8 JANUARI 1919
ÂtJTELÎRSRECHT VOORÈEHOUDEN
Ehè
Beri*c:hten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANC1N EN VERKEER
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
1_4E JAARCANG
WOENSDAG 8 JANUARI 1919
No. 158
1
LNHOUD
BIz.
VERWEZENLIJKTE DROOMEN door
Dr.
Hendrik Mnller ….
25
De Plannen van den Minister van Financiën door
Prof. Mr.
Ant
.
van Gijn ………………………………
27
Economische Verwachtingen; rede van den voorzitter der
K. v. K. te R’dam E. P. de Monchy Rz. ……….. …28
De Organisatie van eenige Effectenbeurzen in het Buitenland
door v. T.
d.
B……………………………..
29
Eene Fransche Exportbank door E.
Gosschalk…………
31
Overzicht van den Tabakshandel in 1918 door
F. M. v.
E.
32
Evenrueele Inkrimping van den Suikerrietaanplant op Java
33
HetVleeschvraagstuk …………………………..
33
Argentinië
……………………………………. 35
AANTEEKENINGEN:
Invoering van Amerikaansche Katoenstandaards ……38
De New Levant Company ……………………..
38
De kapitaalrantsoeneering in Zweden …………….
36
Stand der cultures en uitvoer in Suriname …………
37
BOEKAANKONDIGING:
Dr. Ch. A. van Manen: Bedrijfsleven en de strijd tegen
de armoede in Nederland, bespr. door
Prof. Mr. D.
van
iflorn ………………………………
37
Jan Schilthuis: De praktijk van den wereldgraanhandel,
bespr. door 1V. 0.
B………………………..
38
INGEZONDEN STUKKEN:
Een wijze maatregel …………………………38
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFrEN ……………………39
REGEERINGSMAATREGELEN
OP
HANDELSGEBIED …………..39
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN ………………..
40-47
Geldkoersen
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen
Goederenhandel.
Bankstaten
Verkeerswezen.
INSTITUUT
VOOR ECONOMISCHE GESCHRiFTEN
Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruin.s.
WEEKBLAD ECONOMISCII-STATISTISCIIE BERICHTEN
Secretaris-Redacteur: G.
E.
.Uuffnagel.
Secretariaat: Pieter 4e Hooghweg 12, Rotterdam.
4angeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Instituut. Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 15,—. Buitenland en Koloniën f 17,-
per jaar. Losse nummers 30 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslisf.
Adverfentiën f 0,35 per regel. Plaatsing bij abonné-ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s- Gravenhage.
6
JANUARI 1919.
De stemming op de geidmarkt was de afgeloopen
week zeer verdeeld. Voor de jaarswisseling was er
tamelijk vee] geld noodig, zoodat cailgeld zeer ge-
vraagd was en er ook in ruime mate een beroep op de
Nederlandsche -Bank werd gedaan. Daarentegen was
er ruim aanbod van geld voor een zoodanigen-termijn,
dat hat weder vrij komt tegen dat de stortingen op
de Staatsleening moeten plaats hebben. Prolongatie-
geld was dientengevolge ruim verkrijgbaar, de notee-
ring bleef dan ook doorloopend laag. Aanvankelijk
werd nog 34 püt. genoteerd, maar reeds op den
tweeden werkdag van het nieuwe jaar liep de noteering
op 3 pOt. terug. Geld op langeren termijn was
echter weer veel moeilijker en driemaands wissels waren
aanvankelijk niet onder
4
pOt, te plaatsen. Na de
jaarswisseling was ook hier een kleine daling te
bemerken en konden enkele posten
ii
3j en 3
pOt.
plaatsing vinden. De vraag bleef echter beperkt en
korter papier genoot de voorkeur.
*
*
Uit de veekstaat van de Nederlandsche Bank
blijkt dat er voor de jaarswisseling flinke bedragen
aan de bank zijn onttrokken. De omloop van bank-
papier vermeerderde met 32 millioen gulden. Hier-
van gebruikte de regeering 11 millioen door verhoo-
ging van haar voorschot en drie millioen door
disconteering van promessen, terwijl door anderen
6
millioen in den vorm van disconteeringen en
10 millioen door beleeningen werden opgenomen. Dat
er overigens nog veel direct beschikbaar geld is,
blijkt uit de rekening-courant-saldi van anderen, die
bijna onveranderd bleven en het buitengewoon hooge
cijfer van ruim 89 millioen bedragen. Voor het eerst
sedert maanden is de’ goudvoorraad toegenomen en
wel met 2 millioen.
*
*
*
De nieuwe staatsleening is ruim volteekend. Er
Verd ingeschreven voor c.a.
f
885 -millioen gulden,
zoodat Vrije inschrijvingen een kleine reductie zullen
ondergaan.
Van deze
f
385 millioen werden ingeschreven in
Amsterdam voor c.a.
f
173 millioen, in Rotterdam
voor c.a.
f
63 miljoen en in ‘s-Oravenhage voor
c.a.
f
50 millioen.
VERWEZENLIJKTE DROOMEN.
Bevestigt de vrede de huidige verwachtingen, dan
worden ook in het oosten en in het zuiden opeen-
hoopingen van macht gevormd, die een ver reikenden
invloed zullen hebben.
Roemenië, nauw een halve eeuw oud als onafhan-
kelijke staat en kort geleden zieltogend, belooft thans
döor zijn aanhechtinen van Boekowina, Dobroadsja,
Bessarabië en westelijk Hongarije de grootste staat
te worden van den Ba].kan, met meer dan het dubbele
zielenaantal van Nederland. Servië, eerst ander den
26
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERiCHTEN
8 Januari 1919
voet geloopen, vertweevoudigt zich en za1 dientenge
volge zijn -hoofdstad -verplaatsen. De voedselnood in
de wereld verhoogt de beteekenis van beide.
Vlak bij, in den oostelijken hoek van de Middel:
landsche Zee, is het vergezicht nog oneindig grooter
zoowel naar het oosten als naar het zuiden.
Reeds in het ‘bezit van Cyprus, heeft Engeland.
zich thans op het vasteland van Klein-Azië neergezet,
spreekt van een protectoraat over geheel
Turkije
en
heeft zich
•
de oppermaoht verzekerd van daar tot
Egypte. Boven de hoofdplaatsen Bagdad, Alep-po,
Damaskus en Jeruzalem wppert zijn vlag. Het be-
schikt over de wegen van de Middellandsche Zee naar
de Perzische GIf.
Reeds dadelijk-er
9P
uit om hiervan profijtte trek-
ken en de plaats der verdreven Duitschers in te
nemen, heeft men te Londen, met den gewezen ambas-
sadeur in Spanje de Bunsen aan het hoofd, een groote
handel-maatschappij opgericht, Levant-Com-pagnie
geheeten, welke ten doel heeft leiding te geven aan
de. Britsche handel, nijverheid en scheepvaart in
den geheelen Levant, die saam te binden in eigen
hand en aanzienlijk uit te breiden, en welke dochter-
maatschappijen gaat stichten, ook voor Roemenië,
Bulgarije, Egypte, Syrië, den Soedan, Mesopotamië
enz. Een nieuwe trust! Reeds -is zij begonnen niet
oude, belangrijke Britsche firma’s in Klein-Azië op
te koopen, telt onder haar bestuur een der grootste
fabrikanten van spoorweg-materieel en bankiers, en
herinnert in haar bekendmaking uitdrukkelijk aan
den gelijkluidenden naam van haar groote Britsche
voorgangster in de 16e, 17e en 18e eeuw. De Britsche
ambassadeur te Constantinopel was, zooals ,,’l’he
Times” aanstipt, in den aanvangniets anders dan de
hoofdagent .dier Oompagnie en deze bezoldigde zelfs
geheel zoowel hem als de consuls. Hier hebben wij
dus de kiem voor ons van een nieuw lichaam, sterk
herinnerend aan onze ,,Directie van den Levants’chen
Handel”, aan welke onze geëerde .en aloude kolonie
van landgenooten te Smyrna to danken is en door
welke Hunne Hoogmogenden in de zeventiende eeuw een machtigen invloed in dozen geieelen werel-dhoek
hebben geoefend; tot tweemalen toe zijn zij zelfs,
gezamenlijk met Groot-Brittannië, tusschenbeide
gekomen tijdens Peter dan Grooten in den strijd over
de Zwarte Zee. tusschen Rusland en Turkije. Van
staatkundige heerschappij wordt in het program niet
gerept; die lag trouwens ook niet in de bedoeling bij
de stichting onzer Oost-Indische Compagnie, noch bij
die harer navolgster, -de Britsche. ‘Maar het oude
denkbeeld van ,,geoctroyeerde” maatschappijen, bij
ons ontstaan, heeft Engeland in het laatste kwart der
vorige eeuw telkens opnieuw toegepast, in Noord-
Borneo, aan den Niger, in Rhodesia, -Nyasaland en
‘.elfs in Mozambique. Wel zal het oude voorbeeld niet
meer geheel kunnen worden gevolgd, maar aaneenslui-
ting tot grootere machtsuitoefening ligt ook hier ten
grondslag.
Van Mesopotamië wandelt nu de Engelschman ver
der over eigengrondgebied of invloedssfeer naarhet oosten tot Singapoer toe. Insulinde vormt de eenige
noordelijke en oostelijke grens van de Indische Zee,
waar Engeland niet oppermachtig, is. Van -de Middel-
landsche Zee tot -de Ohineesche strekt zijn macht zich
thans uit; ‘het gebiedt op het vasteland van geheel
Zuid-Azië.
Ook naar het zuiden breidt thans van de oostelijke
kust der Middellandsche Zee het ffritsche gebied
zich voortaan zoo ver uit, dat alleen de zee het woord
,,halt” uitspreekt. Egypte werd in den aanvang van
den oorlog een Britsch protectoraat. Daarmede ver-kreeg Engeland o&k in naam, wat het reeds feitelijk
beza’t, de aileenheerschappij over den Soedan, die aan-
sluit aan Britsch Oost-Afrika. Dan volgt het Duitsche
gebied, dat thans, hetzij als onderdeel der Zuid-Afri-kaansche Unie, hetzij als kroonkolonie, ongetwijfeld
de Britsche vlag gâat voeren. Aldus ziet Rhodes in
zijn graf zijn droom verwezenlijkt van een roodge-
kleurd Afrikaansoh rijk, -strekkende van noord -tot
zuid, een droom aan welken de beide Zuid-Afri-
kaansche gerneenebesten ton offer vielen. – Aldus
voert Engeland ook aan de westelijke en laatste
grens van den Indischen Oceaan de opermacht; zelfs
aan en naast de Arabische ku’st heeft het zich neerge-
zet, en de jonge Arabische koningakroon is van
Britsche makelij. Do Indische Ze4 welhaast ,,mare
clausum” 1
Intusschen opent zich in Afrika ook voor ons r.s
een vergezicht. Terwijl in de Zuid-Afrikaanche ste den en dorpen het Engelach den – boventoon voert,
spreekt (behalve in het door -de Britten grootendeels
gevormde Natal en oosten der Kaapkolonie) elkeen
Uollandsch op het platteland; .en wie daar geboren is
en leeft, beschouwt het Hollandsch als zijn moeder-
taal, ook al bezit hij geen druppel Nederlandsch
bloed. Sedert Vrijstaat en Transvaal -doo-r geboorten en instrooming zich zijn gaan vullen, in hoofdzaak na
den- Boeren-oorlog, zijn Hollandsche ‘veeboeren meer
en meer de Limpopo overgestoken, ruimte zoekende
en vindende in het grooteen ledige Rliodesia, eigen-
dom eener geoctroieerde maatschappij. Deze – erkent
-alleen de Engelsche taal. Maar taai houden de Boeren
er vast aan hun taal en Statenbijbel, stichten en beta-
len eigen kerkjes en onderhouden zelf-opgerichte scho-
len met het Hollandsch als on-derwijstaal, het laatste
niet zonder ‘bescheiden maar belangstellenden steun
van hier uit. Ook in Duitsch Oost-Afrika, maar meer
nog in het noordelijker Britseh-e, leven en gedijen
thans verscheidene Boerengezinnen. De oorlog heeft
hen in v’erbinding gebracht met de Vlamingen in dec
Congo-staat. Ten zuiden van dezen wonen reeds
sedert een 40-tal jaren een -menigte Boeren in het
Portugeesche •gebied, – waar moer -dan een Neder-
landsch onderwijzer hen en ons heeft gediend. Duitsch
Zuidwest-Afrika zag gédurende den Boeren-oorlog
een aantal Kaapsehe Boeren instroomen, die de Repu-
blieken in hun strijd’ hadden bijgestaan en eerst uit-
geweken waren naar Holland.
