Ga direct naar de content

Jrg. 4, editie 167

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 12 1919

12 MAART 1919

AUTEURSRECHT
VOORBEHOUDEN

Econamis

ch-mwS
*
tatistische’

Be

richten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINAJCIËN
EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

4E JAARGANG

WOENSDAG 12 MAART 1919

No. 167

14
1

INHOUD
21z.
VOORUITZICHTEN
………………………………
249
De Rijnvaart gedurende het Jaar 1918 door
A. van Driel..
251
De Nederlandsche Katoenindustrie in 1918 door Joan Cci-
derman
………………………………….
252
De Petroleumindustrie in 1918

II

…………………
254
De Coöperatiève Zuivel-Organisatie in Friesland II door
Ij
.

Kuperus

………………………………
257
Uitgevoerde en voorgenomen Verbeteringen van onze Scheep-
vaartwegen 1V door
Ir.
V. 1. P.
de
Blocq
van Kuffeler
259
Twee Publicaties van de ,,Zwitsersche Bankvereeniging”..
260
De Czechoslowakische Financiën
………………….
263
AANTEEKENINGEN:
Gemeentelijk credietpapier
……………………
264
Nederlandsche kooplieden in den vreemde

……….
264
Dette unifiée
……………………………….
265
Ontwikkeling van het Federal Farm Loan stelsel in
deV.

S ……………………………. . ….
Emissies in Engeland

……………………….
265
265
‘BOEKAANKONDIGING:
David A. Wells: Het Geld van Robinson Crusöe, ver-
taald door E. V., bespr. door
B……………….
266
Dr. J. A. Nederbragt, Werkersland, economische en
sociale schetsen, bespr. door
II.

………….
…..
266
Gedenkboek, uitgegeven ter gelegenheid van het50-jarig
bestaan der Openbare Handelsschool te Amsterdam.
1869-1919

…………………………….
267
MAANDCUFERS:
Emissies
………….. . ………………… . …
267 Rijkspostspaarbank

………………………….
267
STATISTIEKEN
EN
OVERZICHTEN
………………
268-275
Geidkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.

Verkeerswezen.

INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

-Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.

WEEKBLAD
ECONOMISCH-STATIBTIBCHE
BERICHTEN
Secretari8-Redacteur: G. E. lluffnagei.

Secretariaat: Pièter de Hooghweg 1, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telef. Nr. 3000. Telegr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 15,—.. Buitenland en Koloniën f 17,-per jaar. Losse nummers 30 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zooser daaromtrent niet anders wordt beslist.

Xdvertentiëi f 0,35 per regel. Plaatsing bij bonne.
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maaischap pij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s- Grav enhage.

10 MAART 191.9.

De geidmarkt was de afgeloopen week ruimer, het-

geen vooral
ti
i.tkwam in de noteering van particulier
discont.. Daar . de •NederlandsIie . Bank nog eenige

verdere beperkende bepalingen, voor hot clisconteeren

van gemeentewissels bekend maakte, %varen deze bijna

niet te plaatsen; men zie voorts bij ,,Aanteekeningen”.

1
Dientengevolge konden handel awissels, waarvan het

,aanbod tegenwoordig zeer gering is en die in den
laatsten tijd slechts een klein gedeelte uitmaakten

van het verhahdel cle papier, zeer gemakkelijk plaatsing

vinden. De rente voor prima bankaccepten liep terug

ca.
4
pOt. tot 3% pOt., terwijl. geineentewissels

‘nominaal S pOt. noteerden. Heden werden, nadat de

bank zicli bereid verklaard had
VOÖL
vernieuwings-

wissels eenige tegemoetkoming te toonen, enkele

kleine posten van dit papier tot ca. 4 pOt. verhandeld.

t
De prQlongatierent.e onderging niet veel verande-

kring en shommelde tusschen 3% en 4 pOt.

*
0

Ook b1jjken8 den weekstaat van de Nederlandsche

Bank. is de. geldmarkt ruimer geworden; de in de

vorige week opgenomen gelden vloeidei weder voor

een groot gedeelte terug. De binnenlandsche wissels

verminderden met ca. 2% millioen en de beleeningen

met ruim 19 millioen’. Daar door de regeering ca: 10

mill.ioen in rekening-courant werd opgenomen en de

teldo’s van huderen met ca. 3 millioen teruliepen,

kon de ba.nkbi]ettenomloop echter slechts niet onge-

veer 9 millioen verminderen.

De stilstand, van de Marken- en Kronenkoersen is
slechts van korten duur geweest. Deze week vond er

vooral in Marken weder een heftige daling plaats.

Vrijdag werden Marken voor ca. 22 verhandeld. Op

betere politieke herichtn kon ‘Zaterdag e
ien lioht

1
herstel intreden. De stemming blijft echter flauw.

Naast den
,
handel in uitbetaling Weenen, heeft zich in

de laatste weken eenig& omzet vertoond in ui.tbe

taling Praag eii uitbetaling Budapest. Eerstgenoemde

:
is5el
noteerde ca. 1.4, laatstgenoemde ca. 12,’tegen een

noteering van ca. 11,50 voor Weenen.

VOORUITZICHTEN.

Van gezaghebbencie zijde ontvingen wij op ons ver-
zoek de volgende kort .bechouwing over de vooruit-
zichten van de voorziening van ons land met levens:.

middelen en grondstoffen:

G’evn de feiten van ‘het oogen’blik aanleiding om
pessimistisch of optimistisch over onze naaste toe-

komst te denkn? Ik zou zeggen, dat er voor pessi-misme geen reden is. Reeds thans is het merkbaar
hoe de toestand op het gebied der voorziening van
ons land met datgene wat voor ons economisch leven
onmisbaar is, voortdurend verbetert. De rantsoeûen,

250

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Maart 1919

ons toegemeten van de voornaamste
I
levensmiddelen

en grondstoffen
1),
zijn na de daarin aangebrachte

verhoogingen over het geheel vrij bevredigend te noe-

men, wanneer men maar in acht neemt, dat deze
rantsoenen uitsluitend berekend zijn op onze behoefte

voor binnenlandsch verbruik. Maar de kans is groot,

dat verschillende dier rantsoenen als uitvloeisel der

bemoeiingen van de Regeering en ‘van de N. 0. T.

zullen worden verhoogd of ‘d’at zij – wat natuurlijk

voor ons nog meer gewenscht is – hinnen niet al te
]angen tijd geheel zullen worden afgeschaft, evenals

de ,,nilratious”, waaronder verstaan worden goederen,

welke in het geheel niet kunnen wôrde aangevoerd.

Dat is uit den aard ‘der zaak nog iiiet de volledige

rjheid, die wij allen wenschen. Zoolang dè blokkade,

practisch nog niet is opgeheven, kan daarvan geen

sprake
zijn.
En al wijzen verschillende teekenen er op,

dat de voorloopige vrede niet zdo heel lang meer zal

uitblijven, ik geloof niet, dat dit
al
aanstonds gepaard

zal gaan
met
een algeheele opheffing der blokkade-‘
politiek. Wat hiervan intusschen zij, het is vrij zeker,
dat nog in den loop van dit jaar de N.O.T.-maatrege. i

len, zooal niet geheel overbo’dig zullen worden, dan
toch in het belang van de hervatting van het vrije

verkeer tot een minimum zullen kunnen worden

teruggebracht. Het zal echter, ook als de N.O.T. tot

het verleden zal behooren, vermoedelijk wel wensche-

lijk blijven, ‘dat de Regeering, althans nog eenigen

tijd, een oog in het zeil blijft houden ter voorkoming,
dat door ‘te sterken uitvoer het herstel van de vrijheid

van verkeer zou kunnen leiden tot voortduring van

den toestand van duurte en schaarsehte der eerste

levensbehoeften, waaronder wrij gedurende den oorlogs-

toestan’d in toenemende mate te lijden hebben gehad.

Pessimisten hoort men den laatsten tijd wel de
on’derstelling opperen, dat, ondanks de hervatting
van ‘den overzeeschen aanvoer, toch voorloopig niet
te zeer moet gerekend worden op een voldoende be-

voorrading van ons land, met het oog op gebrek aan
tonnage om al die voorraden, waarvan de aanvoer ons

thans door de Geassocieerden is toegestaan, tijdig

hierheen te vervoeren. Daarbij wordt dan verder ge-

wezen op het gebrek aan kolen en op de hooge

vrachten. –

Het komt mij voor, dat deze vrees
vrijwel
onge-

‘grond is. Wij hebben thans weldra weder de volledige
beschikking over nze scheepsruimte. En deze is, on-
danks de verliezen ten gevole van ‘den duikootoorlog,

ruim ‘voldoende, speciaal wat den aanvoer uit Indië

betreft, om in onze ‘behoeften te voorzien. Een ge-
deelte van de seheepsruimte der uit Indië hierheen
varen’de schepen kan voorloopig bestemd blijven om
goederen, die wij hierheen nog niet of slechts voor

een ‘deel ‘kunnen aanvoeren, omdat de rantsoenen
daardoor’ overschre’den zouden worden, of omdat wij
‘deze goederen’ thans niet via Nederland in het buiten-
‘land ter markt kunnen brengen, te verschepen naar
havens, die onze schepen op hun reis naar Nederland
‘aandoen, als Genu’a, Marseille’ of Londen, totdat nor-
male omstandigheden weder zullen zijn ingetreden.

Dat de markt .voor tabak, koffie, thee en andere
Indische producten’ zich inmiddels blijvend naar ei.
ders zal verplaatsen, gelöof ik beslist niet. Immers
ons land is hiervoor wel het unstigst gelegen, ook
met ‘het oog op de daarachter liggende centrale Rij-
ken, die. steeds groote afnemers van die artikelen,,,zijn

geweest. Ongetwijfeld zullen de Oentralen eerlang.
door de Geassocieerden weder in de gelegenheid wor-
den gesteld Indische producten aan ‘te koopen. Dit

zal dan den eersten
tijd
nog wel tegen crediet moeten

geschieden. En nu geloof ik niet, ‘dat ide geassocieerde
landen of Indië zooveel neiging zullen hebben hun
dat crediet te verleenen. Die credie’tverleening zal
stellig hier te lande gecéntraliseerd ‘moeten zijn, juist

‘) (De lijst hiervan is opgenomen op pag.
210
van
No. 165.
– Red.]

ook, omdat wij’ door onze ligging het gemakkeljkst

uit Duitschland betaling in goederen kunnen ontvan-

gen. Amsterdam en Rotterdam blj’n ‘dus naar mijne

meening ook voor de toekomst aangewezen als de
centrale marktplaatsen voor deze producten.

Wat de kwestie der steenkolen bëtreft, nu aanvoer

daarvan uit Engeland, België en Duitschiand zeer

bnvoldoen’de is en de aan die landen te betalen prijs
hoog
blijft,
loont het ‘stellig deze ook uit Amerika

aan te voeren. Verschillende ladingen werden hier

re’eds aangevoerd, waardoor de industrie wordt gebaat.

Wij hebben voorts een belangrijke ‘scheepvaart op

Amerika, zoodat ‘de daar aank6mende schepen bun-
kerkolen kunnen’innemen voor de verdere reis of de

terugreis naar ‘Nederland, waardoor deze schepen

goen beroep behoeven te ‘doen op.de.voorraden hier
te lande. Intusschen blijven wij voorloopig toch nog

in belangrijke mate voor onze bunkerkolen afhanke-

lijk van Engeland en nu v’alt het zeer te betreuren,

dat
wij,
evenals trouwens, de andereneutrale landen,

voor die ‘kolen dikwerf ongeveer tweemaal zooveel

hebben te betalen als ‘de Geallieerden, ,indien de neu-
trale schepen niet’ in het belang der Geallieerden

varen. Alle hoop mag echter gekoesterd worden, dat

Engeland deze kolenpolitiek spoedig zal laten varen,
welke niet kan leiden tot eene gezon’de’ontvikkeling

der handelsbetrekkingen.

Rest de kwestie der vrachten. Ongetwijfeld zijn

deze thans nog zeer hoog, waarbij de di,iÏe kolenprjs
en dë verhoogde gages uit den aard dei zaak eefi7 be-

langrijke rol spelen, terwijl ‘hierbij nôg, een fctor

komt, ‘welke het ‘groote publiek bij d6 beoordeeling
dezer zaak maar al te veel over het hoôfd’iiet,,htgeen

neermalen leidt tot onbill’ijke critiek op de
l
reedeiijen.

Ik doel op het feit, dat thans’ nog
hij
gemis van

exportgelegenheid de meeste van onze schepen ledig
moeten uitvaren en dus alleen op de thuisreis vrécht

‘verdienen.

Maar toch is er alle reden om te vervh,t
4
, dat

de vrachten niet overmatig hoog zullen
blijven.
Niet

alleén is thans het molestrisido wéder normaal, maar bovendien leidt de concurrentie op de vrachtenmarkt

‘tot verlaging der vachten, waarbij nog komt de;zeer
verklaarbare neiging bij de Regeer,ingen van’- alle
landen, ook van het onze, om i.n het belang van het
publiek de vrachten zooveel mogelijk te doen verlagen.
Een en ander geeft mij, naar het mij voorkomt, iecht tot de conclusie, dat men zich over den overzeechen
aanvoer van het ‘benoodigde naar ons land niet al te

ongerust heeft te maken.
Enkele levensbehoeften worden nog voor rekening
der Regeering aangevoerd in verband mei de distri-
butie daarvan, maar terecht heeft ?iLinister vaii

IJsselsteyn ingezien, dat met de beëindiging van den
crisistoestand ook de crisisregelingen zoo snel mogelijk
geliquideerd moeten worden. Rijkskantoor na Rijks-
kantoor verdwijnt; het eene artikel’ na het andere
wordt vrijgegeven, de maximumprijzen worden de
een na den ander opgeheven. Dit lijkt mij inderdaad een juiste politiek. Ik ben er, vast van overtuigd, dat
slechts bij zoo groot mogelijke vrijheid van handelen
ons economisch leven kan gedijen. De
tijdens
de crisis

opgedane ervaringen met het distributie- en rantsoe-
neeringstelsel hebben mij in die overtuiging versterkt.
Zeker, abnormale toestanden eischen nu eenmaal
buitengewone maatregelen. Maar. zoodra de normale
toestand zich herstelt, worden die maatregelen een
groot gevaar voor onze volkswelvaart. Trouwens, reeds
tijdens de crisis bleken verschillende van ‘die maat-
regelen niet uitvoerbaar. Tot den maximumprijs, voor
eieren vastgesteld, was geen ei te krijgen. Men be-
taalde voor éénei tot 42 cents, zoodat slechts enkele
bevoorrechten in staat waren een ei te koopen.’ Thans,

nu de Regeeringsbemoeiing met de eieren geheel is
opgeheven, kosten
zij
18 20 cents per stuk.

Ruimer aanvoer van het benoodigde leidt vanzelf
tot prijsverlaging. Sinaasappelen en citroenen, die

12 Maart 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

251

tot voor kort 75 cents ‘a 1 gulden per stuk kostten,

zijn thans reeds voor 10
ti
20 cents te krijgen en zullen
waarschijnlijk weldra nog goedkooper worden, naar-mate de aanvoer toeneemt. Zoo zal het ook gaan met

andere levensbehoeften. Wat graan en meel betreft,

ook dit zal wel goedkooper worden, wanneer de beper-
kende bepalingen met betrekking tot den aanver

daarvan geheel zullen zijn opgeheven, hetgeen mij
voorkomt een kwestie te
zijn
van niet te langen tijd.
Reeds thans is graan en meel in Argentinië veel goed-

kooper te krijgen dan in Noord-Amerika, maar wij
zijn nog genoodzaakt, in verband met onze beperkte
scheepsruimte, in Noord-Amerika ter markt te gaan.
Het laat zich echter aanzien, dat deze toestand spoe-

dig zich ten gunste zal
wijzigen,
hetgeen dan onge-

twijfeld zal ten gevolge hebben, waar liet rantsoen
voor broodgraan wel voldoende kan geacht worden,
dat het particulier initiatief, hetwelk thans uitgescha-
keld is, weder zal kunnen optreden, zoowel voor brood-

als voor andere granen. Mutatis mutandis geldt het-zelfde voor onze vetvoorziening. Het komt mij der-

halve voor, dat wat ei- nog aan distributieregelingen is
overgebleven, z•oo spoedig mogelijk zal kunnen verdwij-
nen, hetgeen ons land slechts ten goede zal kunnen

komen. Terecht heeft de Minister van Landbouw ook
het verder scheuren van land stopgezet. De binnen-
landsche productie van plantaardig voedsel, speciaal
van graan, behoeft niet kunstmatig tê worden opge-
voerd nu regelmatige toevoer van het benoodigde graan
en meel van buitenaf verzekerd is, terwijl daarentegen
onze veestapel en de daarmede samenhangende
vleesch- en zuivelvoorziening slechts schade kan
ondervinden van het overmatig scheuren van weiland.

Wat do nijverheid betreft is er, naar het mij voor-
komt, wel eenige reden tot ongerustheid. Er dreigt
gevaar van ,,dumping”, d.w.z. van een aanbod van
buitenlandsche fabrikaten tot lageren prijs dan zij in
do exporteerende landen kunnen worden vervaardigd
en waartegen onze nijverheid op den duur niet opge-
wassen zal zijn. Deze zaak zal met groote zorg moeten
worden gevolgd en ernstig onder de oogen worden
gezien, zoodra ei- reden is aan te nemen, dat een der-
gelijke toestand niet van zeer tij deljken aard is.

Alles bijeengenomen is er reden om de toekomst
van ons land op economisch gebied niet ongunstig in
te zien.

DE RIJN VAART GEDURENDE HET JAAR 1918.

Door het feit, dat de blokkade van de Entente
tegenover de Centralen steeds meer werd toegehaald,
was er zoo goed als geen bedrijvigheid in de Rijuvaart
van Nederland naar Duitschland. De aanvoeren uit
Duitschland werden in het voorjaar ook veel minder;
kolen, zout, basalt, kali en constructie-ijzer waren
hoofdzaak voor Nederland, echter slechts in betrekke-

lijk geringe hoeveelheden. IJzer voor den bouw van schepen werd in de eerste maanden van dit jaar nog
in zeer kleine hoeveelheden door Duitschlan.d uitge-

voerd. Later werd om zoo te zeggen de geheele uitvoer
zoo goed als stop gezet. Het gevolg hiervan was, dat
de meeste seheepsbouwwerven, die niet over ijzervooi–

raden beschikten (en hiei-toe behoorden de meeste)
tot stopzetten van het bedrijf genoodzaakt waren.
De kolentransporten van de Ruhrhavens naar Delf-
ziji (via Rotterdam—Amsterdam) met bestemming
voor Scandinavië waren, schoon niet onbeduidend,
toch van veel minder beteekenis dan in het jaar 1917.
Do oorzaak hiervan was eenerzijds de zich meer en
meer ui.tbeidende stakingen in de mijnen van het
Ruhrgebied, anderzijds een steeds grooter verbruik
voor de tot het uiterste opgevoerde oorlogsindustrie. Anders was het echter gesteld met de vaart van de Ruhrhavens naar den Boven-Rijn. De scheepsvrach-
ten, die b.v. in. Maart, toen de verladingen, zooals
ieder jaar het geval is, van grooter omvang werden, met Mk. 2,50 per ton waren genoteerd, liepen af en
toe tot Mk. 4 per ton op. Niet alleen de Rijnsehepen,

varende tussehen (Ie Ruhrhavens en den Boven-Rijn,

konden op goede vrachteu bogen, ook de kanaalschepen
voor het Rijn-Herne-Kanaal, welkë zoo te zeggen bijna
direct aan de mijnen konden laden, waren zeer ge-

zocht en daardoor voor de eigenaars zeer rendabel.

Dikwijls echter konden de zoo noodige wagons aan

de mijnen niet gesteld worden, dan weer werd er
geheel of gedeeltelijk gestaakt, waardoor de aanvoeren

natuurlijk tijdelijk verminderden en gedurende deze

omstandigheden de vrachten weder inzonken. Aange-

zien deze storingen van korten duur waren, was de

vracht in doorsnee over het geheele jaar hoog te
noemen.

Met de sleeploonen was het anders.

Het sleeploon, dat in het begin van het jaar met

Mk. 2 per ton werd genoteerd, liep af en toe tot Mk. 4
op. Natuurlijk speelde vaak laagwater hierbij een rol.
Als gemiddelde moge het sleeploon op Mk. 3 per ton

worden getaxeerd. Voor Hollandsche sleopbooten was

echter dit sleeploon niet zeer winstgevend, want do
kolenfirma’s in Duitsehiand verlangden oorspronke-

lijk betaling van de Hollandsche booten, ook voor de
vaart naar den Boven-Rijn, op grond van den Hol-

landsehen kolenpi-ijs, die in Nederlandsch courant

moest worden betaald en ongeveer driemaal zoo hoog
was als die voor de Duitsche sleepbooten, terwijl liet
sleeploon in Marken werd vereffend. Dit werd later
gewijzigd.

Verder waren er nog meer factoren, die het bedrijf
onloonend moesten maken en wel de volgende: le. De
reizen duurden veel te lang; 2e. Laagwater was vaak

oorzaak, dat men met half beladen schepen sleepen
moest; 3e. De bonen van het sleepbootpersoneel ver-
den steeds hooger; 4e. Het personeel wilde slechts
2 reizen van de Ruhrhavens naar den Boven-Rijn doen
en daarna een reis naar Nederland, vanwege de voed-
selschaarschte iu Duitschiand. Door den hoogen kolen-
prijs en dikwijls zonder loonenden sleep, moesten deze
Hollandsche reizen als verliesposten worden geboekt; 5e. De machinekamerbehooften, zooals olie, vet, enz.,
welke men in Duitschland moest betreicken, waren
zeer duur en daarbij nog van slechte qualiteit; als
begrijpelijk gevolg hiervan grootere slijtage en daar-
door weder meerdere reparaties dan in normale tijden;
(le. De instandhouding van ‘het bedrijf bijna tot eene
onmogelijkheid makende, werd de kolenprijs tegen den
herfst voor de Nederlan.dsche boeten vastgesteld op

f
85 per ton.

Toen begin November de revolutie uitbrak, was er
nog sprake van bedrijf; spoedig was dit echter gedaan.
Door de stakingen in het Duitsche industiiegebied
werden vanzelf de beladingen van de mijnen met den
dag minder, om spoedig tot bijna nihil te zijn gedaald.

Het vorenstaande kon ik eonstateeren! Dit behoort
tot het verleden. Nu •de toekomst! Ik wang wat te
voorspellen.

Deze toekomst zal voor Rotterdam grootendeels
afhangen van Duitschiands binnenlandschen toestand; rust diiâr (en liet is te hopen, dat werkwilligen spoedig

de gelegenheid tot arbeid zullen vinden) zal verande-
ring kunnen brengen in onzen terneergeslagen handel.
Een land met circa 70 milhioen bewoners, of liever,
tezamen met de vroegere bondgenooten, van ongeveer
140 millioen, levend op arbeidsvermogen, speelt zeker
een rol in den wereldhandel. Hiermede hangt ook tea
nauwste samen het Nederlandsche Rijn-bedrijf.

Onomstooteljk zeker zijn in de wereldeonstellatie
de volkeren op elkander aangewezen en daarom zal de
tijd de zware wonden van den wereld-oorlog heelen.
Alle wonden worden door den tijd geheeld.
Zullen wij, Nederlanders, nu spoedig in den gewil-
den geest van vrijheid onze Rjnschepen, zooals voor-
heen, zonder de beperkende bepalingen van heden,
kunnen laten varen zooals wij dit wenschen? Hebben
vrije volkeren hierop geen recht? Ik hoop ten zeerste,
dat de hetreffende Regeeringen zullen inzien, dat de
Nederlandsche Rjnvloot zonder dit niet kan bestaan.

252

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Maart 1919
Do
6
r
de geografische ligging van ons land en de

energie, ons volk eigen, kunnen wij to water handel

drijven met ieder land. Wat de Rijnseheepvaart be-
treft, zijn in hoofdzaak de havens van Rotterdtm en
Amsterdam, hand in hand gaande. met het in- en

uitgaande zeeverkeer, op de centrale rijken en Zwit-

serland aangewezen. De Rijnsdheepvaart is de groote

leven-sader van deze twee havens. Zij is in korten tijd

tot groote ontwikkeling gekomen en een groot deel

van de bevolking dezer steden zou -bij niet wederop-
hloeiing- moeten verkwijnen. Te hopen is het, dat het

volkerenveibond tot stand komt en als gevolg hiervan

een over de geheele wereld onbelemmerde vrije handel.

Is dit tijdstip eenmaal in zicht, dan zal ook het kwij-

nende Rijnscheepvaartbedrijf weder tot zijn recht

komen.

Centraal Europa heeft een enorme behoefte aan

levensmiddelen en grondstoffen; hiertegenover zal,

als gevolg van den wederopbloei van de industrie,

beslist een uitvoer moeten staan. Bij de dan te ver-

wachten groote ruiltransporten zal verla-ding per

schip, zoowel op den Rijn als op de kanalen, een

hoofdrol spelen, want in de eerste plaats is het spoor-
wegma-teriaal niet alleen in beslag genomen uitge-

leverd en verbruikt, doch ook zullen -de verhoogingen

der spoorvrachten ten gunste van de Rijnvaart een
groote rol spelen. Die verhoogingen der spoorvrach-

ten moeten komen (voor zooverre niet reeds geschied),

gezien het duurdere materiaal, de hoogere arbeids-

bonen, de duurdere exploitatie in het algemeen. De

thans reeds ibestaande verhoogingen -buiten beschou-

wing latend, zuilen
zij
van af 1 April a.s. ongeveer

100 pCt. hooger zijn dan v66r den oorlog, waarbij nog
komt, dat de meeste z.g. ,,Ausnahmetarife” niet meer

van kracht zullen zijn.
Dit môet der scheepvaart ten goede komen. Alles
tezamen genomen en met inachtueming van het boven-
staande, geloof ik, dat de malaise-tijd voor Rotterdam

voorbij is ook al omdat de Amerikaansche Regeering
deze haven als stapel- en distri-butieplaats voor de

levensmiddelen heeft bestemd, zoodat wij binnen kor-

ten tijd in onze haven een bedrijfsdrukte zullen heb-

ben, zooals geen optimist had durven hopen.
Ook is het miji overtuiging, dat de levensmiddelen-
voorziening van Oostenrijk voor een groot gedeelte
over Rotterdam zal worden geleid via Regensburg,

de groote ‘-erbin-dingsplaats tussohen Rijn en Donau.
Alhoewel bij verschillende gelegenheden reeds werd
gestipuleera, dat de geografische ligging van Rotter-

dam, zijne moderne los- en laadinrichtingen en de

welbekende bev-aarbaarhei-d van den -Rijn deze haven
moesten maken tot een steeds zich uitbreidenden door-
gang van en naar Centraal Europa, wensch ik nog
even als mijne opinie te uiten, dat dergelijke voordee-

len zich zonder twijfel ook in de nieuwe toekomst
zullen doen gelden en eene cdncurrentie met andere
havens zonder vrees onder de oogen kan worden ge-

zien.

A.
VAN DRIEm..

Rotterdam, 10 Maart 1919.

– DE NEDERLANDSCHE KATOENINDUSTRIJI
– .

IN 1918.

De Nederlandsche katoenindustrie -heeft in het af-

geloopen jaar zeer geleden onder de steeds -sterker

doorgevoerde blokkadepolitiek van de G-eassoci-eerde
Mogen-dheden, waardoor ôok ons vaderland steeds

meer in de klem geraakte en het overzeesche verkeer
geleidelijk vrijwel geheel tot stilstand -kwam. De aan-
voeren van grondstoffen voor onze katoenindustrie,
die in de tweede helft van 1917 reeds geheel -waren

opgehouden, zijn ook in het. afgeloopen jaar, behou-
dens enkele kleine uitzonderingen, niet hervat. Enkele

fabrieken, die nog eeni-gen v-oorraad van -grondstof-

fen hadden, heb-ben in -de eerste maanden van 1918
nog met’ een zeer beperkte productie kunnen werken,

doch ook deze hebben

-successievelijk haar bedrijf ge-

heel moeten stop

zet

ten. De totale -hoeveelheid

katoe-

nen goederen, in 1918 in Nederland gefabriceerd, zal

dan ook zeer gering zijn geweest en de overgroote

meerderheid van -de
bijna
40.000 werklieden, die

ander-s -in de – Twentsdhe fabrieken hun brood verdie-

nen, heeft gedurende een groot -gedeelte v-an het -afge-

loopen jaar van de steunuitkeeringen moeten leven.

Weliswaar vond – een gedeelte van deze werklieden,

vooral gedurende de zomermaanden, bezigheid op vele

ontginnin-gen van heidevelden, -die gr-ootendeels voor

rekening van de betrokken gemeentebesturen en fabri-

kanten werden uitgevoerd, doch dit betrof toch -slechts

eèn betrekkelijk gering percentage en vooral in de

grootere fabrieksplaatsen, waar het aantal werkloozen

zooveel grooter was en de geschikte heideperceelen

meestal ook weer z-ooveel ver-der -uit de kom der ge-

meente
verwijderd
waren, w-as voor deze werklooze

textielarbeiders geen bezigheid te vinden.

Volgens de meëst betromlwbare gegevens hebben de

invoeren
in
Nederland bdragen van:

Ruwe Katoen:

1913/16

…………..
gemiddeld
35.779.000 K.G.
1917

……………………..
9.887.812
1918

……………………..
188.020

Katoenen Garens:

1913/16

…………..
gemiddeld
31.391.200 R.G.
1917

……………………..
16.755.900
1918

……………………..
100.362

Katoenen Menu facturen:

1917

……………………..
2.835.037 K.G.
1918

……………………..
221.599

De
cijfers
voor 1917 en 118 zijn ontleend aan de

opgaven van het Centraal Bureau voor de Statistiek,

terwijl de wijze, waarop de cijfers voor 1913/1918 zijd

gevonden, hier reed-s vroeger is medegedeeld. (E.S.B.
pag. 222/3, Jaargang 1918). – –
De invoer van ruwe k-atoen in 1918 bepaalde zich

uitsluitend tot een zending van 1000 balen Braziel-

katoen, in Juli j.l. per s.s. ,,Kennemerland” aangeko-
men, en welke katoen op voorschrift van de Nader-

la-ndsche Regeering voor verschillende artikelen werd

versponnen. De gareninvoer was van n-og minder be-

teekenis, -daar % van bovengenoemde hoeveelheid, uit
naaigarens uit Zwitserland en Spanje bestond, – die

door het groot gebre-k hier te lande nu hier nog een
markt konden vinden. In tegenstelling met vorige
jaren was -de invoer uit Engeland dan ook vrijwel
nihil en bedroeg deze over 1918 slechts 274 K.G-.,

terwijl va-n de 16.755.900 K.G. in 1917 ingevoerd, nog
16.651.638 K.G. uit Engeland afkomstig was.
Ook de inv-oer van katoenen ‘manufacturen was van

zeer weinig beteekenis, van de zeer geringe hoeveel-
heid van 1918 waren 119.252 K.G. uit Zwitserland

en 97.736 K.G. uit Engeland lafkomstig, -terwijl vân
de 2.835.037 K.G. van 1917 nog 2.775.391 K.G. uit

Engeland werden ingevoerd.
Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken,

dat de vraag naar katoenen manufacturen in ons
land in het -afgeloopen jaar steeds het aantbod belang

rijk heeft overtroffen. De ‘binnenlandsche productie had vrijwel opgehouden, de invoeren uit het buiten-
land waren zeer onbelangrijk en de binnenlan’dsche
-behoefte bleef groot, ook al -door -de -betrekkelijke wel-
vaart in verschillende gedeelten van ons land, vooral
in de landbouwende districten en verder doordat vele

particulieren zich voor eenigen tijd vooruit gingen
voorzien, omdat zij vreesden, dat bij het voortduren
van -den oorlog de schaarsch-te nog grooter zou wor-

den.
De uitvoer van katoenen -manufacturen uit Neder-
land is dan ook uit den -aard der zaak slechts zeer ge-

ring geweest en wel: –

1913/16
…………..gemiddeld
31.391.200 K.G.
1917

……………………..
6.711.496
1918

………………………
514.848

De waar-de van dezen uitvoer heeft in 1918.

