Ga direct naar de content

Jrg. 4, editie 160

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 22 1919

JANtJA.RI i911i

At7T1U1lPII1′ VOO
IOt1
.bMN

‘1

Economisc.n-Statistische

Berl”chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

4E JAARGANG

WOENSDAG 22 JANUARI 1919

No. 160

INHOUD

2h.
OvER DEN 8-URENDAcJ EN HET WETSONTWERP SCHAPER
door
C
.

F.

$tork

………………………………..
78
De Daling van’ het Geboortecijfer in Nederland door
Prof.
Dr. C. A. Verrjn Stuart

……………………..
79
De gewijzigde Tarieven van Inkomsten-,

Vermogens- en Verdedigingsbelastingen door
Prof.
Mr.
Ant. v. Gijn….
82
De moeilijkheden in het ,,Stahlwerksverband”

door
Chr. Schntid
te
Esset

…………………………….
83
De Organisatie van eenige Effectenbeurzen in het Buiten-
land III door o.
T. ci. B………………………..
84
De Theevoorziening in Nederland ………………….
88
De
Nationale Bank van België gedurende den Oorlog II
door
Mr. L. F.
A.
M. v.
0…………………….
87
Bankconcentratje en de Nederlandsche Bank

…………
88
In- en Uitvoer van Groot•Brittannië in 1918

…………
90
AANTEEKENINCEN:
De Bank of England en vreemde credieten

……….
90
Nederlandsche Monsterkamer te New York ……….
91
Handelsverdragen met Frankrijk en S
,
panje

……….
91
RECEERINGSMAATREGELEN
OP
HANDELSCEBIED
……………
92
MAANDCIJFERS:
Postchèque

en

Girodienst ……………………..
92
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………..
92-99
Geldkoersen.
Effectenbeurzen. Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.’
WEEKBLAD
ECONOMI$CH-STA7’JBTJBCRE BERICHTEN
Becretaris-Redacteur: G. E. Huffnagei.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 1, Rotterdam.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 87.
.Telef. Nr. 8000. Tele gr.adres: Economisch In1ituut. Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.

Abonnemenisprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 15,—. Buitenland en Koloniën f 17,-
per jaar. Losse nummers 30 cents.

Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.

• De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover-daaromirent niet anders wordt beslist.
Advertentiën f.0,35 per regel. Plaatsing bij abonne-ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers

Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s- Grav enhage.

20 JANUARI 1919.

In den toestand van de geidmarkt kwam gedurende

de afgeloopen week geen verandering. Oallgeid en

geld voor enkele weken was weder zeer ruim aange-

boden.

Van prolongatiegeld was het aanbod iet minder

ruim, zoodat bijna de geheele week 334 pCt. en alleen

den laatsten werkdag 3 pOt. genoteerd werd. Voor lan-

geren termijn was het aanbod echter beperkt en drie-

maandswjssels waren niet onder 3% pOt. onder te

brengen, terwijl herhaaldelijk 37/g en 4 pOt. moeet

worden toegestaan. Daarentegen waren korte wissels

ook nh weder zeer gezocht en tot 3 3% pOt. te

plaatsen.

Volgens den weekstaat blijven de gelden bij de Ne

derlandsche Bank ‘krachtig terugvloeien. De binnen-

landsche wissels verminclerden met bijna 22 millioen,

waarvan 14 millioen schatkistpapier en de beleenin-

gen met ruim 6 millioen. Verder verminderden do

oor.scho’tten van het Rijk met ruim 1% millioen en

ging ook de goudvoorrad niet onaanzienlijk, 6 mii-
lioen, terug. Tegenover deze verminderingen stond

jiet een evenredige teruggang van den bankbiljetten-

omloop. Deze verminderde n.l. met 17 millioen; maar

een groot gedeelte, 16 millioen, werd gevonden uit

een vermindering van het tegoed in rekening-courant

van anderen, waarschijnlijk doordat reeds de vorige

week vrijkomende gelden v.00rloopig in rekening bij

de bank gestort werden om te dienen tot terugbetaling
van deze week vervallende bij de bank gedisconteerde

wissels, terwijl verder de regeering flinke posten kort

loopen’de promessen onderahands wist te plaatsen om
de bij de bank afloopende te betalen.

iu de omruiling in België is afgeloopen, beginnen

de omzetten in bankbiljetten beduidend te verminde-

ren. Daarentegen herneamt de wisselmarkt weder

meer bedrijvigheid. De vraag naar ententewisseis

bleef aanhouden en werd zelfs niet onaanzienlijk

rooter, zoodat de koersen, ondanks het nog steeds

aanhoicleiade aanbod voor Belgische rekening, een

stijgende richting ‘bleven volgen.

Marken waren iets terugloopend. Er bestaat echter

blijkbaar nog een vrij groots baisse-positie van

bonafide houders van markensaldo’s, die de sterke

vraag der laatste weken van bankpapier-smokkelaars

tot de verhoogde prijzen bevredigd hebben, met de

bedoeling om, nadat deze ‘bijzondere vraag’ had opge-

houden, uit het regelmatig aanbod tot lagere prijzen

te dekken, want, ‘hoewel er zeer groots posten aange-

boden werden en ook Zwitserland tamelijk sterk bleef

afgeven, daalden de koersen slechts betrekkelijk

weinig.

78

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Januai 1919

OVER DEN 8-URENDAG EN HET WETS-

ÔNTWERP SCHAPER.

‘In aansluiting aan het artikel over boven,staand
onderwerp in het vorig nummer van dit tijdschrift

ligt het niet in mijne bedoeling thans liet ontwerp

verder in de details te behandelen. Ik wil – zooals ik

aldaar reeds opmerkte – nog slechts aan de hand van

de industrieele practijk op enkele bezwaren wijzen,
uit het wetsontwerp, voor goover het op de industrie

betrekking heeft, voortvloeiende. Daarbij wil ik de

hoop uitspreken, dat evenals dit ontwerp, het regee-

rings-ontwerp de mogelijkheid zal openen bij bestuurs-
maatregelen, die dan na nauwkêurig onderzoek kun-

nen worden vastgesteld, de volstrekt noodzakelijke
afwijkingen toe te staan. Dat regeerings-ontwerp moge

zich echter spiegelen aan de fouten van het in zijn

soort in allerlei opzichten verdienstelijk-gedetailleerde

ontwerp-Schaper De Minister moge zijn voorschriften

beter toetsen aan de practische eischeri dan het voor

ons liggende ontwerp veelal heeft gedaan.

Wel moet de regeling, voor zoover dat eenigszins

mogelijk is, in de wet zelf uitgewerkt worden, want de

vaststellingen
bij
bestuursmaatregel brengen veel be-

zwaren met zich en moeten, dunkt mij, alleen gekozen worden als een middel om uitzonderingen ‘toe to staan

of voor verschillende industrieën, met verschillende

eischen rekening te houden. Daar zijn echter alge-

meene eischen, waaraan in de wet ten bate van de ge-
heele industrie moet worden voldaan. Ik wil er enkele

noemen, waarmede m.i. rekening moet gehouden

word.en:
1
0
. In art. 8 is voorgeschreven, dat ,,de arbeider

in fabrieken en werkplaatsen niet langer arbeid mag

verrichten dan 8 uren per etmaail”. Men make hier-
van toch voorloopig zeker niet minder dan 48 uren
per week, de stap is waarlijk groot genoeg. De wet’

handelt over maximum arbeidsduur en waar de werk-

lieden terecht op den vrijen Zaterdagmiddag gesteld

zijn, hebben ze daarvoor zeker een verlenging van
34 of % uur op .de overige dagen der week over. Het

Rijk en Gemeentebesturen kunnen dan op kosten der

belastingbetalers verder gaan. Het voorschrift zoude
dus m.i. moeten luiden: ‘hoogstens 48 uur per week
en hoogstens 8% uur per etmaal. Men heeft dan

eenige speling voor de regeling van den werktijd op
Zaterdag.

2°. In art. 9 zijn de grenzen, waarbinnen mag wor-
den gewerkt, van 7 uur des voormiddags tot 5 uur des
namiddags, te eng gekozen. . In de machinefabriek
mijner firma wordt als 48-urige arbeidsweek gewerkt

van 7.30 uur tot 12 uur en van 1.30 uur tot 5.30 uur
of 5.45 uur; des Zaterdags van 7.30 uur tot 11.45 uur.
Moet men zich aan’ het voorschrift van 5 uur als
namiddaggreus houden, dan zoude hierdoor de nood-

zakelijkheid ontstaan .de ‘middagschaft en daardoor
het etensuur te vervroegen, hetgeen niet wenschelijk
moet worden geacht. Het einde van den werktijd.
moet daarom v66r 6 uur, niet v66r 5 uur, vastgesteld’

worden.

3
0
In art. ila van het ontwerp, dat
.bij
algemeenen

maatregel van bestuur de mogelijkheid opent: ,,dat

arbeiders in fabrieken en werkplaatsen tusschen des
namiddags 5 uur Lon des voormiddags 7 uur in of voor
bepaalde bedrjiten bepaalde soorten van arbeid onder

bepaalde omstandigheden verrichten, mits
zij
niet
langer arbeid verrichten dan 8 uren per etmaal in de
eerste 5 weikdagen en 6 uren op den Zaterdag of een
daarmede voor bepaalde kerkgenootschappen gelijk te

stellen dag en geen arbeid verrichten tussehen des
namiddags 10 uur en des voorniiddaigs 5uur”, wordt
een twee-ploege,nstelsel geregeld, .dat b.v. in machine-
fabrieken, waar het bedrijf niet eischt, dat de verschil-
lende. werktuigen het werk van elkaar moeten over-

nemen, van groot ‘belang
kan
zijn. In dergelijke
fabrieken’ ‘heeft men naast een groot aantal kleinere
een gering aantal groote werktuigen noodig. Voor de

laatste
is,
afhankelijk van den aaird van het verk in

sommige periodes, de normale werktijd voldoende, in
andere moet van deze ‘machines veel meer gevergd

worden, terwijl het voor die laatste periodes te he-
zwaren.d zoude wezen het getal dezer werktuigen te

vergrooten. Bij den 8-urigen werkdag is ‘het dus zeer
noodig voor deze werktuigen de mogelijkheid van een

1
dubbele bezetting te openen. Dit voorbeeld is met

andere uit te breiden.
De mogelijkheid, op deze wijze te werken, is voor

zoover ik de zaak begrijp, in art. lia geopend door

een maatregel van bestuur, waarbij dus gelegenheid kan worden gegeven ploegen met 8-urigen werktijd

in te stellen. Men verwacht, dat in dezen maatiegel
van bestuur voorwaarden zullen worden gesteld, die

den . arbeid op deze wijze niet aanlokkelijk’ zullen

maken. Bovendien echter is in art. ilbis aangegeven,

dat de Koningin bij wijze van uitzondering toestem-
ming kan verleenen tot dergelijken arbeid in twee

ploegen. Art. libis luidt: ,,Door Ons kan bovendien

voor en bepaalden tijd worden toegestaan, dat arbei-‘

ders tusschen des namiddags 5 uur en des vdormid-
dags 7 uur in of voor bepaalde bedrijven bepaalde

soorten yan arbeid of arbeid onder bepaalde omstan-
digheden verrichten, mits d:eze arbeiders niet langer
arbeid verrichten dan zeven uren per etmaal en deze

arbeid slechts valt tussohen des voormiddags 6 uur en des namiddags 1 uur of tusschen des namiddags

1 uur en des namiddags 9 uur.” Daarbij wordt dus de maximum werktijd gebracht
op 7 uren en om dit flink te accentueeren werden de
grenzen, waarbinnen gewerkt mag worden, oorspron-

kelijk gesteld op 6 uur voormiddag tot 1 uur na-

middag, en’ 1 uur namiddag tot 9 uur namid-

dag.
1)
In de morgenploeg zoude men dus, daar

blijkens ‘art. 16 minstens één schafttijd van 1% uur
ter onderbreking van 7 uur werktijd noodig wordt

geacht, nog korter dan 7 uur moeten werken! Bij de
• allernieuwste verbeterde editie werd het cijfer 6 op 4

gebracht, dat van 9 op 10, zoodat de grenzen ruimer

zijn gesteld, maar de eisch van 7 uren
?naxin’vam
werd

gehandhaafd. . – –
En dit alles werd bedacht volgens de Memorie van

Antwoord om onze industrie in staat te stellen in
deze moeilijke tijden beter aan haar productie-eischen

te beantwoorden!

4
0
. Art. 11h behandelt het drie-ploegenstelsel en
opent de mogelijkheid van een .bestuursmaatregel, toe-
latende: ,,dat mannen in fabrieken en werkplaatsen

tusschen des namiddags 5 uur en des vo.ormiddags’
7 uur in of voor bepaalde bedrijven bepaalde soorten van arbeid of arbeid onder bepaalde omstandigheden
verrichten, indien deze arbeid, ongerekend rusttijden
van 134 uur en korter, dag en nacht onafgebroken

moet worden voortgezet of uit anderen hoofde des’ nachts moet worden verricht, mits de arbeid’ dezer
mannen in eene •tijdruimte van drie weken slechts
gedurende ‘eene week valt tusseheh 6 uur namiddags’
en 6 uur voormiddags en zij, behoudens den henoodig-
den tijd voor de omwisseling der ploegen, niet langer
arbeid verrichten dan 8 uren per etmaal.”
Waar het ‘twee-ploegenstelsel al zoo bezwaarlijk
wordt gemaakt, is het geen wonder, dat het drie-
ploegensteilsel niet met grooter welwillendheid wordt
behandeld. Volgens de eerste lezing, die eenigszins

gewijzigd nog in art. lib gehandhaafd is, wordt ge-
dacht aan de inrichting van drie ploegen, waarbij
over schafttijden niet gesproken werd, men kan dus,

art. 16 uit het oog verliezende, voor volwassen man-
nen aan 8-urige werktijden denken. De Memorie van Antwoord spreekt ook in dien geest van het voordeel
van deze werkverdeeling, dat ,,daarom deze arbeiders
terstond den 8-urendag (‘hebben)”. Hoe de bepaling
te verstaan en uit te voeren is dat ,,de arbeid dier
mannen in een tijdruimte van drie weken slechts ge-

t)
Ds toelichting 8preekt van 5 uur; welk eijfer gaf de
bedoeling weer 1

S.

22jaruari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7.9

durende een week mag vallen tusschen 6 uur namid-
dags en 6 uur voormiddags”, is mij niet duidelijk ge-

worden.
Trouwens de geheele zaak is alweer op losse schroe-

ven gezet door het nieuwste artikel 122 (nh de roode

week geredigeerd, luidende:
,,Van af het tijdstip van vier jaren na het in
werking treden dezer wet kan, voor alle of sommige

gemeenten, bij algemeenen maatregel van bestuur
woi’den bepaald, dat mannen in fabrieken en werk-

plaatsen in ôf voor de dag-en-nacht-bedrijven, bedoeld
in het eerste lid, onder b, van art. 11, niet langer
bepaalde soorten van arbeid of arbeid onder bepaalde

omstandigheden mogeni verrichten dan 6 uren per
dag, behoudens dan benoo.digden tijd voor omwisse-

ling der ploegen; terwijl hun arbeid in eene tijdruimte
van vier weken slechts gedurende eens week geheel
in dan nacht mag vallen.”
Daarbij wordt dus aan een maatregel van bestuur

overgelaten te bepalen, dat bij dit drie-ploegenstelsel

de maximum werktijd wordt vastgesteld op 6 uren
per etmaal. Dit is een van die wijzigingen, waarvoor

,,toelichting overbodig” was!
Het komt mij voor, dat de t,wee- en drie-ploegen-
stelsels in de wet beter geregeld moeten worden dan

in dit ontwerp bedoeld werd.

5. In art. 17 is de Zondagsarbeid volstrekt ver-
boden in en buiten de fabrieken. Wat de laatste be-
treft, kan alleen voor het reinigen van een stoomketel
een uitzondering worden gemaakt, alsof dit werk –

dat in ieder geval door reserve te vermijden is –
juist het eenig noodzakelijke ware! Bijna alle andere
volstrekt noodzakelijke Zondags-werkzaamheden zijn
schijnbaar onbekend
bij
de voorstellers! Ook deze be-

palingen zullen geheel anders moeten luiden om ze
uitvoerbaar te doen zijn.

6°. Eenige vraagteekens moet ik plaatsen
bij
twee
voorname bepalingen van het gewijzigde ontwerp. In
do eerste plaats bij art. lie, aan een maatregel van

Bestuur overlatend te bepalen: ,,dat mannen en onge-
huwde vrouen in fabrieken en werkplaatsen des
Zaterdags of op een daarmede voor bepaalde kerk-
génootsohappen gelijk te stellen dag langer dan 6
uren en op 5 andere dagen in het kalenderjaar langer

dan 8 uren in of voor bepaalde
bedrijven
bepaalde

soorten van arbeid of arbeid onder bepaalde omstan-
digheden verrichten, mits niet langer dan 11 uren en
mits het gezamenlijk aantal uren, waarin in die week

arbeid wordt verricht in de onderneming, voor iederen
arbeider niet meer dan zeven en vijftig bedraagt.”
Hier wordt dus gelegenheid tot langeren geregel-
den werktijd gegeven, dan het geheelo ontwerp verder
bedoelt. Er wordt zelfs gesproken van maximum
werktijd van 11 uur bij een werkweek van 57 unr. Is
het de bedoeling, dat een Minister door middel van
dit artikel de geheele wet ter zijde kan stellen? Waar-
schijnlijk niet, maar wat bedoelt men dan w’el, daar
men de overgangsbepalingen liet vervallen?

7°. Mijn tweede vraag geldt de zonderlige voor-
schriften van art. 15, 1 en 2. Daarin staat: ,,een
arbeider mag in of voor dezelfde onderneming buiten

de fabriek of werkplaats of het terrein dier onder-
nemin’g geen arbeid verrichten op uren waarop hij in
die fabriek of werkplaats of op dat terrein geen arbeid

mag verrichten.-

En 15, 2 bepaalt, dat een jeugdig persoon of vrouw
,,in geen geval” arbeid mogen verrichten buiten de

bovonbedoelde uren.
Hoe moet dit worden verstaan? Het misbruik is alge-
meen bekend (liet wordt door niet-voorstanders van
verkorting breed uitgemeten), dat van korten werktijd
wordt geprofiteerd om allerlei bijwerk te verriohten.
Dit is zeer zeker een niet te onderschatten bezwaar.
Vele en daarbij niet de slechtste werklieden ‘overwer-
ken zich niet in, maar buiten de fabriek. Sommige
houden er complete werkplaatsen thuli op na en
tegen dit misbruik is niéts anders te domSn dan derge-

ljke menscheix te ontslaan als ze het bl te erg maken.

Men – wil dit euvel wel eens aan te lage bonen toe-

schrijven, maar het ‘heeft daarmede niets te maken en
ook wetteljk is er moeilijk iets aan te doen. Maar
toch probeert men dit laatste in art.
15,
2 voor de

vrouwen! En wit nog vreemder is, men vestigt er do

bijzondere aandacht op, dat een man ‘ook wèl
bij
een

anderen werkgever kan gaan om zijn werkuren te ver-

meerderen!

Ik heb slechts eenige grepen gedan; het ligt niet
op mijn weg de geheele wet aan een nauwkeurige

cnitiek te onderwerpen. En bovendien is dit minder
noodig, daar de Regeering een nieuw ontwerp ‘voor-
bereidt. Deioo’rstanders van een korteren werktijd

dan thans nog algemeen gebruikelijk
i5
– en ik schar

mij,
gelijk
ik in het eerste gedeelte van dit artikel
kort uiteenzette, ui’t volle overtuiging in hun gelede-

ren – kunnen slechts wenschen, dat -bij deze voor onze

nijverheid zoo ‘hoogst gewichtige zaak te rade worde
gegaan met de eischen, die de internationale toestand

stelt en met de’ bijzondere eischen onzer industrie.
Daarbij worde vooral gelegenheid gegeven c’p niet-

omslachtige wijze uitzonderingen toe te laten onder
nadere contrôle der arbeidsinspectie, wie men deze

contrôle blijkens de ervaring gerust kan toe’vertrou-

ven. Eindelijk, dat niet te licht ivorde gedacht over
de noodzakelijkheid van goede overgaugsterm ijnen
ter voorbereiding van de nieuwe toestanden. Men mag
hopen en verwachten, dat de Minister van Arbeid
voorlichting zal zoeken in indastrieele zoo goed als
in politieke en arbeidskringen, alvorens
hij
zijn out-

werp vaststelt. C.
F. STORK.

‘DE DALING VAN HET ‘GEBOORTECIJFER

IN NEDERLAND.

Gaarne voldoe ik aan de uitn’oodiging om, naar
aanleiding van ‘het academisch proefschrift, onlangs
door, den arts J. . Th. Wilken.s aan bovenenoemd


onderwerp gewijd, in dit weekblad de beteekenis der

-sterk vermindeende nataliteit beknoptelijk uiteen te

zetten.

Meer dan ‘eene aanleiding zal het geschrift van

,den heer W. mij daarbij niet kunnen zijn. Dit toch
bevat, het doet mij leed het te moeten uitspreken,

in niet meer. dan drie vel dru’ks slechts een opper-
.vlakkiige behandeling van het gewichtige vraagstuk.
Bovendi’en eene, welke niet, gelijk men in een
•mdische dissertatie zou veiwacbten, de bep ei-king

der geboorten en do wijze waarop deze overwegend

.tot stand komt, t.w. door. preventief geslachtsverkeer
in het huwelijk, van medisch standpunt beschouwt,
,en dan natuurlijk mede in verband met hare betee-
kenis voor de daling der zui’gelingensterfte, doch

haar doorloopend als sociaal en economisch ver-
schijnsel opvat, en als zoodanig haar oorzaken,’ aan
de hand van wat anderen daarover schreven, tracht
bloot te leggen en haar beteekenis voor ons volk te

bepalen.

Wanneer hij de gevel gen der gezinsbeperking,
voor de kinderen en voor de ouders, in het laatste
hoofdstuk zijner brochure zal nagaan, geeft de heer
W. met betrekking tot de eersten slechts een sta-
tistiekje van Friedjung, waarvan de waarde, bij
,gebreke van nauwkeurige brb’nvermeldin’g,
bij
ge-
breke ook van cijfers, welke den omvang van het
waargenomen materiaal kunnen doen kennen, niet
wel te beoor.deelen is; en bepaalt hij zich, met betrek-
king ‘tot de ouders, er toe op te merken, dat opzette-
lijke gezinsbeperking ,,niet zonder gevolgen op de
psycho van den meusch blijven” kan. Doch, als ware
hij, de medicus, hier op verboden terrein beland, voegt
hij er onmiddellijk aan toe: ,,ik kan hier niet dieper
,op ingaan, het zou mij te ver huiten mijn onderwerp
voeren”. Deze uiterste soberheid in de medische
argü.mentatie van den schrijver dunkt mij overigens’

80

ECONOMISC}Ï-STATISTISCHE BERICHTEN

22
Januari 1919

een geruststelling voor hen, die zijn oordeel over de

beteekenis der geboortedaling niet onderschrijven.

Echter ook op de nâtionaal-econoniisehe zijde
gaat hij niet diep in. Zijn conclusie,
»
dat van
nationaal standpunt de geboortenafneming een ge-

vaar is en bestrijding eischt,” steunt op een betoog

van niet meer dan 4 regels, nadat hij zich eerder

(bi. 21) van Maithujs’ waarschuwing, nopens dreigende

voedselschaarschte hij ongebreideiden bevolkingsaan-
was, had afgemaakt met de, niet nader toegelichte, uit-

spraak, dat deze ,,reeds lang onjuist gebleken” zoude

zijn. Van zelfstandig onderzoek is in het werkje ner-
gens eenig spoor te vinden, behoudens dan een statisti-
sche mededeeling uit de Leidsehe ‘(gynaekologische?)
polikliniek in de Inleiding. Wie aan het gewichtig

onderwerp der daling van de geboorten een acade-
misch proefschrift wijdt, behoort, naar mijne mee-
niug, na de werken, laatsteljk door Budge, Breutano,

Wolf, Leroy Beaulieu c.a. over het thema gepubliceerd,

met meer en beter voor den dag te komen, dan hier is
geschied.