Bij
de Duitsche regee-
ring bedong ik te voren voor hen erkenning hunner
taal en die wordt dan ook in hun scholen
–
van regee-
ringswage getrouwelijk onderwezen. Daar de landver-
huizing in betrekkelijk groeten omvang heeft plaats
gehad en de inboorlingen, basterd-Hottentotten, reeds
sedert onzen Co-mpagnies-tijd hun eigen taal voor
verbasterd Hollaudsoh hebben ingeruild, is de kennis van het Nederlandsch voor den Duitschen bestuurder
onmisbaar geweest en speelt onze taal hier een hoof d-
rol. – –
Zoo groeit ‘in de zuidelijke helft van het zwarte
werelddeel een wijd verspreid volk op van Neder-
landschen bloede en Nederlandsche taal, dat door do
voortdurend verbeterende verkeersmiddelen -onderling
aansluiting gaat krijgen, een stoer menschenslag van
zeldzame levenskraeht en’levenslust, waar twintig kin-
deren in eenzelfde gezin lang geen zeldzaamheid zijn.
Het is een – vreedzaam volk, maar een taai volk. En
‘lat het trots een strijd van een eeuw lang en niette-
genstaande de moederlaiidsche vlag reeds meer dan
honder-d jaren geleden voor de Britsche heeft plaats
gemaakt, onverdroten trouw is gebleven aan eigen taal en Statenbijbel, geeft niet alleen hoop, doch is
een vaste waarborg voo’r de toekomst. Ongetwijfeld
werkt de afwezigheid van -bevaarbare rivieren be-
halve Congo en Zanibesi, evenals -de neiging tot
droogte van Afrika’s -zuiderkwartier, de ontwikkeling
niet in de hand. Maar de ru-Life en het klimaat be-
vorderen deze in veel grootere mate. De tij-d brengt
dan ook wellicht het vwaartepunt van het Neder-
landsche ras van Europa over naar Afrika. Wat
Brazilië en Portugal voor elkander zijn, wat wij thans waarnemen in nog hôoger mate tusschen Amerika en
Engeland, dat brengt misschien, en dat brenge!, de
toekomst voor Afrikaners met ons en desgewenscht
de Vlamingen. Dat verre zeil zij door de wederzij.dscho
stuurlieden in het
oog gehouden!
Dr.
HENDRIK MULLER.
8 Januari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27
• DE PLANNEN VAN DEN MINISTER VAN
FIZTANCIEN.
Prof. Mr. Dr. Ant. van Gun schrijft:
Behalve omtrent zijn plannen om verder, d.i. na de
aangekondigde verhooging van de inkomstenbelasting,
daarin zijn heil te zoeken
1
), heeft de minister ook
medegedeeld, dat hij wenschelijk acht om meer dart
tot dusverre hen, die van allerlei staatswerkzaam-
heid in het bijzonder genieten, daarvoor te doen bij-
dragen of meer dan tot dusverre te doen bijdragen.
Do minister doelt hiermede echter niet op een pen-
sioenbelasting of een vlootbelasting als Treub voor-stelde, doch heeft het oog op versterking en uitbrei-
ding van die talrijke kleinere middelen, welke niet
in de maandelijksehe middelenstaten voorkomen, maar
toch alle te zamen een niet-onbeduidend bedrag in de
schatkist brengen. Vele zaken geschieden thans door
den Staat om niet of tegen een vergoeding, welke bui-
ten alle verhouding is met de kosten eenerzijds en met
het belang, dat do betrokkenen daarbij hebben anjer-
zijds, zoodat men dan ook in het buitenland daar-
voor wèl of belangrijk meer dan bij ons pleegt te
vorderen. Het wil mij voorkomen, dat tegen dit p]an
van den minister, mits er met oordeel des onder-
scheids wordt te werk gegaan, geoii verzet behoort
to worden aangeteekend. Er zijn een aantal staats-
bemoeiingen, welke het alleszins weruschelijk is om
niet of voor geringe betaling te geven, zoolang de
belanghebbende nog van het nut daarvan moet wor-
den overtuigd, doch welke, eenmaal ingeburgeri, zich
zelf behooren te bedruipen. De kosten van al die
hemoeiingen zijn ten gevolge van de daling van de
koopkracht van het geld (welke zich wel in langen tijd
niet geheel zal herstellen tot die van 1914 of 1900)
zeer gestegen. Ook dit maakt het alleszins redelijk om
dc vergoedingen, welke de Staat daarvoor vraagt, te
verhoogen. Ten slotte is het ook van belang, dat de
belanghebbenden bij landbouw, nijverheid en handel
tot de overtuiging komen, dat aandrang om zekere
diensten door den Staat te doen verrichten slechts in
den overgangtijd, waarin die diensten zich moeten
inburgeren, tot verkrjging beneden kostprijs leidt,
doch dat zulke diensten op den duur ook door den Staat
niet beneden den kostenden prijs worden gegeven. in
sommige gevallen zal die wetenschap den aandrang,
dat steeds meer door den Staat geschiede, eenigszins
doen verminderen. Met name voor den landbouw zijn
in de laatste tientallen van jaren een aantal institu-
ten opgericht, welker kosten bij lange na niet door de
inkomsten worden bedropen, ofschoon het tijdperk,
waarin het nut daarvan blijken moest, reeds voorbij
is. Schatten zijn er met verhooging van al zulke
retributies voor de schatkist niet te verkrijgen, doch
toch zeker sommen, welke niet te versmaden zijn.
De minister wil ook het verkeer meer dan tot dus-
verre laten bijdragen in de kosten, daarvoor gemaakt.
Naar het mij voorkomt volkomen terecht. Ruil van
goederen, zoodat ieder mensch, iedere streek zich kan
toeleggen op dat wat hij het best kan voortbrengen, is
van het grootste belang en verkeer is daarvoor noodig
en moet niet worden belemmerd, integendeel bevor-
derd. Er is daarom alle reden voor den Staat om in
een tijdperk, waarin het vervoer van en naar zekere
streek nog
in
zijn opkomst is, daarop geld bij te pas-
sen. Maar men houde steeds in het oog, dat verkeer
en vervoer
middel
zijn,
niet doel op
zichzelf, en dat,
indien zekere ruilbandelingen niet zouden plaats
hebben, indien niet de Staat een deel van de kosten
van het vervoer voor zijne rekening nam, ze van
economisch standpunt niet verdedigbaar zijn. Afge-
zien van streken, welke in haar opkomst zijn, zoodat
het vervoer daarheen en van daar nog te gering is om
de volle kosten daarvan (met inbegrip van rente en
1)
Zie
mijn
bijdrage in het vorig nummer – [de voor-
stellen tot wijziging der inkomsten- en vermogensbelasting
zijn, naar den lezer bekend zal zijn, intussehen bij resp.
K.
B. van
3
dezer ingediend. – Red.]
afschrijving der land-, ook spoor- en waterwegen) te
dragen, is vervoer, dat niet kan plaats hebben, tenzij
de Staat sommige kosten voor
zijne
rekening neemt,
oneconomisch en feitelijk verspilling van productieve
krachten. Dat do minister van financiën dan ook
eeniszins wenseht terug te komen van de richting
om alle kosten van land- en waterwegen en een deel
van die van de Spoorwegen voor rekening van den
Staat te nemen, schijnt mij een bewijs van juist
inzicht. Of nu echter de weg, dien de minister daar-
toe wil inslaan: het belasten van schuiten, auto’s en
rijwielen bij gelegenheid van den aankoop, de beste is,
mag betwijfeld worden. Voor de gewone landwegen
zijn tollen ongetwijfeld een groote hindernis; hen, die daarover vervoeren, möet men ‘dus tichten zoo moge-
lijk langs anderen weg te treffen, hetgeen b.v. in zake
automobielen nog altijd in onvoldoende mate ge-
schiedt, een mate, die zeker ten eenenmale onvol-
doende zal zijn, als er afzonderlijke wegen daarvoor
gemaakt worden of voortgegaan wordt bestaande
wegen daarvoor op kostbare wijze in te richten. De
snelheid van het vervoer te water wordt echter door
tollen, op practische plaatsen (bij ophaaibruggen en
sluizen) geheven, allerminst belemmerd en heffing bij
het gebruik van lio werken is oneindig rationeeler
dan een belasting op de overdracht van vaartuigen.
Wat de rijwielen betreft, moet wèl worden in het
oog gehouden, dat personenvervoer, voorzoover niet
uitsluitend voor het genot van de betrokkenen, een
gansch ander karakter heeft dan goederenvervoer. In
zeer vele gevallen is het voor de verbreiding van
kennis en beschaving van groot belang. Daarom deed
Mr. Trcub een ongelukkigen greep, toen hij voorstelde
om het tekort op de spoorwegen te dekken door een
algemeene plaatskaartenbelasting. Verder dan een
belasting op de weelde
bij
het personenvervoer (d.i. op
de biljetten le en 2e klasse), zal zeker niet mogen
worden gegaan. Maar om dezelfde reden zal er van
een algemeene verhooging van de rijwielenbelasting
in den vorm van een overdrachtsrecht op rijwielen
geen sprake mogen zijn.
Een overdrachtsrecht, als de minister voor schuiten
en vervoerniiddelen te land overweegt, zal in veel
sterker mate dan een recht, te betalen, wanneer die
vervoermiddelen op rijksland- en waterwegen gebruikt
worden, de waarde van zoodanige voorwerpen druk-
ken en de vervaardiging daarvan belemmeren; do
belasting zal, ingeval van overneming van tweede-
handsvoertuigen, voor een deel ten laste komen van
do verkoopers mde plaats van ten laste van de koo-
pers, die de zaken willen gaan gebruiken. Een onder-
scheiding tusschen vervoermiddelen, die nog langeron
en korteren tijd dienst kunnen doen, en tusschen
vervoermiddelen, die uitsluitend of bijna uitsluitend
op niet tolvrije (provinciale en gemeentelijke) wegen
en vaarten worden gebruikt en dezulke, die hoofdza-
kelijk van rijkswegen gebruik maken, zal uit billijk-
heidsoogpunt noodzakelijk, doch practisch vrijwel
onmogelijk zijn. Om kort te gaan dit plan van den
minister, waarvan de grondslag niet onjuist is, zal
bezwaarlijk in vervulling kunnen gaan.
Dat de minister geen voorstander is van socialisatio
van bedrijven, tenzij dan dezulke als de electriciteits-
voorziening (ook thans reeds in hoofdzaak in handen
van de overheid, doch door centralisatie in handen van
den Staat voor alle partijen productiever te maken)
en het rnijnwezen, zal zeker door elkeen worden toege-
juicht, die liever aan een relatief klein aantal particu-
lieren de, zij het dan soms in verband met hunne
prestaties wat hooge, winsten van hunne bedrijven gunt (waarvan de gemeenschap dan tenminste nog
belasting kan heffen), dan dat hij die winsten bij
kostbaar en minder practisch overheidsbeheor door,
voor het meerendeel, wijl niet belanghebbende ook
niet warm belangstellende, ambten aren ziet verdwijn en,
terwijl de menschheid nog daarenboven slechter dan
te vOren verzorgd wordt.