12 Maart 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

253

f
1.995.593 bedragen tegen
f
17.996.547 over 1917,

terwijl over de vorige jaren geen betrouwbare cijfers

bekend zijn. Waar in normale jaren circa % van de

productie der Nederlariidsche Katoenweverijen wordt

uitgevoérd, loont het wel de moeite om eens na te

gaan, over welke landen •de afzet zich gedurende de

laatste twee jaren heeft bewogen. Volgens de opgave

van het Centraal Bureau voor de Statistiek is er uit-

gevoerd naar:
1918.

1917.

Nederlandsch-Indië ..
f
1.135.536

f
12.607.916

Engelsch-Indië ……..
149.808

,, 1.446.248

Oost-Afrika, ……..,,

36.572

,,

811.538

West-Afrika ……….
88.641

,, 1.262.210

China & Hong-Kong.
,, 141.163

,,

132.143

Noorwegen …………
143.532

..

284.167
Denemarken ……..,,

100.347

,,

57.982 Engeland

…………
35.215

,,

150.172

Diverse landen ……..
164.779

,. 1.244.171

f 1.995.593

f
17.996.547

Van deze uitvoeren is dus in beide jaren nog verre-
weg het grootste gedeelte naar Nederlaudsch-Indië
verzonden en de uitvoer naar andere landen is slechts

van zeer weinig beteakenis geweest. De zeer geringe
hoeveelheid katoenen ‘manufacturen, in 1918 geëxpor-

teerd, was niet alleen te wijten aan de kleine pro-
ductie der veverijen, doch door de groote scdiaarschte

aan katoenen goederen in ons land werden verschil-
lènde partijen, die oorspronkelijk voor export waren

gefabriceerd, in de binnenlandsche consumptie ge-
bracht. Toen in October j.l. de ‘onderhandelingen

over den wapenstilstand lbegonnen, verminderde deze
vraag in het binnenland zeer plotseling en was op

eens alle kooplust verdwenen. Verschillende grossiers
en confectiefabrikanten zaten toen met groote par-
tijen exportgoed, dat zij uit vrees yoor nog grootere

schaarschte gekocht hadden. Hoewel de kwaliteit daar-
van in vele gevallen niet voor de binnenlandsche
consumptie geschikt was, zou men deze goederen in tijden van nood wel hebben kunnen gebruiken, doch
nu de kans op meer normale toestanden veel grooter
was geworden, konden dergelijke partijen geen ‘koo-
pers vinden, zoodat •daarop zeker belangrijke verlie-
zen zullen moeten worden geleden.

Na het tot stand komen van het ,,A.greement” met
de Geassocieerde Mogendheden in N’ov./Dec. 1918

was de invoer van ruwe katoen en katoenen garens

weer mogelijk en werden dan ook in Jn.uari j.l. reeds
de eerste partijen aangebracht.
Het is zeker voor de ‘katoenindustrie zeer te be-
treuren, dat de Nederlandsche Regeering geen betere
regeling voor het katoenrantsoen heeft kunnen ver-
krijgen. Eerst was ‘dit rantsoen vastgesteld op 24.000

ton pel jaar, voor ruwe katoen, katoenen garens en
katoenen manufacturen, welke hoeveelheid einde
Januari verhoogd werd tot 47.000 ton, welke als voLgt

mocht worden ingevoerd: 27.000 ton ruwe katoen,
10.000 ton katoenen garens en 10.000 ton katoenen manufacturen. Vooral voor katoenen garens is deze
hoeveelheid zeer onvoldoende en slechts circa 30 pOt.
van dén gemi’ddelden invoer in de jaren 1913/16. Waar
juist de groote exportweverijen grootendeels Engel-
sche garens gebruiken, zouden deze om haar bedrijf
op eenigezins normale wijze te ‘kuinen hervatten, juist in het begin een grootere hoeveelheid garens
noodig hebben, omdat haar fabrieken veelal geheel leeg zijn gewerkt. Het is dus zeker te hopen, dat de
invoer van katoenen garen.s spoedig geheel Vrij zal
worden of anders ‘dit rantsoen belangrijk wordt ver-

hoogd, hetwelk ook in het ‘belang van de Engelsche
spinnerijen zou zijn, omdat het aanbod van garens
op de Manchestermarkt thans zeer groot is en de
spinnerijen daar zeker gaarne weer meer naar Neder-

land zouden uitvoeren. Bovendien waren de Neder-
landsche weverjen altijd een ‘der grootste afnemers
van Engelsche garens en was in normale jaren dik-
wijls
Y
van den geheelen uitvoer voor ons land be-
stemd.

Voor katoenen manuf’acturen zal de hoeveelheid

van 10.000 ton, ook in verband met ‘de geringe vraag

in ons land, wel voldoende zijn, doch ook voor ruwe

katoen is de gerantsoeneerde hoeveelheid slechts

ongeveer van de normale behoefte, welke mindere

hoeveelheid voornamelijk ten koste komt van den in-

voer van afvallen en linters, waarvoor de N.O.T.

slechts op zeer spaarzame wijze consenten uitgeeft.

Hierdoor worden voornamelijk de afvalspinnerijen en

‘de dekenfabriekeri gedupeerd, waardoor de productie

van grovere werkmanskleeding en van artikelen als

dweilen, molton-dekens enz., ook voorloopig nog

slechts op zeer kleine schaal hervat zal kunnen wor-

den en
prijzen
van deze artikelen dus veel minder

zullen dalen ‘dan anders wel het geval zoude zijn.

Is dus de toestand voor de Nederlandsche Katoen-
industrie, wat de grondstoffenvoorziening betreft,
voorloopig nog niet gunstig, ook overigens zijn de

vooruitzichten niet zeer bemoedigend. E’en industrie,

die wat haar grondstoffen betreft, ‘op ‘aanvoer van

overzee is aangewezen en de producten weer voor het

grootste ‘gedeelte naar overzeesche landen moet expor-

teeren, heeft natuurlijk zeer groot belang bij lage

vrachten en goedkoope fabricatieprjzen. Tot nu toe

is zulks in ons land absoluut niet het geval. Zee-

yrachten, hoewel dalende, zijn nog zeer hoog, spoor-
vrachten hebben een niveau bereikt, dat men eenige

jaren geleden in ons land vooi onmogelijk zou hebben
gehouden. Kolenprijzen hier te lande zijn ongeveer

viermaal zoo hoog als in Amerika en driemaal zoo
hoog als in Engeland,
terwijl
deze prijzen indirect
weer op ‘de prijzen van vele hulpmiddelen drukken,

die daardoor ook weer veel duurder zijn dan anders
wel noodig zou zijn geweest. Ook de bonen zijn in
ons land enorm gestegen, doch zulks is ook in andere

landen het geval geweest, al blijft een zuivere verge-
lijking voorloopig nog moeilijk.

Waar voor de meeste weverijen voorloopig wegens
gebrek aan grondstoffen van een vol lbedrijf nog geen

sprake zal kunnen zijn, drukken ‘deze hooge kosten natuurlijk nog in sterkere mate. Zelfs .indien echter
de grondstoffenvoorziening weer normaal was en ook

de kolenpositie een normale productie mogelijk zou
• maken, ‘dan zou het teker nog groote moeite kosten
den export weder op de oude wijze te hervatten. In de

oorlogsjaren heeft mch toch vele afnemers verloren,

die zich noodgedwongen lbb andere lan’den hebben
voorzien en ‘het zal niet zoo gemakkelijk zijn om overal
het verloren terrein te herwinnen. Vooral ‘de Japan-
sche katoenindustrie ‘heeft haar afzetgebied op de

markten van het Verre Oosten enorm uitgebreid.
Ook de Engelsche katoenin’dustrie, ‘die voor de con-
currentie van de Nederlandsche weverijen van veel

meer ‘beteekenis is ‘dan de Japansche industrie, heeft zelfs gedurende het einde van den oorlog haar export

nog vrij goed kunnen handhaven, zooals uit de vol-
gende uitvoercijfers van den ,,Board of Trade” blijkt:

Uitvoer van Katoenen Garens (in 1000 lbs.).

1918.

1917.

Scandinavië

…………….
2.146

9.216

Nederland ………………
7

31.732

Frankrijk ……………….
66.516

33.741

Zwitserland ……………..
6.889

5.982

Noord-Amerika …………..
3.992

10.316

Totaal uitvoer

101.793

13a.151

Uitvoer van Kato&ien Manufacturen (in 1000 yards)

1918.
1917.
Denemarken

…………..
6.547
40.805
Nederland

…………….
980
25.969
Frankrijk

…………….
183.489
123.583
Zwitserland

…………..
75.242
82.014
Nederlandsch-Indië

……..
165.389
248.717
Engelsch-Indië

…………
935.387
1.106.725 Egypte

………………..
361.608

319.457
China
&
Hongkong ……..
216.390
309.585
Britsch West- en Oost-Afr.

292.683
285.656

Totaal uitvoer

3.695.772

4.978.237

254

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12′ Maart 1919

De totale uitvoer van katoenen garens is dus in

1918 met circa 25 pOt. afgenomen, doch de productie

in Engeland was gedurende het geheele jaar door de

maatregelen van den ,,Board of Control” zeer beperkt

en bedroeg gedurende een groot gedeelte van het jaar
slechts 40 pOt. van de normale productie. Het verlies

van den afzet in Nederland wordt geheel gecompen-

seerd door de grootere uitvoeren naar Frankrijk, doch

deze uitvoer zal over 1919 zeker weer sterk vermin-

deren nu de Fransche katoen’spinnerijen inLille en

Tourcoing haar bedrijf weer epvatten en waarschijn-
lijk ‘de groote spinnerij-industrie van den Elzas voor

de Fransche markt beschikbaar zal zijn. De uitvoer

naar de Scandinavisc’he landen is wel sterk vermin-

derd, doch heeft toch niet geheel opgehouden, terwijl

Zwitserland ook over 1918 een getrouwe ‘klant van

Manchester is kunnen blijven.

Wat den uitvoer van katoenen manufacturen betreft,

is deze eveneens over 1918 met 25 pOt. verminderd,

terwijl ook de uitvoer naar Frankrijk sterk gestegen

is. De uitvoer van maniifacturen naar Nederland was

geheel onbeteekenend, terwijl de cijfers voor Zwitser.

land, ‘dat groote hoeveelheden manufacturen als grond-

stof voor broderies enz. in Manchester koopt, weinig

verandering vertoonen. Ook door deze cijfers wordt

weer aan de medning voedsel gegeven, 1dat Zwitser-

land onder den wereldoorlog economisch mindei heeft

geleden ‘dan ons land. De groote uitvoercijfers voor

manufacturen geven edhter •de dichtbevolkte landen

in het Verre Oosten; alleen Engelsch-Indië neemt

ongeveer
1%
van de geheele Engelsche uitvoeren, niet-

tegenstaande dit land zelf een bloeiende en sterk voor.

uitgaande textielindustrie bezit en de grondstoffen

daarvoor in het land zelf aanwezig zijn.

Sedert het sluiten van den wapentilstand is ‘ook in.
Manchester de toestand van de katoenindustrie verre

van rooskleurig. Door het vrijkomen van scheeps-

ruimte werd de invoer van ruwe katoen veel gemak-

kelijker en zijn dus reeds in December j.l. alle be-
perkende bepalingen op het katoenverbruik ingetrok-

ken, zoodat sedert alle fabriaken weer volop kunnen’

werken. Dit ging echter igepaard met het ophouden van
de groote orders in manufacturen voor ‘de Engelsche en

Geallieerde legers, terwijl bovendien door de vlugge

demobilisatie het aantal beschikbare werkkrachten

sterk vermeerderde. Met den k’ooplust op de overzee-
sche markten ging het juist omgekeerd. Vele expor-
teurs ‘hadden de laatste maanden hij de toen heer-

schende abnormale
prijzen
alleen gekocht om in de
markt te blijven en om niet later misschien nog meer,

te moeten betalen. Nu echter de w’apenstiistand lagere
prijzen voor ruwe katoen, igoodkoopere vrachten en

een ruimere productie bracht, wenschte men algemeen
voorloopig de markt nog eens aan te zien en werd er
dus bijna niet gekocht. Het gevolg is dan ook, dat
prijzen van manufacturen in Engeland sterk
zijn
ge-

daald en dat zeer vele fabrieken stilstaan wegens

gebrek aan orders. De groote maikten van het Verrê
Oosten koopen niet, omdat zij de markt voorloopig
nog niet vertrouwen en de kleinere markten van den
Ballan en het Turksche Rijk en ook Mesopotamië,

Syrië enz., welke landen sedert jaren geheel voor

Manchester waren gesloten en waar thans een nijpend
gebrek aan katoenen goederen bestaat, zijn financieel

zoo gedesorganiseerd, dat het zaken doen daar ook

zeer moeilijk is, hoewel in vele van ‘deze landen weer
groote partijen producten, waarom men in West.,

Europa zeer verlegen is, opgehoopt schijnen te zijn.

Het is maar te hopen, dat een spoedige vrede, ‘die in,
elk geval meer stabiliteit in de economische verhou-
dingen zal brengen en een geleidelijke hervatting van het geheel gedesorganiseerde scheep’aartverkeer, ook
voor deze landen weldra eenigszins normale toestan-
den zal veroorzaken.

Zulks is niet alleen te hopen voor de Engelschc
katoenindustrie, doch ook voor onze Nederlandsche

textieliabrieken, die nu reeds den terugslag ondervin-

den van den slechten toestand in het Manchesterdis-
trict en die
waarschijnlijk
ook niet op flinke orders en
een geregelden afzet zullen mogen rekenen, alvorens er

wat meer or’de in den thans bestaanden wereldchaos is
gekomen. J. G.

DE PET.ROLEUMINDUSTRIE IN 1918. *)

Onze medewerker schrijft:

De wereldoorlog heeft ook in 1918 sterk zijn druk
doen voelen op de
aardoliewi?win,g.
De productie
kosten stegen zoowel door schaarschte en duurte van
materiaal als door steeds s’tijgende iarbeidsloonen en

belastingen. Wel waren ook in het algemeen de ver-

koopsprijzen bij den put ‘hooger, doch geenszins in alle

gevallen voldoende om de meerdere onkosten te dek-
ken. Ondanks dit werd, speciaal in die landen, die het
best voor den export gelegen
zijn,
met alle energie
voortgewerkt om de productie op zoodanig peil te

houden ‘als noodig was voor de groote oorlogsbe.
hoeften.

De exploitatie van
Nederlandsch.Indië
ging haar
regelmatiigen gang. De productie van dit land is zeer

constant, pl.m. 2,5 pOt. van de totale wereidpro’ductie.

De kwestie, hoe de nog ‘Vrije olieterreinen in exploi-

tatie zullen worden gebracht, wacht nog steeds op

eene wettelijke regeli.g. De vrees voor
kapitalistische
exploitatie heeft voorshands nog tot geen ander ge-

volg geleid, ‘dan dat er heelemaal niet geëxploiteerd

wordt. In het belank van Nederland en Nederlandsch-

Indië is het echter te hopen, dat Regeering en Kamer

weldra tot een goede, practische oplossing van dit

vraagstuk zullen komen.

Intussehen zal •de relatieve beteekenis van Neder-

landsch.Indië als olieproduceerend land steeds achter-
uitgaan. Reeds thans is het percentage Van de Indi-
sche productie ten. opzichte van de wereldproduetie

niet belangrijk. Binnen korten tijd, zoodi-‘a de ontwik-

keling van de productie van Mexico, Perzië, Mesopo.
tamië en van verschi]lende andere landen, waarvan

de ohierijkdom verre dien van Nederlandsch.Indië over-

treft, niet meer belemmerd wordt door een tekort aan

scheepsruimte, zal de Nederlandseh-Inidische produc-
tie een onbeduidend percentage van de wereldproduc-

tie bedragen.

In de
Russische
productiecentra is in den loop van
1918 de- macht verschillende malen van de eene partij
op de andere overgegaan. In Baku aan de Kaspische
Zee hadden achtereenvolgens de tegenstanders, der

Bolschewiki, ‘de Bolschewiki, Tataren en Armeniërs,
Duitsch-Turksc’ho en Entente-troepen de macht in

handen. Ook op de andere productie-plaatsen werd
voortdurend om de macht ges’tréden.
Tijdens ‘de overheerséhing der Bolsohewiki in Baku
werd •de geheele petroleumindu’strie z.g. ,,genationali-

seerd”. Toen daarna de Turken Ide stad ‘bezetten, wei-
den de olie-ondernemingen weder aan de rechtmatige
eigenaars teruggegeven. Van een eeni’gszins geregelde
productie kon natuurlijk geen sprake
zijn,
al ware liet
alleen slechts
dooi:dat
de afvoer uiterst beperkt was.
Op 17 November bezetten Engelsehe troepen Baku,
waardoor ‘de orde werd hersteld en het werk kon wor-
den hervat. Volgens recente berichten zou binnenkort
een niet onbelangrijke export via Batoem worden her-
rat. Zoolang echter de Wolga nog ten deele in handen
van de Bohschewiki is, kan van een eenigszins vol-
doenden afvoer van olieproducten uit Baku nauwelijks sprake zijn.

Uit de andere Russische productiecentra kwamen
nog schaarsc’her berichten binnen dan uit Baku. Aan
het eind van het jaar was Grozny (N. Kaukasus) in
handen der Bohschewiki. De toestand op de andere
terreinen is onbekend. De installaties hebben in Baku
weinig, naar het schijnt in Grozny meer geleden.
De financieel-economische grondslagen der industrie

S)
Vervolg en slot van pag. 224.

12 Maart 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

255

zijn echter gedurénde 1918 zeer ernstig geschaad. Het

is onmogelijk zich aan voorspellingen, wanneer het

werk weer min of mcci’ normaal zal kunnen worden
opgevat, te wagen.
In
Rumenië is
in het jaar 1918 tot de débâcle der
Middenrijken, energiek onder Duitsch militair beheer

voortgewerkt, teneinde de productie zoo hoog moge-

lijk op te voeren. Dit is inderdaad met goed gevolg

gelukt. Midden 1918 bedroeg de Rumeensche produc-

tie pl.m. % van de normale van v66r den oorlog. De

Duitsche militaire bezetting ging in den loop van

het jaar over tot ,,Zwangsliquidation” van de aan de

Middenrijken vijandelijke petroleummaatschappijen.
Na het kceren van de krijgskans en het terugtrek-

ken van de Duitsch-Oostenrijksch-Hongaarsche troe-

pen uit Rumenië, is de nieuwe Rumeensche Regeering
vlijtig begonnen thans op haar beurt ‘de aan onderda-

nen van de Middenrijken behoorende petroleummaat-
schappijen onder dwang te liquideeren en de zuivere
Entente-maatschappijea wederom aan hare echt-

matige bezitters terug te geven. Na het terugtrekken

van de Duitschers zijn door de Rumeensche Regeering

voor het binnenlandsch verbruik der diverse oliepro-
ducten prijzen
;
vastgesteld, die ten eenenmale onvol-

doende zijn om de productiekosten te dekken.
De olieproductie in
Galicië
ging gedurende 1918
vrij regelmatig voort. De productie van dit land is
echter gestadig aan het afnemen. Met de uiteenvalling

van Oostenrijk-Hongarije is ook aan de regelmatige
productie een einde gekoen. Een energiek hervatten
van de exploitatie in Galicië is, zoolan,g in dat land

de politieke toestand nog niet geconsolideerd is, nau-
welijks te verwachten.
De
Duitsche
productie was nooit groot (pl.m.
140.000 ton per jaar), doch tijdens den oorlog was
zelfs die kleine productie van zeer veel belang. Met

Elzas-Lotharingen heeft Duitschiand echter het rela-
tief belangrijke olieterrein, Pechelbronn, met een jaar-

productie van pim. 50.000 ton, verloren. Duitschiand

is hierdoor dus practisch gesproken van de lijst dci’
olievoortbrengende landen verdwenen.

De enorme vraag naar olieproducten heeft in de
Vereenigde Staten
de voortbrenging zeer gestimu-
leerd. Een nieuw hoogterecord van pl.m. 360.000.000
barrel (d.i. pl.m. 52.000.000 ton) (pl.m. 66 pOt. van

de totale wereldproductie) werd bereikt.
De en’orme ontwikkeling van de petroleumindustrie
gedurende 4 oorlogsjaren moge blijken uit de volgende
cijfers:

Periode

Aantal nieuwopge- Maatschappelijke
richte Petr. Mijen. kap. dier Mijen

1 Aug. 1914-30
Sept.
1918

1.771

$ 2.114.537.000
1
Jan.
1918-30
Sept.
1918

702

,, 376.560.000

Evenals de handel, zooals hierboven beschreven
1),

werd ook het distillatiebedrijf en de verdeeling der

ruwe olie over de fabrieken onder Regeeringscontrôle

gebracht; allemaal tijdelijke oorlogsmaatregelen, waar-
van in de eerste weken van 1919 reeds een belangrijk
deel zijn ingetrokken. Inderdaad is er thans een krach-
tig streven merkbaar, niet slechts bij den handel en de industrie, doch ook bij de Regeering, om ten spoedig-
ste van alle regeeringsinmenging af te komen, teneinde
iet nieuwe kracht zich op de concurrentie met vreem-
de landen te kunnen werpen.

Het wetsvoorstel, waarbij geregeld wordt, op welke

wijze voortaan Staatsolieterreinen aan de industrie in
exploitatie zullen worden gegeven, wist het in 1918
nog niet tot ,,wet” te brengen.
De zeer hooge belastingen, die voor het fiscale jaar
1918-1919 bij Wetsontwerp werden voorgesteld, zou-

den ongetwijfeld een belemmerenden invloed hebben
op de ontwikkeling van de olieproductie, indien niet
thans reeds voor de volgende jaren belangrijk minder

hooge belastingen in het vooruitzicht waren gesteld.
Hoewel in 1918 de vraag naar
Mexicacrnsche
olie

1)
Zie vorig nummer.

van de
zijde
der Geasocieerden en daarmede de Mexi
caanschc export belangrijk steeg, verhinderde toch

nog steeds een tekort aan tanksehepen het Vrij laten
produceeren dci’ reeds aangeboorde putten. De poten-

tieele productie van Mexico is, naar geschat wordt,

6 h 7 maal zoo groot als de tegenwoordige productie.

D.w.z. dat men verwacht, dat, door alle thans reeds
geboorde putten op
voll6
capaciteit te laten voort-
brengen, de jaai’productie 6 ‘a 7 maal de tegenvoordige,

die pl.m. 60,000.000 barrel (di. pl.m. 9,000.000 ton)
bedraagt, zou zijn.

De qualiteit der Mexicaansche olie is zoodanig, dat

er door gewone distillatie slechts een gering percen-

tage benzine en kerosine uit verkregen kan worden en

verreweg het grootste deel als liquid fuel verkocht
moet worden. De waarschijnlijk groote vraag naar

liquid fuel, die zich zal doen gelden en de meerdere
schcepsi’uimte, die onmiddellijk na het staken der

vijandelijkheden voor Mexico beschikbaar kwam, gul-

len ongetwijfeld in den eerstvolgenden tijd aan de
Mexicaansche petroleurnindustrie dcii ,,Aufschwung”
geven, waarop zij reeds eenige jaren wacht.

In het begin van 1918 werd door President Oarranza
een decreet uitgevaardigd, waarbij eenige hooge belas-
tingen op de olie-industrie werden gelegd en waarbij

tevens uitvoering werd gegeven aan een artikel in de

nieuwe Grondwet, dat, in tegenstelling met de vroe-
gere Mijnwetten, bepaalt, dat de ondergrond van par-
ticuliere terreinen aan den Staat behoort. Door dit
decreet werden de gevestigde rechten van vele petro-

leummaatschappijen ernstig benadeeld. Een sterke

actie werd ‘daartegen gevoerd onder Noord-Ameri_
kaansche leiding, met het gevolg, dat het decreet
eenige malen werd gewijzigd en verzacht. Aan het

einde van het jaar was deze ,,question biûlante”
echter nog niet tot een oplossing gekomen.

Het olie-rayon in Mexico werd ook in 1918 regel-matig bezocht door opstandige benden, die wel veel

ongemak hezorgden, doch de petroleumindustrie ver-
dci’ niet ernstig vei’mochten te schaden.

De ontwikkeling van de olienijverheid in
Zuid-Perzië
werd energiek voortgezet. Dit land belooft op

petroleumgebied een zeer groote toekomst tegemoet
te gaan.

In
Egypte,
waar ondanks veel moeite gedurende

verschillende jaren de productie niet tot een eenigs-
zins belangrijk niveau was op te voeren, werd in 1918
een belangrijk hoogere productie verkregen. In ver-
band met de zeer gunstige ligging van Egypte voor

het scheepvaartverkeer en met de eigen behoeften van
het land, is deze ontwikkeling van een buitengewoon
belang te achten.

Van de •olieterreunen van secundaire beteekenis
worden hier nog enkele genoemd:

De ontwikkeling van
Peru
dreigt door oneenigheid
tusschen de Regeering en de voornaamste exploitante,
de Standard Oil, over de mijurechten van deze laatste,
belemmerd te worden.
Het exploratiewerk in
Venezuela
werd in het afge-
loopen jaar krachtig voortgezet. Gebrek aan scheeps-

ruimte belette echter de productie van dit land belang-rijk op te voeren.
Argentinië
kon, zich als olieproducent ook in 1918
niet ontwikkelen door de onereuse voorwaarden,
waarop particulieren slechts olieterreinen kunnen ver-werven. De eenige produetieve exploitatie van eenige
beteekenis is de Staatsexploitatie in Comodore Riva

davia, aan de kust van Patagonië gelegen, die ondanks
den geweldigen brandstoffennood, die in dit land in

het afgeloopen jaar heeft geheerscht, niet tot een noe-
menswaardige meerdere ontwikkeling is gekomen. In
1918 zijn verschillende projecten voor een nieuwe
)Jijnwet in behandeling genomen, waarvan het eene
het particulier kapitaal nog radicaler weet af te
schrikken dan het andere. Tot wet hebben echter geen
van deze ontwerpen het nog gebracht.

256

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

12 Maart 1919

Trinidad’s
productie kon in het afgeloopen jaar

éen vôoruitgang aanwijen.

– De pioductie van
Britsch-Indië
(Burmah) was in

heft ifgeloopen jaar ongeveer gelijk aan die van 1917.

In
Japan
wordt de olie-industrie energiek ontwik-

keld, met het gevolg, dat de productie gestadig stijgt

en allengs in een’grooter percentage van de eigen

behoeften voorziet.

Het
fabrie1sbedrijf
heeft in het afgeloopen jaar

wederom een zeer interessant beeld vertoond. 1918

onderscheidde zich door een ‘nog sterker wisseling in

de vraag naar de tallooze olieproducten, dan in deze

toch reeds zeer beweeglijke industrie normaal ge-

noemd moet worden.

Deze ,,beweeglij’khei’d” ‘brengt voor ‘de olie-industrie

de noodzakelijkheid mede steeds met de grootste oplet-

tendheid de marktverhoudingen te volgen en dikij1s

met de uiterste promptheid tot besluiten te komen,

niet slechts tot ingrijpende wijzigingen in het be-

staande fa’brieksbedrijf, doch ook tot het oprichten’

van geheel nieuwe fabrieken op plaatsen, waar men
tot voor kort niet aan de vestiging van dergelijké

installaties ‘dacht. Groote kapitaalsuitgaven waren

van het een en ander in 1918 wederom het gevolg;
uitgaven, welke veelal gedaan moesten worden om in
plotseling opkomende behoeften te voorzien, behoef-

ten, waarvan het echter geenszins zeker was, dat zij

geruimen tijd zullen aanhouden, maar die voor het

oogeablik belangrijk genoeg schenen om de oprichting

van nieuwe installaties te wettigen.

01) dit ingewikkelde probleem kan hier uit den aard

der zaak niet worden ingegaan. Slechts zij met een

enkel woord er
01)
gewezen, h’ôe, alleen reeds dooi ht

verschil in vervoerbaarhei’d van de ‘diverse olie-
producten – vergelijk b.v. benzine en asphalt –

al naarmate de vraag naar het eene of het anders

product zich sterk ontwikkelt, ‘het transport- –

en daardoor het fabr.ieksprobleem – ten eeneumale

gewijzigd wordt, wat tot gevolg kan hebben, dat,
waar tot nog toe de geografisch-economisch juiste lig-

ging voor het fabrie’ksbedrijf wellicht het productie-
land was, voortaan het consu’mptieland – veelal het

vreemde buitenland – aangewezen dient te worden

voor het raffinagebedrijf. Ook een eventueele wijzi’-
ging in de’ tariefpolitiek der consumptielanden kan
in dit verband van het grootste ‘belang zijn.

Een uiterst prompte ,Neuorientierung” en een di-
recte aanvaarding van de daaruit voortvloeiende con-

sequenties, die’ practisc’h gesproken immer bestaan uit
nieuwe belegging van millioenen-kapitalen, niet

slechts in het fabrieksbedrijf, doch’ ook in het
trans-

por-‘en
distributiebedri.if,
is in ‘deze omstandighedefl

noodzakelijk om niet het gevaar te loopen in vele ge

vallén ,,achter.dë markt aan ‘te komen”. , 1

In i918 werden dan ook de transport- en verkoops ,orginis’atie van de groote petroleumgroepen zeer be-

langrijk uitgebreid. Over de vergrooting van de we-
reldtankvlot werd hiervoor reeds iets gezegd en hier:

onder volgen ‘daarover, nog eenige cijfers.

