haar bestaan te recht-
vaardigen. Voordat echter dat ,,ten slotte” beslisend
is gebleken, kan veel kapitaal verloren gegaan zijn,
indien dc nieuwe ondernemers, door leuzen of sLem
mingen verleid, hun berekeningen niet met de noodig
nuchterheid opmaken.

Laat ons thans oivrgaan tot een ander punt en de
vraag stellen, of ‘het, zoo theoretisch en in het alge-
meen genomen, geoorloofd geacht moet worden, voor
Indië
hooge invoerrechten
te heffen ter bescherming van nieuwe industrieën. Het terrein der theoretische economie wordt hier dus reeds min of meer ‘verwis-
seld voor dat der economische politiek. Tegen hooge
invoerrechten voor Indië zijn m.i. de volgende be’zwa-
ien aan te voeren:
1
0
. Het algemeene ontwikkelingspeil der bevol-
king van Ned.-Indië is nog zeer laag, ‘haar critische

zin weinig gescherpt. Zij ziet kleine onmiddellijke
voordeelen te groot, groote indirecte nadeelen te klein.
De kans is ‘dus groot, dat tegen het nadeel van hooge
prijzen, het onvermijdelijk gevolg ‘van protectie, te
weinig protest van de groote massa der bevolking
zou gehoord worden. Japan is in dit opzicht een
waarschuwend voorbeeld.

2
0
. Indië’s inkomsten zijn gering in verhouding tot

het bovolkinigscijfer. Groote uitgaven voor allerlei

sociale maatregelen nijn noodig; nog grootere zal de
toekomst eischen. Een regeering, die eenmaal het

hellendo vlak van protectie betreedt, kan daarop
moeilijk rechtsomkeert maken. Het is waarschijnlijk,

dat de Indische regeering ‘in dit opzicht bij uitstek

zwak zou blijken.

3
0
. Indië’s zwakke positie tegenover een buiten-

landsohen vijand maakt, dat het heffen van hooge

invoerrechten gevaarlijk kan worden; zoolang de

volkenbond nog niet op een hechten rechtsgrond is

gevestigd, is het zaak alles te vermijden, wat machtige
groepen van buitenlandsche industrieelen en finan-

ciers zou kunnen prikkelen.
40
Op het oogen’blik is Indië een exportland en
oorloo’pig zal dit wel zoo blijven, daar bijna al het in
Indië belegde kapitaal, geschat op IY2 milliard,

buitenlandsch kapitaal is en het excedent-uitvoei

van ongeveer 150 millioen ‘s jaars te beschouwen is
als de rente + ondernemerswinst wan gemiddeld 10
pOt., die van het kapitaal gemaakt worden. Dit

geprononceerde karakter van uitvoerland heeft ten-

gevolge, dat de schepen, uit Indië komende, volgeladen

zijn, de schepen naar Indië echter dikwijls in ballast
varen, een minder gewenschte toestand. Hooge invoer-
rechten zouden den reeds kleinen invoer nog meer

doen verminderen, het evenwicht nog meer verstoren,
het verkeer over zee niet bevorderen, den handel be-
lemmeren. In het algemeen werkt elke belemmering
van den invoer pok belemmerend op den uitvoer en

omgekeerd.

51
. Dat hooge invoerrechten speciaal in Indië

ontoelaatbaar zijn met het og op de armoede van de
groote massa der bevolking, wier behoeften juist toe-
nemende zijn, behoeft
nauwelijks
gezegd te worden.
Invoerrechten op katoentjes b.v., ter bescherming
eener in het leven te roepen katoenindustrie, zou mi.
een buitengewoon gevaarlijke maatregel zijn.

6
1
. De laatste reden, waarom ik protectionistische

maatregelen verwerpelijk zou achten voor Indië, is
misschien wel de voornaamste. Als een der krachtig-
ste argumenten van de voorstanders van protectie
vindt men gewoonlijk ‘dit, dat hooge invoerrechten op
fabriekswaren dikwijls onontbeerlijk zijn ter bescher-
ming eener opkomende, nog iwakke nijverheid. En

men wijst dan
bij
voorkeur op een land als Duitsch-

land. Nu bewijzen, terloops gezegd, dergelijke voor-
beelden niet veel, omdat men niet weet hoe zoo’n land zich wel ontwikkeld zou hebben als het vrjhandel had
toegepast. Maar in Indië zou ik het zeer bedenkelijk
achten, indien het protectionisme ter bescherming van
nieuwe industrieën ingang zou vinden, omdat, voor-

eerst, Indië het klassieke land van dilettantisme is
op ‘t gebied van proefnemingen. Door het lage alge-meene ontwikkelingspeil is iemand, die iets van een
zaak afweet, daar al gauw een heele Piet. Men ziet

in Indië soms bioscopen en ijsfabriekjes opzetten doos
menschen met zoo’n volslagen gebrek aan technische
kennis, dat de zaak bij ‘t minste defect stilstaat als een keisteen. Het is volstrekt niet ondenkbaar, dat
men, als de leuze ,,industrialiseering van Indië” pakt,
allerlei fabriekjes uit den ‘grond zou zien verrijzen,
die niet levensvatbaar zouden blijken. Japan is ook in
dit opzicht een waarschuwend voorbeeld. Het is ven-
schelijk, dat de concurrentie van buiten de onderne-
mers dwingt, de zaken op breeden, solieden grondslag
op te zetten, na nauwgezette berekeningen en niet
zonder grondig vooronderzoek. Maar ook met het oog
op de Indische indolentie, die geen phrase is, maar
een nadeelige factor, veroorzaakt door het klimaat
(een factor, die op het eene ras meer, op het andere
minder inwerkt) acht ik het wenschelijk, dat het den
nieuwen industrieën niet te gemakkelijk worde ge-
maakt door •hooge beschermende rechten. De prikkel
der volle concurrentie kan vooral’ daar niet gemist
worden.

Toch zou ik, ondanks al deze bezwaren tegen pro-

424

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERÏCHTEN

30 April 1919

tectie, vrijheid willen laten- om in enkele, bpaaid
urgente gevallen .protectie toe te passen. De mensc3a

kan de eindeloos gevariëerde werkelijkheid nooit bij

voorbaat overzien.

Overgaande tot een ander hoofdstuk uit de theore-‘

tiscjhe economie, zou men de vraag kunnen stellen, of
,

de wetten der
afnc’nrende opbrengsten in iden land-

bouw
en der
toenemende opbrengsten in de industrie,

ons eenig voorloopig inzicht kunnen geven in het
vraagstuk, dat ons bezighoudt. Op het eerste gezicht

zeker wel. Immers de wet der afnemeude opbrengsten

zegt, dat in het algemeen en op den duur, de op-

brengsten in den landbouw wel stijgen, wanneer men

steeçls meer arbeid en kapitaal aan de bewerking van

den grond tea koste legt, maar dat de stijging dier

opbrengsten de neiging heeft steeds verder achter te

blijven bij de ver.meerdereade hoeveelheden aribeid en

kapitaal. In de industrie echter, aldus de tweede -wet,
hebben de opbiengsten, door toepassing van -aribeids-

verdeeling en organisatie, een neiging tot sterkere

stijging dan de bestede hoeveelheden arbeid en kapi-
taal. Moet ‘de industrie echter werken met landbouw

voorthrengselen als groiidstoffen, dan begint de wet

der afnemende opbrengsten te spelen door die der

‘toenemende opbrengsten heen, als een donkere inslag

‘door een lichte schering en men krijgt een neutraal,

grijs weefsel: de opibrengsten zullen de neiging ver-
toonen constant te worden. Het is duidelijk, dat deze
theorie een -‘voorloopige, tjheoretisdhe gezinciheid tot.

industrialiseering zal opwekken.

Bij nadere beschouwing blijkt de wet der’ afne-,
meride opbrengsten een regel, waarmede in de werke-

lijkheid valt rekening to houden, o.a. omda’t de land-

bouwer, althans ‘de kleine lancibouwer, niet alleen
werkt voor •een opbrengst in geld (waarvoor de wet
niet geldt), maar ok voor een opbrengst in natura

(de productiviteit) voor zijn eigen gebruik. In de

industrie echter laat men zich geheel en al leiden niet
door, de producti’viteit, maar door het rentabil.ite.its-
principe, het ‘grootste verschil tusschcn kosten en op-

brengst in geld voor den in’diidueelen ondernemer.
En ,deze rentabiliteit is voor dê moderne industrie,
die meer en meer onder den invloed van het bank-

iezen is gekomen, in de werkelijkheid zoozeer afhan-

kelijk van tal vau factoren – geld- en bankfaatoren,
beursstemmingen, politieke factoren – dat men m.i.
aan de wet der toenemende opbrengsten in de
industrie niet veel heeft ter verheldering van ons
inzicht. De staatsman, die het oog gericht ‘dient te

houden op de werkelijkheid, mag, geloof ik, die wet

der toenemende opbrengsten wel onopeizgeslagen laten in’de leeriboeken der economie.- En wat den industrieel
en financier betreft, zij zullen natuuriijk ‘de vraag, of
het opr2etten van nieuwe industrieën gewaagd kan’

worden, uitsluitend beantwoorden aan de hand van
onderzoekingen en cijfers over, grolidstof fen, werk-

krachten, transportkosten, markten en.’de conjunctuur
in de benk-, beurs- en politieke wereld. Maar ook de
andere wet, die der afnemende opbrengsten, in den
landbouw, doet ons alleen er op verdtcht zijn, dat elk

quantuan arbeid en kapitaal méér, dat aan’ den mdi-
sohen landbouw besteed wordt, een steeds •afnemende
opbrengst méér zal opleveren. Hoe ‘het echter met -deh
voornaamsten tak van ‘landbouw, de rijstcultuur, in
dit opzicht staat; of men ‘daarbij ver of dicht bij de, economische grenzen der productiviteit is, valt nog
niet met zekerheid te zeggen. Men kan alleen zeggen,
dat de proefnemingen op dit terrein optimisme recht-

vaardigen. De. technische
mogelijkheden
zijn groot;
h,et bezwaar ligt in een economische moeilijkheid: de
armoede van den landbouwer.
Maar er ,is meer wat hier een juist theoretisch
inzicht bemoeilijkt. Marshall, die de wet der toene-
mende, opbrengsten uitvoerig fundeert, ziet de pro-
ductie, voor zoover afhankelijk van den factor,
‘natuur, onderworpen aan, de wet der afnemende opbrengsten;’
de productie, voor zoover aflhanikelij’k van – dén factor

arbeid, door toepassing van arbei’dsverdeelin. en

organisatie, Qnderworpen aan de wet der toenemende
op

bren’gsten. : Von Böhm-Bawerk echter ziet in de ge-
heele productie: snelle toeneming, vooral in den aan-

‘alig, door gebruik van kapitaal, door ‘t inslaan van

omwegen der productie; maar, ‘bij’t inslaan van steeds

grooter omwegen der productie wordt de productie
groQter in steeds afnemende mate. Hij ziet dus geen

wezenlijk verschil tusschen landib6uw- en industrieele

productie. Mocht de kijk op de productie van Böhm-

Bawerk de, juiste zijn – waarover’ ik ‘-me natuurlijk

geen oordeel kan aanmatigen – dan zou de theorie

ons op dit punt neutraal tegenover industriaiiseerin,g
laten stean.

Een hoofdstuk uit de theoretische economie,- dat

voor ons onderwerp van meer, ja van het grootste

belang is, is de invloed van den bevolkingsaanwas en

de ontwikkeling der nijverheid op grondrente
j
winst en

bonen’, dus op de drie groote economisdhe groepen Van

grondeigenaars, kapitalistische ondernemers en arbei-
ders. Men vindt het’ ondrsverp uitvoerig behandeld’
in Mr. Qppenheim’s vertaling van Mili’s Staathuis-

houdkunde op bis. 206 en vv. van het
110
deel (blz.

710 der laatste En.gelsohe uitgave). Miii onderscheidt

vijf gevallen, t.w.: V. bevolking toenemende, -kapitaal

stationnair; 2°. kapitaal aangroeiende, bevolking

tnveranderd; 3°. bevolking en kapitaal
gelijkelijk
toe-

nemende, maar de productie-techniek stationnair; 4°.

de productie-techniek -vooruitgaande, kapitaal en be-

volking stationnair;
50•
al de drie elementen vooruit-

gaande. –

Voor Indië komen als theoretische mog’eljkbieden

alleen de gevallen 1, 3 en 5 in aanmerking. En daar
mt toeneming van kapitaal voor de naaste toe-
komst waarschijnlijk ook nog vooruitgaande productie-

techniek ,ztl -gepaard gaan
d
zullen we, mede – om der

kortheid wille, alleen even nagaan wat Mill’s theore-
tische beschouwingen ons loeren voor het le en 5e

geval. –

De bevolking toenemende, -het kapitaal ,stationnah-.

Dit -geval is zeker denkbaar. Het ‘zon beteekenen, dat
het’ kapitaal, b.v.’ wegens de ongunstige politieke toe-
standen in Indië, afkeerig zou zijn van verdere beleg-
ging: geen nieuwe bndernemingen. De in ‘t algemeen

geldende theoretische gevolgen zouden zijn: daling van,
de bonen; grootere ivinsten voor .dë kapitaalbenit-
ters; grootere vi’aag naar voedsel; gronden van
slechtere hoedanigheid worden in gebruik genomen;
‘de ruilwaarde -der landbeuwproducten moet stijgen;

de grondrente (pachtwaarde) zal stijgen.
Laat ons nu ev’en nagaan, wat deze theoretische ge-
volgen zouden beteekenn’ voor ‘de Indische practijk.

Daartoe houde men een paar typische trekken der

Indisphe sociale werkelijkheid voor oogen. Deze z1jn
het enorm versnipperde grondbezit en de armoede

der eigen’erfde boeren op Java. Voorts het parasitisme
in den inlandsohen landbouw: de .bouwgrond’bezitters
gaan er te gauw toe over te parasiteeren op de maar
al te oed.koope werkkracht van de niet-gron.dbezittera

en omgekeerd parasiteeren deze laatsten te veel op
den grond der boeren. Ook in dé wijze, waarop de
landbouw uitgeoefend wo-dt, in planten- en oogsten
en de belooningen vodr die werkaaa-mheden, heersch-b

veel parasitiame Bij de grondrente moet opgemerkt
worden, dat de Indische werkelijkheid hier een ver-
schijnsel doet zien, dat op ‘t-‘eerste gezicht met de
economische theorie vierkant in strijd
is.
De theorie
leert, dat – de pachtwaardé de néiging ‘heeft zoo hoog
te stijgen, dat h,et inhuren van den – gron-d nog net
even voordeelig is voor den huurder. In Indië ziet

men, in de suikercultuur, dat de inlandsche grond-
eigenaars de p’acht (daar
.
grondihuur ‘genoemd) n i e t

oo hoog’ opdrjven, dat het, inhuren nog net even

voordeelig is voor dé suikerfabrikanten, doch dat ze geneigd zijn tot – verhuren over te gaan, zoodra- dit’ voordeeliger ,voor hen wordt dan het zelf bewerken
van hun grond. Dit wordt vetklaard, – door-dat de con-

30 April
1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

425

currentie niet plaats heeft onder de huurders, maar
veelal juist onder de verhuurders, de inlandache

boeren; maar ‘vooral wordt het verklaard door de
armoede der inlandscho grondeigenaars: zij hebben

een zoo dringende behoefte aan tegenwoordige ‘goede-
ren, dat de ‘fa;brikant door middel van het voorschot-

systeem in den regel voor lage prijzen den grond kan

inhuren. Deze armoede is ook de voornaamste reden,

dat de voordeelen van gestegen prijzen der landbouw-

voortbrengselen bijna uitsluitend in handen dci

(Oliineesche) handelaars ‘vallen.

Wat zullen nu de gevolgen zijn van het eerste geval:

‘bevolking toenemend, kapitaal stationnair? Hier moet

onderscheiden worden tussohen twee gi-oote mogelijk-
lieden, die in zekeren zin uitersten zijn. De eerste ïs

deze, dat het gezag de bestaande orde handhaaft.
In

dit geval zullen: de (reëelo) loonen dalen; cle levens-
middelen duurder worden; de winsten van de weinige
kapitaalbezitters en de iniheemsche woekeraar.s stij-

gen; het parasitisme in den ‘inlandschen landbouw
zal toenemen, totdat liet ondraaglijk wordt en aanlei-

ding geeft tot emigratie en het in gebruik nemén van

slechtere gronden. Van stijgende grondrente zal de

inlandsahe boer, door
zijn
armoede, in de practijk niet

veel profiteeren. De regeering zou op groote schaal
hulp moeten verschaffen en gedwongen worden de

emigratie naar de buitengewesten zelf ter hand te
nemen mat enorme kosten en groot risico. De bevol-
king zou haar neiging tot ontwikkeling fvan meer be-hoeften niet kunnen ‘volgen. De groote klassentegen-

stellingen, nog verscherpt door tegenstellingen van

ras en godsdienst, zouden de ontevredenheid doen’ toè-
nemen en een prachtigen bodem opleveren voor

revolutionnaire propaganda. Laat ons, met het oog
laarop, ‘de waarschijnlijke gevolgen aangeven van de
tweede groote mogelijkheid:
dat gezag en orde niet

gehandhaafd worden.

Wij kunnen dit geval niet in bizonderheden uitwer-
ken. Trouwens, ieder kan, met de
rijke
Europeesche

er.vring der laatste jaren ‘voor oogen, zelf de conse-
quenties van deze mogelijkheid nagaan. Alen kan ze samenvatten in één woord,: rampzalig. Alleen wil ik
even stipuleeren, dat de .gewelddadige vernietiging
van ons gezag en ‘van het, Westersch-eoonomisohe
régime (het uiterste ‘geval dus) met zich zou brengen
de desor’ganisatie van het geldwezen en het moderne
verkeerswezen en f en gevolge zou hebben: thet ophou-

den van den invoer van katoentjes en gezouten viso,h
(om slechts twee artikelen van da’geljksch gebruik
voor de inlandsche bevolking te noemen), hon.gersnoo-
den en epidemieën.

Maar, zal men’ misschien vragen, is tussc1h.en deze
twee uitersten geen tusschenweg mogelijk, die voor
Indië de beste is? Zou het, van In’diseh-nationalistisch
standpunt gezien, geen, overweging verdienen, b.v.
door een staatsgreep, het buitenlandsoli kapitaal of
een groot gedeelte daarvan in het bezit der Indische
gemeenschap te brengen en op die wijze de drainage
van zooveel millioenen ‘s jaars te doen ophouden?

Aangenomen voor een oogenblik de onmogelijkheid,
dat zoo’n staatsgreep zou kunnen gelukken, zonder
strijd en nadeel voor Indië, dan moet het antwoord

luiden: elke politiek, die de kapitalisten af keerig zou
9naken van verdere kapitaa.lbelegging in Indië, moet

veroordeeld word’en als lcortzichtig en schadelijk voor
(lat land, omdat het
behoefte
heeft aan nog veel meer
kapitaal dan er reeds is. En wat die drainage betreft,
daarbij doet zich dit merkwaardig verschijnsel vooi,
dat landen als Duitsoh”land en Japan blij waren als
ze buitenlandsch kapitaal konden ‘leenen voor !t grond-
vesten en uitbreiden van hun industrieën, terwijl de

klacht over drainage in Nederlandsch en Britsoh-
Indië’tot vervelens toe van de nationalisten wordt
gehoord. Het eenige wezenlijke verschil tusscdien
Neder]an’dscih-Indië en ]anden als Duitschland ea
Japan, dat ik kan zien, is datde ondernemerswinsten
in onze Oost meestal in de zakken van niet-Indiërs

komen, terwijl ze- in Duitsahiand en Japan in natio-

nale handen kwamen. Welnu, het ligt aan de Indiërs
zelf, hierin verandering te brengen.