Gaan wij ten slotte nog na wat door den minister
28
ECONOMICH.5TATI5TISCHE BERICHTEN
8 Januari 1919
is gezegd over de heffing in eens. Van een klaar
inzicht, waar het om gaat bij de aflossing, hetzij dan
in korteren hetzij in langeren tijd (of wel in het
geheel niet) van de crisissehuld, geven de woorden
van den minister m.i. niet het bewijs. Hij spreekt nog
van de ,,billijkheid van het schuiven van den last op do
toekomst”; alsof niet de last, wat ook geschiede,
bereids ten volle op het heden rustte in zooverre, dat
wat •de Staat wegens do crisis boven zijn gewone
inkomsten verteerde, verloren
is,
afgegaan
is
van het
volksvermogen. Do minister schijnt, als zoovelcn, door
het feit, dat de Staat wat hij extra verteerde voor een
groot deel niet dadelijk in den vorm van belastingen van allen vroeg, doch voorloopig in ruil van schuld-
bekentenissen van eenige duizenden burgers ver
kreeg, in den waan te
zijn
gekomen, dat de last nog
niet op het heden drukt en dus nog op de toekomst
kan geschoven worden. Het feit, dat er voor de beta-
ling van do rente van de schuldbekentenissen der
crisisschuld bereids een 40-tal millioenen per jaar
worden opgebracht in den vorm van opconten voor
het leeningfonds (straks ook in den vorm van een deel
van do Verdedigingsbelasting), zoude hem toch anders
hebben kunnen loeren. Het is gemakkelijk in te zien,
dat het er niet om gaat den last door het heden of de
toekomst te doen dragen, doch alleen om de vraag, of
men de belastingschuldigen, als complex, hun schuld
(want de staatsschuld is’ hun schuld) aan eenigo
duizenden houders van de crisiaschuld
in ééns
zal
laten afdoen, dan wel hen voorloopig alleen rente zal
laten betalen en in den loop van 40 of 60 jaar tevens
do hoofdsom zal laten afbetalen. Dat door de wijze,
waarop deze vraag beantwoord wordt de hoegrootheil
van het volksvermogen, de hoeveelheid van het kapi-
taal, beschikbaar voor de nationale productie, niet
meer of minder beïnvloed wordt dan door eenige
andere snellere of minder snelle aflossing van schul-
den van volksgenooten aan volksgenooten, is duidelijk.
‘s Ministers opmerking, dat een heffing in eens te
zeer het kapitaal aanpakt en daardoor handel en
industsie belemmert, is evenmin juist als dat door
heffing in eens de uitbouw van de sociale maatrege-
len wordt belemmerd. Indien handel en industrie met
kapitaalgebrek zullen hebben te kampen, indien het
moeilijk zal zijn hooge belastingen te heffen voor
sociale doeleinden, dan is dat het gevolg van het feit,
dat er een milliar’d en moer overgeconsumeerd is door
den Staat en anderen
en
wij dus dat bedrag voor zoo-
ver niet elders oververdiend, kwijt zijn. Slechts dit
is waar, dat de vermogens- en successiebelastingen
minder zullen opbrengen, als er een schuld van bur-
gers aan burgers wordt gedelgd, die bij hen, die de
vordering hebben, wel als positief bezit, maar door
hen, die den betaaiplicht hebben, vooralsnog niet als
schuld of negatief bezit wordt beschouwd. Maat overi-
gens maakt het geen verschil voor het volksvermogen,
of de helastingschuldigen jaarlijks 45 50 millioe.n
voor rente van crisissohuld opbrengen, die uitgekeerd
worden aan de houders van de crisiaschuld dan wel in eens een milliard opbrengen, dat eveneens wordt
uitgekeerd aan die burgers, gesteld althans de
heffing der jaarlijksche belasting en de heffing
in eens konden geschieden volgens precies denzelfden
maatstaf. Doch hier steekt juist ‘het bezwaar tegen de
heffing in eens. Heeft men
bij
‘de jaarlijksche heffing
van ‘de rente (en c.q. een klein stukje aflossing) een
ruime keuze van do wijze van verdeelen van de lasten,
bij de heffing in eens is men beperkt tot een heffing
van hen, die op het toevallige oogenblik, waarop de
heffing plaats heeft, over een middelmatig of groot
vermogen beschikken. Dit schijnt mij het belangrijkste
argument tegen een heffing in eens. Wil men per se
alléén de vermogenden treffen, dan kan men zulks ook
bij de jaarlijksche heffing voor het leeningfonds;
men heeft slechts de tegenwoordigo opcenten op vele
belastingen to vervangen door opcenten alleen op do
vermogeitsbelasting (zij het dan met progressieve
opoeiiten); maar men kan dan toch billijkdieidshalve
ook eenige andere maatstaven van heffing daarnaast
nemen (die b.v. de brainpower raken). Bij de heffing
in eens speelt do toevallige keuze van het jaar, waarin
zij plaats heeft, een groots rol
bij
de bepaling, welke
gezinnen en families daarin het meest bijdragen.
Deden wij dus ‘s ministers bezwaar tegen een heffing
in eens, zulks geschiedt op geheel andere gronden,
dan de zijne.
Als conclusie meenen wij te mogen stellen, dat
‘s ministers rede aan parlement, pers en deskundig
publiek aanleiding moet geven om hem zeer nauw
–
keurig op de vingers te kijken.
Zijn
onverantwoorde-
lijkheid in zake do uitgaven, zijn luohthartigheid in
zake belastingen en gerechtvaardigde
twijfel
aan zijn
economisch inzicht geven daartoe alle reden.
ANT. VAN GUN.
ECONOMISCHE VERWACHTINGEN.
In de Maandag j.l. gehouden vergadering van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier, hield
de voorzitter, de heer E. P. de M o n c h y ‘R z., de
gebruikelijke nieuwjaarsrede, welke met eenige be-
kortingen hier zij opgenomen.
De wereldvrede – aldus de geachte spreker –
staat voor de deur en het lang verwachte tijdperk van
vernieuwden opbloei van ons economisch leven is
nader gekomen; maar bereikt is dat tijdperk nog niet.
De toestand, waarin de Handel verkeert, is verre
van opbeurend. Steeds verder grijpt stilstand in vele
zaken om zich.
Hoezeer had men zich gedurende den oorlog met
de gedachte vertrouwd gemaakt, dat dit alles zou op-
houden als de strijd eindigde; maar hoe groot was de
teleurstelling voor velen!
Te zeer is het ons duidelijk geworden, dat het groote
wereldgeheureu niet aan ons kon voorbijgaan, zonder
op velerlei gebied gevolgen na te laten; te zeer is ge-
bleken, dat het economisch leven niet met één slag
hersteld kon wezen; maar dat, evenzeer als de oorlog
lange jaren gevreesd en door velen voorzien was, ook
het Vredestijdperk weder voorbereiding en aanpas-
sing zou behoeven.
De vraag is voor ons, of wij ons voldoende hebben
voorberei’d om – als pok dat overgangstijdperk een-
maal zal
zijn
do’orleefd – opnieuw de plaats te kun-
nen innemen, die wij meenden reeds veroverd te heb-
ben, maar die dan gansch andere verplichtingen zal
opleggen en andere eischen zal stellen.
Het is gedurende den oorlog
bij
verschillende gele-
genheden betoogd, dat men zich op verkeersgebied aan
geheel gewijzigde omstandigheden zal hebben aan te
passen. In vele gevallen zal het onuitvoerbaar blijken,
do connecties terug te vinden, waarop men vroeger
bouwde en zaken te doen, rooals men ze vroeger deed.
Gelijk de landbouwer allereerst vraagt, tot welke ciii-
tuur zijn grond als het ware is voorbestemd, zoo zal
do handelsman zich afvragen, naar welke hemeistre-
ken
zijn
oog, op grond van de geografische ligging
van
zijn
land, allereerst behoort te worden gericht.
Aan zulke beschouwingen dient men meer toe te
kennen dan eene academische waarde. Practisch rei-
den
zij
er toe, dat ieder in eigen kring zich voor oogen
zal moeten stellen, dat meer en meer dient te worden
gezocht naar do natuurlijkste verkeerswegen, naar
den zoo economisch m.ogelijken wederopbouw, èens-
deels, omdat de vorderingen, aan het verkeer gesteld,
zeer groot zullen wezen, en anderzijds, omdat alle
verkeersmiddelen in de eerste plaats zullen dienen to
worden aangewend, om op de vlugste wijze to voor-
zien in de enorme behoefte aan het meest noodzake-
lijke. Tot dat meest noodzakelijke zal zeker niet wor-
den gerekend het vele, dat in meerdere of mindere
mate onder het begrip weelde valt, en dat zal zooveel
te gemakkelijker vallen, omdat de behoefte aan weelde-
artikelen zeker, tengevolge van de groote verarming
van de maatschappij als geheel genomen, in belang-
rijke mate zal blijken afgenomen te zijn. –
8 Januari 1919
ECONOMISCH-STATiSTISCHE BERICHTEN
29
Zal het verkeer dus in de meest economische banen dienen te worden geleid, niet minder zal het oog moe-
ten worden gericht op de meest economische voort-
brenging, voortbrenging op de wijze en ter plaatse,
waar dat het voordeeligste kan geschieden.
Dat bovenstaande beschouwing op de meest moge-
lijke vrijheid duidt en onvereenigbaar is met pro-
tectie, schijnt mij onwederlegbaar en het komt mij
voor, dat de staatshuishouding, die schatten vordert
en vooreerst schatten zal blijven vorderen, zich heeft
te hoeden voor de schijnbaar zoo verleidelijke heffing
van in- en uitvoerrechten.
Onnoodig in het licht te stellen, dat in dat systeem
geen plaats is voor een streven naar voorziening in
eigen behoeften langs onuatuurlijken weg. Die weg
zou opnieuw leiden tot afsluiting, en op den duur
tot verhoudingen, die in hooge mate gevaarlijk geble-
ken zijn. Het vrije verkeer bevordert voortbrenging
op de voordeeligste plaats en onder de voordeeligste
omstandigheden.
Een andere vraag is echter, of er niet veelal krach-
ten sluimeren, die niet voldoende bekend waren, en
buitengewone omstandigheden behoefden om tot ont-
waken te komen. Verschillende takken van Nederland-
sche nijverheid legden gedurende onze gedwongen af-
sluiting daarvan getuigenis af. ,,Verrassend is het
vernuft”, zoo schreef de Secretaris van de Tweede
Jaarbeurs in zijne Nabetrachting, ,,waarmede nieuwe
werkwijzen en nieuwe werktuigen werden uitgedacht,
grondstoffen in eigen bodem werden gezocht en ge-
vonden en oude industrieën vervormd, alsook nieuwe
in het leven geroepen.”
Gedrongen door de omstandigheden, mogen die nij-
verheidstakken ontwaakt zijn; wij behoeven niet be-
vreesd te zijn, dat zij weder zullen inslapen, als de
vroegere verhoudingeij weder zullen zijn ingetreden; integeideel, de ontdekte eigen kracht zal onze nijver-
heid verder steunen, niet het minst doordien ze meer
sympathie in eigen land heeft verkregen.
Zeker is op financieel gebied de opleving geduren-
de de afgeloopen jaren buitengewoon groot geweest.