De cijfers, door hem vermeld, zijn alle uit de be-
kende officieele bronnen, voor wat Nederland aan-

gaat in ‘hoofdzaak uit de Inleiding der jaarlijksehe
Statistiek van den Loop der Bevolking, overgeno-

men. Een enkele maal is de schrijver niet gelukkig
geweest in het trekken daaruit van de juiste con-
clusies. Op bi. 35 gaat hij den invloed na van den

godsdienst op het geboortecijfer, en vergelijkt te dien

einde dc cijfers van de beide overwegend katholieke

provincies met die van. Gelderland, als overwegend
protestautsche provincie, en Friesland, ,,waar het

grootste deel der bevolking geen godsdienstige over-

tuiging bezit”. Die laatste uitspraak zou de heer W.

moeite hebben waar te maken, aangezien hij de laat-

ste volkstelling in deze provincie slechts 12,87 per-
cent der mannen en 10,74 percent der. vrouwen ver-‘

klaarden tot geen kerkelijke gezindte te behooren, ter-

wijl omgekeerd 21,30 percent der mannen en 21,85
der vrouwen tot de Geref. Eerken of tot de Ohr. Ge-

reformeerden behoorden (tegen slechts onderscheiden-

lijk 9,22 en 9,35 in het geheele rijk). Doch waarom

koos de heer W. juist Gelderland, met 35 pOt. katho-

]iekcn onder de bevolking, als typisch protestantsche provincie van overwegend landelijk karakter, en niet Zeeland of Overijsel, waar do katholieken slechts 25

en 26 percent der bevolking uitmaken? Had hij Zee-
land genomen, dan zou hem gebleken zijn, dat het
nataliteitscijfer er van 1870/9 tot 1910/14 daalde van
40,02 op 26,68 per duizend der bevolking, dus met

ruim 34 pOt., zoodat ook zijn op ‘do Friesche cijfers
(die een daling met ongeveer 28 pOt. aanwijzen)

berustende conclusie: ,,de sterkste ‘daling vinden wij
ten slotte in de streken, waar men voornamelijk met

lieden zonder’ godsdienstige overtuiging te doen
heeft”, dan niet houdbaar zonde zijn gebleken.
Wat nu overigens te denken van de opvatting, volke

(>0k het hier besproken proefschrift bcheerscht, dat dc geboortencialing een bedenkelijk verschijnsel is,
waartegen de strijd behoort te worden aangebonden?
Een strijd, welke er zelfs niet vooi zoude moeten te-
rugdeinzen, naar de meening van den heer Wilkens,

om bij armenondcsteuning de gezinnen met veel kin-
deren voor te trekken

Te ontkennen valt liet niet, dat de daling der ge-
boorten sedert 1876, niettegenstaande de huwelijken,
van 1880 tot op het uitbreken van den oorlog, in ver-
houding tot de bevolking eer zijn toegenomen dan

gedaald, zeer belangrijk is geworden hier te lande.
Ware het geboortecijfer, in 1876 37,1 per 1000 inwo-

ners, op gelijke hoogte gebleven, dan zouden er in
1914, het laatste jaar waarop de oorlog niet inwerkte,
in plaats van 176.831 levend aangegevenen, ongeveer
233.000 zijn geteld, dus 56.000 meer. Ons volk blijft,
tengevolge van de gewilde beperking der huwelijks-

vruchtbaarheid, welke omnium eonsensu de oor-
zaak is van de daling der geboorten, thans telken jare

opnieuw verstoken van een accres ter grootte van het

zielental cener stad als Dordrecht of Tilburg. Geen
kleinigheid inderdaad!

Echter moet hier een tweede, nog belangrijker, feit

aanstonds worden naast geplaatst, t.w. de daling der
sterfte, welke, véél vroeger reeds bégonnen, bovendien

veel grooter omvang heeft bereikt dan die der geboor-
ten. De sterfte, in 1840-9 nog 26,6 per 1000 en per jaar

bedragend, is sedert voortdurend, zij het met
schommelingen, gedaald tot 13,0 in 1910-14,

tot op minder dan de helft dus van het aan-

vangseijfer, met het gevolg, dat het overschot van

geborenen boven gestorvenen, in 1840-9 6,98 per

1000 zielen beloopend, in 1910-14 tot 15,16 was ge-

stegen. Alen pleegt dit overschot het ,,natuurlijke”

bevolkingsaceres te noemen. Een niet geheel onbeden-

keljk spraakgebruik, in zooverre een saldo van gebo-

renen boven gestorvenen in oude cultuurstaten geens-
zins blijvend als van zelf sprekend, of ook maar moge-
lijk, mag worden beschouwd.

Die aanzienlijke daling der sterfte
ib
nu oorzaak,
dat, ondanks de daling der geboorten, en ondanks het

feit, dat ons land tusschen 1840 en 191,4 311.012 per-

sonen meer naar het buitenland zag vertrekken, dan

zich van daaruit hier to lande vestigden, ons bevol-

kiugsejfer met toenemende snelheid stijgt. Het over-
sehreed in 1847 de 3 millioen zielen; daarna duurde

het tot 1879, dus 32 jaar, eer de 4 millioen wer-

den bereikt; in 1897, na 18 jaar derhalve, werd ‘het

cijfer van 5 millioen zielen overschreden; reeds in

1911, dus na 14 jaar, was onze bevolking andermaal

met 1 millioen inwoners toegenomen, terwijl, indien de

bevolking blijft groeien in den omvang, welken de

laatste jaren te zien geven, d.w.z. met meer dan

100.000 zielen per jaar, in den loop van 1920, dus in 9 jaar tijds, het zevende milli,00n zal worden bereikt.

In deze omstandigheden kan, tenzij eerlang een

ongekend omvangrijké emigratie – welke kost-
baar is en uit het volk de meest energieke elementen

wegneemt – zou optreden, of, wat waarsehijn-

lijker is, de sterfte in belangrijke mate weder zoude

stijgen; verdere daling der geboorten niet uitblij-

ven. Be vermindering der sterfte maakte, van al het
andere’nog afgezien, en geheel daargelaten de vraag

of daaruit de vermindering der nataliteit alleen reeds

genoegzaam kan worden verklaard, de goboorteda-
li.ng onvermijdelijk, gelijk omgekeerd de geboorte-
daling de aanzienlijke vermindering der sterfte eerst
blijvend mogelijk maakte. Men stelle zich toch even
voor, hoe de toestand zoude zijn, indien de geboorten

hier to lande niet waren afgenomen. Bij een geboorte-
cijfer van 37,1 en een sterftecjfer, als in de jaren
1912-14, van 12,4 per 1000 zielen, zou het ,,natuur-
lijk” bevolkingsaecres bijna 25 per 1000 bedragen, een
cijfer, hetwelk een verdubbeling der bevolking in’8

jaren veroorzaakt, en dus bijna den interval van 25 jaar tussehen de termen van Maithus’ meetkundige
reeks met betrekking tot de hevolkingsuitbrciding
zou verwezenlijken. M.a.w. onze bevolking op 1
Januari 1918 6,7 millioen zielen tellende, zou in
1945 tot 13,4 millioen, in 1973 tot 26,8 en tegen het
einde dezer eeuw tot 53 millioen zielen groeien. Is er
iemand, die dit voor mogelijk of wensehelijk houdt?

En zoo neen, wat beteekent dan het jammeren ,over de
daling van het geboortecjfer? In den mond van Prof.

Aengenent, die (Leerboek der Sociologie, 3e druk,
bi. 482) schrijft, dat voor,de kinderen ,,een bestaan in
mogelijke armôede, maar met een zeker recht op de eeuwige zaligheid te verkiezen is boven het niet be-staan”, is de veroordeeling der beperking van de ge-

boorten zeker begrijpelijk, al blijkt uit de daling der
geboorten onder onze katholieken zijn opvatting ook
in hunne kringen laatstelijk terrein te verliezen
i).

1)
Opmerkelijk overigens, dat deze katholieke schrijver aan
do geciteerds uitspraak liet voorafgaan (blz. 480)
de ver-
klaring, dat hij gaarne zich schaart ,,aau de zijde der boven-

22 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

Doch het proefschrift van den heer W.
i8
niet vanuit
dit standpunt geschreven.
Ook indien ons volksiukomen in gelijke reden kon

toenemen, d.w.z. kon verdubbelen in 28 jaar, zou een
dergelijke, ons stedeusehoon vernielende, do hekoriog
‘van landelijke rust wegvagende, het leven steeds meer

tot een ons zenuwgestel verterenden, jakkerenden
strijd om het bestaan misvo.rmendo, bevolkingsver-

meerdering, in mijn oog, het tegendeel van een be-
geerlijic verschiet openen. Om van haar invloed op de

verdeeling van liet volksin’komen bij behoud van de
bestaande grondslagen van het economisch leven nog
te zwijgen! Doch er is geen sprake van, dat het volks-

inkomen met een dergelijken hevolkingsaanwas ge-
lijken tred zoude kunnen houden.

De heer Wilkens, die zich met eene apodictische

zinsnede afmaakt van Malthus’ betoog nopens de moge-
lijke uitbreiding van het maatschappelijk inkomen,
heeft blijkbaar geen kennis genomen van de zoo belang-

rijke, gedocumenteerde, beschouwingen door Prof. J.

Wolf, in zijn boek ,,die Volkswirtschaft der Gegenwart
und Zukunft” (1912) en in zijn brochure ,,Nahrungs.
spielraum und Menschenzahl” (1917) geleverd, ten be-

tooge, dat Malthus zich aan een volkomen ongerecht-
vaardigd optimisme schuldig maakte, toen hij aan-

nam, dat het maatschappelijk inkomen duurzaam,

ik zeg niet in een meetkundige, doch in een

rekenkundigo reeks, met een tijdsinterval van 25.jaar,
tusschon de termen dier reeks, zou kunnen groeien.
Ik kan zijn klemmend betoog te dezer plâatse
niet met eenige volledigheid weergeven. De technische
vooruitgang kan in twee richtingen worden verwezen-
lijkt: besparing van productiemoeite bij gelijk resul-
taat, of vergrooting van het resultaat bij gelijkblij-
vende productiemoeite. In beiderlei richting nu
wordt de vooruitgang geremd. In de eerste, wijl het

feitelijk ondenkbaar is, dat besparingen op de pro-
ductiemoeite, welke in het verleden mogelijk bleken,

in de toekomst in gelijken omvang zich zouden her-
halen. (Een voorbeeld slechts: in ‘4 eeuw leerde men
voor de productie van 100 K.G. suiker met 600 K.G.
bieten in plaats van met 2000 K.G. te volstaan; een besparing van 1400 K.G. bieten per zak suiker, ge-
middeld dus 466 K.G. per 25 jaar, is thans iiet
meer mogelijk; of een tweede: de overtocht naar Ame-
rika vorderde met de Savannah 26, met de Deutsch-
land 5 dagen, een tijdsduur, waarop geen 21 dagen
meer te besparen vallen!) Oplossing van het belang-

rijk vraagstuk •der verbetering van het economisch
rendement van de steenkool zoude zeker nog een zeer

aanzienlijke besparing op de productiemoeite kunnen
opleveren. Doch de langjarige pogingen, in deze
richting aangewend, hebben de gehoopte uitkomst nog

maar zeer weinig nader gebracht. En in de tweede
richting stelt, van den dreigeuden stikstofnood nog
gezvegen, de wet der verminderende meeropbrengsten
(zooals Prof. Koenen voorstelde haar te noemen) aan
den vooruitgang grenzen, niet enkel op het gebied van

den landbouw en der grondstofproductie, doch over
gansch het terrein van het bedrijfsleven. Geen eeuw

zal meer een relatieve vermeerdering van het maat-
schappelijk inkomen, in verbruiksgoederen uitgedrukt,
beleven, in omvang met die, welke in de laatste 100
jaar werd verwezenlijkt, geljkstaande.

Dit maakt een bevolkingsaanwas, gelijk laatstelijk

hier te lande, ondanks de daling van het geboortecijfer,
te boeken valt, tot een ernstig gevaar voor de voljcswel-
vaart. De ,,repressive check” van Maithus (vermeer-
derde sterfte) zal de bitter-harde correctie moeten
aanbrengen, tenzij de daling dor geboorten vorderen
voortgang neemt. Indien niet op uitbreiding van het
maatschappelijk inkomen, zelfs in rekenkuudige reeks,
mag worden gerekend, en men het gemiddeld wel-

genoemde gematigde optimisten, die erkennen, dat de voort-
plantingsoeiging redelijk moet worden geregeld”, een
verklaring, welke d. m. met de onvoorwaardelijke onderwer-
ping aan het crescite et multiplicamini kwalijk valt te rijmen.

vaartspeil niet wil zien dalen, dan zalhet ,,natuurlijic”

bevolkingsaccres’moeten worden tot staan gebracht, al-

thans sterk moeten dalen en asymptotisch het nulpunt

moeten naderen. De keuze tusschen de twee moge-

lijkheden, vermeerderde sterfte of verminderde ge.
boorten (de emigratie is uiteraard slechts een tij delijk

werkend, kostbaar, en niet afdoend palliatief) Ican

voor wie op economisch standpunt zich plaatst, en niet

instemt met de geciteerde uitspraak van Prof. Aenge-

nent, toch inderdaad niet moeilijk
zijn.
Dit te minder,
wijl voor de uitbreiding der productie niet bovenal

menschelijke arbeidkracht, doch mechanische, dus

kapitaal gevorderd wordt. Nergens ligt kapitaal

braak, wachtend op arbeiders om het productief te

maken. Er is ook bij een stationnaire bevolking nog
een onbegrensde uitbreiding mogelijk van het volks-

inkomen, al kan dit dan ook niet in rekenkundie
reeks toenemen.

En dit alles is door den oorlog nog te klemiender

geworden. Niet enkel wegens de ontzettende vernie-

ling van rijkdom, welke hij heeft teweeggebracht. Doch
ook wegens den geest, welke, mede ten gevolge van

de distributie en verdere sociale maatregelen, tijdens

den oorlog getroffen, in de arbeidersbevoiking gevaren
is. Ook wanneer het kapitaal, in verhouding tot do

bevolking, weder in zijn vroegeren omvang zal zijn
hersteld, zal daarom van het voiksinkomeri nog niet

hetzelfde kunnen gelden. De eisch der invoering van
den 8-urendag over de .geheele lijn, op een tijdstip
waarin niets zoozeer noodig is, in het belang der arbei-
ders zelven allereerst, als herstel der maatschappelijke
voortbrenging op het peil van v66r 1914, is, naast dn

drang tot zeer aanzienlijke loonsverhooging, van dien
geest, een sprekend symptoom. De periode van sterk

toegenomen verbruik en sterk verminderde kapitaal-
vorming, welke met den oorlog werd ingeluid zal, naar
te vreezen staat, hem lang overleven, al is dan oek
hèt verbruik aan onoverkomelijke grenzen gebonden

door den omvang der voortbrenging. En naarmate
in de behoeften der arbeiders in allerlei vormen meer
uit de publieke kassen zal worden voorzien, zal de on-

vermijdelijke belastingverhooging, welke daarvan het
gevolg is, niet enkel de mogelijkheid der kapitaal-
vorming verminderen, doch ook daar, waar deze nog

bestaat, den lust om er toe te besluiten. Niet ieder is
bereid zich in zijn verteringen stage beperkingen op
te leggen, om de vruchten zijner besparing, via de
schatkist, door ‘anderen te doen genieten.

In deze omstandigh.eden en in ons land, waar niet
als bij de meeste oorlogvoerenden de bevolking ton
gevolge van den wereldstrijd terugliep, de daling der
geboorten te willen tegenhouden, ware, economisch
gesproken, naar mijne meening, onverdedighaar.

Men wijst op andere volken, door wier snelle uit-
breiding wij, bij een stilstaand bevolkingscijfer, zou-
den dreigen overvleugeld te worden. Echter valt af
te wachten, of de periode van economische inzinking,
welke der gansche wereld te wachten staat, niet ook
elders de geboortendaling, die in vrijwel alle cultuur-
staten zich reeds v66r den oorlog deed waarnemen,
aanmerkelijk zal versnellen. De lust, om zonen voor

het vaderlandsche leger beschikbaar te stellen, zal, in
het gezicht der hekatomben van den wereldkrijg, er
bij :zeer velen stellig niet grooter op geworden zijn. Voorts wordt de kracht van een volk niet enkel, niet

bovenal zelfs, bepaald door het aantal zijner inwone:s.

Het cultuurpeil,.en de rijkdom der volken treden hier
op den voorgrond. Men denke eenerzijds aan Rusland,
anderzijds aan Duitschiand of Frankrijk. En einde-
lijk, wordt het bewandelen van een weg, dien men op
deugdelijke gronden verderfelijk meent te moeten achten, minder bedenkelijk, wanneer anderen niet
bereid zijn hem’ met ons te verlaten?

Het is daarom gelukkig dat, naar allen, ook de heer
Wilkens blijkens zijn proefschrift (bI. 47), verwachten,
de oorzaken, welke de omstreeks 1876 hier te lande
ingetreden daling der geboorten hebben teweegge-

82

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Januari 1919

bracht, (bij welke oorzaken ik in dit, toch reeds rijke-

lijk lang geworden artikel, thans niet wcnsch stil te

staan) ook verder zullen doorwerken en het geboorte-

cijfer hier te lande nog belangrijk meer zullen doen

dalen. Slechts wanneer ons een proefneming met de
practische toepassing van het socialisme te wachten

zoude staan, zoude ik te dezen opzichte minder.opti.

mist
zijn.
Zeker wordt thans in socialistische kringen

de vrijwillige gerinsbeperking in ruime mate toege-

past. Men moet echter wel onderscheiden tussehen

socialisten, levende in een ,,kapitalistische” samenle-

ving, en burgers van den socialistischen toekomststaat.

Ik zal daarop thans niet diepei ingaan, doch mij er toe

bepalen om, tegenover de door den heer Wilkens ge-

citeerde uitspraak van Bebel, die voor de soôialistische

maatschappij eene langzamere bevolkingsvermeerde-
ring voorspelde dan vöor de burgerlijke, te plaatsen

het mij juist dunkend oordeel eenerzijds van K.

Kautsky, en anderzijds van A. Menger. De eerste

erkende in zijn werk ,,Vermehrung und Entwicklung

in der Gesellschaft”, dat eene socialistische samen-

leving de bevolkingsuitbreiding ,,zu einer rapide

machen wird”; en de laatste verwacht in zijn ,,Neuc
Staatslehre” van de ,,sozialistische Rechtsordnung”,

dat daarin ,,der bisherige Menschenzuwachs weitere

ungeahnte Dimensionen annehmen” zal.

,,Die Rationalisierung der Sexuallebens”, waaraan

Prof. J. Wolf in 1912 een ander, eveneens zeer be-

!angrijk, boek wijdde, wordt in alle cultuurlanden aan-

vaard, met betrekking tot het tijdsti voor het vesti-

gen van een gezin. Ik zie geen redelijken grond om

haar onmiddellijk na het voltrekken van het huwelijk

het zwijgen op te leggen. Trouwens is hier tusschen

den ‘heer Wilkens en mij wel principieel verschil?

Waar hij (bl. 41) pleit voor een afstand van 2-30
maanden tusschen twee opvolgende partus, zal hij
mij wel willen toegeven, dat dit ideaal niet algemee
te verwezenlijken is, indien men de bepaling van dèn
omvang der progenituur aan dc natuur zelve overlaat
en zich daarbij van alle gewilde regeling (in welken

vorm dan ook) onthoudt.

Tegen groote gezinnen is ongetwijfeld geen enkel

bezwaar, wanneer do ouders physiek, psychisch en

economisch zich krachtig genoeg weten, om de daaruit
voortvloeiende lasten blijmoedig te aanvaarden. Doch

algemeen gesproken moet, dit is de slotsom waartoe

ik kom, do daling dei geboorten niet alseen euvel,
doch als een gelukkig verschijnsel worden beschouwd.
C. A. VERRIJN STUART.

Utrecht, 7 Januari 1919.

DE GEWIJZIGDE TARIEVEN VAN ‘INKOM.

STENBELASTINO, VERMOGENSBELASTING

EN (VERLENGDE) VERDEDIGINGS-

BELASTINGEN.

Prof. Mr. Dr. Ant. van Gijn schrijft:
De Minister van Financiën heeft nu de wijzigin-
gen van de in het hoofd dezer vermelde belastingen
ingediend. De Verdedigingsbelastingen, die maar

voor drie jaren 1910/17, 1917/18 en 1918/19 bedoeld
waren, worden nog vier jaren, dus tot en met
1922/23, verlengd, maar zo worden niet onaanzien-

lijk (van 48 op 32
t
35 millioen) verlaagd, vooral
voor zoover zij naar den maatstaf van het vermogen -geheven worden (Verdedigingsbelastingen la en ib)
en met name voor de hooge vermogens. Naast de

verlenging van de tijdelijke Verddigingsbelastingen
staat nog de verhooging van de blijvende Inkomsten-

en Vermogensbelastingen.

De Minister deed een goed werk dooi bij de wijzi-gingen van de Verdedigingsbelastingen becijferingen
over te leggen omtrent hetgeen er door hen, die ver-
schillende inkomsten genieten en verschillende ver-

mogens bezitten
zal
zijn bij. te. dragen en in de. laat,

ste drie jaar wérd bijgedrageD::

Uit-

die cijfers blijkt,

dat indien er in de volgende vier jaren ongeveer f.20

millioen meer zal worden verkregen uit Inkomsten-,

Vermogens- en Verdedigingsbelastingen (naar inko-

men en vermogen) te zamen, zulks geheel ten laste
komt van hen, die (zuiver) .arbeidsinkomens van

f
5000 en méér hebben, . alsmede van hen, die een

(zuiver) vermogensinkomon van
f
5000 en
minder

hebben. Deze categorieën betalen niet alleeii de.
f
20

mi’llioen hoogere totaalopbrengst meer, doch öok wat

de vermogensinkomens boven
f
5000 minder te beta-

len
krijgen
(minder te betalen krijgen -. het zij her-
haald – dan wanneer do Vcrded.igingsheiastingen on-

veranderd verlengd werden en de blijvende belastin-

gen niet verhoogd werden).

Erkend moet worden, dat nu de Verdedigingsbe-

lastingen, aanvankelijk als, een heffing in eens (in

tien kwartalen te betalen) bedoeld en slechts op tech-

nische gronden tdt een drie-jarige belasting ver-

vormd, door de verlenging van den termijn een

ander karakter krijgen, de belasting van de arboids-

inkomens tegenover die van de vormogensinkomens

veel te laag was en het spreekt dus van zelf, dat de

vermindering van de opbrengst van deze crisisbelas.
tingen, nu de duur met vier jaar wordt verlengd, is ge-S

bruikt om de vermo’gensinkomsten van den te zwaren

last te ontheffen. Die ontheffing heeft grosso mode
plaats gehad door de Ycrdediginigsbelastingen, welke

naar het vermogen worden gcheven, tot de helft, clie,
welke naar het inkomen worden geheven, tot % terug

to brengen. Aan de progressie is weinig veranderd;
die van do Verdedigingsbelasting la en ib is tot aan

de vermogens van ruim 10 millioen
og iets ver-

scherpt, daarboven wat verslapt; de progressie in

V.erdedigiug.sbelasting II is iets, maar zeer weinig,

verscherpt over
bijna
de geheele
lijn.
Wat de grootero

arbeidsinkomens meer gaan betalen in de volgende
vier jaar, is geheel een: gevolg van do verhooging van

do blijvende Inkomstenbelasting.

Het is jammer, dat de Minister ons geen afzonder-
lijke vergelijking geeft van de veranderingen, welke

hij maakt in de
blijvende
belastingen, waaronder ik

versth: de Inkomsten- en Vermogensbelasting en de
opcenten op deze beide belastingen ten behoeve van

het lceningfonds (opcenten, waarin overigens wèl
wat het getal, ‘doch niet wat de opbrengst betreft, wij-
ziging gebrachtwordt). Ik laat hier een staatje voor

cenige inkomens volgen.

Inkomen

Belasting’),
indien inkomen alleen
uit

arbeid
Belasting
2),

indien inkomen alleen
uit vermogen
thans
ontwerp
thans
ontwerp

1.000 9,10
.

8,12 16,10
20,12
3.000
77,—
85,—
119,—
156,-
5.000
161,—
178,60
231,— 298,60
8.000
287,—
335,—
399,—
.
527,-
12.000
484,— 572,50 651,—
860,-
16.006
707,—
835,—
931,—
1.219,-
20.000
931,—
1.035,—
1.211,—
1.515,-
32.000 1.771,—
2.297,50
2.219,—
3.165,-
60.000 3.731,—
6.322,50
3.731,—
4.551,-
120.000
7.931,—
17.447,50
9.611,—
20.627,-
200.000
13.531,—
32.447,50
16.331,—
37.247,-
400.000
27.531,—
69.947,50
37.131,—
79.547,-
1.000.000
70.531,— 181.447,50
94.571,—
205.407,-

In de wijziging van de tarieven der
blijv6nde
belas-

tingen lig-t mijns inziens cle zwakke stede vair
15
Mi-

nisters voorstellen. Ik spreek’ ‘nu niet van het feit,
dat hij die belastingen zoo sterk verhoogt, doch van
dé wijze, waarop zulks geschiedt. Met weinig woorden
komt deze hierop neer,’ de opbrëngst van beide belas-
tingen wordt ongeveer verdubbld; bij de Inkomsten-

1)
Inkomstenbelasting met de opeenten voor het leening-
fonds. .
– ‘) Inkomsten- en Vermogensbelastiag toet de opcenten voor het leeningfonds.

,

.

22 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

83

belasting gaat zulks gepaard met een sterke verscher-
ping van do progre.ss.ie
; de Verinogensbelasting blijft

eenvoudig zuiver proportioneel (behalve dan voor de

vermogens van
f 16-30.000).