Het andere ‘geval., dat Mili stelt, is waarschijulijker:

vooruitgang van de bevolking, van -het kapitaal en de
productie-techniek, zoowel in landbouw als industrie.

Ik zal -mijn lezers de uitwerking ‘van dit geval sparen.

Mill vat zijn uitvoerige beschouwing er over aldus

samen: ,,Er is een groote gezamenlijke productie, eene
grootere opbrengst, die onder de arbeiders wordt ver-

deeld en eene grootere ‘bruto-winst, maar aangezien do

bonen onder eene grootere bevolking verdeeld wor-
den en ‘de winst over een grooter kapitaal zich ver-

spreidt, is geen arbeider er beter aan toe en verkrijgt
ook geen kapitalist van hetzelfde bedrag aan kapitaal
een ruimer inkomen.” Het is onnoodig, ook voor dit
geval na te gaan, wat de Indische werkelijkheid te

zien ‘zou geven, omdat hier werkelijkheid en theorie,

althans ‘bij handhaving der tegenwoordige maatschap
pelijke orde, elkander waarschijnlijk Vrij nauwkeurig
zullen dekken. Houden wij slechts in ‘t oog, dat het

theoretisch .de grondeigenaars zijn, die ten slotte, als

bezitters van den niet voor willekeurige uitbreiding
vatbaren grond, bij handhaving der vrije concurrentie

de grootste voordeelen oogsten. Men zal dadelijk
voelen, ‘dat ‘het daarom van het grootste belang is, .dat
het’ parasitis’me en dë te groote versnippering in den
inlandschen landbouw op Java krachtig bestreden
worden. Dan alleen wordt mogelijk de vorming eener

klasse van uigenerfde landbouwers, die niet aan den

rand van gebrek leven en tot eenige welvaart kunnen
komen, de hechtate steun van elken landbouwstaat.

Ons onderwerp heft natuurlijk nog tal van andere, zeer belang rijke kanten. Ik noem b.v. ondernemers,
kapitaal, de financiering der industrie, modelfabrie-
ken, grondstoffen, kolen enz. Een gewiahtig onder-
werp is dat der arbeiders en dan vooral -de psychische
kant v.an he.t probleem. Als men, de groote schaduw-

zijden van den arbeid in fabrieken in gedachten hou-
dend, denkt aan de innige wergenoegdheid, waarmee
ook de inlandsohe boer naar zijn rijpend padirveld kan

kijken of zijn handen langs de rijpe halmen laat
glijden, zal men erkennen, dat het heel gelukkig zal
zijn,
tij
als Indië nog langen, langen d landbouw]and
kan blijven. Met .dezen psychischen kant rekening te
houden, is allerminst sentimentalitait. maar eenvou-
dige, nuchtere staatsmannwijsheid.

Actueel is ook de politieke kant van ons onderwerp.
Helaas, zéér actueel!’ Het staat te vreezen, .dat het
besproken -geval ,,bevolking toenemend, kapitaal
stationnair”, voor de naaste toekomst wel eens werke-
lijkheid zdu kunden worden. Zelfs is het lang niet
ondenkbaar, ‘dat sommige leiders er in zullen slager, den haat tegen het kapitalisme zoo fel aan te wakke-
ren, dat, uit blinden, echt blinden haat tegen het
kapitalisme, het kapitaal zelf stukgeslagen wordt.. i)e
gevolgen daarvan zouden rampzalig voor Indië zijn,

want het land heeft behoefte niet aan minder, doch
aan veel meer kapitaal!
1)

G. GoNRIJp.

ZWEDENS RIJKSBANK IN 1918.

Het jaarverslag van Zwedens Rijkshan-k over 1918,

smakelijk uitgevoerd als altijd, maar in een iets
grootcr formaat, vangt uiteraard aan met ‘een ver-
melding van het zoo lang verbeide einde der rvijande-
lijkheden en de daarmede samenhangende vergemark-
kelijking van ‘den toevoer.

De toestand van dc binnenlandscihe geldmarkt
heeft de Rijksbank in het afgeloopen jaar aanleidin.g
gegeven tot het nemen van verschillende maati-ege-
ldn, censdeels tot beperking van de credietwerleeniag
door de banken in het algemeen, andei’deels ter

1)
De
belangstellende lezer
zal
een uitvoeriger studie over
dit onderwerp kunnen vinden in liet e.k. Juni-nummer van
het Koloniaal Tijdschrift. –

426

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 April 1919

controleering van het beroep op de kapitaalmarkt
door vennootschappen.

Een aanzienlijk bedrag aan obligatieleeningen vond

in 1918 plaatsing en wel voor 73 millioen Kronen

aan gemeenteleeningen en pancibrjeven, vooi 79 mii-
lioen aan obligaties in nijver’heids- en verkeersonder.
nemingen en voor 37 millioen aan sc,huldbrieven •van

de Krooncredietmaatschappij. Daarenboven vermeer-

derde het Rijksschuldk.antoor zijn vaste schuld met

88 mil’l.ioen Kronen en de vlottende schuld met 419
niillioen Kronen.

Zelfs het jaar 1918 heeft een aanzienlijk export-

overschot gegeven, waardoor de vorderingen op het
buitnland zeer zijn vermeerderd. Voor pl.m. 20 mii-

lioen Kronen werden Zweedsche obligaties uit het buitenland teruggekocht, waardoor het bedrag van
dien terugkoop sedert het begin van den oorlog tot

pl.m. 355 millioen Kronen is gestegen.

De in den aanvang des jaa1s geldende liscontokoers

van 7 pOt. werd voor korten tijd (1 Februari-21

Maart) tot 6Y pOt. teruggebracht, maar kwam

daarna weder op het oude :peil. Deze koers is, bij

andere landen vergeleken, vrij hoog te noemen. In

Noorwegen was de discontekoers gedurende het
gansche jaar 6 pOt., in Denemarken, Duitschiand en

Frankrijk 5 pOt., in Zwitserland 4Y pOt. en 5Y2 pOt.

en in Nederland
41/2
pOt.

Ten aanzien van het bedrijf der Rijkshanik kan

worden opgemerkt, dat de uiterlijke vergrooting van

het Verslag niet oneigenaar.dig samenvalt met de

stijging van het eindcijfer der balans tot boven het

milliard (1.051.581 tegen 860.008 in 1917). 1-let ver-

seMi van pim. 190 millioen Kronen wordt aan de

actieve
zijde
veroorzaakt door een v.ermeerderin.g van
den metaalvoorraad met 40 millioen (286 tegen 246),

van het k’asp.apier met 10 millioen. (35 tegen 25), van

het tegoed bij buitenlandsche bankiers met 26 mii-
lioen (45 tegen 19), van de binuenlandsche wissel-

portefeuille met 94 millioen (280 tegen 186), van de
voorschotten tegen . effecten met 59 millioen (180
tegen 121) en van de diverse rekeninen met 7 mil-

lioen (92 tegen 85); waartegenover dan staat een
vermindering van het effecten’bezit met 6 millioen

(59 tegen 65) en ‘van de buitenlandsohe wisselporte-

feuille met 40 millioen (70 tegen 110).

Aan de passieve zijde vinden wij een vermeerde-
ring van de papiercirculatie met 240 millioen
(813

tegen 573), van de bankmandaten met 3 millioen
(11 tegen 8), van de diverse rekeningen met 1 mil-
lioen (7 tegen 6) en van de nog niet weggetrokken
winst over vorige jaren met 7 miljoen (13 tegen 6),

tegenover een vermindering van de crediteuren in
rekening-courant met 57 millioen (191 tegen 134),

van het tegod van buitenlandsche bankiers met
ruim 1 miljoen (0,3 tegen 1,9) en van de winst over
het loopende jaar eveneens met 1 millioen (8 tegen 9):

De belangrijkite vermeerdering is die van de
papiercirculatie met 240 millioen Kronen. Vergelijkt
men dozen omloop met dien van v66r den oorlog

(30 Juni 1914), dan is hij met 574 millioen of

240 pOt. gestegen, terwijl het dekkingspercentage in
hetzçlfde tijdaverloop van 44 tot 35 pOt. is gedaald.

Het Verslag geeft ter vergelijking de cijfers betref-
fende enkele neutrale landen in dozen, t.w. die van
Noorwegen, Denemarken, Nederland en Zwitserland.
In al d’ie landen is de circulatie gedurende den
oorlog aanzienlijk gestegen, re.sp. met 251, 181, 249

en 242 pOt. Ook het dekkings’percenta’ge is er over
het algemeen, gedaald (Noorwegen van 35 tot 27,

Denemarken van 51 tot. 43, Zwitserland.vau
031
tot
42). Alleen in Nederland is het dekkingsperceutage
gestegen en wel van 52 tot 64 pOt. Mogen wij wellicht
in de mededeeiin.g hiervan een stille hulde zien aan

de politiek der Nederlandsohe Bank, die eenige
jaren geleden van Zweedsche zijde nog zoo fel werd
bestreden? F.

ZEELIEDENONGE VALLEN VERZEKERING.

De heer A. van der Willigen te Rotteudam schrijft:

Het is eene merkwaardigheid in onze sociale wet-
gevin.g, dat eene categorie van wer.knemers, ‘die uit

hoofde van het beroep bijzonder aan bedrijfsgevaar is

blootgesteld, slebts in beperkte mate aanspraak heeft

op schadeloosstelling wegens de gevolgen yan onge-

vallen. Des te eigenaardiger, omdat de billijkheid, den

zeeman recht op vergoeding toe te kennen bij verwon-
ding, ziekte en verminking, reeds door den wetgever

bij de samenstelling van het Wetboek van Koopbndel,

dus toen er van sociale wetgeving in het algemeen nog

geen sprake was, werd erkend en vastgelegd in art.

423. Te betreuren blijft het, dat de wetgever het

daarbij liet en behalve het recht o’p eene eerlijke bc-

grafenis, overlijden tengevolge van een ongeval niet

in de sohè.deloosstelling opnam, zoodat de nagelalen

betrekkingen geen aanspraak ‘kunnen doen geld
6fl, indien hun kostwinner in dienst van het schip is
omgekomen.

Bij totstandkming van de On’gevallenwet 1901 is
door de regeering eene afzonderlijke wet voor de zee-
lieden toegazegd en er ‘bestaan ook eenige ontwerpen,

die het echter nooit tot wet heb’ben kunnen brengen.
Nu zij hierbij terstond opgemerkt, dat eene voorzie-

ning in den geest van de Ongovallenwet 1901, ‘in
welke wet .tot in ‘het minutieuze toe alles
bij
voor-
schrift geregeld wordt, voor het zeesciheepvaartbedrijf

technisch bijzondere moeilijkheden oplevert. Maar,

dat er 15 jaar later alleen nog maar eene partiele

voorziening in verband ‘met de oorlogsomstandighe.

den zou zijn; is toch wel kras voor eene natie, die zich

zoo gaarne als eene ,,zeovarende” hoor.t betitelen.
Deze partieele voorziening, de ,,Oorlogszeeon’ge-
vallenwet 1915″, geeft den zeeman of zijnen nagelaten

betrekkingen aanspraak op schadeloosstelling, indien

hem een ongeval overkomt tengevolge van, zooals het
in de wet heet, of in verband met eene geheurteni,
welke een onmiddellijk gevolg is van den huidigen
oorlog. Ook indien er twijfel bestaat omtrent de oor-

zaak van het ongeval, ib.v. in.geval’ van tijdin.giooshoia,

hebben de nagelaten betrekkingen van’ de vermoede-
lijk omgekomen schepelingen aanspraak op vergoe-
ding.

Om nu voorloopig tot volledige voorziening te
komen, heeft de regeering, ook alweer omdat de
definitieve zeeliedenongewallenwet nog wel lang op
zich kan laten wachten Jiet laatste ontwerp is van

1912), een wetsontwerp ingediend, ‘strekkende om de

Oorlogszeeongevallenwet 1915 te wijzigen ‘en onder
de benaming Zeeongevalieruwet 191.9 van toepassing
te maken op bedrijfsongevallen in het algemeen.
Blijkbaar heeft spoed in deze voorgezeten. ‘Was de

Oorlogszeeongevallenwet 1915 een noodwet,’ de Zee-ongevallenwet 1919 is eene n.00dwet tot wijziging van
eene noodwet. Dat al deze nood de verwerking van de
stof niet ten goede is gekomen, spreekt vanzelf. Het
voorloopig verslag vestigt de aandacht op eenige punten, waarvan wel de vdornaamste zijn, dat, in
strijd met de beginselen onzer wettelijke ongevallen-

verzekering, de staat een gedeelte van de kosten vooi
de vissoherij zou dragen; dat de wet niet zou ‘gelden
voor de bemanning van schëpen, die v66r 19 Juli

1915 buitengaats zijn gebracht; dat de wet zonder
reciprociteitsbepaliing van toepassing is op vreemde

schepelinigen; .dat de gewone rechter en niet de raad
van beroep geschillen berecht; dat de vergoeding
voor verloren uitrusting te laag. is.

Bij deze bezwaren enensehen tot wijziging ver-
dient het volgende misschien nog overweging. Ten

aanzien van de niet ,in Nederland gevestigde onder-

neming wordt bepaald, dat de bemanning recht op
uitkeering heeft, indien het zeevaartuig in Neder-.
land wordt uitgerust en zijne bemanning voor ten
minste de helft uit ingezetenen van Nederland be-staat. Hoewel hieruit niet duidelijk blijkt, wanneer
de verzekering vervalt, is het
waarschijnlijk
de be-

30
April
1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

427

doeling, dat do bemanning geen recht meer op uit-

keer’ing terzake van een ongeval ‘heeft, indien de

helft niet meer uit ingezetenen van Nederland be-
staat. Waar het nu de molestongevallenverzekering

betrof, was het er vooral om te doen •de bemanning
tegen oorlogsongevallen te dekken door het gevaar-

lijke gebied heen. Do wetgever heeft dus de verze-

kering niet willen beperken tot de Nederlandsche
reederijen, doch er tevens voor gezorgd, dat de be-

manning op een vreemd schip, indien ‘deze allihaas

voor de helft uit Nederlanders bestond, tevens ver-

zekerd was op de vaart door het gevaarlijke gebied.

Waarschijnlijk was hier gedacht aan de vele sche-

pen, aan vreemde reederijen toebehooren’de, die hier
moesten uitvaren naar het laud waar de reederij

gevestigd was en dan waarschijnlijk bemand zouden

worden met Nedrlandso.he zeelieden. Nu het echter
de bedoeling is deze wet ook van toepassing te maken

op -bedrijf songevallen, is het percentage, dat de

Nederlanders uitmaken van ‘de bemanning, onge-
schikt als criterium voor de verzekering. Bij bedrijfs-

ongevallen in algemeenen zin gaat het ni. niet om
een zeker gevaarlijk gebied. In de meeste gevallen

zal het bedrijfsgevaar geduren.de de geheele reis vrij-
wel gelijk zijn. Gesteld nu, dat een vreemd schip
voor de helft met Nederlandsche ingezetenen wordt
bem?nd voor de reis naar Australië en terug; onder
,

weg moeten er eenige manschappen, wegens ziekte in
een haven worden achtergelaten, in wier plaats
vreemde zeelieden aangemonsterd worden; dan houdt
vanaf dat oogenblik de ongevallenve-rzekering op

voor de geheele bemanning, zoodat ook de overblij-
vende Nederlan.dsche zeelieden niet meer verzekerd
zijn gedurende de verdere reis.’ Van eene dergelijke
toevallige omstandigheid is het dus afhankelijk of
en hoelang de bemanning gedekt is tegen ongevallen.
Waar nu, zooals gezegd, het gevaar voor gewone -be-
drijfsongevallen vrijwel gedurende de geheele reis
gelijk is, zou ‘het toch zonderling zijn, indien de

bemanning slechts gedurende een gedeelte van de reis verzekerd was en deze verzekering plotseling
ophield, •doordat eenige leden van, de bemanning in
een haven moesten worden achtergelaten. Men kan
ook ‘vragen of de verzekering weder van kracht
wordt, indien de bemanning later weer met Neder-
landsche zeelieden zou worden aangevuld. Van een
dergelijke regeling valt in ieder geval te verwachten,
dat buitenlandsbhe reederijen er bezwaar tegen zullen
maken Nederlandsche zeelieden aan te monsteren,

hetgeen een ongewensoht gevolg zou zijn, temeer
waar er nog zooveel zeelieden werkloos rondloo-pen.
Aanbeveling zou het verdienen, ôf eene regeling te
treffen, dat alle zeelieden, dus ook die op vreemde
schepen varen, verzekerd zijn èf dat de wet, voorzoo-
ver het andere dan molestongevallen ‘betreft, beperkt
wordt tot zeelieden, in dienst van Nederlan’dsclae
rederjen.

Eene andere bepaling, die wellicht voor wijziging
in aanmerking komt, bevat art. 11. Krachtens dit
artikel vervalt alle aaïispraak op schadeloosstelling
krachtens burgerlijk recht, behoudens de aanspraak
op oppassing en genening, bedoeld in art. 423 W.
v. K. De verminkte schepeliug gaat hiermede in zoo-
verre achteruit, dat hij op het oogenblik nog ge-
rechtigd is tot schadeloosstelling op zoodanigen voet

en op zooda’nige wijze als de rechter ingeval van
verschil zal oordeelen te behooren, terwijl hij bij de
nieuwe wet hoo’gstens kan komen tôt eene rente van

70 pOt. van een bij de wet vastgesteld maximum
dagloon. Gaat zijn dagloon niet boven het maximum,
dan wordt de invaliditeitsrente, te oor-deelen naar het
vonnis van den kantonrechter te Amsterdam (W.

v. h. R. 10256), onder de nieuwe wet 30 pOt. minder
dan onder de bepaling van art. 423 W. v. K.

Deze verandering kan men van verschillende
zijden bezien. Het ‘is zeker ongewoon, dat de werk-

nemer bij eene gewijzigde sociale wetgeving te zijnen

behoeve, achteruit-gaat. Anderzijds is de rente voor

den se.hepeling op de binnenvaart ook hoogstens
70 pOt. en ‘het is de vraag of het gemotiveerd is den
invali’den zeeman op 100 pOt. recht te geven, nu hij

in de ongevallen.verzekering wordt opgenomen. Zijne

nagelaten betrekkingen bleven vroeger oniverzorgd
achter en volgens de nieuwe regeling komen weduwe,

kinderen, ouders, grootouders en schoonouders onder

omstandigheden in aanmerking voor levenslange

renteuitkeer-ing. In het geheel gaat dus de sociale

positie van de familie ‘van den zeeman met de nieuwe

wet er zeer op vooruit en dat is toch bij de vermin-
dering in de ‘in.validiteitsrente wel in aanmerking te
nemen.

Dergelijke overwegingen gelden echter niet voor
de schepelingen uit de hoogere rangen, idie meer dan
het maximum dagloon verdienen. Er bestaat geen

enkele redelijike grond, ‘dat zij hunne aanspraken,
voorzoover deze het maximum dagloon te boven gaan,

zouden verliezen. Hunne nagelaten betrekkingen
kunnen geen recht doen gelden op rente over het
da-gloon boven het maximum, dus boven de dagloon-

grens ondergaat hunne sociale positie geen verbete-

ring. Er bestaat geen enkele reden om -boven die
grens ‘hunne rechten te korten. Billijk zou zijn naar

analogie van art. 87 der Oiigevallenwet 1901 ar.t. 11

der Zeeongeva’llenwet 1919 in ‘dien zijn aan te ‘vullen,
dat door den rechter bij de vaststelling der schade-
vergoeding reken-ing wordt gehouden met hetgeen
kraohtens de burgerrechtelijke wetgeving genoten
wordt.

Het is te hopen, dat de aan te brengen wijzigingen
de behandeling van het wetsontwerp niet op ‘de lange
baan zullen schuiven. A.
V. D.
W.