De talrijke kapitaalsuitgiften leggen daarvan getui-genis af. Ik zou hierin echter niet uitsluitend willen
zien eene uiting van optimisme. De groote voorraden
in het buitenland, die door tal van Nederlandsche
handelaars worden gehouden, deels ten gevolge van
de onmogelijkheid van afschee, deels in de verwach-ting, dat er toch eenmaal een oogenblik komen moet,
dat men ze zal kunnen betrekken in de hoop, ze dan
tot goede prijzen te kunnen likwideeren, stellen groo-
te eischen aan het kapitaal van de banken. Buiten-
dien – er is bij verschillende gelegenheden op gewe-
zen – de belangrijk hoogere prijzen van tel van
artikelen, die als grondstof voor verschillende bedrij-
ven zijn aan te merken, vereischen grooter bedrijfs-
kapitaal. Dat die uitgiften, mits op voordeelige voor-waarden aangeboden, in eigen land plaatsing konden
vinden, waar het buitenland geen kapitaal beschikbaar
kon stellen, duidt op eene zekere prosperiteit; het
hield echter zeker ook verband met de omstandigheid,
dat voor vele andere kooplieden de kapitalen braak
lagen, tengevolge van gedwongen werkeloosheid en,
wellicht nog in meerdere mate, met de grootere nei-
ging van het geidbeleggend publiek, om zich te inte-
resseeren in ondernemingen, die in de laatste jaren
blijken hebben afgelegd van grooten bloei. Het feit,
dat op die wijze heel wat meer Nederlandsch kapitaal in Nederlandsche ondernemingen terecht komt, moge
op zich zelf met instemming worden begroet; de waar-
borg tegen verliezen, die steeds in verdeeling van
risico werd gezocht, gaat daarbij voor een deel ver-
loren. In ieder geval kan het echter de belangstelling
in de wederopleving van den Nederlandschen onder-
nemingsgeest slechts ten goede komen.
In de kapitaalbehoefte is desniettemin nog niet in
voldoende mate voorzien. Met zekerheid mag worden
verwacht, dat ook onze Oost-Indische koloniën nog
verdere belangrijke
eischen zullen stellen. De nijver-
heid, die zich daar gedurende den oorlog zoo sterk
heeft uitgebreid, zal nog veel vorderen en wij mogen
verwachten, dat wij zelven daarbij niet zullen achter-
blijven, al ligt het zeker niet in onzen geest, vreemd
geld te willen weren. Ook daar zal echter
vrijheid
die-
nen te heerschen. Er moet uitzicht bestaan op flinke
winsten voor hen, die de jsi’s op zich zullen ne-
men, wanneer men wil, dat zij daartoe zullen over-
gaan.
Het is zeker geheel in de richting van den nieuwe-
ren
tijd,
dat de ‘bepaling van de werkloonen in ge-
meenschappelijk overleg door daartoe gevormde loon-
raden zal plaatsvinden, al was het enkel, omdat op
die wijze de noodiottige werkstakingen zullen worden
beperkt, die
altijd
als een tweesnijdend zwaard ver-
ken en ook hen verwonden, ten wier behoeve ze plaats-
grijpen. Desniettemin dient voor overdrijving te wor-
den gewaakt en nimmer uit het oog verloren, dat het
eenvoudig tot de onmogelijkheden behoort, alle con-
currentie uit te schakelen, concurrentie, die ons aan-
gedaan wordt uit dikwijls verafgelegen streken. Wan-
neer overdrijving zou leiden tot vermindering van
werk in eigen kring en het steun verleenen aan de
ontwikkeling van wereidstreken, waar men op dat
gebied wellicht nog achterlijk is, dan zouden de schijn-
baar zoo ibelangrijke voordeelen op den duur tot groote
nadeelen kunnen voeren.
Voor de Kamers van Koophandel en Fabrieken
staan mede wijzigingen van ingrjpenden aard voor
de deur. Met het stelsel van Gemeentelijke Kamers
zal worden gebroken; het tegenwoordige aantal van
97 zal belangrijk worden verminderd en de nieuwe
Kamers ‘zullen desniettemin het geheele Rijk om-vatten. Er zullen vermoedelijk regelingen worden
getroffen, die waarborgen, dat groothandel en klein-handel beide worden vertegenwoordigd. In het alge-
meen mag worden verwacht, dat de band, die de
Handel aan de Kamers bindt en de Kamers aan den
Handel, nauwer zal worden toegehaald.
Mijne Heeren. De oorlog gaat voor ons voorbij, zoo-
als hij is begonnen. Verwijten van verschillende zij-
dcii zijn ons deel; overdrjving van de door Neder-
land uit de omstandigheden getrokken voordeelen; ontkenning van de offers door ons gebracht in mo-
reelen, zoowel als in geldelijken zin en – wat mis-
schien het minst verkwikkelijke is – heftige critiek
in eigen boezem en opleving van afkeurenswaardige
eigenschappen.
Laten wij hopen, dat dat alles tot het verledene
moge behooren en, in het nieuwbegonnen jaar, ons
Vaderland zal worden erkend, en die erkenning ver-
dienen, als strevende – zooals de Koningin het uit-
drukte – naar Grootheid, op elk gebied, waarop eene
kleine natie groot kan wezen.
DE ORGANISATIE VAN EENIGE EFFECTEN-
BEURZEN IN HET BUITENLAND.
De indiening van een wetsontwerp tot regeling van
de organisatie der effeotenbeurzen hier te lande,
1)
heeft de vraag doen rijzen, hoe de effecteabeurzen in
het buitenland zijn georganiseerd.
Die vraag is niet met enkele woorden te beantwoor-
den. Beurzen zijn veelal oude locale instellingen, die
zich geleidelijk hebben gevormd met eigen ontwik-
kclingsga.ng. Dientengevolge heeft vrijwel iedere
beurs haar eigen vorm. Zelfs in een laad als Duitsc.h-
land, waar een algemeene beurswet bestaat, is de
organisatie van de beurzen onderling zeer uiteenloo-
pand.
Ter beantwoording der vraag zou men dus eigen-
lijk elke beurs afzonderlijk moeten beschrijven. Daar
dit niet gaat, worden hier alleen omtrent enkIe voor-
naamste effectenbeurzen eenige bij zonderhedea mede-
1)
[Zie het artikel ter zake op pag. 1031 v.
j.
– Red.]
30
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 Januari 1919
gedeeld, inzonderheid omtient het punt, door wie zij
worden ingesteld en geregeld.
Deze bijzonderheden betreffen den toestand, zooals
deze v66r Augustus 1914 bestond. Met gedurende den
oorlog getroffen bijzondere bepalingen, is geen reke-
ning gehouden, omdat dit veelal tijdelijke maatregelen
zullen zijn. Wellicht zullen na den vrede bij sommige
beurzen reorganisaties worden getroffen, maar hoe
deze zullen worden, is nog niet te zeggen.
De moeilijke verbindingen met het ‘buitenland
maakten het bezwaarlijk omtrent bepaalde punten
inlichtingen te verkrijgen. Het volgende is dan ook
aan de literatuur van v66r den oorlog ontleend en het
is mogelijk, dat daarin de laatste veranderingen tot
Augustus 1914 niet steeds voorkwamen.
Het is dus niet uitgesloten, dat enkele onjuistheden
of onvolledigheden niet zijn kunnen worden verme-
den.
Het ligt voor d.e hand to beginnen met een paar
beurzen, die ongeveer onder dezelfde wetgeving bestaan
als da Noderlandsche, nl. van den Code de Commerce
en wel met die van Brussel en van Parijs. Daarna
zal de regeling te Berlijn werden nagegaan, ten slotte
die te Londen en te ‘New York.
I. Brussel.
• Do Organisatie ‘der effeotenbeurzen iii België ‘be-
rust op de artikelen 61-63 van den Belgischen Code de Commerce, die hiertoe in 1867 zijn gewijzigd en
thans luiden:
Art. ’61. ‘IJne bourse de commerce est une réunion
publique de commerçants, capitaines de navires; agents de
change et courtici’s d’une place de commerce.
L’autoritd communale en a la police.
Ai’t. 62. Les, rsultats des ndgociations et des trans
actions qui s’oper,ent dans les bourses de cornmercé servent
-1
déterminer le cours du change des effets publics et autres.
Art. 63. Ce cours est constaté par une commission corn-
posde de six
ft
quinze membres, que délègue pour trois aus
le college dehevinal sur la préseutation de deux listes doubles dressées l’une par le tribunal de commerce et
Fautre par les ageuts cle chauge et courtiers, réunis en
assmblée generale conformément aux dispositions arrétdes
paz le Couseil communal.
No
seront admis
a
cette assembide que les ageats de
change et les courtiers ayaut droit cle coter en vertu’ des i’èglcrnents locaux depuis trois aus dU moins sans inter
i’uption.
Un tiers des membres de
lic
commission sortira chaque
aunée.
Les rnembres no pourront Cti’e rédius qu’après un inter-valio
d’uue aunée.
La première sortie sera réglée paz le sort.
La constatation des cours sera faite dans la forme pres-
crite par les regiernents locaux.
De eerste twee artikelen zijn van weinig meer be-
lang dan onze artikelen 59 en 60 W. v. I.C. H. Do beurs wordt utdrukke1ijk genoemd eene réuuiorL
publique.
Hoe dit in do practijk, wordt toegepast, ‘zal
nader blijken. De gemeenten hebben de beurzen te
regelen. –
De grondslag voor de regeling ligt in het in 1867
aldis gewijzigde art. 63. Het college van schepenen
der gemeente benoemt eene Commissie van 6 tot 15
leden voor de vaststelling der koersen. Zij ontvangt
hiertoe dubbele lijsten van candidaten, één opgemaakt door de handelsrechtban’k, de andere dooreeno verga-
dering van commissionnairs en makelaars, stemge-
rechtigd naar door den gemeenteraad vast te stellen
regelen, ‘doch die minstens gedurende drie jaren hot
recht moeten ‘hebben gehad koersen op te geven.
De wet draagt ‘dus de regeling der beurzen op aan
de plaatselijke besturen en regelt zelve alleen de instel-
ling en samenstelling’ eener commissie voor de notee-
ringen. Blijkbaar wordt er van uitgegaan, dat de
gemeenten de beurzen exploiteeren, zoodat zij haar
karakter van beurs zullen ontleenen aan de oprichting
en organisatie door de gemeente.
De gemeenteraad vak Brussel heeft voor de beurs
vastgesteld een
R6gZement Communal de te Bourse de Commerce van 7 December 1891,
waarbij aan de
door de wet ingestelde Commissie voor de koersnotee-
ring de leiding der heurs wordt opgedragen.’
Dit Beursbestuur bestaat uit 9 leden en wordt ge-
vorm’d door de naar art. 63 0. de Oommerce door do.
schepenen uit voordrachten van het Tribunal de
Commerce en van de agents de change en courtiers
benoemde Commission cle te Bourse.
Het Règlement Communal ‘regelt ‘de bevoegdheid
dezer 0omimission de la Bourse, die ,,dirige le service
de la Bourse des fonds publics et autres”.
Zij heeft een
Rêgleinent d’ordre intérieur
vastge-
steld van 10 Juiui 1885 (gewijzigd 25 November 1902),
dat is goedgekeurd door eene vergadering van do
Ageits de Change èn dat de noodige regelingen voor
de beurs bevat.
De leden van het Beui’sbestiiit- doen om beurten
dienst als Commission voor de noteering, ondei’, den
naam van déiégués de semaine of Commission do
quinzaine. De voor den fondsenhandel gereserveerde
ruimte op de Beurs is in parquet, salie des banquiers
en salles de liqui.dation verdeeld. Toelating tot het
parquet en tot de salles de liquidation verleent do
Commission de la Bourse ,,qui statue souveraine-
ment”. Toelating tot de salle des banquiers geeft het
G emeehtebestuur, gehoord het Beursbestuur.