Reeds de tegeuwoordige proportioneele heffing van

het vermogen schijnt mij niet wèl te verdedigen, maar
zeker is proportioneele heffing van het vermogen niet

iileer oirbaar, als de progressie der Inkomstenbelas-

ting zoozeer verscherpt wordt. De belasting, welke

t-en onzent Vermogensbelasting heet, heeft de stick-
king om de grootere draagkracht te treffen, welke

vermogensinkomens hebben, vergeleken bij arbeids-

inkomens, wijl deze laatste samenhangen met de werk-

kracht van wie ze geniet en nimmer zoo duurzaam zijn

als vrmogensinkomsten. De Vermogensbelasting,

welke Pierson indertijd invoerde, had de strekking de

inkomsten uit vermogen op zichzelf te belasten, wijl
immers do .Bedrijfsbelasting slechts de inkomsten uit
arbeid trof. Pierson had het tarief van de Vermo-

gensbelast-ing z66 geregeld, dat inkomsten uit v€rmo-
gen steeds belast werden tegenover inkomsten uit
arbeid in de verhouding van 5 tot
3.
Van
f 2000
in-
komen uit arbeid x belasting betaald wordende, werd

r van
f2000
uit vermogen
5/3
x betaald-en hetzelfde

gold van
f 200.000
arbeidsinkomen en
f 200.000
ver-
inogensinkomen.
1)
Juist was die regeling in
zon-
verre niet, dat zij aannam, dat de draagkracht van

twee inkomens uit verschillende bron altijd in de-
zelfde verhouding staat. Bij de grootere inkomens,
welke den genieters het overleggen van belangrijke

sommen mogelijk maken, wordt het onderscheid in de
draagkracht, welke inkomsten al naar de bron mede-brengen, minder groot.

Onze tegenwoordige regeling is in zooverro juister,
dat de hoogere heffing van vermogensinkomsten af-
neemt, naar gelang de bedragen der inkomens toene-

men. Doch zij vervalt nu weer in het andere uiterste.
Was volgens Pierson de verhouding altijd van 1
1,66,
thans is zij
2)
-bij een inkomen van f 1000 1
1,8,
bij een inkomen van
f 3000 1 : 1,55,
bij
een in-
komen van
20.000 1 : 1,3
en bij een inkomen van
f 400.000
-nog maar 1 :
1,2.
Het verschil in waardee-
ring van dc di’aagki’acht van een vermogens- en ooit
arheidsinkomcn is thans bij de hoogere inkomens

ongetwijfeld to gering. Werd alleen de Vermogens-
belasting verdubbeld, dan zoude het verschil bij

kleine inkomens te groot worden en hij de groote
wat beter op peil komen. Doch do Inkomstenbelasting
wordt 6k verhoogd en dc progressie daarvan wordt
sterk verscherpt en daardoor wordt het verschil bij
de grootero inkomens nog belangrijk geringer dan hL
thans reeds is. Immers volgens het voorstel wordt dc
verhouding hij een inkomen van
f
1000 1 :
2,5
(te
hoog), bij een iukomen van f3000 1 : 1,88, hij een
inkomen van
f 20.000 1 : 1,44
en bij een inkomen
van
f 400.000 i : 1,14,
d.w.z. degeen, die dat inkomen
uit vermogen geniet (van
f
8.000.000), betaalt maar
een zevende meer, dan wie hetzelfde inkomen uit
arbeid geniet. ‘Wil de verhouding eenigszins juister worden, dan moet de Vermogensbelasting ‘van ver-
mogens van
f
500.000
af tot een hooger percentage
geheven worden.

Ik merk hierbij op, dat do redeneering, indertijd in
de Kamer geuit, dat bij een Vermogensbelasting,
welke niet moer, zooals die van Pierson, de inkomsten
uit vermogen op zichzelf, doch slechts de meerdere
draagkracht van vermogensinkomsten boven aL’beids-
inkomsten treft, progressio niet te pas komt, mij een
zuivere petitio principii toeschijut. Do vraag,of er
bij zulk een Vermogensbelasting al dan niet progressio
noodig is, en wel een flauwe of een scherpe, hangt
uitsluitend af van de progressie, welke de Inkomsten-

Hierbij werd er dan van uitgegaan, dat vermogeit
4
pCt. inkomen gaf, wat van
1892-1907
wel een juist
gemiddelde was. De stijging van den rentevoet wijzigde
di belastingverhouding ten gunste van het vermogensinkomen.
Aannemende een rentevoet van 6 pCt. -.

belasting vertoont. Is deze flauw, dan kan

progresie

bij de Vermogensbelasting achterwege blijven, is deze
scherp – en zij wordt dat thans ongetwijfeld – dan

is ook bij de Vermogensbelasting (een flauwere) pro-
gressie onvermijdelijk, in&ien men behoorlijk reke-

ning wil houden met het verschil in draagkracht. Ge-
lijk bij alle vergelijking van draagkracht -mist men ook

hier een nauwkeurige basis van berekening, maar dit

mag niet er toe leiden, dat men het
toevallige
verschil
in draagkracht van de kleinere en grootere inkomens,

dat do proportioneele belasting naar het vermogen

aanneemt, als het moest juiste aanvaardt. Want ook
die proportioneele heffing gaat, gelijk uit het boven-

staande bleek, uit van een zekere schaa’ van verschil
in draagkracht en lijkt clie schaal niet juist, dan ho.

hoort men ook niet proportioneel van hot vermogen
te heffen, doch aan de Vermogensbelasting zooveol
progressie (of degressie) te geven, totdat men de wer-
kelijkheid zooveel mogelijk benader.t. De minister, dio
toout de groote inkomens niet te willen sparen, zal

zeker bij nader inzien wel oog blijken to hebben voor
de wanverhouding, welke er meer en meer gaat be-
staan tusschen hetgeen zij betalen, wier grooto inko-

men gefundeerd is en hen, die dit meestal door veel

arbeid en zorgen bijeen krijgen en die daarvan een
belangrijk deel moeten opleggen, willen zij voor hun
ouden dag en hun gezin na hun overlijden zorgen.

Voorbijgezien mag ook niet worden, dat inkomens,
die de ton naderen of overschrijden, toch ook gewoon-
lijk maar enkele jaren genoten worden.
A. v. G.

DE 11f OEILIJKHEDEN IN HET

,,STAHLWERKSVERBA ND”.

In vervolg op de bijdrage in No.
148
der L..S. B
van 30 October
1018
over dit onderwerp, kan schrij-
ver dezes thans melden, dat de moeilijkheden door den
loop der oorlogsgebeurtenissen aanzienlijk grooter ge-
worden zijn. Genoemd lichaam is ,,voorloopig” ver-
lengd tot uit. Juni
1919.
Van de leden bezit een aantal
ondernemingen in het thans bezette gebied ten Wes-

ten van den Rijn, anderen zijn eigenaren van bedrij-
ven, die deels in het bezette, deels in het onbezotto
gebied zijn gelegen. De verbinding over den Rijn ia
nu eéns afgesneden, dan weder gedeeltelijk vrij. Naar
de gebieden, die bezet zijn, mogen wel uit Duitsch-
land grond- en brandstoffen worden geleverd, doch

omgekeerd niet. Door deze omstandigheid genoodzaakt, –
gingen de hoogovenbezitters in het bezette gebied er
toe over het bestuur van het ,,Stahlwerksverband” to
verzoeken hun productie zonder tusschenkomst van
dit lichaam te mogen verkoopen. –

De voornaamste bedrijven liggen in Lotharingen

en Luxemburg, waar het erts gedolven wordt, dat ook
gewonden wordt in het Saargebied en de Pfalz, terwijl

Krupp zijn hoogovens te Rheinhausen, mede in het
bezette gebied heeft staan, dus van daar zijn ruw

ijzer ontvangt. Van dc belangrijkste onderncminge’u
mogen hier ten behoeve van een juiste voorstelling do
aandeelcijfers volgen:

ton
Ver. II üttenwerke Burbach-Eich-Düdelingen
569.974
De Wendelsche Berg- und Hüttenwerke.
– .
346.200
Rombacher Hüttenwerke…………
321.967.
Lothringer Hütten- und Bergwerksverein
.
247.271
Gelsenkirchener Bergwerks A. G. Abteilung
Esch

und

Aken………………
375.504
‘Sahlwerk Thyssen, Hagendingen (ongeveer)
300.000
Deutsch Luxemburg, Differdingen

,,
300.000
Ougrée Marihaye, Abteilung Rodingen
. . .
117.765

2.578.681

• Aangezien het ,,Stahlwerksverband” totaal aan par-
ticipaties
6.430.961
ton omvat, produceeren de hoog-
ovens in Lotharingen en Luxemburg alleen tezamen
40
pCt. van het geheel.

Ter wille der volledigheid zij vermeld, dat deze
cijfers alleen betrekking hebben op de in genoemd

84

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Januari 1919

verbond vereenigde A-produten (ruw ijzer, haiffabri.

katen, spoorwegbovenbouwmateriaal, profielijzer en

balken). Bovendien leveren deze bedrijven ook B-

producten (staaf-, band-,
Vlaat.
en strookijzer, buizen,

draad en draadproducten), waardoor het totale pro-

ductiecijfer van 2.578.681 ton zal behooren te worden

verdubbeld. Het is thans vrijwel zeker, dat de ijzer-

en staalnijverheid in Lotharingen en Luxémburg van

het Duitsche Rijk zal worden afgescieurd. Overweegt

men verder de prestaties der Fransche ondernemingen
in het Longwy-Briay-bekken
1)
en der Belgische fa-
brieken, dan blijkt in welke mate de concurrentie

voor het ,,Stahlwerksverband” zal toenemen. Hierbij


komt nog, dat het ruwe ijzer in het minette-district

20-30 Mark per ton. goedkooper vervaardigd wordt

dan in Rijnland en Westfalen en de betrokken bedrij-

ven hun fabrikaten dus ook tegen lager prijzen op.

de markt kunnen brengen. Ten slotte zal de Rijnsch.

Westfaalsche ijzer- en staalindustrie in plaats van

35 millioen tonnen erts nog slechts 7
t
8 millioen ton-

nen zelf kunnen winnen, d.w.z. voor
Y4
van haar be-

hoefte van het buitenland afhankelijk worden. Hierbij

is nog niet in aanmerking genomen de mogelijkheid,

dat de bezetting nog wel eenige jaren kan duren en

daardoor de productie van het Saargebied, de rfalz en
van Krupp te Rheinhausen ook vervalt. De 3 Saar-

ondernemingen van Gebr. Stumm, Roechling en Dil-
linger Hüttenwerke beschikken tezamen over een

aandeelcijfer van 628.746 ton.

De toestand ziet er dus voorloopig ongunstig uit.

Zonder op de gebeurtenissen te willen vooruitloopen,

kan geconstateerd worden, dat na de opzegging door.
Luxemburg van het Tolerbond met Duitschiand en

de bekende voorliefde in Lotharingen voor Frankrijk, al

heeft dit land zich juist door de hulp van J)iiitchland na 1872 enorm kunnen ontwikkelen, duidelijk is ge-
worden, dat de nijverheid van beide landen zich aan;

Frankrijk aanleunt. Men vindt er de modern3te en

best ingerichte bedrijven, die in de
nabijheid
der orts-

mijnen gelegen zijn. Toch bindt hen nog één ding
voorloopig aan Duitschiand, n.l. de cokes, die uit het
Rijnland en Westfalen moeten komen. In hoeverre

hierin van den anderen kant kan worden voorzjen, is

een kwestie van tijd. Tot dusverre waren de bedrijven

in Lotharingen en Luxemburg wegens de goedkoope

productiekosten gepredestineerd om te exporteeren en

der Rij nsch-Westfaalsche
nijverheid
hierin ook de
baas.

Tot de vrède gesloten zal
zijn,
behooren deze onder-
nemingen nog staatsrechtelijk tot Duitschiand en zijn
aan haar contracten met het ,,StahlwerksverbaiTd” ge-
bonden, zoolang zij haar lidmaatschap nog niet heb-
ben opgezegd. Do vraag om vrij te mogen verkoopen,
is begrijpelijk, doch tevens een voorteeken.

Het genoemde, lichaam behoort, niettegenstaande
zijn macht, niet tot de hecht, sterk en weldoortim.
merde, alleen reeds wegens de zeer uiteenloopende belangen der leden. Voor zooverre bekend is, werd

nog geen beslissing over de vraag genomen. Daartoe

zijn de omstandigheden te ongunstig, volgen de ge-
beurtenissen elkander te vlug op en is de toekomst te,
onzeker. Overwogen moet worden, wat de vrede zal
brengen van de zijde der entente, maar ook, wat
Duitschiand nog zelf vertoonen zal.

In Duitschland kan het optreden der communisten

nog tot allerlei vernielingen leiden, doch dat zijn
schaden, die hersteld kunnen worden. Locale machten
dringen op plotselinge socialiseering aan, de tegen.
woordige regeering echter heeft bekend gemaakt, dat

dit punt door de nationale vergadering geleidelijk op-
gelost zal dienen te worden, omdat nog niet bekend

is, op welke bedrijven de entente beslag zal leggen en
zij langs wettelijken weg dit onderwerp wenscht te
regelen. Ten slotte mag niet uit ‘het oog worden ver.

1)
[Alen zie daarvoor de artikelen op pag.
957
en
974
van den jaargang
1918.
– Eed.]

loren, dat de beperking van den werkdag en enorme
foonsverhoogingen tot sluiting van groote bedrijven

zullen leiden. De firma Krupp buy, heeft in plaats

van 40.000 arbeiders voor den oorlog en 132.000 tij-

dens dezen nog ongeveer 30.000 man aan het werk,
die zij in dienst
moet
houden. Rekent men een tegen-

woordig matig gemiddeld loon van 20 Mark per dag,

dan betaalt zij per dag 600.000 Mark loon uit, per

week 3,6 millioen, per kwartaal 46,8 millioen Mark,

waar tegenover staat, dat zij de menschen bezig houdt,

doch feitelijk weinig te doen heeft. Dat zijn -toestan-

den, die gen onderneming uithouden kan. Zeker zdl

hierin wel weder een wending ten goede komen, doch

mede ingevolge de ,hooge oorlogswinstbelasting en de

aanstaande vermogensafgifte zullen nieuwe wonden
geslagen worden.

Dit alles zal ten gevolge hebben, dat de belangen der
verschillende ondernemingen en groepen daarvan een

belangrijke verschuiving zullen aantoonen. Hiermede

zal in verband staan de houding, die tegenover het

,,Stahlwerksvei’band” zal worden aangenomen. Een

titanenstrijd, waarvoor men vroeger beducht was, .zal

niet meer kunnen ontstaan. Bij de geringe sympathie
voor het verbond is begrijpelijk, dat ieder voor zich

den stand van zaken rijpelijk moet overwegen en waar

de punten van uitgang voor deze overwegingeI en be-

rekeningen nog ontbreken, zal het niemand verwonde-

ren, dat men eenigszins in het gedrang is geraakt

door het ingediende verzoek der ondernemingen in

het bezette gebied, dat over het aIgemen wordt opge-

vat als een begin van het afscheidingsproces van het
verbond, dat hierdoor de helft van zijn bestaande pro-
ductiemassa’s ziet verdwijnen.
1).

Meer kan voor het oogenblik over dit onderwerp
niet worden gemeld.
CRR. SCHMID.
Essen, 15 Tanuari 1919.

DE ORGANISATIE VAN EENIGE EFFECTEN.

BEURZEN IN HET BUITENLAND.

Wij hebben in de twee voorafgaande nummers ons

bezig gehouden met de Organisatie van de effecten-

beurzen resp. to Brussel en te Parijs, wij zullen thans

overgaan tot den oostelijken buurstaat.

III. Berlijn.

Wijl in Duitschland een Reichsbörsengesetz bestaat,
zoude men allicht meenen, dat hier de organisatie
‘der beurzen dénvormig en ,,aus einem Guss” gescha-

pen zoudo zijn. Niets is – minder juist. Ook hier
heerscht de grootste verscheidenheid in inrichting,
en vooral in’ autoriteiten, die omtrent de inrichting
der beurzen zeggingschap hebben. Ten deele komt dit,
weer daaruit voort, dat bij de invoering der rijks-

beurswet in 1896 rekening moest worden gehouden
met de bij de bestaande beurzen aanwezige toestanden,-
ten deele ook hieruit, dat men erkende, dat het Rijk
de noodige organen miste voor uitoefening van een

rechtstreeksch toezicht op de beurzen.-
De Beurswet werd trouwens in-hoofdzaak gemaakt
onder druk van agrarische zijde, die den. termijn-

handel wilde tegengaan, vooral in graan, omdat men
meende, dat door dien termijnhandel de graanprjzen
werden gedrukt. De wet beoogde dus meer den beurs-
handel te belemmeren, dan dien te bevorderen. Zij

draagt hiervan het kenmerk: van hare 96 artikelen
bevatten de eerste 8 artikelen algemeene voorschrif-
ten over de inrichting der beurzen, 7 artikelen han-
delen over makelaars en noteering, 14 over toelating van fondsen en prospectus-aansprakelijkheid, terwijl

19 artikelen aan Ehrengerichte
;
21 artikelen aan den

termijnhandel en 25 artikelen aan Strafverfahrea en
Strafbestimmungen zijn gewijd.

1)
[Volgens de D. Bergw. Ztg. geciteerd in de Frank furter Zeitung van
14
dezer, zouden de Luxemburgsehe
werken het verbond reeds met onniiddellijken ingang opge-
zegd
hebben. – Red.]

22 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

85

Het Reichbörsengesetz van 1896, herzien in 1908,

geldt zoowel voor de goederen als voor de effecten-

beurzen. Het laat echter de regeling van vele punten
over aan de Landesregieruug, dit is aan deregëering
van den bondstaat, waarin de beurs zich bevindt.

De verdeeling der
90
artikelen is in
6
hoofdstukken:
1. Aligemeite Bestirnmungen Uber die Börsen und deren
Orgaiie
§ 1-28.
Fetstellung des Börsenpreises und Maklerwesen
§ 29-35.
ZuIasung von ‘Wertpapieren zum Börsenhandel
§ 36-49.
Börsenter&nhandel
§ 50-70.
Ordnuugsstrafverfahren §
71-87.
Straf- und Schlusbestimmungen §
88-96.

Voor de’ oprichting eener beurs is noodig de goed-

keuring der Landesregierung, die ook beurzen kan

opheffen. Zij oefent het toezicht over de beurzen uit

en kan de uitoefening hiervan overdragen aan de
Handelsorganen, b.v. Kamers van Koophandel. Voorts
stelt zij bij de beurzen Staatscommissarissen aan om

,,den Geschiiftsverkehr an der Börse zu überwachen.”

Voor het geheele Rijk staat boven de beurzen een

Börsenausschuss, welks leden door den Bondsraad

woiden benoemd, ook uit den landbouw en de indus-
trie. Dit college adviseert den Bondsraad in de ge-

vallen, waarin deze volgens de Beurswet beslissingen
moet nemen.

Voor elke beurs moet eene Börsenordnung zijn vast-
gesteld. Wie dit moet doen, is niet bepaald, gewoon-
lijk doen het de met de uitoefening van het toezicht
belaste Handelsorgane, b.v. voor Berlijn de Handels-kammer. De Landesregierung moet haar goedkeuren

en kan de opname van bepaalde voorschriften bevelen.

Deze Börsenordnung moet bepalingen bevatten over:
1°. het beursbestuur en zijn organen; 2
0
. de bedrij-
ven, waarvoor de beurs bestemd is; 3
0
. de eischen
voor toelating tot de beurs; 4
1
. de wijze van noteering.

Aan vrouwen en aan sommige andere personen,
zooals bankroetiers, curandi, door het eeregerecht uit-
geslotenen, is de toegang verboden.

• De Landesregierung of het toezicht uitoefenende
Handelsorgan kunnen voorschriften voor handhaving der orde en voor de wijze van zaken doen, geven. Zij

kunnen de vaststelling ook aan den Börsenvorstaud
overlaten, hetgeen te Berlijn, voor voorschriften om-
trent de
wijze
van zaken doen, is geschied. Het Beurs-
bestuur voert deze uit en kan straf opleggen. Verder
is er een eeregerecht, over weiks samenstelling en be-
voegdheid de paragrafen 9-27 handelen.

Het Beursbestuur zorgt voor de koersvaststelling,
met behulp der koersmakelaars en onder toezicht van den Staatscommjssarjs. Deze makelaars worden door
de Landesregierung aangesteld, die verdere voor-

schriften voor hen geeft. Alleen door hen afgesloten
zaken kunnen voor de koersvaststelling in aanmerking

komen. Zij mogen in het algemeen niet voor eigen
rekening handelen in de fondsen, aan wier koersvast-
stelling zij medewerken. De Bondsraad kan verdere
voorschriften voor de koersvaststelljng geven, en ook
in sommige gevallen vrijstelling van de bepalingen
der wet hierover toestaan.

Omtrent de toelating van fondsen tot den beurs-
handel bepaalt de wet, dat er bij elke beurs eene com-
missie hiervoor Zulassungsstelle) moet bestaan, van

wier leden minstens de helft geen effectenhandelaren

mogen zijn. Zij moet de documenten omtrent emissies
onderzoeken, voor de volledige inlichting van het
publiek zorgen en emissies niet toelaten, waardoor be-
langrijke algemeene belangen zouden worden ge-
schaad, of die duidelijk tot eene ,,Uèbervorteilung”
van het publiek voeren. Zij kan weigeren zonder op-

gave van redenen. Nadere bepalingen zijn te geven
in de Börsenordnungen. Voorts wQrden bepalingen
gegeven om eenheid van de behandeling aan de ver-
schillende beurzen te verkrijgen, o.a. voor een .’eder-
zijdsche waarschuwingsdienst bij afwijzing van een
fonds, omtrent publicatie der aanvragen tot toelating, omtrent prospectusdwang. Aandeelen in N.V., waar-

in een bestaande zaak i omgezet, kunnen eerst én

jaar na die omzetting en niet v66r de publicatie der

balans enz. over het eerste boekjaar, worden toege-

laten. Bij buiteulandsche fondsen – geen Staatsfond-
sen – moeten de emittenten zich verplichten gedu-

rende 5 jaar de jaarstukken in Duitsche couranten te

publiceeren. Bij ernissies mag v66r de toewijzing geen
koei-snoteering ter beurze of in prjscouranten wor-

den gedaan en kunnen daarin ter beurze geen zaken

worden gedreven. Van niet toegelaten fondsen – het-

zij geweigerd, hetzij niet gevraagd – mag geen offi-

cieele koersvaststelling geschieden, de koersmakelaars

mogen hierin geen zaken doen, en van hierin ter beur-

ze gedane zaken mogen geen prijslijsten worden uit-
gegeven.

De Bondsraad bepaalt voor elke beurs het minimum
kapitaal, welks uitgifte voor de toelating noodig is en
de kleinst toegelaten coupures. Hij kan aan de Zulas-
sungsstellungen verdere voorschriften geven, zooals
is geschied in
zijne
verordening van 4 Juli 191.0; dit-

zelfde kunnen de Landesregierungen. Verder regelt

de Beurswet de prospectusaansprakelijkheid en haar
gevolgen.

Een en twintig artikelen zijn gewijd aan den ter-

mijnhandel *), zoowel in effecten als in waren. Het

Beursbestuur bepaalt, in welke goederen deze geoor-
loofd is en stelt regelen hiervoor vast, bij waren onder

goedkeuring van den Rijkskanselier, bij effecten, in-
dien minstens 20 millioen mark uitstaat. De Bonds-
raad kan verder bepalingen maken. In bepaalde goe-

deren (graan) of effecten (m.n. niet hiervoor tôege-
laten
mijn-
en fabrieksaandeelen) is de termijnhandel

verboden, behoudens in bepaalde gevallen. Termijn-
zaken zijn alleen geldig tusschen kooplieden, mits geen
kleine handelaren;
bij
effecten kan, indien een der
partijen geen koopman is, maar deze voor
zijne
verbin-
tenissen zekerheid heeft gesteld, de andere partij zich
hierop verhalen. De wet regelt in verschillende arti-

kelen de gevolgen dezer verbodsbepalingen. De Bonds-
raad kan termijnzaken in bepaalde
mijn-
en fabrieks-

aandeelen toestaan, die in andere effecten verbieden.
Een twaalftal bepalingen bedreigen boete tegen, en
regelen de vervolging bij, termijnhandel in graan.

Ten slotte komen in de wet verscheidene strafbepa-
lingen voor: tegen beursmanoeuvres, tegen onjuiste
opgaven in de prospectussen of publicaties, tegen om-
koopen der pers, tegen openbaarmaken van koerslijs-
ten in gevallen waarin dit verboden is, tegen verboden
termijnzaken, tegen verleiding tot beursspeculatics,

tegen commissionnairs, die hunne cliënten niet eerlijk
behandelen.

Eigenaresse en exploitante van het Beursgebouw te
Berlijn is de Korporation der Berliner Kaufmann-

schaft. Zij heeft echter nog alleen het financieel be-

stuur met onderhoud van het gebouw. Vroeger had zij
invloed op de samenstelling van het Beursbestuur en
van de Zulassungsstelle, maar dit is overgebracht aan
de Handelskammer. Alleen moeten zeven van de leden
van dit bestuur en 6 van de leden dier Commissie

nog uit die Korporation – Aeltesten der Kaufmann-
schaft – zijn. De Korporation stelt de noodige beamb-
ten ter beschikking van den Börsenvorstand en de
Zulassungsstelle.

De Börsenordnung voor Berlijn is van 7 December
1908 en bevat 40 artikelen. Zij is vastgesteld door de

llandelskammer voor Berlijn en goedgekeurd naar
§ 4. der Beurswet door de Landesregierung, dat is in
casu de Pruisische Minister für Handel und
Gewerbe. De Handelskammer heeft het onmiddellijk
toezicht op deze beurs.