ECONOMISCHE TOESTAND VAN CURACAO

Aan het Koloniaal Verslag van Curaçao
van 1918 wordt het volgende ontleend:

,,Hoewel ook in het verslagjaar de nadeelige gevolgen
van -den oorlog, gelijk overal elders, op velerlei gebied, in
het bijzonder op .dat van handel en scheepvaart, werden
ondervonden, kon op het hoofdeiland in ander opzicht op vooruitgang worden gewezen. Bij de Curaçaosche Petro-
leum-Maatschappij en de Mij.nmaatschappij Curaçao von-den
ook in
1917
velen goed betaalden arbeid, en bij den
scheepsbouw waren tal van scheepstimmerlieden werkzaam.
Bovendien vo-nden velen werk bij den bouw van de nieuwe
Roomsch-Katholieke kerk te Willemstad, die op den 20sten
Januari
1918
werd ingewijd, en van het Sanatorium ,,Het
Groene Kruis” aldaar, d

at op
7
Juli
1917
in gebruik werd
genomen. Ook het bedrijf van -de Eerste Sisal Cultuur
Maatschappij, dat kraohtig werd voortgezet, gaf velen ge-
regeld werk. Een toenemende vraag naar arbeidskrachten
was daarvan het gevolg en dit werd ook in de hand ge-
werkt door de omstandigheid, -dat, hoewel op het eiland
zelf overvloedige arbeidsgelegenheid was, velen – in -het
geheel een 450-tal arbeiders – aangelokt -door het hooge
dagloon van
1,90
dollar, Amerikaansch goud, naar Cuba
vertrokken. Een en ander verôorzaakte eene beduidende verhooging van den loo-nstandaard. De koopkracht van ambachtslieden en arbeiders nam dientengevolge toe en
dit kwam den handel ten goede.
,,Op het groot landbouwbedrijf, dat wéinig kapitaal-
krachtig is, was de verhooging der arbeidsloonen echter
van ongunstigen invloed.
,,Vele hij -dat bedrijf betrokkenen waren niet in staat de
hoogere bonen te bekostigen en konden de gronden hun-
ner ondernemingen niet als naar gewoonte doen bewerken. De opbrengst van die ondernemingen is daardoor naar ver-
houding afgenomen. –
,,Voor den landboaw was het oogstjaar
1917-1918 on-
gunstig. Late regenval, voorts eene rupsen- en vliegenplaag
op
enkele plaatsen, waar er vooruitzicht was op een gerin-
gen oogst, veroorzaakten de geheele mislukking daarvan.
,,De economische toestand der landelijke bevolking op
Aruba
kon in het afgeloopen jaar -niet zeer gunstig ge-
noemd worden. Dank zij den in Februari en Maart binnen-
gehaalden -vrij bevredigenden maisoogst heeftmen wel is
waar niet met een noodtoestand te kampen gehad, doch
armoede en werkloosheid heerschten vrij algemeen. Tim-
merlieden en metselaars vonden echter werk bij de door de

428

EÇONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

30 April 1919

Boomsch-Katholieke Missie uitgevoerde bouwwerken, nI.
(le verb’ouwing en vergrooting van verscheidene scholen en
den bouw van een nieuwe kerk. Maar zelfs voor dezen was
cie toestand ten gevolge van de hooge prijzen der schaar-
sche levensmiddelen niet rooskleurig.
,,Een groot aantal arbeiders zag zich daardoor verplicht
naar den vreemde te trekken. Naar Venezuela vertrokken 77 hunner en naar Cuba 140, terwijl nog zeer velen zich
gereed hielden om’ de voortrekkers te volgen.
,,Bij de petroleum-raffinaderij op Curaçao vonden vele
Arubi’aansche arbeiders werk.
,,Op
Bonaire
was de economische’ toestand der bevolking
over het algemeen gunstig, ‘voor de arbeidénde klasse wel-
licht gunstiger dan die van het jaar te voren, omdat er
voortdurend volop werk was, waardoor de hrbeidsloonen
zeer gestegen zijfi. Mede droeg tot dien guustigen toestand
bij het feit, dat veel geld uit den vreemde, afkomstig van
voor de buitenlandsche vaart aangemoiisterde zeelieden van
Bonaire, het eiland binnenkwam. –
,,Ondanks dien gu’nstigeu toestand werd de druk van
de tijdsomstandigheden ook hier in sterke’ mate ondervon-
den door de duurte van en het meermalen voorgekomen, zij
het ook kortstondig, gebrek aan bepaalde levensbehoeften,
waaronder vooral de mingegoeden en zij, die van een vast
inkomen moesten bestian
j
geleden hebben.
,,Er vertrokken 147 arbeiders naar Venezuela; 124 hun-
ner keerden, na een verblijf aldaar van een zestal maanden,
nog in het jaar zelf terug. Naar
Curaçao
vertrok een
kleiner aantal’ dan in het jaar te voren.
,,Dé economische toestadd was op
t. ,Martin
ongunstig.
])e invloed van den oorlog werd daar zeer sterk gevoéld.
Voor de ambachtslieden was er zoo goed als •geen werk;
voornamelijk de timmerlieden en metselaars ondervonden
de gevolgen van den stilstand bij den bouw, verbouw en
herstellin.g van huizen. Alleen de allernoodzakelijkate her-
stellingen, die geen uitstel gedoogden, werden ter hand
genomen.

,,Den storenden invloed der tijdsomstandigheden in aan-
merking genomen, kon de economische toesta’nd van
fit. Bustatius
bevredigend worden genoemd.
,,De loonarbeicler bleef bij de Cultuur-Maatschappij der’
Nederlandsche Antillen, die de ontsluiting van het sinds
heugenis minst voortbrengend zuidelijk deel van het eiland vôortzette. De eigengeërfden ‘in de cultuurvlakte geraakten
ten gevolge van onvoldoende werkkrachten meer en meer uit hun evenwicht, hetgeen zich nog in sterkere mate deed
gelden na de aanmonstering van ruim 50 krachtige jonge-
lieden op Amerikaansche potvaarders.
,,De vraag naar vrouwen- en meisjesarbeid in de Ver-
eenigcle Staten van Amerika trok velen, ‘die op het eiland
geen eigenlijk beroep uitoefenden, daarheen.
,;Ei’ kwam geen verandering in den economischen toe-
stand van
$aba.
Ten gevolge van de ongeregelde algemeene
toestanden dreigde wel eene onderbreking van den geregel-
den aanvoer van de voornaamste levensmiddelen, maar van
gebrek is er geen sprake geweest, dank zij de ‘tijdig door
het bestuur genomen maatregelen, (o.a. het verbod van
uitvoer’ van grondvruchten) en den ruimen toevoer van
fondsen, afkomstig van de in den vreemde werkende Saba-
tien, ten behoeve van hun bloedverwanten op het eiland.

,,Voor den
handel
van Curaçao kan het verslagjaar over het algemeen onder de middelmatige jaren gerekend wor-
den. In enkele takken werd veel geld verdiend, in andere
waren de verdiensten weer, geringer dan vÔÔr den oorlog
het geval placht te zijn: Zoo zijn er met den steenkolen-
handel goede zaken gemaakt, maar ligt een groot deel van
de ingevcerde manufacturen en fantaisie-artikelen nog
onverkocht’ in de winkels. Over het algemeen kan men
zeggen, ‘dat de hoogere winkelprijz’en, die voor alle arti-
kelen bedongen konden worden, ruimschoots zullen hebben göedgemaak’t de hoogere vrachten, bonen en andere onkos-
ten, ‘waarmede de handel meer en meer belast werd.
,,De eindcijfers •der statistieken wijzen zoowel voor’ den
invoer als voor den uitvoer eene aanzienlijke vermeerde-
ring der omzetten aan. De vooruitgang is echter meer
schijnbaar d’an wezenlijk, daar de voornaamste reden van
cle hoogere cijfers gezocht moet worden in de verhoogde
prijzen der goederen.

;,Van steenkolen bijv., waarvan de invoer slechts 14.000
ton meer dan in het voorafgaand jaar bedroeg, beliephet
,

verschil in prijs niet minder dan
f
337.000, voor tarwe-meel waren de cijfers ondersch.eidenlijk ruim 300.000 K.G. minder en
f
154.000. meer.
,,Bij den uitvoer valt op te merken, dat de vermeerde-
ring , bijna uitsluitend voor rekening van de steenkolen
komt. Voor rond een half millioen gulden werd er aan die

brandstof meer uitgevdercl. Vermeercieringen van ednige’ be-
teekenis vindt mcii verder bij: geitenvellen, stroohoeden, mest en zout. Voor het meerendeel ligt de beteekenis van
cle vermeerdering meer in de stijging der prijzen dan wel in
de grootere hoeveelheid van het ul’tgevoerde. Beduidend ver-
‘schil ten nadeele van het verslagjaar valt daarentegen op
te merken bij phosphorzure kalk, waarvan slechts voor eene
waarde van rond
f
75.000 werd uitgevoerd togen
f
217.000
in 1916.

,,De doorvoer nam met ongeveer 12.000 ton van 1000 K.G.
af. Gebrek aan scheepsi’uimte is de voornaamste oorzaak van dien achteruitgang. Overigens is ook deze’ achteruit-
gang meer schijnbaar dan wezenlijk. Groot is de hoeveel-
heid te Willemstd voor doorvoer aangebrachte goederen;
maar wegens gebrek aan scheepsruimte lagen op het einde
van het jaar duizenden tonnen, meeêt voorbrengselen van
de naburige ‘republieken, op Curaçao op verschepingsgele-
genheid te ‘wachten.

,,Dat de toestand op ‘handelsgebied, de omstandigheden
in aanmerking genomen, gedurende het verslagjaar niet
onbevredigend is geweest,
iS
voor een niet gering deel te
danken aan de zeer levendige schoenervaart tusschen
Curaçao en de omliggende republieken en eilanden en aan
de hooge vrachten welke konden worden berekend. Het getal zeilschepen, die de haven van Willemstad binnen-
vielen, was 1505, tegen 1325 in 1916 en 1024 in 1915. Deze
omstandigheid en de door de Curaçaosche Petroleum Maat-
schappij, de Curaçaosche Mijnmaatschappij en de Eerste Sisal Cultuur Maatschappij aan het werkvolk uitbetaalde
bonen hielden de koopkracht op peil.
,,Het aantal te ‘Willemstad aangebrachte en van daar
vertrokken passagiers, bedroeg onderscheidenlijk 5776 en
6410 personen tegen 5604 en 4403 in 1916.
,,De volgende cijfers mogen een overzicht geven van den
invoer uit en ‘den uitvoer naar het buitenland van elk der
eilanden van de kolonie afzonderlijk:

Invoer.

, Uitvoer.
Curaçao ………….
f
5.798.872

f
2.290.306
Aruba ……………..,

369.363 . ,,

208.192
Bonaire ……………,

316.753

,,

155.936
St. Martin ……….

195.983

,,

63.980
St. Eustatius ……..

88.420

35.189
Saba …………….

90.941

11.876

,,Al de eilanden der kolonie samen werden bezocht dooi’
3773 schepen, metende 1.325.242 M. netto.

,,Het aantal schepen, dat de verschillende ‘haveiis be-
zocht, was 316 meer dan in 1916, met een inhoud van
53.625 M
3
. meer; de waarde van den in- en uitvoer was
onderscheidenlijk
f
706.513 en
f
347.130 meer dan in 1916,
terwijl de ‘omvang vin den doorvoer 12.398 ton van
1000 K.G. ‘kleiner was dan in dat jaar.’
,,Gedurende het jaar 1917 kwam in de werkzaamheden.
van de
Ouraçaosche Bank
geen verandering; deze moesten,
evenals in de voorafgaande jaren, ‘beperkt blijven tot het
disconteeren en afgeven van wissels.
,,Van beide werd matig gebruik gemaakt; slechts op
Nederland en Amerika werden, in afwachting van meer
geregelde toestanden, wissels afgegeven, ten einde ook met
andere landen betrekkingen te kunnen aanknoopen.
,,De wisselhandel van de bank ondervindt vele moeilijk-
heden, omdat van andere zijden zoowel ten aanzien’ van den
verkoop als van den inkoop, van wissels meer voordeelen
aan de koopers worden aangeboden, dan het de Curaçaosche
Bank, in verband met de bepalingen van haar reglement,
mogelijk is.
,,Pariculieren verhandelen
til,
veelal hunne wissels op
krediet en nemen allerlei, ook niet getarifeerde, munt-
soorten in betaling aan.
,,De wisselkoers van de Curçaosche Bank wordt geregeld
naar den guldenkoers i.i1 New York; deze koers was tegen
het einde van het jaar vrij ‘hoog, zoodat ook hier de ‘koers
van op Nederland afgegeven wissels verhoogd moest wor-
den. In verband hiermede werd de koers op New York ver-
laagd. In het algemeen verhandelde, de Curaçaosche Bank
weinig wissels.
,,Er werden verkocht:
op Nederland ……………..
f
538.207,51
op New York …………….

66.117,10

f
604.324,61

,,Het .bankbiljetten-kaiitaal ad
f 600.000
bleek ‘niet langer
in de behoefte te, voorzien. Daarom werd er een voorstel
gedaan om het kapitaal op
f
800.000 te brengen. Bij de
behandeling van de daartoe strekkende ontwerp-verorde-
ning in den Kolonialen Raad, stelde een der leden voor om
het kapitaal tot één millioen op te voeren dat voorstel

30 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

429

werd door het Bestuur overgenomen en •door den Raad
goedgekeurd.
,,Eind December bedroeg het kassaldo
f
346.517,50 en wel:

aan bankbiljetten ……………………
f so.o,-
aan Nederlandsche tienguldenstukken …… 235.955,05
aan getarifeerde gouden munten ……….,, 44.634,80
aan Nederlandsche zilveren munten ……,, 15.707,50
aan pasmunt ………………………. 0,15

f
346.517,50

Onder dit bedrag is tot dekking der biljetten het vijfde
deel van het daaraan uitgegeven bedrag begrepen, dat aan
specie beschikbaar moet blijven.
,,Aan het Gouvernement van Curaçao werden fondsen tot
een bedrag van
f
615.000 verstrekt.
,,Bovendien werd door tussohenkomst van de agentschap-
pen der Bank te New York voor leveringen aan het kolo-
niaal bestuur een som van
f
132.762,96 uitbetaald. Onder
dit bedrag zijn begrepen de kosten van de bestellingen door
de voedingscommissie gedaan.
,,Het nog clooi het Gouvernement verschuldigd saldo be-
droeg op eind December
f
145.167,17. –
,,De zuivere winst was
f
26.994,19, welk bedrag in de
koloniale kas is gestort. /
,,Onderstaande staat geeft een overzicht van den’ stand
van
Maduro’s Bank
op 31 December, na het eerste jaar
harer oprichting.
S

Effecten

…………………….
f

620.451,86
Vorderingen op bankinstellingen ..,,
600.044,90
Beleening van, effecten, enz

……
897.668,40
Belenning van

producten

……..
149.745,38
Andere leeniugen

…………….
..24.734,56
Contanten

……………..
……
135.039,32

f
2.427.684,52
Passief.
Kapitaal ……………………
f
1.000.000,-
Reservefonds …………………

..10.000,-
Deposito’s op termijn …………

813.768,18
Inlagen bij de Spaarbank ……..

114.662,51
Rekeningen-courant …………..

216.901,08
Verschuldigd aan bankinstellingen
,,
272.352,75

f
2.427.684,52

,,Aan ddn persoon werd voor den duur van drie jaar ver-
gunning verleend tot het doen van opsporingen naar delf-
stoffen op een op St. Martin gelegen terrein, waarvan cle
oppervlakte geschat wordt op 102 Hectaren.
,,Slechts eene hoeveelheid van 3582 ton phosphorzure kalk van de eerste klasse werd, met twee schepen, uit de mijnen van de plantage Santa Barbara uitgevoerd, door-
dien de Mijnmaatschappij Curaçao, als gevolg van den oor-
logstoestancl, niet de beschikicing kou verkrijgen over
scheepsruimte. Aan uitvoerrecht werd aan de koloniale kas
het bedrag van
f
2813 voldaan. De werkzaamheden be-
paalcien zich hoofdzakljk tot het uitgraven en opstape-
len van materiaal voor lateren uitvoer. ‘Bij de mijnen werk-
ten gemiddeld 230 personen.
,,In den in het vorig verslag geschetsten toestand van
de Aruba Goud-Maatschappij is geen verandering gekomen.
De maatschappij is niet bij machte de mijnontginning weer
aan te vangen, zoola,ng de oorlogstoestanci voortduurt, en
is zelfs niet ‘in staat het voorradige erts te verwerken. ,,IJitvoer van goud en zilver had in het verslagjaar niet
plaats.
,,De Cultuur-Maatschappij der Nederlandsche Antillen op
St. Eustatius begon met den bouw van een suiker- en van
een sisalfabriek en breidde haar cassave-industrie van
stijfsel tot meel uit.
,,Op Curaçao werden in het verslagjaar de volgende
nieuwgebouwde schepen te water gelaten: vier twee-
mastschoeners, onderscheidenljk groot 302, 279, 181 en
251 M
3
. bruto, een lichter, groot 990 M. bruto en
een kotter, gioot 35 M
3
. Op het einde van het ver-
slagjaar waren op Curaçao nog vier tweemast- en een
driemastschoener in aanbouw. Verder werden gebouwd: op
Aruba een kotter, op Bonaire 3 kotters en een visschers-
boot, op St. Eustatius 2 kotters. Op Bonaire waren op het einde van het jaar een tweemastschoener en twee kotters, en op St. Martin 65n vaartuig in aanbouw.
,,Omtren.t de proefneming met het stekken van
sponsen
door Dr. P. J. van Breemen, kan het volgende worden
gemeld.
,,De in 1915 uitgezette stekken zijn slechts gedeeltelijk in
leven gebleven. Dit verschil hangt wellicht samen met de
plaats, die de verschillende groepén in den vijver innamen,
maar met zekerheid valt dit niet uit te maken. De nog
levende sponsen zijn in het afgeloopen jaar, in tegenstel-

ling met 1916, aanmerkelijk in omvang toegenomen, maar
van een oogsten na 12 tot 18 maanden na het stekken, zoo-
als zulks voor Euspongia officinalis var. rotunda, de hier
gebruikte soort, op de Caicos-eilanden opgegeven wordt, is
geen sprake. Veel zal daarbij afhangen van de oorspron-
kelijke grootte der stekken, maar daaromtrent wordt in de
verhandeling over• de sponsenkweekerj op de Caicos niets
vermeld. De stekken waren opzettelijk zoo klein mogelijk
genomen; wellicht was de uiterstegrens bij eenige partijen
overschreden, zoodat het afsterven van sommige partijen
ook daaraan te wijten kan zijn.
,,Naar het voorkomt, doet de groei van de stekken in den vijver niet onder voor dien van de voorheen in het Schotte-
gat uitgezette sponsen.
,,Over het algemeen is het struisvogelpark ,,Albertina”
op Curaçao vooruitgaand. Ten gevolge van hevige regens
in December 1916 zijn geen kuikens uitgebroed. Voor 1918
is er gunstig vooruitzicht op het verkrijgen van een groot
aantal kuikens. Evenals in 1916 wer.den jonge vogels naar
het buitenland verkocht. De veerenverkoop was bevredigend.
,,De Curaçaosche Petroleum-Maatschappij, Curaçao, on-
dervonci veel last van den oorlogstoestand, doordat in de
Vereenigde Staten van Amerika gedane bestellingen niet of zeer langzaam werden uitgevoerd. Nadat die Staten in den oorlog betrokken waren, werden geen vergunningen
tot uitvoer van werktuigen verleend. De bouw der raffi-
naderij is daarom niet kunnen worden voltooid.
,,Daar er geen stalen schepen voor het vervoer van ruwe
olie konden worden aangeschaft, werden er bij wijze van
proef twee houten tanklichters gebouwd, welke in het
laatste gedeelte van het jaar, met behulp van twee kleine
sleepbooten, de olie van Maracaibo aanvoerden. In het ge-
heel werd op die wijze-ruim 8000 ton’ruwe olie aangevoerd
en opgeslagen. Bij den bouw der raffinaderij en bijbehoo-
rende werken waren er geregeld 800
a
900 arbeiders werk-
zaam.” – –

AANTEEKENINCEN.