• ‘Voor toelating tot het parquet komen in aanmer-king de agents de cha,nge et leurs déiégués, die zich
aan de beursbelasti’ng onderwerpen en volddon aan
zekere eishen van soliditeit. Men wordt agent de
change door die toelating. Zij alleen hebben toegang
tot het parquet en kunnen alleen koersen opgeven
voor cle noteering voor zoover betreft contante zaken.
Op de termijnmarkt kunnen dit ook andere beursbe-
zoekers, b.v. de banquiers doen. Voor de salles ‘de
liquidation zijn do vereischten van leeftijd en aanbe-veling iets lichter. Personen, die niet rechtstreeks bij den beurshandel
zijn betrokken, worden tot de eigenlijke beuc’s niet
toegelaten, behalve
‘bij
introductie, wat slechts weinig
voorkomt. De openbaarheid dezer ,,réunion publiquo”
is dus slechts betrekkelijk. Het beursbestuur oefent,
althans in naam, een zeker toezicht uit over de ageuts
de ohange, met recht tot onderzoek hunner boeken.
Er bestaan daarnaast verschillende vereenigingen
van beursbezoekers: Société coöperative de la liqiii
dation de In Bourse de Bruxelles; Union profession-
nelle des Agents de Change.
Van eenig rechtstreeksch medezeggenschap van de
beursbezoekers of hunne organisaties omtrent de voör
de Beurs te treffen regelingen blijkt niet, behalve
hunne medewerking aan de voordî-ach,t voor de leden
van het Beursbestuur en vermoedelijk eenige niet-
omschreven raadpleging hunner corporaties bij het
vaststellen dci- reglementen. Althans vermeldt liet
Règlement d’ordre interieur in zijn opschrift, dat het
is vastgesteld ingevolge het Règ’lement Conimunal en
is ,,approuvé b. l’unanimité i l’assemblée des Agents
de Change du 25 Mai 1885, et revisé paz la Commis-
sion de la Bourse’ dans sa séance du 25 Novembre
1902″. Het voorlaatste artikel van dit reglement be-paalt intuschen, dat de Commission de la Bourse dit
kan wijzigen, mits % der leden dezer Commission aan-
wezig zijn en % der aanwezigen v66rstemmen. Een
medezeggenschap dor agenjts de chauge hierbij bestaat
cl,us •thans niet, al zijfl zij in 1885 bij de vaststelli’n.g
geraadpleegd.
De regelende bevoegdheid berust dus geheel bij het
Gemeentebestuur en het Beursbestuui-. Dit laatste
beslist over de toelating of verwijdeing van fondsen uit ‘de noteering. Van ee’nigen invloed der overheid
hierbij ‘blijkt niets. Uit berichten in de dagbladen valt
af te leiden, dat het Gemeentebestuur in overleg met
de Commission de la Bourso beslist over open zijn
en sluiten der Beurs. In 1914 deed het Gemeentebestuur stappen om te
komen tot verbeterde voorschriften voor de Beurs’ te
Brussel. Dooi- bot uitbreken van den oorlog heeft dit
geen gevolg gehad. –
8 Januari
1919
ECONOMISCH.STATISTISCHE
31
Wij zetten in het volgend nummer deze beschou-
wingen met de behandeling der organisatie van de
beurs te Parijs voort. .
T.
D.
B.
EENE FRANSCHE EXPO.RTBANK.
Ruim vier jaren oorlog, waarin de eene helft van
de wereld de andeie helft met alle mogelijke middelen
bestrijdt en waarin een van de voornaamste middelen
van de
zijde
der geallieerden zeker wel de blocus was,
kunnen niet nalaten een grooton invloed uit te oefe-
nen op den handel in het algemeen en op dien der
oorlogvoerende landen in het bijzonder.
Natuurlijk heeft ook de Fransehe exporthandel
veel onder dezen abnormalen toestand te
lijden
gehad.
Hot is onnoodig hier thans een overzicht te geven van
alle redenen, die bijgedragen hebben om den uitvoer te beperken en van vele artikelen zelfs geheel stop te
zetten.
Reeds in het begin van den oorlog had men inge-
zien, dat deze staking van export voor het land heil-
boze gevolgen bad; de handelslalans werd op onrust-
wekkende manier uit hare voegen gerukt, het gebrek
aan ruilmiddelen kwam in den wisselkoers tot uiting
en men begon op middelen to peinzen om den export
zooveel mogelijk te steunen. Voor zoover de militaire
toestand van het land dit toestond, werden uitvoer-
vergunningen verleend. De oogen. der leidende perso-
nen in regeeringskringeu werden hierdoor op het
groote gewicht van den exporthaudel gericht.
Reeds eenige jaren v66r den oorlog werd er gespro-
ken over do oprichting eener algemeene exportbank.
Indien ik mij niet bedrieg, werden de eerste plannen
daaromtrent gepubliceerd in 1907, één van de hand
van Jules Strauss, een ander door den heer Manchez,
redacteur van ,,le Ternps”.
Nadien hebben vele anderen gesproken en geschre-
ven over hetzelfde onderwerp en eindelijk, nu in 1918,
werd het officieel ter sprake gebracht in de Fransche
Eamer bij de debatten over de verlengrng van het
octrooi van de Banque de Franco. Het was hier
minister Olementel (minister van handel), die zijn
plannen ontvouwde.
Er is nog niets definitiefs besloten en het is zelfs
nog niet zeker, dat tot hot oprichten eener exportbank
wordt overgegaan, doch men kan zich thans tenminste
oene voorstelling maken, hoe men zich in officieele
kringen voorstelt, dat eene dergelijke bank zal moeten
werken. In •hct algemeen komt het daarop neer, dat
de Staat, gezamenlijk met de Banque de France, eenige
c.redietinstellingen en grootbanken, eventueel ook het
publiek, een kapitaal van 250.000.000 francs bijeen
zou moeten brengen. Hiervan zou dan door den Staat
worden gefourneerd frs. 50 millioen, door de Barique
de France eveneens frs. 50 millioen, de resteerende
frs. 150 niillioen zouden dan door de bankinstellingen
en het publiek moeten worden opgebracht.
Het doel eener
dergelijke
instelling zou dan niet
alleen bestaan in het financieel steunen van de
exporteurs, doch deze zou tevens moeten zijn dc
voor]ichtster van den exporthandel, niet alleen wat
aangaat credietwaardigheid der afnemers, doch ook
het openen van nieuwe afzetgebieden etc. Hier zou
dus het principe gevolgd worden, dat de bank den
handel voorafgaat in plaats van den handel te volgen.
Men hoopt dit doel te bereiken in de allereerste
plaats door ‘het verschaffen van de noodige credieten
in contanten. Voor de credieten op langen termijn zou
de bank wissels accepteeren, die eventueel bij herha-
ling vernieuwd zouden kunnen worden en welke
accepten door de baukinstelhingen of bij de Banque de
France gedisconteerd zouden worden. Dit gedeelte
van het programma is eenvoudigÇ duidelijk en ge-
makkelijk realiseerbaar.
De grootere moeilijkheid schuilt mi. daarin, dat de
bank zich moet belasten met het voorlichten van de
exporteurs omtrent nieuwe afzetgebieden, eventueele
soliditeit van afnemers en alles vat verder den export-
handel van nut kan zijn.
Ook dit lijkt gemakkelijk realiseerbaar, doch dit
programma is zoo uitgebreid, dat er vermoedelijk
slechts weinige of in het geheel geen personen te
vinden zullen zijn, die de leiding van eene dergelijke
instelling met succes op zich kunnen nemen. :De mooi-
lijkheid schuilt in de uitgbreidheid van het terrein,
waarover do inlichtingen verstrekt moeten worden.
Ten einde in dit opzicht aan .de gestelde eischen to voldoen, zou de bank hare vertegenwoordigers niet
alleen daar moeten hebben waar de Fransche export-
handel tot nu toe belang had, doch eveneens daar
waar deze eventueel belang zou kunnen hebben en
waar eventueel vaste voet gekregen zou kunnen
worden. Er is dus om zoo te zeggen geen land tei
wereld, waar deze bank geen succursalen of vertegen-
woordigers zou moeten hebben. De administratie zou
dus niet alleen zeer omvangrijk, doch eveneens zeer
kostbaar worden, daar zeer vele ageutschappen voor-
boopig niet in de winst zouden kunnen bijdragen. Ver-
der zou deze bank onherroepelijk in botsing komen
niet de reeds bestaande bankinstehhingen, doch dit
bezwaar lijkt mij van minder belang. –
Onwillekeurig ben ik reeds op het terrein der
critiek gekomen, welke bij een artikel als dit bijna
onmogelijk is te vermijden. Alen wil van deze export-
bank een soort regeeringsbank maken. Nu is de lang-
zamo eianier van werken van
bijna
alles wat regee-
ringsambtenaar is, bekend. De Fransche bureaucratie
maakt hierop geen uitzondering, integendeel:
Mon-
sieur Lebureau is berucht.
Het lijkt mij oneindig veel beter, indien de Staat
en/of de Banque de France hot particulier initiatief
-iouden steunen. Laa.t men hier oprichten flinke in-stellingen, die in het buitenland filialen hebben, die
zich een speciaal land of landengrocp tot werkterrein
kiezen. Men heeft het voorbeeld van het buitenland
voor oogen.
Duitschiand had, dank zij zijn overzeeschen bankin-
stellingen (Deutsch Süd-Amerikanischs, Deutsch
Uberseeische, Brasilianische Bank für D. etc.) een
grooten invloed op vele overzeesche markten.
Nederland heeft het goede voorbeeld gevolgd, do
Hollandsche Bank voor Zuid-Amerika werkt met
groot succes in Zuid-Amerika.
Dergelijke instellingen kunnen, juist omdat zij zich
tot een kleineren werkkring beperken, voor den handel
van het moederland van groot nut zijn. Zij zijn beter
bekend met den plaatselijken toestand, kunnen oorden-
len omtrent de solvabiliteit der afnemers en kunnen
zeer vaak waardevolle inlichtingen verschaffen om-
trenit do behoeften in het land, waar de suceursaleu
gevestigd zijn. Ook hebben deze instellingen liet voor-
deel, dat, indien eenmaal in het buitenland liet ver-
trouwen gewonnen is, zij zich door hare deposito’s
financieel zelfstandig kunnen bedruipen en het moe-
derland de aanvankelijk benoodigde kapitalen kunnen
restitueeren. De hierboven reeds genoemde Duitsche
en Nederlandsche instellingen zijn hiervan liet bewijs.
Wel bestaan er in Frankrijk reeds eenige instellin-
gen, die op deze manier werken (Banque Française
pour le Brésil, Banque Argentine et Française), doch
deze opereeren nog op bescheiden schaal. Buitendien,
geheele werelddeelen liggen nog braak. De Oriënt,
Japan, Amerika, ja zelfs de Fransche koloniëa zijn
nog niet op voldoende wijze door bankverbindingen
met het moederland verbonden.
Thans, nu de Duitsche iuv]oed in de meeste dci over-
zeosche landen gebroken is, is het moment gekomen
voor de Fransche banken, om te trachten, do open-
gekomen plaats in te nemen. De groots Credietinstel-
lingen moesten hier de handen ineenslaan. Onder
deskundige leiding kunnen dergelijke banken, zoowel
voor den exporthandel als voor de oprichters, goede
vruchten afwerpen.
GOSSCUALK.
Parijs, 23 December 1918.
32
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 januari 1919
OVERZICHT VAN DEN TABAKSHANDEL
IN 1918.
Wegens de tijdsomstandighe.den zag de firma P.