Deze Börsenordnung is verdeeld in VIII afdeelin-
gen, t.w.:

I. Börsenaufsicht und Börsenleitung.

De lei-
ding der Beurs heeft de Börsenvorstaud, bestaande

1)
[Hierbij wordt verwezen naar pag. 1072
van den vorigen
jaargang. – Red.]

86

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Januari 1919

uit 43 laden, waarvan de Handelskammer er 11 uit

haar midden benoemt (5 effecten-, 4 producten- en

2 metaalhandelaren), ter*ijl 32 worden gekozen door
en uit de beurshandelaren (d.z. de korporierte Mit-

glieder der Börse, de houders van Börsekarten), nl.
15 uit de effecten-, 12 uit de producten- en 5 uit de

metaalhandelaren. Hiervan moeten er 7 behooren tot

de Aeltesten der Kaufmannschaft. Deze Vorstand is

aldus verdeeld in drie groepen, waarbij, aan de pro-

ductenhandelaren nog 5 vertegenwoordigers van den

landbouw worden toegevoegd, die echter geen lid van

het Beursbestuur zijn. De keuze der Voorzitters uit

hun midden en de huishoudelijke reglementen moe-

ten door de Handelskammer worden goedgekeurd.

Het Bestuur zorgt voor de naleving der bepalingen, de handhaving der orde, de toelating tot beursbezoek,

de toelating van fondsen, de noteering, stelt de voor-

waarden voor het doen van zaken vast en beslist ge-

schillen. Het vormt hiervoor subcommissies.

Geschiiftszweige an der Berliner Börse. –

Hierin worden opgenoemd de waren, waarin ter beurze

gehandeld mag worden.

Zulassung zum Börsenbesuch, Disziplinar-verfahren. – Beursleden
krijgen
tegen betaling eener
jaarlijksche contributie een beurskaart, anderen die

niet aan den handel mogen deelnemen, alsmede be-

dienden, een toegangskaart. Voor toelating als beurs-

lid moet men ingeschreven zijn in het Handelsregis-
ter voor Berlijn. Candidaten moeten worden aanbe-

volen, en moeten worden toegelaten, tenzij zij door de

bepalingen
zijn
uitgesloten, of aan het beursbestuur

omstandigheden bekend zijn, die de vrees wettigen,

dat de bezoeker niet voldoen zal aan de eischen, die

aan een aan den bcurshandel deelnemenden beursbe-

zoeker mogen worden gesteld. Tot het heursbezoek
kunnen worden toegelaten bedienden, en als niet-han-
delaren, persvertegenwoordigers, enz. Bij weigering

bestaat appèl op de Handelsknmmer. De Beurs is dus

niet voor een ieder toegankelijk.

Ehrèngericht. – Dit regelt de samenstelling

hiervan; de Handeiskammer benoemt de leden uit

haar midden.

Zulassungsstelle. – Deze telt 22 tot 28 leden,

waarvan de helft geen effectenhandelaren. De Han-

delskammer benoemt de leden en wel 5 uit haar mid-
den, 6 uit de Aeltesten der Kaufmannschaft. Er is

appèl op de Handeiskammer.

Zulassung von Waren und Wertpapieren zum

Börsenterminhandel. – De Rijkskanselier en de Mi-

nister für Handel und Gewerbe moeten in sommige

gevallen, o.a. bij waren, hierin worden gekend, even-

als de flondsraad.

Feststellung der Kurse und Preise. – Be-

paalde leden van den Börsenvorstand worden belast

met

de noteering. De koersmakelaars moeten
bij
de

koersvaststelling van de fondsen, waarvoor zij zijn
aangewezen, aanwezig zijn en alle inlichtingen geven.
Het lid van het Beursbestuur beslist. Er wordt voor

contante zaken een Einheitskurs vastgesteld, dus niet

zoozeer die van de gedane zaken, als wel die, welke
uit de marktpositie voortvloeit (justum pretium te
genover verum pretium). Ieder, die in het bezit eener

Börsenkarte is, mag zoowel voor eigen rekening dan
als commissionnair voor derden zaken doen, maar
voor de noteering komen alleen in aanmerking de

koersen van affaires, die door tussehenkomst van een

Kursmakler zijn gedaan. De Prjscourant wordt als

,,Amtliches Kursblatt” vanwege het Beursbestuur
uitgegeven.

Aligemeine Bestimmungen. – Deze wijzen aan het gebouw, de beursuren. Veranderingen — be-

houdens voor enkele keeren – moeten door de Han-
delskammer worden goedgekeurd. Voor alle zittingen
van het Beursbestuur, van
zijne
afdeelingen en van de
Zulassungsstelle moet de Regeeringseommissaris wor-

den uitgenoodigd.

Beh1vo de Börsengesètz en de Börsenordnung gel-

den nog verschillende algemeene voorschriften, als:

A. Voor het geheele Rijk.

1
°
. Bekanntmachung betreffende die Zulassung
von WT
er
tp
a
pi
er
e
n zum Börsenhandel, door den Bonds-

raad vastgesteld, van 4 Juli 1910 (17 artikelen).
Deze bevat aanvullende eischen voor de toelating

van fondsen: ninimum kapitaal, .jedrag der stukken

in Duitsche valuta, betaling en taloninwisseling in

Duitschiand, uitlotingen aan te kondigen in Duitsche

couranten, publicatie en inhoud van balansen, vorm

en inhoud van prospectus. Er wordt hierbij zeer ver

gegaan en onderscheid gemaakt tusschen binnen- en

buitenlandsche fondsen.

2
0
. Bekanntmachung betreffende die Feststolhtng
des Börsenpreises von Wertpapieren, vom 21 Novem-
ber 1912, uitgevaardigd door den Bondsraad, o.a. ovër

de omrekeningskoersen van vreemde valuta, bijbereke-

ning van interest, afscheiding van dividend-bewijzen,

etc. (10 artikelen).

3
0
. Verzeichnis der Gesellschaften in deren Au-
teilen der Bundesrat gemiiss § 63 Börs. G. Börsenter-

mingeschitftc genehmigt hat (in 1014 27 mijn- en

fabrieksaandeelen; andere fondsen kan het Beursbe-
stuur hiervoor aanwijzen, voorzoover de Bondsraad

deze niet veiboden heeft).

.B. Voor Pruisen:

1
0
. Bestimmungen über die Bestellung und Entlas-
sung der Kursmakler, vom 14 November 1896, uitge-
vaardigd door den Minister für Handel und

Gewerbe. Benoeming voor Berlijn door den Ober-

prësident der provincie Brandenburg, gehoord de

Handeiskammer.

2
0
. Bestimmungen über das Ordnungsstrafverfah-
ren wegen verhotenen Börsenterminhandels, vom 13

Juni 1908, uitgevaardigd door den Minister für

Handel und Gewerbe.

C. Voor Berlijn..

1°. Maklerordnung für die Kursmakler an der
Berliner Börse, vom 9 Juli 1906, uitgevaardigd door

den Minister für Handel und Gewerbe. Zij vormen
saam een Maklerkammer, die o.a. de verdeeling der

fondsen over hen doet (Gruppenbildung), waarbij

groepen van meest twee makelaars voor een bepaald

fonds worden aangewezen.
Zij
behoeven verlof om

van de beurs weg te blijven. Zij staan onder toezicht van de Maklerkammer en van den Regeerings-com-
missaris. Zij mogen alleen orders uitvoeren voor hou-

ders van een Börsenkarte.

2
0
. Bedingungen für die Geschiifte an der Berlinor
Fondsbörse vom Miirz 1914, vastgesteld door den

Börsenvorstand (42 artikelen), bevat de benrsuan-
con, ongeveer hetgeen bij ons voorkomt in het Regle-
ment vooi den Effectenhandel.

Van belang is ook nog, dat in Duitsehiand in het
Handelswetbok is geregeld het z.g. Selbsteintritts.

recht voor den Commissionnair, n.l. de bevoegdheid
om hem gegeven orders met zichzelf af te sluiten.
v.T.o.B.

DE THEEVOORZIENING 1W NEDERLAND.

Men schrijft ons:
De theevoorziening heeft in ons land tot vele klach-

ten aanleiding gegeven. In September 1917 trad de
distributie in werking, waarbij de maximumprjs
voor de eerste hand op gemiddeld 84 c., voor den win-

kelier op
f
1,40, later verhoogd tot
f
1,45 per 34 Kilo,

werd vastgesteld. Een groot deel van den tusschen-
handel was over het prijsverschil tusachen 84 en 140

cent ontevreden, bewerende, dat hun verdienste, in

procenten
uitgedrukt, geringer geworden was dan
toen goede thee in de winkels voor een gulden en een daalder verkocht werd – er werd wel toegege-
ven, dat de winst, in
centen
weergegeven, dezelfde

was gebleven, maar men beriep zich op duurder ver.

22 Januari
1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

87

pakkingsmateriaal, hoogere werkloonen, kleinere om.
zetten enz.

De distributie was ook om con andere reden niet
bijter populair en wel omdat weldra bleek, dat er

veel te weinig thee te distribueeren viel. Dc ,,Lom.

bok” toch, die in November 1917 van Batavia met

10.000 kisten vertrokken was, werd, zooals bekend,

in Freetown (Sierra Leona) opgebracht – de lading

kwam eerst na veel tijdverlies en vele moeilijkheden
in Londen aan; werd daar meerdere maanden opge-

houden, doch ten slotte arriveerde de thee, zij het

ook in vrij ontredderden toestand, in het najaar van

1918 in ons land. Het vervoer van Londen naar Am-

sterdam kostte aan importeurs buitensporig veel geld,

maar de Minister van Landbouw, Handel en Nijver-heid weigerde daarmede rekening te houden en

ver-
klaarde zich niet bereid den eerste-handsprijs van
84 cent te verhoogen.

Daardoor ontevredenheid bij de importeurs, wel-

ke nog toenam, toen bekend werd, dat de ,,Tabanan”

– het eerste schip, dat in December 1918 na een
rusttijd van 13 maanden van de Geallieerden toe-

stemming kreeg thee van Java naar Nederland te
vervoeren – wel een millioen pond thee, door den

Gouverneur-Generaal voor ongeveer 36 cent per

half kilo te Batavia opgekocht, zou meebrengen, maar
niets voor plantage-rekening.

Dat was ook een teleurstelling voor den tusschen-
handel, omdat een inkooppri.js van 36 cent te Batavia
verhooging van den Amsterdamschen veilingarjs
van 84 c. allerminst wettigdc. En zulk een verhoo-
ging hadden ook zij gaarne gezien, doch om geheel
andere reden dan de importeurs van Javathee. De tusschenhandel en de theepakkers koopen nl. niet
gaarne in de Amstcrdamsche veilingen,
10.
omdat de.
veilingen openbaar zijn en derhalvé •de kwaliteit en

de prijs van ieders inkoop zoowel aan de concurrenten
als aan de afnemers bekend worden; 2
1
. omdat in
deze veilingen door eiken kleinen winkelier met
voorbijgaan van den tusschenhandel gekocht kan
worden. Tusschenhandel en theepakkers geven er
daarom gewoonlijk de voorkeur aan hun behoeften in
Londen, Britsch-Indië of China te dekken. Om even-
wel thans op dc groote Engelsche theemarkt inkoopen

voor Nederland te kunnen doen, zou de eerste-hands-
prijs in ons land aanzienlijk hooger moeten zijn dan
84 c., tenzij zeer inferieure kwaliteiten zouden mo-
gen worden ingevoerd. Aankoop in Londen zou echter
wel iets aantrekkelijks hebben, omdat dit de eenige

manier zou zijn om het theedrinkende publiek
onmid-
dellijic
aan thee te helpen.
De importeurs van Javathee, optreden-de als ge-
machtigden van de planters in onze Koloniën, wezen
er evenwel op, dat aanvoeren van Londen, vroeger
onmogelijk wegens het uitvoerverhod, thans niet

meer noodig zijn, immers de 10.000 kisten ex ,,Lom-
bok” worden eindelijk gedistribueerd, de 10.000 kis-
ten regeeringsthee per ,,Tabanan” kunnen begin
Februari binnen zijn en dan in begin Maart verdeeld
worden; een 6-tal weken later is dat het geval met

een even groote partij per ,,Dardanus”, die kort
daarop gevolgd zal worden door 7000 kisten per
,,Rembrandt”. Wordt er met aanvoer op deze schaal
doorgegaan, dan zal de tijd niet meer ver af zijn, dat
do thee-distributie kan worden afgeschaft.

Bij deze geheele âangelegenheid doet zich dezelfde
vraag – voor, als in den oorlogstijd zoo dikwijls ter
sprake is gekomen: welke verhouding bestaat er
tusschen Moederiand en Koloniën. De bedoeling van dit stukje is allerminst op die vraag dieper in te gaan,
maar wol- mag onder de aandacht van belanghebben-
den gebracht worden, of de Koloniale belangen ten
achter gesteld mogen worden, omdat een aantal thee-
pakkers en theehatidelaren huns inziens te weinig
voordeel en belang hebben bij het systeem, waaronder
do Java-theeplanters hun product te Amsterdam aan
de markt brengen. Van het Moederland worden geen

geldelijke offers verlangd, integendeel de theeplan-
ters op Java nemen – hoewel toch reeds de zeer lago

prijzen te Batavia, de hardnekkige droogte en een

zware griep-epidemie hun toestand in 1918 verre van
rooskleurig gemaakt hebben – genoegen met prijzen,

waartoe geen ander productieland bereid is thee te
verkoopen.
Zij
maken er alleen ernstig bezwaar tegen,
dat juist even v66r het oogenblik, waarop er weder

voldoende Java-thee zal worden aangevoerd, ons land

ter wille van eenige handelaren, wier bedrijf gedu-

rende -den oorlogstijd niet gebloeid heeft, tot vrij
hooge prijzen zal volgestopt worden (volgens do

nieuwe, nog steeds geheim gehouden Agreement met

de Geallieerden, is ons rantsoen z66 gering, dat we

al heel spoedig zijn ,,volgestopt”!) met Engelsche

thee, waarmede de Britsch-Indische theeplanter even..

zeer gebaat als de Java-theepinter geschaad zou
worden.

DE NATIONALE BANK VAN BELGIE

GEDURENDE DEN OORLOG.

Met welk een bittere ironie zal de Directie van de
Nationale Bank den liden September 1914 hebben

kennis genomen van het bericht van den Duit-schen
Gouverneur-Generaal in België von der Goltz, dat zij
voortaan zich over haar doen en laten zou hebben te

verstaan met den heei von Lumm, een der direeteurn
der Reichsbank. Want het was von Lumm, die eenigo
jaren to voren do gastvrijheid van de Nationale Bank

had genoten, toen hij op verzoek van den President

van de Reic-hsbank door de Directie in do gelegenheid
was gesteld om kennis te nemen van de inwendige
organisatie en de werkzaamheden der Belgische Cir-
culatiebank. Gcdurendo een week had hij toen de
verschillende takken van dienst kunnen bostu-deeren, niet alleen van het hoofdkantoor te Brussel, maar ook
an het succursaic te Antwerpen en het Ageutschap
te Mechelen.

Voordat de heer von Lumw zijn delicate taak aan-
vaardde, had de directie van de Nationale Bank ge-
durende een maand ondervinding genoeg opgedaan –
om deze hernieuwde kennismaking met bezorgdheid
tegemoet te zien.

Toen België in oorlog geraakte met Duitschland
had de Nationale Bank geen enkelen bijzonderen
maatregel getroffen om de kassen van haar Agent.
schappen in veiligheid te brengen. Zij vertrouwde dat,
evenals in den oorlog van 1870 de Duitche legers de
kantoren van de Fransehe Bank hadden gerespecteerd,

zij ook thans aan de benittingen van de Nat. Bank van België, zijnde eene private instelling, niet zou hebben
geraakt. De onschendbaarheid van het privaat-bezit

toch had zoowel in Duitschland als in Frankrijk
steeds gegoiden als argument voor de wenschelijkheid

om van de circulatiebank geen Staatsinstelling te
maken.

Ofschoon men dus meende op dit punt gerust te
kunnen zijn, had de Directie toch eenige voorzorgs-
maatregelen genomen en den Agenten voorgeschreven
om -voor het geval de vijand de kas mocht opeischen,
daartegen te protesteeren en hen te wijzen op het
privaat karakter van de Bank en hare bezittingen.

In de eerste plaats de beste, waar de Duitschers
waren binnengerukt, namelijk te Hasselt, werd den
Agent echter onder bedreiging met een revolver zijn

kas afhandig gemaakt. Dezelfde geweldenarij vond
plaats te Luik en in nog zeven andere plaatsen met
het gevolg, dat ruim frs. 8,5 millioen aan kasgeld den
vijand in handen viel. De Agent te Luik was zelfs
genoodzaakt, onder bedreiging van verbanning, om

een reserve van frs. 5 biljetten, welke nog niet vau
de noodige handtee-keningen waren voorzien, verder te
laten afdrukken. –

De Directie had inmiddels niet stilgezeten en
telefonisch haren Agenten geïnstrueerd om de waar-
den naar minder bedreigde bankkantoren te zenden

88

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Januari 1919

en voor het geval de verbinding verbroken mocht zijn,

het bankpapier te verbranden.

Het hoofdkantoor te Brussel bracht onmiddellijk

haar eigen bezit en de wharden, toebehoorende aan den

Staat en aan de Rijkspostspaarbank, over naar Ant-

werpen. Hetzelfde gebeurde met de cliché’s der bil-
jetten en van den voorraad onafgewerkt bankpapier.

Van Antwerpen uit werd volgens Ministerieel Besluit;

van 26 Augustus 1914 voor risico van den Belgischen

Staat een en ander naar de Bank of England overge-.

bracht.

Dit iii veiligheid brengen van de verschillende

waarden was een doorn in het oog van het Duitsche

Gouvernement en op vérschillende manieren trachtte

het gedaan te krijgen, dat die waarden wederom zou-

den worden teruggevoerd.

Ofschoon eerst den lOden October 1914, na den val

van Antwerpen, die overbrenging met zekerheid be-
kend werd, had het Duitsche Gouvernement, na

het bezetten van Brussel op 20 Augustus, zeker wel

het vermoeden, dat die veiligheidsmaatregel in de be-
doeling der Belgische autoriteiten lag. De Duitsche

Gouverneur begon met een geruststellende verklaring

bekend te maken, dat de eigendom van de Nationale
Bank en in de eerste plaats haar voorraad munt én

muntmateriaal niet in beslag zou genomen worden.

De ervaring, in de eerste dagen van den oorlog op-

gedaan met de kassen van eenige Agentschappen en

het onbeantwoord blijven van de ernistige protesten

dar tegen, had het Bestuur der Nationale Bank waak-zaam gemaakt, zoodat een zending van dec Directeur

Lepreux door de Duitsche linies naar Antwerpen om

de noodige kasmiddeleu naar Brussel teruggevoerd

te krijgen, zonder resultaat bleef. Toen eenmaal vast

ston& dat de bezittingen van de Bank veilig in dé
kelders van de Bank of England lagen, begon het

Duitsche Gouvernement op een andere manier op te
traden; het dreigde met de sluiting van de Bank iii

geheel België, met het vestigen van een suceursale

van de Reiehsbank voor België en van Darlehn-

kassen; kortom opende een hevige campagne tegen do
gestie van de Nationale Bank als zou deze door h
aai
:

politiek het Belgische volk voorgoed financieel en

economisch ten gronde richten.

Opmerkelijk is, dat deze campagne het niet door

de Duitschers verwachte resultaat opleverde, dat door
heel België een zucht van verlichting ging, toen men
hoorde, dat de metaalschat en andere waarden niet
in Duitsche handen kon vallen, zoodat men het oude

Belgische bankbiljet naast het metalen geld begon op
te potten.

Hoezeer de waarden der Bank, met volkomen in-
stemming van de Directie naar Engeland, in veilig-
heid gebracht waren, zoo was deze er zich volkomen
van bewust, dat de maatregel voor haar ontzaglijke

moeilijkheden mede zon brengen.

Van de
zijde
van Duitschland dreigde onder de
vage machtspreuk dat ,,de Nationale Bank hare
zakeii niet mocht drijven op eene wijze, die in strijd.
was met de Duitsche belangen” allerlei dwang, ter-
wijl de particuliere bankinstellingen de Nationale

Bank smeekten om toch een weg te vinden voor de
voortzetting van hare werkzaamheden in het algemeen
belang: Daarenboven had de Dirèctie rekening te
houden met de wenschen van de Belgische Regeering.

Nog tweemaal werden er onder Duitsche pressie
afgevaardigden afgezonden naar Londen en Havre om
cle Belgische autoriteiten in den vreemde tot toege-

ven aan deDuitsche eischen te nopen, doch tevergeefs.
De Belgische minister van Financiën gaf slechts
de schriftelijke verklaring af, dat het Gouvernement
niet zou beschikken of laten beschikken over den
metaalschat van de Nationale Bank noch over den

voorraad bankpapier of de cliché’s der biljetten.

Een der eerste eischen van het Duitsche Bestuur
was, dat de Bank als kassier van de Duitsche legers
zou optreden, zoodat de leger auto r iteiten in verschil-

lende plaatsen over gelden zouden kunnen, beschik-

ken, welke bij de Hoofdbank met de opbrengst der

oorlogsschattin:gen konden worden verrekend. Tegen

clezen dienst aan don vijand verzette de Bank zïch
hardnekkig, ofschoon von Lumm dreigde een staf

van Duitsche bankbeambten te zullen requileeren,

‘lie met dien dienst zouden worden belast. De Bank

bleef zich verzetten en met succes, want ten slotte

werd overeengekomen, dat de betalingen aan het

Duitsche bestuur zouden loopen over den Belgischen
schatkistdienst.

Een aanschrijving aan de Agenten om alleen

Duitsch bankpapier, dat in België met een gedwon-
gen koers van fr. 1,25 per Al. circuleerde in betaling

aan te nemen en geen ander Duitsch papier als b.v.

Darlehenkassenscheine, wekte in hooge mate de

woede van het Duitsche Gouvernement. Een bevel tot

arrestatie van den Vice-Gouverneur van der Rest

werd uitgevaardigd maar niet uitgevoerd. In plaats

daarvan werd de Bank beboet met fr. 2 millioen.

De moeilijkste kwestie voor de Nat. Bank en voor
de particuliere bankinstellingen was, aan de voort-

durende dreigementen met sluiting te ontkomen. Defi-

nitieve sluiting van het bedrijf beteekende onmoge-

lijkheid om deposito’s, salarissen, spaarbaukgeiden

enz. uit te betalen. Als gevolg daarvan zou werksta-

king ontstaan en de opgewondenheid van het volk

zou uitloopen op bloedige repressailles van den vijand,

die toen al bezig was sommige streken te plunderen.

Een der eerste noodmaatregelen van de Nationale

Bank was daarom de uitgifte van een bijzonder type

biljetten, waarop ,,comptes courants” gedrukt stond

en die bestemd waren om dé gelden in rekening

cou

rant bij de Nationale Bank ad fr. 200 millioen uit te

betalen.
Groote verslagenheid wekte de aanzegging van het
Duitsche Gouvernement, op 17 November 1914, dat

besloten was om de Nationale Bank te sluiten en

daarenboven den gedwongen koers van de fr. 1600

millioen circuleerende biljetten op te heffen. Toen

na een heftig protest van de
zijde
der Bank tegen

dezen ongerechtvaardigden maatregel, von Lumm te
kennen gaf, dat de Banken dan maar van advies moes-
ten dienen, om het land voor een financieele en eco-

nomische ramp te behoeden, werd door het Bank-

Consortium het voorstel gedaan om aan de Soeié.té
Générale, de oudste financieele instelling van België,
dè faculteit te verleenen om bankpapie’r uit te geven.
Uit het proces-verbaal ‘van eene vergadering, ge-
houden 24 November 1914, waarbij de in Brussel aan-

wezige persoonlijkheden uit de politieke en finan-
cieele wereld tegenwoordig waren, blijkt, dat over
dozen maatregel overeenstemming tusschen de Natio-
nale Bank en de Société Générale bestond.
Laatstgenoemde instelling zou deze taak op zich
nemen, louter ten voordeele van de Banque Nationa’e,
maar dan ook onder de algeheele verantwoordelijk-
heid van deze Bank. Zoodra de vrede gesloten zu
zijn, zou de Société het departement van uitgifte van

bankpapier liquideeren.
Ten aanzien van dezen maatregel had de vergade-
ring ook onder het oog te zien het voornemen van de
Duitsche Regeering om requisitiebons met gedwon-
gen koers in België in omloop te brengen, ten einde
betaling te krijgen van de op te leggen oorlogsschat-
tingen, voor het geval die niet in bankpapier voldaan

zouden worden.
O’ver de financiering van de oorlogschattingen, als-
mede over de politiek en de werkzaamheid van de
Nationale Bank gedurende den oorlog zullen wij in

een volgend artikel een en ander mededeelen.
Mr.
L. F. A. M.
v.
0.

– BANKOONCENTRATIE EN DE NEDEII-

LANDSCHE BANK.