Aanvoeren, zwarte lijst en Duitsche
oorsprong. – (
Officieel.)’ Het ministerie
van buitenlandsche zaken bi-engt ter algemeene ken-
nis, dat blijkens een telegram van den handelsattaché

te Londen de beperkingen, die bij de algemeene econo-
mische schikking met de geassocieerde mogendheden
werden gesteld -ten aanzien van de hoeveelheden goe-
deren, van ovei-zee aan te voeren, thans cijn ingetrok-
ken, zoodat de N. 0. T. de bevoegdheid heeft verkre-
gen, consenten te verstrekken voor onbeperkte hoe-
veelheden van alle goederen.

Blijkens door de N. 0. T. ontvangen ‘me’dedeeling
zijn alle rantsoenen voor den overzeeschen aanvoer

van goederen naar Nederland opgeheven en zijn bo-
vendien opgeheven alle embargos, behalve
voor
wat
betreft’ invoer van oorlogstuig.

Het Ned. Oorr.bureau meldt:
In’ aansluiting aan het bericht betreffende de ophef-
fing van de beperking onzer overzeesche invoei-en, ver-
nemen
wij
nader van zeer bevoegde zijde, dat van 28
April te middernacht af de bepalingen betreffende
de zwarte lijst buiten werking zullen worden gesteld.
De
op
‘die lijst voorkomende firma’s zullen
dus
de-
zelfde faciliteiten kunnen genieten als die, welke op
de lijsten niet ‘voorkomen.
1)

Ook de Fransche Staatscourant heeft, overeenkomstig
dit bericht, de afschaffing van de zwarte
lijsten
der
geallieerden -meegedeeld. )

De N. 0. T. heeft bericht ontvangen, dat de tot dus-
ver bestaande beperkingen ten aanzien van den uit-

voer van goederen van Duitschen of Oostenrjkschen
oorsprong zijn opgeheven.

Alleen mogen zoodanige goederen of goederen, welke
meer -dan 5 pOt. aan materiaal van Duitschen of
Oos-
tenrjkschen oorsprong bevatten, nog niet voor invoer in Britsche havens worden verscheept, maar wel mo-

gen zij in Engeland worden overgeladen.
In verband met
,
deze nieuwe regeling zullen in den

De z.g. zwarte lijst van de N. 0. T. blijft echter voor-
loopig nog gehandhaafd.
Blijkens mededeelin,g van den War Trade Board is ook
in de Vereenigde Staten een gelijke maatregel genomen.

430

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

30 April 1919

vervolge voor- den uitvoer van goederen uit Neder-

land naar niet-Britsche ‘bestemmingshavens geen cer
tificaten van de N. 0. T. meer vereischt zijn om den

oorsprong dr goederen te waai4borgen.
.1)

Verbod van imnzigratie in. de V.8.
— De

lezer zal zich herinnere, dat wij in het nummer van

19 Maart j.l. eene mededeeling gaven over een in de

Unie tot stand gebracht wetsontwerp, houdende een

feitelijk verbod van immligratie voor de eerste vier

jaren na den oorlog, thans doet het Informaiebureau

van de Nederlandsche Vereeniging ;,Landverhuizing”

een bericht ter zake verschijnen.
Wij
veroorloven ons

daarvan Ier aanvulling het volgende over te nemen.

‘,,Men heeft’ in de Vereeiuigde Staten van Amerika
voorzien, dat na het staken der vijandelijklieden de

oude emigratielust in Europa weer zou opleven.

;,Het valt dan ook niet te ontkennen, dat sedert het

sluiten van den wapenstilstand een zeer belangrijke
emigratielust merkbaar is geworden, ook in Neder-

land, hetgeen, gezien de droevige toestanden, die er
tegenwoordig in Europa heerschen, geen verwonde-ring zal wekken. Het ‘landverhuizersverkeer naar de

Vereenigde Staten van Amerika zou zeker reeds zeei

belangrijke afmetingen hebben aangenomen, indien

gebrek aan plaatsruimte op de passagiersschepen, die

oorloopig voor het troepenvervoer bestemd zijn, en

strenge pasvoorschriften niet belemmerend werkten.

Afgezien van een mogelijk immigratieverbod zal er

volgens de laatste berichten v66r Septèmber a.s. wel

geen sprake kunnen zijn van een meer geregeld ‘land-

verhuizersverkeer.
,,Zij, die tegen een ma’ssa-immigratie zijn, ‘hebben

inmiddels niet stilgezeten en den stoot gegeven tot
het in het leven roepen van wetsontwerpen, houdende
bepalingen tegen het binnenkomen van vreemdelingen.

,,Feitelijk hebben drie wetsontwerpen met betrekking

tot de immigratie een onderwerp van bespreking uit-
gemaakt in d6 commissie – voor het immigratiewezen

uit het Huis van Afgevaardigden.
,,Een wetsvoorstel, de z.g. ,,Burnett Bill”, houdt een
immigratieverbod in voor vier jaar, een tweede wets-

voorstel beoogt de immigratie gedurende twee jaar te

verbieden,
terwijl
een derde voorstel niet alleen een
dergelijk 4-jarig verbod inhoudt, doch bovendien aan

het goedvinden van den Amerikaanschen Minister

van Arbeid overlaat ook nh dien tijd de landverhui-
zing te beperken tot 10 â 30 pOt. van het aantal gena-
turaliseerde burgers ,eener bepaalde nationaliteit, dat

reeds in de Vereenigde Staten van Amerika. geves-

tigd is. ,,Frederie C. Howe, Immigration Commissioner op
Ellis Island (New York), is .volgens de ,,Ohicago

Daily News” van 15 Febr. I.I. van meening, •dat de
,,Burnett Immigration Bill”
2)
wel door de volksver-

tegenwoordiging zal worden aangenomen
;
daar het

wetsvoorstel door invloedrijke belanghebbenden krach-
tig wordt gesteund; de •heer Howe echter is er per-
soonlijk tegen’ en overtuigd, dat de bestaande voor-
schriften voldoende waarborgen voor beperking op-

leveren.
,,In dit verband is voorts nog niet van belang ont-
bloot, ‘dat de commissie voor- de Internationale ar-
beidswetgeving te Parijs de volgende bepaling betref-
fende de land-verhuizing heeft goedgekeu.rd.

,,,,Emigra’tie zal niet worden verboden, evenmin als in
het algemeen immigratie. Deze bepaling heeft geen invloed:
,,,,a. op het recht van eiken Staat om de immigratie
tijdelijk te beperken in tijden van economische depressie,
teneinde de eigen zoowel als de vreemde arbeiders te be-
schermen.
,,,,b.
op het recht van eiken Staat om de immigratie te
controleeren en tijdelijk te verbieden ter beveiliging van
de volksgezondheid.
c.
op het recht van eiken ‘Staat om te eischen, dat de

i) Deze regeling blijkt echter eerst
op
een nader mede
te deelen datum in. werking te zullen treden.
2)
[De in onze aanteekening vermelde. – Red,]

immigrant een zekeren graad van ontwikkeling heeft
bereikt.” –

,,Volgens de ,,Chicago Daily News” van 1 Maart I.I.
heeft de heer S. Gompers, de ‘eerste Amerikaansche

afgevaardigde en president van de American Federa-

tion of La’bor er op gewezen, dat het immigratie-

vraagstuk in de Vereenigde Staten verschillend is

van dat in andere landen. De heer Gompers bracht

in herinnering, dat er vôôr den oorlog ieder jaar

1.250.000 immigranten – zich in Amerika vestigden

en dat men in de ‘Unie als het ware bloot stond aan

een binnenstroomen van twee kanten, zoowel uit

Europa als, uit Azië.
Wij
willen met ‘alle landen in

vrede en vriendschap leven, aldus de heer Gompers,

maar
wij
hebben beginselen en idealen waar
wij
geen

afstand van wenschen te doen, en wij willen daarom

het immi-gratievraagstuk zelf regelen.

,,De vraag, of de ,,Burnett Immigration Bill” zal wor-

den aangenomen, is
moeilijk
met zekerheid te beant-

woorden; de meerderheid van de immigratie-commis-

sie uit het Huis van Afgevaardigden heeft zich er

mee vereenigd; het Congres is echter uiteengegaan
zonder het voorstel in behandeling te hebbeh kunnen

nemen.

•,,De ,,Burnett Bill” beoogt, zooals wij reeds hebben
gezien, in hoofdzaak de immigratie gedurende vier

jaar stop te zetten, uitgezonderd zijn vreemdelingen,

die in de Vereenigde Staten hun’ wettig domicilie

heb-ben en verder regeeringsvertegenwoordigers en

hunne gezinnen, bedienden en ‘ander personeel; gees-

telijken en godsdienston-derwijzers, zendelingen, advo-

caten, onderwijzers, ‘studenten,
schrijvers,
chemici,

ingenieurs, kunstenaars, doet-oren, touri-sten en zaken-

reizigers en hunne wettige echtgenooten en ki’ndren, mits deze laatsten niet ouder dan 16 jaar zijn. Voorts
mag iedere vreemdeling, die volgens de vroeger be-

staande voorschriften reeds werd toegelaten en

‘ieder burger van de Vereenig-de Staten zijn vader

of grootvader boven de 55 jaar oud, zijn vrouw,
zijn moeder, zijn grootmoeder, zijn ongehuwde of

weduwe dochter, zijn zoon, mits niet boven de’

18 jaar oud, of zijn, neven en nichten, mits deze

weezen
zijn
en niet ouder dan 14 jaar,.met zich ‘mede

brengen of laten overkomen en de tot’bedoeide catego-rieën behoorenden zullen worden toegelaten, indien zij

overigens aan de bepalingen van de immigratiewet-

ten voldoen.
,,Verder zullen niet worden uitgesloten zij, die ten
genoegen van de betrokken immigratieautoriteiten

of :den Minister van Arbeid’ kunnen bewijzen, ‘dat zij-
naar de’ Vereenigde Staten komen om te ontkomen
aan geloofsvervolgingen in hét land, waar zij het

laatst
blijvend
gevestigd waren, als zij overigens vol-

doen aan de bepalingen . van de landverhuizingswet-
ten. Verder zullen wëer worden toegelaten vreemde-
lingen, die in het Amerikaansche leger of op de Ame-

rikaansche vloot hebben gediend
of bij de strijdkrach-
ten van de bondgenooten.
van Amerika. Ook worden
gunstige uitzonderingen gemaakt voor een tijdelijk
verblijf van ten hoogste 6 maanden voor vreemdelin-
gen, 1die gedurende ten minste 1 jaar achtereen in
Canada, New-Foundland, Cuba of Mexico ‘hebben ge-

woond en die overigens niet vallen onder de klassen,

die buitengesloten zijn.

,,Het wêtsontwerp houdt verder strafbepalingen in
en voorschriften met ‘betrekking tot zeelieden.”

U i t een Engelsch verslag over

S u
r i n a m e. – Aan het jongste verslag van den
Britschen consul te Paramaribo wordt het volgende,

ontleend: Het land, daj er voordeel van trok, dat het
Vëreenigd Koninkrijk verluinderd was te leveren, ‘is
de Unie van N.-Amerilieder trachtte te ontbieden, wat vroeger uit Engeland
gekomen was. Ijzerwaren, manufacturen, rubber-
artikelen, lederwerken vallen met name te noemen.
In het algemeen wordt niet -verwacht, dat de Amen-

30 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

431

kaansche fabrikaten blijivend verdringen zullen de
producten, vôôr den oorlog van Engeland gekocht.

Suiker wordt als v66r den oorlog naar New York en
Londen verzonden; cacao meer naar New York dan

vroeger
het
geval was; balata vindt thans eerder een

markt in Londen dan in New York. De geheele

koffie-opbrengst ligt ter versoheping naar Nederland
gereed. 1)e uitvoer van timmerhout staat stop. De

verslaggever staat nog even stil bij de Amerikaan.sche

maatschappij, die voornemens is in de kolonie de

hauxiet-ontgi.nning oj grooten voet aan te rvangen,

doch waarvan de werkzaamheden belemerd worden

aangezien de betrekkelijke verordening in het moeder-

land nog niet werd göedgekeurd. Er wordt veronder-

steld – aldus de consul – dat de Néderlandsche

Regeeriizg vindt, dat de royalty, vastgesteld door den
Surinaamschen wetgever, te laag is. Ook wordt nog
gewag gemaakt van de vooegenomen goudw’inning in
de Marowijne door een Amerikaansche combinatie,

waanvan gezegd wordt, dat oude en ervaren goud-
winners in de kolonie geen groot vertrouwen hebben
in de bereikbare resultaten met deze exploitatie,

waarbij gebruik zal gemaakt moeten worden van veel
werkvolk. Hiernaast zal de goudwinning, die met

handenkracht door de negers uitgeoefend wordt,
vooral als de levensmiddelen weer wat goedkooper
worden, voelbare concurrentie aandoen.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

D e Ee o n o mist. – ‘s-Gravenhage, April 1919.
M. Boissevain,
Het vraagstuk van de delging

der oorlogs- of crisisschulden;
Prof. Mr. Dr. Bord e-

wijk,
Kapitaal en verbruiksvoorraad;
H. Oh. G. J.

v.
d. Mandere,
De coöperatieve beweging in de

verschillende landén.

Tijdschrift voor economische Geo-
g r af ie. – ‘s-Gravenhage, 15 April 1919. R. J. W. Hondelink,
De economische ontwikke-

ling van Frankrijk na den oorlog II. De Scheep-

vaartwegen;
J. Kleynijens,
De landbouw in de 13de eeuw in Duitschland; De olie-industrie in Nederland
en de Amsterdamsche oliemarkt, naar W. L. Pekel-

haring; Mr. E. H. von Baunrhauer,
De toekomst

van Curaçao;
J. H. F. Claessens,
Eenige opmerkingen
over de handels-statistiek en het statistiekrecht;

W. E. Boerman,
Hooger onderwijs in de aardrijks-
kunde en opleiding van geografen.

The economie jou r n al.—Londen, Maart1919.

L. Know ier,
New light on the economie causes of

the froneh revolution;
Prof.
1. .B. Cross,
The gold

poliey of the United States;
L. G. Roussin,
Some

aspects of war finance;
C. A. Verrijn Stuart,
The

gold question;
L. L. Price,
Prof. Scott on post-war
economie problems.

The quarterly journal of economies. –
Cambridge, Februari 1919.
W. Taussig,
Price-fixing as seen by a price-

fixer;
A. C. Pigou,
The burden of war and future
generations;
H. J. Daveiport,
Wage theory and

theories;
A. F. McGoun,
The taxation of luxuries
and the rate of interest;
L. B. Wehie;
War labour

policies and their outeome in peace;
T. N. Carver,
Four labor programs;
J. E. Norton,
International

•trade and prices.

The Bankers’ Magazine. – Londen,

April 1919.
After the war. – The reconstruction period;

W. F. Spoiding,
On the extension of British Branch
banks in foreign centres; Commercial information
and the British banks abroad;
B. E. Hope,
A British

international bank.

Journal of the Institute of bankers. –

Londen, April 1919.
George Paish,
The independence of nations;
Ch. Addis,
The economies of a war indemuity.

D i e B a
n k. – Berlijn, Maart 1919.
A. Lansburgh,
tJebergang zur neuen Wahrung;
L. Eschwege,
Die Entartung des Kapitalismus;
A.
Lansburgh,
Die sogenannte Sozialisierung II.

B a n k-A r e h iv. – Berlijn, 15 Maart 1919.
Dr. R. Hauser,
Ueber die volkswirtsehaftliche

Wirkung einer Vermögensabgabe;
Dr; R. Bijk, Em-

kommensteuer auf naehgezahlte russisehe Kupons.

Weltwirtschaftliehes Archiv. – Jena,

1 April 1919. 14. Band, Heft 3.

Prof. Dr. K. Dove,
Ijeber die Berührungspunkte

aozialökouomischer und wirtschaftsgeographiseher
Betrachtungsweisen
; H. Scherrer,
Die Kaffeevalori-

sation und Valorisationsversuche in anderen Welt-
handelsartikeln;
Dr; 0. Heyn,
Zur Frage der Wie-
derherstellung entwerteter Wiihrungen;
Dr. S.
Tschierschlcy,
Die internationalen Kartelle und der
Weltkrieg II.

Wel w i r t schaft. – Berlijn, April 1919.
Prof. Dr. Walter Roth,
Die Industrie der Kunst-

düngestoffe, ihre weltwirtsehaftliche Bedeutung und
Lage in und nach dem’ Kriege;
D. Riebke,
Die
Organisationstatigkeit deutscher Arbeiter im Aus-
lande;
Dr. E. Jenny,
Die Deutschen im Wirtschafts-
leben Russlands;
Prof.
Dr. B. Imendörffer,
Die
nationale Autonomie des westungarischen Deutsch-
tums.

The Geographical Journal. – Londen,
April 1919.
Roncagli,
Physical and strategie geography of
the Adriatic;
0. Coales,
Eastern Tibet;
H. S. L.
Winterbotha?n,
British survey on the western front;
E. Heawood,
The earliest maps of the New-York
region.

REGEERINGSMAATREGELEN OP
HANDELSGEBIED.

Oorlogswmn.stbelasting. Een wetsontwerp
is, ingediend tot beëindiging der heffing van oorlogs-
winstbelasting met ingang van 1 Januari 1919.
Eleetrieiteitsvoorziening. De Minister
van Waterstaat heeft ingesteld ecn commissie voor de

algemeene electriciteitsvoorzienin.g van het geheele
land, onder voorzitterschap van den heer Dr. 0. Lely,
oud-minister van Waterstaat. Uitgegaan wordt van
het standpunt, dat de electrieiteitsvoorziening, althans
voor zooveel betreft de opwekking van stroom en de voortgeleiding daarvai onder hooge spanning, in één
hand en wel bij liet Rijk zal behooren te worden onder-
gebracht.

Binnenscihipperij. Op 23 April heeft de
Minister van Landbouw aan zijn Departement geïn-
stalleerd de commissie, belast met het vaststellen van
tarieven in de binnensehipperj en het formuleeren
van de algemeene bevrachtingsvoorwaarden, inge-
volge de Binnen:scheepvaartwet.
Uitvoer van paarden. Met ingang van
1 Mei zal gelegenheid bestaan tot uitvoer van paarden
van elk geslacht en eiken leeftijd.
Uitvoer van runderen. De Minister van
Landbouw heeft regelen vastgesteld •oor de keuring
bij den uitvoer iran runderen.
Melk en zuivelproducten. Met ingang
van 1 Mei wordt hersteld de vrije binnenlandsehe han-
del in melk en zuivelproducten, met uitzondering van
kaas, waarvoor de vrije handel weder zal ingaan op
22 Mei. De bijslag van regeeringswege betaald voor
melk en zuivelproducten vervalt, evenals de verstrek-
king van goedkoope melk voor zieken en kinderen.
Gehandhaafd blijven de verboden tot uitvoer van
melk, boter, kaas en melkprodueten, alsmede het ver-
bod tot vervaardiging van melkproducten. Mochten de
prijzen door den handel opgedreven worden, dan zal
de Minister zoo noodig allen uitvoer van zuivel- en

432

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 April 1919

melkproducten beletten, alsmede de vervaardiging van
laatstgenoemde producten.

Vet. Met ingang van
3
Mei zijn ingetrokken de
bepalingen betreffende verplichte vetinlevering bij

slachtingen, enz. en de voor vet vastgestelde prijzen.
Runderslachtafvall.en. Ingetrokken zijn

de bij beschikking van
23
Januari j.l. vastgestelde

maximumprijzen

voor runderslachtaf-vallen.