Talrijke belangrijke, honderden K.M. lange, pijp-

leidingen werden in het afgèloopen jaar wederom aâu

gelegd
e
ten koste van enorme kapitalen. Ook aan den

uitbouw van de verkoops’installaties zijn groote kapi-
talen besteed en wel speciaal, ‘zooals. reeds hiervoor

opgemerkt, voor liciuid-fuelbunkerstations.
– Waar daarenboven de
oliemarkt zoo
uiterst wissel-

vallig pleegt te
zijn
en ook liet
procluctiebedrijf
er een

is, dat, ‘door de groote risico’s, die er aan verbonden
zijn, slechts door zeer kapitaaikrachtige maatschap’

pijen zonder onverantwoordelijke risico’s te . nemen,
uitgeoefend kan worden, is het duidelijk waarom de
petroleumin’dustrie zich steeds meer concentreert bij
het groot-kapitaal, waar dat gesteun’d wordt door de
uitgebreide kennis en ervaring van experts, niet alleen

op technisch, geologisch en technologisch gebied, doch

ook’ door dén ervaren olie-industrieel, administrateur

en handeisman.

Over het
vermoedelijk beeld van de olie-industrie

en de oliemarkt
in de naaste toekomst het volgende:

Tengevolge van het plotseling eindigen’ der vijan-

delijkheden verkeeren ide olie-industrie, en -handel op

het oogenblik zoo zéér in een overgangsperiofde van de
oorlogs- naar de vredes ,,Wirtschaft”, dat het uiterst

gewaagd is, zich met voorspellingen ‘bezig te houden.

Zeker is het, dat in vele opzichten de toestand-door

het eindigen van den oorlog veel gunstiger is ge-

worden.
Terwijl wij het vorig jaar nog moesten vermelden,

dat gchrek aan boormateriaal, waarvan ‘de Vereenigde

Staten ook het grootste ‘deel der andere productie-

landen. voorziet, wellicht een belemmerenden invloed
zou hebben op cle voortbrenging in de naaste toekomst,

daar schijnt thans hiervoor niet meer gevreesd be-

hoeven te worden.

De beëindiging van den duikbootoorlog heeft ook

gemaakt, dat de tankschepen wederom, de gewone
kortste routes ‘kannen nemen, waardoor met de be-
schikbare wereldtankvloot veel grooter quantiteiten
zijn te vervoeren dan tijdens den oorlog het geval was.

In dit verband is het interessant te vernemen, dat, nu
met het eindigen der vijandelijkheden de ,,balans”

van de wereldtankvloot kan worden opgemaakt, blijkt,
dat deze, ondanks den iduikbootoorlog, eind 1918 pl.m.

800.000 ton laadvermogen grooter was ‘clan ‘bij het
begin van den oorlog, hetgeen een duidelijk beeld

geeft van de koortsachtige haast, waarmee in de Ver.
Staten en Engeland tanksohepen werden aangebouwd.

Het reeds hierboven beschreven gebruik van de
dubbele hodems van vrachtschepen voor het vervoei-

van liquid fuel heeft het transportvraagstuk voor
olieproducten tijdens den oorlog ten deele helpen
oplossen. Nu de oorlog geëindigd is, zal men zeker
deze gunstige ervaring niet prijsgeven, hetgeen dus
met een nog meerdere vergrooting van de wereld-
tankvloot overeenkomt. Voor een tekoi-t aan tonnage
voor petroleumaanvoer behoeft dan ook niet ‘gevreesd

te worden.

De onlangs door den S’hipping Board van de Ver.

Staten aangekondigde vrijlating van 174 tankschepen,
die in October 1917 door het Gouvernement werden
gerequireerd, wijst ook in deze richting. –

Het legerverbruik, dat eerst na de alkeheele demo-
bilisatie weer tot vredesproporties zal afnemen, is
toch na het sluiten van den wapenstilstand reeds zoo-

zeer verminderd, dat overal do particuliere consument

weder voor een deel
zij’n
behoeften kan dekken.

Over consum’ptie in den ‘eerstkornenden tijd het vol-

gende: V66r alles zullen de vrijwel uitgeputte stocks
van alle olieproducten in tal van consumptie-centra
moeten worden aangevuld. Dan zal het weder’ opbou-
wen van de verwoeste oorlogsge’bieden een groot ver-
bruik van alle petroleumderivaten met zich mede-

brengen. –
Over de blijvende consumptie schijnt het volgende
waarschijnlijk: Het henzinegebruik, dat in de laatste
jaren reeds zoo enorm is gestegen, zal door tal van
oorzaken nog zeer sterk toenemen. De ontwikkeling

niet alleen van het personen-, ‘doch. ook van het
vrachtverkeer, zal voor een groot deel geschieden door
middel van den henzinemotor. Deze is daarvôor nI.
in vele gevallen het meest practisch en economisch.
Het groote aantâl vrachtaut&s, dat na de demobili-,

satie der legers vrijkomt, zal sterk in deze richting
medewerken. Ook in den landbouw is voor vele werk-

zaamheden zoo’n uitstekend gebruik van bezine-

motoren te maken (zooals trouwens
in
do Vereenigde

Staten en op de Cabaansche suikerplantages i-eeds in
hot groot gedaan wordt), dat ‘deze tak van bedrijf

zonder twijfel
in
de naaste toekomst een groot-benzine-
consument zal woi-den. Een snelle ontwikkeling van.
het vliegwezen zal zeker niet op.zich laten wachten.

12 Maart 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

257

Ondanks deze uitbreiding, die van het benzinever-

bruik wordt verwacht, schijnt het niet, dat er een•
tekort aan dit product zal zijn. Ten eerste door een

grooto olieproductie; voorts door kunstmatigo

fabricage van benzine uit aardgas, uit zwaardere olie-

producten, uit bruinkool en uit ,,shale”; en last not
least doordat allengs benzine-motoren zoodanig wor-

den gebouwd, dat zij steedszwaardere benzine kunnen
gebruiken. Vooral de technische mogelijkheid om

zwaardere benzine te gebruiken en voorts de ontwik-

keling van de bereiding van benzine uit zwaardere

olieproducten, zijn voor deze kwestie van het grootste
belang. Immers de mogelijkheid zwaardere benzine

aan de markt te brengen zal de, als ,,benzine’ uit een zekere hoeveelheid ruwe olie af te scheiden fracties,

zeer sterk doen stijgen en nu het fabriekmatig goed
mogelijk blijkt te zijn lichtere olieproducten uit
zwaardere te maken (in de Vereenigde Staten werd
in het jaar 1917 van zoodanige benzine een kwantum

van 1.000.000 ton gefabriceerd), terwijl voor 1918 het

cijfer nog wel niet bekend is, doch het zeker is, dat

het nog v e e 1 grooter zal zijn, is wanneer toch nog een tekort aan benzine dreigt, fabriekmatig een deel
der zwaardere producten in de meer edele benzine te
con-vertceren. En daar van deze zwaardere producten
relatief, ten opzichte van het totaal henzineverbru.ik,
steeds ecn zeer groot kwantum aanwezig zal zijn,

schijnt er geen vrees voor een tekort aan benzine be-
hoeven te bestaan.
Kerosine, vroeger uitsluitend gebruikt voor ver-
lichting, verliest uit den aard der zaak regelmatig
markten door de opkomst van gas en clectriiteit,

doch wint aan den anderen kant weer nieuwe in ont-
wikkeling komende afzetgehieden. Daarenboven wordt
kerosine steeds moer aangewend voor krachtdoelein-
den. O.a. de Noorsche visschersvloot maakt er reeds
een ruim gebruik van. Het schijnt dan ook niet, dat

er aanleiding is om een daling van het kerosinever-
bruik te verwachten. Integendeel.

Vraag naar gasolie en andere oliën voor Dieselmo-
toren zal ongetwijfeld zeer belangrijk stijgen tenge-
volge van het steeds toenemend gebruik van mecha-
nische kracht. Door de hooge brandstofprijzen zal het
geringe olieverbruik van Dieselmotoren zeer ‘mede-werken tot een grootc uitbreiding van de toepassing
van zulke motoren.

Met de algemeene ontwikkeling van verkeer en
industrie zal de vraag naar smeeroliën levendig zijn.
De vraag naar asphalt voor bestratingsdoeleinden

is sinds het sluiten van don wapenstilstand in de
Vereenigde Staten reeds zeer gestegen en het laat
zich aanzien, dat in verband met de verwachte ont-wikkeling van het automobielverkeer andere landen
zullen volgen. Alleen de Staat Pennsylvania heeft
eind 1918 besloten een obligatieleening aan te gaan
van $ 50.000.000 voor wegverbetering en uitbreiding, waarbij asphalt een groote rol speelt.
De groote toekomst, die voor liquid fuel schijnt
weggelegd, is reeds hierboven in korte woorden uit-
eengezet.
1)
Het is de voorziening in de behoefte aan
vloeibare brandstof, waaraan de olie-industrie haar
grootste aandacht zal moeten schenken. Binnen niet
te langen tijd zal men dan ook op dit gebied eene
verrassende ontwikkeling kunnen waarnemen.

Gelukkig is echter een zeer groote uitbreiding van
de wereldproductie naast een evenzeer belangrijke toe-
name van de vraag te verwachten, terwijl de zich
steeds meer perfectioneerende raffinage-industrie er
toe zal meewerken, dat ook het aanbod van de meer edele olieproducten gelijken tred zal houden met de
vraag.

DE C 0 OPERA TIEVE ZUIVEL-ORGANISATIE

IN FRIESLAND. II.

Na de algemeene beschouwing van ons onderwerp,
in het vorig num’ner van dit weekblad gegeven, zullen

1)
Zie vorig nummer.

wij nu nog aandacht wijden aan ‘de onderscheidene

instellingen op coöperatieven grondslag, in verband

met de zuivelnijverheid in Friesland werkzaam.

De ,,Friesche Coöp. Zuivel-Export Vereeni ging”.
Deze Vereeniging is opgericht in 1898 en heeft ten

doel het bevorderen van den afzet van melk- en zuivel-
producten. Ieder deelgenoote verplicht zich door haar
deelgenootschap tot levering harer melk- en zuivel-
producten voor zoover die door het bestuur worden
gevraagd.

De uitbetaling der geleverde producten geschiedt

naar kwaliteit; in verband hiermede worden gere-
gelde boter- en kaaskeuringen gehouden en verleent

de Vereeniging technische hulp aan de deelgenooten
(Ooöp. Zuivelfabrieken).

De Vereeniging beschikt over uitstekend ingerichte
kaaspakhuizen en koelinrichtingen, waarin meer dan
150 personen werkzaam zijn en heeft eigen koelwagens

voor het vel-voeren van zuivelproducten naar het
buitenland. De gebouwen, machinerieën en koel-

wagens, waarop reeds zeer belangrijk is afgeschreven,
komen op de balans voor tot bedragen van
f
300.000,
f
35.000 en
f
23.000.

De omzet aan zuivelproducten bedroeg’ over het
laatste boekjaar 4.400.000 K.G. boter en 10.400.000

K.G. kaas, vertegenwoordige,nde een bedrag van ruim

24 millioen gulden. Bij de Vereeniging zijn 47 deel-
genooten aangesloten.

Buitengewoon gunstige resultaten zijn verkregen
ten opzichte van de verbetering der kwaliteit van de
producten, terwijl de gemeenschappelijke afzet zeer
bevredigende resultaten heeft opgeleverd. De produc-

ten, door de Vereeniging afgeleverd, worden over het
algemeen erkend als te zijn van de beste kwaliteiten,
die in Nederland geproduceerd worden.
De Vereeniging is de grootste op het gebied van den
boter- en kaashandel in ons land en heeft tijdens den oorlog zeker een prijzenswaardige plaats ingenomen
onder degenen, die de regeering hebben gesteund om

de voedselvoorziening zoo goed mogelijk aan het doel
te doen beantwoorden.

De ,,Coöperatieve Stremsel- en Kleurselfabrie7;”, op-

gericht in 1905, kunnen wij in het bestek van dit
artikel slechts met naam vermelden.

De ,,Coöperatieve Vereeni ging tot bereiding van
Mel1producteir”.

In 1913 werd bovengenoemde Vereeniging opge-
richt; hare eerste fabriek voor de bereiding van melk-
producten, tot dusverre alleen gecondenseerde melk
en melkpoeder, werd in 1915 gebouwd.

Het doel der Vereeniging en het voorwerp harer
onderneming is in ééno
of
meer door haar te drijven
fabrieken melk en melkproueten, afkomstig van hare

deelgenooten (Coöp. Zuivelfabrieken), te verwerken

en de daaruit verkregen producten te verkoopen. Het
aantal leden (dee.lgenooten) bedraagt thans 39, samen

verwerkende ruim 200 millioen K.G. melk. Het’be-
stuur kan eene deelgenoote verplichten, eene be-
paalde hoeveelheid gronstof aan de fabriek ter ver-

werking to leveren. Eene veiplichte levering strekt
zich evenwel niet verder uit dan tot eene dagelijksche
hoeveelheid, overeenkomende met een gewicht van
hoogstens 10 procent van het aantal kilogrammen melk,
dat per dag aan de fabriek van de deelgenoote wordt
aangevoerd.

Deze beperking is aangebracht om te voorkomen,
dat door verplichte melklevering nadeel zou woi-den
toegebracht aan de veefokkerij.

Wanneer het condouseeren en drogen van melk
voordeeli’ger blijkt te zijn, dan het maken van boter
en kaas, zal de fabriek met volle capaciteit werken,

is dit niet het geval, dan worden de deelgenooten niet
tot levering verplicht. Door rantsoeneering en andere
hcperkefide ‘bepalingen van rcgeeringswege, ‘is het
bedrijf niet tot ontwikkeling kunnen komen; wel
heeft uitbreiding. van de fabriek en vergrooting der

258.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Maart 1919

capâditeit plaats kehad en ‘is vold’oeiide gebleken, dat
de fabriek prima. melkproducten kan leveren en de

bedrijven van de toegetreden deelgenooten meer

loonend kan maken.
Dé omzet over 1917 vertegenwoordigdö een bedrag

van bijna een millioen.

De ,,Coöperatiev e Zwivelbank”.

Dé Vereeiging ,,Coöperatieve Zuivelbank” werd

opgericht in 1913 en. heeft geen eigen kapitaal. De

leden zijn onbeperkt aansprakelijk voor de verbinte-

nisen der. Vereeniging en wel, voor gelijke deelen,

met dien verstande, dat zij ook gezamenlijk borg blij-

ven voor de betaling van ieders aandeel. Toege-

treden tot deze Ver’eeniging zijn. thans 64 coöpe-

ratieve zuivelfabrieken en 8 vereentig-ingen op land-

boiiwgebied. De Vereeniging geeft adviezen inzake

financieele aangelegenheden, opent rekening-courant

met verêenigingen en instellingen op landbouwgebied,

neemt spaargelden van landbouwers en particulieren,

verstrekt credieten aan ‘vereenigingen op landbouwge-
bied, sluit leeningen met gemeenten en waterschappen;
koopt en verkoopt binnenlan’dsche effecten, beleent

effecten, belast zich met .het verzilveren van coupons,

het incasseeren van kwitantiën, het realiseeren van
chèques, het verstrekken van bankgaranties en het

emitteeren van ‘obligatieleeningen.

De Vereeniging heeft een eigen zèer doelmatig inge-
richt en ruim kantoorgebouw met groote safe-inrich-
ting. In het gebouw zijn twee vergaderzalen beschik-

baar voor de ledenvergaderingen der aangesloten
vereenigingen.
De Zuivelbank heeft over ht laatste boekjaar een

kasomzet van bijna
f100.000.000;
de omzet met leden
bedroeg
f
45.000.000 en met niet-leden
f
35.000.000.
Uitgegeven waren 585 spaarboekjes mt een totale
vordering van ruim 14 millioen. Bij ‘de Zuivelbank
werd voor een bedrag van 29 millioen aan chèques

betaalbaar gesteld.

De Vereeniging heeft ruim voldoende vlottende

kasmiddelen, daar uit rekening-courant
hij
de Ne’L
Bank over 1 millioen kan worden beschikt, terwijl
bovendien over 1 mill’ioen als direct beschikbaarvoor-
schot bij de Coöp. Centrale Raiffeisen Bank te
Utrecht, waarbij de Zu,i’.elibank is aangesloten, ken

worden gedisponeerd.

De effectenomzet bepaalt zich tot het uitvoeren
van effectenorders op courante stukken, tot het in-
schrijven op leeningen voor rekening van derden en
tot het terugnemen en weder verkoopen van obligatiën,
uitgegeven door tusschenkomst van de Zui’ve]bank.

De Zuivelbank treedt op als èmittent voor de leden
ter verkrijging van oprichtings- en stichtingskapi-

taal. Sedert de oprichting heeft de Zuivelbank reeds
22 ’emissies bevor’derd tot een bedrag van
f
2.169.000
en daarmede aan het landbouw-crediet een belang-
rijken dienst bewezen. Steeds kan op voordeelige voor-
waarden worden geleend, de obliaties zijn zeer
gewild, daar de Zuii’velbank, optredende als trustee en
als conamissionnair in effecten, het realiseeren ge-
makkelijk maakt.

Het reservefonds van de Vereeniging’ bedraagt

f
59.000, terwijl voor uitbreiding een bedrag van

f
25.000 is gereserveerd.’
De gunstige werking van deze onderlinge bankin-
stelling voor de ontwikkeling van de coöperatieve
bedrijven, heeft reeds’ aanleiding gegeven tot het

oprichten van een gelijk werkende instelling in

Noord-Holland, terwijl de oprichting in voorbereiding
is voor de provinciën Groningen en Drenthe.

De ,,Fr’ieschje Coöperatieve Exporslachterij”.

‘Deze Vereenigin.g werd opgericht in 1916 ‘door 127
veehouders; thans telt de Vereeniging ongeveer 2000
leden. Het doel is de bevordering van den afzet van

vee van de leden, door:
a.
het verkoopen van vee;
b.
het slachten van vee en het verkoopen van het ge-
slachte vee, het afyal en de bijp,.roducten;
‘c.
het nemen

van matrégelen ‘ter verbetering ‘van ‘de teelt ên het

mesten van slachtvee, een en ander ‘te bevorderen door

aansluiting
bij
vereenigingen, welker doel is de bevor-

dering van de belangen van’ het landbouwbedrijf.

Het gebied, waarover de Vereeniging werkt, is vér-

deeld in afdeelingen, die door het Bestuur worden

vastgesteld.

In het jaar der oprichting werden 13.099 varkens

van de leden ontvangen, werden 360 runderen en

2640 nuchtere kalveren geslacht en 1200 schapen
geslacht en uitgevo&rd. De bruto-omzet ibedroeg

f
3.500.000. De
veriilichte
leveringen aan de regeering

voor de binnenlandsche consumptie leverden een ver-

lies (verschil tusschen export- en hinnenlandsche

prijzen) op van ruim een half millioen.

In 1917 werd de inrichting uitgebreid door ht

bouwen eener koelinrichting en ver’d 45.000 K.G.
wrorst geiro’duceer’d., In 1918 werd het bedrijf inge-
richt voor distributie-slachting ‘voor de Regeering; er
werden 20.000 nuchtere kalveren geslacht en 49.341

K.G. eenheidsworst geproduceerd.

De koeiruimten werden door de Rgeering gehuur’d

voor den opslag van bevroren vleesch. Ingevroren is

een totaal slachtgewicht van 230.000 K.G.; het vleesch

wordt regelmatig op eene temperatuur van 8 graden
Celsius beneden vriespunt gehouden.

Hoewel ‘de Exportslachterij ‘is opgericht om den

vleeschexport te bevordereil en als zoodanig momen-
teel geen reden van bestaan heeft, is de Vereeniging

toch nog een krachtige organisatie geworden.
Hef ,,Coöperatief Verzekeringsfonds”.

De Vereeniging is opgericht in 1917,, toegetreden

zijn 32 leden. Tot leden kunnen worden aangenomen:

I. Rechtspersoonlijkheid hebbende vereenigingen, die
een Zuivelfabriek drijven en lid zijn van een Bond
van Coöp. Zuivelfabrieken, aangesloten bij den Alg.
Ned. Zuivelbon.d . of buitengewoon lid zijn van ge-

noemden ‘Bond; II. Rechtspersoonlijkheid helib,ende

vereenigingen, welker doel is’ bevordering van de be-
langen van de sub 1 genoemde vereenigingen.

De Vereeniging biedt den ledeh- gelegenheid tot

verzekering van:
a.
de ,uitkeering van pensioen aan

hunne werklieden, zoodra die den 65-jarigen leeftijd

hebben ‘bereikt;
b.
de uitkeering van pensioen aan

nagelaten betrekkingen van overleden werklieden;
c.

de uitkeeriug van een bepaald bedrag aan het perso-
neel bij het bereiken van den 65-jarigen leeftijd of –
bij vroeger overlijden – aan de nagelaten betrekkin-

gen;
d.
de uitkeering, bij overlijden, van een bepaald

bedrag aan de nagelaten betrekkingen.

De pensioenkwestie voor de beheerders der Zuivel-

fabrieken is al jaren aan de orde geweest en slechts
voor enkelen voldoende geregeld; het schijnt echter,
na een uitspraak van de laatste ledenvergadering van

den Bond van Coöp. Zuivelfabrieken, dat voor deze
aangelegenheid thans een oplossing zal worden ge-
vonden door aansluiting bij het Coöperatief Verzeke-ringsfonds, waarbij men later ook de verzekering van’
de leden der fabrieken (de veehouders) en van het
personeel, werkzaam in de landbouwbedrijven, denkt
onder te brengen.

Niettegenstaande bovengenoemde instellingen ge-
heel zelfstandige vereen,igingen zijn, is toch
bij
de

meeste de invloed van den Bond van Coöp. Zuivel-
fabrieken, niet geheel uitgeschakeld, maar in de sta-
tuten vastgelegd, dat een of ‘meer leden van het
Bestuur of den Raad van Toezicht moeten worden

gekozen uit een voordracht, opgemaakt door het
Bestuur van gemelden Bond. Hier’door wordt eene
hechtere samadwerking verkregen tusschen de ver-
schillende vereenigingen, welke ten slotte, dezelfde
leden (Zuivelfabri’eken) vertegenwoordigen.

De Bond treedt ‘op als leidende en adviseerende
organisatie en is, daar ‘er eene innige samenweiking
bestaat, gerechtigd, namens de geheele georganiseerde coöp. zuivelbereiding handelend op te treden. De goed

12 Maart 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

259

opgezette en doelbewuste Organisatie is zeer bevor-
derlijk voor een krachtige ontwikkeling van het

zuivelbedrijf en wat hiermede veban.d houdt.
Leeuwarden, Februari 1919.

TJ. KUPERUS.

UiTGEVOERDE EN VOORGENOMEN

VERBETERINGEN VAN ONZE SCHEEP

VAARTWJJ GEN.

b. De toegangswegen van uit zee. *)
3o
Waterweg van Dordrecht naar zee.
De toegang

voor de zeevaart naar Dordrecht heeft plaats door

het Goereesche zeegat en verder langs Haringvliet,
Holiandsch Diep en Dordtsche Kil. (Zie het kaartje

Beneden-Rivieren en Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche
stroomen.) Verschillende ondiepten, welke herhaal-
delijk in dezen vaarweg optreden, zijn zeer hinderlijk

voor de vaart en gaven reeds lang geleden aanleiding

tot klachten. Dieper gaande schepen waren veelal ver-

plicht het Brouwershavensche zeegat binnen te val-
len en te lichten; hierdoor ontstond eene sterke nei-
ging om schepen, voor Dordt bestemd, naar Rotter-dam te charteren, ten nadeele van den plaatselijken

handel. Toen nu de drang naar vérbetering van den
toegang naar Dordrecht steeds •sterker werd, werd bij

Kon. Besluit van 4 April 1896, No. 19, eene Staats-

commissie ingesteld met opdracht na te gaan, welke
eischen redelijkerwijze aan den toegang waren te stel-len en welke werken noodig zouden zijn om den vaar-

weg in bruikbaren toestand te ‘brengen en te onder-
houden. De commissie, welke 6 Maart 1897 haar rap-

port uitbracht, meende, dat schepen van 67 d.M. diep-
gang van uit zee onder gewone omstandigheden naar
Dordrecht moesten kunnen opvaren, en in verband
daarmede stelde zij als eiseh, dat in het binnendeel

van den vaarweg eene diepte van. 70 d.M. onder hoog-
water noodig was, welke diepte dan in het eigenlijke
zeegaf behoorde toe te nemen. De commissie was ver-

der van oordeel, dat het wensehelijk was den vaarweg
langs den Hoek ‘van Holland en verder door Rotter-
damschen Waterweg, Noordgeul en Oude Maas naar Dordrecht voor de zeevaart van die stad in te richten.

Het voorstel der commissiq vond niet aanstonds

instemming; men meende o.a. dat een toegang door
het Hellegat en het Brouwershavensche zeegat over-
wegende voordeelen bood, omdat verbetering van het Hellegat ook aan de vaart op de Zeeuwsche stroomen

ten goede zou komen; ‘door het aannemen van de motie-
Van Gijn, op 30 April 1901, sprak de Tweede Kamer

zich uit voor een vaarweg door het Hellegat.
Intussehen bleek, dat voldoende verdieping van
dezen vaarweg militaie verdedigingswerken aan het

Hellegat noodig zou maken en dat deze zeer kost-
baar zouden worden; om deze reden werd dan ook
afgezien van ht verbeteren van dien vaarweg en werd
getracht door baggerwerken •den gebruikelijken vaar-
weg door het’ Goereesehe zeegat en het Haringvliet
zoo goed mogelijk op diepte te houden.
De diepte van den bestaanden vaarweg laat toe,
dat in normale omstandigheden schepen met 6,5
M.
diepgang Dordrecht kunnen bereiken; meer binnen-
waarts zijn de ondiepten wel behoorlijk te beheer-
schen met periodiek baggerwerk, maar meer buiten-
waarts, met name in het Slijkgat, liggen de ondiepten
feitelijk reeds in open zee, ‘zoodat baggerwerk hier
ongetwijfeld groote bezwaren zou opleveren; de diepte
bedroeg daar in het vierde kwartaal van 1915 slechts
61 d.M. bij hoogwater.
De vaarweg voldoet dus niet aan de eischen, door
de Staatscommissie in haar rapport van 1897 ge-
steld, maar bovendien is deze eisch sedert hooger
geworden, vooral ook, doordat Dordrecht eene nieuwe
zeehaven aan het Mallegat heeft aangelegd, waardoor
de zeeschepen niet meer de spoorbrug behoeven door

• .*) Vervolg en slot van pngina
227,
men zie ook het
kaartje op pag.
225
van het vorig nummer.

te varen. De Minister gaf dan ook bij de behandeling
van •de Waterstaatsbegrooting voor 1915 te kennen,

dat schepen met een diepgang van ongeveer 7,5 M. de
nieuwe haven moeten kunnen bereiken.

Verbetering van ‘den bestaanden vaarweg zou een

nieuwen toegang naar het hart van ons land doen ont-

staan en dze zou in oorlogstijd afgesloten en verde-

digd moeten worden, wat in elk geval beteekenende

kosten met zich zou brengen.

Waar verbetering van den toegang van uit zee

naar Dordrecht noodig werd geacht en verdieping

van de overige zeegaten de noodzakelijkheid van mili-

taire verdediging ‘daarvan met zich zou brengen, lag

het voor de hand om weder terug te keeren tot het

denkbeeld, aangegeven door ‘de Staatscommissie en

den mond aan den Hoek van Holland te zoeken. Twee
wegen staan ‘dan open om Dordt te bereiken en wel
langs Waterweg, Nieuwe Maas en Noord of wel langs
Waterweg, Noordgeul en Oude Maas.
De memorie van toelichting tot het 15 Maart 1917

ingediende wetsontwerp betreffende het maken van
een, waterweg van Dordrecht naar zee geeft aan, dat

voor dezen vaarweg no,odig wordt geacht eene diepte

van 7,5 M. bij hoogwater. over 100 M. breedte en eeae
diepte van 8,5 M. bij hoogwater voor 50 M. breedte.

Nu is in de Koningshaven te Rotterdam reeds eene

diepte van 8 M. en van Rotterdam tot den mond van
de Noord de gewensehte diepte reeds nagenoeg aan-
wezig; in de Noord zouden echter belangrijke werken
noodig zijn, waarvan de kosten op 2 millioen gulden
geschat worden, terwijl bovendien de kosten van on-
derhou’d van de diepe geul in de Noord op
f
50.000

per jaar worden geschat. De kosten worden dus vrij
belangrijk, maar een overwegend bezwaar van het

leiden van de zeevaart naar Dordt ‘door de Noord is
gelegen in de aanwezigheid der spoorbruggen over de
Koningshaven te Rotterdam en over de Oude Maas
bij Dordrecht. Wel is het te voorzien, dat deze over-
bruggingen doör den bouw van hefbruggen ter ver-

vanging der draaibruggen voor de scheepvaart min-
der hinderlijk zullen worden, maar over de lijn

Dordt—Rotterdam heeft een zoo druk spoorweg-
verkeer plaats, dat het doorvaren dezer beide brug-

gen eene belangrijke vertraging zal blijven opleveren.
Dit bezwaar is niet te ondervangen en heeft de
schaal dan ook doen overslaan ton gunste van den
vaarweg door de Noordgeul en de Oude Maas.
Verbetering van dit vaarwater biedt verder nog

een tweetal voordeelen; in de eerste plaats zal door
verdieping van de Oude Maas de vaterbeweging

aldaar krachtiger worden en daardoor zal ook die op
ht benedendeel van den Rotterdamschen Waterweg
versterkt worden; in de tweede plaats komen belang-

rijke terreinen langs de Oude Maas aan een nieuw ,grootscheepsvaarwater, lang 27 K.M., te liggen en
zullen daardoor voor industridele doeleinden zeer ge-
schikt worden. Men ‘denke er hierbij aan, dat de
nieuwontworpen havens van Rotterdam zich reeds
benedenwaarts tot nabij de Noordgeul zullen uit-
strekken. Ook uit dien hoofde is dus zeker de vaar-
weg langs de Oude Maas verre te verkiezen boven die
langs de Noord, waar slechts over 9 K.M. lengte een
nieuw grootscheepsvaarwater zou ontstaan.
Opgemerkt zij nog, dat over de Oude ‘Maas welis-
waar ook twee bruggen gelegen zijn, n.l. bij Spijkenisse
en Barendrecht, maar deze bruggen dienen slechts
voor tramwegverkeer, zoodat het oponthoud, dat de

scheepvaart daarvan ondervindt, niet te vergelijken
valt met’dat, veroorzaakt door de bruggen bij Fijen-
oord en Dordt.
De verbetering van de Oude Maas zal geschieden
door normaliseering en uitbaggering; de gewenschte
diepte is over enkele gedeelten van de vaargeul reeds
aanwezig en dit maakt het aannemelijk, dat het prac
tisch mogelijk zal zijn het gewenschte resultaat te
verkrijgen en, zonder al te belangrijke kosten, te onder-
houden. De kosten der rivierverbetering worden ge-

260

ËCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Maart’ 1919

ramd
o f 4.060.00
en die voor
ombouw
van de.

brug te Barendrecht
op f 160.000,
terwijl de kosten;

van onderhoud van dn vaarweg
op f 100.000
per jaar

zijn gesteld en de meerdere exploitatie- en onder-

houdskosten der bruggen
op f 2300
per jaar.