De dezer dagen verschenen Memorie van Antwoord
van den Minister van Financiën nopens Hoofdstuk

22 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

89

Vii B der Staatsbegrooting voor 1919 bevat in hnt-

woord op enkele beschouwingen uit het Voorloopig
Verslag, een uiteenzetting nopens de door de Regee-

ring aan te nemen houding tegenover de ‘ontwikke-

ling der bankeoncentratie hier te laude en den invloed

dezer concentratie op de positie der centrale crediet-

instelling. Wij geven hieronder deze uiteenzetting
weer zonder verdere commentaar.

In het Voorloopig Verslag was de aandacht geves-

tigd op het bekende rapport van het Engelsche

Treasury Committee on Bank Amalgamations id.
21 Mei j.l.
1)
en de vraag gesteld of navolging van het
door dit Committee in overweging gegeven ‘en door

de Engelsche regeering overgenomen denkbeeld’ om
voortgaande concentratie afhankelijk te maken van
goedkeuring van een tot dit doel in het leven geroepen

lichaam, ook niet hier te lande aanbeveling zou ver-
dienen. Tot deze vragen leidde mede de overweging,
dat bij het concentratieverschijnsel behalve de be-

langen van handel en nijverheid ook betrokken is ,,de

positie als leidster van de geidmarkt van de Neder-

landsche Bank, bij vier geldelijke resultaten de Staat zulk een overwegend belang heeft. Immers wanneer

enkele banken over zoo ruime middelen beschikken, als bij voortgaande concentratie weldra het geval zal
zijn, zullen zij in den regel in staat zijn alle naar
hunne nieening ver]eenbare credieten te bewilligen

en zal van onze centrale crediet-instelling, die vroeger

de kleine bankiers van do noodige middelen voorzag,
geen gebruik worden gemaakt. In tijden van spanning echter zullen ook de groote banken de Nederlandsohe

Bank noodig hebben; deze moet daarvoor hare midde-
len jaar in, jaar uit beschikbaar houden, welke in

normale tijden niet meer op de oude wijze vruchtdra-
gend zouden zijn te maken. Het winstaandeel van den
Staat moet van dezen loop van zaken de nadeelige
gevolgen ondervinden.”

De Minister komt in zijn antwoord uitvoerig op
eze beschouwingen terug. Ook’ hij acht het algemeen
belang betrokken bij de richting, die de ontwikkeling
van het bankwezen hier te lande neemt, zoodat het
mitsdien geenszins buitengesloten is, dat de wetgever te eeniger tijd genoopt zal worden op het hier bespro-
ken gebied in te grijpen.

,,Dat de voorwaarden voor zoodanig ingrijpen reeds
vervuld zouden zijn, kan hij echter aan de leden, vier
gevoelen in het Voorloopig Verslag is weergegeven,
niet toegeven. Het beroep, dat die leden op Engeland

deden, gaat z.i. niet op. Het is van algemeene bekend-
heid, dat de ontwikkeling van het Engelsche bank-

wezen reeds langen tijd op een zeer hoog peil staat.
In Engeland is dan ook een toestand ingetreden,
waarin de samenstelling van een tweetal banken be-
zwaarlijk kan geacht worden voordeelen voor het
algemeen belang mede te brengen. Deze voordeelen,
welke in een land met minder ontwikkeld bankwezen
van gewicht zijn te achten, zijn gelegen in eene rui-
mere credietverstrekking en, in verband daarmede,
in eene toeneming van de mogeljkheid voor nationale
onderneiingen, die eene goede kans van slagen bie-
den of voor uitbreiding vatbaar zijn, om het crediet,
waarop zij aanspraak kunnen maken, ook inderdaad
te verkrijgen. Naar de meening van ondergeteekende,
valt niet te ontkennen, dat het Nederlandsche Bank-
wezen in de laatste jaren, als gevolg van de zooge-

naamde concentratie, niet onbelangrijk is versterkt.
De bhnken hebben door hare krachtigere positie ver-
plichtingen kunnen aanvaarden en diensten kunnen
bewijzen, waarvan voorheen bezwaarlijk sprake had.
kunnen zijn. De hierbedoelde voordeelen, welké voor
ons land uit de uitbreiding van de werkingsfeer der
groote banken voortvloeien, waren echter in Engeland

reeds verkregen. Het verschijnsel, dat met den naam
van bankconcentratie wordt aangeduid, draagt daar te
i) Het rapport is uitvoerig besproken in het nummer
van
19 Juni b!z. 537.
Zie ook in denzeifden jaargang blz.
197
en
1055.

lande dan ook een ander karakter dan ten onzerit. In
Engeland viel eene steeds verder doorgevoerde samen-

smelting van groote concurreerende banken te con-
stateeren, terwijl in Nederland de groote banken hare

positie versterkten en hare werkkring uitbreidden
door het overnemen van kleinere provinciale kantoren
of door het verkrijgen van medezeggenschap in de
gestie dier kantoren. Het bankwezen in Nederland

verkeert derhalve in een stadium van ontwikkeling,

dat voor Engeland reeds in het verleden ligt en geen
aanleiding gaf aan den Engelschen wetgever tot in-
grijpen. Vrees voor een feitelijk monopolie, zooals

thans in Engeland wordt gekoesterd, heeft in dit
stadium geen reden van bestaan. Dat tusschen onze

groote banken geene of slechts onbeteekenende con-currentie zou bestaan, zoodat benadeeling van de be-
langen van het publiek te duchten valt, kan bezwaar-
lijk worden volgehouden. De ondergeteekende ziet

geen teekenen, welke er opwijzen, dat in dezen’eene

verandering zal intreden. Trouwens, reeds het belang
der banken zelven moet haar van het streven naar een

monopolie weerhouden. Het is toch wel duidelijk, dat,
zoodra van een zoodanig streven zou blijken, Staats-
bemoeiing op het hierbesproken gebied niet zou kun-
nen uitblijven.

Wat nu den invloed betreft van do z.g. bankcon-centratie op de positie van de Nederlandsehe Bank,

ontkend kan niet worden, dat die instelling verschil-
lende provinciale kantoren, die de door hen verleende
credieten bij de circulatiebank plachten onder te bren-
gan, als discontanten heeft verloren. Het is dan ook
niet onwaarschijnlijk, dat de ontvangsten uit het
disconteeren van handels- en credietpapier voort-

vloeiende, in normale tijden eene daling zullen ver-
toonen. Indien inderdaad dientengevolge het aandeel van den Staat in do winsten der Nederlaudsehe Bank
eene vermindering zou ondergaan, zou zulks toch
geene aanleiding mogen zijn om de verdere uitbrei-
ding van den werkkring onzer groote banken aan de voorafgaande goedkeuring der Regeening te onder-
werpen. Het antwoord op de vraag of een dergelijke
maatregel aanbeveling verdient, mag niet afhankelijk
zijn van het belang, dat de Staat heeft bij de gelde-

lijke uitkomsten van het bedrijf der Nederlandsche
Bank, doch dient uitsluitend beheerscht te worden

door de overweging van de gevolgen, die eene voort-
gaande bankconcentratie uit een oogpunt van alge-

meen belang voor landbouw, handel en nijverheid ‘zal
medebrenigen.

Dat de positie van de Nederlandseho Bank, als leid-
ster van de geldmarkt, tengevolge van de versterking
onzer groote banken, nadeel zal ondervinden, vreest
de ondergeteekende niet. Hij stelt er prijs op hieraan toe te voegen, dat ook de directie der Nederlandsche Bank deze vrees niet koestert. Zoolang de banken in
tijden van spanning de hulp van de circulatiebank
behoeven – en twijfel hieraan is wel buitengesloten
-• zullen zij rekening moeten houden met het stand-
punt, dat de Nederlandsche Bank ten opzichte van de credietgeving inneemt. Naarmate de werkkring

van de banken zich heeft uitgebreid, is het besef hier-
van j)ij haar steeds meer levendig geworden en hebben
zij in toenemende mate voeling met de Nederlandsohe
Bank gehouden. Het karakter van deze bank als cir-
culatiebank stelt haar in staat aan iedere gerecht-
vaardigde credietaanvrage te voldoen zonder dat zij,
zooals eene gewone bank, daarvoor bijzondere midde-

len zal behoeven te rserveeren. Wel zal zij uit den
aard der zaak zoowel bij het bepalen van haar disconto
als bij het voeren van hare goudpolitiek steeds met
den toestand der geldmarkt rekening moeten houden.
Op grond van het vorenstaande is de ondergetee-
kende van oordeel, dat de Staat zich vooralsnog van
het ingrijpen in de hierbedoelde materie dient te ont-
houden, al erkent hij ten volle, dat de verdere gang
van zaken nauwkeurig in het oog moet gehouden
worden en de noodzakelijkheid van Staatsbetmoeiing
zal kunnen medebrengen.”

90

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Januari 1919

IN- EN UiTVOER VAN GROOT-BRITT.4NNIE

IN 1918.

The Economisi” van 11 Januari j.l. geeft aan de
hand van de door den Board of Trade verstrekte

cijfers het gebruikelijk overzicht van den handel van

Engeland ja het afgeloopen jaar. Wij ontleènen

daaraan het volgende:
De maand December gaf een importcijfer te zien,

dat den export met circa £ 30 miUioen overtrof, aldus

werd het totale icnportcijfer van geheel het jaar ge-

bracht op £ 1.319.338.591, dit is £ 789.909.497 hooger

dan het totale exportcijfer. De cijfers, uitgedrukt in

£ 1000, over de twee laatste jaren zijn als volgt
(
1
):

1917

1918

vermeerdering
of
vermindering

Invoer ….
1.061.165 1.319.339 + 255.174
of
+ 23,9
O/o

uitvoer ….

627.080

498.473 – 28.607

– 5,4
0/

wederuitvoer

69.677

30.956 – 38.721

– 55,6
0/

totaleexport
598.757

529.429 – 67 328 ,, – 11,3
0/

invoersaldo..
467.408

789.910 + 322.502
of
+ 68,9
0/

Het cijfer £ 322.502.000, hetwelk de toename van

het invoersaldo aangeeft, moet men echter onder
voorbehoud aanvaarden. Sedert Juli 1917 worden de
importen en exporten ten behoeve van de regeering,

tot daartoe sedert den oorlog niet in de officieele

cijfers opgennmen, weder in aanmerking genomen,
en door dit feit gaat de vergelijking tusschen beide

jaren niet geheel op. Men zie hieromtrent het nummer

van 11 December j.l. De cijfers van den Board of Trade
bevatten thans echter eène afzonderlijke opgave van ge-
noemde in- en uitvoeren, hetwelk mogelijk maakt de

statistieken over beide jaren op juister wijze met

elkaar te vergelijken. De voor rekening der regeering

komende in- en uitvoer bedroeg van Juli tot December

1917 £ 106.691.077 invoer; £ 9.490.427 uitvoer; voor
het jaar 1918 zijn deze cijfers £ 249.983.351 en

£ 18.596.111.
Aannemende, dat het invoersaldo der. regeering iu

de eerste helft van 1917 ongeveer gelijk was aan dat

van de tweede helft, kan het totale invoeisaldo van

1918 met circa £ 97.000.000 verminderd worden, aldus
een surplus latende van om en bij £ 219.000.000.
Desalniettemin blijft de Engelsche handelsbalans aan-

zienlijk passief en moet het heele saldo adi 322.502.000
betaad worden ‘t zij door het sluiten van leeningen

in het buitenland, ‘t zij door verkoop van fondsen,

‘t zij door goudzendingen, voor zoover het althans
niet door ,,onzichtbaren” export wordt betaald, welke
evenwel onder de oorlogsomstandigheden natuurlijk

zeer in zijn bedrijf beperkt was.
Na het sluiten van den wapenstilstand zijn de
officieele staten weer in volledigen vorm verschenen,

zoodat ditmaal ook gegevens t. o. v. de hoeveelheid
van eenige belangrijke import- en exportartikelen ten

dienste staan; wij laten hier enkele volgen:

Import.

1917

1918

Tarwe …………….ewte.
91.435.006

58.029.710

Boter …………….,,

1.806.516

1.814.625

Kaas …………….,,

2.946.066

2.357.822

Margariue …………

1.807.806

802.5912)

Suiker …………….lbs.

27.750.494

26.146.204

Thee……………….,,

277.808.766

311.151.407

Tabak …………….,,

249.380323

178.980.384

Ruwe katoen, centals
(100
lbs)
16.331.713

14.892.231
Petroleum *)
gallons
826.895.171 1.326.776.603
Rubber . . ceatal
(100 lbs.)

1.74.736

1.033.043
Koper …………….tous

142.778

203.943

Export.

Tabak ……….lbs.

27.692.862

22.247.696

Kolen ……….tons

37.8
,1
0.705

34.173.915
Ruw
ijzer

,,

733 943

483.110

Katoenen garens .

lhs.

133.151.800

101.793.700
Katoenen goederen yards
4.978.237.900 3.695.772.100

*) In The Economist” staat bij
1918
abusievelijk
7
inilliard.

‘) Zie voor de cijfers van
1913-1918,
pag.
1098
van den
vorign jaargang.
‘) Dit getal
is
in ,,The Economist” slecht afgedrukt Ited.

,,The Ecrniomist” wijst, naar aanleiding van deze

cijfers, op de noodzakelijkheid, welke voor Engeland be-
staat den exporthandel veer op zoo breed mogelijk
terrein op te bouwen. Uit dien hoofde is een spoeclige
demobilisatie van do industrieelewerkkrachten, ,,now

in khaki”, van het hoogste nationale belang, zegt

het blad.
Wij laten hier den gebruikelijken, naar goederen-

soorten gespecificeerden, staat van invoer en uitvoer

volgen.

1

Invoer

1

Uitvoer
Artikel
1
1918
1
1917
1
1918
1
1917

1. Voedings- en ge-
n otmiddelen.
Granen en meel ..
154.404
175.000
450
.

862

Vleesch en slachtvee
174.088
102.398
120
269

18.243
3.924
3.483
3.297
Tabak

………….
Overige ………….
225.925
173.389
8.014
11.904

572.660
454.711
12.067 16.332
Totaal groep 1

Gron dstoffen en
haiffabrikaten.
Steenkolen enz

6
52.416
51.341

IJzererts, oud ijzer

Andere ertsen
..
. .
J
31.092 27.467
J

85f

k

10
112
1.

21
29.182
25.646
924
496

150.286
110.591
– –
39.660 51.728
1.707
3.186

Andere grst. textiel
Oliezaden, oliën ene
31.370 116.843
28.015
75.773
89
2.756
261
8.032

Huiden

ene ………
18.844
18.383
1.202
1.317

Grondst. papierind
Diversen

……….
13.150
28.632 10.359 36.830
263
1.386
489
1.903

458.859
384.798
00.838

_

67.101.
Totaal groep II

__

Bew. artikelen.

Hout ……………
Katoen ………….

9.710
10.783 36.731
44.828

Wol

……………

Andere metalen ..
46.694 43.628
9.010 10.285
5.786
4.983
4.389
4.751

Electr. artikelen
1.049
1.335 2.152 2.927
10.701 8.863 16.063
19.483

Ijzer, st:al ……….

Schepen (nieuwe)
1

607 1.088

Artikelen van hout
2.077
1.326 470 860

Garens en weefsels.
4.938
3.862
180.103 145.925
149 251
49.736
52.848

Ijzerwaren

………..

Machines

…………

Andere stoffen

.

.7.230
6.441
11.420
8.131
_2.102
11.048 2.018
16.944
1.289 1.366
11.637
16.763

Katoen ……………
Wol

………………..

38.544
28.028
22.741 23.584

Zijde

……………..

Leder en lederw
10.337
11.096
1.546
4.963
Confectie

…………..

Aardewerk en glas
312 655
3.968 3.893

Chemicaliën ………..

5.132
4.190
3.164
3.195
Papier

……………
Wagens en automob
12.310
7.506
6.505 6.879

Diversen

………..
107.474 71.142
41.749
63.380

Totaal groep 1111 280.1641 218.5651 403.7211 423.614

Alle overige art.
(waarbij pakketp.)
.

7.858

6.090 21.847

19.972

Totaal groep 1-1V
1.319.339 1.064.184 498.473 527.079

De cijfers zijn gegeven in duizenden £, c.i.f. voor

invoer en f. o. b. voor uitvoer.

AANTEEKENINCEN.

De Banic of Engla.n.d en vreemde

e r e d i e t e
n.
– Onder ditzelfde hoofd maakten wij

de vorige week melding van het besluit van de Bank
of England om aan de differentieele behandeling voor
vreemde saldi, waartoe eind 1917 werd overgegaan,

een eind te maken. Tevens gaven wij de motiveering weer, welke de Times naar aanleiding van den maat-regel bevatte. Het bericht verdient in de eerste plaats

in zooverre aanvulling, dat, naar thans blijkt, de
terugbrenging van de depositorente voor vreemde

saldi van
4>
pOt. tot het algemeene renteniveau

aanvankelijk slechts gelden zal voor Frankrijk, Italië

en België. Voor saldi uit de Vereenigde Staten en

de neutrale landen blijft de hoogere rentevoet voors-
hands gehandhaafd.
Ook echter in dezen beperkten vorm heeft de maat.

22 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

regel van dô Bank of England, die blijkbaar zonder

voorafgaand overleg met de clearing banks genomen
was, tot eenige bezwaren aanleiding gegeven. Het

bleek toch, dat, terwijl de meeste banken gelijk bij de

aanvaarding van den differentieelen rentevoet, thans
ook bij de afschaffing de Bank of England wilden

volgen, een der voornaamste onder hen hiertegen

voor de bij haar ondergebrachte Fransche saldi be-

zwaren maakte. Er werd bovendien op gewezen, dat
ontduiking van de nieuwe regeling zeer eenvoudig

was. Wat ware gemakkelijker dan Fransche saldi via

een neutralen, b.v. Zwitserschen bankier in Londen
onder te brengen?

Herhaalde bijeenkomsten hebben ten slotte tot het
resultaat geleid, dat onderling overeengekomen werd

in het algemeen Fransche, Italiaansche en Belgische
saldi op gelijke wijze te behandelen als eigen saldi,
waarbij evenwel de bevoegdheid werd voorbehouden
desgowenscht de rente tot 34 pOt. te verhoogen. De

depositorente van de Engelsche Bank en de clearing-

banken voor binnenlandsche saldi bedraagt thans
3 pCt.

Neclerlandsche Monster/i,a9ner te
N e w Y o r Ir.
– Onder de vele goede plannen, welke
bij den aanvang van het nieuwe jaar op het program-
ma
zijn geplaatst, moge hierbij voor 66D een oogenblik

de’ aandacht gevraagd worden. Het betreft het tot

stand brengen van een Nederland’sche Monsterkamer
te New York. De Noderlandsche .Vereeniging voor

Tentoonstellingsbelangen, Bezuidenhoutseheweg 30 te
‘s-Gravenhage, heeft zich voor eenigen tijd in verbin-

ding gesteld met dan nieuwbenoemden Nederland-
cohen handelsattec.hé voor do Vereenigde Staten en
door dit gemeenschappelijk overleg hoopt men binnen

afzienbaren tijd de tot standkoming van de nieuwe
instelling te kunnen verwezeniijken

De handelsattaché, de heer Mr. D. H. Andreae, stelt zich voor om onmiddellijk na zijn aankomst te New
York zich de medewerking voor dit plan te verzeke-
ren van te New York wonende en met de ecouomiche
toestanden in de Vereenigde Staten goed bekende

landgenooten, terwijl bovengenoemde Vereeniging
inmiddels hier te lande alle pogingen zal aanwenden
om onder handel en nijverheid de noodige belangstel-
ling op te wekken. Beoogd wordt om te New York
in het zakencentrum een gunstig gelegen localiteit

te vinden, waar meji de monsters van Nedeflandsche
nij vorheidsproductea op alleszins passende wijze voor
hot zakenpubliek zal kunnen uitstallen.

Aan de Monsterkamer zal verbonden worden een
Nedevlandsche ,,manager”, volkomen op de hoogte
van het Amerikaanscho afzetgebied, die in staat zal
zijn om de zakenwereld hier te lande behoorlijke in-
liahtinen te geven omtrent do uitvoermogelijkheid

uit Nederland naar do Vereenigde Staten en alles
wat daarmede verband houdt en die wederkeeri
g
dan
Amerikaansc.hen zakenman alle gegevens zal kunnen
verschaffen omtrent den handel met Nederland. In
Nederland zal de vertegenwoordiging van deze nieuwe
Monsterkamer berusten bij de Nederlandsche Veree-
niging voor Tentoonstellingsbelangen, welke de pro-
paganda onder handelaren en industrieelen zal ter
hand nemen.

Uit den aard der zaak zullen omtrent de stappen,
welke te New York worden gedaan en de maatregelen,
wolke, daar zullen worden genomen om een goede uit-

voering van liet plan te verzekeren, niet eerder mede-
deelingen kunnen worden gedaan dan nadat de heer
Andreae zich na zijn aankomst te New York persoon-
lijk van alles op de hoogte heeft gesteld.
Het Bestuur der Nederlandsche Vereeniging voor
Tentoonstellingsbelangen is evenwel van oordeel, dat
het inmiddels niet moet stilzitten en reeds nu de aan-
dacht van het Nederlandsche rzakenpubliek op de
plannen voor de Monsterkamer to New York moet
vestigen. Het wenscht gebruik te maken van de gun-

stige gelegenheid, welke de 3de Jaarbeurs te Utrecht

aanbiedt om den vertegenwoordigers van handel en

nijverheid gelegenheid te geven hunne instemming
met het plan te betuigen. Het Bureau der Vereeni-

ging zal ter Jaarbeurs gevestigd zijn in het ,,llan-
delspaviljoen” op hot Vredenburg nabij den hooft.

ingang. Moge van deze gelegenheid tot deelneming
door een zeer groot aantal Nederlandsohe firma’s ge-

bruik worden gemaakt. Aldus zullen zij een behoor-

lijke uitvoering van de plannen mogelijk makén.
H.O.O.

Handetsverdra.gen met ‘Frankrijk
e n S p a n j e.
– Het ministerie van buitenlandsche
zaken heeft in de Staatscourant bekend gemaakt, dat

eenige van onze hande]stractaten met vreemde mo.
gendheden door de tegenpartij opgezegd werden.

Voor Spanje komt hiermede te vervallen, beginnende
op 20 September e.k. de verklaring van 12 Juli 1892
(St.bl. 1893, No. 217), gewijzigd 13 November 1899

(St.bl. 1900, No. 78). Bij deze verdragen was o.m.
voor een aantal artikelen
van
Nedorlandschen oor-
sprong, bij rechtstreekschen invôer, waarvan wij noe-

men: kaas, boter, jenever, bier, tin (in schuitjes),

indigo, bloembollen, aardappelmeel en dextrine, een

speciaal tarief (bijlage 1 van de verklaring van 12
Juli 1892) vastgesteld. Voor alle voortbrengselen van

Nederland en koloniën gold voorts bij rechtatreek.
schen invoer meestbegunstiging; een voorbehoud werd slechts gemaakt t.a.v. gunsten aan Frankrijk
of Portugal verleend. Onzerzijds werd
i3i
de verkla-
ring toegezegd de artikelen, afkomstig van Spanje
(ook Ouba en Porto-Rico worden daarbij nog ge-

noemd) bij invoer in Nederland aan geen andere
rechten te onderwerpen dan voor andere naties
gelden.

Van de handelsovereekkomsten, door Frankrijk opge-zegd, zijn inzonderheid te noemen:
10.
de nota’s van
27 en 28 Januari 1892 (Staatscourant 1892, No. 24);
2
0
. de overeenkomst van 13 Augustus 1902 (St.bl.
1904, No. 58); 3°. de schikking van 18 Augu8tus
1910 (Staatscourant 1910, No. 234).
Bij het verdrag van 1902 was te zamen met de nota’s

van 1892 het navolgende vastgelegd. Het Fransche
minimum-tarief zou voor Nederlandsche producten toepasselijk zijn bij invoer in Frankrijk, Zijne kolo-
niën en protectoraten, zoolang Nederland voor Fran-

sche voortbrengselen meestbegunstiging zou latem
gelden. Voor bepaalde artikelen (o.a. koffie, cacao,

peper, nootmuskaat, thee) uit de Nederlandsche kolo-
niën is bij invoer in Frankrijk, zijne koloniën en
protectoraten meestbegunstiging verleend; voor de
niet genoemde artikelen zou het algemeene tarief van
toepassing zijn. De voortbrengselen van Frankrijk, de
Fransche koloniën en protectoraten genieten bij in-
voer in de Nederlandsche koloniën meestbegunsti.

ging. Ten slotte bepaalt de schikking van 18 Augus-
tus 1910, dat petroleum uit Nederlandsch-Indië en
de bijproducten daarvan in Frankrijk meestbegun-
stiging zullen genieten, zoolang in Nederlandsch.
Indië de invoerrechten op wijn niet zullen verhoogd
worden.

De overeenkomsten voornoemd zijn met ingang van
10 September j.l. opgezegd. Het verdrag van 1002 –
waarin de boven gereleveerde bepalingen t.a.i’. het
handelsregime tusschen Frankrijk en onze koloniön
gestipuleerd zijn – is derhalve (ingevolge art. 4) op
en na 10 September 1919 niet meer van kracht.