V
e e v o e cle r. Na ultimo April zal de veevoeder-

distributie in haren -volle» onvang ophouden. Toe-
wijzingen aan bijzondere categorieën bestellers zullen

dus ook niet meer geschieden.

Banketbakkersbloem. Met ingang van
1

Mei zal het aan de bankelbakkers maandelijks te ver-

strekken quantum regeeringsbioem worden verdub-

held. – –

S
u i k -e r. Het rantsoen suiker is verhoogd tot

0,35 K.G.
per week en per hoofd.

Ontginning w o e s t e gronden. De

Minister van Landbouw heeft ingesteld een com-

missie; aan welke wordt opgedragen de regeering

voor te lichten omtrent de vraag, welke maatregelen
door haar zoudeii kunnen worden genemen ten einde

de ontginning van woeste gronden te bevorderen.

Huiden, ieder en schoenen. Ingetrokken

zijn, met ingang ‘van
23
April de ,,distributieregeling

Huiden en Leder
II”,
vastgesteld bij beschikking van

23
Aug.
1918
en de beschikking van
24
Juni
1918,
be-

treffende standaard-schoenwerk.

MAANDCIJFERS.

RIJKSPOSTSPAARBANK.

MAART
1

1917 1918
1919

f

6.541.101
f

7.710.307

f

12.094.219
Terugbetalingen

..
,,

6.524.729
,,

8.037.306
8.944.166
Inlagen

………..

Tegoed der inleggers
op ultimo ………
,, 207.644.217
,, 224.212.141
,, 252.731.843
Nom. bedr. der uitst.
staatsschuldboekjes
,,

26.874.200
,,

29.855.150
,,

34.188.650
op ultimo ………
Spaarbankboekjes:
Aantal nieuw uit-
gegeven
9.254
10.222
15.774
Aantal

geheel af-
betaald
8.128
8.376
8369 Aantal

uitstaande
op ultimo …….
1
)
1.740.485
‘)
1.778.888

‘) 1.847.332

t)
2.289 boekjes verjaard.
2)
id.
2.856.
5)
id.
3.324.

POSTOHEQUE EN GIRODIENST.

Februari

Maart

Aantal
1
Bedr

antal
J
Bedrag

Aantal rekening-
houders op u°.

14.470

15.007


Aantal rekeningen
opu°……….. 14.988

15.536


Stortingen …….. 65.696 30.858.264 72.956 35.850.153
Overschrijvingen

35.006 66.903.655 41.225 71.484.751
Afschrijvingen .

48.065 23.306.168 50.197 24.009566
Totaal tegoed reke-
ninghouders op u°.

57.985.26911 –

69.400.060

GIRO-KANTOOR DER GEMEENTE AMSTERDAM.

Februari
1919
Maart
1919

Posten
Bedrag Posten Bedrag

Ontvangen en
betaald:
in contanten.

121877
f
14.479.495
138556
f
15.712.730
door over-

schrijving

t).
31318
,, 59.574.765
38138
,, 64.826.158
Particuliere
rekeninghoud.
3332
2
)
20.812.211
38722)
,, 22.047.955
Saldo te goed
part. rek.
u°.

3.760.844

,,

4.043.497
1)

Inclusieve verrekeningen
tusschen
genseentediensten,
zijnde
f18.888.433,79
in
de maand
Maart.

2) Aantal.

STATISTIEKEN EN- OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

26
April
1919

20
Juli
1914

Disc.Wissels.
Ned.B
e
lBi
nfl
Eff
4’/i sedert 1Juli’15
3
1
/9sedert23 Mrt. ’14

1Vrsch.inR.C.

42/3
,,
1

,,

’15
4
,

23

’14
5
1
/3
,,
19Aug.’14
5
’14
,,

23
Bank van Engeland
5
,,
5Apr.’17
3
,,

29Jan.’14
Duitsche Rijksban,k
5
,,
23Dec.’14
4 ,,

6Febr.’14 Bank van Frankrijk
5
,,
21Aug.’14
3
1
/1
,,

29 Jan. ’14
Oostenr. Hong. Bk.
5 ,,
12 Apr.’15
4
,,

12 Mrt. ’14
Nat.Bankv.Denem.
51/t
,,
4 Jan.’19
5
6Febr.’14
Zweedsche Rijksbk.
6
2
/2
,,
24Apr.’19
41/
,,

6

’14
Bankv. Noorwegen
6 ,,
13Dec.’17
4
1
/2
,,

11

,,

’14
ZwitserscheNat.Bk.
51/2
,,
3 Oct. ’18
3
1
!2
,,

19

,,

’14
Belgische Nat. Bk.
5 ,,
6 Feb.’19
4
30 Jan, ’14
Bank
van
Spanje..
4
,,
22Mrt.’17
4
1
/
24Sept.’03
Bank van Italië ..
5
,,
10 Jan.’18
5
9 Mei ’14
Feder. Res. Bk. N.Y.
34.44
– – –
Javasche Bank.
.
-.
3
1
/2
,,
1Aug.’09
BVI
,,

1 Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
P
Part.
N. York
Cali-
Port.
1

Prolon.

disconto
gatte
disconto disconto
disc.
mones.i

26 April’19
43/
8

1)
33/4
3
1
I32
4/s

21-26 A. ’19
41/_3/

5)
31/4
317/
45/

4-6
14-19 A. ’19
4
1
/
31/2_41/3
317/ 4…9/
5V2-6
712 A.’19
41/t/
41/_5
fl
°rs
17
T
9
r
4-‘/s

56

22-27 A. ’18
2/t-4
3-6
3
A
4_5/

23-28
A.
’17
1’/82’/4 2/4-3
1
4
88T 3
4_1/

2-3
1
/4

20-24Juli’14
3
1
18-
8
/1s
2’/-
3
h
21/45/4

2’/s-‘I,
2
3
/
1
1
14-2
1
I2
0 Noteering van 24 April.
2)
Het particulier disconto der gemeente-
wissels was in de afgeloopen week
1/55/4
pCt. hooger.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

De wisselmarkt was de afgeloopen week tamelijk station-
»air met flinke omzetten. Londen en New York waren
prijshoudend met eenig aanbod in het midden der week.
Parijs was daarentegen tamelijk flauw en liep terug van
41.40 tot ca. 40.90. Berlijn was sterk aangeboden, de koers
kon zich echter tamelijk goed handhaven. Ondanks het
sterke aanbod was de daling betrekkelijk gering en zoodra
het aanbod iets minder dringend was liep de koers direct
weder op, zoodat het slot der week ongeveer op hetzelfde
punt was als het begin. Voor Weenen waren de noteeringen
meestal nominaal daar de handel in dit devies bijna geheel
stilstaat. De neutrale wissels ondergingen geen van allen
veel verandering. –
Het Zweedsche disconto daalde van 7 op 61/1 0/,

KOERSEN IN NEDERLAND. –


Data
Londen
>
Parijs
Berlijn
5)
Weenen
e
F8
giS
,
New
York’)

21April1919..






22

,,

1919..
11.56
41.35
18.50
9.50
39.324
2.47
7
/8
23

,,

1919..
11.564
41.20
18.50
9.25 39.35
2.48
24

1919..
11.56
41.074
17.80 9.10 39.25
2.47/
25

,,

1919..
11.554
40.85
17.65
9.-
39.10
2.47/
26

,,

1919..
11.56
2
,
40.90
18.20
9.-
39.024
2.47’/
Laagste d.w.’)
11.54
40.80
17.40 8.50
38.90
2.47t/

Hoogste
,,

,, ‘)
11.58
41.50
18.75
9.75 39.40
2.48’/4
19 Apr. 1919..
3
11.55
‘41.374
2
18.324
2
9.95
39.30
2.48
12

,,

1919..
11.56
41.55
18.85
9.-
39.75
2.48
2
/s
l’Iuntpariteit..
12.104
48.-
1

59.26
1

50.41
48.-
2.48’/

5) Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.
2) Noteering van
17
April.

30 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

433

D
0
a
t
Slock.
.’wlm’i
Kopen-
hagen’)
Chris.
tiania’)
Zwitser.
land’)
Spanje
1)
Balavla
1)
telegrafisch

21 April1919


– –


22

,,

1919
66.20
62.-
63.95
50.17i
50.10
99’/2-‘/4
23

,,

1919
66.20
62.10 63.90
50.35
50.15
99’/2’/4
24

1919
66.25
62.10
63.90 50.35
50.25 99
1
/,-
8
/
25

,,

1919
66.15
61.95 63.85 50.35
50.25
99’/2-‘/4
26

,,

1919
66.20 61.95
63.80 50.35
50.4e
991/2/4
L’ste d.
w.9
66.-
81.85
63.70 50.10
49.75
99
1
/
H’ste
,,

,,

‘)
66.30 62.25
64.-
50.45 50.75
99
1
/4
19Apr. 1919
(
3
66.-
(261.95

63.85
(
2
50.20
50.25
991/3…3/4

Muntpariteit
66.67
66.67 66.67
48.-
48.-
100

) INoteering te Amsterdam.
1)
l’artïcul,ere opgave.
2)
Noteering van 17 April.

KOERSEN TE NEW YORK.

Cable
Zicht Zicht Zicht
D ata
Londen
Parijs
Berlijn
Amsierd.
(In
(in fr,.
(In cents
(in cents
per
£)
P.
.p.
4 Rm)
per gld.)

26 April

.. 1919
4.67.50
6.09
oom.
40′!,,
Laagsted.week..
4.65.85
6.01′!
2
now.
40′!,,
Hoogste,,

,,

..
4.67.50
6.11
now.
40’/i
19 April

.. 1919
4.65.75
6.01’/2
now.
40

1

/8
Muntpariteit ….
4.86.67
5.18’/4
95114
403/,

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.

Plaatsen en Landen
Noteerings.
eenheden
12April
1919
17 April
1919

Tijdperk
A
p
ril

Laagste Hoogste

24April
1919

Alexandrië..
Piast. P.
£
97
8
/s
97
7
!,,
97
1
/,,
971/16 977/16

‘B. Aires’)..
d.p.gd.pes.
51
18
/is
51
9
/16
51
5
/,,
51
7
/8
51
5
/8
Calcutta
. . . .
sh/d.p.rup.
1161/,,
1/61/,,
1/6 1161/,,
116
1
/32
Hongkong ..
id. P.
$
3/3314
3/38/4
314
314
1
/4
3/4
3
/
Lissabon….
d.p.escudo
33
1
/8
33
8
18
33
338/
4

337/
s

Madrid

.. ..
Peset. p.0
23.08
23.09
22.95
23.10
22.99
‘Montevideo’
d.p.peso
601/2
597/8

69
5
/s
60
1
/8
59/8
Montreal.
.
..
$
per
£
4.76’/4
4.76/8
4.77
1
/
4.78
4777/

‘R.d.Janeiro.
d.p.milr.
1316/,
2

1322/,
2

13
9
/a2
13
29
/82
13
29
f2
Lire, p.
£
34.40
34.57
34.52 34.87 34.77
Shanghai

..
sh/d.p.tael
4/10
4/9′!,
4110′!,
41101/2

4/11
Rome

…….

Singapore
. .
id. p.
$
2/4
1
1,
214
1
/8
2J4
1
/,
2/4
7
/1
&

2/4′!,
‘Valparaiso..
d.p.pap.p.
102/,
2

10
8
!8
10
1
12
10″,
!,
lO’V,,
Yokohama ..
sh/d.p.yen
2/2
1
!
4

2/2
1
14
2/2
2/211
2

2/2V,
Koersen van den dag voorafgaande aan de data in het hoofd ver-
meld.
1)
Telegrafisch tranefert.

GOUD EN ZILVER.

Sedert 29 Juli 1916 worden de dageljksehe ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.

NOTEERING VAN ZILVER.

Noteering te Londen
te New York
26 April

1919 ……..
48’/
101′!,
19

,,

1919 ……..
48″,
1)

!,
1O1’/s
12

,,

1919 ………
48?!,
101
1
/8
5

,,

1919 ……..
437/t
101’/

27

April

1918 ……..
491/s
99’/8
28 April

1917 ……..
37/is
74
20 Juli

1914
……..
24
18
/,,
54
1
/8
1)
Noteering van
17
April.

N. U.. M.

Weekstaat der Nederlandsche tJi tvoermaatschappij.
Voornaamste posten in duizenden auldens.

Bultenl..
Debet
5
pCi.
Credit
Data
Bankiers
Schat.
Diverse
Schuld.
Diverse
klstbilj.
reken.
1)
brieven
reken.
i)

24 April 1919..
1.868
58.650
(8383
17.142 (2 34.368
16

1919..
3.719
58.650
70.400
17.126
104.199
6

,,

1919..
6.615 58.650
70.400 17.123 104.027
31 Mrt. 1919..
6.616
56.500 70.400
17.111 103.014
27

,,

1919..
6.406 56.500
70.400
17.044
102.734
1) Beide rekeningen omvatten, behalve garantiewissels in portefeuille
tot het bedrag der buitenl. schatkistbiljetten, in hoofdzaak garantiewissels
in depht bij cle Ned. Bank.
8) Bij vergelijking met de vroegere weekstaten toonen de Diverse Reke-
ningen
een vermindering aan, doordat cle als surplus voor buitenlandsche
schatki,tbiljettcn ontvangen waarden, die vroeger zoowel aan de debetzijde
als aan de creditzijde der weekstaten onder dit hoofd voorkwamen, thans
buiten beschouwing zijn gelaten. – In het vervolg zulien deze als surplus
ontvangen waarden niet meer in dc weekstaten tot uitdrukking komen.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 26 April 1919.

Activa.

Binnenl.Wis-( H.-bk. f115.462.445,39’12
sels, Prom., B.-bk. ,, 1.054.841,40
enz.in
diso.I Aosk — 2.’l1lqfl7fl
fli’I.
— —–
s

o
—- ”

f
139.716356,83
Papier o. h. Buitenl. in
disconto ………………………

Idem eigen portef..
f
27.079.897,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.

,, 27.079.897,-
Beleeningen H.-bk. fi48.552.142,6o
mcl.
vrsch.
B.bk.

12.452.385,77’/2

op onderp..
in rek.-crt Ag.sch. ,, 64.970.863,69′!2

f225.975.392,07

Op Effecten ……f220.719.092,07
Op Goederen en Spec.,, 5.256.300,-

,, 225.975.392,07
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,’ 14.903.579,33

Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……f 56.403.875,-
Muntmat., Goud .. ,,606.944.286,36
1
/,’

f663.348.161,36
1
!,
M:unt, Zilver, enz. •

8.114.208,09
Muntmat., Zilver .. ,


671.462.389,45
1
/
2

-_._–
,,

9.062.658,75
Geb.enMeiib. der Bank
…………….
,,

1.770.000,-
Diverse rekeningen
………………

,,

79.484.011,32

f1.169.454.264,75
1
!,

Paisiva

Kapitaal

……………………..
f

20.000.000,-
Reservefonds

………………….
5.079.402,58
Bankbiljetten in omloop
…………
in omloop ……….
..2.850.806,68′!,
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk
….
f


Van anderen

….

92.063.760,38
1
/2
,,

92.063.760,38′!,
Diverse rekeningen
………………
,,

14.822.050,12
1
/2

f 1.169.454.264,75
1
/2

Beschikbaar metaalsaldo
. ………….
f

445.163.164,211/1
Op de basis van
21

metaaldeicking….
,,

219.252.601,80
1
/2
Minder bedrag aan bankbiljetten inomloop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is ..
,,2.225.815.820,-

Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer
Minder
Disconto’s
3.627.354,56
1
/2
Buitenlandsche wissels……
18.717.000,-
Beleeningen

…………..
19.886.428,38
Goud

………………..
3.256.839,64
Zilver
837.940,29
1
!,
Bankbiljetten

…………
8.731.795,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s
691.314,35

Voornaamste posten
in duizenden auldens.

Data


Goud
Zilver
k-
B’
bllj1en
Andere
opelschbare
schulden

26. April 1919
663.348
8.114
1.034.638 94.915
19

1919
666.605
8.952
1.025.906 93.872
12

1919

..
667.070
8.851 1.020.674
90.518
5

,,

1919

..
667.947
8.733 1.019.207
81.820
29 Maart 1919

.
669.334 9.750
1.011.223
82.202
22

1919

. .
670.253
9.597
992.658
83.231
15

,,

1919

..
675.032
9.468 1.001.168 78.555
8

,,

1919…..
676.947 9.317 1.009.168 71.281
1

,,

1919
677.311
9.219 1.018.535
75.284
22 Febr. 1919
677.319
9.105 1.000.194 65;696
15

,,

1919
677.328
8.996
1.007.335
66.967
8

,,

1910

.
684.348
8.951
1.028.734
201.369
1

,,

1919
684.357
8.923
1.071.531
90.116

27 April 1918

..
725.771
7.274
936.472
71.764
28 April 1917
596.527
6.858
773.592 62.604

25 Juli

1914
162.114
8.228 310.437 6.198

Effecten

11

Bel.v.h.Res.foncls..
f
5.072.869,32
id. van ‘l,v. h.

398978943

434

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 April 1919
1

D a

Disconto’s
Beleg,
Beschik-
baar
Dek-
king.,.
Hiervan

Totaal
Schatkist-
ningen
Metaal-
percc’n.
promessen
saldo
tage
rechtstreeks

26Apr. 1919
139.716 93.000 225.975
445.163
60
19

1919
143.344
94.000
206.089
451.211
60
12

1919
140.327
94.000
200.495
453.290
61
5

,,

1919 137.031
90.000
194.720
456.077
61
29 Mrt. 1919
119.690
87.000
195.746
49.997
62
22

1919 113.894
82.000 190.530
464.262
63
15

,,

1919
110.373 79.000
193.785
468.132
63
8

,,

1919 101.841
65.000
189.577
470.053
64
1

‘,,

1919 104.208
65.000
208.894
467.313
63
22Febr.1919
92.519 50.000 182.230
472.793
64
15

,,

1919
101.348
50.000 186.008
471.008
64
1919
231.775 170.000
216.812
446.821
56
1

,,

1919
235.408 181.300 136,960
.460.491
60

27 Apr.1918
46.520
18.000 153.925
530.839

.
73.
28 Apr. 1917
85.942
69.000
88.693
435.216
72

25 Juli 1914
67:947
14.300
61.686
43.521′)
54
t)
Op
de bas,8 van’ I,
metaaldekking.

Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ciën blijkt, dat uitstonden op:

19
April 1919

26 April 1919

Aan schatkistpromessen..
f
346.330.006,-
f
353.330.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst

94.000.000,- ,, 93.000.000,-
Aan schatkistbiljetten .

1111728.000,- ,, 111.728.000
1

Aan zilvèrbons ………,, 57.589.976,- ,, 56.452.293,-

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Naast de per mail ontvangen gegevens wordende telegrafisch
bekend geworden totaalcijférs der obligo’s en uitzettingen en het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.

n
k-

Andere
Data

Goud

Zilver

an

1
jetten

opeischb.
scnuiaen

12 April1919 ……….”

333.600
5 ,,

1919

334.700
29 Mrt. 1919

336.800

15 Febr. 1919 …… 122.44

12.245

207.128 119.302
8

1919 …… 119.685

13.740 . 202.112 124.202
1

1919 …… 118.856

14.070

200.933 123.453
25 Jan. 1919 …… 115.975

13.912

199.498 118.739

13 April1918 ……
.90.977

19.110

182.413

63.366
14 April1917 …….72.946

23.313

154.847

34.191

25 Juli 1914 …….22.057

31.907

110.172

12.634
Wissels,

Bescbik-

Dek-
Diverse

,..ns-

uiten

e ee-

oor

ings-
L)ata

.