De kosten van den toegang langs de Oude Maas
zijn dus inderdaad belangrijk hooger -dW van den

toegang langs de Noord, maar •door aanneming van

het wetsontwerp, waarbij verbetering van eerstbe-

doelden toegang wordt vastgesteld, hebben
ook
de

Staten-Generaal blijk gegeven, dat zij de daaraan ver-

bonden voordeelen èn voor de vaart
op
Dordrecht èn
voor de waterheweging
op
het benedendeel van den

Rotterdamsehen Waterweg èn voor het verkrijgen van

aan grootscheepsvaarwater gelegen terreinen overw&

gend achten. VAN KUFFELER.

TWEE PUBLICATIES VAN DE ,,ZWITSERSCHE

Bil NKVEREENIGINO.’

De
,,Schweizerischer Ban1verein”
te Bazel heeft

einde Januari j.L een boek uitgegeven, getiteld

,.Rückschau über Handel und Industrie dr Schweiz
1914-.–1918″. Het werk geeft, zoonis de naam, dien het

draagt, doet vermoeden, de crisisgeschiedenis van

Zwitserland in de jaren van het krijgsbedrijf. Met de

bijlagen
156
bladzijden heslaande, behandelt de publi-

catie in de eerste plaats den handel en den landbouw,

waarbij de algemeene invloeden van den oorlog op do

economische maatschappij worden besproken, de finan-

cieele positie van het land, de duurte van het levens-

onderIoud en wat zich verder bij deze onderwerpen

aansluit,
om
daarna in een tweede gedeelte zeer uit-
voerig stil te staan bij de Zwitsersche Industrie. He

werk besluit dan met een ruim aantal statistieken,
waarbij ook een staat van alle einde 1918 voor Zwit-
serland van kracht zijnde handelsverciragen is opge-
nomen
1)
en voorts nog een belangwekkende statistiek
der Zwitsersche mobilisatieleeningen de aandacht

trekt. Hef is een waardevol verslag, met tal van cijfers
geïllustreerd, waarvan wij een tegenhanger hier te
lande helaas ontberen, nu de beide rapporten, die

vroeger jaarlijks hier te lande
op
dit gebied versche-
nen, sedert het uitbreken van den oorlog niet verder
zijn uitgegeven.

Het navolgende, in hoofdzaak betrekking hebbende
op de industrie, is samengesteld uit het voornoemde
Zwitsersche verslag:

Alvorens er toe over te gaan een algemeen overzicht van
de Zwitsersche industrie te geven, mogen eenige opmer

kingen over het kolenvraagstuk gegeven worden, daar het
feit, dat Zwitserland voor zijn brandstoffen geheel van het
1.
buitenland afhangt, in oorlogsjaren van dubbel belang is. )
De invoer van kolen in Zwitserland, uitgedrukt in
1000 T., ontwikkelde zich als volgt:

9
maanden
Koleninvoer

1918 1917 1917

19/6 1915 1914 1913 1912
steenkolen ..

986

949 1.228 1.625 1.869 1.697

1.969 – 1.912
brujnkolen

19

6

6

7

1

2

2

1
cokes
……..
545

503

621

815

589

451

439

411
briketten
….

255

326

415

705

852 . 957

969

864

Totaal, 1.805 1.784 2.270 3.152 3.311, 3.107 3.379 3.1881

De sterke prijsstijging der kolen toonen onderstaande
doorsneeprijzen per ton, franco Zwitsersche grens,

ont–
leend aan de Zvitsrsche ,,Aussenhandelsstatistik”, aan:

1912

30,85 frs.

1914

32,08 frs.

1916

48,02 frs. i
1913

31,52

1915

37,79

1917

71,00

Een gedetailleerd, maar bijzonder duidelijk diagram,
licht de ontwikkeling der kolenprijzen toe; we ontleenen
er nog aan, dat op 1 Augustus 1918 de prijs voor Ruhr-
kolen, franco Bazel, den buitengewonen prijs van frs. 214 pei ton bereikte. Na een korte stagnatie, door een uitvoer-verbod van kolen uit Duitschland, werd zonder moeilijk- 1
lieden voorzien in de Zwitsersche behoefte in het najaar
van 1914 en in 1915. Op verlangen van Duitschland en niet

Willen wij nauwgezet zijn dan valt op te merken, dat
het handeisverdrag van Zwitserland met Nederland (St.bl.’
1878, No. 137) niet 1 October 1878 van kracht is geworden,
maâr 10 September da. voörafgaande.

[Vergelijk jaargang 1918; pag. 203.1

toestemming van den . Zwitserschen Bondsraad werd in
December 1915 de ,,Zentralstelle fOr die Kohlenversorgung
der Schweiz” in Bazel opgericht. Oorspronkelijk was’ het
doel, contrôle over het gebruik der Du.itsche kolen in Zivit-
serland, in verband met de verplichting geen Duitsche ko-
len te leveren aan ondernemingen, die oorlogsmateriaal
voor de Entente fabriceerden. Moeilijker gemaakt werd de
toestand echter pas vanaf October 1916, toen de eerste
economische overeenkomst tusschen Duitschland en Zwit-
serland van kracht werd. De ,,Zentralstelle” moest nu ook
zorgen voor een meer rechtvaardige verdeeling der inge-
voerde en voorradige kolen. Duitschland stelde een maan-
,delijksche levering van 253.000 ton in uitzicht, zonder zich
evenwel te verplichten dit quantum te bereiken, terwijl
Zwitserland zioh verplichtte, allen uitvoer van oorlogsmatc-
riaal, dat met behulp van Duitsche kolen vervaardigd was,
naar de Ententelanden te verbieden. De invoer was echter
onvoldoende, zoodat men vanaf 1 Februari 1917 het indus-
•trieele kolenverbruik moest rantsoeneeren. Vanaf Augustus
1917 werden de kolenprijzen met 30 frs. per ton verhoogd en moesten er bovendien belangrijke, in een bepaalde ver-
houding tot den koleninvoer staande, credietea verleend
worden. Nieuwe leveringen werden hiervan afhankelijk ge-
steld, zoodat Zwitserland wel in onderhahdelijigen moest.
treden, welke op 20 Augustus 1917 tot een nieuwe regeling
leidden, die van kracht bleef tot 30 April 1918. Duitsch-
land gaf toestemming voor den uitvoer van 200.000 T. per
maand, zonder zich te verbinden deze hoeveelheid te
leveren.
De kolencentr.ale moest nu ook de met de overeenkomst
samenhangende financieele operaties doorvoeren. De finan-
cieele verplichtingen, die de kolencentrale hierdoor op zich
nam, zouden op de verbruikers afgewenteld worden. Den
kolenverbruikers werd door den Bondsraad, bij besluit van
8 September 1917, de verplichting opgelegd, zoolang ge-
noemde overeenkomst van kracht bleef, aandeelen van de
kolencentrale te nemen voor een bedrag van 6 rs. 100 per
ton kolen (overeenkomend met de te verleenen credieten)
of een overeenkomstige zekerheidsstelling te geven. Sinds
niet lengen tijd worden de aandeelen der kolencentrale aan
de Zwitsersche beurzen verhandeld.
Een nieuwe overeenkomst, van 15 Mei 1918, deed den
koleninvoer vermeerderen, totdat na de onderteekeniug
van dec vapenstilstand de kolenaanvoer uit Duitschlaud geheel stop gezet werd. Was de grondstoffenpositie van
Zwitserland door dan oorlog uiteraard moeilijk geworden,
ook liet algemeene karakter der industrie was oorzaak,
dat er vele bezwaren ondervonden werden. Het meerendeel
der industrieën toch houçlt zich bezig met de fabricage va.n
luxe-artikelen en moest dus wel lijden onder de vermin-
derde koopkracht der buitenlandsche afnemers en de. hin-
dernissen, door buitenlandsche regceringen aan invoer van luxe-artikelen in den weg gelegd.
De in het ]even geroepen organisaties voor de contrôle
van gebruik en bestemming der ingevoerde grondstoffen en
levensmiddelen hebben veel bijgedragen om het economisch
leven in stand te houden. Van groote beteekenis voor dit
doel was de ,,Socité Suisse de Surveillance Economiquc”
(S.S.S.), welke contrôle uitoefent op de uit Ententelauden.
komende waren. De ,,Schweizerische Finanzgesellschaft” te
Luzern voerde de financieele operaties uit, welke verband hielden met de overeenkomst met Frankrijk, Engeland. en
Italië. De transportmicldelencrisis maakte ook een ingrijpen
noodig. In 1917 werd door den Bondsraad onder den naam Fero een centrale opgericht, om de voor Zwitsersche reke-
ning in het buitenland liggende goederen gemakkelijker
naar Zwitserland te krijgen. Met financieelen steun van
de regeering werd de ,,Schweizerische Seetransport-Union”
30 December 1918 opgericht, ter verkrjging van de voor Zwitserland noodige scheepsruimte. De haven van Cette
werd aan de verzorging van het land dienstbaar gemaakt,
terwijl men zich ernstig bezighoudt met plannen voor de
bevaarbaarmaking van de Ehône.
i)
.
.
.

In November 1918 namhet arbeidersvraagstuk een ge-
v.aarlijk karakter aan, door het uitbreken eener algemeene
staking; de rust keerde echter snel terug. Wat de indus-
trieele techniek betreft werd groote aandacht geschonken
aan de normalisatie.
De nieuwe vermogensvorming in den oorlog was ook in
Zwitserland aanleiding voor oorlogswinstbelasting, doch
hier is naast een O.W.-belasting van den Staat nog een
afzonderlijk geheven kantonale aan to treffen.
Niettegenstaande de Zwitsersche industrie door de oor-logsomstandigheden haar oorspronkelijk karakter niet kon

1)
[Zie de artikelen ter zake in den jaargang 1918 op
pag. 653 en 675.1

.

Ab

12 Maart 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

261

Gestort aandeelen-

Zichtbare reserves.

Bruto winst.

Dividend.
Industriegroepen.

, –
o ‘;

kapitaal.
0

i’181’17 I’61’151’141’13192

I8I’l7 j’161’151’141’131’12 ‘181Â7 I’161’151’14 I’131’12 ’18 Il7 1’16I’151’141’131’12
Metaal en autom,bielindustrie.
…I

35

.& 135 13 31 113 11.16 104 41 30 .5 24 2

18 1
1
07 91 67 51 54 45 39 18 13 II

8 7 8 7
Levensmiddeleninrlustrie…………..19

135
1
8 liiZ 101 97 91 88
46
40 32 27 22 18 14 1.32 116 97 75 71 62 52 25 20 17 15 14 13
12
Electrische centrales ……………..25

127 118
81
72 71
7!i
67 10 9 7

6 5 6 4 40 31 24 20 2 20 19 7 6 5 3 4 4
Textielinclustrje en warenhuizen.
.

1

25

120 122 120
11h
I2
1
117 67 20 19 16 15 17 15 13 ’12 38 24 13 25
25
20 12 9 5 3 8 7
Chemie en electrometallurgie………Ii

91 72 60 50 44 41 41 34 17 13 13 10 9 7 84 70 48 29 22 17 14 27 26 17 10 5 5
Hotelindustrie……………………23

35 37 36 36 32 26 26 1

1

2 2 2
2
2 5 5 4 5 8 7 6 – – – – 1

1
Bouwind. en maatsçh. v. vaste goed.
1

20

29 29 29 29 27 15
23
3 3 2 2 2 2
2 9
8 7 7 9 8 6 1 1 1 1 1 2
Schoen-enlederitidustrie ……… …5

2521 17 16 16 13 13i 9765533121186654331111
Brouwerijen en mouterijen ……….17

25 25 24 25 24 24 23 10 9 8 9 8 8 8 19 19 19 22 23 23 24 1 1

1

1 1 2
Diversen ………………………..30

59 60 59 59 57 51 42 11

9

9 13 12

7

6
1
,
1
8 15 14 14 17

6 14

3

3

3

2

4

4
Totaal 1 210

iv981747166216351602l5641’1941I85I1’44I12OI116I103I 881 75j468l404I312I242I2728I19’l 911
82
1
611
441 461 47140

4

handhaven, slaagden de belangrijkste industrieën er in
haar bedrijf op gang te
Ilouden
en bevredigende resultaten
te bereiken. Behalve in de Hotelindustrie zijn geen belang-
rijke faillissementen te vermelden; juist industrieën, clie
zich vOös den oorlog moeilijk staande konden houden, zoo-
als glasfabrieken en pottehakkerijen, hebben met succes
gewerkt, daar buitenlandsche concurrentie ontbrak.
Van waarde is cle in het verslag opgenomen. ,,Industrie-
bilanz”,
waarin zeer belangrijk statistiek-materiaal ver-
werkt is. Om een generalen indruk, van de ontwikkeling
der Zwitsersche industrie in den loop der laatste vredes- en
oorlogsjaren te krijgen, werd een algemeene balans op
grond van de afzonderlijke balansen van onclesnerningen
opgesteld, waarnaast we aantreffen de gecombineerde winst-
en verliesrekeningen over de laatste 7 jaren. Vele restricties
woi-den echter gemaakt ten aanzien van de juistheid dezer
‘algemeene balans. De balaasjaren zijn niet bij alle maat-
schappijen dezelfde; niet alle balansen worden per 31
December afgesloten, enz. De in de jaarkolom opgenomen balansca worden niet met het kalenderjaar gedekt; daarom
zijn alle in 1918 verschenen balausen, onverschillig ‘of de
afsluitdag 31 Dec. 1917 was of in 1918 viel, in de kolom
1918 opgevoerd. Evenzoo werden de vorige jaren behandeld.
Wij willen er echter opmerkzaam op maken, dat tusschen
de totaalbalans en toelichting verschil bestaat; deze balans zegt n.l., dat elke kolom de balansen omvat gedurende den
tijd van 1 October tot 30 September in het volgende jaar
gepubliceerd. Wij geven – bovenaan deze pagina.- alleen
w’ees een overzicht van de ontwikkeling van het eigen
kapitani en de winst in millioenen francs.
Deze 210 maatschappijen, waaronder vier coöperatieve
ondernemingen, zijn slechts een klein deel des Zwitsersche
industrieele naamlooze vennootschappen. Volgens liet
,,eidgenössische statistische Bureau” bestonden in Zwitser

land aan liet einde van 1917, 6256
N.V.
met 4170 mill. fss.
kapitaal, waas-van 4262 industrieele ondernemingen met
1452 mili. frs. kapitaal. De behandelde ondernemingen
werken echter vrijwel alle geheel met aan Zwitserland toe-
behoorend kapitaal, terwijl maatschappijen, waarvan de
fondsen aan cle groote Zwitsersche beurzen genoteerd zijn,
alle in de berekening zijn opgenomen.
De krachtigste ontwikkeling van het’eigen kapitaal zien
we sinds 1916, terwijl in den loop van 1918 de geldmarkt
nauwer werd. Ongunstig zien we om begrijpelijke redenen
de Hotelindustrie afsteken. Een overeenkomstige ontwik-
keling als het eigen kapitaal toont het vreemde. Uit het
overzicht der cmissies van industrie-obligaties zien we,
dat in 1916 en 1917 5 pCt. obligaties ruime plaatsing
vinden. Het jaar 1918 toont reeds niet een verhoogden
rentestand en een dalenden emissiekoers, dat de geldmarkt

minder ruim is geweest.

Emissies van
industrieele oblig.
nom.
waar-

1
1
van con.
gemidd.
1
geniidd.

emissie-
emissie-

in frs. 1000,-
waarde

versies
rentevoet i
koers waarde

tsveedehalfj.’14
12 132
3

7.042 4,98
99,50
12.072

eerste

,,

’15
18 850 10.092
5,04
99,56
18.767
tweede

’15
30.700 4.440
5,-
99,11
30.428

49.550
14.532
5,02 99,28
49.195
totaal

’15

eerste halfj. ’10
26.050 9.300
5,-
99,53 25 927
tweede

,,

’16
34.500 20.460
5,-
99,06
34.175

60.550
29760
5,-
99,26 60.102
totaal

’16

eerste halfj. ’17
48.400
160
5,02
98,94
47.888
tweede

,,

’17
49.100
2.200
5
3
04
99,04
48.627
97.500
2.360 5,03
98,99 96.515
totaal

’17

eerste halfj. ’18
17.882
5

4.652
3

5,10 98,74 17.657
tweede

,,

’18
22.300
208
5,35 98,78
22.028

totaal

’18
40.182
5

4.860
3

5,24
98,76 39.685
totaal Juni ’14-
Dec. 1918
259.915
58.554
5

5,05
99,10
257.569

Gaf deze publicatie ons tot nog toe feiten aangaande de
industrie in het algemeen, vele nieuwe mededeelingen wor-
den gedaan bij de bespreking der verschillende branches.
Wat de levensmidclelenindustrie betreft, worden echter
weinig nieuwe gezichtspunten geopend. De chocolade-
industrie kon haar rendement handhaven, dank zij hooge’
verkoopprijzen voor het buitenland. Dooi melkgebrek leed
de industrie van gecondenseerde melk zeer, de winsten
waren relatief hoog, hetgeen echter voor het grootste deel
te danken is aan in het btsitenland gelegen fabrieken.
De Zwitsersche machine-industrie, welke in 1917 en 1918
do eérste plaats onder de exportindustrieën innam, kan
over het algemeen met de gedus-ende de laatste vier jaar
bereikte resultaten tevreden zijn, want nooit te voren
was de export van machines, voor zoover de waarde
betreft, zoo g1oot als sinds 1915 het geval is, terwijl de
uitgevoerde hoeveelheden dikwijls geringer ‘waren dan in
de laatste vsedesjaren. Daar het buitenland meer op een
snelle levering dan op de prijzen lotto, was do stijging der
grondstoffenprijzen niet zoo voelbaas-. Wat de moeilijkheden
zijn, beseffen we echter, wanneer we bedenken, dat in nor

male tijden de Zwitsersehe machine-industrie ongeveer drie-
vierde deel van haar staal en ijzer uit Duitschland betrok
en de fabrikaten bijna uitshsitend in Ententelanden werden
afgezet.
In October 1910 werd de ,,Schweizesische Zentralstelle
flir don Bezug von Stahl und Eisen aus Deutschland” opge-
richt, welke tot doel had de juiste verdeeling, van het op
grond der bestaande overeenkomsten in te voeren staal en
ijzer. Do ,,Eisenzentrale” is dus een overeenkomstig insti-
tuut als de ,,Kohlenzentiale”, terwijl ook voor het gebruik
van Duitseh ijzer dezelfde beperkingen golden als voor de
kolen reeds vernield zijn. De op verlangen der ])uitsche
regeering in 1917 opgerichte ,,Schweizerisehe Treuhand-
steIle” (S.T.S.) kreeg de contrôle over het gebruik ‘van
kolen en ijzer van Duitschen oorsprong. Interventie der
Ententemogendheden, ‘door levering der grondstoffen voor haar bestellingen, redde cle situatie. Onderstaande tabel vertoont de beweging van den invoer
van ijzer en staal, uitgedrukt in duizenden centenaars.

invoer van 9 maanden
ijzer en staal 1918 1917

1917

1916 ‘1915

1914

1913

19/2
1)uitschland.. 287,7 409,9 469,3 637,0 996,5 553,1 707,2 785,1
Gr..l3rittannië

25,7

136,7

156,5

111,2

34,6

107,0

138,5

157,7
Zweden ——87,1

83,6

101,4

91,3

119,2

6,4

511

7,6
Frankrijk….

31.9

79,2

96,0

20.1

5,0 242,0 363,5 391,8
‘er. Siaten – .

3,0

824

84,0

47,3


,
Oost.-Hong. . . –


6,1 128,7

45,1

6,8

12,5
België …….. –

0,3

0,2

7,2

18.9

Totaal . – 435,4 791,9 ‘ 907,4 914,6 1.286,8 954,0 1.228,8 1.373,6’
])oor den wapenstilstand werd de toekomst der Zwit-
ses-sche machine-industrie zeer onzeker. Zeer belaugwek-
kend is in dit verband de mededeeling van de verslag-
gevers, dat in de meeste oorlogvoerende lnnden een gepro-
nonceerde neiging aan den dag treedt, den invoer van ma-
chines te beperken, om de overgangserisis te verzwakken,
die de oorlogsi.ndustiieën zullen moeten doormaken. In
Fraikrjk ressorteeren bijv. alle bestellingen van werktuig-
machines onder de sinds kort voor dit doel geschapen
,,Comptois’ d’Achat de Machines-Outils”.
De ontwikkeling van in- en uitvoer van machines ver-
toont onderstaande tabel.

1914-17
gem.

1913

1912
n.centn. dz. frs. n. Centn. dz. frs. n. centn. dz
. frs.
invoer . .. . 171.590

34.173

313.547

57.464

338,238

61.037
Uitvoer. -. . 525.722

140.196

556.430

111.847

555659

104.654
tsitv. zonder werkt mach. 439.307

111.976

546.645

109.408

545.709

102.029
Invoer van machines nam door den oorlog dus af, vooral
daar de hoofdleverancier, Duitschiand, den uitvoer beperkte.
Kwanfitatief kon de uitvoer zich gemiddeld handhaven, hij
was in 1916 zelfs 739.524 centenaars, waarna echter een aanzienlijke daling intrad, ofschoon de uitvoerwaarde na
1916 zich handhaafde. Het opvallendst is echter de enorme
stijging van den uitvoer van werktuigmachines; terwijl de
uitvoer hiervan in 1912, slechts de som van frs,. 2.625.000

262

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Maart 1919

1iiiïeikt

:

dz

iïi

1915′ fÎS.

16.394.000

en

111

1’917j
1)ü
itschland,

ngeialld, Scandinavië; Frankrijk; Spanje en
frs. 45.444.000. Van 1915-1918 bracht de fabricag

van

Nederland

aanmerkelijk

toenam.

Sinds, eenige maanden
bestanddeelen van munitie den hierin geïnteresseerden in- I
heQrscht in deze industrie een hevige crisis, veroorzaakt
dustrieelen groote winsten op. De uitvoer van agedraaicle
door onvoldoendeq aanvoer van katoenen garens en door koperwaar, in hoofdzaak onderdeelen voor munitie, steeg
aan den uitvoer in den weg gelegde hindernissen. Einde
van frs. 241.000 in 1914 tot frs. 166.715.000 in 1917. De
1918 werkten slechts 60 pCt. der machines.
uitvoer vond hoofdzakelijk naar de Ententelanden plaats
De zijde-industrie kon evenmin groote ioordeëlen uit den
n wol naar Engeland in cle voornoemcle jaren resp. frs. 1000
,
oorlog trekken. Het ging hierbij om luxe-industrieën, (lie
en

frs.

92.935.000,

naar

Frankrijk

resp.

frs.

93.000

en
tdoor.de oorlogvoerende staten in haar import niet. bevoor-
frs. 53.594.000; de ahteruitgang in den uitvoer van zoo-
deeld werden. De katoenindustrie leed zeer onder de groote
danige fabrikaten doet zich reeds in 1918 gevoelen en zal
fluctuaties

der

katoenprjzen

en

door

katoengebrek.

De
weldra wel weer stop staan.

.
positie verbeterde door de oprichting eener katoencentrale.

De vooruitzichten voor cle -electrotechnische industrie zijn
Van belang
.
is not, dat de uitvoer van katoenen goederen
gunstig, daar Zwitserland in de
noodzakelijkheid
verkeert naar Duitschiand van 7,4 miii. frs. in 1913 steeg tot 67,3
het gebruik van waterkraoht meer algemeen te maken. In
mill. fr.s. in 1917.
October 1917 werd de handel in electrotechnische machines
Thans enkele woorden over de chemische industrie; voor
onder regeerinscontr61e gesteld, zoodat elke verkoop van
den oorlog, zoowel als tijdens den oorlog was de fabrcatie
uit Bern toegestaan moet worden. Gebrek aan kolen, gas
van anilinekleurstoffen en .pharmaceutische producten het
en minerale oliën deden de behoefte aan electrische kracht
bclangrijkst.

De

electi-o-cheniische industrie was

in

volle
toenemen. Dc totale krachtopwekking in Zwitserland werd
ontwikkeling.

De

in

Zwitserland

niet

zeer

ontwikkelde
dan ook zeer opgevoerd en wel van 153.372.000 K.W.uur

industrie

voor

zware

chemicaliën

was

vertegenwoordigd
in
.
1913 tot 681.135.000 K.W. uur in 1917. Om de productie
door een zwavelzuûrfabriek aan het meer van Zürich en de
en verdeeling dei’ eleçtrische kracht in de verschillende dec-
juist opgerichte Zwitsersche sodafabriek in Zurzach. De in
lea van het land beter aan elkaar aan te passen, werden in
Bazel geconcentreerde kleurstoffenindustrie betrok vroeger
1917

en

1918 twee groepen van electrische centrales ge- het grootste gedeelte der benoodigde kroDdstoffen en tus-
vormd,

een

voor

Oost-

en

een

andere

voor

West-Zwit-
scheuproducten uit Duitschland. In den herfst van 1914
serland.
werden deze zendingen stopgezet. Daar Zwitserland geen
Van algemeene interesse is de ontwikkeling der horlege-
kolen en als gevolg daarvan geen industrie van teerdis-
industrie

in

Zwitserland gedurende

de

oorlogsjaren:

De
tiîlaten bezat, moest men de derivaten van elders betrek-
grondstoffen- en exportmoeilijkheden deden zich hier dade-
ken
;

evenzoo was het gesteld met de andere producten,
lijk in vollen omvang voelen. Pas in 1915 nam de bedrij-
welke uit de behandeling van teer met salpeter- en zwavel-
vigheid weer toe, dank zij de groote bestellingen op sol-
zuur ontstaan. De inheemsohe industrie voor zuren was
ditenhorloges. Vooral het jaar 1916 is voor deze industrie
onvoldoende, hetgeen door militdir beslag nog verergerd
in
.
Zwitserland

gekenmerkt geweest door

de goedkoope
werd.

Na

groote

moeilijkheden

werden

grondstoffen

op
horloges en de massafabricage daarvan. Het jaar zon schit-
compensatiegrondslag van Engeland,. Frankrijk en de Ver-
terend geweest zijn, als naast de grondstoffenschaarschte
eenigde Staten verkregen. De electro-metallurgie en electro-
niet een gebrek aan arbeidskrachten getreden was, door de
chemie werkten gunstig, door een vooral van de zijde van
concurrentie hierbij ondervonden van de munitiefabriekeii.
Duitscbland en Frankrijk onbegrensde vraag naar carbid,
liet jaar 1917 daarentegen was slecht, dit was het jaar
ferrosilicium en

aluminium, terwijl deze industrieën ook
van de invoerverboden in vele oorlogvoerende landen voor
minder afhankelijk waren van de kolen.
luxe-artikelen. Duitschland, een der

beste afnemers,

sluit
De publicatie eindigt het industrieel kapittel met een
zich eerst hermetisch af, om daarna een geringen invoer toe
overzicht van

het hotelbedrijf.

Door

het wegblijven

der
te laten; ook Frankrijk contingeuteert den invoer. Daar-
vreemdelingen kreeg deze branche een slag, waarvan zij
tegenover zijn in

1917 de Scandinavische landen en

de
zich moeilijk herstellen zal. Interneering van krijgsgevan-
Vereenigde Staten groote afnemers voor armbandhorloges. genen kon slechts weinige pensions en hotels baten. In vele
De voorziening der behoefte aan edele metalen, vooraf
gevallen was het niet mogelijk de rente der obligatielee-
goud, bleef een moeilijkheid, daar de Nationale Bank van
hagen te voldoen en, om grooter onheil te voorkomen, moest
Zwitserland alleen voor de dekking dezer behoefte in aan-
de Staat ingrijpen en het hotelbedrijf beschermen (Novem-
merking kwam. De daling der wisselkoersen baardë voor ber 1915). Bij talrijke hotels wordt.de last der onbetaalde
cléze industrieën een groote zorg bij de groote vorderingen,
rente echter zoo groot, dat het onwaarschijnlijk is, dat het
clie op het buitenland bestonden, vooral op Rusland.

I
financieele evenwicht op hormale wijze hersteld zal worden.
Het bedrijfsbeeld weerspiegelt zich in onderstaande tabel,
Gefijktijdigo met de hiervoren geëxcerpeerde publica-
welke een overzicht geeft over de sinds 1913 met het regee-
-.

.

.
.
tie bereikt ons de bekende jaarlijksehe uitgave van
ringscontrolestempel voorziene gouden en zilveren horloge-
kasten.
de Londensche
*
vestiging van de Lwitsersche instel-

gestemp. gouden

.
lin.g, het
,,Fina’n,cial a.n.d Commercial Beview”
(1918),

en zilveren

Ie kw,

2e kw.

3e kw.

4e kw.

Totaal opgemaakt

door

de

,,Swiss

Bank Corporatio’n”
te
horlogekasten
Londen waaraan ook reeds in voorgaande jaargangen
1913

861.573

921.069

973.312

1.045.735

3.801.689
1914

932.457

896.972

344.30

212. ’41

2.38′.950

..
van dit tijdschrift aandacht geschonken wer
1915

271.459

351.902

503.976

763.488

1.890.823
Ook

ditmaal

volgt .op een financieel hoöfdstuk,
1916

784.041

851.079

1.022927

1.128260

3.786.307
1
9
1
7

938.194

80.I40

839.451

946314

3.526.099
,
u

i

i

t.
waarin munt- en banK-Kwesties en

e geiumaiict ue-
1918

952.792

1.015.569

1 014.113

1.026.074

.
4.005.518
handeld worden, •de bespreking van onderscheidene
In 1913 waren daarnder. 815.038 gouien kasten, in 1915
producten in den goederenhandel. Toegevoegd zijn een
slechts 318.982, terwijl 1916 en 1917 het dubbele van 1915
samenstelling van de ontwikkeling der deposito’s bij
aangeven, werden er in 1918 zelfs 1.010.037 gouden kasten
de banken in de belangrijkste landen der wereld, een
gestempeld, als gevolg van een levendige vraag naar gou-
in beeld gebracht schema der concentraties in liet
den horloges van de zijde van oorlogswinstmakers en door
Engelschè bankwezen

waarbij weliswaar de beginse-
de landen van het Nabije Oosten. De totale uitvoerwaarde
len, die voor graphisohe uitbeelding behooren te .gel-
van uurverkeni

millioenen francs uitgedrukt, verliep als

volgt:
den, niet ten volle zijn in acht genomen, en een

1912

174

.