Meerkamp van Embden & Zoonen er van af haar
bekende jaaroverzicht te doen verschijnen, hetwelk,
naar den lezer bekend is, in de voorafgaande jaar-
gangen ook in deze kolommen plaatsing vond. De ‘heer
F. M. v. E. heeft voor dit weekblad alsnog het vol-
gend overzicht samengesteld.
Omtrent de •eerstehandszaken gedurende 1918 valt
weinig te vermelden. Aangevoerd werden alleen
enkele duizenden pakken Java en Sumatra, afkomstig
uit het gerequireerde s.s. ,,Lombok”, dat naar Londen
gedirigeerd was om zijn lading te lossen.
De tabak uit de in Amerika in beslag genomen
schepen (circa 13.000 pn.) werd daar gelost, door het
Amerikaansch gouvernement overgenomen en toen in
inschrijving gebracht, waarbij deze voor rekening
eeuer Hollandscho combinatie ingekocht werd; intus-
sohen laat de verscheping hiervan uit den aard der
zaak nog op zich wachten.
Van den op 1 Januari 1918 in Nederland bestaan-
den eerstehandsvoorraad van circa 22.500 pakken.
Java en Sumatra (1916-oogst) werden
in
de maanden
Februari en Juli op N.O.T.-co’nditiën bij inschrijving
gebracht 17.466 pakken. Het restant van circa .5000
pakken moest ingevolge de bepalingen van het Rijks-
bureau voor Tabak. (zie E. S.B. bl’z. 593 vorigen jaar-
gang) ter ibeschikking gehouden worden van dat
bureau voor de VOOTZienine van Nederland met goed
koop rookmateriaal.
De
prijzen,
welke in Februari gedeeltelijk reeds
boven diie voor N.O.T.-vrije ‘tabak liepen, stegen in de
Juli-inschrijvingen nog verder, daar men meer en
meer begon in te zien hoe klein de ‘kans op nieuwe
verschepingen voorloopig zou ‘blijven, terwijl de Vrije,
voorraden, mede tengevolge van de boven aangeduide
maatregelen van het R.B.T. nagenoeg geheel van de
markt verdwenen.
In de Februari-inschrijving te Amsterdam kwamen
verder voor 3000 balen Domingo, behoorende tot een’
partij van 15.000 balen, in den loop van 1917 aange-
voerd, waarva.n 12.000 balen aan het Algemeen Tabak.
Syndicaat ter distributie toegewezen waren.
Voor het overige bepaalden de eerstehaudszaken
zich tot verkoopen van overzee liggende tabak, welke
intussehan ondershancis plaats vonden, zoodat daarom-
t.ren.t niet veel bijzonderheden te vermelden zijn.
Het nog in Indië liggende restant van den 1916
Java-oogst, ruw geschat op circa 400.000′ pakken, is voor het grootste deel in handen van den handel ovr-
gegaan, evenals dit het geval is met ‘de nog op Deli
liggende circa 100.000 pakken van den 1916 Sumatra-
oogst.
Van den 1917 Java-oogst wordt het guantum blad
ongeveer normâal geraamd, dat der krossok’s is echter
in verhouding tot andere jaren slechts zeer klein.’,
Ook van dezen oogst werd reeds een en ander op leve’
ring verkocht en wel hoofdzakelijk van Bezoekie en
Vorstenlanden. Circa 5000 pakken uit deze districten
(waarvan reeds sedert jaren eenige duizenden. pakken
van Nederland uit hun weg naar Amerika voden)
werden bov’endien ‘voor Amerikaansche rekening ,op
Java uitgezocht en ter directe verscheping gekocht.
Van den 1917 Sumatra-oogst, igeschat op 240.000
pakken, werden in den loop van het jaar door het
daartoe in Amerika opgerichte inkoopco’nsortiiim
circa .28.000 pakken in Deli uitgezocht en eveneens
direct daarheen verscheept. Voor dit doel worden’
bijna uitsluitend ‘de luurdere merken gekocht en me:n
kan aannemen, dat de geidswaarde hiervan ruim een
derde deel vertegenwoordigt van de doorsnee-op-
brengst der Sumatra-oogsten 1913/1915. Enkele maat-
schappijen realiseerden door verkoop op levering ook
reeds het restant ‘van den 1917-oogst. De 1918 Suma-
tra-oogst wordt geschat op 266.000 pakken, terwijl
voor den 1919oogst tot een belangrijke inkrimping
der productie besloten is.
De binnenlandsche handel en de industrie stonden
natuurlijk geheel onder den invloed van het in
Februari opgerichte Rijksbureau voor Tabak. Na het-
geen wij vroeger omtrent ‘dit punt schreven behoeven
wij thans hierov’er niet uit te weiden;
Van de aangekondigde voorziening van hot rookend
publiek met biflijk materiaal, waarom feitelijk alles
draaide en waarvoor o.a. door de oprichti’ng van het
Alg. Sigaren Syndicaat reeds uitgebreide en kostbarê
maatregelen genomen varen, is trouwens niets geko-
men. Verschillende ‘bepalingen der daarvoor in het
oog gevatte regeling bleken namelijk hij de fabrikan-
ten op overwegende bezwaren te stuiten. Toen men
het na lange en vaak stroeve onderhandelingen
omtrent ‘deze punten eens geworden was, deden zich
nieuwe moeilijkheden voor, thans van de zijde van de
N.U.M. (uit den aard der zaak moest de regeling
gr’ootendeels door den export ‘mogelijk gemaakt wor-
den).
Deze instelling meende dat, afgeseheiden van de
verplichtingen, welke de fabrikanten ‘oor de binnen-
landsche voörziening op zich hadden moeten nemen,
bovendien een belangrijk deel der baten van den uit-
voer in haar kas moest vloeien en eischte een cijus,
welke in doorsnede op circa
f
60 per duizend sigaren
uitkwam, voor zichzelf op ‘(bovendien moesten de
exporteerende fabrikanten nog een zeker bedrag
storten in een ‘fonds ter ondersteuning van werklooze
sigarenmakers).
Nieuwe eindelooze onderhandelingen volgden; ten
slotte liet de regeerinig den eisch der goedkoope voor-
ziening van Nederland vallen. De N.U.M. bleef echter
op ‘haar standpunt staan, totdat eindelijk in December
de fabrikanten bekend maakten, dat zij noodgedwon-
gen hun fabrieken zouden stopzetten, indien hierin
geen wijziging gebracht werd. Toen werd ten slotte de
uitvoer toegestaan, voorloopig van 500 millioen siga
ren (ongeveer een derde deel van den voorraad bij
fabrikanten) enkel tegen berekening van een admi
nistratieloon, loopend naar gelang der waarde van 1
tot 5 percent benevens de bovengenoemde storting in
het werkloozenfonds.
Onizoodig te zeggen, dat inmiddels tengevolge der
verandering in den politieken itoestand ‘de gunstige
tijd voor den ‘export ongebruikt voorbijgegaan was,
zoodat vele buitenlandsche contracten geannuleerd
werden en nieuwe orders op loonende basis moeilijk
meer te krijgen ‘waren.
Zooals bekend, hadden ook importeurs en hande-
laars een deel van hun vorraad ruwe tabak tei- be-schikking van het R.B.T. mo:eten stellen, hetwelk
eveneens voor de vervaardiging van goedkoop rook-
materiaal zou hebben moeten dienen; hierbij zijn ver-
scheidene importeurs-partijen, waarvan de eigenaars
reeds sinds ongeveer twee jaren op een gelegenheid
tot realiseering’ van hun product wachten. Dit
quantum, uit circa 15.000-colli bestaande, is tot dus-
verre nog onaangeroerd blijven liggen en zal nu ver-
moedeljk ‘binnenkort in veiling igebracht worden, met
de uit het s.s. ,,Lombok” afkomstige partijen.
Deed de min gunstige toestand in de sigaren-
industrie in de tweede helft des jaars bij den tus-,
schenihandel zijn invloed op den toch reeds moeilijken
afzet van het ruwe materiaal geducht voelen, ook in
andere opzichten had deze weinig stof tot roemen.
De’ gelegenheid tot nieuwe zaken bleef natuurlijk
uiterst beperkt en bepaalde zich grootendeels tot leve-
ringscontracten ‘met alle daaraan verbonden risico’s;
de verkoop van den loco-voorraad, voor zoover men
daarover de beschikking gehouden had, werd door
cle regeeringsmaatregelen zeer bemoeilijkt, ‘terwijl ten
slotte een groot deel der binnenlandsche voorziening
geschiedde in de veilingen, door het Algemeen Tabak
Syndicaat gehouden, waarbij dan ‘handel slechts een
zeer. bescheiden rol is toebedeeld.
In deze veilingen werd het restant gerealiseerd van
8 Januari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
33
de in 1917 voor liet binnenland beschikbaar gestelde
75.000 pakken. Voor de sigareniudustrie bestond dit
nog uit circa 27.000 colli, aangevuld met 4000 baden
van de bovengenoemde partij Domingo en met circa
3500 pakken Sumatra. Deze laatste tabak had reeds
geruimen tijd hier voor Amerikaansche rekening op
verschepingsgelegenheid liggen wachten en was ten
slotte door het. R.B.T. van de eigenaars teruggekocht.
Voor de tabakskerverijen werden in den loop van
het jaar circa 5500 pakken Java en 8000 balen
Domingo beschikbaar gesteld. Door de bepaling van
het R.B.T., dat voor kerfdoeleiuden alleen ‘vatentabak
gekocht mocht worden (waarvan echter nagenoeg
geen voorraad bestond), hebben kervers veel meer dan
sigarenfabrikanten voortdurend door gebrek aan
materiaal te
lijden
gehad, zoodat velen hun bedrijf
gedurende een groot deel van het jaar geheel of ge-
deeltelijk moesten laten stilstaan. Het verbod van
uitvoer van hun fabrikaat heeft op hun bedrijf dan
ook niet veel invloed gehad, daar zij toch niet in staat
varen aan de vraag hunner binnenlandsche afnemers
te voldoen.
Anders is dit met de sigaretten,fabricage, welke
industrie de laatste jaren ook in Nederland een groote
vlucht genomen heeft. Deze vindt haar afzetgebied
voor de duurdere merken in hoofdzaak in het buiten-land, hetwelk dus thans voor haar gesloten is, terwijl
zij in den aanmaak van goedkoope sigaretten, welke
voor het binnenland voornamelijk in aanmerking
komen, zeer bemoeilijkt wordt ‘door de bepaling, dat
voor sigaretten-doeleinden slechts Ohineesche en
Oriëntaalshe tabak aangekocht mag worden (waar-
van alleen in de duurdere prijzen eenige voorraad
bestaat).
Omtrent de Inlaudsche tabak valt ten slotte te ver-
melden, dat het. geheele gewas 1918 tot voor de plan-
tcrs zeer loonende prijzen, loopende van f 90 tot
f
150 per 100 pond, vanwege het R.B.T. in beslag
genomen is, met het doel ook deze tabak voor de
binnenlandsche industrie te distribueeren. M.
EVENTUEELE INKRIMPING VAN DEN
SUIKERRIETAANPLANT OP JAVA.
Een medewerker schrijft:
Waar geen cultuur op Java zoo groote belangen
van economischen en financieelen aard in zich ver-
eenigt als de suikercultuur, is het niet te verwonde-
ren, dat de aankondiging der Nederlandsch-Indische
Regeeriug, dat zij ernstig overweegt den aanplant van
saikerriet op Java met 25 pOt. in te krimpen, groote
ontsteltenis in breede kringen veroorzaakt heeft. Den
suikeroogst op Java op 28 millioen picols aamiemeiide,
vertegenwoordigt 25 pOt. daarvan 7 millioen picols;
hij eene gemiddelde opbrengst van
f
10 per picol (op
het oogenblik is de gemiddelde prijs der verschillende
kwaliteiten ruim
f
12l) beteekent dit een waarde-
uitval van f70.000.000.