.

re,ve-

conto
3

N..Ind.

ningen

.

metaal-

percen-
betaalbaar

ningen
1

saldo

tage

12 Apr.1919

211.300

. 70.400
5 ,, 1919

207.700

***

70.800

*55

29 Mrt.1919

204.800

“‘

71.300

**

15 Feb.1919 8.721 20.797 84.749

9.652 69.710 – 41
8

1919 8413 20.111 84.431 .9.613 68.541

41
1 ,, 1919 8.150 18.179 92.449

9.680 68.399

41.
25 Jan.1919. 8.054 18.757 89.702 9.675 66.557

41

13 Apr.1918 8.519 34.106 69.751 23.478. 61.187

45
14 Apr.1917 6.70 38.911 47.688 6.468 58.551

51

25 Juli 1914 7.259

6.395 47.934

2.228

4.8421)
44
1)
SLuitpc,t der activa.

2)
Op
de basio van

metaaldekking.

SURINAAMSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
_________________

Metaal
Ctrculatte
Andere
opeischb.
schulden

I
1
Dlscontos
1

Dlv. reka-
ningen’)

8 Maart 1919..
952
1.686
2)
865
1.322
119
1

,,

1919..
948
1.692
8)
847
1.303
115
8 Febr.

1919..
934
1.733
4)

1.320 1.300
304
1

,,

1919..
927
1.683
5)

1.366
1.303
307

9 Maart 1918..
546
1.291
884
1.095
748


10 Maart 1917..
737
1.083
1.002
940 265

25 Juli

1914..
645
1.100
560
735
396
1)
Sluitpost der activa.
2)
Hiervan
zilverbon, 265 de. gid.
8)
idem 256
de. gld.
4)
idem 277 de. gld.
6)
idem 272 de. gid.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

Aan het eind vanieder kwartaal wordt een overzicht gegeven

van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,

in duizenden pond sterling.

Data
Metaal
Circulatte
Currency Notes.

Bedrag
Goudd.
Gov. Sec.

23 April 1919
85.116
76.163

16

1919
85.235 76.213
5*5
***

9

,,

1919
85.090
74.957
335.325 28.500 318.068
2

1919
84.928
75.167
332.123
28.500.
315.077

25 April 1918
61.006
48.409
235.191 28.500
210.836
26 April 1917
55.248
38.227
152.080
28.500 120.125

22 Juli

1914
40.164
29.317


Data
Gov.
Sec.
___________

Other
Sec.
Public
Depos. Other
Depos.
Re.
.
serve

Dek-
kings-
percen-
lage’)

23Apr.’19
50.225
81.793
24.591
117.208
27.404 19,32
16

’19
56.114 78.305
27.710 116.563
27.472 19,03
9

’19
58.031
77.624
30.309 116.292
28.582
19,50
2

,,

’19
67.114 78.870
32.790 123.302
28.215
18,07

25Apr.’18
56.724
104.843
34.831
140.154
31.047
17,74
26 Apr. ’17
37.492
114.437
52.450
117.249
35.471 20,90

22 Juli ’14
11.005
.
33.633 13.735
42.185
29.297
52
1
/s

t)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-

kassenscheine, in duizenden Mark.

Data
Metaal
Daarvan
Goud
_______________

Kassen-
scheine
Circu-
latte

Dek-
kings-
percen-
lage ‘)

15 Apr., 1919
1.932.558
1.912.036
6.839.461 25.871.133
34
7

,,

1919
1.934.702 1.913.930
6.732.028 25.494.830
34
31 Mrt.

1919
1.936.690 1.915.993
6.732.155 25.490.489
34
22

,,

1919
2.209.070
2.188.305
6.108.966
24.502.095
34

15 Apr. 1918
2.528.188
2.408.777
1.468.466
11.727.198
34
15 Apr. 1917
2.548.665 2.532.285
444.062
8.359.554
36

23 Juli

1914
1.691.398
1.356.857
65.479 1.890.895
93

1)
Dekking
der circulatie door metaal en Kassenscheine.

Data
Wissels
Rek. Cr1.

Darlehenskassenscheine

Totaal
In kai hij
uttge-
de Retchs.
geven
bank

15 Apr. 1919
29.982.032
13.036.031
18.078.300 6.829.300
7

1919
30.196.113 11.252.575
17.875.300
6.703.500
31-Mrt.

1919
30.177.273 14.502.943 17.872.600 6.724.800
22

,,

1919
27.584.093 11.967.850
16.855.600
6.009.300

15 Apr. 1918
13.964.814
7.375.418 8.390.600
1.455.200
15 Apr. 1917
9.552.276
4.691.812 4.286.900 428.300

23 Juli

1914
750.892
943.984

OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden Kronen.

Data

1
Metaal en
buiten!.
1

goud
wissels

1
1

Disc,
Cfl
.
heler.

1

ningen

Bijzondere
schuld van
Oostenrijk en Hongarije

Bank-
biljetten
Rek. Crt.
.
saldi

7Apr.’19
9334.337
12.003.912
32.954.000
38.606.158
6.699.869
31 Mrt’19
335.304
12.144.942
32.954.000
37.965.314 7.421.655
23

,,

’19
335.325
12.129.075
32.954.000
37.709.061 7.659.814
15

,,

’19
335.119 12.118.318
32.681.000
37.408.198
7.610.102
7

’19
335066
12.135.687
32.681.000
37.143.502 7.905.895

23 Juli’14
1.589.267
954.356

2.159.759
291.270
1)
waarvan 262.146 goud,
15.156 buitenlandsche goudwissels
en 57.055
munt- en muntmateraaI zilver.

30 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

435

BANK VAN FRANKRIJk;

Voornaamste posten in duizenden francs.

Data
Goud
Waarvan in hel
Buitenland
Zilver
Te goed
in het
Buitenland

Buit .gew.
voor3ch.
old. Siaat

24 Apr.’19
5.546.326
1.978.308 310.672
22.400.000
17

,,

’19
5.545.817
1.978.308
311.288 787.550
22.400.000
10

,,

’19
5.545.014
1.978.308 311.425
789.655
22.150.000
3

’19
5.544.372
1.978.308
312.269 766.536 22.050.000

25 Apr.’18
5.378.863 2.037.108
256.071 1.286.682
15.650.000
26 Apr.’17
5.242.196
1.947.672 256.595
841.150
9.900.000

23Juli’14
4.104.390

639.620

J4’i,sels
Uitge.
,tdda
Wissel,

Belee.
ning
Bankbil.
jatten

Rek. Cr1.
Parti.
aulleren

Rek. Crt.
Staat

.
897.186
912.299
1.203.099
33.978.450 3.080.463
26.883
899.926 920.393 1.218.923 33.975.178 3.020.013
44.058
E
924.743
931.967
1.232.172 33.998.168
2.879.581
41.185
1.006.971
940.124
1.207.203
33.736.477
2.867.082
94.098
0
1.397.329 1.097.244
1.043.782 26.395.251
3.313.253
55.764
500.390
1.252.569
1.157.536 19.009.853
2.508.788 122.129

1.541.080

769.400
5.911.910 942.570
400.590

S0CI9T9 GËNRALE DE BELGIQUE.
t)

Voornaamste i5osten in duizenden francs.

Data

1

Metaal
1

md.
i

kuilen!.
3a!dt

j
van
buitenl.
vorder.

Ti
van
prom. d. provtnc.

wisseLi en
beleen.

Ctrcu.
latie
Rek.
Cr1.
idi

17Oct. ’18
1.216.753 100.082
480.000
97.728
1.507.912
377.440
10

’18
1.219.743
100.021
480.000
100.040
1.508.011 382.595
3

,,

’18
1.144.781
100.011
480.000
95.287
1.452.612 358.318
26Sept.’18
1.145.778 99.982
480.000
101.783
1.452.948 365.452

18 Oct. ’17
476.043
90.903
480.000
100.351
1.172.474 91.204
190ct. ‘161
352.8721
76.0331480.0001
39.8341
828.739
110.068
1)
Sedert einde
1914
met de (unctic van circulatiebank
belast.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Waarvan Waar.
J
FR.

Data

Goud

1
voor dekking van in

Zilver

Notes in

F. R. Notes het bui.

dc.

circu.

tenland

latie

21 Mrt. ’19
2.140.842
1.238.408 5.829 67.736 2.510.687
14

,,

’19
2.129.534 1.289.878
5.829
67.203
2.503.095
7

,,

’19
2.139.479
1.281.353
5.829
65.983
2.488.537
28 Febr. ’19
2.122.998
1.307.923
5.829 65.725
2.472.307

22 Mrt. ’18
1.802.814
899.919
52.500
59.558
1,429.509
23 Mrt. ’17
912.055
352.0381

10.665
1

844.603

Woar-

Dek.
I
Gou.

Totaal
vankings.

dekking
Data

Wissels

Deposito’skapitaalpercen.

circu.
tage ‘)

latie
21 Mrt. ’19
2.143.463
2.565.949
81.612
51,0
49,3
14

’19
2.148.502
2.452.462
81.562
47,3
51,1
7

,,

’19
2.161.220 2.401.287 81.490
47,6
51,4
28 Febr.’19
2.156.739
2.450.204
81.452
45,4
53,4

22 Mrt. ’18
871.999 1.882.396
74.011
59,6
63,-
23 Mrt. ’17
106.271
844.603

1
56.057
80,5
1
101,5
1)
Verhouding
tunschen: den
totale,, goudvoorraad, zilver etc., en de
opelschbare
schulden: F. R. Notes
en
netto depositds met
inbegrip
van
het kapitaal.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Daia
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
bij de
Totaal
Waarvan
time
banken
gelden en
F. R. bonk,
depositos
deposits
beleggingen

14 Mrt. ’19
771
14.416.750
1.292.165
12.597.610 1.658.431
7

,,

’19
771
14.121.994
1.262.249 12.215.728
1.641.631
28 Febr.’19
771
14.154.488
1.253.166
12.309.801 1.641.232
21

,,

’19
771
13.811.680
1.225.311
12.124.573
1.628.370

15 Mrt. ’18
681
11.923.007
1.152.208
11.029.244 1.392.492

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 26 April 1919.
De hervatting der beursomzetten na •de Paaschvacantie
heeft voor de internationale beurzen in het algemeen een
opgewekte tendens met zich gebracht. Nu het -vooruitzicht
bestaat, dat de vredesconferentie binnen af zienbaren tijd
tot een bevredigende conclusie zal kunnen komen (het ge-
schil met den vertegenwoordiger van Italië word

t over het
geheel niet in al te ongunstigen zin opgenomen) en de we-
reldhandel zich derhalve zal kunnen herstellen, zij het lang. zaam en langs zeer geleidelijken weg, wordt het besef wak.
ker geroepen, dat ook de industrie zich aan de gewijzigde
verhoudingen zal gaan aanpassen, zoodat de gedurende den
oorlog opgerichte en uitgebreide installaties spoedig weder rendabel gemaakt kunnen worden.
Deze gedachtengang is echter alleen over-heerschend in
cle landen der geallieerde mogendheden. In de Centrale
rijken daarentegen is nog steeds een gevoel , van diepe
depressie overheerschend, hetwelk zich uitspreekt in een
apathische stemming ter beurze. Deze wordt niet genivel-
leerd door de geanimeerde tendens, welke voor enkele
fondssoorten af en toe ontstaat en die dan ook slechts te
voorschijn wordt geroepen door factoren, die eerder den
desolaten -toestand van het geheel demoustreeren. Zoo is
bv. ter beurze van B e r 1 ij n de hausse in buitenlandsche
waarden nog steeds niet tot een einde gekomen, doch deze
wordt in de hand gewerkt door de depreciatie, -die de Mar-
ken-valuta in het buitenland heeft ondergaan en die steeds
scherper vormen aanneemt. Nu voedingsmiddelen en grond-
stoffen niet meer geheel van den invoer in Duitschland
uitgesloten zijn, moeten deze natuurlijk betaald worden en
waar de E.ntente, noch de neutrale landen, genoegen nemen
met een voldoening in biljetten of met nieuwe credieten,
wordt cle financieele weerkracht van onze oosterburen bij
vooi-tduring minder. Volgens de overeenkomst van Brussel
met de Entente heeft de Duitsche Rijksbank reeds Mk. 328
millioen aan goud afgestaan (waarvan Mk. 100 millioen
reëel en de rest bij wijze van ddpôt), waar.door de zicht-
bare Duitsche metaalvoorraad met een zevende gedeelte is
verminderd en de dekking der bankbiljetten tot ongeveer
8 pCt. is teruggeloopen. Indien men bedenkt, dat deze ge-
weldige aderlating slechts voldoende is voor de voedselvoor-
ziening van dén enkele maand, begrijpt men, welke opoffe-
ringen Duitschland zich nog zal hebben te getroosten. In
dit verband wordt het ook duidelijk, dat aan buitenlandsche
fondsen zulk een groote waarde wordt toegekend. Behalve
de automatische stijging in prijs in verband met de daling
van den Markenkoers, treedt sterk naar voren, dat het
objecten zijn, die moeten dienen tot betaling der importen. Men berekent uit de buitenlandsche fondsen betalingsmid-
delen ter waarde van Mk. 400 millioen te zullen verkrijgen;
de inlevering is thans gesloten. Dit betreft echter alleen
nog slechts de obligaties; voor bititenlandsche aandeelen is
de vrije handel nog opengesteld.
Behalve voor de noodzakelijke invoeren van voedings-middeldn worden echter in den laatsten tijd ook zeer aan-merkelijke bedragen in Marken gevraagd ter betaling van
den smokkelhandel in buitenlandsche bankbiljetten, voor-
namelijk Ponden en Francs. Tot nu toe zijn hier-tegen geen
maatregelen genomen, doch in Regeeringskringen over-
weegt men een verbod ten opzichte van den handel in deze
biljetten, evenals dit voor Roebels reeds het geval is. Het
is èchter de vraag, of men hiertoe wel zal kunnen over-
gaan zonder de medewerking der Entente in te roepen. Tn
slotte echter heeft ook deze belang bij een zoo klein moge-
lijke depreciatie van de Marken-valuta. –
Ter bestrijding van den achteruitgang dezer valuta heeft
de Rijksbank thans een uitnoodiging tot het publiek ge-
richt tot deponeering, bij wijze van leendépôt, van binnen-
landsche waarden, die dan aangewend zouden kunnen wor-
den als onderpand van door het neutrale buitenland te ver-
strekken credieten. Teneinde deze dépôts echter zooveel
mogelijk intact te laten en de buitenlandsche credietgevers
niet lastig te vallen met her-haalde ruilingen, worden deze
waarden alleen aan-genomen, indien zij voor een termijn
van ten minste twee jaren worden afgestaan. Bij -de be-
staande aversie tegen verlenging, resp. het verleanen van
nieuwe Duitsche credieten in het neutrale buitenland, is
het effect van dezen maatregel voorloopig nog zeer proble-
matiek.
Onder deze omstandigheden is het begrijpelijk, dat de
beurs te Berlijn een zeer mat voorkomen heeft gehad, met
uitzondering dan van de hier reeds – gereleveerde buiten-
landsche en van enkele petroleumwaarden als Steaua
Romana, waarvan bericht werd, dat de aandeelen werden
overgenomen door de Astra-Geconsolideerde-Koninkljke-

436

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 April
1919

groep. Vooral montaanwaarden waren sterk in reactie,
voornamelijk in verband met de steeds hoogere eischen, die%
door het personeel worden gesteld en de uiterst teleurstel-
lende bedrijfsresultaten, die deze ondernemingen, behou-
dens een enkele uitzondering, aantoonen. Nadat de acht-
urige werkdag was verkregen, stelde het personeel reeds
spoedig den eisch voor den 74-urigen en thans zelfs voor
den zes-urigen arbeidsdag. Waar aan den anderen kant’
maximumprjzen voor het product zijn gesteld en de export
veelal niet mogelijk is, behoeft het geen verwondering te:
wekken, dat enkele bedrijven liet faillissement als onaf-
wendbaar beschouwen.
Te We e n e n is de toestand betrekkelijk gunstig ge-
weest, ondanks de geweldige verliezen, die door de Duitsch-
Oostenrijksche bevolking worden geleden als gevolg van de
débacle in Hongarije. Weliswaar is door de Raden-Regeering
te Boedapest verklaard, dat voor’ de buitenlandsche schul-
den een regeling zal worden getroffen, doch deze verkla-
ring geschiedde ‘in zoo vage bewoordingen, terwijl inmid-
dels de betaling der vervallen coupons niet heeft plaats
gehad, dat een zeer gerechtvaardigde vrees ten opzichte van de waarde, die aan de woorden der Hongaarsche machtheb-bers kan worden toegekend
;
is ontstaan. Het is echter tee-
kenend voor het optimistische karakter der be*oners van Weenen, dat liet beursverkeer in relatieve rust voortgang
kan hebben. Weliswar zijn de omzetten zeer klein en zijn de transacties practisch tot een peil gedaald, waarop men
soms gevoeglijk van stilstand kan spreken, doch een pa-,
niekstemming is in de laatste weken niet te constateeren
geweest. Men wacht veeleer.gelaten af, welke gebeurtenis-
sen zich zullen voordoen.
Te Pa r ij s is de stemming ongedecideerd geweest. Voor
:

staatsfondsen bestond weinig animo, daarentegen waren
‘spoorwegaandeelen sterk gevraagd, in verband ‘met het
voorstel, om de personen- en vrachttarieven te ‘verhoogen
De beurs te L o n d e n heeft een geheel ander aspect te –
aanschouwen gegeven. Hier waren juist spoowegwaarcIen
vrij sterk in reactie,’ hoewel het niveau, waarop de meeste
fondsen thans zijn aangekomen, een aankoop uit rende-
meuts-oogpunt zeer aantrekkelijk zou .maken, is het pu-bliek over het geheel niet tot transacties in de genoemde
aandeelen te bewegen. Daarentegen bevonden zich petro-
leumwaarden bI het centrum der belangstelling, voorname-
lijk in verband met de aangekondigde nieuwe emissie van.
aandeelen Shell. Ook rubberaandeelen mochten zich in
goede interesse verheugen, in het bijzonder aandeeleri
Anglo-Dutch ‘als, gevolg van geruchten, als zoude de Neder-
landsche Regeering thans geneigd zijn de in het bezit der

maatschappij zich bevindende rjstlanden tegen goeden prijs
over ‘te nemen. Naar men ter beurze van Londen beweert,’
hebben hieromtrent serieuze besprekingen tusschen onze
Regeering en het béstuur der maatsohappij plaats gehad.’ De markt te W a 11 s t r e e t heeft doorgaans een zeer
opgewekt verloop te aanschouwen gegeven. De omzetten wa-
ren op sommige dagen zeer groot en de af en toe ingetre-
den reacties werden doorgaans dadelijk door nieuwe aan-
kooporders geëlimineerd, zoodat de te onzent ontvangen
dagelijksche slotkoersen bijna voortdurend een vast, resp.
hooger niveau te aanschouwen konden geven. Het ‘is op-
merkelijk den aard van deze hausse te New York nader te
beschouwen. ‘Toornamelijk de kleinere spoorwegshares wer-
den gedurende de betichtsperiode gefavoriseerd, hetgeen op
zich zelve geen gunstig teeken voor den ernst van den
beurshandel zou zijn, indien hieraan niet een geldig motief
ten grondslag zou liggen. Gedurende den oorlog namelijk
trok de exploitatie’ der spoorwegen in het algemeen geen
groote belangstelling, daar het gemiddelde der iilkomsten
van de laatste drie jaren toch door het gouvernement was
gegarandeerd. Nu echter de tijd nadert, dat de ‘teruggave
van de spoorwegen aan de eigenaars wellicht tegemoet kan worden gezien, terwijl nog steeds een groote belangstelling
van Regeeringswege bestaat voor den goeden gang van
zaken in het spborwegbedrjf, richt zich de interesse als
vanzelf naar de waarden der betrokken ondernemingen,
vooral nu, onafhankelijk van de hier genoemde motieven,
de geweldige oogst en de opleving van, den handel een tijd
van groote prosperiteit voor de Spoorwegen doet voorzien.
Naast deze waarden hebben ook scheepvaartaandeelen de
aandacht getrokken. Op de preferente Marineshares is. een
achterstallig dividend van 10 püt. gedeclareerd, zoodat de
gansche achterstand op dit oogenblik is gereduceerd tot
57 pOt. Ook de gewone aandeelen werden in de opgaande
beweging medegesleept. Deze richting heeft zich overge•
plant op andere waarden, die zich in gelijke omstandigheden
als’ de preferente Marineshares bevinden, ni. preferente
aandeelen American Hide & Leather. Overigens waren in-dustrieele aandeelen in. het algemeen eenigszi.ns verwaar-

loosd, hoewel de ‘tendens vast moet worden genoemd.
T e o n z e n t bestond voor onze i’nheemsche
staatsfond-
sen
uiterst matige belangstelling. De koersen ‘ toonden
slechts fractioneele verschillen aan en de omzetten bleven
klein.