1914

121

1916

208
tableau, waarop de curven zijn geteekend van de be-

1113

183

1915

137

‘1917

211
iangrijkste

wisselkoersen

te

Londen

in

percenten

I)e juweelenindustrie kon na een gevoeligen terugslag
boven of beneden de pariteit.

weer op krachten komen.

.
Waar wij door ‘de oorlogsomstandigheden reeds ge-

Aan .de breedvôerige met belangrijke statistieken toege-
ruimen tijd niet in de gelegenheid zijn gesteld ibij de

lichte beschouwingen over de txtielifi’dustrie ontjeeneu we,
,,Overzichten” aan, de rubriek metalen aandacht te
dat

de

borduurindustrie

wel den eersten rang onder de
schen’ken, leek er ons aanleiding te bestaan, van de
exportTndustrieën bleef innemen, maar geen voordeel uit de
paragraphen, in het boekje aan ijzer en staal en koper
oorlogsconjunctuur

heeft

kunnen ‘trekken.
gewijd een uittreksel te geven.
De

uitvoer

der St. Galler borduurindustrie bedroeg in
millioenen Irancs:
IJzer en staal.

De totale productie van ruwijzer in het

‘ereenigd Koninkrijk bedroeg in 1918 9.100.000 tons tegen
1913

210

1915
.
182

1917

227

9.308.000 tons in 1917. Onder den druk der binnenlancische
1914

158

1916

230

,
behoêfte

‘vonden

versehepingen

naar

neutrale

landen
De uit’oer naar Amerika, welke vroeger-de voornaamste
practisch niet plaats; hetgeen geëxporteerd werd, was, om
plaats

innam,

verminderde

zeer,
.
terwijl

de

afzet

naar, tegemoet te, komen aan de militaire behoeften der geal-

12
Maart
1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

263

keerden. De totale export voor 1918 was 410.917 tons, tegen 525.430 tons in 1917. Over prijsbewegingen valt
weinig te zeggen, de regeeringsprijzen voor binnenlandsch verbruik waren 99 s, voor No. 1 Cleveland G.M.B. en 95 s. voor No. 3 Cleveland G.M.B. De voortdurende stijging der
productiekosten (steenkolen, bonen) maakte subsidies
noodzakelijk. In Augustus 1918 was deze subsidie 18 s. per
ton, daar deze echter na 30 April 1919 vervalt, zijn dan
prijsstijgingen te verwachten.
Scheepswerven ontwikkelden vooral naar staal een
groote vraag, daar naast nieuwe constructies op ongehoorde
schaal, vele reparaties te verrichten varen. Om aan de
vraag naar grootere prestaties te voldoen, werden de ge.
weldige bedrijven als die van Bolekow, Vaughan & Co. te
Eston en de nieuwere onderneming van Dorman, Long &
Co. te Redcar, uitgebreid.
De staalprijzen in het Vereenigd Koninkrijk bleven
eveneens stationnair, terwijl ook daarbij subsidies verkregen
werden, om aan de stijgende bedrijfskosten tegemoet te
komen. Scheeps-, brug- en tankplaten noteerden £ 11.10.—,
keteiplaten
£.
12.10.—, rails (60 lbs.) £ 10.17.—. Einde
Januari 1919 vervielen de subsidies, waardoor de prijzen
resp. £ 14.—.—, £ 15.—.— en £ 13.10.6 werden.
In de Britsche staal- en ijzerindustric maakte de concen-
tratie groote vorderingen; de tendens is, de verschillende
productieschakels, van grondstof tot afzet der fabrikaten
in ddn onderneming te vereenigen. In verband met de be-
weging in deze richting is voor het jaar 1918 te noemen
de vorming van de IJited Steel Companies Ltd. en de
British Steel Corporation.
De Vereenigdè Staten bereikten in 1918 een productie-
cijfer van 38.540.000 tons tegen 38.647.397 tons in 1917. De
beteekenis van deze cijfers zien we in, wanneer we bedenken,
dat de records voor den oorlog varieerden tusschen 23 en
31 mill. tous. De regeecingsorders absorbeerden soms 90 pCt.
van de productie, waardoor slechts 10 pCt. voor particu-
lier gebruik bleef.
Alle regeeringsvoorschriften voor den ijzer- en staalhan-del vervielen in de Unie reeds op 31 December 1918. Veel moeite werd gedaan den export te vermeerderen. Verschil-
lende belangrijke staalproducenten, met een gezamenlijke
productie van 12.000.000 ton, hebben een exportcombinatie
opgericht onder den naam van North American Steel Pro-
ducts Corporation. De belangrijkste participanten zijn Bethlehem Steel Corporation, Rackawanna Steel Cy.,
Midvale Steel and Ordnance Cy. en de Republie Iron and
Steel Cy.
Koper.
Koper neemt de tweede plaats in, na staal, onder
de voor oorlogvoering onmisbare metalen. In de productie
werden alle records van voor den oorlog overtroffen. De.
stijging was vooral belangrijk in de Vereenigde Staten,
welke voor den oorlog xeeds 50 pCt. van de wereldproductie
hadden en dit aandeel nu opvoerden tot bijna % daarvan.
Onderstaand staatje kan nog ter verduidelijking dienen:

hoogste notee-

wereldprod.

U. S. A.

andere landen ring in Londen
tons

tons

tons

£

s. d.
1912

i.006.100

567.360

438.750

80

0 0
1913

984.860

547.205

437.655

77

1 3
1914

893.085

507.025

386.060

66

16 3
1915

1.064.000

646.000

418.000

87

10 0
1916

1.397.000

881.000

516.000

153

5 0
1917

1.435.721

872.000

563.721

138

5 0
1918

1.395.160

848.200

546.960

122

10 0
In Engeland werden de beperkingen voor den koperhandel
den 18en December 1918 opgeheven, waardoor de Vrije
prijsvorming met een noteering van £ 100.10.— begon. In
de Vereenigde Staten kon de handel op de open markt weer
met 1 Januari 1919 aanvangen. Men schat, dat de regee-
ring tusschen 75 en 100 millioen pond kopervoorraad heeft,
waarvan de liquidatie moeilijkheden zal opleveren. Ook hier
was een prijsdaling onvermijdelijk, de vraag voor oorlogs-
doeleinden, welke 90 pCt. der productie in beslag nam,
eindigde. Bij lagere prijzen zal echter nieuwe vraag komen van de electrotechnische industrie, welke vOOr den oorlog
reeds het toenemende koperverbruik voor een aanzienlijk
deel teweegbracht.
De Amerikaansche koperproducenten vormden in Decem-
ber 1918 de Copper Export Association, welke alle koper.
producenten der Unie vereenigt om in den export cohcur-
rentie uit te sluiten. Vehvaeht wordt, dat de Unie 60 pCt.
van haar koperproductie zal kunnen uitvoeren.

Het kwam ons nuttig voor bij deze publicaties uit-
voerig stil te staan. De Zwitsersche Bankvereeniging,
die ook nog maandelijks belangstelling vraagt voor een goed verzorgd ,,Monatsbericht”, verricht op dit

gebied werk,.dat inderdaad geroemd mag worden. Hier
te lande geven financieele instellingen zich voor de

vervaardiging van ruim opgevatte verslagen en perio-dieke mededeelingen aangaande de economische con-

dities in het gebied, waarmede zij door haar bedrijf in

aanraking komen, nog niet veel moeite. Het kan tot

voorbeeld strekken er kennis van te nemen, wat in een

ander klein land hierin wordt tot stand gebracht.

H.—U.

DE OZECHOSLOWAKISCHE FINANCIEN.

Het probleem, hoe de volken der gewezen Donau-
monarchie hunne financiën in orde kunnen brengen,

is natuurlijk ongeveer het gewichtigste van de vele
vragen, die zij hebben op te lossen.

De Ozechoslowakische Republiek, die den dag na
‘haar oprichting een complete staatsorganisatie had

en zelfs aanstonds eigen postzegels uitgaf, eigen pas-
formulieren bezat, was, zooals bijna vanzelf spreekt,

het eerste der vroegere Oostenrijksche landen, dat het
vraagstuk der financiën onder de oogen zag en tot

oplossing bracht. Haar bereidverklaring om een even-redig deel der staatsschuld, die de moiarchic vSôr den

oorlog had, te dragen, heeft natuurlijk een gunstigen
indruk gemaakt, doch tevens de taak van de Organi-
satie van het financiewezen van den nieuwen staat
belangrijk verzwaard.

•Minister Raschin heeft nu op 25 Februari zijn toe-
komstplannen bekend gemaakt. Wij willen hier een

overzicht van het ‘door Raschin ontwikkelde plan
geven.

In de eerste plaats omvat dit een leening in goud,

zilver en vreemde valuta. Een -leening op zichzelf lag
voor de hand, doch zelfs indien deze de allergunstigste
resultaten had opgeleverd, zou de groote kwestie, ni. het vestigen van het staatseredjet op hechten bodem,
niet zijn bereikt. Daarvoor was een gewone leening,
waarbij de staat het eene papier voor het andere ruilt
en wel renteloos papier tegén rentegevend, hier uit-
gesloten. Bohemen neemt dus goud, zilver, vreemde
munten en vreemd bankpapier in ontvangst en ver-

strekt in ruil daarvoor schuldbrieven of schuidboekjes,
die na vier jaar weder in hetzelfde materiaal, waarin zij verstrekt werden, worden ‘terugbetaald. De rente
bedraagt 4 pOt. en van het kapitaal wordt alleen
afgetrokken hetgeen men toch (op grond der vermo-
gensbelasting) schuldig zou zijn en zelfs hierbij komt
een deel van het op deze wijze aan den Staat geleende
geld extra in aftrek, zoodat ook een kapitaalvoordeel
aan deze belegging verbonden is.

Afgescheiden van dit wetsvoorstel, heeft Raschin
een tweede ingediend, dat de strekking heeft de circu-
latie van ‘bankbiljetten te verminderen en aan de
inflatie con einde te maken. Dit middel bestaat hierin,
dat alle bankbiljetten, om niet waardeloos te worden
verklaard, ter afstempeling dienen te worden aange-
boden. Deze afstempeling kost één procent van de
nominale waarde. Bovendien krijgt men slechts de

helft der Ier afstempeling aangeboden biljetten terug,
terwijl men voor de wederhelft een 1 pQt. rentegevend
Staatsschuldbiljet ontvangt, dat op naam van den

eigenaar wordt gesteld en direct na afkondiging der
heffing-in-eens opvorderbaar is. Boven-diën wordt dat

aandeel in alle opzichten geblokkeerd, is niet vatbaar
voor overdracht, verpanding, enz.

De afgestempelde biljetten zijn wettig betaalmiddel
voor de volle nominale waarde. Ongestempelde biljet-
ten mogen alleen met uitdrukkelijke toestemmiug van de Regeering in omloop worden gelaten.

Verder moet aangifte gedaan worden van alle aan-deelen in de
0.
H. oorlogsleeningen, alle kasbiljetten
der 0.
H. Bank en van alle deposito’s en vorderingen
op banken enz., in binnen- en buitenland. Voor ‘deze

aangifte, die voor de erkenning noodzakelijk is, moet
4
it
5 per mille betaald worden. Wat niet binnen drie

maanden is aangegeven, wordt ten behoeve van de schatkist verbeurd verklaard, terwijl de uitbetaling

264

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

12 Maart 1919

van hoogstens 50 pOt. van deze vorderingen door den

Minister van Financiën mag worden verboden.

Er volgen nog eenige bepalingen omtrent do inven-
tarisatie van bewerkt en onbewerkt edel metaal, mun
ten, vee, voorraden van allerlei soort, verzamelingen,

machinerieën, voertuigen, zoomede van kostbaarheden

van allèrlei soort, die men gedurende den oorlog heeft

gekocht. Dit geschiedt onder eede met ‘do wettelijke

ge’v’olgen,”aan het afleggen van een valschen eed ver-

bonden. Firma’s en maatschappijen moeten een inven-

taris opmaken volgens een van overheidswege vast te

stellen model.’
Dit alles geldt voor alle inwoners van den Ozecho-

slowakischen Staat en voor hen, die zich daar langer

dan één jaar ophouden. Men moet ook het vermogen,

dat men buiten de grenzen van dien staat bezit, op-

geven. Alle andere natuurlijke of rechtspersonen kun

nen volstaan met de opgave, van het vermogen, dat

zich op het gebied van dien staat bevindt.
Dit zijn in hoofdzaak de bepalingen, waarmedè

Minister Raschin den ‘vagen in het goede spoor

hoopt te brengen. Naar men ziet, is het in het koit
een inventarisatie van het geheele volksvermogen.

Voor de eerste ‘maal in de geschiedenis misschien zal
een Staat wellicht met ‘vrij groote zekerheid kunnen

vaststellen, hoe rijk hij is, een feit, .dat voor een nok-
tige staatshuishouding, vanzelfsprekend, van het aller-

grootste belang is. J. H. A.

AANTEEKENINGEN.

Gemeentelijk Credietpapier.
– De

kwestie van het gemeentelijk credietpapier, die in het
nummer van
19
Februari j.l. reeds ter sprake kwam,

is in de afgeloopen week tot een soort crisis geworden.
Er verluidde, dat de Directie der Nederlandsche
Bank, afgezien van de hoogere eischen, door haar in den vervolge voor gemeentelijk papier gesteld, geen

nieuwe gemeente-promessen, noch van de Gemeente-
lijke Oredietbank, noch van andere instellingen, int-
disconto zou nemen en het loopende papiei slechts
na nauwgezette contrôle der uitgaven, waarvoor het

papier was gecreëerd. Indien een en ander rigoureus
doorgevoerd ware, dan zou insolventie van verschil-
lende gemeenten te ,wachten zijn geweest. Dit nu is
voor hét Bestuur der Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten naar men mag aannemen agnleiding ge-
weest tot den stap, 7 dezer bij den President van de
Nederlandsche Bank gedaan, waarvan in het ‘hieronder
overgenomen bericht, van het Nederl. Corr. Bureau
te ‘s-Gravenhage, verslag wordt gedaan. Bij het daarin weergegeven onderhoud is gebleken,
dat de Nederlandsche Bank ten slotte ,,förtiter in re”,
maar. ,,suaviter in modo” zal handelen. Zij zal de finan-
ciering van het gemeentepapier niet in eens stop-zetten, maar wil alleen andringen op zoo spoedig
mogelijke consolidatie der vlottende schulden van de

gemeenten.
In beginsel heeft’de Nederlandsche Bank gelijk: er
is veel te luchtig door verschillende gemeenten gef i-
nancierd. Al was, dit door do omstandigheden mis-
chien wel eens noodig, het ‘oogenblik isnu gekomen om
hieraan paal en perk te stellen. Het is alleen te ‘hei
treuren, dat de Nederlandsche Bank in deze niet nog
voorzichtiger te werk is gegaan. Er is door den getrof-
fen. maatregel eene groote opschudding veroorzaakt,
die liet gemeentecrediet aanmerkelijk geschokt heef t,
zoodat de weg tot verbetering, dien de Nedenlandsche
Bank zelf aanwijst, nI. consolidatie, thans veel moei-
lijker te betreden zal zijn dan voorheen.
M.

,,In verband met het besluit van d’e Nederlandsche Bank
(betreffende haar bezwarende voorwaarden ‘en haar voor-
behoud ter. zake van het nemen van gemeentelijk crediet-
papier) en de gevolgen van daaraan in enkele persorga-
nen vastgeknoopte critische beschouwingen van verdere
strekking over het financieel beleid der gemeenten, heeft
de directie der Vereeniging. van Noderlandsche Gemeenten

j.l. Vrijdag een langdurig onderhoud gehad met den presi-
dent en de directie der Nederlandsche Bank. Zij hëef t daar-
bij in de eerste plaats gelegenheid gevonden, haar opvat-
ting te, geven omtrent cle gewichtige taak, welke de gerieen-
tea on’cler cle haar opgelegde zeer moeilijke omstandigheden
van wettelijken of feitelijken aard hebben te volbrengen. Tévens is daarbij, met onderscheiding van de algemeene
politiek dci begrootingsuitgave’n en’ de financiering der kasbehoeften, in bespreking genomen het samengesteld
karakter van de vlottende schuld. Voor zoover vlottende
geincenteschuld – andere dan welke wordt gedekt uit de
gewone inkomsten – in aanmerking zou kuntien komen
voéi- cousolidatic, is stilgestaan bij factoren van onder-
scheiden aard, welke, ook bij de omstandigheden, waaronder
di’e’ schuld is ontstaan, van invloed zijn op een beantwoor-
ding van de vraag in hoever en wanneer daartoe kan of
behoort te worden overgegaan. De uitwerking van het
besluit der Bank, leidende tot plotselinge terughoudend-
heid in de opneming van gemeentelijk credietpapier, werd
betreurd en een beroep werd ‘gedaan op den steun der Bank
in een richting, welke althans voor gemeenten de feitelijke mogelijkheid opent tot een geleidelijke liquidatie van vlot-
tende schuld te komen.
,,IJit de besprekingen valt o.a. te constateeren, dat de
Nederlandsche Bank, onverminderd de (voor gemeenten)
waarschuwende strekking, welke zij, voor zooveel haar po-
sitie in dezen betreft, aan haar besluit heeft willen geven,
in het algemeen voor medewerking ten behoeve van ge-
meenten geenszins ontoegankelijk moet worden geacht, in
een zin als dit in betrokken kringen wordt verstaan.”

Nederlandsche kooplieden in den

v
r e e in d e. – Aan het slot van het Gedenkboek der

Openbare Handelsschool te Amsterdam, waarvan
elders in dit nummer gesproken wordt, vonden wij

een naamlijst van de oud-leerlingen, die zich aan het

eindexamen in de onderscheidene jaren tusschen 1872

en 1918 onderwierpen, met vermelding, voor zoover
bekend, van den w’erkkring, waarin zij zich thans bevin-
den. Medegedeeld wordt, dat de lijst voor de eerste

jaren niet volledig is. Wij hebben uit deze lijsten –
zoo goed als mogelijk was – willen nagaan in welke
mate de leerlingen, die de school doorliepen, hun
werkkring hebben gekozen in liet buitenland en zijn

daasihij tot het volgende resultaat gekomen. De bere-
kening werd niet verder voortgezet dan tot 1913

inclusief, onidat in de oorlogsjaren de vestiging in

vreemde landen uitteraard op onnatuurlijke wijze be-
moeilijkt is geworden. Tusschen de jarèn 1872 en 1913

dus werd aan liet eindexamen dëelgeno’men door
1912

personen. Blijkens de lijsten in het gedenkboek was

van
1834
het overlijden, op ultimo
1918,
niet bekend.

Van
1845
personen. is de huidige werkkring opgege-

ven, waarvan, voor zoov’er hieruit door ons ‘afgeleid
kon worden, 370 personen of
28
pOt. buiten Neder-

land in den handel werkzaam zijn. Een wellicht ‘er

rassende en zeker niet ongunstige proportie.
Het hieronder gegeven staatje vertoont de werkzaam-

.hei.cl
in den vreenide nog beter.

Land waarlit

1
werkzaam

i

deeIgenm.
aan eind-
examen
l872-l894

deelgenom.
aan eind’
examen
1895-1913

geheele
periode
‘1872-1913

in pCt van
totaal in
bu,tenland

Ned. Oost-Indië
14
215
229
61,89
Ned. West Indië
1
3 4
1,08
2

2
0,54
Frankrijk, i)Spanje,
4 9
13
3,52
Engeland
4
21
25
6,75

België

…………..

Scand., Duitschiand

Italië

………….
.

en Zwitse,land
. ,
4
17

21
5,68
0. Horg. en Balkan

6 6
1,62
Rusland

en Siberië

5
5
.

1,35
Noord-Amerika
5
5 10
2,70
Centr,- en Zuid-Am
1

.
II
12
3,24′
Azië (zondet Siber.)
6
29
35
9,46
Afrika2)
4 4
8
2,16
Australië

……….




45
325 370
100

t
) met inbegrip van Marokko, Algers en Tunis.
2)
zie ook Frankrijk.

Wij hebben eenigs’zins willen nagaan of de neiging,
zich naar het buitenland te begeven, in den loop der
jaren sterker werd en of in de landen, waar men zich
vestigde, een merkbare wijziging zich voordeed. Daar-
voor maakten wij twee groepen, waarvan dë eerste

12 Maart 1919

ECONOMISCH.STÂTISTISCHE BERICHTEN

265

berekend is uit de opgaven dergenen, die zich tus-
schen de jaren 1872 en 1894 aan het eindexamen
onderwierpen en de tweede groep de daarna volgçnde

jaren omvat. Wij kozen als scheidingspunt het jaar
1895, omdat hieromtrent de geweldige handels-

expansie, die zich in de wereld aan het uiteinde van
de vorige en in het begin van deze eeuw voorgedaan

heeft, een aanvang nam en derhalve verondersteld

kan worden, dat na dezen termijn hier te lande de
‘drang grooter is geworden, het handelsbedrijf door
eigen aanwezigheid in het buitenland uit te breiden
en meer algemeen het besef veld kon winnen, dat voor
onze natie de vestiging van Nedrlandsche han.dels-

ondernemingen in den vreemde een belang van betee-

kenis moet worden geacht, voor zooveel niet de aanlei-

ding van het vertrek naar den vreemde de verwachting
is geweest daar een betere toekomst te zullen vin-

den. Aan deze verdeeling kleeft echter een zeer aan-
zienlijke fout: de mededeeling van den werkkring be-

vat niet de vermelding, wanneer deze gevonden is, zoo-

dat allerminst uitgesloten – veelal aannemelijk – is,

dat de opgegeven positie eerst in de latere periode ge-
vonden werd. Met dit voorbehoud mogen de berekende
cijfers echter ‘belangstelling vinden. Wij zullen daar-

aan alleen maar de opmerking vastknoopen, dat het
totaal dergenen, werkzaam in het buitenland en
afge-
studeerd in de jaren 1872-1894, 15 pOt. bedraagt van
het totaal aantal personen der laatstgenoemde cate-
gorie, waarvan de werkzaamheid wordt opgegeven
(308), terwijl voor de tweede periode, 1895-1913, dit
percentage 31 wordt (1037), waarmede dus, met in-

achtneming van de hiervoren genoemde reserve, de
opvatting, dat hier te lande in de latere jaren de ,,bui-
tenlan.dsche trek” in verhouding vermeerderde steun
krijgt.

Bij de verdeeling over de verschillende landen be-
hoeft niet veel commentaar gegeven te worden. Het
is begrijpelijk, dat onze Oost-Indische koloniën den
meesten aftrek gevonden hebben, al wijst het percen-
tage 01,89 er op, dat Indië n.iet in die mate domineert
als wellicht verwacht zou zijn. Engeland, Duitschland, het Amerikaansche werelddeel en Azië (waarbij Ned.-
Oost-Indië dus niet inbegrepen is), nemen bij de vreem-

do gewesten een belangrijke plaats in. Ten slotte zij

nog vermeld, dat het totaalcijf er der jaren 1872-1913
gespecificeerd naar Europa (zonder Rusland) en de wereld daarbuiten, oplevert voor het eerste gebied:
67 werkzamen, voor het laatste 303, of relatief uitge-
drukt: resp. 18,11 pOt. en 81,89 pOt.

Wij zeiden, dat wij de oorlogsjaren bij de berekening
buiten beschouwing gelaten hebben. Gaan wij de
daarop betrekking hebbende gegevens thans nog na,
dan zien wij, dat de personen, wier werkkring in het
buitenland ligt, een steeds afnemend totaal vormen
en nagenoeg allen in Nederlandsch Oost-Indië gezocht
moeten worden. Van de navolgende cijfers bij de onder-
scheidene jaren is het eerste het totaal der personen
)

wier werkzaamheid in het buitenland ligt, het
tweede, geplaatst tusschen haakjes, het aantal daarvan op Ned. Oost-Indië vallende:
1914:
20
(17);
1915:
18
(16);
1916:
12 (11); 1917: 3 (2); 1918: 4 (3). Dat de
cijfers allengs meer afnemen, is wellicht ten deele ook
hieruit te verklaren, dat de eerst zeer onlangs dë
school verlaten hebbende leerlingen nog niet voor
plaatsing in het buitenland in aanmerking komen.
H.

e t t e u n i f i é e. –
In het nummer van 21 Fe-
bruari 1917, pag. 141, werd de aandacht gevestigd op
Edmond Théry’s denkbeeld om tot de vorming van
eene ,,dette unifiée” over te gaan. De Entente-landen zouden ter vermindering van den rentelast en ook ter
bevordering van de onderlinge samenwerking door
allen hoofdelijk gegaran deerde schu] dbrieven moeten
uitgeven, die juist door dezen waarborg gemakkelijk
plaatsing zouden vinden. Toentertijd zag de toe-

stand er voor de Entente niet zoo bijster rooskleurig

uit en het behoeft geene verwondering te wekken, dat
enthusiasme voor dit plan niet gevonden werd.

Thans komt Théry er in de ,,Figaro” op terug; hij
wenscht nu eene speciale dette unifiée, gelijk aan• de
van de Centrale mogendheden te ontvangen schade-

loosstellingen. De negen Entente.’mogendheden zou-
den de garantie hiervan op zich moeten nemen. De
schrijver vreest, dat anders Duitschiand, Oostenrijk,

Bulgarije en Turkije de verschillende landen der
Geallieerden tegen elkaar zullen uitspelen. Hoidt
men daarentegen de inning in ééne hand, dan wordt

eene gelijkmatige verdeeling bevorderd.

Een ander voordeel is trouwens, dat op deze wijze
de rijkere landen een onderpand in handen krijgen
voor hunne vorderingen op de minder gefortuneerde.
Uit de ,,Oaisse commune de liquidation des créances
ennemies” zullen Engeland, Frankrijk en de Veree-

nigde Staten gaarne zich zelven de vorderingen op
België, Servië, Italië, Roemenië, enz. voldoen!
Het motief, aan het einde van het artikel genoemd,
namelijk, dat daardoor voor lange jaren verzekerd zal
zijn ,,le principe de l’alliance morale et materielle qui

les a si heureusement unies pendant In guerre”, dit
motief zal wel in de practijk hij de Groote Mogend-
heden weinig invloed uitoefenen.

Het gereduceerde plan-Théry biedt, afgezien van de

ethische overwegingen, echter zôéveel voordeelen, dat

de doorvoering in ieder geval erastige overweging
verdient. L.

Ontwikkeling van het Federal Fa’rm
L o a n Stelselin de V.S. —
Opdeorgani-
satie van het Federal Farm Loan System – een semi-

officieele regeling van het agrarisch hypothecair
crediet in de Vereenigde Staten, voor een, deel opge.
bouwd op gelijksoortige basis als het Federal Reserve
System – werd in den jaargang 1916 van dit blad,

pag. 521, in bijzonderheden ingegaan. Hieronder vol-

gen thans enkele cijfers, in de eerste plaats nopens
de totale hoeveelheid uitstaande Farm Loans op 1 Ja-
nuari 1919. De cijfers zijn enkele weken geleden door
den Federal Farm Loan Board gepubliceerd.

Land Bank:
Totaal
tiitstaande keningen:
Spokane

….

…………………
$

24.531.715
St.

Paul

…………………
22.555.400
Omaha

……………………..
16.895.640
Wichita

……………………
,,

16.358.100
Houston

… …… … ….
……..

,

15.202.546
New

Orleans

… ……………..
11,356.915
St.

Louis

…………………..
,

10.829.450
Louisville

………………….
,,

10.111.000
Berkeley

……………
………

9.573;600
Columbia,

S.

C……………….
7.795.850
Baltirnore

……………………
,

6.129.450
Springfield,

Mass.

…………..
..
5.681.045

$ 157.020.751

De betrekkelijk geringe omvang, dien de Farm Loans,
ook zelfs in de Westelijke Staten, genomen hebben,

hangt nauw samen met de zeer voorspoedige jaren,
die de Amerikaansche landbouw achter den rug heeft.
Intusschen blijkt uit de mededeelingen, dat de totale
hoeveelheid aanvragen zeer belangrijk hooger is ge-
weest. Tot 1 Januari 1919 had het bedrag hiervan,

de afgesloten posten incluis, $ 425.741.722 beloopen.
Tat
de rentebetaling betreft, deelt de Federal Farni
Loan Board nog mede, dat van de tot 1 Januari ver-
vallen bedragen aan rente
en
aflossing slechts
$ 83.000 of 1,8 pOt. fliet op tijd was betaald, terwijl
van dit bedrag slechts $ 11.000 meer dan 90 dagen
over tijd was.

Einissiesin Engeland. – Op
pag. 741 van den vorigen jaargang gaven wij de cijfers der emissies
in Engeland voor het le en 2e kwartaal van het thans
achter ons liggende jaar, vergeleken met de resultaten der voorafgaande ‘jaren; de cijfers’ vôor de twee vol-

gende kwartalen en liet geheele jëar zijn de navol-

266

0

ECONOMISCHSTATITISCHE BERICHTEN

12 Maart 1919

gende, ui’tgeclrukt in duizenden ponden; ook de verge-

lijkende cijfers zijn weer opgenomen.

1914

1915

19 6

1917

1918

lekwartaal 97.810

46.314 156.251

825.925

475.259.
2e

54.739

25.693 131.022

221.254

220.921

3e

,,

20.266 586.773 111.578

57.054

329.674 4e

,,

339.908

26.462 16.585

214.263

367.527

Totaal.. 512.523 685.242 585.436 1318.596 1393.381

Ofschoon da totalen weer aanzienlijke bedragen

aanwijzen, is niettemin de emissie van particulier

kapitaal door het Treasury Committee wederom tot

liet uiterste beperkt, het totaal wordt dan ook in

.hoofdaaak gevormd door de leeningen van het Gou-
vernement. Amortistie-leeningen zijn bij de cijfers

niet opgenomen, ook het schatkistpapier (Exchequer
Boiids) komt er niet bij voor. Van vergrootingen van

het maatschappelijk kapitaal, waar geen nieuw geld
tegenover heeft gestaan, is evenmin nota genomen.

Zooals den lezer bekend is, heeft het Engelsehe Gou-
vernement in 1918 zijne behoeften niet gedekt in den

vorm van oorlogsleeningen, in stede hiervan zijn hij

voortdurig National War Bonds en War Savings

Certificates te koop geboden. De eerste brachten in
1918 op £ 1.240.362.140, de laatste £ 102.600.000. Daar-

entegen kwamen twee buitenlandsche leeningen aan

de markt, t.w. een bedrag van 520 millioen francs
nominaal der 4e Emprunt de la Défense Nationale

4 pOt. bij een koers van 70,80; voorts een Ohineesche

leening in October, groot £ 600.000 tegen 8 pOt. in

stukken met tien jaar looptijd tegen een koers van

uitgifte van 105 pOt. Bij de particuliere emissies val-
.

len de grootste cijfers in de rubrieken ijzer-, kolen- en
staal-industrie en manufacturen. Het totaal der parti-
culiere emissies (met uitzondering der spoorwegen en

stedelijke leeningen) bedroeg in 1917 £ 16.906.300, in
1.918 £ 28.074.400.
Ten’ slotte zij het navolgende over.z{chtsstaatje ge-

geven:
1918

19)7

Engelsche regeering……… 1.342.962.100

1.287.819.700
Koloniale regeeringen

4.749.900

13.870.000
Vreemde regeeringen

14.790.000


Engelsehe stedenleeningen . .