De
Vereeniging voor den Katoen.handel te Rotter-
dam
schrijft ons:

Naar aanleiding van de mededeeling in dit blad No.
158, blz. .36, dat men in Amerika niet voldoende zorg
aan de Standaards zoude besteden en dat deze in alle
plaatsen niet onderling geheel zouden overeenkomen,
stelt de Vereeniging van den Katoenhan dcl te Rotter-
dam er prijs op, in het belang van de te Rotterdam
te vestigen Katoenmarkt, er op te wijzen, dat onder

92

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Januari 1919

Amerikaansche Standaards

waarvan in het bericht

uit Washington gewag werd gemaakt -. uitsluitend

zijn te verstaan de ,,United States Government

Standards”, die door den Board
of
Agriculture te

Washington. met de meeste zorg zijn samengesteld en
die voor den geheelen handel in de Vereenigde Staten

zoowel als elders uniform zijn.

Mochten op enkele Amerikaansche beurzen naast de

officieel& Standaards nog andere Standaards in ge-

bruik zijn, dan heeft de mededeeling van het Gouver-

nement der Vereenigde Staten toch in elk geval alleen

op de officieele ‘Standaards, de eenige, die door
hem

erkend worden, betrekking.

Bij het rijnvaartbericht op pag.
99,
is opgenomen

eeû uittreksel uit de bepalingen
op
de verschepin-

gen in Duitsche Rijnliavens.

REGEERINGSMAATREGELEN OP

HANDELSGEBIED.’

Overeenkomet met de geallieer-

d
e n. Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp inge-
diend ter goed.kuring van de overeenkomsten, door

ons land gesloten met Engeland, Frankrijk en de Ver-
eenigde Staten. De over eenk am sten zelve zijn ter ver-
trouwelijke kennismakih.g uitsluitend voor de Kamer-

leden ter griffie neergelegd..

o
rganis atje der distributie. Naarmata
de crisistoestand gaat plaats maken voor meer for-

male toestanden, moeten geleidelijk de organen, welke

aan het Departement van Landbouw v66r de crisis
belast waren met de behartiging van verschillende.
belangen, weder worden ingeschakeld. Dit is ‘reeds geschied met de Directie van den Landbouw en
ook ten aanzien van de Afdeeli.ng Handel plaats

vinden.

N ii
v e r h e i d s r a ad. Ingesteld is een Nijv’r.
heidsraad, waarin onder voorzitterschap van den chef
der Afdeeling Handel zitting hebben vertegenwoor-

digers van de groote werkgeversor.gaisaties. De Raad

heeft ten doel het contact tusschen de industrie en de regeeri.ng te handhaven en zal ook optreden als
sub-

commissie van de Commissie voor de Economische

Politiek.

Crisis-Enquête. Bij Kon. Besluit van
S Januari is, ter voldoening aan de bepalingen der
crisisenquêtewet 1918 (Stbl. No. 559), een staats-
commissie ingesteld, welker taak is omschreven in
1

art. 1 dier wet.

‘Rijkspaspoortenkantoor. De aandacht
wordt er op gevestigd, dat de dienst van ‘het Rijks-
papoortenkantoor enkel vreemdelingen betreft,
dus:

niet Nederlanders; ook niet Nederlanders, die zich

naar het buitenland wenschen te begeven.

Uitvoering Scheurwet. De Minister van
Landbouw heeft voor elke provincie ingesteld een

Connnnnssie van Berep
inzake de Scheurwet, gevestigd
ten kantore van het provinciaal productiekantoor.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

– N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.
BANK DISCONTO’S.

18
Januari 1919

20 Juli 1914

4
1
12 sedert 1Juli ’15
3
1
I2sedert23
MrL ’14
.,
(Disc.Wissels.
NedBe1Bjflfl Elf.

an
4
1
11

,,

1

,,

’15
4

,,

23

’14
Vrsch.in R.C.
5
1
/9

,,

19Aug.’14
’14
5

,,

23
Bank van Engeland
5

,,

5 Apr.’17
3

,,

29Jan.’14
Duiteche Rijksbank
6

,,

23Dec.’14
4

5Febr.’14
Bank van Frankrijk
5

,,

21Aug.’14
.3
1
/2

,,

29Jan.’14
Oostenr. Hong.
Bk.
5

,,

12 Apr.’15
4

,,

12 Mrt. ’14
Nat.Bankv.Denens.
51/t

,,

4Jan.’19
5

,,

6Febr.’14
Zwéedsche Rijksbk.
7

20 Mrt.’18
42/2

,,

6

,,

’14
Bankv. Noorwegen
6

,,

13Dec.’17
42/t

,,

11

,,

’14
ZwitserscheNat.Bk.
51/t

,,

3Oct. ’18
3
1
/

,,

19′

,,

’14
Bank
van
Spanje..
4

,,

22 Mrt.’17
4
1
13

Bank van Italië..
5

,,

10Jan.’18
5

,,

9 Mei ’14
Feder. Res. Bk. N.Y.
3-4



Javasche Bank….
3
1
!2

,,

1Aug.’09
3
1
/,

,,

1 Aug.’09

OPEN MARKT.

Date
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
IParijs
Part.
N. Yorl
Cali.
Part.
Pro/s,,-
disconto
gatie
disconto,
disconto
dilc.
moneij

18 Jan. ’19
32/4
3 3
1
/2
41Is

4
1
4
1
1

‘)
13-18 J. ’19
32/
4
_7/
3_1/
3I/
45/

45

6-11 J. ’19
3
1
Ig
371/
31/
4-‘!,
-.
30D.-4J.’19
3′!s-4
3
1
h
4.-
1
Is
5’/6

19 Jan.
‘iS
3


3
1
12
4
1
/,s
4-
1
is

6
‘).
20 Jan. ’17
1
1
/4

‘)
5’/lO
4-
1
!,

13142
8)

20-24Jul.’14
3
1
I,-‘I,6
2ij4-
0
/e
2’/-‘I
2
1
/g-
1
/,
2’/
1’/-2
1
/
2

Noteering van 17 Janua,L –
. 18
9)

– 19

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Londen en New York waren deze week weder zeer ge.
zocht. De koersen liepen’ dan ook regelmatig op. Geopend
op circa 11.25 en 2.36,-, belette hèt voortdurende aanbod uit België in de eerste dagen der week een sterke stijging
der koersen. Toen later dit aanbod verminderde, omdat de
marge tegen Belgisch bankpapier geringer werd, trad echter
een sterke stijging in, zoodat heden tot 11.36 en 2.38
1
1s
betaald werd.
Parijs was eveneens vast. De omzetten blijven echter
tamelijk gering, zoodat deze koers iets achterbleef bij die
van de bondgenooten.
Marken waren eerder aangeboden. Het aanbod werd
echter grif opgenomen, zoodat de daling beperkt bleef.
29,75-28,50, 29,-. In Weenen waren de ‘omzetten ook
deze week weder zeer gering.
Van de neutrale wissels waren Skandinavië en Zwitser

land zonder veel verandering en met geringe omzetten,
daarentegen begint zich weder meer vraag te vertoonen
naar cable Buenos-Aires, waarin gedurende maanden bijna
niets was omgegaan.

MAANDCIJFERS.

POSTCHEQUE
EN GIRODIENST.

November.
December

Aantal
Bedrag
Aantal
Bedrag

Aantal

rekening-
houders op.u°.

..
‘12.772.
-‘
13.222

Aantal rekeningen
13.252 57.643

30.584.137
13.720 66.607
33.795.566
Overschrijvingen

..
25.875 55.529.092 30.405 61.314.256

01)

hO
…………..
Stortingen ……….

43.715
25.101.098
45.082
24.422.919
Afschrijvingen

……
Totaal tegoed reke-‘ ninghouders op u°.

32.454.581

37.898.701

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
Londcn
I

Parijs
‘Bcrl(n
Wccncn

burg
1)

13 Jan. 1919..
11.25
43.30
29.75
15.-

.36
14

,,

1919..
11.25 43.274 29.35 14.90

2.36
15

1919..
11.25
43.30
29.50
14.90
, –
2.36

16

1919..
11.26
1

43.32
29.15
14.85

2.36’/4
17

.,,

1919..
11.27,
43.35
28.55
14.70

2.36’14
18

,,

1919..
.
11.29
43.40
29.10
14.70

2.37
Laagste d.
w.’)
11.22
9

43.10
28.30
14.50

2.35’12
Hoogste
,,

,, ‘)
11.29
43.45
30.-
15.15

2.37
.
‘/4
11 Jan. 1919..
11.25
43.30
29.50
14.90

2.36
4

,,

1919..
11.23k
43.17l
29.35
14.95

2.35V2
Muntpariteit.

12.10
48.-
S

59.26
50.41
1.28
2.4’/

°) Noteering te Amsterdam.
8)
Porticulkre opgave.

22 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

93

D
0 0
Stock-
halm
)
Kopen-
hagen
S)

Chris-
tiania
t)
Zwitser.
land)
Spanje
2)
Batavia 11
telegrafisch

13 Jan. 1919
68.50 63.20 66.15 49.05
47.75
99-100
14

1919
68.50 63.15 66.20
49.25
47.75
99-100
15

,,

1919
68.47
63.05
66.25
49.02
1

48.-
99-100
16

,,

1919
68.55 63.05 66.25
49.10
48.-
99-100
17

,,

1919
68.55 63.05
66.25
49.15
48.-
99-100
18

,,

1919
68.55
63.05
66.25
49.10
48.25
99-100
L’ste d.
w.’)
68.30 62.95
66.-
4880
47.-
99
H’ste
,,

‘)
68.65
63.35 66.40 49.25
48.50
100k
11 Jan. 1919
68.45
63.15
66.15
49.-
47.50
99-100
4

,,

1919
68.45 63.15
66.15 48.65
47.60
99
3
1-100
Muntpariteit
66.67

j

60.67
66.67
48.-
48.-
100


‘t
,’ioceer,ng te Amsterdam.
‘1
rart,cul,ere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.

Cable
Zicht
Zic
Zich,
D
0 0
Londen
Parijs
Berlijn
m
ht
Asterd.
(in
$
(in frs.
(in cents
(in cent,
per £)
P.
p. 4 Rm.)
per gid.)

18 Jan…..1919
4.76.75
5.45′!8
nom.
42′!,
Laagste d.weok..
4.76.55
5.45′!,
nom.
42′!,
Hoogste,,

,,

..
4.76.75
6.45’/d
nom.
42
1
!3
11 Jan…..1919
4.76.55
5.45
1
/,
nom.
42
1
/4
4

,…..
1919
4.76.55
545
1
!2
nom.
42
3
!
1
)
Muntpariteit….
4.86.67
5.18’/
95’/C
40I16
1)
INoteenng
van 3 Januari.

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
2 Jan.
19I
8
Jan.
1919

Tijdperk
9-16 Jan.

Loo gste

Hoogste

16 Jan.
1919

A1exandri..
Piast. p.
£
97
3
!,
97
1
!,
97’/
97
3
!,
97
8
!,
B. Aires ….
d.p.gd.pes.
51
5
18
51′!,
51
52
1
/8
51
1
!16
Calcutta
.. ..
sh/d.p.rup.
1/6
1
j,2
116
1
1,2
116
116
1
!,6 116’41
Hongkong ..
id. p.
$
3
1
4
1
/4
2
)
3/3*/4
3/3
1
!3
313
1
/4
313’/,
Lissabon….
d.p.escudo
34 34
1
!9
34
35
341/
Madrid

..’..
Peset. p.0
23.66
23.69 23.62
23.70
23.64
Montevideo..
d.p.peso
60
60
59’/4
60′!,
5934
Montreal….
$
per
£
4.84
1
!, 4.86
4.85
1
!,
4.86
1
!4
4.85/8
R.d.Janeiro’)
d.p.milr.
13′!,
13′!4
13
1
1!2
13′!18
13’/93
Lires p.
£
30.31
30.31
30.25
30.37
1
1
30.31
Shanghai

..
sh/d.p.tael
5/2
‘)
5/1
5/1
5/1
5/1

Rome

…….

Singapore
..
id.
p.
$
2(4′!,
214′!,
2/3’j,,
2/41/4

2/39/,,
Valparaiso
‘)
d.p.pa.p.p.
1021/
92

1

lOI,,
10
1
/8
1018132

10132
Yokohama
..
ah/d.p.yen
2117/s
2/2
211’i8
1

2/2′!,
211
11
!,,
‘) Noteeripgen op 90 dagen.
2)
Noteering van 31 Dec. 1918.

GOUD EN ZILVER.

Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend getnaskt.

NOTEERING VAN
ZILVER.

Noteering te Londen.

te New
York
18

Jan.

1919 ……..

48′!,,
101′!,
11

1919 ……..48/,,
– 101′!,
4

,,

1919 ……..

48′!,,
101
1
!6
28

Dec.

1918 ……..48’/,,
101′!,
21

,,

1918 ……..48/,,
101/8

19 Jan.

1918 ……..44
8
/
4,
89′!,
20

Jan.

1917……..37
76
1
/s
20 Juli

1914 ……..
24″!,,
54′!,

N.U.M.

Weekstaat der Nederlandsche Uitvoermaatschappij.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Bulten!.
Debet
5
pCi.
Credli
Data
Bankiers
Schat- Diverse
Schuld-
Diverse
kisibilj.
reken.’)
brieven
reken,
t)

16 Jan. 1919..
2.726
65.700
70.400
14.791
100.357
9

,,

1919..
2.336
65.700
70.400
14.791
99.605
2

,,

1919..
1.905
53.200
70.400
14.790.
99.347
27 Dec. 1918..
1.634
53.200
70.400
14.788
101.893
19

,,

1918..
3.395
53.200
70.400
14.770
103.100
‘) betde reken,ngen
Omvatten,
behalve garantiewja,el, in portefeuille
tot het bedrog der buiten). echatkistbiljetten, in hoofdzaak garantiewisael,
in depbt bi, de Ned. Bank.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 18 Januari 1919.

Activa.

Binnenl,WjB.{H,_bk. f184.647.959,34′!2

sels, Prom., B.-bk.

1.879.053.71 ‘!
enz. in disc. Ag.sch.

36.970.019,03

f
223.497.032,09
Papier o. h. Buitenl. in
disconto ……………………..

Idem eigen portef..
f
8.467.856,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nogaietafgel.

8.467.858,-

inal. vrsch.
Beleeningen { H.-bk.

93.304.300,44′!,

in rek.-crt. B.-bk.

5.467.263,53
op onderp. Ag.sch. ,, 39.930.823,02

f138.702.386,99
1
1,

Op Effecten ……f138.657.686,99′!,
OpGoederenenSpee. ,, 44.700,- , 138.702.386,99
1
!,
Voorschotten a.h. Rijk ………………
,

12.872.463,461!!

Munt en Muntniateriaal
Munt, Goud ……t’ 70.395.780,-
Muntmat., Goud .’. ,,613.994.202,96
1
/,

(684.389.982,96′!,
Munt, Zilver, enz.,

8.737.185,08
Muntmat., Zilver ..


693.127.168,04
1
!,
Effecten
Bel.v.h.Res.fonds..
f
4.970.969,32
id. van

7rn1 iS
– ”’ -r

………
,,

8.751.330,50
Geb.enMeub. der Bank
…………….
,,

1.770.000,-
Diverse

rekeningen

……………….
,

94.823.878.50

f
l.182.012.115,59
1
/1

Passiva.
Kapitaal

….
………… ……….
f

20.000.000,-
Reservefonds

………………….
,,

5.079.402,56
Bankbiljetten in omloop
…………
,,
1.062.722.380,-
Bankassignatin in omloop ……….
..2.283.700,08′!,
Rekening-Courant saldo’s
Van het Rijk……
f


Van anderen
……,,
81.330.425,26 81.330.425,26
Diverse rekeningen

………………
,,

10.596.207,69

‘f
1.182.012.115,59
1
/,

Beschikbaar

nietaalsaldo ………
…..
f

463.395.687.80
Op de basia van
2
1,
n,etaaldekking..,,
,,

234.128.386,73′
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is ..
,,
2.316.978.435,-

Verschillen met den vorigen

‘eekstand:
Meer

Minder
Disconto’s

.
……………
21.686.977,61′!,
Buitenlandsche wissels ……

28.000,-
Beleeningen

…………..
6.639.796,55′!,
Goud

………………..
6.033.744,04
Zilver
…………
……..69.096,67
Bankbiljetten

…………
17.371.195.-
Part. Rek.-Crt. saldo’s

….

16.444.272,24
1
!
2

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Goud
Zilue,
Bank.
bui
,
ten

Andere
opeischbare
schulden

18 Jan.

1919

. …
684.390
8.737
1.062.722
83.614
11

,,

1919

….
690.424
8.668
1.00.094
99.674
4

1919

….
691.436
8.588
1.10.948
91.626
28 Dec.

1918

….
689.441
8.545
1.068.947 90.529
21

1918

..,.
689.923
8.381
1.057.448
95.542
14

1918

.. ..
690.723
8.319
1.059.603
82.497
7

1918

,,,,
692.375
8.256 1.072.360
73.808
30
Nov.

1918

….
693.392
8.230 1.082.164
75.660
23

1918

….
695.415
8.200
1.081.877
96.217
16

,,

1918

.. . .
700.399
8.157
1.109.995
87.919
9

,,

1918
700.429
8.128
1.018.395 70.523
2

,,

1918

….
701.453
8.168
1.025.572 61.473
26 Oct.

1918

….
706.477
8.154
985.317
96.558

19 Jan:

1918

….
707.988
7.031
883.034
60.031
20 Jan.. 1917

….
589.578
6.805
736.433
78.021

25
Juli

1914

….
162.114 8.228
310.437 8.198

94

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Januari 1919

El
0

Dlscantda

Bdee-
Beschi&.
baar
Dek.
bingo-
Hiervan

Totaal
SchatkIst-
ningen
Metaal-
percen
pramessen
saldo
lage
rechtstreeks

18 Jan. 1919
223.497
162.800 138.702
463.396
60
11

,,

1919
245.184
176.800 145.342
462.674
59
4

,,

1919
252.852 177.800 149.907
461.043
59
28 Dec. 1918
243.691
174.800 139.515
465.624
60
21

,,

1918
236.729
167.800
129.116 467.234
61
14

,,

1918
219.227
146.800
134.380
470.144
61
7

,,

1918
210.203 136.800 142.345
470.915
61
80 Nov. 1918
225.288 145.800
144.367
469.579
61
23

1918
231.138
146.800
141.874
467.512
60
16

,,

1918
208.639
135.800 180.376
468.446
59
9

,,

1918
157.375
129.500 120.416
490.242
65
2

,,

1918
144.649
115.500
129.546
491.672
65
26Oct. 1918
142.996 116.500 119.685
497.709
66

19 Jan. 1918
72.498
47.000 90.346 525.582
76
20Jan. 1917
76.670
48.000
69.301
432.591
73

25 Juli 1914
67.947 14.300
61.686 43.521
1
)
54
i)
Op de b051.
van
0/5
metaaldekking.

‘ Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ci ë n blijkt, dat uitstonden op

18Jan. 1919
Aan schatkistpromessen..
f
403.920.000,-
f
418.920.000
1

waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst

176.800.000,- ,, 162.800.000,-
Aan schatkistbiljetten

,, 164.050.000,- ,, 164.040.000,-
Aan zilverbons ………..66.502.674,50 ,, 64.900.923,-

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Naast de per mail ontvangen gegevenB worden detelegralisd
bekend geworden totaalcijlers der obligo’s en uitzettingen en
het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.

B k

Ande,e
Data

Goud

Ziker

11
Jan. 1919
318.000
4

1919
3i0.200 28 Dec.

1918
296.000

23 Nov. 1918
102.967 14.577
92.361
90.850

16

,,

1918
…….
120.150
14.471
193.167
88.636

9

1918 100.751
14.919 192.384 86.708

2

,,

1918
98.883
15.077
187.785 87.400

12 Jan. 1918

……. …….

86.745
18.877
169.249 64.522
13 Jan. 1917

…….

…….
73.085
23.463
159.288 35.747

25 Juli

1914

…….

…….
22.057 31.907 110.172
12.634


Wissds.
iversa
Besch,k.
Dek.

Data
Dia-
buiten
8dec.
reke-
ban,
king,.
cento,
N..lnd. ningen
ningen 1
)
metaal-
percen.

helaafl,aar
.
addo
tage

11
J11n.1919
196.600
67.000
4

.,,

1919
189.300
*a.
64.600
28Dec.1918
173.800
***_
62.800
***

23Nov.1918
8.965 17.206
81.132
19.754
61.168
42
16

,,

1918
9.190
17.494 82.441
18.786
60.510
.

41
9

1918
8421
17.541
80.634
20.714 60.137
41
2

,,

1918
8.382
20.060
78.365 22.501
59.167
41,

12.Jan.1918
7.633
33.891
69 2041
23.877
58.867
45
13Jan.1917
6.439
35.565 57.428
7.993
56.747
49

25 Juli 1914
7.259
6.395
47.934
2.228
4.842
2
)
44
1)
Sluitpoot der
activa.

2)
Op ,le 65d. van
a,,
metaaidekkin.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste
pot.sn
in mii zenden guldens.

Data
Metaal
Circulatie
Andere
opeiachb.
schulden
Disconto’s
D;v.. reke
n
flCfl

16 Nov. 1918

. .
921 1.627
1
)
1:181
1.263
151

9

1918

..
914
1.652
3
)
1.159
1.267
183
2

,,

1918

..
906
1.631
8)

1.203
1.267 156
26 Oct.

1918

..
905
1.506
4
)
1.347
1.265
220

17 Nov. 1917

..
614
1.199 1036 1.049
1019
18 Nov. 1916

..
668
1.066
829
881
885

25 Juli

1914

.
645
1

1.100
1

560
735
1

396
1)
Sluitpost
der
notiva.
2)
Hier-van zilverbons 274 dz. gid.
8)
idem 275
dz.
gtd. ‘) idem 246 de.
gid.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

Aan het eind van ieder kwartaal,wordt een overzicht gegeven

van enkele niet wekelijks opgenomen bankataten.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, ondér bijvoeging der Currency Notes,

in

duizenden p. st,

Currenc,., Notes.

Data

Metaal

ClruIatle
II
Bedrag
I
Goudd.
1
Gov. Sec.

15 Jan. 1919 80.544

69.699

***

***

8 ,,

1919

80.521

70.141

317.931 28.500

300.184
1 ,,

1919

79.976

70.190

323.241 28.500 305.133

25 Dec. 1918 79.111

70.307 323.644 28.500 304.633

16 Jan. 1918 58768

45.325 210.741 28.500 185.629

18 Jan. 1917 56.115

38.832 145.310 28.500 114,406

22 Juli 1914 1 40.164

29.317

Data
Gov.
Sec.
Other
Sec.
____________

Public
Depos.
Other
Depos.
Re.
serve

Dek.
kings’
percen-
tage
1)

15 Jan. ’19
62.666
78.886
.
28.168
124.797
29.295
19,14
8

’19
71.877
85.493
28.164 140.188 28.830
17,12
1

’19
124.304
106.473
26.306
214.894 28.236 11,70
25 Dec. ’18
71.106
92.140
23.643
149.037
27.254 15,78

16Jan.’18
56.768
92.278
41.416
121.589
31.893
19,57
18 Jan. ’17
133.883
37.382
51.325
13.770
35.734
18,90

22Juli ’14
11.005 33.633
13.735
42.185
29.297
52’/s

t)
Verhouding tusechen
Reserve en Deposits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaa,ust.e posten,onder bijvoeging der Darleheus-

kassenscbéine, En duizenden Mark.

Data
Metaal
Daarvan
Goud
Kouen.
sdielne
C(rcu-

1
latie

Dek-
king,-
percefl-

7. Jan.

1919
2.279.56812.260.17315.312.647
22.336.844
34
31 Dec.

1918
2.282.0002.262.0035.267.000
22.188.000
34
23

,,

1918
2.282.776
2.262.629,4.896.872
21.124.313
34
15

,,

1918
2.324.787
2.304.4714.481.531

20.005.801
34

7 Jan.

1918
2.517.563
2.406.800 1.349.033 11.343.325
34
6 Jan.

1917
2.537.440
2.520.9021
273.416
7.895.881
35

23 Juli

1914
1.691.398 1.356.857 65.479 1.890.895
93

1)
Dekking
der circuintie door metaal en Kassenocheine.

Data
Wissel,
Rek. Cr1.

Darlehcnskassenschelne

Totaal
in kas bij
uit ge-
de Reichs.
geven bonk

7 Jan.

1919
25.972.067
11.869.683
15.590.000
.
5.309.000
31 Dec.

1.918
27.416.000
13.280.000 15.626.000
5.263 000
23

,.

1918
24.459.084
11.483.870
15.214.000
4.894.000
15

1918
24.271.354 11.405.928 14.740.600
4.478.000

7 Jan,

1918
13.166.418
6.830.515 7.653.500
1.337.500
6 Jan.

1917
8.747.678 3.769.070

.

23 Juli

1914
750.892 943.964

………..
S

RUSSISCHE STAATSBANK.

Sedert 5 November 1917 is geen banketaat verschenen.

22 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

95

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden trance.