Daa’rentegen richtte zich de interesse meer op buiten-
landsche staatsobligaties, waarbij Russische soorten voor-
aan stoiiden. De berichten omtrent enkele overwinningen,
op de boisjewiki behaald, tezamen met de mededeeling, dat
het leger van Generaal Kol’bsjak thans zoo sterk is, dat
hulp van buitèn kan worden ontbeerd, heeft de hoop op een
omverwerpen van het bewind der boisjewiki weder levendig
doen worden. Het aanbod was in de laatste tijden toch al
reeds veel minder geworden, doch nu stelde zich een vrij
groote vraag naar Russische, fondsen hiervoor in de plaats, zoodat aanmerkelijke verbeteringen vöor enkele soorten te
registreeren zijn. Deze afdeeli’ng verlaat clan ook de be-
richtsperiode in opgewekte stemming.
Hetzelfde, hoewel niet in gelijke mate, was het geval
voor Oostenrijksche en Hongaarsche beleggingspapieren, In
verband met de geruchten, als zoude de Raden-Regéering
in Hongarije ernstig door haar tegenstanders worden be-
dreigd.
Ook Argen.tijnsche, Chineesche e.d. waarden werden tot verhoogde prijzen uit de markt genomen.

23Apr. 25Apr. 28 Apr.
Rgof.

434 °/
o
Ned.W.Sch.

1916 85
7
/s

86/4 , 87

+1’Is
4

0/

,,,,,, ,

1916

79/i6 798/s

79’Is

Iho
334010 ,,,,,,

– . – . ,
68V8

68

69V4
+ 1
1
/8
3

0/

,,

,,

,,

– . – –

62

62′

62
‘/2

+ 1/3

234
0/
Cert. N. W. S…..52

52/g

511/ –
‘Ijs
5
O/
Oost-Indië 1915

‘9P14

92
1
/

91’/4

1
/2
4 °/
o
llongarijeGoud – . . –

22
1
/

27

29’/4 + 7
4
0
/0
Oostenr.Kronenrente 23
1
/s

22
1
/jo 23
1
/8 +
1/4
5 0/
Rusland 1906 ……5

35 ,

35I

+ 3/8
434
0/
Iwangorod Dombr. – –

20’/

21/

26


5Is
4
0/
Rusland Cons. 1880 24

24/2

26’/j + 2’/2
4
0
1
0
Rusl. bij Hope & Co

25

25

29
1
/,
o
+
4
11
Iij
4
0/0
Servië 1895 ……..46

46

40

—6
434
0/
China Goud 1898 .. 73

72/

71114

1I4
4
0/
Argentinië Buitenl.. 63
3
/4

63
3
/g

63

– 3/
4

5

0/
Brazilië 1895 ……737/,

737/8

69

– 47/
8

5

°Io

,,

1913 ……70′!,

70
1
/2

69


IV-

Van de locale markten héeft de
petroleumafdeelinçj
wel
de meeste aandacht getrokken. Reeds wéken lang hebben
geruchten geloopen ômtrent een emissie van aandeelen
Koninklijke Petroleum-Maatschappij, waaraan dan allerlei
beschouwingen omtrent een te verwachten groote bonus
werden vastgeknoopt. Reeds waren berichten in definitie
ven vorm gepubliceerd, die echter onmiddellijk door de
directie werden tegengesproken. Toch bleef de opinie over-
heerschend, dat te eeniger tijd, en wel binnen een niet al
te lange periode, eenige aankondiging dienaangaande, tege-
moet mocht worden gezien; temeer, waar de directie der
Sheli-Company te Londen reeds tot publicatie van de
approximatieve condities voor de inschrijving op de door
haar uit te geiïen aandeelen was overgegaan. Tegen hot
slot der vorige week werd dan ook inderdaad bekend ge-maakt, dat de Koninklijke Petroleum-Mij. terzeifder tijd,
dat het slotdividend op de aandeelen over 1918 betaalbaar
zal zijn, een emissie va’n ‘aandeelen t pari met recht van
voorkeur voor aandeelhouders zal doen plaats hebben en
wel in dier voege, dat voor iedere vier aandeelen één nieuw
aandeel zal worden verstrekt. Deze mededeeling heeft een
storm van aankooporders ontketend, die den toch reeds
sterk verhoogden prijs van het fonds op één enkelen dag
met 40 pCt. deed monteeren en den daaropvolgenden beurs-
dag zelfs met 50 pCt. Eenerzijds waren dek’kingsaankoopen
de oorzaak van deze hausse, anderzijds het verlangen van verschillende houders om vier aandéelen te bezit,ten, ten-
einde hiermede het voorkeursrecht voor een nieuw aandeel
te kunnen uitoefenen.
‘In verband met deze geweldige vraag voor aandeelen
Koninklijke en de daarmede gepaard gaande koersverhef-
fing konden de met de moeder-maatschappij gelieerde onder-
nemingen, als Dôrdtsche, Moeara Enim,
enz.,
eveneens
profiteeren, zoodat ook deze fondsen de berichtsperinde op
een sterk verhoogd niveau verlaten.
Tegelijkertijd mochted aaiideelen Steaua Romana zich in
groote belangstelling verheugen, ‘als gevolg van het hier
boven reeds genoemde plan tot oername dezer maatschap-
pij. Aancleel’en Geconsolideerde monteerden in, sympathie
met aandeelen Koninklijke en Steaua, doch de beweging, nam hier toch niet zulke groote proporties aan, terwijl de
omzetten relatief gering bleven. Daarentegen bestond meer

30 April, 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

437

animo voor aandeelen Orion, waarvan een bericht omtrent
gunstige bedrijfsresultaten de stimulans is geweest. De
gansche afdeeling verlaat de berichtsperiode in zeer opge-
wekte tendens en op zeer aanmerkelijk verhoogd koerspeil. De overige locale waarden waren gedurende het grootste
gedeelte der berichtsperiode in kalme, doch vaste stemming.
Hierin werd echter tegen het slot eenige wijziging gebracht
door
cultuurwaardcn,
die een snelle en Vrij groote verhef-fing in koers konden bereiken. Speciale berichten, die een
hausse konden inotiveeren, waren hier wel niet aanwezig,
doch de voortdurende mededeeliugen omtrent groote suiker-
verkoopen tegen hooge prijzen hebben ten slotte een stimu-
leerenden invloed op den kooplust van het publiek uitge-
oefend, dat bovendien thans niet meer veroiltrust worde
door berichten omtrent politieke of sociale verwikkelingen.
Tengevolge van deze betere opvatting konden de hooI d-
soorten als aandeelen Handelsvereenigiug ,,Amsterdam”,
Cultuur-Maatschappij der Vorstenlanden, enz., flink in
koers monteeren, waarbij de bij de suikercultuur betrokken
bankwaarden, als Nederlaudsch-Indische Handelsbank, niet
achterbleven. Ook voor .deze afdeelng was het slot op de
hoogste prijzen.
Voor
te/jak-
en
rubber’waarden
was de belangstelling niet
groot. Waar echter eerstgenoemde meerendeels eenigszins
in koers konden verbeteren, trad voor de laatste een
reactie in, weliswaar niet al te omvangrijk, doch groot ge-
noeg, om den geringen kooplust, die tot nu toe bestond, tij-delijk te doen verdwijnen. Waar echter de overige markten alle een zeer optimistische houding te aanschouwen gaven,
kon voor de
rubberafdeeling
de min of meer ongeanimeerde
tendens ook niet blijven bestaan, zoodat de s}otkoersen per
saldo geen groote verschillen te aanschouwen geven.

23Apr. 25 Apr. 28 Apr.
Rzigof
daling
Amsterdamsche Bank . .. .
1861/
4
187 – 187’/4 +
‘i
Ned.Handel.Mij.cert.v.aand.
188/4
188/2 189/ + 1
Rotterd. Bankvereeniging. . 132 132 131/ –
Amst. Superfosfaatfabriek..
144
1
14
155

155

+ 101/4
Van Berkel’s Patent ……152

150′!2 148

—4
Insulinde Oliefabriek …. 240

236/4
242!,
+ 21/,
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand. 103

103’/4
103
‘1
+ ‘/
Ned. Scheepsbouw-Mij. …. 168’/

167
1
!1
167/8 –
Philips’ .Gloeilampenfabriek 430

438’/4 445’/4 + 151/4
R. S. Stokvis &.Zonen …. 580

566

576’/ – 3
1
12
Vereenigde Blikfabrieken. .
121
1
/

123
1
/8 127’/4 + 6′!,
Compania MercantilArgent. 271

270’I2
269

– 2
Cultuur-Mij. d. Vorstenland. 16,11/ 164/, 168

+ 64
Handelsver. Amsterdam . . 446
3
/4 451

465

+ 18 1/4
Roll. Transatl. Handelsver. 134
1
/4 134
3
Is 132
1
/g
– 2
VanNierop&Co’s Handel-Mij 182
3
/4
182

181

– 1/4
Teis & Co’s Handel-Mij . .. .
160
3
/
160

160


3/
4

Gecons. HoIl. Petroleum-Mij. 273

287

299

+ 26
Kon. Petroleum-Mij . …… 669’/4 690’/2 791

+121
1
/
4

Orion Petroleum-Mij…….82/

89

91/4 + 9
Steaua RomanaPetr;-Mij… 148

153

163
1
I
+ 15
1
!2
Amsterdam-Rubber-Mij. …. 188

189
1
!, 189

+ 1
Nederl.-Rubber-Mij . ……. 104

105’/4 104′!, +
1/1
Oost-Java-Rubber-Mij…..213

220

217’12 + 41/2
Deli-Maatschappij ……..490

492

499’12 + 9′!2
Medan-Tabak-Maatschappij. 221

229

231/4 + 10
3
14
Senembah-Maatschappij .. 472

484

485

+ 13

Op de
scheepvaartnsarkt
was het stil hoewel •de onder’
toon gedeci.deerd vast moet worden genoemd. Een uitzon-
dering op den vrij gelijkmatigen handel en de overeenkom-
stige koershouding maakten de waarden der Indische
lijnen, voornamelijk echter der Mij. Nederland, in verband
met geruchten, dat door deze ondernemingen in het alge-
meen en door de laatste maatschappij in hei bijzonder, zeer
groote winsten zouden zijn gemaakt. In sympathie met de
onbewogen houding der overige scheepvaartwaarden konden
hier de hoogste koersen wel niet behouden blijven, doch
een gedeelte van het avans werd den betrokken aandeelen
toch niet ontnomen.

23Apr. 25 Apr. 28 Apr.
Rijzing of
daling.
Holland-Amerika-Lijn

. .. 410
1
!9
415′!4 417

+ 6′!,
,,

,,gem.eig
390’/2
39
+
6’/t
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij..
284
285 295
+
11
Hollandsche Stoomboot.Mij.
187
185
1
/4
184

3
Java-China-japan-Lijn….
310
1
!,
316 317
+
6
1
!2
Kon. Hollandsehe Lloyd ..
170 170 168′!2

1
1
/,
Kon. Ned. Stoomb.-Mij.

..
213
214’/4
214
+
1
Kon. Paketvaart-Mij.

….
245′!,
247
249
+
3’/
Maatschappij Zeevaart
. .
..
338
338
.3048!4

33’14
Nederl. Scheepvaart-Unie..
257
1
!2
258
1
/
259
+
1′!2
Nieveit

Goudriaan

……
500′!,
515
538
+
37’/
Rotterdamsche Lloyd ……
2821/, 282
1
!,
283’/
+
1/4

23 Apr. 25Apr. 28 Apr.
Rizief

Stoomv.-Mij … Hillegersberg” 259

259

259
,,

,, ,,Nederland” – . 313

316

315
1
!, +
2
1
!2
,,,

,, ,,Noordzee” – . 164

163′!2 163’/d –
1/
4

,,

,, ,,Oostzee”

328
1
/

330

344

+ 15′!2

Do
A9flerjkaansche merkt
was aan onze beurs voortdu-
rend in opgewekte en uiterst vaste tendens. Wel gaven de
aanwijzingen van Wallstreet hiertoe aanleiding, doch vaak gaf de markt te Amsterdam het voorbeeld, voornamelijk in
de laaggeprijsde spoorwegaandeelen, als St. Louis & S.
Fransisco, Missouri Kansas & Texas, Wabash, enz. Doch
ook industrieele waarden konden van de geanimeerde
tendens ruimschoots profiteeren. Zoo verlaten Steels, Hide
& Leather, enz., de week alle op hooger niveau. De arbi-
trage te onzent greep meer en meer in, nu het verkeer met
de Vereenigde Staten aan minder bezwaren onderhevig is,
al duurt het ook thans nog enkele dagen, alvorens tele-
grammen hun doel bereiken. Naast de arbitrage echter
trad het publiek overwegend als kooper op, waardoor soms
in gewoonlijk zeer kalme afdeelingen thans groote trans-
acties werden geëfectneerd met koersi’erschillen op dén
enkelen dag van eenige procenten. Het slot was ook hier
zeer vast.

23Apr.25 Apr. 28 Apr.
Rëzigof

American Car & Foundry

937/s 96

97

+ 3
1
/
Anaconda Copper …… …
131′!, 134V

135

+
3’I,
Un. States Steel Corp.
..

9511

931/,

991/

+4’/4 Atchison Topeka ……… 91’ha

95

97

+2″h
Southern Pacific …….. .98/, 100

105/4 + 6v/s
Union Pacific …………135’/

136l/

137!

l- 2/,
Int.Merc.Marine afgest…..37
1
l/

372/8

37
11
/ja +
‘is
prefs 144
2
!

142
1
12
143

– 1’/4

De
geldniarkt
bleef gelijkmatig; prolongatie circa 4 pCt.

GOEDERENHANDEL

GRANEN.

28 April 1919.

Ook deze week kwam er geene verandering in de zeer
gunstige oogstberichten uit Noord-Amerika. De uitzaai
van zomertarwe gaat ongestoord voort. Het heet nu, dat
de uitbreiding van de met tarwe bezaa.ide oppervlakte niet
plaats vindt .ten koste van mais, waarvan de prijs de laat-
ste maanden zeer loonend voor den verbouwer is, doch eer-
der den haveruitzaai zal beperken. ver is in de Vereenig-
de Staten in dit seizoen het goedkoopste voergraan en
hiervan wordt een kleinere oogst verwacht. In Argentinië
heeft regen een eenigezins uadeeligen invloed uitgeoefend
op de kwaliteit der nieuwe mais, doch voor den uitzaai van
tarwe en lijnzaad was hij zeer welkom.
Verschpi’ngen. van tarwe uit de Vereenigde Staten wa-
ren weder zeer groot, hetgeen dais ook noodig is om ruimte
te maken voor den nieuwen oogst. Binnenkort zal ook de
directe uitvoer van tarwe uit Canada via Montreal weder
mogelijk zijn door het verdwijnen van het ijs uit den St.
Laurens. Groote hoeveelheden tarwe en meel liggen daar
voor verschepin.g gereed. Uit Atistralië worden bij voort-
during flinke verschepingen gemeld en weder is een groot
aantal schepen aangewezen om in Australië tarwe te laden.
Het ziet er naar uit, dat de verwachting ‘der Engelsche
Regeering, dat in dit seizoen slechts een millioen ton tarwe
uit Atistralië zou kunnen word.eh verscheept, ver wordt
overtroffen. Van 1 Januari tot 18 April beliepen de ver-
schepingen namelijk reeds 773.000 ton tarwe en meel,
waarbij voor meel de overeenkomstige hoeveelheid tarwe
wordt gerekend. Meer en meer wordt de voorziening va,,
Midden- en Oost-Europa met Noord-Amerikaansch graan
werkelijkheid. Het_grootste bezwaar is daarbij de betaling,
doch het schijnt, dat de Vereenigde Staten daarbij niet te hooge eischen stellen. Te Weenen is, dank zij de Amen-
kaansche aanvoeren, het meelrantsoen verdubbeld en ge-
bracht op 1250 gram per week. Ook Roemenië, Servië en de nieuwe vroeger tot Oostenrijk-Hongarije behoorende landen
ontvangen langzamerhand hun deel. Met Duitschland is
eerst een klein begin gemaakt, omdat daar naar het schijnt
vooi-loopig aadappeleu en vet meer noodig zijn. Binnen-
kort echter zullen ook de graanleveringen worden uitge-
breid. Nu de Zwarte lijst is afgeschaft en ook overigens de
handel steeds meer vrijheid erlangt, zal waarschijnlijk die
aanvoer langzamerhand gedeeltelijk in particuliere handen kunnen overgaan. In Duitschland zelf en ook in Oostenrijk
streeft men daarnaar, doch vooral voor den particulieren
handel is de kwestie der betaling een groot struikelblok,
met welks wegruiming nog steeds geen voortgang is
gemaakt.

438

ECONOMISCH-STATiSTISCHE BERICHTEN

30 April 1919

Daia

Noteeringen.

Chicago

1

Buenos Agres

Torw
I
Mars
I
Haver

Tarwe

MaTs Lljnzaad
Mei

Mei

Mei

Mei

Mei

Mei –

Locopr-ijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten

28 April
1
21 April
1
28April.
1919

1919

1918:

Tarwe (inlandsche)

……1
25,-‘)
25,-
1)
1

26Apr.’19 226

170
71
1
/

10,65

5,8)
19,55 ‘
Rogge (70 Kg. natuurgew.)I
28,501)
1

28,50
1
)

19Apr.’19 226

161 70
5
!,.

10,90

5,108)
19,70
Maïs (La Plata)

……..
1
600,-
1

1

420,-
1)

26Apr.’18 220

127
1
/ 83/8

12,-

5,25
24,30
Gerst (46 lb. feeding) ….
595,-
1

1

420,- ‘)

26Apr.’17 254’/4

146
69′!4

15,45

10,05 23,20

.
Haver (inlandsche)

…….
23,- ‘)
1


26 Apr.’16 114
1
!8

76’/4
448/4

8,10

4,70
11,55
Lijnkoeken (Noord-Ame-
.23,

‘)

20Juli’14

82

1)

56e/8
1)

36’/i ‘)

9,402)

5,388)
13,702)
rika van La Plata-zaad)l
340,-
1

370,-

1

300,-‘)

1)
per Dec.

2)
per

Sept.

8)
nieuwe oogst.
:•


Lijnzaad (inlandsch)

..
. .
40,-‘)
40,-
1)

1)
Regeeringsprijs.

De noteeringen te Buencis Ayres zijn van 26 April
1919, 21
April 1919, 26 April 1918, 26 April 1917, 26 ApriI1916.
AANVOE1tEN in tong van 1000 K.G. voor verbruik in Nederland.

Rotterdam
II
Amsterdam

II
Totaal

Arii&elen

1
.

II

II
20-26 April
1

Sedert

1
Overeenk.
II
20-26 April

Sederi

1 Overeenk.

1919

1918
1919

1 1
Jan.
1919 1
iiJdvak
1918 II

1919

1 1
Jan.
1919 1
tijdvak
1918 II

27.480


5.970

33.450

Rogge …………….

.



8.690.