995.000


Koloniale spoorwegen.

990.000


Buitenlandsche spoorwegen .

820.000


Mijnen, Industrie ……….
Banken en Levensverz…..

29.074.400

16.906.200

Totaal
……1.393.381.400

1.318.596.000

Door Mr. Baidwin is 29 Fèbivaii ii. in het Lagerhuis

medegedeeld
;
dat in het voornemen der Regeering ligt

een zekere mate van contrôle op de kapitaalsuitgifte
ook thans, na het beëindigen der vijandeljkheden te

blijven handhaven, eene mededeeling, waaraan critiék
in de pers der City niet onthouden is. Wij zullen ons
in een volgend nummer hiermede nader bezighouden.

BOEKAANKONDIGING.

Hen Geld van Robinson Crusöe door

David A. Wells.
Uit het Amerikaansch

vertaald door E. V., ‘s-Gravenhage, W.
P. van Stockuni & Zoon, 1919, .151 blz.

In den Amerikaanschen burgeroorlog, is zoowel
door de Noordelijke als door de Zuidelijke staten
papieren geld, uitgegeven. Het geld der zuideljken is
ten slotte geheel waardeloos geworden, dat der noor-

delijken, de z.g. greenbacks, heeft eveneens een zeer
belangrijk disagio gedaan, op sommige oogen’blikkeu
deed het metaal. 180 pOt. agio en meer. Na den oorlog

bleef dit papier evenwel in omloop en stonden de V.S.
voor de vraag hoe in deze te handelen. Het verkeer
had zich grootendeels’ aan het belangrijk in waarde
gedaald papieren geld aangepast, terwijl zij, die gedu-
rende het tijdperk van voortgezette prijsstijging
groote winsten hadden gemaakt, vreesden, dat een
herstel van de zilverwaarde der .greenbaeks zou

leiden tot een periode van vooitdirende prijsdaling,

even nadeelig voor het bedrijfsleven als. de vorige

voordeelig. De strijd, die ten slotte beslist is in den

zin van hen, die terugkeer tot de volle waarde van
het geld wenschten – 1879 waren de greenbacks off i-

cieel weder inwisselbaar – is met groote hevigheid

gevoerd en heeft jaren lang mede het politieke leven

van de Vereenigde Staten beheerscht.

Uit dit tijdperk dateert het aardige boekje, dat, voor-
zien van een voorwoord van Mr. G. Vissering, aan den

Nederlandschen lezer wordt aangeboden. Doel van den

Amerikaanschen
schrijver
was in de moeilijke vraag-

stukken van geld- en muntwezen, op populaire wijs

zijn
tijdgenooten
‘voor te lichten.
Hij
is hierin, het

voorwoord zegt hiervan niets te veel, inderdaad uitne-

mend geslaagd. Robinson en de doôr hem gestichte

voikpianting ,yormen, naar een . dikwijls gevolgd

recept, voor hem de primitieve gemeenschap, waarin

zich het proces afspeelt: het ontstaan van den ruil,

dan van het metalen geld en, in den oorlog tegen de

Kannibalen van het naburig eiland, van het papieren

geld. Van humoristische zetten, van drogredenen,

welke gehouden zouden kunnen worden en blijkens

verwijzingen aan den voet der
bladzijde
dikwerf ook

inderdaad in de V. S. gehouden zijn, is het met de

oude prntjes versierde geschriftje vol en meermalen

wordt men inderdaad getroffen door anaiogieën, met
den huidigen tijd.

Niet ten volle evenwel. In het Amerika van de

zestiger en zeventiger jaren kon de
schrijver:
nog

absoluut zijn. De eenige uitredding voor hem is terug-

keer tot het metalen, volwichtig en volwaardig ruil-

middel, radicale afschaffing van het papieren geld.

Zoo metallistisch – het behoeft nauwelijks te wor-

den gezegd – zijn wij thans niet meer. Hoeveel

kwade verschijnselen liet papieren geld ook in deze
jaren opnieuw moge hebben te aanschous’en gegeven,
een strooming met het papieren geld geheel ‘te breken,

bestaat niet. Het geloof in de mogelijkheid van goed

papieren geld is gebleven en vermoedelijk zal één van
de gevolgen van den oorlog op muntgebied zijn een

voortgezette •ontgouding van het feitelijk betalings-
verkeer. Zoo moet veel van wat het boekje aan be-
schouwingen ‘biedt, den modernen lezer eenigszins

overdreven lijken. Aan zijn appreciatie van den inhoud

zal het echter geen schade doen.

De vertaling van een in zon lossen toon geschreven
boekje brengt bijzondere moeilijkheden met zich. Door
de vertaalster, die zich bescheidenljk schuil houdt, zijn deze moeilijkheden op uitnemende wijze overwonnen.
J’ammer is, dat de prijs van het boekje, door den uit-

gever gesteld op een bedrag van
f
2,40 aan een ruime

verspreiding wel eenigszins in den weg zal staan.

Drukken is tegenwoordig echter niet goedkoop.
B.

Dr. J. A. Nederbragt, Wericersland,
economische en sociale schetsen.
‘s-Gra-

venhage, Drukkerij ,,Voortvaren”, 1918.

De heer Nederbragt is toegankelijk voor de groote
resultatén van vljt en kennis. die het Duitsche volk

te zien heeft gegeven, en doet daarvan openhartig
blijken. Wij hebben reeds’ erder met schetsen van
zijn hand, indrukken van reiservaringen in gemobi-
liseerd Duitschlând, kennis gemaakt. Als journalist
ontving de schrjvei’ in den loop van het jaar 1918
wederom eene opwekking in enkele industriegebieden
zijn oogen ‘den kostte komen geven en, hier te ]ande
teruggekeerd, heeft ‘Dr. Nederbragt op papier gezet

de zakelijke bijzonderheden van de ontmoetingen, die
hij met mensch en materie op zijn tocht gehad heeft.

In 17 opstellen saa.mgevoegd, wördt de brochure van
bijna honderd pagina’s druks ons thans door den uit-
gever aangeboden. In licht bevattelijken vorm ver-
haalt de schrver algemeene wetenswaardigheden der
ontwikkeling en organisatie van industrieele inrich
tingen als ‘de loco’motievenfaibriek van Borsig te Bèr-

12 Maart 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.

267

lijn, Cari Zeiss te Jena, de Thyssen-bedrijfscomplexen
en vele andere, waar hij geweest is en vervalt daarbij

niet in te technische detailleering, die de gemakkelijke
lectuur zouden onderbreken. Hoezeer is echter de

actualiteit van dit boekje over hetgeen de schrijver in
,,Te
r
ker
sland
” heeft kunnen zien, door de momen-

teele gebeurtenissen in Duitschland verstoord.
Dr. Nederbragt doet zijn nieuwe publicatie verschij-

nen als achtste deel in de serie, waarin
hij
de studiën

en schetsen van
zijn
hand op het gebied van staats-

recht en economie heeft samengebiacht; met herleving

van een titel, dien – vergissen wij ons niet – in de

17e eeuw de eerste in Nederland historisch bekende

verzameling economisch-geografische monographieën

gedragen heeft, wordt de verzameling
Bes publicae

genoemd.
In het opstel over Borsig vernemen wij, dat eenige
maandri geleden locomotief No. 10.000 niet werd ge-
bouwd, maar overgeslagen, om dit nummer na den

oorlog passend te vieren, waartoe het •nu wel niet
spoedig komen zal. Wij wenschen den gèachten schrij-

ver, dat het met de belangstelling voor dit nummer

zijner publicaties niet desgelijk zal gaan. H.

Gedenkboeic, uitgegeven, ter gelegen-
heid van het 50-jarig bestaan der Open-

bare Handelsschool te Amsterdam, 1869

—1919.
Amsterdam, 1919, 73 hlz.

Enkele weken geleden is op luisterrijke wijze het
50-jarig bestaan der Amsterdamsche Handelsschool
herdacht. Oud-leerlingen in samenwerking mt den
huidigcn directeur, hebben bij deze gelegenheid eau
gedenkboek uitgegeven, kloek en uitmuntend verzorgd
en belangwekkend van inhoud. De heer Walrave

Boissevain geeft een inleidend woord, waarin hij wijst
op wat in dezen tijd van handelaman en industrieel
wordt gevorderd en hoe noodwendig deugdelijke voor-
bereiding is. De directeur, de heer J. IJzerman geeft
vervolgens een gedocumenteerd overzicht van de ge-
schiedenis en ontwikkeling der school, welke op haar
gebied baanbrekend is geweest in den lande en nog
steeds in het middelbaar handelsonderwijs vooraan
staat. Jhr. Jan Feith zingt in dan hem eigen stijl

den lof van het ,,Huis met de Hoofden”, het klassieke Amsterdamsche gebouw aan de Keizersgracht, dat de
handelsschool gedurende de eerste veertig jaar van
haar bestaan huisvestte; de heeren J. Ed. Gerzon, E.
W. van den Berg en Ed. J. Gerzon geven een korte
levensbeschrijving van de achtereenvolgende directeu-

ren: Dr. H. F. R. Hubrecht, Dr. J. H. H. Hülsmann
en den heer J. IJzerman.
Ten slotte geeft de heer Th. Limperg Jr. een pleidooi

voor Universitair Handelsonderwijs, overeenkomstig
de door de Vereeniging ,,Hou’ en Trouw” in samen-
werking met de Vereeniging voor Voortgezet Handels-
onderwijs ontworpen plannen, waarbij een afzonder-
lijke handels- of economische faculteit wenschelijk
wordt geacht, in opzet en doel, zij het, naar ‘blijkt,
niet in gedoceerde vakken, onderscheiden van

de be-
staande handelshoogeschool te Rotterdam. Het vraag-
stuk, dat de schrijver aanroert, is ongetwijfeld van
groot belang. Als onderdeel van de algemeene vraag
naar de Organisatie van het hooger onderwijs heeft
het nog meer kanten, dan die, welke in de bijdrage
naar voren worden gebracht.
Het Gedenkboek is verlucht met een reeks ge-
slaagde afbeeldingen, terwijl enkele statistieken be-
nevens lijsten van aan de instelling verbonden perso-
nen en oud-leerlingen den inhoud voltooien. Deze
laatste heeft ons aanleiding gegeven tot eene bereke-
ning, waarvoor wij naar de rubriek ,,Aanteekeningen”
verwijzen.

MAANDCIJFERS.

EMISSIES IN FEBRUARI 1919.

In de emissiestatistiek over de maand Januari is de
Drentsche Veenkoloniale-Westerwoidsehe Hypotheek- en Cre-

dietbank geplaatst onder het hoofd ,,Hypotheekbanken”, ter-
wijl aanbeveling bestaat deze gemengde instelling op te
nemen in de rubriek ,,Diversen”. Voor de berekening van
jaarcijfers der groepen, zal hiermede nog rekening gehouden
worden.

Provinc. en
Gemeentelijke
leeningen
f
14.662.500,-
zijnde:
Rotterdam
f 10.000.000,— 5
0/

obl.
ft
970/
4

0
/0.
‘s-Gravenhage
f 5.000.000,— 5
0/
obi.
975/
4

0
/0.

Bank- en Orediet-instellingen ……

,,
11.772.200,-
zijnde:
Handels- en Landbouwb.
f
700.000,-
mond, t 110
0/

f
500.000,— 5
0/

obi. t 110

0
,0
Twentsche Bank
f
4.444.000,— aand.
t 130
0
/0
Loopuyt’s Bank
f
500.000,— aand.
t
110

o/

Geld. Credietvereenig.
f
2.500.000,-
aand. t 145

O
/o.

Alg. Ned. Centr. Middenstandscrediet-
bank
f
500.000,— 6
0/

cum. pref.
aand. t 100
0
/o

Hypotheekbanken

(Scheepsverbtnd
Maatschappijen)

…………..,,
65.000,-
zijnde:
I{ott. Scheepebypotheekb.
f
500.000,-
aand. t 130
0/

(met 10
0/
storting).

Industrieele Ondernemingen …….,
3.106.500,-
zijnde:
N.V. Victoria Egyptische Cigaretten
Mij.
f
800.000,— aand,
5.
135
O
/o.

N.V. Ned. md. Gas-Mij. f1.250.000,-
aand.
5.
150

O/o.

Alg.

Ned.

md.

Eleetriciteit

Mij.

f
150.000,—

6

0/

obl.
5.
101

0/,

Oultuurondernemingen, Handelsver- eenigingen
en
Handelsvenn…..,,
2. 570.000,-
zijnde:
Ver.

md.

Bosch

Exploitatie

Mij.

f
2.000.000,– 6
0/

obl. t 99314
0/.

N.V. md. Teak- en Uardhouthandel

f
500.000,— aand. t 115
O/o.

Diversen …………………….

De Ned.

Fondsen Mij.
f
500.000,-
aand. t 110

O
/o.

Totaal ….

f
32.726.200,-

Totaal der emissies in Januari
. . f
351.300.909,-
Februari .. ,, 32.726.200,-

Algemeen Totaal ……
f
384.027.109,-

Bovendien:

f
21.fl80.000,—
3/m. Schatkistpromessen
t
f
990,86
36.380.000,—
61m.
,, ,, ,, 98.10
27.354.000,—
4
1
/8
0
/o Schatkistbiljetten ,, ,, 1002,44

terwijl voorts ook hier te lande gelegenheid bestond tot
inschrijving op de uitgifte van frs. 51.500.000,— aand. Banque
de Bruxelles A. pan (met 20
0/
storting) vermeerderd mét
20 frs. onkosten per aandeel.

RIJI(SPOSTSPAARBANK.

JANUARI
1917
1918
1919

f

8.157.677f 9.104.083f
13.290.024
Terugbetalingen

..
,,

6.944.522
,,

8.179.660
,,

9.19u.207
Tegoed der inleggers
203.187.426
,,
218.458.290
,,
240.197.003
Nom. bedr. der uitst.
staatsschuldboekj es ,,

26.423.900
29.076.100
,,

32.941.100

Inlagen

………..

Spaarbankboekjes:

op
ultimo
………..

Aantal nieuw uit-

op
ultimo
………


gegeven
13.713
15.025
21.356
Aantal

geheel

af-
betaald
5.989
5.660
7.167
Aantal

uitstaande
op
ultimo
1.740.191
1.774.840
1.834.247

268

.

ECONOMISCH-STATI’TISCHE BERICHTEN

12 Maart 1919

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen..

GELDKOERSEN.

BANEDISCONTO’S.

20 Juli 1914

N
d

(Disc.Wissels.
4 ‘/ sedert 1Juli’15
3
1
/
2
sedert23
Mrt. ’14

an
B
e

<
BeI.Binn.Eff.
4
1
/s

,,
1

,,

’15
4
23

,,

’14
(Vrsch.iri R.C.
5
1
/i
19 Aug.’14
5
23

,,

’14
Bank van Engeland
S
5Apr.’17
3
29Jan.’14
Duitsche Rijksbank
5
23Dec.’14
4
5Febr.’14
Bank van Frankrijk
5
21 Aug.14
3
1
1
,,

29 Jan.
’14
Oo%tenr. Hong. Bk.
5

,,
12 Apr.’15
4
12 Mrt. ’14
Nat Bank v.Denem.
5
1
/2
4 Jan.’19
5
,,

6Febr.14
Zweedsche Rijksbk.
7

,,
20 Mrt.’18
4 ‘/
6

’14
Bank v. Noorwegen
6

,,
13Dec.’17
4
1
/3
11

,,

’14
ZwitserscheNat.Bk.
5
1
/9
3Oct. 18
3
1
1,
,,

19

,,

’14
Belgische Nat. 8k.
5

,,
6 Feb.’19
4
30 Jan, ’14
Bank van Spanje..
4
22Mrt.’17
4
1
i,
24 Sept.’03
Bank van Italië ..
5

,
10 Jan.’18
5 ,,

9 Mei’14
teder. Res. Bk. N.Y.
31

4+


Javasche Bank….
3
1
/

,,
1Aug.’09
3
1
/
,,

1Aug.’09

OPEN MARKT.

I
‘disconto

Amsterdam

Londen
1
Berlijn Parijs
N.Yo
Dato

Part.
1
Prolon.Part.

Part.

Par.CalI.
gatie

disconto disconto disc.

moce,

8 kErt. ’19
31/
38/4
3’I3
4_I/

41/,111)
38 11 rt.’ 9
3
‘/-‘Io
31h-4
31
/ss
4-
5
/s

4
‘Is-S
24 F.1 M.1

9
3
l,_4l/

3 “i-°fio
45/t
4 1/7

17-22 F. ’19
3’/*

.
3_l/

.
3H-
°
/ie
4

/8

41/2-6

4-9 Mrt. ’18
2
1
j6-/
41/1/
39/,_5/

4/

2-6
5-10 llrt.’17
2’/s
4
4/&
4-BI,

2’14-’12

20-24Juli’1 4 3’/s-
8
/, 6
2’I-I4
2
‘1414
2 ‘/s-‘/,
2
1
/
1
‘Is-2
1

Het particulier disconto der
gemeentewissels
was
in de
afgeloopen
week ongeveer
1.1
5/

pCt. hooger.
5)
Noteering
van 7 Maart.

WISSELKOERSEN.

WISSELMA1tKT

De wisselmarkt was weder zeer stabiel voor entente eb
neutrale wissels, daarentegen trad weder een sterke daling
in voor
Marken er, was ook Weënen weder flauwer. Londen noteerde het grootste gedeelte der week 11.57 A,
11.58; Vrijdag was er iets meer aanbod zoodat voor 11.55
werd afgedtian, daarna liep de kbers weder een weinig op
tot ca.1l.56. .
Parijs en New YoTk gingen ongeveer in gelijke beweging
metLouden, daarentegen was België flauwer en liep terug
van 42.20 tot 41.75. Itt neutrale wissels waren de omzetten
beperkt en de koerssehommelingen zeer garing.
De meeste belangstelling was voor Berlijn. Door de slechte,
politieke berichten was de markt zeer flauw en weinig
gelisponeerd om tijdelijk overwegend aanbod op te nemen,
zoödat een sterke daling plaats vond. Zaterdag trad bij
betere berichten en een ige meerdere vraag een klein herstel
in. De markt sloot echter weder flauwer.

KOERSEN IN NEDERLAND

D ata
Londen
*
Parijs
*,
Berlijn
Weenei
B 1

t
e gie
New
York t

3 Mrt. 1919..
11.58+
44.40
24.05
11.72+
42.15
2.43.
4

1919.
.
11.57+
44.35
23.95
11.70
42.17+.
2.43
5

1919.
.
11.571
44.40
23.30 11.40
42.20
2.43
6

,,

1919..
11.56+ .44.25
22.35
11.10
42.10
2.42
7
/
7

1919..
11.55
44.30
22.27+
11.25
41.90
2.42
3
/s
8

1919..
11.55
44.27+
22.57+
11.30
41.75
2.42
1
/
Laagste d.
w.
0
11.54+
44.10
22.-
11.-
41.60
2.42
Hoogste

,, 0
11.59′
44.45
24.20
11.75
42.30
2.43
1
/
1 Mrt.

1919..
11.57
44.15
24.05 11.45
42.05
2.42
7
/a
22 Febr. 1919..
11.58
44.60
25.60
11.65
42.70
2.43
Muittpariteit ,.
12.10
48.-
69.26
60.41
48.-
2.488/
4

8) Noteering
te
Amsterdam.
1)
Partiuliere
opgave.

D
00
Stock.
holmi
Kopen.
I

hagen’i
Chrts.
tiania’)
Zwitser.

1
land
8
)
I
Spanje
ij
Batavia
II
telegrafisch

3Mrt. 1919
68.471 63.35
66.15
50.30

51.20
991-1001
4

,,

1919
68.55

63.35
66.15
50.124

51.10
991-100+
5

,,

1919
68.50

63.271
66.121
50.27+ 51.50
991-100*
6

,,

.1919
68.45 63.20 66.10 50.35

51.25
991-100*
7

,,

1919
68.40
63.15
66.10
50.421 51.-
991-100*
8

,,

1919
68.45
63.10 66.05
50.45

51.-
991-100*
L’ste d.
w.’)
68.25

63.-
65.90 50.05

50.50
99
1
H’ste
,,

,, 0
68.55

63.45
66.25
50.50

51.75
100*
1
Mrt. 1919
68.40
63.35 66.10
50.35

51.374
991-100*
22 Febr. 1919
68.30

63.25 66.35
49.90

49.10
991-100*
Muntpariteit
66.67

66.67 66.67
48.-

48.-
100
8) Noeering
te Amsterdam.

8)
Particuliere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.
.

Cable
Zicht Zicht
Zicht
° °
D t
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterd.
(in
,
(in
frs.
(in cents
(I
n cent,
per
£)
P.
,)
p.
4
Rm.)
per gid)

8 Maart
..
1919
4.76.45
6.48
oom.
41
1
/to
Laagste d. week..
4.76.45
5.46’Is
nom.
41
Hoogste
,,,

..
4.76.45
5.48V,
oom.
41
1
/1
28 Febr.

..
1919
4.76.45
5.49
1
1
nom.
21

,,

..

1919
4.76.45
5.45’/
oom.
41’4
Muntpariteit ….
4.86.67
5.18’/
951/4
401/t6
8) Noteering
van
l
Maart.

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.

Plaatsen en
Lûnden
Noleerings.
eenheden 122 Febr.
1919
27 Febr.
1919

28
Febr.

Maart

Laagste Hoogste

8
Maart
l9l9

Alexandrië.
.
Piast.
p. X

97e/8

97
7
/,
97’/16

97/,
97’/1
8
B. Aires’).. d.p.gd.pes.

51
5
/16

51
3
/
51
1
/5

51
,
18
51
5
/is
Calcutta
. . . .
sh/d.p.rup.

1/6′,,3

116
1
43
1/6

1/68/
86

116t/,,
Hongkong
..

id.
p. $

311

311
3/1

3/1
‘/
3/1
Lissabon…. d.p.escudo

35’/4

34
33
1
/2

35
341/,
Ma,Irid

….
Peset.
p.4C 22.38

22.74
22.38

22.84
22.80
8
lslontevideo’

tI.p.peso

60
1
/2
‘)

60
1
I8
60’Is

61’/
60
8
I
Montreal….

$
per
£

4.85
1
18 4.85
1
I9
4.95
th
4.95’I
4.85
1
/i
8
R.d.Janeiro.

d.p.milr.

13
5
/2

13
1
/
lS°/to

13fio
13/,
30.25

30.371
.30.31
Shanghai

– –
sb/d.p.tael

4/8

4/7
1
1,
4
1
1
6

418
416
Rome

……..Lirès
p. £

30.31

30.31

Singapore

..

id.
p. $

2141,

2/48/,,
2/4

2/4
5
/,,
2/48/,,
8
Valparaiso

d.p.pnp.p.

9”jss

9’/4

1

8
9
1s2

91/1
98/32
Yokohama
..
sh/d.p.yen

2
I
1
I8

2111/2
2
1
1
/8

211/s
211
1
/
* Koersen
van den dag voorafgaande aan
dc data in het hoofd ver-
meld.

‘)
Telegrafisch transfert.

‘)
Noteering van 19
Febr. 1919.

GOUD EN ZILVER.

Sedert 29 Juli 1916 worden de dage
ijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de
Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.

NOTEERING VAN’ ZILVER.

Noteering te Londen. te New York

8 Maart 1919 ……..
471/s
101’/g
1

,.

1919 ……..
478/4
101’I
22

Febr.

1919 ………
475/t
101’/s 0
15

,,

1919 ……..
47’/&
101’/8
8

,,

1919 ……..
48’/,
101’/

9 Maart 1918 ……..
42/

.
85e/8
10
Maart 1917
……..
37Vs

.
75
20

Juli

1914
……..
24
15
he
54
1
1S
8) Noteering
van
21 Februari.

N.U.M.

Weekstaat der Nederlan dsche EJitvoermaatschappij.
Voornaamste posten in duizenden ‘guldens.

Buitenl.
I
Debete

S

5 pCi.

Credit
Data

Bankiers

Schol-

Diverschuld.

Diverse
kistbilj.

reken.’)

brieven

reken. )

6 Mrt. 1919..
5.826
56.500
70.400
16.707
102.039
27 Febr. 1919..
4.153 56.500
70.400
16.670
101.487
20

•1919..
3.89E
56.500
70.400
16.373
101.403
13

1919..
3.685
5.200
70.400
16.211
101.341
6

,,

1919..
5.206 53.200
70.400
15.878
101.253
8) Beide rekeningen
omvatten,
behalve
garantiewissels
in portefeuille
tot het b
drag der
buitenl.
schatkistbiljetten,
in
hoofdzaak
garantiewiesels
in
depdt
bii
de Ned. Bank.

12 Maart 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

269

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 8 Maart 1919.

Activa.

Binnenl.Wis.{H.-bk.

f
81.538.992,38
sels, Prom., B.-bk.

527.323,54
1
/
s

enz. in disc. Ag.sch. ,, 19.774.532,121/1
f
101.840.848,05
Papier o. h. Buiteni. in
disconto ……………………..

Idem eigen portef..
f
7.384.914,-
Af :Verkochtniaar voor
debk.nognietafgel.
,,

7384914
Beleeningen
. { H.-bk.
f117.367.156.78’Ii
mcl. vrach
in rek.-crt. B..bk.

10.550.065,38
op onderp. Ag.sch. ,, 61.659.702,53’/3

f189.576.924,70

Op Effecten

……(189.541.024,70
Op Goederen en Spec.,,

35.900,-

,,
189.576.924,70
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,
14.956.410,16
1
/s

Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f
63.399.850,-
Muntmat., Goud ..

,,613.547.263,5I9

[676.94 7.113,53 ‘/s
Munt, Zilver, enz..

9.316.692,50
Muntmat., Zilver

686.263.806.03
‘Is
Effecten
Bel.v.b.Res.fonds..

f

5.078.869,32
Id. van
1
1
v. h. kapit. ,,

3.996.789,43
9.075.658,75
Geb. en Meub. der Bank ……………..,
1.770.000,-
Diverse

rekeningen

……………….,
107.8I7.370,21
1
I2

f1.119.685.931,911I,

Pasaiva.
Kapitaal

……………………..
f

20.000.000,-
Reservefouds

………………….
,,’

5.079.402,56
Bankbiljetten in omloop …………
,, 1.009.167.695.-
Bankassignatiëu in omloop……….
,,

1.956.297,51’/,
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk ….
f


Van anderen

….

,,

69.324.790,35 69.324.790.35
Diverse rekeningen

………………
..

13.157.746,49

[1.118.685.931,91
1
/s

.

Beschikbaar

metaalsaldo ………….
f

470.053 417,36
Op de basis vass
2/5
metaaldekking
……
253.963.660,79
Minderbedragaanbankbiljetten inomloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is
..
,,
2.350.267.085,-

Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer
Minder
Disconto’s
2.366.802,25
Buitenlandsche wissels
949
.659,-
Beleeningen
19.316.621,381/
s

Goud
363.596,94
Zilver ………………..97.530,O9Vz
Bankbiljetten
9.367.710,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s

….
3.043.421,40

Voornaamste oosten in duizenden guldens.

Dato
Goud
Zilver
B° 4.
bilje’i’ten
Andere
opeischb are
schulden

8 Maart1919
676.947
9.317
1.009.168
71.281
1

,,

1918

….
677.311
9.219 1.018.535
75.284
22 Febr. 1919

..
677.319
9.105 1.000.194
65.696
15

1919

..
677.328
8.996 1.007.335
66.967
8

,,

1919

.
684.348
8.951
1.028.734
201.369
1

,,

1919

..
684.357
8.923
1.071.531 90.116
25 Jan.

1919

..
684.369
8.791
1.053.508
90.669
18

,,

1919

.
684.390
8.737
1.062.722
83.614
11

1919

.
690.424
8.668
1.080.094
99.67,4
4

,,

1919

..
691.436
8.588
1.100.948
91.626
28 Dec.

1918

….
689.441
8.545
1.068.947
90.529
21

,,

1918

….
689.923
8.381
1.057.448 95.542
14

,,

1918
690.723
8.319 1.059.603
82.497

9 Maart1918

….
722.096
7.225
859.317 65.835
10 Maart1917

….
592.024
8.586 739.349
98.414

25 Juli

1914

….
162.114
8.228 310.437 6.198

Data

Disconto’.

Beleg, Beachtk.
baar
Dek-
kinga.
Hiervan
aoiaat
Schatkist.
ningen
Metaal’
percen.

promeasen
saldo
lage
recht streek.

8 Mrt. 1919
101.841
65.000 189.577
470.053
64
1

,,

1919
104.208
65.000
208.894
467.313
63
22Febr.1919
92.519 50.000
182.230
472.793
64
15

,,

1919
101.348
50.000
186.008
471.008
64
8

,,

1919
231.775 170.000 216.812
446.821
56
1

,,

1919
235.408
181.300
136.960
460.491
60
25Jan. 1919
221.960
166.800
135.058
463.865
61
18

,,

1919
223.497 162.800
138.702
463.396
60
11

,,

1919
245.184 176.800 145.342
462.674
59
4

,,

1919
252.852
177.800
149.907
461.043
59
28 Dec. 1818
243.691
174.800
139.515
465.624
60
21

1918
236.729 167.800
129.116
467.234
61
14

,,

1918
219.227
146.800
134.380
470.144
61

9 Mrt. 1918
24.054

111.170
543.537
79
10 Mrt. 1917
79.421
60.000 87.407
430.158
71

25 Juli 1914
67.947
14.300
81.686
43.521
1
)
54
‘.1 UP
de basis van
-/6
metaaideleklug.

Uit de bekendmaking van den Mi n is t e r v a n F i n a n-
ciën blijkt, dat uitstonden op:

8
Maart 1919

Aan schatkistpromessen..
f
233.280.000,-
f
248.820.000,-
waarvan rechtstreeks bij
d
e
Ned. Bank geplaatst ,, 65.000.000,- ,, 65.000.000,-
Aan schatkistbiljetten .. ,, 143.008.000,- ,, 135.868.000,-
Aan zilverbons ……..
…59.268.294,- ,, 60.460.052,-

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Naast de per mail ontvangen gegevens worden detelegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s en uitzettingen en het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.
Ander.
Laat.