Dato
Goud
Waarvan
in hel
Buitenland Ztloe,.
To goed
in hel
Buitenland

Buit .gew.
000r,ch.
old. Staal

16 Jan.’19
6.496.207
2.037.108
316.870

18.750.000
9

’19
5.492.299
2.037.108 317.391
1.239.033
18.100.000
2

’19
5.486.092 2.037.108
318.164
1.281.319
17.800.000
26 Dcc. ’18
5.477.568
2.037.108
318.348
1.300.472
17.150.000

17 Jan.’18
5.359.127 2.037.108
245.872 901.703
12.850.000
18Jan.’17
5.110.248

285.466
821.430 8.000.000

23Juli’14
4.104.390

639.620

Uitge.
,telde
Wls,ds

I

Bdee-
ning
Bon&l,il.
jetlen
I

Rek. Cii.
Pu,ii.
cullervn.

Rek.
C,t.
Staat

.
1.334.355
1.014.375
1.199.457
31.699.903 2.533.116
21.616
1.523.0901.023.896
1.215.501
31.566.X50

110.629
.
1.361.922 1.026.433 1.238.502 31.055.037
2.391.710
34.278
1.046.275
1.028.568 1.202.841
30.249.612
2.366.197
111.684
0
888.323
1.132.261
1.208.302 23.062.504 2.857.077 48:065
686.049
1.327.163 1.274.398
17.179.190
2.264.545
84.769

1.541.080

769.400
5.911.910
942.570
400.560

SOCIËTÉ GÊNRALE DE BELGIQUE.
1)

Voornsamste posten in duizenden trance.
Metaal

lten!.
,o!dt

Beleen.
van
kuilen!.
er.

I
Beken.
van
prom. d.
provinc.

Rek.
Cr1
Data
I

Blnn.
wissel,
en

_____
mcl.

keken.__

___
Ctrcu-
latte
s
aldi

17Oct. ’18
1.216.753
100.082
480.000
97.728 1.507.912
377.440
10

,,

’18
1.219.743
100.021
480.000
100.040
1.508.011
382.595
3

,,

’18
1.144.781
100.011
480.000
95.287
1.452.612 358.318
26Sept.’18
1.145.778 99.982
480.000
101.783
1.452.948 365.452

18Oct. ’17
476.043
90.903
480.000
100.351
1.172.474
91.204
19Oct. ‘161
352.8721
76.033
480.000
39.834
828;739
110.068
1)
Sedert eh,dc 1914 met de functie van circulatieba,,Ic belast.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Waarvan
t
Waar-
FR.

Data
Goud
1
voor dekking
van In
het bui.
Zilver
I

I
cle.
Nolea in
F.
R. Notes tenland
eircu-
latle

15 Nov. ’18
2.056.777
1.241.536
5.829
53.039
2.562.517
8

’18 2.046.591
1.218.873
5.829
54.248
2.558.196
1,,

’18
2.052.229
1.213.319
5.829
53.456 2.515.504
25 Oct.

’18 2.045.132
1.246.948
5.829 53.037
2.507.912
18

,,

’18
2.035.313
1.230,911 5.829 52.372
2.502.488

16 Nov. ‘171
1.584.328
1

641.3261
52.5001
52.525
1
972.585

Percent.
Totaal
Waar-
Dek.
Goud-
D.do
WO5011
Depooito,
van
king,-
dekking
Kapiaol
percen.
circu.
lage
t)
lalic

15 Nov. ’18 2.175.685
2.383.462

79.903

51,4
50,2
8

,,

’18

2.171.780 2.348.989

79.824
50,9 49,8
’18 2.123.019
2.347.692

79.360
51,7 50,9
25

Oct.

’18

1.944.787 2.580.825

79.190
50,8 50,7
18

,,

’18

2.058.692 2.384.319

79.057
51,2
50,0

16 Nov. ‘171

681.7191
1.961.747

1

66.691
71,4
1

78,6
1)
Verhouding iusschen:
den
totalen goudvoorraod, eilvèr etc.. en de
oreiochbare
schulden:
F. R.
Notes en netto dcpoaitoa
n’et
inbegrip
van
het kapitaal.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET

FED.
BES. STELSEL.

Voornaamste postin in duizenden
dollars.

la
Aantal
t

Totaal
1

uitgezelte
Reserve
bij de
Totaal
t

Waarvan
time
1
banken
1

gelden en
F.
R. bank,
depostto,
deposit,
bdcggin gen

8 Nov. ’18

751
13.903.015
1.267.855
12.025.989 1.450.895
1

,,

1
18
750
14.040.777 1.174.340
12.104.471 1.468.664
25 Oct. ’18
749
14.022.210 1.360.662
11.671.211
1.438.992
18

,,

’18
749
13.532.479
1.213.373
11.696.108
1.441.234
4

,

’18
745
13.518.290 1.202.798
11.658.761
1.447.180

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 20 Januari 1919.

De achter ons liggende berichtsperiode heeft gebeurte.
nissen te aanschouwen -gegeven, die weliswaar bij iedere
revolutie schijnen te behooren, blijkens de annalen der oude
en nieuwe geschiedenis, doch die toch nooit nalaten een
hevigen indruk te maken op hen, die de voorvallen van
meer nabij medeleven. Zoo is het ook thans gegaan. De burgeroorlog te Berlijn, die in de juist verloopen dagen
wel het hoogtepunt, een crisis, schijnt te hebben bereikt,
heeft tot exéessen gevoerd, die een trilling door de gan. sche wereld hebben doen gaan en die derhalve ook niet
hebben nagelaten hun diepe sporen op het terrein, dat in
deze kolommen steeds wordt behandeld, achter te laten. De
geweldige straatgevechten te Berlijn, de dood van twee
aanvoerders der uiterste linkerzijde, Karl Liebknecht en
Rosa Luxemburg, hebben het evenwicht zoodanig ver-
stoord, dat het beursbestuur te B e r lij n beslote’n heeft de
deuren der beurs te sluiten; het is Woensdag j.l. geworden,
voor de officieele handel weder kon worden hervat. Op dien
dag was er tenminste eenig perspectief in de situatie geko-
men, was gebleken, dat de tegenwoordige Regeering ver-
moedelijk niet het onderspit zou moeten delven voor terro-
risme van cle zijde der Spartacuslieden en dat zij zich wl
staande zou kunnen houden tot de uitslag der verkiezingeif’
voor de Nationale Vergadering haar tot aftreden zou
dwingen of haar zou bevestigen. Men kon dus eenigermaté
rekening houden met een zekere continuiteit ten opzichte
van reeds genomen eu nog te nemen maatregelen en kou
de naaste toekomst uitstippelen langs de lijnen van het
vroeger opgestelde program.

Gedurende den sluitingstijd der Berlijneche beuts heeft natuurlijk het effectenverkeer niet volkomen stil gestaan. In de eerste plaats waren er andere Duitsche beurzen, die
het verkeer regelmatig gaande hebben gehouden (o.a. die te
Franklurt n/M.), doch overigens hebben langs niet-of f i-
cieelen weg vrij aanmerkelijke omzetten plaats gevonden.
Indien hier van een stemming mag worden gesproken,
wits deze echter overheerschend ongeanimeerd. In niet
geringe mate hebben hiertoe de bepalingen ten opzichte van de verlenging van het vapenstilstandsverdrag bijge.
dfagen. Vooral de eisch tot uitlevering van een groot aan-
tal landbouwmachines heeft een zeer verontrustenden in-
druk gemaakt. Van de toepassing dezer machines heeft
voor een groot deel Duitschland’s aardappeloogst gedur.ndc
dc laatste jaren afgehangen en nu het land vrijwel geheel ge-
isoleerd is, nu het zelfs is afgesneden van zeer belangrijke
industrieele gedeelten van• het Rijk zelf en van streken,
die in de laatste oorlogsjaren ook hebben bijgedragen tot instandhouding van het industrieel en economisch leven, heeft het bezit dezer waardevolle machines zoo mogelijk
nog aan beteekenis gewonnen.

Ook de uitingen van Ententezijde betreffende een te be-
talen oorlogsschatting en de voorloopig in deze richting
reeds genomen maatregelen hebben een neerdrnkkenden invloed gehad. Oa. vei’luidde, dat in enkele neutrale lan-
den de uitbetaling van Duitsche creditsaldi niet zonder
inmenging der Entente zal kunnen geschieden en men zag
hiei-in den voorlooper tot het in beslag nemen van even-
tueele 1)artieuliere vorderingen op het buitenland. Het
directe gevolg is geweest, dat een zeer groote vraag ont-
stond naar zg. ,,Ponden”-waarden; men gaf er de voor-
keur aan de beschikbare kapitalen in Chineesche, Mcxi-
caansche, Argentijnsche, ed. waarden te beleggen, teneinde
op deze wijze een heffing van de eigen Regeering en scherpe
maatregelen van het tot nu toe vijandige buitenland te
ontgaan.
01)
welke wijze de bezitters van de hier genoemde
papieren aan deze beide te verwachten gebeurtenissen kun-
tien ontkomen, moet worden afgewacht; een feit is het
echter, dat de hoop, een middel hierop te kunnen vinden, eçn zeer krachtige stimulans tot aankoop vap deze waar-
den is geweest en, dientengevolge, tot aanmerkelijke keers-
verheffiugen heeft geleid.

• De hier genoemde vrees voor drastische bepalingen der
eigen Regeering heeft ook nog tot een andere opmerkene.
waardige handelwijze gevoerd. Algemeen beschouwt men
Berlijn als het ipiddelpunt der ultra-radicale elementen en
men ontveinst zich niet, dat dit wel eens aanleiding zou
kunnen worden tot een separatistische beweging, waarvan
de scheidingslijn dan zou worden aangegeven door de sta-
ten van Noord- en van Zuid-Duitschland. Waar laatstge-
noemde laudstreken in vele opzichten, zoowel met betrek-
king tot de buitenlandsche als tot de binuenlandsche poli.
tiek, veel gematigder theorieën huldigen, zijn vele bszit-
ters er reeds toe overgegaan hun banktegoed te Berlijn

96

ËCÖNOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

22 Januari 191

op te vragen en over te brengen naar Zuid-Duitsche ste-den. In de laatste dagen is ook echter hierin eenige stag- –
natie gekomen.
De vraag naar Duitsche oorlogsieeningen is nog steeds
niet toegenomen. De of ficieele interventiekoers is nog. 94
pCt., doch vermoedelijk zal deze binnen enkele dagen we:
derom worden verlaagd, om zoodoende de werkelijke markt•
waarde eenigszins nabij te komen. Daarentegen bestond in de verloopen dagen goede belangstelling voor diverse juist
geëmitteerde stedelijke leeningen. Zoo was de vraag naar de nieuwe 4 pCt. Frankfurter obligaties zoo sterk, dat het
plaatsing-syndicaat, dat voorloopig 30 millioen Mark vast
had overgenomen, een verdere 10 millioen Mark in handen
heeft gekregen ter plaatsing op commissie-basis. Er heeft
zich echter ten opzichte van stedelijke leeningen in het
algemeen een misstand voorgedaan, die wel eens de
vraag naar dergelijke obligaties gevoelig zou kunnen doen verminderen. Vele leeningen toch zijn aangeboden, zonder
het publiek in kennis te stellen van de hoegrootheid der
emissie, van de âflossingsvoorwaarden, van den tegenwoor- –
digen financieelen toestand der -emitteerende gemeenten,
euz., zoodat men de kans heeft plotseling tot ontdekkingen
te komen, die de populariteit van het geplaatste fonds –
sterk kunnen aantasten. In de vakpers wordt op dit hiaat
dan ook reeds gewezen en waarschijnlijk zal men in dê
naaste toekomst met dergelijke opmerkingen ook wel reke-
ning houden.
Uit den aard der zaak valt betreffende het
verloop
der’
aandeclenmarkt slechts weinig te vermelden. Het verloop der koersen in de juist achter ons liggende dagen was vrij
verdeeld; groote vraag deed zich echter niet gelden en de.
omzetten bleven dan ook tot enge grenzen beperkt.

Te
‘W
e e n e n is het koersverloop evenmin in opwaartsche’
richting gegaan. Voor deze beurs geldt in heviger mate
dan voor die te Berlijn de stand van het monetaire vraag-
st/ik. Hoewel ook in Duitschland de bankbiljettencirculatie’
schrikbarend is toegenomen, is dit in de voormalige Dub.
1

bel-Monarchie in nog heviger mate het geval, terwijl men
bovendien hier rekening moet houden met het gevaar van’
een niet-erkennen der algemeene schulden (waartoe ook de
bankbiljetten behooren) door een deel der zelfstandig ge-‘
worden naties. Hoe sterk overigens de geweldige bankbil’
jettencirculatie in tegenspraak is met de werkelijke be-‘
hoef ten aan kapitaal, blijkt wel uit de omstandigheid, dat
1

de banken te Weenen en te Praag de rentevergoeding voor
deposito’s met ongeveer een vol procent hebben verlaagd.
De circulatie van papieren geld heeft ook in andere lan- –
den een zekere uitwerking op -het koerspeil uitgeoefend, –
doch dan in omgekeerde richting. Zoo heeft b.v. te
P a r ii s het verlangen der bevolking de reeds lang opge-
spaarcle bankbiljetten om te zetten in rentegevende fond-
sen een zeer groote vraag naar dergelijke papieren doen
ontstaan, zoodat de koers van b.v. het Frausche Staats-
fonds aanmerkelijk kon verbeteren. Tot deze vraag heeft
de ontwikkeling der gebeurtenissen wel aanleiding gege-
ven. Maandenlang heeft de beurs te Parijs in apathische
stemming verkeerd, ondanks de overwinningsberichten, die
successievelijk toch wel invloed ten goede op het koerspeil
hadden moeten uitoefenen. Deze houding was voornamelijk
te verklaren uit de omstandigheid, dat sedert het uitbreken
van den oorlog de termijnhandel was uitgèschakeld en
voorts uit het feit, dat de meest gunstige berichten te
Parijs werden ontvangen in de vacautiemaanden. Later
was het goede nieuws reeds in de koersen verdisconteerd.
Thans echter, nu Frankrijk het middelpunt wordt van de
vredesonderhandelingen en nu den overwonnen vijand.
steeds harder voorwaarden opgelegd kunnen worden, wordt
het een groot deel van liet publiek duidelijk, dat het Fran-
sche staatscrediet ongeschokt uit den strijd te voorschijn is
t
gekomen en dit heeft velen aanleiding gegeven hun kapi–
talen in staatsschuldbrieven te beleggen. Deze houding heeft de gansche effectenmarkt ‘gestimu- –
leerd, zoodat de tendens; als geheel genomen, een uiterst
geanimeerde is geweest.
Ook te L o n de n was de stemming aan den optimisti-
schen kant, hoewel daar de beweging veel gelijkmatiger is
geweest. . .
Te N e w Y o r k heeft de fondsenmarkt, na enkele dagen
van- optimisme, een neergaande tendens te aanschouwen
gegeven. Op industrieel gebied schijnt men ook in de Ver-
eenigde Staten zich in een periode van afwachten te be. vinden, hetgeen zich laat concludeeren uit den staat van
onuitgevoerde orders der United States Steel Corporation
per 31 December j.l., die een totaal van 7.379.000 ton heeft
aangetoond, tegen 8.125.000 per 30 November 1918 en
9.378.000 per. 31 December 1917. Dit heeft een directeu.

terugslag op de fondsenmarkt uitgeoefend, hoewel er toch
enkele industrieele waarden aan te wijzen zijn, die een
tegengestelde richting hebben ingeslagen. Zoo waren pre-
ferente aandeelen Hide & Leather op enkele dagen zeer
sterk gevraagd, waardoor het koerpeil aanmerkelijk heeft
kunnen monteeren.
Voor spoorwegwaarden bestond slechts matige belang:
stelling, waarbij het prijsniveau zich echter goed heeft
kunnen handhaven. Tot nu toe is nog weinig verandering
gekomen in de opvattingen aangaande de teruggave van de
spoorwegsystemen aan de oorspronkelijke aandeelhouders.
Vermoedelijk zal dit laatste dan ook niet in den oorspron-
kelijk gedachten vorm van een eenvoudige teruggave ge-
schieden, doch zal de Regeering maatregelen nemen, om
aandeelhouders een zeker percentage Uer winsten toe te
kennen, terwijl zij zelve de leiding in handen houdt. Op
deze wijze echter zou een zekere garantie aangaande het
rendement waarschijnlijk niet kunnen uitblijven, hetgeen
voor een deel de vaste tendens voor spoorwegaandeelen kan
verklaren.
T e o n z.e ii t heeft de
staatsfondsenmarkt
een zeej- ongea-
nimeerd verloop gehad, voornamelijk voor de obligaties der
nieuwe leening. Ondanks het feit, dat vaak minder cou-
rante beleggingswaarden een geringer rendement- op de
actueele koersen afwerpen, is het aanbod in de obligaties
der jongste emissie zoo groot gebleven, dat het clisagio zich
verder heeft kunnen ontwikkelen en zelfs tijdelijk is ge-
stegen tot boven 4 pCt. Op dit verlaagde peil ontstond wel
eenige vraag, doch deze was niet voldoende, om een ver
betering van eenige beteekenis te bewerkstelligen.
De overige soorten onzer inheemsche staatsschuld bewo-
gen zich vrijwel op d6a hoogte, met geringe omzetten en
zeer kleine variaties. Van buitenlandsche soorten waren Russen op enkele da-
gen gevraagd, terwijl over het geheel voor deze waarden
de grondtoon zeer gunstig gedisponeerd is gebleven in
verband met berichten, dat de legers der Bolsjewiki ge. voelige nederlagen hebben ondervonden. In aansluiting
aan het koersverloop in Duitschland waren voorts, exoti-
sche waarden beter van tendens.
De locale markt is sterk onder den indruk geweest van
de gebeurtenissen te Berlijn, waaruit- men in sommige
kringen conclusies heeft getrokken aangaande een moge-
lijken terugslag op revolutionnaire elementen in ons land.
1n den loop der berichfsperiode heeft deze stemming vaak
aanleiding gegeven tot omvangrijke verkoopen, waardoor
het koem-speil over de gansche linie moest reageeren. ‘foch
heeft deze reactie geen gi-oote afmetingen aangenomen, wijl
gewoonlijk voldoende vraag tegenover den verkoopdrang
kon worden gesteld.

14 Jan. 17 Jan.
20 Jan.

tZI
a
.
g
(

4t/

Io
Ned. W. Sch.

1916
89
90

9’O’/t
+
1
,
/
t
4

‘/s

,,

,,

,,

1916
82V2
82
1
I8
83
-f
1/2
3′!2
0
/o

,,

,,

,,

….
70
70 70
3

0/

,,

,,

. . . –
63/
1

63
1
/16
63/,
21/

0/

Cert. N. W. S…….
55 55
551/4 +
/’
5

Io
Oost-Indië 1915
. . . –
94
1
/
94/,0
940/je
+
5/16
4

°/s Hongarije Goud ….
3310/is
330/
33l/

fo
4

0/

OostenrKronenrente
28
1
/io
29/1
29e/8
+
Oho

5

/o Rusland 1906 ……
34 6/
4

350/
4

34lt/j
+
1i/jg
4I/
0/

Iwangorod Dombr..
.
28
1
!2
32
+
3-4
4

0/

Rusland Cons. 1880..
29V,o
31
317/o
+
21jj
4

°/o
RusI. bij Hope &Co
31
1
!,
33
33
+
1112 4

0/

Servië

1895 ……..
51
1
le
50 52
+
Vi
4
1
/2
0/

China Goud 1898
65
1
18
65’Io

4

0/

Japan

1899 ……..
59′!,
61 66V
+
6/4
4

/s Argentinië Buitenl
63
62’/
63e/s
+
oh
5

0/

Brazilië 1895

……
70
70’/m
70’/
+
1/2
5

°/o

,,

1913

……
51
0
/4
51I4

Alleen de
schcepvaartrnarlct kon zich niet zon spoedig
hei-stellen in verband met berichten, dat verschillende vaar-
tuigen, in totaal 42 stuks, tot een gezamenlijke tonnen-
maat van 105.309 bruto ton, in den loop van deze maand
door de Britsche Regeering zullen worden vrijgegeven.
Algemeen is men van meening, dat de Nederlandsche ree-derijen geen direct emplooi voor deze schepen zullen heb-
ben, zoodat zij vermoedelijk later weder’ aan de Geassocieer-
den verhuurd zuljen worden, doch dan

tegen lagere prij-zen. Toch was de koersteruggang hier geenszins veront-
rustend.

14Jan. 17Jan. .20 j
an.
Riizins of
daling.

Holland-Amerika-Lijn …. 401

396
1
!2 400

– 1

11

,,

,, gem.eig. 389

384

3881!2 –

Holland-Gulf-Stoomv.-Mij .. 250

250

254

-+
4

22 Januari
110

ËCONOMISCH-STATÎS’tISCHE BERICHTEN

97


Vaii
cle
uultuuriisa,-lcteis
hebben suikerwaai’dej, zich ku,i-
nec herstellen van den schok, haar toegebracht door het be-
richt omtrent de plannen der Indische Regeering betref-
fende inkrimping van deii suikeraanplaut. Het blijkt, dat
zoudes- moer hiertoe niet zal worden overgegaan, althans
niet zondej- dat de Nederlandsche Begeering heeft doen controleeren, of deze inkrimping werkelijk noodzakelijk is te achten en in welke mate zij eventueel toegepast zal
moeten worden.
De
tabaksnzarkj
echter heeft een kwijnend bestaan ge-
leid. Na de opleving van voor enkele weken is de belang-
stelling in de waarden van deze rubriek geheel geweken en
brokkelden de prijzen langzamerhand af.
De
rubberafdeeling
heef t meer weerstandsvermogen ge-
toond, hoofdzakelijk in verband met de technische positie
van deze markt, welke hier ter plaatse reeds vaker ter
sprake is gebracht. Het hoofdfonds, aandeelen Rubber
Cultuur-Maatschappij Amsterdam, kou op enkele dagen
zelfs goede prijsverbeteringen aantoonen.
De
petroleummarkt
heeft isiet meer de groote variaties
van voor enkele weken te aanschouwen gegeven. De koei

s-
beweging bleef tot eenige procenten beperkt; aandeelen
Koninklijke Petroleum weiden slechts voorbijgaand boven
500 pCt. genoteerd. Voor aandeeleu Geconsolideerde 1-Tol-
landsche Petroleum ontstond eenige vraag in verband met
geruchten, dat de claim der maatschappij inzake de ver-
woestingeis tea tijde van de bezetting van Roemenië door
de Duitsche legrs, een goed onthaal in Ententekringen
zou hebben gevonden.

14 Jan. 17 Jan. 20 Jan.’
g
°t

dadin
Amsterdamsche Bank . .. 180
1
!4 181

181

+ ‘/
Ned.Handel-Mij.certv.aand. 172
1
!
3
173’/

1741/,,
Rotterd. Bankvereeniging -. 139

137!
4
1381/3
– 1/
Amst. Superfosfaatfabriek.. 164
1
!4 157/
4
1577!8 –
6
7
!8
Van Berkel’s Patent ……137

136

1371!2 + ‘/,
Insulinde Oliefabriek …… 231′!, 228

2308!8 –
11/
8

Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand. 103
1
/2
104 /4 105

+
1′!3
Ned. Scheepsbouw-Mij. …. 183 ‘/

183
8
!4 182
1
12 -1
Philips’ Gloeilainpenfabriek 402
3
!4 3993/4 400

– 2’/
R. S. Stokvis & Zonen…. 519

516’1, 525

+6
Vereenigde Blikfabrieken.. 134
7
!, 130

130

– 47/
s

Compania Mercantil Argent. 232
1
!4 230V, 2347!8 + ‘s
Cultuur-Mij. d. Vorstenland. 1362/
4
140
3
!, 141

+ 4V4
Handelsver. Amsterdam…. 372

377
1
/, 377

+ 5
Hou. Transatl. Handelsver. 118

116

117

– 1
LindeTeves&Stokvjs ……215

218′!, 220

± 5
VanNierop&Co’sHandel-Mjj 175

177

177

+ 2
Tc18 & Co’s Handel-Mij …. 150

153

153

•-f- s
Gecons. Hol!. Petroleum-Mij 227/4 228
1
!4 22921, +
12/,
Kon. Petroleum-Mij ……. 490′!, 493

4981!2 + 8V
Orion Petroleum-Mij ……. 78’/ 792/s 791!8 + 1’/s
Steaua Romaua Petr.-Mij .. 155
1
!2 155′!2 1521!2 – 3
Amsterdam-Rubber-Mij…..183′!, 182
7
!8 183
1
!2 +
Is
NederL-Rubber-Mij. ……
104′!,
105 1061!4 + 21/,
Oost

Java-Rubber-Mij…..215

218’/ 220

+ 5
DeliMaatschappij ……..507

499′!, 4907/8 –
Medan-Tabak-Maatschappij.. 214

215
8
!, 2143/4
-f-
34 Senembah-Maatschappij …. 454
1
!,
454’I
451

– 3′!2

De
Xmcrjkaansojw markt is zeer stil gebleven. Alleen
bestond goede vraag voor preferente aandeelea mde &
Leather naar aanleiding van de gelijksoortige beweging te
New York. Voorts stimuleerde de omstandigheid, dat deze
aandeelen te onzent zeer aanmerkelijk onder New Yorksche
pariteit worden verhandeld.

14Jan. 17 Jan.