8.690


Boekweit

…………







1.500




1.500
– –
Gerst

…………….
4.407

. –
3.450

7.857

Tarwe ………………..4.944

Mais

……………….-

….

5.056




5.056

….
….


– –
– – –

Haver

………………..-

3.188
. –
,



3.188

Lijozaad ……………..-
Lijokoek …………….LOOS
44.
1
669 .

c.a. 2575
38.280

82.49

Tarwem_eel ………….. –
Andere meelsoorten….

200
18.488


616

19.104

AANVOEREN
in
tons van -1000
K.G. voor
het Buitenland.
121.446
96.316
-.

.
121.446
96.316
13.855
24.647



13.855 24.647
Tarwe ………………-

Rogge …………….

4.136
4.136
5.174
– –
. –
.

4.138
5.174
Maïs

………………-.

.

98.617

.



98.617

Tarwemeel ………….-
Gerst

……………..305
5
46.391
3.697

– –
46.391
3.697
104.765
-.

.
– –
104.765

Ha.ver ……………..16.430
Lijnkoeken …..


.

932
– –


932
Andere meelsoörten….

688
82.358
..

.

.

82.358

In Amerika zijn de graanmarklen nog steeds zeer vast
en in de afgeloopen -ateek zijn voor de meeste artikelen de
prijzen nog weder gestegen. In Argentinië blijven zij vrij.
wel onveranderd. Alleen lijuzaad is iets duürder.
N e d e r 1 a n d. De vraag naar voedergraan blijft verbete-
ren.Vooral voor mais bestaat goede vrü,g. Niet slechts worden
cle aanvoeren van Mixed Maïs uit Antwerpen geregeld opgeno-
men, doch ook voor Plata-maïs ter verlading in Mei en Juni
bestaat meer attentie. Op -de basis der bevrachte scheeps-
ruimte komen geregélci zaken tot stand en nieuwe bevrach-
tingen hebben plaats gevonden voor tusschen
f
130,- en

f
140,- per ton voor stoomschepen. Verschillende zaken
zijn gedaan voor verlading op Antwerpen met overlading
aldaar naar Rotterdam of binnenlandsche Nederlandsche
plaatsen.. Voornamelijk door de lagere vrachten der .gere
gelde lijnen hebben deze zaken via Antwerpen in den laat-
sten- tijd geregeld plaats gevonden, ook -voor verschillende
NoordAmerikaansche artikelen. Antwerpen doet daardoor
Rotterdam met succes concurrentie aan, doch het ziet er
naar uit, dat bij herstel der verhoudingen op -de vrachten-
markt Antwerpen dezen voorsprong weder zal verliezen:
Zaken voor directe verschepingen van Noord-Amerika blij, yen onbeteekenend en nieuwe bevrachtingen zijn ons daar-
voor dan ook niet ter oore gekomen. Wel zal de Regeering
morgen bij inschrijving twee ladingen van tezamen onge-
veer 9000 ton Amerikaansche voergerst verkoopen, waar-
van eene te Amsterdam en eene te Rotterdam. Ook zet de
Regeering hare geregelde Maandagsche veilingen -van voe-
derar-tikelen, vooral peulvruchten, te Rotterdam voort. Het
aanbod wordt geregeld opgenomen.
Zeer welkom voor den Nederlandschen graanhandel was
dezer dagen het bericht van de opheffing der graanrant-,
soeneering van Nederland door de geallieerden -tezamen met
de afschaffing der Zwarte lijst. Hierdoor schijnt de moge-
lijkheid tot wed-eropvattiug onzer inter-nationale graan-
zaken geschapen.

SUIKER.

De laatste oogst — in D u i t s oh 1 a n d heeft volgen
F. 0. Licht 1.333.000 tons ruwsuiker opgeleverd. Voor dit
jaar wordt eene verdere inkrimping van -den bietenaan
plant thans onvermijdelijk geacht. Van regeeringswege
word-t het volgende overzicht van het verbruik van den
oogst’in de 2 voorafgaande jaren bekend gemaakt:

1917/18

1916/17
Binnenlandsche consumptie

816.900
.
802.300 tons
Leger en marine, mci mar-


melade, kunsthoning en tech-


nische doeleinden ………280:400

266.800
Marmelade voor de bevolking 132.500

92.700
Kunstboning

95.600

47.600
Bietensap

1.000

4.000
Suikerwerk …………….42.600

46.500
Wijnbereiding …………..

12.900

14.900
Andere doeleinden……….15.900

18.500
Gistbereiding, etc ………..

22:600

1.200
Bijenvoedering ………….17.100

16.500

Totaal ……..1.437.500 1.311.000 tons
Er bestaat volgens mededeeling der Regeer-ing geen kans,
dat gedurende het loopende bedrjfsjaar -de handel in suiker
wordt vrijgesteld.-
In B o h e m e n zullen de hoogere bieten- en suikerprijzen
vaarschijnlijk aanlèiding geven tot eenen vermeerderden
uitzaai van 5 -tot 10 pOt.
In P 01 e n zijn cle vooruitzichten ongunstig, evenals in
R ii s 1 a n d, alwaar op eeuen grooten achteruitgang van
den uitzaai gerekend wordt. —
Zweden zal waarschijnlijk 10 pCt. meer aanplanten.
13-it N 0 0 r w e ge n wordt bericht, .dat de Regeering dan
vrijen handel -in suiker weer toestaat.
De zichtbare voorraden bedragen volgens F. 0. Licht:

1919

1918

1917
Duitschland 1 Sept.’) 240.000* 400.000* 250.000* tons
Oostenrijk

1

‘) – 200.000

250.000

305.000
Frankrijk

1 – ,, 1)

35.000*

40.000e

39.012
België

1

1)

48.500*

50539

13.824
Nederland 15 Maart

71.679

122.159

146.709.
Edgeiand

1 Febr.

377.992

186.671

132.438

Totaal Europa – 973.171 1.049.369

886.983 tons
V. S. v. N. A. 13 Febr.

51.319 – 26.640

162.733
Cubahavens 3 Maart

526.997

629.960 414.648

Totaal ……1.551.487 1.705.969 1.464.364 tons
– * Raming. ‘) 1918/17/16.


In E n ge 1 a n d en
1F
r a n k rij k blijft vraag bestaan
voor koloniale suikers, bestemd voor de suikerverwerkenae
industrieën, waarvoor Java met Amerika te concurreeren-
heef t.

30 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

439

In J a v a vonden verdere afdoeningen tot opnieuw hoo-
gere prijzen plaats. Voor Superieur Mei-levering werd
/ 21,—, Juni-levering
f
20% en Juli- en latere levering

f
20,— eerste kosten betaald en is er nu nog maar weinig
witte suiker uit den nieuwen oogst onverkocht in de eerste
hand. Volgens telegrafische berichten zijn de vooruitzich-
ten voor het gehalte van het riet in den laatsten tijd zeer
verbeterd en verwacht men eenen oogst van ongeveer 22 millioén picols tegen verleden jaar ruim 2836 millioen pie.,
waarbij in aanmerking genomen moet worden, dat de be-
plante oppervlakte töen 15 pCt. grooter was. De afschepin-
gen gedurende Maart bedroegen 129.000 tons tegen 47.000
tons verleden jaar, hetgien de totale afscheep sedert 1
Mei
1918 brengt op 1.868.500 tons tegen 1.166.200 een jaar
te voren.
Willetit & Gray reduceerden hunne raming. van den oogst
op de P h i 1 i p pij n en, die voor uitvoer in aanmerking
komt, van 230.000 tons tot 180.000 tons.

NOTEERINGEN

Data
Am,terdam
per

Londen
New York
96
Tak.,
Wl,ite
Mei
Cube.,
t

Jaao3
bied
Centrifugal.
No.I

25 April 1919..
f

64/9
2913

7,28

18

,,

1919..
,,


64/9
2913

7,28
25 April

1918..
,,


6419
– –
5,92
25 April

1917..
,,

21
19
/s,
47/11/3

31/3
6,21
21 Juli

1914..
,,

11
11
/s,
181_
1


3,26

RUBBER.

De markt was in de afgeloopen week zeer flauw gestemd
en prijzen daalden tot 1/11 voor prima Crepe loco en 1/1081
4

voor sinoked Sheets.

De groote aanvoeren, waartegenover
in den laatsten tijd weinig afleveringen staan, drukken de
prijzen zeer. De voorraden in Engeland, welke eenigen tijd
geleden geleidelijk afoamen, zijn thans grooter dan ooit te
voren en bedragen 17350 tons op het oogenblik.
Waar echter thans de uitvoer naar Nederland wèer toe-
gestaan is en bovendien ook de beperkende bepalingen ten
opzichte van den invoer in Scandinavië opgeheven zijn, is de
mogelijkheid• niet uitgesloten, dat hierin weer een gunstige
keer komt.

sje
uueeinugvu nulticu

prima Crpe loco ….

1/11

einde voorafg.week 1/11
2
/
smoked Sheeta ,…..
1/10′!.,
…………….1/11
pr.
Crepe Juli/Sept…
21—
…………….
2/’I.,

11

Oct./Dec. ..
2
1

1
!,
…………….2/_
2
/4

hard cure line Para
2142/
4

…………….

2/42/
4

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolf 1
&. Witkanp en Leonard Jacobson & Zonen).

Noteeringen en voorraden.

Data
Rio
Santo.,
Wisdkoers
Voorraad
/j’
Voorraad

26 April 1919
570.000
12.525
1)
9
13
7
Is

19

1919
626.000
2)
3.08.000
13.600
2)

12

,,

1919
607.000
11.300
3.219.000
13.300
13′!,
26 April 1918
705.000
4.500
3.519.000
4.600
18’4,

Ontvangsten.

Rio

Sanies
Data

Afgeboopen

Sedert

..4geboo pen

Sedert
week

1 Juli

week

I

I
Juli

26 April 1919 ..

27.000 1.423.000

91.000 6.430.000
26

,,

1918..

55.000
1
2.460.000

98.000 ]10.994.000

9 Feestdag.
2)
niet genoteerd

KATOEN.

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middling Uplands). – –

28 Apr.19
1
21

Apr.19
114

Apr. ‘19129April18
1
28Apr.’17
New York voor
Middling

..
29,500)
28,60e
28,70e
26,75e
20,65e
New Orleans
voor Middling
27,63e
27,50e
26,75e
29,50e
19,57e
Liverp. vGood
Midd.Texas..
18,55d
18,20d
18,19 d
22,08 dl)
12,88d’)
Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen halen)

1
Aug. ’18

Oocreenkomatige perioden
tol
125
April’19 1917-18 i 1916-17

4885

} 5513

) 6472

1802

2246
3948

975

1873

410

453

Voorraden
in
duizendtallen
25 April’19
26April
18
27April17

Amerik. havens ……….
1261
1441
1049
Binnenland …………..
1391 1111
923
New York

.

164
56
1

.

428
327
New Orleans ……………
Liverpool

……………
52 1
9
388
658

9 28 April 1919.
‘) Good Middling Amer.
‘) 27 April 1917 Middling Amer.

VETTEN EN OLIËN.

De hande1s-attach, toegevoegd aan de Amerikaansche
legatie in Den Haag, zond de volgende mededeeling aan importeurs van Amerikaansche Packinghouse-producten
(vertaling van den berichtgever): ,,De vertegenwoordiger in Nederland van de War.Trade-
,,Board der Vereenigde Staten deelt U hierbij mede, dat er
,,eene regeling is getroffen volgens welke varkensvieesch en
,,varkenoproducten voortaan door den Amerikaaiischen
,,exporteur te consigneeren zijn aan het Interallied Trade-
,,Cornmittee (I.A.T.C.) in Den Haag, en wel voor rekening
,,van en ten behoeve van den importeur in Nederland, in
,,plaata van zooals tot nu toe aan de N.O.T.
,,Ingeval U varkensvieesch en varkensproducten wenscht
,,uit te voeren naar Duitschland, dan gelieve U zich te
,,wenden tot de LA.T.C. in Den Haag, Javastraat 58, en
,,het formulier in te vullen, dat de I.A.T.C. U zal verschaffen.
,,Het bovenstaande geldt zoowel voor varkensproducten,
,,reeds hier in Nederland aangekomen, als voor de toe-
,,komstige verschepingen.
,,Aanvragen voor opheffing der N.OT.-bepaiingen ten
,,opzichte van varkensproducten, welke reeds hier aange-
,,komen zijn voor verlading naar andere ,,centrale” landen
,,dan Duitschiand (als b.v. Duitach-Oostenrijk, Tzecho-
,,Slovakye etc.) gelieve U door de N.O.T. te doen.
,,Voorgenomen verladingen naar Luxemburg en Linker

,,Rijnoever moeten vergezeld gaan van Import-Certificaat,
,,geviseerd door de geïnterallieerde Commissie in Luxemburg,
,,in overeenstemming met de mededeeling, reeds door dit
,,bureau gedaan.”
Bovenstaand bericht, zoowel als de ook in de nieuwsbladen verschenen mededeeling, dat de ,,rantsoenen” voor aanvoeren
van overzee zijn ingetrokken, en de verplichting vervallen
is om voor den aanvoer van oliën en vetten vergunning te
vragen aan de Oils- Seeds-Executi ve in Londen, heeft uit den
aard der zaak groote activiteit verwekt.
Hiermede is nog niet gezegI, dat het bijzonder gemakkelijk
zal gaan varkensproducten naar de Centrale landen te ver-koopen, aangezien o.a. de Nederlandsche Regeering beslist
geen opheffing van uitvoerverbod, in welken vorm dan ook,
verleenen zal, zoolang van het artikel, dat men exporteeren
wil, niet een zeer voldoende hoeveelheid voor binnenlandsch
verbruik aanwezig is, terwijl verder houders en importeurs
hier bij event. zaken voor Duitschland betaling in Nederl.’
Courant eischezi, en wel 25
O/o
bij afsluiting van de zaak
en het overige bij eene bank te hunner dispositie, totdat
definitief kan worden afgerekend bij inontvaugstneming
De offerten en noteeringen luiden
Noord-
A
me r ik.

0
1
e
o
– Ma
r ga ri n e

,,E x t za”:

f
194
1
1,1f 186,—, Prime
f
183
1
/,/f 176,—, c.i.f. hier,
prompte aflading van Noord-Amerika.
Zuid-Amerik. Beef-Premier-Jus No. 1. Hier-
voor is
f 128,— c.i.f. hier geboden. Het antwoord uit
Amerika is echter nog niet outvangen.
Zuid-Amerik. Mutton -Premier- Jus ad f120,-
c.i.f. hier bovenst. Condities geoffreerd.
N e u t rai 1 ard. Loco
f
242,-1245,—. Mei-aflading

f
227,—.
P u r e 1 ard. Loco
f
233,—/245,—. Stoomend
f
233,-1245 Mei-aflading / 216,—/222,—.
Steamlard. Loco / 228,—.

Ontvangsten Gulf-Havens..

ff

Atlant.Havens
Uitvoer naar Gr. Brittannië ‘t Vasteland.
Japan etc…

440

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

30 April 1919

Edible Tallow. De offerten hierin loopen nogal’
uiteen en variêeren al naar de merken van
f
108,— tot
f
125,— c.i.f;- hier voor ,,Australische” stoomende partijen.
Katoenzaad-olie. De mogelijkheid dit artikel te
importeeren bestaat thans weder voor particuliere firma’s.
De
noteering is: $
22
1
/
f.o.b. New York, wat ongeveer
op f120,—

tot f125,— c.i.f. Rotterdam zoude komen, al
nardat de vracht zal zijn ten tijde der vcrschepin. –

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

Data
Ijzer
Clep.
No.3
Koper
Standard

Tin Lood

Zink

29 Apr, 1919..
nom. 76.15/-
226.-/-
24.51-
35.101-
22

,,

1919.
nom.
76.101-
226.15/-
24.101-
35.-/-
26 Apr. 1918..
nom. 110.-1-
350.-/-
30.101-
52.-!-
27 Apr. 1917..
nom.
130:-!-
230.101- 30.101-

20Juli

1914..
6114
61.-/-
145.15!-
19.-1-
21.10/-

VERKEERS WEZEN.

RIJN VAART.

Week van 21 tot 28 April 1919.

In de afgeloopen week hadden nog geen verladingen vaû levensmiddelen voor de burgerlijke bevolking van Duitsch-
land plaats. Alleen vertrokken wederom eenige schepen
beladen met goederen voor het z.g. bezette gebied.
Voor Antwerpen werd de ter beurze beschikbare scheeps

ruimte grif aangenomen tegen een huui van 3 cents per
ton per dag. Deze schepen schijnen’ in hoofdzaak gecharterd
te worden voor het vervoer van kolen van België naar
Strassburg en ook naar Rotterdam. Het sleeploon bewoog
zich tusschen
f
0.90 en
f
1.10 per last boven het 50-cents-
tarief.

Verschepingen in de Ruhl-haven8 hadden zon goed als niet
plaats, aangezien nog steeds de werkstakingen aanhjelden.
Dientengevolge werden zeer weinig schepen afgeladen en
was er ook zeer weinig sleepwerk van de’ Ruhrhavens
naar den Bovenrijn. Een vracht werd niet genoteerd, terwijl het sleeploon met Mk. 3.30 genoteerd werd.
De waterstand was in den loQp der week weder iets
vallende; Cauber .Pegel wees einde der week Meter 3.71 aan.

SCHEEPVAART.

GRAAN.

Data


Petto.
grad
Londen!
Rdam

Ode,,0
Rotte,.
dam

4tl. Ku,t
Ve,. Staten San Lorenzo

Rotte,.
Brislol
Rotte,.
Enge.
dam
Kanaal
dam
land

21/26 April 1919


211—’
8/61
252/6
.6216′
14,19

,,

1919

f16,-‘
816′
200/-‘
62161
22127 April 1918



501-

2001-
23/28 April 1917



40/-
‘-
137/6
Juli

1914
lid.
713
1/111/
4

1/1114
12/- 12/-
1)
Voor neutrale schepen.

‘) Voor Britsche schepen.
‘) Per Zeilschip.

ADVERTENTIËN

De N.Y. Nederlan.dsche H

ROTTERDAM ‘ .

‘S-GRAVENHAGE

‘ – GRONINGEN

Telefoon 3600

Telefoon H 280,300

Telefoon
1555

AMSTERDAM

LEEUWARDEN

. ARNHEM

Telefoon N
5580

-.

‘ ‘

Telefoon 2723

levert uit voorrâad
TELEFOON-, SC}ïEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES,
etc.,
in huur en koop.

Herstelt en onderhoudt o n d er garantie o’ok alle niet door haar uitgevoerde installaties.

PROSPECTUS GRATIS.

NEDERLANDSCHÉ GRONDBRIEFBANK

HEERENGRACHT 495, AMSTERDAM

5

pCt. Obligatiën (Grondbrieven)

Gecertificeerd door de Centrale Trust-Compagnio

Verkrijgbaar in stukken van
f
2500,—,
1
1000,—,
t 500,— en
f
100,-
op
elk goed effectenkantoor

GEBROEDERS CH.ABO’T

ROTTERDAM

KASSIERS
:
en
MAKELAARS in ASSURANTIËN-

Deposito’s.. – Rekening-Courant. – Franco Chèque-Rekening.

Aan- en Verkoop van Wissels op het. Buitenland. .- Aan-‘ en Ver-

koop van Fondsen. – Bewaarneming en Administratie van Effecten.

Oorlogo-, Transport-, Ca8ço-, Brand-. Diefstal- e. a. verzekeringen

,van eiken aard.

KONINKLIJKE

1-IOL-LANDSCHE

LLOYD

AMSTERDAM

Geregelde Passagiers- en

Vrachtdienst met nieuwe,

moderne post-stoomschepen

– TUSSCHEN

AMSTERDAM

EN-

.

ZUID-AMERIKA’

VIA

CORUiA, ‘1160, LISSABON, LAS PALMAS.

Auteur