(.,OUU

LII..,

Bank-
bi
tielten

achulden

22 Febr. 1919

32900
15 ,,

1919

326.400
8 ,,

1919

326.300

28 Dec.
1.

1918 …… 108.017

14.376

197.634

99.237
,,

1918 ……107.414

14.318

196.239

99.801
30 Nov. 1918 ……104.729

14.694

192.493 96 .657

23 Febr. 1918 ……

86.330

20.552

168.617

63.933
24 Febr. 1917 ……72.391

22.935

157.594

33.974

25 Juli 1914 ……22.057

31.907

110.172

12.634

Wia,eh.

Be,chi

Dek.
Di.-

buiten

Belee-

ioerie

baar

king,.
ala

conto,

N..Ind.

ningen

e

metaal. percen.

betaalbaar

om gen ij

aaldo
I
ape

22 Feb.1919

203.200

69.100
15 -,, 1919

198.000

69.700

•*

8 ,, 1919

204.800

68.500

***

28Dec. 1918 8.533 18.045 82.94 14.435 63.325

41
21 ,, 1918 8.781 18.033 83.055 15.472 62.813

41
30Nov.1918 8.772 17.778 82.115 17.94 61.893

41
23Feb. 1918 8.752 35.774 62.263 24.747 60.627

46
24 Feb.1917 6.450 35.999 51.360 7.059 57.419

50

25Juli1914 7.259

6.395 47.934 2.228

4.842
2
) 44
1)
Sluitpost
der activa.

2)
Op de basis van
2/
metaaldekkjng.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste oosten in duizenden guldens.

Data
Melaal
Ci,culatie
Andere
opeischb.
.chulden
Diaconto’,
D

d
10.
r

é
ningenl)

11 Jan. 1919

..
1.068
1.722
2
)
1.307
1.319
116
4

,,

1919

. .
1.062
1.7702)

1.282
1.322
98
31 Dec.

1918

..
1.061
1.722′)
1.289
1.318 153
28

1918

..
1.057
1.727
5)

1.364
1.230
187
21

,,

1918

..
1.052
1.713
0
)
1.218 1.254
138
14

1918

..
1.044
1.715
7)

1.175 1.249
129
7

,,

1918

..
1.034
1.800
6
)
1.080 1.240
113

12, Jan.

1918

..
619 1.187
1.103 1.116
505
13 Jan.

1917

..
709
1.030
959
977
315

25 Juli

1914 ..
645 1.100 560 735
398
‘)
niunpost
der achva.
5)
1

Itervan zilverbons
Z/3
dz. gid.
)
idem
£O
da. gld.
4)
idem
274
da. gid. 6)
idem
284
de. gld.
‘)
idem
273
da. gld.
2)
idem
274
da. gld.
8)
idem
271
da. gid.

270

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Maart 1919
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste pisten in duizenden fraucs.
Aan heteind van ieder kwartaal wordteen overzichtgegeven

van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,

in duizenden pond sterling.

1•

Pl.

Currenct, Note,.
Data

Metaal

C(rculatie

Bedrag

Goudd.
1
Gov. Sec.

5 Mrt. 1919 81.251

71.092 318.155 28.500

299,234

26 Febr. 1919 81.628

70.336 314.805 28.500 295.697
19 ,,

1919 81.769

69.567 312.780 28.500 293.650
12 ,,

1919 81.619

69.833 310.905 28.500 292.250

6 Mrt. 1918 60.085

47.591 220.689 28.500 195.862

7 Mrt. 1917 54.010

38.237
1
143.958 28.500 110.776

22 Juli 19141 40.164

29.317

Dato.
Cce.
Sec.
_____________

Other
Sec.
Public
Depos.
Other
Depo,.
Re-
serve
.

Dek-
.
ktngs.
percen-tage
1)

5 Mrt. ’19
59.197
84.734
25.702 128.732 28.609
18,52
26 Febr.’19
50.197 83.130
25.824
119.170
29.743
20,51
19

’19
52.235
84.147
30.680
118.333 30.652
20,57
12

’19
52.680
83.298 28.158
120.046
30.236 20,40

6 Mrt. ’18
67.737
98.191
41.022
137.745
30.944
17,31
7 Mrt. ’17
31.966
196.029
120.889 123.165
34.223
14,02

22 Juli ’14
11.005 33.633 13.735
42.185
29.297
521g

1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-

kassenscheine, in duizenden Mark.

Data
Metaal
1
Daaroan
Goud
1

Komen-
schetne
Circu-
latie
1

kings-
percen.
lage

28Febr. 1919
2.266.494 2.245.714 5.932.354
24.102.823
34
22

,,

1919
2.268.239
2.247.371
5.786.252 23.747.102
34
15

,,

1919
2.269.959
2.249.545
5.811.614 23.760.696
34
7

,,

1919
2.276.978
2.252.150
5.781.470
23.665.071
34

2 Mrt. 1918
3.846.692
2.407.691
1.323.063 11.310.828
34
28 Febr. 1917
2.542.919 2.527.315 342.576 7.655.506
38

23 Juli

1914
1.691.398 1.356.857
65.479 1.890.895
93

1)
Dekking
der circulatie door metaal en Kassenscheine.

Data
Wissel.
Rek.
Cr1.

Darlehennkasnenschetne

Totaal In kon bij
uilge-
de Relehs-
I

________________

geven
bank

28 Febr. 1919
28.982.397 11.830.636 16.599.700
5.924.000
22

1919
26.553.685 9.893.828
16.256.200
5.777.700
15

1919
26.729.605 11.994.682 16.260.900
5.802.900
7

1919
26.030.456 11.389.795
1.190.800
5.774.200

2 Mrt. 1918
13.048.493 6.590.131 7.904.000
1.310.900
28 Febr. 1917
8.984.825 4.076.591 3.825.800
330.900

23 Juli

1914
750.892 943.964

RUSSISCHE STAATSBANK.

Sedert 5 November 1917 is geen bankstaat verschenen.

Data
Goud
Waarvan
In het
Buitenland
Zilver
I

Tegoed
.

in het
Buitenland

Buit.gew.
voorsch.
af d. Staat

6 Mrt.’19
5.537.264
1.978.308 314.155
777.348
20.900.000
27Feb.’19
5.526.818 1.978.308 313.795
837.404
20.500.000
20

,,

’19
5.524.657 1.978.308
314.382
837.404
20.200.000
13

’19
5.510.746 2.037.108
314.804
856.678
20.000.000

7 Mrt.’18
5.369.498 2.037.108 256.088
1.137.066
13.350.000
8 Mrt.’17
5.156.875
1.946.638
268.339 808.640 9.100.000

23Juli’14
4.104.390

639.620

Wissels
Uitge-
stelde
Wissels

Belee-
.
ning
Bankbil- jetten

Rek. Crt.
Pont-
culieren

1

Rek,
Cr1.
Sloot

.
1.024.973 976.755 1.211.967
33.091.895
2.570.827
77.199

1.062.387
982.431
1.189.078
32.716.470 2.656.533
34.088
.
1.101.102
988.404 1.192.166
32.492.415 2.648.233
37.582
1.153.745
994.240
1.213.764
32.506.655 2.664.302
67.630
0
1.123.151
1.112.625
1.185.813 24.650.027 2.630.708
29.084
616.712
1.287.428
1.246.193 18.281.277
2.484.491
38.731

1.541.080

769.400
5.911.910 942.570
400.590

SOCIÉTÉ GÉNÉRALE DE BELGIQUE.’)

Voornaamste posten in duizenden francs.

Data

Metaal
1
mcl.

1
buiirnl.

1
saldi

1

.in.
van-
buitenl.
vorder.

Beleen.
van
prom. d.
provinc.

oissels
en
heleen.

Circu.
latie

Rek.
Cr1.
saldi

17Oct. ’18
1.216.753
100.082
480.000
97.728 1.507.912
377.440
10

,,

’18
1.219.743
100.021
480.000
100.040 1.508.011 382.595
3

,,

’18
1.144.781
100.011
480.000
95.287 1.452.612
358.318
26Sept.’18
1.145.778 99.982
480.000
101.783 1.452.948
365.452

18 Oct. ’17
476.043
90.903
480.000
100.351
1.172.474
91.204
19 Oct. ‘161
352.8721 76.0331486.0001
39.834
828.739
110.068
1)
Sedert einde 1914 met de lunctie van circulatiebsnk belast.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Goud
Waarvan
voor dekking
F. R. Notes

Waa
r-

von in het bui.
tenlond

Zilver
dc.

FR.
Notes In
circu.
I

latie

24 Jan. ’19
2.101.317
1.344.099
5828
67.070
2.466.556
17

’19
2.102.557
1.374.473
5:828
67.594
2.512.973
10

’19
2.094.070 1.322.960
5.828 67.828 2.590.681
3

’19
2.092.694
1.349.151 5.829
60.960 2.648.605

25 Jan. ’18
1.726.507
813.785
52.500
56.252
1.234.934
26 Jan.

‘171
791.24.5 275.1331

17.579
I

259.768

Dala
Wissels

____________

T

1
D
eP
O
1
0
ios

Waar.
van
Kapitaal

Dek- kings.
percen-
tage ‘)

Goud-
dekking
c,rcu-
latie

24 Jan.

’19 2.046.572

2.396.124

80.820
53,6
52,7
17

,,

’19 1.874.765

2.406.831

80.510
53,4
52,6
10

,,

’19 2.035.972

2.288.248

80.812
53,1 52,5
3

’19 2.120.133

2.381.858

80.792
53,4 52,8

25 Jan. ’18

901.574

1.849.086

72.439
71,0 77,6
26 Jan. ‘171

113.408

810.822

55.694 75,9
1105,9
1)
Verhouding
tusschen: den totalen goudvoorraad,
zilver etc., en de
opeischbare
schulden:
F. R. Notes en netto deposit&s met inbegrip
van
het kapitaal.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ
HET
FED. RES. STELSEL. Voornaamste nosten in duizenden dollars.

Data
Aantal
Totaal
uitgüette
Reserve
hij de Totaal
Waarvan
time
banken
gelden en
F. R. banks
depositos
deposits
beleggingen

17 Jan. ’19
765
13.863.284 1.298.009
12333978
1.603.005
10,,

’19
769
13.658.655 1.295.723 12.130.850
1.565 326
3

’19
757

13.636.545
1.293.051
12.070.599
1.516.620
27 Dec. ’18
758
13.638.935 1.245.251 11.872.604
1.481.556

18 Jan. ’18
662
14.275.331
1.147.274
10.618.4-73
1.361.800

12 Maart 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

271
EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 8 Maart 1919

Ouder den geweldigen druk der buitengewone voorvallen
op het gebied van binnen- en buitenlandsche politiek heb-
beu de internationale beurzeu in de afgeloopen week een
onregelmatig en meerendeel’s ongeanimeei

d aanzien gehad.
Een enkele uitzondering kan hier gemaakt worden voor
New York en, ten deele, voor onze inheemsche effecten-
markt, doch overigens hebben de hier bedoelde voorvallen
overal een ‘remmenden invloed op het zakenleven uitge-
oefend.
In de eerste plaats is dit wel het geval geweest voor
B er 1 ij n. De ontreddering daar ter plaatse is zoo groot
en, in aansluiting hieraan, de zakenomvang zoo buitenge-
woon gering geworden, (lat het beursbestuur er toe is over-
gegaan, de deuren der beurs tot nadere aankondiging te
sluiten. Deze maatregel teekent wel meer dan eenige andere
den uiterst serieuzen toestand. Eet zijn niet slechts dc situaties, ontstaan uit de scherpe eischen, door de Geallieerden gesteld ten opzichte van de verlenging vais het wapenstilstaudsverdrag, die den geest
van onrust hebben wakker geroepen, hoewel deze uit den
aard der zaak wel den stoot hebben gegeven. De ‘eisch van
uitlevei-ing van de gansche Duitsche haudelsvloot, ‘zonder
hiertegenover verplichtingen op zich te willen nemen ten
aanzien van de verzorging van Duitschland met levensmid-
(leien en grondstoffen hebben een gevoel van machteloos-heid bij onze Oosterburen te voorschijn geroepen, een, ge-
vei, waaruit begrijpelijkerwijze de conclusie is getrokken,
dat het op algeheele vernietiging van Duitschland bij de
voormalige vijanden is gemunt. Voorloopig hebben de onder-
handelaars van Duitsche zijde niet aan den gestelden eisch
toegegeven, ondanks het feit, dat hun de machtsmiddelen
ontbreken, om de weigering te kunnen handhaven. Doch
men rekent er eenigszins op, dat de Entente terug zal
schrikken voor geweiddadige maatregelen ter inwilliging
harer verlangens
(b.v.
door een verdere bzetting van
Duitsche ilijk of door een totale weigering van den aan-
voer van 1eveismi’ddelen) wijl hierdoor de toch reeds anu-
wezige Boisjewieksehe neigingen aangewakkerd zullen wor-
den en zoodoende gemakkelijk de gelegenheid wordt gebo-
ren om dcii rovolutionnajren bacil ook naar de landen der
Cealiieei-deu te doen overslaan.
Inmiddels tast men opitrent de’ te nemen maatregelen
der Entente nog geheel in het onzekere. Het spreekt van-
zelf, dat dit cle beurs tea sterkste heeft verontrust, waarbij
nog is gekomen het besluit tot algemeene staking te Ber-
lijn, hetgeen gepaard is gegaan. met straagevechten en
oproeren van zeer grooto beteekenis, vermoedelijk grooter,
dan wij hier te lande uit cle spaarzame dagbladberichten
kunnen opmaken. Naar allen schijn is de positie der Regee
ring op sommige dagen iniet minder dan hachelijk geweest en
hoewel het gevaar thans klaarblijkelijk voor een goed deel
geveken is, staat men nog immer voor de mogelijkheid van herhalingen. Een eventueele overwinning der Spartacuslie-
den, ook al moge deze tijdelijk zijn, vormt nog steds het
schrikbeeld voor het geordende deel der Duitsche samenle-
ving cii het voorbeeld der’ Russische bolsjewiki kan geen
stimulans vormen voor het zakenleven ter beurze, noch
voor een opwaartsehe beweging van het algemeene koerspeil.
Dit koersniveau is dan ook in de berichtsperiode voort-
durend gedaald. Het allerergst hebben hieronder wel de
Öbligatiën der diverse oorlogsleeningen te lijden gehad, on-
danks het feit, dat de Regeering nog steeds voortgaat met
.interventie-aaukoopen. Deze kunnen echter uit den aard der zaak slechts ‘van zeer bescheiden omvang zij, zoodat
in geen enkel opzicht een tegenwicht kan worden gevormd
tegenover het overweldigend aanbod van de zijde der bezit.
ters van oorlogsieeningen, zoowel als van’ hen, die in het
vooruitzicht van een verdere reactie in blanco verkoopen.
Tot nu toe heeft cle Rijksbank drie verschillende soorten
van interventie toegepast. Pri,mo werden bedragen tot
Mk. 2000 direct van particulieren geaccepteerd, indien be-
wezen kon worden, dat de verkooper behoefte aan baar
geld had. Secundo bestond voor, kleinere firma’s een be-.
perkte verkoopmogelijkheid, in zooverre, dat deze dagelijks
tot een maximum van Mk. 15.000 aan, obligaties konden
aanbieden. Tertio konden alle banken en firma’s, die in-
schrijvingen op de oorlogsleeningen hadden ingediend, een
.bepaald percentage dezer inschrijvingen tot den door de
Regeering vastgestelden interventiekoers opnemen. Lang-
zamerhand is deze koers meer in overeenstemming gebracht
met het werkelijke beursniveau (thans bedraagt hij 90Y
pCt.), doch desondanks verkrijgt men bij interventie door
de Regecring nog een viertal procenten meer, dan bij gewo-
iien beursverkoop. Van deze omstandigheid maken sommi-

gen gebruik, door op de vrije markt in te koopen en de
aldus verkregen obligaties aan de Rijksbank aan te bieden.
Vermoedelijk zal dan ook binnen afzienbaren tijd een
verdere verlaging van den intêrventiekoers tegemoet gezien
kunnen worden, teneinde dezen shiikhandel onmogelijk te
maken.
Behalve de gebeurtenissen op het terrein van binnen-
landsche en baitenlandsche politiek hebben de belasting

1
voorstellen der Regeering de daling van oorlogsieeningen

1
sterk in de hand gewerkt. Er zal n.l. een belasting van
10 pCt. van de rente-opbrengst van alle obligaties, pand-
brieven, ens., worden geheven, waarvan de stukken der
oorlogsieeningen niet zijn vrijgesteld. Oorsronkeljk is
hieraan wel gedacht, doch ‘de overweging, dat door vrij-
çstelling een mindere opbrengst van 800 A, 850 millioen Mark
jaarlijks zou worden verkregen, heeft den doorslag bij het
besluit tot heffing gegeven. Voorloopig zijn aandeelen van
deze belasting vrijgesteld, doch zeer waarschijnlijk zal te
(lien opzichte binneikort een dividendenbelasting worden
ingevoerd.. Buitenlandsche houders zijn van de heffing uit-
gesloten.

In aansluiting aan cle voortdurende daling van den Mar-
kenkoers in het neutrale buitenland is voorts• wederom
een stijging ingetreden in exotische waarden, welke echter
niet dien omvang van voor enkele weken heeft aangeno-
‘men, wijl than.s wel vast staat, dat de overname van deze
fondsen’ door de Regeering niet tot buitensporige prijzen
‘zal geschieden. De verzending van buiteulandsche papieren
over de grenzen is thans geheel verboden, voorloopig zelfs
voor die fondsen, die reeds v66r het Eegeeringsbeshuit naar
liet buitenland waren verkocht.
Van de overige markt te. Berlijn kan slechts worden
gezegd, dat zij uiterst stil is geweest en dat de koersen zich meerendeels in dalende richting hebben bewogen.
Te We enen heeft men zich voornamelijk bezig gehou-
den met ‘de te nemen maatregelen inzake de afstempeling
vau Kronenbiljetten. Dat het’ tot deze afstempeling zal
komen, is thans zeker, al• wordt deze van officieele zijde
emotiveerd, met de mededeeling, dat zij slechts geschiedt
als tegenmaatregel tegen de besluiten der Tschecho-Slowa-
ken. Naar bekend, is te Pi-aag de afstempeling thans vol-
komen doorgevoerd, waarbij men slechts de helft van de ingeleverde biljetten in den vorm van afgestempelde bil-
jetten terug verkreeg.
1)
Voor de i

esteerende 50 pCt. ont-
ving men een kwitantie, die niet verkoopbaar is en die
vermoedelijk zal moeten dienen tot dekking van de nog te
heffen belastingen. Men betaalt ‘derhalve reeds bij voorbaat
een gi’oot gedeelte der nieuwe heffingen.’
Ook in Hongarije overweegt men dergelijke maatregelen.
Te Budapest heeft eên conferentie van, deskundigen op
financieel gebied plaats, gehad, welke ‘êchter in de eerste
jilaats het vraagstuk der dekking van de géweldige staats-
uitgaven te behandelen had. De voornaamste’kwestie was
hier de vermogensbelasting, waarbij van verschillende kan-
ten het belastingvrije maximum ad Kr. 20.000 als te laag
verd beschouwd. Voorts’ werd gediscussieerd over de wijze,
waarop de te verkrijgen belastingpenningen besteed moeten
vorden, of zij nl. in de eerste ‘plaats moeten dienen tot
vermiiidering der vlottende schuld of tot gedeeltelijke afbe-
taling der oorlogsleeningen. Omtrent dit punt kon nog geen
eenstemmigheid worden verkregen, hoewel het wel reeds
‘kast staat, dat de dienst der oorlogsleeningen zooveel moge-
lijk intact zal worden gehouden, vooral met het oog op
het geweldige belang, dat levensverzekeringen, banken,
pensioenfondsen, ed. bij de oorlogsheeniugen hebben.
De beurs te N e w Y o r k heeft, zooals reeds in den aan-
vang van dit overzicht werd medegedeeld, een uitzondering
6p
den algemeen ongunstigen toestand der effectenmarkten
gemaakt. De steun, die vermoedelijk van Regeeringswege
aan’de spoorwegondernemingen zal worden verstrekt, heeft
het denkbeeld doen ontstaan, dat ook op industrieel gebied
door het Gouvernement alles zal worden aangewend, om de betrokken bedrijven in alle opzichten te steunen. Ver-
moedelijk tast men te dien opzichte niet mis, daar door de
komende vrijheidsleening cle bedragen tot verdere crediet-
‘erleening aan de Geallieerden gevonden kunnen worden
en zoodoende, weder vooi’ laatstgenoemden de gelegenheid
bestaat, nieuwe opdi-achten aan de Amerikaansche industrie
te verstrekken. In het licht van deze overwegingen heeft de
beurs te ‘New York dan ook van een krachtige opleving
blijk kunnen geven. Ongetwijfeld waren voor sommige fond-
Sen factoren van zuiver localen of markttechnischen aard
voor de koersverheffing verantwoordelijk (zooals o.a. bij
de preferente aandeelen der American Hide & Leather het
eva1 schjt te zijn, waar de contramine klaarblijkelijk te
1)
Zie voorts het artikel op pag. 263.

272

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Maart 1919

groote verkoopen in blanco heeft geëffectueerd) doch over
het geheel was de tendens vast en waren de toekomstver-
wachtingen van optimistischen aard.
Te L o n d e
11
is de effectenmarkt niet al te opge-
wekt geweest. De vrees voor verdere stakingen is nog niet
verdwenen, te minder,, wijl thans ook klassen van werk-nemers, die zich tot nu toe ver van iederen strijd tot ver

betering hunner lotspositie hebben gehouden, zich tot aan-
sluiting aangorden. Op het voorbeeld van Duitschiand heb-
ben fl.1. de bankbeambten in Engeland zich vereenigd tot
vakbonden. Enkele personeelen hebben een z.g. ,,internal-guild”, d.w.z. een organisatie van beambten, alleen bij een
bepaalde instelling werkzaam, gevormd; – voor het grootste
gedeelte echter zijn de betrokkenen aangesloten bij zuivere
vakvereeniging, z.g. ,,outer guilds”, door welke thans
eischen van loonsverhooging, pensioen op 60-jarigen leef-
tijd, enz. worden gesteld.

Ook te Pa r ij s is de beurs niet al te geanimeerd geweest,
tengevolge van de hierboven reeds gereleveerde objecties
ten aanzien van het wapenstilstandsverdrag, door Duitsch
land opgeworpen. Ook heeft de verdere verhooging van de
rnaximumgrens voor de biljettencirculatie der Bank
van Frankrijk geen stimuleerende uitwerking gehad. Deze
grens is thans nl. gebracht van 33 op 36 milliard Franc
terwijl tegelijkertijd de voorschotgrens van de Bank aan dê
Regeering is verhoogd vah 21 tot 24 milliard Francs. De
geweldige toename van de biljettencirculatie komt duidelijk
naar vören in onderstaande data.en cijfers, die het maxi
mumbedrag der biljettencirculatie op de diverse genoemde
tijdstippen weergeven:
4
Maximumbedrag der bankbiljettencirculatie: (in milliard Fres.)
29 December

1911

…………….6,8
5 Augustus

1914

…………….

12,—
11 Mei

1915

……………..15,—
15 Maart

1916

…………….18,—

,
15 Februari

1917

…………….21,-
10 September 1917

…………….24,-
7
Februari

1918

…………….27,-
3 Mei

1918

…………….

30,-
0 September 1918

…………….33,—,
4 Maart

1919

…………….

36,-

T e o n z en t heeft de markt voor inheemsche
staats-

leeningen
geen onverdeeld gunstigen aanblik gehad. Aan-
vankelijk werd dit veroorzaakt door de onzekerheid, die.
nog steeds bestond door de publicatie van de eischen, door
sommige Belgische kringen gesteld, doch toen bleek, dat
vermoedelijk deze kringen niet door de vredesconferentie
zouden worden gesteund, kon een verbetering van onze
staatsleeningen toch niet intreden, wijl de mededeelingen
van den Minister van Financiën aangaande een verdere
mogelijke leening ad
f
400 millioen deprimeerend werkten.
Wel is een kleine verbetering ingetreden, doch over het
geheel bleef het aanbod overwegend, zoodat van een herstel
van eenige beteekenis geen sprake kon zijn.
Buitenlandsche staatsfondsen waren stil, doch vast van
toon. Russen eer’der iets lager, ondanks berichten -‘van
nederlagen der Bolsjewiki.

4 Mrt.
7 Mrt.
o
10
Mrt.
R5’F
dalin
44/
t
0/
Ned. W. Sch.

1916
91
91
90’/4

0/4

1

4

0

,

,,

,,

1916
83/,,
83
1
/8
82
0
Iio

1
38/
t
0
/0

,,

,,

,,

. . . .
70’/ 70/4
70/4
…f.

1/

3

0/

,,

,,

,,

. . . .
63
1
/2
641/
4

64
+
‘l,
21/,
0/

Cert. N. W.
S .

……
538/4
547/s
53’/2

1/4

5

0/

Oost-Indië 1915 ….
94I8
94 94

/8
4

0/,

Hongarije Goud ….
37/,
38
38’I4
+
8/4

4

0/

Oostenr. Kronenrente
28
26I8
27

1
5

o/o Rusland 1906 ……
39’/4
391/
4

391/
s


40/,
0/

Iwangorod Dombr..
29
1
!2
28
1
/4
28
1
/,

1
4

0/

Rusland Cons. 1880
28 27
1
/o
26’Io

1
7
18
4

0/

Rusl. bij Hope &Co… 30’/
29
1
/8
29’/

1/
2

4

°/o

Servië

1895 ……..
52
50’/,
50′!,

1
1
!2
41!,
0/,
China Goud 1898

.
67/s
67
1
12
68
1
/
+
1
1
/a
4

0/

Japan 1899 ……..
‘7G
70
70
4

/o Argentinië Buitenl..
64
1
/8
64/s
5

0/

Brazilië 1895

……
72/o
72/8
72/&
5

0/

,,

1913

……
7l’/
71
1
/o
71
1
/8

Van de locale afdeelingen hebben
scheepvaartwaarclen
in
den aanvang der berichtsperiode wel de meeste aandacht
getrokken door den omvangrijken handel, welke in aan-
ileelen en claims van aandeelen der Holland-Amerika Lijn
bestond. Langzamerhand echter daalde de belangstelling
(hoewel de omzetten nog vrij groot bleven) en hiermede de
koersen der aandeelen en voorkeursrechten. Deze reactie
stond echter in verband met den teruggang in het algemeen

op de scheepvaartmarkt De jaarverslagen der diverse
scheepvaartondernemingen kunnen thans langzamerhansl
tegemoet worden gezien en hand aan hand gaat hiermede
een taxatie door beurs en publiek van de vermoedelijke
resultaten en een verdisconteeren van de verwachtingen.
Dat men hiermede wel eens te sterk naar den optimistischen
kant kan drijven, heeft de afgeloopen week wel bewezen.
Aandeelen. Holland’sche Stoomboot-Mij. b.v. werden sterk
gekocht in de verwachting van een dividend ad 20 pCt. en
de koersverheffing van dit fonds had een gelijke uitwerking
op de overige aandeelen der betrokken markt. Toen echter
de categorische mededeeling kwam van de Directie der
Hollandsche Stoomboot-Mij., dat de dividenduitkeering be-
langrijk minder dan 20 pOt. zou bedragen en toen daarna
officieel bekend werd gemaakt, dat 15 pCt. op de aandeelen
zou worden uitgekeerd, trad een reactie van beteekenis in,
die op haar beurt weder de gansche markt aantastte. Tegen
het slot echter kon een eenigszins betere tendens de over-
hand houden. –

4 Mrt.
7 Mrt.
10
Mrt.
Rs5of
dalin

Holland-Amerika-Lijn

..
412
1
/
409
414
+ 1
8
/

,,

,,
gem.eig
393
1

391 394
+.14
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij
310
305
309
– 1
Roll.
Alg. Atl. Stoomv.-Mij
161′!2
.1610/,

Hollandsche Stoomboot-Mij
205 205
206
+
1
Java-China-Japan-Lijn
306
1
/1
307 308
+ 1’/
Kon. Hollandsche Lloyd
173V2
172 174
1
/
+
0/4

Kon. Ned. Stoomb.-Mij…..
236
235
236
Kon. Paketvaart-Mij …….
24l’/,
240/4
240

1
1
!2
Maatschappij Zeevaart
340

.
337
336

4
Nederl. Scheepvaart-Unie
252
2511/
4

251
– 1
Nievelt Goudriaan
……..
513
512
511
—2
Rotterdamsche Lloyd……
279
278 279
1
!2
+ ‘/
Stoomv.-Mij. ,,Hillegersberg'”
298
298
298
,,Nederland”
291
1
!4
292
‘/s
291
– 1!,

,,Npordzee”
171 175
173′!,
+
2’/4
,,Oostzee”

….
387 387 387

Ook de afdeeling voor
cultuurwaarden
was bewogen.’ In
aandeelen Handelsvereeniging ,,Amsterdam” werden groote
aankooporders geëffectueerd, welke gebaseerd waren op de
verwachting van een uitkeering van dividend in den vorm
van aandeelen, een bonus derhalve. Nu eens tegengesproken,
dan weder bevestigd, waren de aandeelen het middelpunt
van een levendige belangstelling, hetgeen gepaard ging met
vrij belangrijke koersfluctuaties. De overige aandeelen dezer
afdeeling volgden nauwkeurig het koersverloop van aan-
deelen H.V.A. De bij de suikercultuur betrokken bankaan-
deelen echter waren doorloopend vast gestemd, met name
voor aaudeelen Nedcrlandsch-Indische Handelsbank en Ne-
derlandsche Handel-Maatschappij.

De
petroleuniafcleeling was
in den aanvang der ‘berichta-
periode Vrij mat. De omzetten in het hoofdfonds, Konink-. lijke Petroleum-Mij., waren niet zoo omvangrijk, mede uit
hoofde van den uitgebreiden handel in scheepvaart- en
cultuurvaarden, waardoor de aandacht eenigszins werd
afgeleid. Spoedig echter wijzigde zich dit aspect en trad
meer kooplust op den voorgrond, vooral toen ook voor
aandeelen Geconsolideerde grootere vraag ontstoncl. Als
oorzaak voor de rijzing van dit laatste fonds werd aange-
geven het verdwijnen van de vrees voor, socialisatie der
petroleumbronnen in Roemenië In de overige soorten van
deze rubriek ging slechts zeer weinig om.
Rubberwaarden
bleven vast van toon, zonder dat het
nochtans tot groote zaken kwam. Ook hier is men in af-
wachting van de komende jaarverslagen, waarbij men
echter over het algemeen niet bijzonder optimistisch ge-
.stemd is.
Tabakken
geheel verlaten en met afbrokkelende koersen.