Het betreft hier den aanplant voor het oogstjaar
1920, die reeds in het voorjaar 1919 – meestal tus-
schen Februari en Juni, dus ruim een jaar van te
voren – in den grond gebracht wordt. Men zal zich
in verband hiermede herinneren, •dat eene dergelijke
kwestie zich voorgedaan heeft in het voorjaar 1918
tijdens de toen plaats hebbende beplantingen voor het
oogstjaar 1919. Toen gaf de Ncd.-In.d. Regeerinjg den
suikerfabrikaniten in overweging om in verband met
de groote moeilijkheden, verbonden aan den aanvoer
van rijst uit het buitenland, hun aanplant met 25 pCt.
te verminderen, ten einde de daardoor vrijkomende
gronden te kunnen beplanten met rijst en was er aan-
vankelijk ook sprake van eene Regeeringsordonnantie,
die eene dergelijke inkrimping zoude voorschrijven –
zie E. S. B. No. 121, pag. 343. – Later kwam de
Regeering van het denkbeeld van eene gedwongen
inkrimping voor den oogst 1919 terug en verklaarde
zelfs in den Volksraad eenen dergelijken maatregel
voor ondoelmatig, doch iutusschen hadden de meeste
suikerfabrieken onder den druk der eigen moeilijk-
lieden – gebrek aan afscheepgelegenheid en aan
koopers en als gevolg daarvan groote ophooping van
ouverkoopbaar product – reeds tot eenige inkrim-
ping besloten, zoodat in 1918 voor den oogst 1919 in
doorsnee ongeveer 15 pOt. minder riet aangeplant
werd dan in het voorafgaande jaar.
Thans is •de toestand echter geheel anders. De
oorlog is voorbij – tenminste we goed als – en de
vooruitzichten voor Javasuiker op de werelctmarkten
zijn gunstig, zoodat de afzet tot zeer loonende prijzen
van groote oogsten gedurende de eerstvolgende jaren zeer wel mogelijk is. Onder deze gewijzigde omstan-
digheden denkt geen enkele fabriek meer aan vrij wil-
lige inkrimping. Het zouden dan ook slechts argu-
menten van zeer groot gewicht mogen zijn, die de
Indische Regeering mogen doen besluiten om aan de
Suikerindustrie de volle vruchten van langjarig
intensief werken op cultureel en industrieel gebied
te ontnemen.
Ten opzichte van deze argumenten heerschte en
heerscht nog twijfel en onzekerheid, zooals blijkt uit
het artikel van den heer H. Tersteeg in ,,De Telegraaf”
van 27 December, waarin de voornaamste beweeg-
reden der Regeering niet gezocht wordt in verbe-
tering der voedselvoorziening van Ned-Indië, maar
iii verband wordt gebracht met politieke strooniin.gen
in Indië vanz.g. ,,ethischen” aard. Dit laatste blijkt
echter geenszins uit de tot dusver van den Gouver-
neur-Generaal ontvangen telegrafische berichten, die
dan maatregel uitsluitend in verband brengt met de
rjstvoorziening van het eilandenrijk. Waar echter
nog geen jaar geleden eene gedwongen inkrimping
der suikercultuur door de Regeering zelve voor dat doel als ongewenscht werd verklaard, sindsdien de
oorlog beëindigd werd en naar menschelijke bereke-
ning de toekomstige aanvoer van voedsel uit het
buitenland gaandeweg verbeteren zal, daar is het moei-
lijk verklaarbaar waarom de Regeering van Ned.-
Indië nu in eens weder haar heil wil zoeken in eene
gedwongen vermindering van den suikerrietaanplant.
Het is dus ook te hopen, dat de Regeering zoowel
in Ned-Indië als ook hier door eene duidelijke ver-
klaring ter zake spoedig aan de in Ned.-Iudische
cultuurkringen heersciheude oruzekerheid een einde zal maken en in elk geval geen ander middel, dat tot
verbetering van de voedselvoorziening van Ned.-Indiè
zal kunnen leiden, onbeproefd zal laten alvorens tot
een dergelijken diep ingrjpenden maatregel als de
vermindering van den Java-suikeroogst met een
vierde gedeelte over te igaan.
HET VLEESCHVRAA OSTUK.
Men schrijft ons:
In het No. van de vorige week van E. S. B. komen
zeer interessante beschouwingen voor over bovenge-
noemd vraagstuk, waarmede ik voor een groot deel
accoord ga.
Als zij mij aanleiding geven tot het maken van
eenige opmerkingen, geschiedt dit dan ook niet wo
zeer om den schrijver te bestrijden als wel om zijn
stuk aan te vullen en op sommige punten een sterker
licht
te
doen vallen.
Er wordt eene zeer verdienstelijke, gedétailleerde
beschrijving gegeven van. de ontwikkeling der Regee-
ringsbemoeiinigen op het terrein der ruudvleeseh-
verzorging, die per slot van rekening tot resultaat
hadden, dat de minister, ten einde raad, de zaak op
haar beloop moest laten. Deze beschrijving heeft ook
daarom groote waarde, wijl men er uit kan zien, met
welke haast onoplosbare puzles men te maken krijgt,
wanneer de overheid de voedselvoorziening van een
centraal punt uit moet regelen. Dat bij rundvleesch
deze moeilijkheden bijzonder groot zijn, staat deels
ook hiermede in verband, dat rundvee niet alleen, ja
hier te lande niet in de eerste plaats, wordt gehouden
34
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 Januari 1919
ten behoeve van de vleeschvoorziening. De zuivel-
productie is nommer één. Voorts is de ruudveehou-
derij in verreweg de meeste streken venbonden met
akkerbouw en zij speelt daarbij in verschillende
dooien des lands weder eene zeer verschillende rol.
Hiervan is het gevolg, dat voor de oplossing van
het vraagstuk der rundvleeschvoorziening niet alleen
noodig is de kennis van vee, maar dat wellicht van
veel moer belang nog is een goed inzicht in het land-
bouwbedrijf in de onderscheiden deelen des lands en
in de rol, die het rundvee daarin speelt.
Voorts wijst do schrijver zeer terecht op den in-
vloed, dien de psycho van den boerenstand uitoefent
ten aanzien van het al of niet slagen eener regeling.
De vraag mag dan ook m.i. wel worden gesteld
of zij, die met de leiding zijn belast geweest, met een
en ander wel steeds voldoende rekening hebben ge-
houden. Deze vraag geldt ‘trouwens niet alleen de
rundvleeschdistributie, maar in het algemeen alle
crisismaatregelen.
Of de zaak beter zou zijn afgeloopen, zoo reeds in
het najaar van 1.917 met de distributie was begonnen,
moet m.i. worden betwijfeld. Wel moet worden erkend,
dat de houding, toen door de Regeering, vooral ook
onder den invloed van de pers, aangenornen, niet
juist was. De Regeering zag zich genoodzaakt voor
do menschelijke voeding beslag te leggen op het voor
eigen vee door de boeren verbouwde krachtvoeder.
Dezen zaten zoodoende met hun vee verlegen en in eene
soort paniek werd, vooral mde zaudstreken, het aan-
bod van vee voor de slachtbank zoo Lgroot, dat de
prijzen tot een zeer laag niveau daalden, de landbou-
wers door het verbod hun graan aan het vee te voe-
deren groote schade leden en het vleesch als het ware
werd vermorst. Had men van Regeeringswege toen
het overtollige vee tegen redelijke prijzen overgeno-
men, om het vleesch te conserveeren, men zou in het
voorjaar van 1918 minder spoedig vleeschgebrek heb-
ben gekregen en de landbouwers zouden minder reden
hebben gehad om zich over de
handelwijze
der Regee-
ring te beklagen.
Verder dan tot het begin van den zomer zou echter
m.i. de gunstige invloed van’ die maatregelen op de
vleeschvoorziening niet hebben gereikt.
Er zijn verschillende oorzaken, die iu eenmaal ten
gevolge hebben, dat er zeer weinig rundvleesch wordt
geproduceerd. Men kan wel allerlei vernuftige rege-
lingen maken, om het geproduceerde te distrijbueeren,
het tekort is te groot, om de zaak daardoor eeuiger-
mate in het reine te brengen.
in het antwoord, dat de Minister van Landbouw
23 Dec. j.l. gaf op eene schriftelijke vraag van het
Tweede Kamerlid, den beer Bos, werden speciaal
twee oorzaken genoemd, die ten gevolge hadden, dat
er minder slaohtvee beschikbaar is, dan waarop men
bij het ontwerpen ‘der regeling had gerekend. In de
eerste plaats de omstandigheid, dat het percentage
vee, dat drachtig is, veel grooter is dan normaal,
daar nagenoeg elk veehouder gepoogd heeft, zij
stapel gebruiksvee zoo groot mogelijk te doen zijn’?
En in de tweede plaats de frauduleuze slachtingeii.
Omtrent de laatste oorzaak weusch ik allereerst
enkele opmerkingen te maken. Bij mij rijst de vraag,
of de beteekenis van die frauduleuze slachtingen niet
schromelijk wordt overdreven. Ook in den voorzomer
van 1918 werden daaromtrent verschrikkelijke tafe-
reden opgehangen. De in Augustus gehouden vee-
telling
1)
tonde echter de overdrjving duidelijk aan.
Zoo
zal het, naar het mij voorkomt, later ook wel
zijn gegaan. De vee-inventarisatie, die schatten gelds
heeft gekost en de contrôle als gevolg daarvn, moe-
ten toch al met buitengewoon weinig, zorg hebben
plaats gehad, als slacihtingen in den omvang als vaai-‘
van wordt gewaagd, mogelijk zijn geweest’.
Het van clandestiene slachting afkomstige vleesch
1)
[Men zie het artikel op pag.
1035
van
den
vorigen
jaargang. – Red.]
–
moest enorme prijzen opbrengen, wilde men vergoeding
vinden voor het groote risico, dat aan de slachting ver-
bonden was. Die enorme prijzen konden echter door
1)etrekkelijk weinigen worden betaald. Het is een
gewoon verschijnsel, dat het aantal personen, die op
geld niet behoeven te zien, sterk wordt overschat.
M.i. staat de zaak zoo. Als hier of daar eene clan-
destiene slachting heeft plaats gehad, die bekend
wordt, wordt daarover nogal, zij het dan in stilte, ge-
sproken. Hetzelfde geldt van de gevallen betreffende
het .gebruik van uit clandestiene slachting verkregen
vleesoh. En nu wil het mij voorkomen, dat dat her-
haaldelijk oververtollen van hetzelfde geval op de
publieke opinie den indruk maakt, dat men telkens
met een nieuw delict te doen heeft. Reeds meermalen
is op verschillend gebied de ervaring opgedaan, dat
op d&e wijze zich bij het publiek moeningen vast-
zetten, die, als men de zaak eens goed gaat onderzoe-ken, op groote overdrjving berusten.
Van meer beteekenis lijkt mij dan ook de eerste,
in het antwoord van den Minister genoemde oorzaak.
Toch is, wat daaromtrent wordt gezegd, niet geheel
volledig. Er bestaat inderdaad bij de boeren een
stre-
–
ven hun rundveestapel zoo talrijk to houden als maar
eenigszins mogelijk is. Dit is eensdeels een gevolg van
de hooge melk- en zuivelprijzen en anderdeels van de
– misschien overdreven – verwachtingen omtrent de
veeprijzen in de toekomst ton gevolge van de groote
behoefte der oorlogvoerende landen, om aldaar den
veestapel weer op peil te brengen.