Americaui Car & Foundry ..
83
1
!4

83
7
!8

84

+ ‘/
Anaconda Copper ……..128′!, 129

128

– ‘/

14 Jan. 17 Jan.
20

Un. States Steel Corp…..
87
88
873!,,
+
311
Atelsison Topeka ……….
93
7
/ 91
1
!,,
92’14

1′,16
Southern Pacific ……….
9518/16

9411
t

932/8

Union Pacific ………….
133′!,
130
129′!,

4′!,
Int. Merc.Marine afgest.. . ..
28 28
1
!,
281!,,
+
‘1’.
prefs.
113
114
1
4
1158!,
+
2′!4
De
geWnvai-lzt
bleef ruim,
prolongatie
3
ft
334 pCL

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

20 Januari 1919.
Met het nieuwe jaar zijn ook de eerste berichten omtrent
schade aan de wintertarwe in de Vei

eenigde Staten, geko-
men. De sneeuwbedekking was door dooi op talrijke .laat-sea verdwenen en toen daarop wederom vorst volgde, zon-
der dat er nieuwe sneeuw gevallen was, heeft dit natuur-
lijk schade veroorzaakt. Toch wordt algemeen aangenomen,
dat deze schade gering was en men kan natuurlijk niet den
inter doorkomen zonder dat er iets van deien aard plaats
vindt. Men kan iiet verwachten, dat de zeer hooge stand
vaij de wintertarwe gehandhaafd zal blijven, maar zelfs
bij een aanzienlijken achteruitgang zou in verband met de
reusachtige bezaaide oppervlakte de opbrengst nog gewel-dig kunnen zijn.

De officieele cijfers van de Argentijnsehe Regeei-iug be-
treffende de oogsten van tarwe, haver en lijnzaad zijn klei-
11cr uitgevallen dan men verwacht heeft en indien zij juist
zijn, zou de schade, berokkend door de regens in den oogst-
tijd, ernstiger geweest zijn dan door de meesten in dec
handel werd aangenomen. De oogst van larwe wordt nu ge-
schat op ruim 5 millioen tons tegen een oogst van het
vorige jaar van bijna 6 millioen tons. De voorraad van
tarwe was toen zoo goed als niets, terwijl er geschat wrdt,
dat er nu nog ca. 1 millioen ton tarwe van den ouden
oogst aanwezig was. Dientengevolge zal Argentinië onge-
veer dezelfde hoeveelheid tarwe beschikbaar hebben voo,-
export als het vorige jaar. Over Australië hebben wij
reeds herhaaldelijk geschreveji en opgemerkt, dat, ofschoon
deze oogst zeer is tegengevallen, de voorraden van de oude
oogsten nog van dien aard zijn, dat men verwachten kan,
dat gedurende 1919 aanzienlijke hoeveelheden uit dit land geëxporteerd zullen worden. Te meer mag men dit, omdat,
zooals wij reeds vroeger schreven, vele schepen naar
Australië onderweg zijn om graan te laden.

Terwijl op het oogenblik de voorziening der wereld van
tarwe er gunstig uitziet, is de toestand in zooverre veel
gevaarlijker dan vroeger, omdat de geheele positie bijna
uitsluitend afhankelijk is van den flieuwen oogst in Noord-Amerika. Rusland, vroeger de voornaamste voorziener van
West-Europa, zal thans misschien zelf voorzien moeten
worden.

In het vorige overzicht wei-d gewezen op eenige daling
in de maïsprijzen in Noord-Amerika. Deze daling heeft
zich verder voortgezet, waarschijnlijk grootendeels tenge-
volge va,i de groote aanvoeren. Toch is de zichtbare voor-
i

aad niet belangrijk vermeerderd, zoodat ontegenzegljk
de aa,ivoei-en goed opgenomen worden, zoowel door de in-
dustrie als ook voor voederdoeleinden. De uitvoer van
mais uit Noord-Amerika blijft klein; trouwens de prijzeTi
zijn in verhouding met Zuid-Amerika nog steeds veel te
hoog, vooral indien de verlaagde vrachten in aanmerking
genomen worden.

De l’averoogst wordt in Argentinië geschat op 640.000
tons tegen 1.100.000 tons verleden jaar, vat een aanzien-
lijke vermindering beteekent. Noord-Amerika beschikt
evenwel nog over zeer voldoende havervoorraden, zoodat
er voorloopig nog geen tekort aan dit artikel dreigt te
ontstaan.

De oogstschatting van lijnzaad van Argentinië it 705.000
tous is eveneens kleiner dan de cijfers, die in commercieele
kringen aangegeven werden. Ontegenzeglijk – beschikt
Britsch-Indië over nog aanzienlijke hoeveelheden ljnzaad,
doch de nieuwe oogst heeft er weinig te beteekenen en al
naar mate de handel vrijer en de gelegenheid tot ver5che-
ping gemakkelijker wordt, zal er meer vraag voor lijnzaad
ontstaan. Noord-Amerika heeft tot nu toe weinig belang-
stelling getoond in den nieuwen oogst van La Plata, of-
schoon toch verwacht mag worden, dat spoedig versche-
pingen zullen plaats vinden. Bij goede vraag naar lijn-olie iii Noord-Amerika zal ongetwijfeld zeer veel lijn-
zaad ingevoerd moeten worden, maar de markten zijn na
het sluiten van den wapenstilstaud zeer ongewis geweest en

14 Jan. 17Jan.
20Jan.?g°1
Hol!. Alg. Ati. Stoomv.-Mij.
163
163′!,
163’I,
+
1
/1
Hollandsche Stoomboot-Mij..
1961/,
194
102
3
/
+
3’/
Java-China-Japan-Lijn ….
311
1
/3
308
3101/
4


11/
4

Kon. Hollandsche Lloyd ..
1738/
4

173e18
1722/6

1
‘Is
Kon. Ned. Stoomb.-Mij …..
228’I
227
2289!4
+
‘1,
Kon. Paketvaart-Mij…….
245
240’12
238

7
Maatschappij Zeevaart ….
314′,’,
313 313

11/2
Nederl. Scheepvaart-Unie ..
253
1
/,
248
249

41/
4

Nievelt Goudriaan ……..
479
479
474112

411t
Rotterdamsche Lloyd……
281
279
1
!2
278
/2

2
1
!,
Stoomv.-Mij. ,,Hillegersberg”
300
299’I2
2991j,

1
12
,,Nederland” ..
280
1
/
2781/,
2792/4

S
4
,,Noordzee”

..
188′!,
186
1
/4
187

1’12
,,Oostzee”

.. ..
360 350 340

20

I
i98

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Januari 1919

Noteeringen.
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Chicago

j
Buenos Agre,
Soorten.
20 Jan.
1919
13 Jan.
1919
20Jan.
1918
Tarwe
Mars
Have,
Tar,ce Mars

i

LijWzaod
Data
Jan. Jan.
I
Jan.
Febr.
Febr.
Maart
Tarwe (inlandsche) …….25,

‘)
Rogge (70 Kg. natuur gew.) 28,50
1
)
Mais (La Plata)

25,-
1
)
28,501)

– –
400,-
0
18Jan.’19
226

136
1
!2

67
1
!,
10,40

4,95

18,15

11

,,

’19
18Jan.’18
226

140

688/8

220

127
5
/

79
1
1,


8)


8)


12,80

7,35

18,45
Gerst (60 Kg. natuur gew.)

23,-‘)
23,- ‘)

18Jan.’17
190
1
!,’)
1U212

)

59
1
/
3
)
14,40

10,-

24,40

………-

23,- ‘)

18Jan.’16
131
5
/8
8
)

791/8′)

531/
4
8)
9,10

5,60
3)

12,75)

Haver

(inlandsche) …….23,-‘)
Lijnkoeken

(Noord-Ame-
rika van La Plita-zaad)

37,60
1
)
37,50 ‘)
28,-1
1)

20 Juli ’14
1)
per Dec.
82

0

56
1
/

0

36
1
!,
‘)
‘)per Sept.

‘)
per Mei.
9,40
2)

5,38
2
)

13,702)
4)
per Febr.
‘)

Geen
Lijuzaad .(inlandsch)

.. ..

40,-‘)
40,- ‘)

noteeringen.

1)
Regeeringsprijs.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor verbruik ifl Nederland.

Artikelen.

Rotterdam
Amsterdam
Totaal
12-18 Jan.
Sedert
Overeenk.
12-18 Jan.
Sedert Overeenk.
1919


918
1919
1 Jan. 1919
tijdvak 1916
1919
t Jan. 1919
tijdvak 1918

5.946


5.946

Rogge …………….

Boekweit

………….

Tarwe………………

Mais…………….





– –







Gerst

……………..






Haver

……………..




– –

Lijnzaad ……………
Lijnkoek ………….. ..

581

5.800


6.381


Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten
..
– –


AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor Be1gi.

25.883 53.646
11.879.

1


53.646

11.879

3.144
5.375
– –


5.375


Tarwe ……………..




-.


Mais

………………







Rogge

……………….
T
arwemeel
……………
Gerst

…………….
14.070

14.070

Andere meelsoorten
.. ..
11
..572

23.126
– –


23.126


🙂

“S
in de meeste industrieele en handelskringen is men voor-
zichtig met het doen van gi-note inkoopen. Waarschijnlijk
zal men dus de voorraden tot een zeer laag peil laten ko-
men alvorens ze aan te vullen. –

N e d e r 1 a n d. Een aantal gere(fiireeide schepen zijn
zoowel door de Engelsche als door de Amerikaansche Re-geering vrijgegeven en dit zal ongetwijfeld ouzen aanvoe-
ren ten goede komen. De aanvoer van tarwe is nog steeds zeer onvoldoende geweest, terwijl van veevoer nog in het geheel niets aangekomen is. Weliswaar zijn de aanvoeren in de haven van Rotterdam aanzienlijk toegenomen, doch
dit is voornamelijk voor België en andere doeleinden

bestemd
.

SUIKER.

F, 0. Licht bericht d.d. 10 Januari, dat de afvoer de,’
bieten, daar waar werkvolk en politieke beroeringen niet
te groot waren, intussehen vorderingen maakte, zoodat
veel minder ongerooide velden aangetroffen worden dan
eenige weken geleden. De houdbaarheid der gerooide bieten
laat echter bij het zachte weer nogal te wenschen over, zoo-
dat veelvuldige klaëhten voorkomen over achter uitgang van rendement. De vooruitzichten voor den aanstaanden uitzaai zijn nog duister, daar de regeering nog niet over-
gegaan is tot verhooging van den prijs voor suikerbieten. Mocht deze verhooging achterwege blijven, dan is eerder.
eene inkrimping dan eene uitbreiding van den aanplant

te verwachten.

De zichtbare voorraden zijn volgens F. 0. Licht:

1918

1917

1916

Duitschiand 1 Sept.

240.000* 400.000* 250.000* tons

Oostenrijk

1 ,,

200.000* 250.000*. 305.000e

Frankrijk

1 ,,

35.000*

40.000

39.012

Nederland 15 Dec.

52.744

123.206

115.226

België

1 Sept.

48.500*

50.539

13.824

Engeland

1 Nov.’) 259.929

135.699

195.267

Totaal Europa 836.173

999.444

918.329 tons

V. S. v. N. A. 80 Oct.

44.822

32.874

51.040

Cubahavens 18 Nôv.

224.690

23.728

70.682

Totaal ……1.105.685 1.056.046 1,040.051 tons

• Raming. 0 1917/16/15.

De B rit s clie Board of Trade maakt de volgende
interessante jaarstatistiek bekend:
Dec.

Dec.

Jan-Dec.
1918

1917

1918

1917

Import Riet……25.329 63.564 1.278.532 1.216.224 tous
Biet ……

….

1.815

7.787

1.815

Geraffin..

2.758 15.242

20.991

169.470

Totaal…. 28.087 80.621 1.307.310 1.387.509 tons
Stock in Bond…. 353.400 165.700
Raffinad. 28.450 31.050
Productie

,,

59.674 56.571

739.083. 713.931
Tot.binnenl.verbr. 69.652 .92.213
<
941.228 1.099.190

Op J a v a omvatten de jongste verkoopen uit den 1iieu-
wen .00gst tot
f
14 voor Superieur tot dusver 1 millioen
picols, doch gemeld wordt, dat onderhandelingen gevoerd
worden over een verder nog- veel belangrijker kwantum.
Betreffende den volgenden Javaoogst zijn er reeds ver-
schillende ramingen in omloop. -Bij een 15 pCt. kleineren
aanplant wordt door sommigen van de overblijvende 85
pCt. een lager rendement van eveneens 15 pCt. in uitzicht
gesteld, hetgeen echter zeer voorbarig is, daar gunstige
weersomstandigheden tot begin van den maaltijd daarin
nog groote wijzigingen kunnen brengen. Buitenclien dient
in aanmerking genomen te worden, dat- de meeste fabrie-
ken bij hare inkrimping met 15 pCt. die gron(jen uitge-
schakeld hebben, die het slechtste rendement opleverden en
dus een 15 pCt. mindere aanplant niet behoeft gelijk te
staan met 15 pCt. minder suiker.
Uit New Yörk wordt gemeld, dat de Royal Commission
in Londen zich bereid verklaard heeft een derde van den
Cuba-oogst voor hare rekening te nemen, waarin dan ook
Frankrijk en Italië een aandeel zullen. krijgen. Wanneer
men het totale kwantum, dat in Cuba voor export dispo-
nibel komt, aanneemt op 3.600.000 tons, dan zonde voor
rekening van de Royal Commission 1.200.000 tons komen.
Betreffende den C u b a-oogst maakt thans ook Guma
zijne raming bekend met 3.991.571 tons.

Cnba – statistiek:
1918
1917
1916

42.662
37.679
35.209 tons
87.176 99.185
70.170
111
130
lii

Ontv. der week tot4 Jan. ‘)
Totaal sedert 1

Dec……..
Werkende fabrieken…….

1) 1919118117.

22 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

99

1918

1917
1916
Exp. d. week 7-14 Dec. . . . .
29.265
2.356
8.350 tons
Exp. U.K. 1 Jan.-14 Dec
904.838
803.108

524.318
Exp. Frankr.

,,

,,
47.641
92.579

144.435
Totaal voorraad 16 Dec
145.063
9.651

24.918

NOTEERINGEN.

Londen

Data
Amzterdam
per
New York
96%
Tatca WhUe
Januari
Cubea
Jasa
bied
Granu-
Centrifugah.
Na. 1
fob.

17 Jan. 1819….
f

6419
– –
7,28
10

,,

1919….

6419
– –
7,28
17 Jan. 1918….

5319



17 Jan. 1917….
23
47/1
1
/
17/6
27/4113

5,27
21 Juli

1914….
11″!,,
18/—


3,26

KATOEN.

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middling Uplands).

20
Jan.
19
I
13
Jan.
19
1
6Jan.’19 119 Jan. I8120 Jan.I7

New York voor
Middling .. 28,05e 30,70e 31,30e 32,30e 16,90e
New Orleans
voor Middling 28,25e 29,50e 30,75 c 31,— c 16,94 c
Liverp. v. Good
Midd.Texas.. 19,32d 20,35d 21,07 d 23,78 d’) 10,94d’
1)
21 Jan. ’18 Good Middling Amer.

‘) 19 Jan. ’17 Middling Amer.

Ontvangsten in, en uitvoeren
van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen.)

1
Aug.
18

Ooercenkom,Ugc parioden
tot
171an. 19

1917-18
1
1916-17

3268 i} 3854

5285

1413

1

1759
2270

745

1333

89

352

Voorraden
in
duizendtallen
H
Jan.
’19
1

I8Jan. 18

1
19 Jan. ’17

Amerik. havens ……….
1375
1471
Binnenland …………..
1204 1225
New York

.1447

141
160
New Orleans

.1403

397
503
Liverpool

…………….
447′)
441 837
1)
18 Jan. ’19

WOL.

De markt te La Plata is zeer kalm, sedert de Amen-
kaansche commissie haar inkoopers heeft teruggeroepen.
Sedert een maand zijn de prijzen merkbaar gedaald; alleen
Fransche en Engelsche koopers hebben in den laatsten tijd zaken gedaan. De prijzen, vrijwel nominaal, zijn ongeveer
als volgt:
Montevideo supra merinos……
f
8,50
Buenos-Ayres meninos prima …..8,- Buenos-Ayres crossbred 1 ……..8,50
2 ……,, 6,-
3 ……,, 5,50
4 ……,, 5,-
5 ……,, 4,80

per K.G. gewassehen,
c.i.f.
Amsterdam, uitvoerrechten
inbegrepen, zonder molestrisico.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

1

1
Koper

Tin
1
Lood

nk
Data

t
,Çieo;
t Standard
1

Zi

20Jan. 1919..
nom.
93.10/—
251.—!—
32.10/—’)

13

,,

1919..
nom.
94.—/—
255.—/—
40.—/–
56.—/-
18 Jan. 1918..
nom.
110.-./—
289.—/—
30.10!—
52.—/-
19Jan. 1917..
nom.
130.—!—
189.5/—
30.10/—
51.101-
20 Juli

1914..
51/4
61.—!—
145.151—
19.-1—
21.101-
1)
Noteering van
17
Januari.

RUBBER.

De markt is ook in de afgeloopen week zeer flauw ge-
stemd geweest. Er was zeer weinig vraag en de prijzen
liepen verder terug. De week sluit als volgt:
Prima Crpe loco ……….2/1 einde voorafg. week 2114

Jan./Juni …. 2/1
,, ,,
,, 2/1’/e
smoked Sheets 1 d. minder

1 d. minder
Hard cure fine Para ……2/7 einde voorafg. week 217

VERKEERS WEZEN.

RIJN VAART.

De afgeloopen week kenmerkte zich door grootere vraag
naar schcepsruimte dan sedert langen tijd het geval was.
Niet alleen kwamen verschillende boöten voor de Commis-
abn for Relief in Belgium met lading, bestemd voor Ant-
werpen, binnen, doch vonden bovendien veel bevrachtingen
plaats voor levensmiddelen met bestemming naar den Rijn.
Hiervoor werd aan vracht betaald 11. 1,7512,— per last naar
de Ruhrhavens, terwijl naar Coblenz f1. 2,5013,— per last
werd genoteerd. Het sleeploon bedroeg f1. 1,—/1,25 boven
het 50-cents-tarief. Er werd echter weinig tot sleepen af-
gegeven.

Beladingen van de Ruhrhavens naar den Bovenrjn gaan
nog steeds zeer langzaam, doordat men nog altijd in de
mijnen staakt, waardoor zeer weinig kolen worden aange-
voerd. De vracht bedroeg van de Ruhrhavens naar Mannheim
Mk. 2,50/3,— per ton, terwijl het sleeploon genoteerd werd
met Mk. 3,80/4,— per last.
De waterstand, welke in de laatste weken zeer hoog is
geweest, is thans weder normaal. Volgens officieele mededeeling van de Schiffahrtsgruppe
West, Stab Köln, zijn met betrekking tot de op den Rijn
in Duitsche havens ter verscheping komende goederen de
volgende bepalingen afgekondigd:
Voor het transport van den rechter naar den linker
Rijnoever zijn de volgende ruwe producten toegestaan:
Kolen, Cokes, Kalk, Kalksteen, IJzererts, Zinkerts, Lood-
erts, Phosphaat, Salpeter en Sulphaat, Mijnhout, Grint;
Gips, Cement, Galmei, Kopersteen en Kopererts, Steenslag
en Basalt, Loodaf val, Zout en Steenzout, Petroleum, Bensol.
Verder zijn toegelaten: Levensmiddelen, inclusieve dranken en veevoeder.
Als fabrikaten, gereed voor het gebruik, zijn toegestaan
de beslist benoodigde waarlooze stukken voor fabrieken, electric•iteitsverkeu, verder Drijfriemen, Motoren, waar-
boze deelen voor Automobielen, Spoorwegmateniaal en zulke
fabrikaten, welke voor het voortzetten van het bedrijf der
fabrieken van den linker Rijnoever beslist noodig zijn.
Voor het vervoer dezer producten zijn, indien de aard
twijfelachtig is, speciale verzoeken om toelating door de
ontvangers aan de Schiffahrtsgruppe West, Stab Köln, te
richten. Alvorens zulke verzoeken aan dit bureau worden
gericht, moeten deze geviseerd en indien noodig, ondersteund
worden door die militaire autoriteiten (ier Geallieerden, die
ter plaatse van bestemming het gezag uitoefenen.
De scheepstransporten van den linker naar den rechter
Rijnoever blijven verboden met uitzondering van militaire
transporten voor de geallieerde legers en der leeg terug-
komende schepen.
De ,,Intergeallieerde Scheepvaartcommissie” stelt te Em-
merik, Duisburg, Keulen, Coblenz, Mainz en Mannheim
zoogenaamde ,,Centrale Contrôleplaatsen” in. Deze hebben
tot taak het geheele Rij nsheepvaartverkeer met behulp van
politieposten te controleeren. Hierbij wordt speciaal opge-
merkt, dat niet alleen de goederen, die in strijd met de
uitgevaardigde bepalingen getransporteerd worden, doch ook
de schepen aan het gevaar van beslagneming zijn bloot-.
gesteld.
Tot aan de instelling der ,,Centrale Contrôleplaatsen” in Duisburg en Mannheim moeten (le manifesten der in deze
zonen gelegen schepen gezonden worden: voor zulke, wier
middelpunt Duisburg is, aan de Schiffahrtsgruppe West te
Duisburg en voor zulke, wier middelpunt Mannheim is, aan den
,,Schiffahrtsbeauftragter Manhheim”. De Centrale ContrOle-
plaats Duisburg omvat de plaatsen vanaf Orsoy tot en met
Himmelsgeist. De Centrale Contrsleplaats Mannheim omvat
Worms tot aan de grens aan den Elzas.

Vrijverklaring van de scheepvaart op den Bovenrijn:
Volgens mededeeling der Schiffahrtsgruppe West, Stab
Köln, heeft de Intergeallieerde Scheepvaartcommissie van
het opperbevel van de bezettingstroepen Elzas-Lothaningen
de mededeeling ontvangen, dat voor het scheepvaartverkeer
naar en van Straatsburg geen hindernis en geen gevaar
voor inbeslagneming bestaat.

Ontvangsten Gulf-Havens..
,,

Atlant. Havens
Uitvoer naar Gi. Brittannië
‘t
Vasteland.
Japan ete…

100

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22
Januari
1919

De V.Nederlandsche llu!stelefoowMaatschappij
.

ROTTERDAM

‘s-GRAVENHAGE

GRONINGEN

Telefoon 3600

Telefoon H 280, 300

Telefoon 1555

AMSTERDAM

LEEUWARDEN

Telefoon N 5580

levert uit voorraad
TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES,
etc.,

in huur en koop.

Herstelt en onderhoudt o n d er g a r an t ie ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.

PROSPECTUS GRATIS.

NEDERLANDSCHE GRONDBRIEFBANK

HEERENGRACHT 495, AMSTERDAM

5

pCt. Obligatiën (Grondbrieven)

Gecertificeerd door de Centrale Trust-Compagnie

Verkrijgbaar in
stukken
van f
2500,—,
f
1000,

,
/
500,— en
/
100,-

op elk goed effectenkantoor

GEBROEDERS CHABOT

ROTTERDAM

KASSIERS
en
MAKELAARS
in
ASSURANTIËN

Deposito’s.

Rekening-Courant.

Franco
Chèque.Rekening.

Aan- en Verkoop van Wissels op het Buitenland.

Aan- en Ver-

koop van Fondsen.

Bewaarneming en Administratie van Effecten.

Oorlogs-, Transport-, Casco-, Brand-. Diefstal- e. a. verzekeringen

van eiken aard.

ZOOEVEN
VERSCHEEN:

De praktijk
van
den

Wereld

Graan handel

DOOR

JAN SCHILTHUIS

Prijs
. . .
t 4,50

Verkrijgbaar in den I3oékhandel en
bij
NIJGH & VAN DITMAR’S UIT- GEVERS-MAATSCHAPPIJ, R’dam.

VAN RIJN
&
C

UTRECHT

POSTBUS 40

EENIGE FABRIKANTEN

VAN DE UTRECHTSCHE

FIJNE
TAFELMOSTERD

NEDERLANDS CIIE
BANKINSTELLING

VOOR WAARDEN
EELA5T
MET VRUCHTGEBRUIV.. EN PERIODIEVs.E UITKEER.INGEN

‘8G1VE1WI1AGE
Dir’ecti: 1-1r. I-I.vari
r-iIAADI,flÇ
er
1’lr
H.var
LOMMES’I’EIN

Gep1aatt Kapitaal
f.
5.000.000,_
flesewes
ruim
f815.
OOO.
Pandbrievenl’.apRaal ruim
f.
2.500.
000.-

Zj
1
/Z
EN
5
% PAND113flIEVE1*4

&sie
Ae&yf
n~_&%f

s•werne

9

IJGJt
&&le&
af, zoo&wtS
devooutaxicL
s
i,teert
&ew’sI?wers
ttt:

bpft-A.emeeaejpotfteekbrieea

G
EBR.
VA
N
I

Reeders en Cargadoors

Bevrachtingsagenten

Expediteurs

KOOP en VERKOOP VAN SCHEPEN

ROTTERDAM

AMSTERDAM

ZAANDAM
Telegram-Adres: ,,VANUDEN”

Auteur