4 Mrt.
‘7 Islrt.
10
Mrt.

Amsterdamsche Bank

….
188 188 189
+ 1
Ned. Handel-Mij. cert. v. aand.
1802/4

181/8
181
+
1/4

-Rotterd. Bankvereeniging
..
141
1
!,
142 142
+
7/

Amst. Superfosfaatfabriek..
172
1
!1
172
171
1
/
– 1
Van Berkel’s Patent …….
l54/
150
154/4

Inoulinde Oliefabriek ……
244′!,
245
246’/,
+
2
Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand.
104
104V4
104 8/4
+ 8/4

Ned. Scheepsbouw-Mij. ….
180’/
178
180

Philips’ Gloeilampenfabriek
428
415 426

2
R. S.
Stokvis
&
Zonen
….
556
565
1
!3
572
1
/2
+
16
1
19
Vereenigde Blikfabrieken..
137
1
!,
137
1
!
137

.

‘1,
Compania.Mercantil Argent.
241
243/a
244
+
3
Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
149
1
!,
149
7
/8
150′!,
+ 1
Handelsver. Amsterdam….
419
1
/
420’/
425’/
. +
6

12 Maart 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

273

4 Mrt. 7 Mrt. 10 Iiirt.
Riizingof

Hol!. Transatl. Handeisver. 139
1
/s 136

13818 – 1
Linde Teves & Stokvis ……
224
1
/2
2231/4
223/

VanNierop&Co’sllandel-Mij
174
1
/2
174
1
/2
175

+
1,
Tele & Co’s Handel-Mij ..

153V2
153

154
1
/
2
+
1
Gecons. Hol!. Petroleum-Mij 231
3
/ 236

2521/2
+
202/4
Kon. Petroleum-Mij. ……
589′!,
595

597

+
7112
Orion Petroleum-Mij…….78

80

82

+ 4
Steaua Romana Petr.-Mij. lSl’/a 150

155
+
3v/s
Amsterdam -Rubber-Mij ….. 186

187
1
/2
190

+ ‘
!,
Nederl.-Rubber-Mij. …… 107′

105

108

+
1/

Oost-Java-Rubber-Mij. …. 236’/

2342/
4
241
1
I
2 + 5
Deli-Maatschappij ……..517

508
1
I

510

– 7
Medan-Tabak-Maatschappij 230/, 228
1
!,
229


Senembah-Maatschappij

482

475

477

– 5

De
Amerikaansche markt
was op sommige dagen zeer le-
vendig. De aanleiding hiertoe vormden de geanimeerde
indicaties van Wallstreet, benevens de verwachting, dat
thans binnen afzienbaren tijd het arbitrageverkeer weder
mogelijk zal worden. Hierdoor wordt het publiek er toe
gebracht wat meer aandacht aan de koersen uit Wallstreet
te ‘verleenen en een gedeelte van het beschikbare kapitaal tot aankoop van Amerikaansche fondsen te bestemmen.

4 Mrt. 7 Mrt. 10 Mrt.
Rijzingof
dalino
American Car&Foundry .

87
3
/4

87
1
!,,
89

+ l/4
Anaconda Copper ……..133

133
1
/

134
1
12
+ 1V
Un. States Steel Corp ….. 90’/

91’Ia

931/4 + 3

Atehison Topeka ……….92’/s

93

94

+ la/s
Southern Pacific……….96

96′!s

96’/

+ 1/

Union Pacific ………….. 137

136′!2 137118 + /8
Int.Merc.Marineafgest…..27
1
/a

27′!8

281/4 + 2/4
prefe. 119

119
1
12
125

De
çjeldmarkt
toonde weinig verandering; prolongatie
ongeveer 3% pCt.

GOEDERENHANDEL

GRANEN.

11 Maart 1919.
In den aard der berichten omtrent de te velde staande
oogsten is in den loop der afgeloopen week geene veran-
dering gekomen. In de uitvoerlanden behalve Britsch-Indië
wordt dus nog steeds overvloed aan granen en voederarti-

Noteeringen.

Chicago

Bucnoa
Ayre3
Data

Tarwe

Mars

Haver

Tarwe

Mars Ltjnzaad
Maart
I
Maart
I
Maart

April
I
April
I
April

kelen verwacht en voor West-Europa rekent men met goede,
doch niet overvloedige oogsten. VclSr vaststaat, dat deze verwachtingen zijn bewaarheid, zal, naar het zich nu laat
aanzien, de geheel vrije graanhandel niet zijn teruggekeerd.
Vöor tarwe althans schijnt men in de geallieerde landen en
de Vereenigde Staten de regeeringsinmenging, zij het in
gematigden vorm, ten minste tot dat tijdstip te willen laten
voortbestaan in verband met de groote tekorten, die in
Midden- en Oost:Europa zullen bestaan en die bij vrijen
handel tot overmatige prijsstijging zouden kunnen leiden.
Van langeren duur zullen volgens het plan van Sir Auck-
land Geddes, den Engelschen Minister van ,,reconstruction”
de Engelsche maatregelen ter bevordering van den land’
bouw blijven bestaan, opdat niet het Vereenigd Koninkrijk
weder in dezelfde niate als vclSr den oorlog voor Zijne
broodvoorziening afhankelijk zal zijn van den invoer.
Met het vrijlaten van den handel wordt in Engeland
langzamerhand voortgang gemaakt. Zoo is de import van
Californische, Oregon en Chili-gerst, de soorten, die voor
cle brouwerij worden gebruikt, weder aan den handel over-
gelaten, evenals van enkele boonensoorten. In overeenstem-
ming met de lagere zeevrachten heeft de Engelsche regee-
ring hare prijzen van mais en boonen belangrijk verlaagd.
Plata- en Noord-Amerikaansche mais kosten met ingang
van 17 Maart 60/-, Zuid-Afrikaansche 65/- per quarter;
éene verlaging van 8/- tot 16/- per quarter.
De maismarkt in Noord-Amerika was in de afgeloopen
week weder vast met kleine aanvoeren en stijgende prijzen,
die nu weder vooi- den spoedigsten termijn de hoogte van
begin Januari hebben bereikt. De markten in Argentinië
blijven voor tarwe en mais flauw. Dit geldt vooral voor
het laatste artikel, waarvan de prijs den verbouwer geene
winst meer laat. De door de Argentijnsche regeering voor
den export vastgestelde minimumprijzen zullen daarin vrij
zeker geene verbetering brengen. De lage prijzen zijn ver-
oorzaakt door het gebrek aan scheepsruimte en de belas-
ting, die nu op den uitvoer wordt gelegd, zal waarschijn-
lijk slechts veroorzaken, dat die uitvoer, die bovendien nog
belemmerd wordt door de nog steeds in de Argentijnscbe
havenplaatsen heerschende stakingen, nog vermindert we-
gens de houding dci

exporteurs, die weigeren de minimum-
prijzen te betalen.
Lijrizaad blijft prijshoudend, doch de verschepingen uit
Argentinië zijn in den laatsten tijd uiterst klein.
N e d e r 1 a n d. Veel wordt aan de markten te Rotter.
dam en Amsterdam reeds gesproken van zaken, die gedaan

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten.

10 Maart
1
3Maart
1
10Maart
1919

1

1919

1

1918

Tarwe (inlandsche)

…..
.
1

25,-
1)
25,-
1)

1


8 Mrt. ’19 226

139

59
1
/a

10,20

4,55

18,80
Rogge (70 Kg. natuur gew.)
1

2,50
1
)
1

28,502)

1
1 Mrt.’19 226

131’/

57
1
/s

10,352)

4
,
455)

18,158)

Mais (La Plata)

……..
1


1


1

400,- ‘)
8Mrt.’18 220

127
7
!8

91!4

13,05

6,60
4
)

20,65
Gerst (60 Kg. natuur gew.)I
23,-
1
)
1

23,- ‘)
1


8 Mrt. ’17
1888/44)
1083/
4)

59I2′)

14,30

9,25
1
)

21,60
Haver (38 lb.white clipped)
1

25,- ‘)
1


1

20,-
1)

8 Mrt.’16
llO’/s
4)
.
74/2
4)

43

4)

8,658)

5,354)

12,50
Lijnkoeken

(Noord-Ame-
1
20Juli’14

82

‘)

56
1
/8
‘)

36’/3
1
)
1

9,402)

5,382)

13,70
2
)
rika van La Ptata-zaad)l
37,501)
1

37,50
1)
30,-
‘)
t)
per Dec.

8)
per. Sept.

‘)
per Maart.

4)
per Mei.
Lijnzaad (inlndsch)

.. . .
1

40,-1)

1

40,-
t
)

‘)
Regeeringsprijs.

AANVOEREN in tons van
1000
K.G. voor verbruik in Nederland.

Rotterdam
Am,terdam
Totaal
Arttkden.
2-8
1

Sedert
1

Overeenk.
2-8
1

Sedert
1

Overeenk.
1

1919 1916
Maart
1919
1
Jan.
1919
1

tijdvak
1918
Maart
1919
1

1
Jan.
1919
1

tijdvak
1918
1

Tarwe ……………..
14.353


5.970

20.323

Rogge
……………..-
.-



8.690

8.690

Boekweit

………….-








.-
















Mais

…………….-







Gerst

……………..-
Haver

……………..-

Lijnkoek ……………







Lijnzaad
……………-

Tarwemeel
…………
.-
35.679
– –
7.429

43.108

Andere meelsoorten..
4
..447
1.098
5.650




5.650

AANVOEREN
in
tons
van
1000
K.G. voor
het Buitenland.

109.286 57.550
– –

109.286
57.550

13.216 19.898
– –

13.216
19.898

– –




Tarwe
……………….

Tarwerneel
…………
81.875
– – –

81,875

Mais

……………….

Rogge
……………….

20.185
– –
– –
20.185

Gerst

……………..-
Haver
…………….

16
..465

50.251
– –
– –
50.251

Andere meelsoorten….
8
..364


1

65.985
1


.


1


1

1
65.985

274

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12
Maart
1919

zouden zijn en van offerte, die worden gemaakt, doch hij nader onderzoek blijkt tot nog toe meestal, dat de berich-
ten voorbarig zijn en (lat het aantal afgesloten zaken nog uiterst gering is en bovendien betreffen die zaken artike-
len van minder beteekenis dan granen en lijnkoeken. Wel
is dus nu, zooals in een onzer vorige berichten vermeld, den
handel toegestaan, zich naast de regeering bezig te houden
met den import van voedergraan en veevoeder, doch om verschillende redenen ontwikkelt zich die import slechts zeer langzaam. Het grootste bezwaar ligt in de moeilijk-
heid om scheepsruimte te bevrachten. Het laat zich echter
aanzien, dat binnenkort eenige bevrachtingen tot stand
komen, waarna met de zaken van grootere beteekenis dan
dè tot nog toe afgeslotene een aanvang kan worden ge-
maakt.

SUIKER.

Naar verluidt heeft de Nederlandsche Regeering
30.000 tons Java-suiker gekocht hoofdz’akelijk uit den ouden
oogst op basis van
f
17
1
12
per pikol eerste kosten voor witte

suiker en
f
14
8
I4
tot
f 15
1
Ii
voor No. 16 en hooger en
Mei/Juni levering uit den nieuwen oogst tot ongeveer
f16
1
12
voor witte suiker. Eenig charter schijnt hiervoor nog niet
afgesloten te zijn, terwijl het artikel suiker ook niet behoort
tot de tot dusver door de Geallieerden voor import in
Nederland toegelaten producten.
De markt op Java blijft zeer vast. Na eenen verkoop
van 1 millioen picols No. 16 en.h. uit den nieuwen oogst
tot
f 1.4I2
werden niet onbelangrijke partijen witte suiker
tot f16.- verkocht.
In den laatsten tijd werden herhaaldelijk berichten ont-
vangen, die er op duiden, dat men in Engeland de
regeringscontrole op den invoer van suiker spoedig zal
opheffen. Reeds werd aan Engelsche firma’s de vrijheid
teruggegeven om naar alle overige landen zonder speèiale
toestemming der regeering handel in suiker te drijven.
Het is dus niet onwaarschijnlijk, dat de dagen der Royal
Commission, die overigens in moeilijke tijden goed werk
geleverd heeft, geteld zijn, doch moet daarbij niet verwacht
worden, dat ook de officieel vastgestelde prijzen voor suiker in Engeland spoedig zullen worden gewijzigd. Zoolang deze
prijzen echter niet verhoogd worden is Javasuiker te duur
om aldaar te concurreeren. De voorraden in de 3 voornaamste
havens bedroegen op 1 Maart:

1919

1918

1917

Londen …………..96.844

50.952

29.203 tons

Liverpool ………….44.044

32.716

1.653

Clyde…………….23.851

5.697

8.080

Totaal ……164.739

89.365

38.936 tons

Cuba – statistiek:

1919

1918

1917

Ontv. der week tot 22 Febr. 170.163 140.358 122.800 tons
Totaal sedert 1 Dec.
‘) .. – . ..
918.353 936.012 815.153
Werkende fabrieken 190 193 –
Exp. d. week tot 1 Febr…

62.565

46.005

66.103 tons
Totaal sedert 1 Jan. 1919 201.144 156.840 246.458
Totaal voorraad 3 Febr…. 249.232 344.769 198.781
1)
1918117116.

NOTEERINGEN

Dato
Amsterdam
per

Londen
New York

Tates
1

Whlte
Ame,ic.

Maart
Cubes
1

Javas
bied
Centrtfugali.
No.l
fob.

7 Maart 1919..
f

64/9 23/3

7,28

28 Febr.

1919..
,,


6419
23/6

7,28

7 Maart 1918..
,,

– .
5319 1413


7 Maart 1917..
,,

22
1
/o
47/1
1
/3
21/3
321-
5,27 9.5,46

20 Juli

1914..,,
11
8
1,,
18/-


3,26

RUBBER.

De markt te Londen was in de afgeloopen week kalm
gestemd. De prijs voor loco rubber liep iets terug, terwijl
de overige noteeringen nagenoeg onveranderd bleven.
De voorraden te Londen bedroegen op 6 Maart 15.500 Tons.

Slotnoteeringen:

prima crêpe loco/Maart ..
2/-
1
I,
einde voorafg.week 2/1
Apr./Dee.

. . 2/1
1
/4

…………….2/1

Jan/Juni .. 211
1
/2

2/111
4

smoked sheets
1/4
a
2/
d. minder

2/4
a

d. minder.
hard cure fine Para …… 2/4’/4 Para ……….2/5

KOFFIE.

Statistiek der firma G. Dnuring & Zoon.

Zichtbare vooriaad op 1 Maart, in duizenden balen.

1919 1918 1917 1916 1915

Voorraad in Europa ..

558

2.634

3.658

3.379

4.346

(Brazilië .. 1.141

151

640

728

1.209
Stoomend OostIndië.

1

1

?

135

61
n. Europa Iver. Staten

8

29

1.699 2.785
4.298
4.250
5.645

922
2.512 2.497 1.900
1.719

1.072
523
1.007 495
412
1
?
1
3
12

3.693

5.820

7.862

6.648

7.788
690
1
)

6972)

263

438

408

4.1248)
39794)
2.203

2.176

1.809
61

73

30

48

26

8.568 10.569 10.298 9.310 10.031
8.582 10.284 10.601 . 9.986 10,128

1918 1917 1916 1915 1914

Op 1 Juli ……….8.710

7.778

7.091

7.538 11.289

hierin niet begrepen
124
dz. bi.
,.

49 ,, .,
l
gekocht door de regeering van
2)

,,

.,

,,

2.949 ,,

. (

San-Paulo.
4)

•,

1.939

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolif
& Witkamp en Leonard Jacobson & Zonen).
Noteeringen en voorraden. –

Rio

t

Santos

1
Data

1

1

1
Wisselkoers
Voorraad

Prijs 1 Voorraad 1 Prijs
No.7
1

1
No.4
1

8Maart1919
667.000
10950
3.898.000
13300
13
1
/to
1

,,

1919
674.000
10.900
4.086.000
13.200
13/,o

22 Febr. 1919
699.000
11.100
4.249.000
13.200
Ï3′
,52
8Maart1918
731.000
4300
4.091.000 4.200
13
18
j,

Ontvangsten.

Rio
Sanio.,
Data
Afgeioo pen
Sedert
.4fgeloo pen
Sedert
week
I

1 Juli
week
1
Juli

8 Maart 1919
d
25.000
1.218000
158.000
5.644.000
110.188-000
8 Maart 1918
37.000
182.000

KATOEN.

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middling Uplands).

lOMrLl9l3Mri.l9
I24Febr.I9
II Mrt.18 IOMrt.’l7

New York voor
Middling

..
27,15e
26,25 c
25,90 e
33,25 c
18,25 c

New Orleans voor Middling
27,25e
26,- c
27,25 c
32,50 c 17,50 c

Liverp. v. Good
Midd.Texas..
15,68 d
17,30d
18,43 6.
24,12 d’)
11,94 d’)

‘) Good Middling Amer.
‘) 9 Maart ’17 Middling Amer.

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansehe havens.
(In
duizendtallen balen.)

1
Aug.18
tol
Otereenkomstige perioden

7Moart19 1917-I8
1916-17

Ontvangsten Gulf-Havens..
4146
}
4787
}
5940
‘1

Atlant. Havens
UitvoernaarGr.Brittannië

1

1711
2050
‘t Vasteland.
3161
841
1658

Japan etc,..
268
428

Voorraden
in
duizendtallen
7Maart 19
8Maart 18
1
9 Maart

17

1359 1502 1249

Binnenland …………..
1455
1168
1096
Amerik. havens
………..

7
135 144
New York

……………..
7

.

456
420
New Orleans
……………
Liverpool

……………
50 3
1)

461
774

1)
8 Maart ’19.

Voorraad Ver. Staten

Stoomend (Brazilië
naar

Oost-Indië.
Ver.Staten,

Voorraad in Rio Santos..
Bahia

Totaal ……
Op 1 Februari ……

’12: Maart: .1919

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

275

HUIDEN.

Bericht van de firma Grisar & Co.
In de buitenlandsche huidenmarkt konit meer beweging
en worden in de laatste weken zoowel van
Noord-
als van
Zuid-Amerika offerten gemaakt. Er komen dan qok klei-
nere zaken tot stand tot vaste prijzen; eenfactor echter
is nog steeds, dat de vrachtprjzen zo buitengewoon hoog
zijn. In Frankrijk wordt eerstdaags vrije handel toegestaan
in huiden; het wordt tijd, dat ook Nederind nu volgt.
Inlandsche huiden: De slachtingen Zijfl Vrij
belangrijk, de looierij echter moet betalen en betaalt dan
ook vdr boven maximumprijzen. Het zal nu spoedig blijken
of de conferentie met Z.Exc. den Minister op.28 Februari j.1. het gewenschte resultaat van absoluten vrijhandel zal
opleveren. Behalve enkele uitzonderingen is op dat punt
volkomen overeenstemming. –
K a 1f s v e 11 en. Er zijn onderhandelingen gaande om
50.000 kalfsvellen van 54-8 K.G. naar Engeland te zen-den. Inmiddels is bekend gemaakt, dat voor een beperkt
aantal kalfsvellen tot 5 K.G. den uitvoer naar Amerika
zal worden toegestaan. De uitvoer zal door bemiddeling
van de N.U.M. moeten plaats hebben en indien onze inlich-
tingen juist blijken, dan zal er een uitvoerpremie betaald
moeten worden voor de eventueele uitvoerconsenten. De zaak zelve echter is nog verre van duidelijk.
De drijverij .van de prijzen der versche kalfsvellen schijnt
verminderd te zijn,, maar de aangelegde prijzen zijn nog
ver boven het niveau. – –
L o o i s t o f f e n. Er komen veel offertes tot lagere
prijzen binnen; zelfs worden veel c.i.f. offerten gemaakt.
De looierij waagt het echter nog niet te koopen ‘zoo lang
de distributieregeling in handen is van het R.H.L.

Rotterdam, 8 Maart 1919.

VETTEN EN OLIËN.-

Daar, waar de’ telegrammen van en naar
.
Noord-Amerika
nog steeds zeer lang onderweg blijven en doorgaans via
Engeland ,,per boot” aankomen en vertrekken, blijft het nog
zeer moeilijk zaken tot stand te brehg’en.
01e o – Ma r ga r in e. Ofschoon er geen vaste offerten-aan
de markt zijn, .wil men gaarne biedingen van:

f
175 – voor N.-Amerik. Extra”
c.i.f. Rotterdam..
169 –

.

mooie Iie soort
150
—Jiss

v.

goede Iiie

Betaling op’ver-
toon van docu-
135 – voor Z.-Amerikaansche Ie
menten.
132,—

,,

,,-

Iie
naar Amerika’ overbrengen.
Premier-Jus. Door de Regeering gedane biedingen
van $ 43,— en .$ 41,– f.o.b. Buenos-Ayres voor resp.
Ie en Iie soort, zijn verder weder voor eenige duizenden
vaten aangenomen. Thans wordt in Zuid-Amerikaansche
Beefpremierjus niets meer geoffreerd, terwijl biedingen
voor .kleinere postjes van
f
122,— en f119,— voor resp. Ie en’-IIe soort-,,franco wal Rotterdam” geweigerd werden.
Voor ,,Extra”-Noord-Amerikaansche wil men
f
158,—,
voor Iie soort f147,— c.i.f. Rotterdam bieden.
Neutrallard. Hoewel niet officieel opgegeven, moet
hierin een en ander c.i.f. Rotterdam afgedaan zijn. (Prijs
onbekend.)
Purelard. (Zuivere Amerik. Reuzel). Er zijn eenige
posten begin der vorige *eek ad f171,— en f172,— (in
Tierces) c.i.f. Rotterdam prompte en Maart/April’afia’ding
verhandeld. ‘ ,.-‘

Cooking – Fat. Van de vorigè week genoemde biedingen
ad.
f
115,— c.i.f. Rotterdam (in kisten) zijn er voor 500
kisten geaccepteerd, terwijl er verder nog’ op antnoord/
gewacht wordt.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

Dato
Ijzer

Stand’rd
Tin
Lood
Zink

10 Mrt. 1919..
nom.
77.5/-
242.10
1
1
-‘
28.-/-
38.-f-
3

,,

1919..
nom.
74.-/-
229.15/-
28.-/-
40.-1-
9 Mrt. ‘1918..
nom.
liO.-/-
319.-/-
30.101-
52.-1-
9Mrt. 1917..
nom.
136.-1- 201.15/-
30.10/-

20Juli

1914..
51/4
61.-/-
145.151-
19.-1-
21.101-

VERKEERS WEZEN.

SCHEEPVAART.
8 Maart 1919. Uit de Veieenigde Staten wordt bericht,
dat contracten voor de levering van groote partijen steen-

kolen naar Italië afgesloten werden en wel tot c.i.f. prijzen,
die lager zijn dan Engeland kan aanbieden. Ook zouden
partijen kolen naar Scandinavië en Nederland verkocht zijn.
Men verwacht, dat •hiervoor in afzienbaren tijd een eind
zal komen aan de vastgestelde exportprijzen in Engeland,
zoodat verschepingen ‘van daar weder als vroeger op .groote
schaal hervat kunnen worden, voor zoov,er de dreigende
mijnwerkersstaking .den uitvoer niet ial stilleggen.
Katoenvrachten van Amerika zijn tegenwoordig op lagerè
-basis dan sede
T
t lan het geval was, ni. 1,6
ft
1,7
$.,
het-
-geen toegeschreven wordt aan het feit, dat de wijze van
ipersen der balen in den laatsten tijd veel verbeter.d is. Voor
katoen volgens de oude methode geperst is cle vracht circa
een’derde hooger.
De door Amerika indertijd in bezit genomen Nederland-sche schepen zullen geleidelijk teruggegeven worden. Een
behoorlijke termijn van opzegging van de loopende over-
eenkomst wordt voor elk schip in acht genomen. Pogin-
gen ,or4en aangewend om de schepen in niet Amerikaan-
sche havens terug te leveren. Ook zou de Amer-ikaansche
‘Regeering bereid zijn onder zekere voorwaarden de schepen
in Nederlandsche havens ter beschikking van de eigenaars
testel1en. , .’•
i
In Engeland wor.den eerlang wijzigingen verwacht in de
bepaliu.gen van de Inter Allied Chartering Committee. Voor
een groot gedeelte der bevrachtixigen ‘zou- geen goedkeuring
meer vereischt worden. Schepen beneden 500 ton vallen
reeds buiten de regeling. Dat deze veranderingen door de
belanghebbenden met genoegen worden tegemoet gezien,
zal geen betoog behoeven. Aanvragen voor scheepsruimte
worden veelvuidiger; vrachten waren vast.

GRAAN.,

All.
Kuit

Petro- Odeiia

Ve,. Stâtcn

San Lorenzo

Data

grad Rotte,-
Londen!
Ad

om

zoUe,-
DjL,toI
,wtte,- c.nge-

om

,

dam Kanaal dam

land

318

Maart 1919

161- 151-

– 110/-
24 F./1 Mrt. 1919

16/- 17/6

1151-
4/9 Maart 1918

5010


200/-
5110 Maart 1917


f
17,— 23/-

– 130/-

Juli 1914 lid.

713

1/11
1
/ 1/11
1
/4
121-

12/-

KOLEN.

Cardif

Oostk.EngeJand

Data

BÔ,-

Port

La

‘Rotte,- Golhen.

deaux

Sald

Jam

burg
Rivier

3/8
Maart 1919

541-

47/6

5216

501-
f 10
Kr.50
24 F./i M. 1919

541- .4716

47/6

55/-

10 ,, 40
4/9 Maart 1918 69/- 101/3 –

– ,, 45
5/10Maart 1911 34/-

59/3 –

70/-

Juli 1914 fr. 7,—

71-

7/3

14/6 ‘ 3/2

41-

Graan Petrograd pa, guarte, con
496 th.
zwaar, Odeuc

Unit, Ve,.
Stalen per guarter van 480 ik.,. zwaar.
Ooertge
noieeringen
per ton van 1015 K.G.

RIJN VAART.

Week van 3-tot 10 Maart 1919.

Gedurende de afgeloopen week hebben de,verladingen in
de Ruhrhavens geen wijziging in ‘den toestand gebracht.
Ofschoon er enkele dagen neiging was om het werk te
hervatten, wachtte men andere dagen vergeefs op de opkomst
der mijnwerkers, zoodat de aanvoeren in de laadhavens nog
verre van schitterend waren. De toestand bleef dan ook
vrij ‘wel gelijk en de vrachten bewogen zich op hetzelfde
peil als de vorige week. Ook wat het sleepwerk, betreft ging
er weinig om. De noteeringen waren van Duisburg ‘naar
Mannheim Mk. 2.50 per ton vracht en 18120 pf. per Centner
sleeploon.
Het water was weder iets vallende; £’auber Pegel wees
einde der week 3.17 Mtr. aan.


Van Rotterdam naar de Ruhrhavens was de toestand
ongewijzigd. Bevracht werd er niets,; alleen vertrokken
eenige schepen met levensmiddelen voor de troepen in het
bezette gebied in Duitschiand, die door Duitsche reederjen
werden versleept. De sleeploonnoteering was 50 cents
tarief + f1. l.—ffI. 0.70 per last.
Bij de artikelen in dit nummer vindt men opgenomen
een jaaroverzicht van -de Rijnvaart in het jaar 1918, waar-
aan eene beschouwing der toestanden, die ons waarschijn-
lijk in deze branche te wachten staan, wordt vastge-
knoopt.

276

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Maart 1919

DE TWENTSCHE BANK

AMSTERDAM

ROTTERDAM

‘s-GRAVENIIAGE

UTRECHT

ZAANDAM

Maandstaat op 28 Februari 1919

DEBET

Aandeelhouders nog te storten

…………… …………… .
f

1.784.700,-

Deelneming in de firma’s:

B. W. BLIJDENSTEIN
&
Co., te Londén;L

B. W BLIJDENSTEIN Jr., te Enschede;

LEDEBOER
&
Co., te Almelo,
f
7.892.187,50, waarvan in

geld

gestort

………………….. ………………

6.342.187,50

Deelneming in bevriende Bankinstellingen f5.063. 422,07,waarvan:

in

geld

gestort

…………………….

…………

..3.592.922,07

,f
11.719.809,57

Fondsen van Aaideelhouders
te Amsterdam, Rottérdam, ‘s-Gravenhage en Utrecht

,,
32.142.6001—

Fondsen door ons gedeponeerd voor rekening van bevriende
instellingen……………………………………

,,
5.020.500,__

36.643.550,05

Kassa,

Wissels en

Coupons

………………………….
.

,,

Nederlandsche Staatsleeningen en Ned.-Indisch

leening

,,
839.042,35

Nederlandsche Schatkistbiljetten en Schatkistpromessen

,,
49.037.232,14

Daggeldieeningen

……………………………………
,,
5.100.000,-

Saldo’s bij Bankiers:

.
beschikbaar voor eigen gebruik …………………….
f

2.352.416,95

voor

rekening van

derden

………………………..,,

23.311.640,12

gereserveerd voor geopende credieten

….. . …………

,,

1.429.657,56
27.093.714,63

Prolongatiën

gegeven

………………………………

,,
10.719.490,-
Sal10 te leveren en te ontvangen fondsen

,, 147.400,67

Eigen Fondsen en Syndioaten

…………..

……….

3.605.797,95

Oredietvereeniging

…………………………………..

,,
29.807.186,53

Voorschotten tegen Onderpand of Borgtocht en Saldo’s Rek. Ort

f
43.922.552,28

Af:

loonende

Promessen ……… . ………. ……. …….

,,

1.160.000,
42.762.552,28

Voorschotten op Consignatiën ………………. . ……..

,,

213.679,55

Gebouwen én Safe Déposit ………
…………………..
.,,

2.820.343,4654

.

.

Totaal ……
f
257.672.899,1854

T.
CREDIT

Kapitaal ………………………………….. …….
f
26.896.000,-

Reservefondsen …….. . ….. . ………….
.
,,

8.211.068,5654

Waarborgfonds Credietvereeniging ……….. – ….,, 3.492:772,50

Reseive Credietvereeniging
..
……………….
,, 2.870.301,31

f 40.970.142,3734

Aandeelhoxders voor gedeponeerde fondsen
als waarborg voor 90 pOt. storting op aan
4
deelen B

f
1.784.700,-

in Leendepôt ……………………………………,. 35.378.400,-
37.163.100,—

Zieken- en Pensioenfondsen ………………………….

.

,,

340.239,9854

Deposito’s

……………………………………………

45.850.664,3934

Prolongatie-Deposito’s …………………. . ………….

,,

1.535.600,-

Saldo’s Rekeningen-Courant …………………………..
f
84.302.907,87

voor gelden in het Buitenland. ,, 23.311.640,12

.Oedietyeeenigin

………….,, 8.472.081,84

•« 116.086.629,83

Daggeldieeningen

…………………………………

,,

900.000,-

De Nederlandsche Bank ………………..•

,,

1.245.160,1034

Te betalen Wissels

………………………………..
,,

10.445.474,24

Diverse Rekeningen ………..
……… . ………………….

.,,

3.135.888,2534

• •

.

Totaal •.
f
257.672.899,1834

Auteur