Dit heeft er ongetwijfeld toe geleid, dat in den
zomer minder vee is vetgeweid en meer onder den
stier is gebracht, dan anders het geval zou zijn ge-
weest.
Wat het winterhalfjaar betreft, kbmt daar nog eene
belangrijke oorzaak bij, n.i. de schaarschte aan kracht-
voer. Het is eenvoudig onmogelijk, in den winter op
eenigszins belangrijke schaal vee te mesten. De groote
hoeveelheid gebruilcsvee is voorts oorzaak, dat dit over
het algemeen onol•doendo wordt gevoederd, zoodat daironder aan het eind van den winter ook zeer wei-
nig slachtbaar vee zal voorkomen. Evenals het vorige
jaar zal dan ook in het voorjaar en den voorzomer
van 1919 op groote run dvleeschschaar schte moeten
worden gerekend. Alleen de nuchtere kalveren, waar-van pl.m. 400.000 voor slachting beschikbaar komen, kunnen deze schaarschto eenigszins verzachten.
Het groote publiek ziet eene tegenstrjdigheid tas-
schen de grootte van den veestapel en het gebrek aan
rundvleesch. Dit laatste spruit, zegt men, daaruit
voort, dat de boeren hun vee vasthouden.
Zoo is het echter niet. Wie het gebrek aan kracht-
voer niet uit het oog verliest, zal eerder tot de con-
clusie moeten komen, dat het gebrek aan vleesch een
gevolg is van het feit, dat wij
eigenlijk
to voel vee
hebben, zoodat geen voldoende voer kan worden ver-
strekt om vleesch te produceeren.
De vrees is geuit, dat het opheffen der distributie
zou leiden tot het afslachten van te veel gebruiksvee.
Ik geloof niet, dat deze vrees gerechtvaardigd is. De boeren hebben zulke hoogé veeprijzen in het hoofd, dat zij hun slachtbaar, gebruiks’veo, voor zoover dit
er is, slechts tegen zeer hooge prijzen zullen willen
afstaan. Daardoor worden de prijzen -van het rund-
‘vleesch, vooral ook in verband met de slechte kwali-
teit, zoo hoog, dat het gebruik zeer beperkt zal
blijven.
Ten slotte nog eene opmerking over het slachten
van paarden. Er worden thans Vrij veel paarden ge-
slacht ten behoeve van de verstrekking van goedkoop
vleesch. Hoezeer dit laatste ook mag worden toege-
juicht, do vraag is toch, of het wel goed gezien is,
daaivoor paarden, waaronder ook vele jonge dieren,
te slachten. De paardenstapel is in de omringende
landen buitengewoon sterk verminderd, zoodat de
boeren er geen trekkracht genoeg hebben om hun land
te bewerken, wat natuurlijk een zeer ongunstigen in-
vloed heeft op de voedselproductie. Met het öog hierop
8 Januari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
35
zou men uit een oogpunt van internationaal
altruïsme reeds bezwaar kunnen maken tegen het ge-
bruik van jonge paarden voor de slachtbank. Hier
komt echter nog bij, dat onder deze omstandigheden
ons overcompleet aan paarden een uitstekend ruil-
object zou uitmaken. In de bladen heeft het bericht
gecircu]eerd, dat met do Belgische regeering onder-
handelingen werden gevoerd in zake het ruilen van
rundvee tegen kolen. Ongetwijfeld heeft men in
België groot gebrek aan rundvee. Echter ook aan
paarden. En deze zijn voor den landbouw nog aimis-
baarder dan rundvee. Zou, zoo mag men vragen, met
een aanbod van paarden onzerzijds niet meer te be-
reiken zijn geweest dan met dat van rundvee?
AROENTINIE.
Evenals het voorgaande jaar
1)
zij hier aan het be-
lan.grijke economische gedeelte van het verslag van de
Hollandsche Bank voor Zuid-Amerika (vierde boek-
jaar, 1917—’18) een en ander ontleend.
Do Argontijnscho handelsbalans wijst, niettege’n-
staande het overal heersehende gebrek aan seheepsge-
legenheid. over het jaar 1917 toch nog een voordeelig
saldo aan. Dit feit is te meer van belang, daar het
verkeer met Nederland en de Scandinavische Rijken, dat van eenige beteekenis was geworden, gedurende
het afgeloopen jaar zoo goed als gesloten was, en ook
de handel met andere belangrijke overzeescho markten
geheel was stop gezet. Het hierdoor ontstane nadeel
werd gedeeltelijk gecompenseerd door de uitbreiding
van het verkeer met andere natiën, voornamelijk
Noord-Amerika en de Geallieerde landen, wegens den
grooten uitvoer van de Argentijnsche producten van
landbouw en veeteelt. De invoer in het algemeen en
in het bijzonder die van machinerieën, onmisbaar
voor de ontluikende nationale nijverheid, werd met
den dag bezwaarlijker. Ook het gebrek aan steenkool,
‘aarin slechts ten deele door do in het land voorko-
mende brandstoffen kon worden voorzien, was eene ernatige bedreiging voor den normalen gang van het spoorwegverkeer en de uitoefening van de industrie.
Herhaaldelijk voorkomende werkstakingen in alle
takken van bedrijf, in het bizonder bij de Spoorwegen,
mede veroorzaakt door het steeds duurder wordende
levensonderhoud alsook door invloeden van binnen-
landschen politieken aard, die op sommige oogenblik-
ken zeer verontrustende verhoudingen aannamen,
hebben gedurende het afgeloopen jaar het econo-
inische leven bedreigd.
Gedurende Maart j.l. vonden de algemeene verkie-
zingen voor de Kamers plaats, welke in het voordeel
van de radicale partij uitvielen. Door de vermeerde-
ring van het ledental dezer partij is de positie van de
Regeering dermate versterkt, dat zij thans op eene
parlementaire meerderheid kan rekenen. Dientenge-
volge vertrouwt de Regeering, dat gedurende de aan-
staande zittingsperiode belangrijke kwesties op econo-
misch en financieel gebied (consôlidatie van de vlot-
tcnde schuld, nieuwe begrooting, belastingweuen enz.)
tot oplossing zullen komen.
a
t
de verhouding tot het Buitenland aangaat,
kan medegedeeld worden, dat de Argentijnsehe Repu-
bliek hare vriendschappelijke relaties met alle landen
ter wereld, ook na de uitbreiding van den wereldbrand
tot de beide Amerikaansche haifronden, gehandhaafd
heeft.
}Tet gunstige oogstjaar 1917/18 heeft groote hoe-veelheden graan, naar schatting meer dan 7 millioen
ton, voor export beschikbaar opgeleverd. Een deel
daarvan n.l. 23′ millioen ton, werd bij overeenkomst,
begin 1918 met Engeland en Frankrijk aangegaan, tot
speciaal vastgestelde minimumprijzen door de Regee-
ringen van genoemde landen gecontracteerd. Ter be-
vordering van de financiering van deze transacties
opende de Argenrtijnsche Regeering, door tusachen-
‘) Pag.
80, No. 98.
komst van de Nationale Bank, aan Engeland en
Frankrijk gezamenlijk een crediet van $ 200 millioeu
goud. De tegen dit crediet verschuldigde bedragen,
vermeerderd met rente ad 5 pCt. per jaar, zullen
worden gerestitueerd binnen den termijn van 24 maan-
den, ingaande bij onderteekening van de overeen-
komst, en in goud-specie. Ook is de Argentijnsehe
Regeering gemachtigd direct op die van Engeland en
Frankrijk te trekken, tegen een koers niet hooger
dan 50 d. of frs. 5,60 per 1 peso goud. Deze overeen-
komst, waarbij Argentinië in plaats van zooals tot nog
loo als geldnemer, voor het eerst optreedt als geld-
gever, vormt een mijlpaal op den nationalen econo-
mischen ontwikkelingsweg.
Men berekent, dat de gecontracteerde hoeveelheden
graan reeds geheel zijn aangekocht, hoewel deze nog slechts ten deele zijn uitgevoerd, waartegen de Natio-
nale Bank voor ongeveer $ 150 millioen goud voor-
schot heeft verleend.
Als gevolg van de toestanden, door den oorlog
teweeggebracht, is het verloop van de wisselmarkt
ongeveer hetzelfde gebleven, met dezelf de plotselinge
schommelingen a]s in het voorafgaande jaar. De
koersen op de in oorlog zijnde landen zijn nog verder
ten voordeele van Argentinië veranderd, terwijl die
op de neutrale landen, voornamelijk op Spanje, tegen-
woordig eene groote marge boven de pariteit aan-
toonen.
De verminderde waarde van de buitenjandscho
valuta heeft eene stijging van den prijs van do uit-
voerproducten voor den buitenlandschen kooper ten-
gevolge gehad. Daarom hebben de voornaamste afne-
mers van Argentijnsche waren, zooa]s Noord-Amerika,
Engeland en Frankrijk, op middelen gezonnen, om
door overeenkomsten de waardevermi.n.derin.g van
hunne ruilmiddelen tegen te gaan. Zoo is de Dollar,
die in November op $ 93,50 goud (per $ 100 U.S.)
stond genoteerd, dus met eene depreciatie van 10 pOt.
op de pariteit van $ 103,6 goud, onmiddellijk na de
overeenkomst betreffende het deponeeren van $ 60
millioen goud bij de Federal Reserve Bank, eenigo
centavos gestegen. Behoudens eenige variatie is do
Dollar-koers ten slotte op ongeveer 98 gebleven.
De overeenkomst met Engeland en Frankrijk, be-
treffende het aan deze rijken geopende crediet van
$ 200 inillioen goud, is ook van invloed geweest op de
wisselkoersen, aangezien door den waarborg van te
zijner tijd te kunnen betalen in Argentijusche valuta,
vele transacties aan de open markt werden onttrok-
ken. Het resultaat was meerdere stabiliteit in de
koersen op Londen en Parijs.
• De voortdurende waardevermeerdering van de
Peseta is van zekeren invloed geweest op het gewone
handelsverkeer met Spanje, terwijl de hooge koersen
van den Gulden, Zwitserschen Franc en Noorsche
Kroon, bij den zeer ingekrompen handel met de ]auden met genoemde valuta geen factor van belang vormden.
Het .00gstjaar 1917/18 is zeer voordeelig uitgeval-
len, waardoor eene belangrijke hoeveelheid graan voor
den uitvoer beschikbaar kwam. Het reeds toenemende
gebrek aan scheepsruimte echter was eene moeilijk-
heid. Eindelijk kwam het redmiddel door de Overeen-
komst met Engeland en Frankrijk. Daarbij contrac-
teerden de omliggende landen en enkele neutrale,
belangrijke hoeveelheden graan, doch voor laatstge-
noemde blijft tot nog toe de verscheping een ernstig
beletsel.
Dc totale uitvoer van graan, gedurende het eerste
halfjaar van 1918 bedraagt ongeveer 2 millioen ton.
zegge nauwelijks 30 pOt. van de voor export beschik-
bare hoeveelheid. In hetzelfde tijdperk van 1917 en
1916 waren reeds uitgevoerd respectievelijk 70 pOt.
en 33 pOt., van de eveneens respectievelijk voor uit-
voer voorhanden hoeveelheden van 2,2 en 0,7 mil-
lioen ton.
Gedurende de eerste helft van 1918 was eone ver-
meerdering van het aantal aangekomen schepen te
constateeren, doch het percentage van het tot dusver
36
ECONOMISCH-STATÏSTISCHE BERICHTEN
8 Januari 919
–
11
uitgevoerde lkwantum (30 pOt.) maakt eene buiten-
gewone vermeerdering in de tonnen-maat voor het
vervoer van het restant van den oogst onverbiddelijk
noodzakelijk.
Voor den tijdelijken opslag van het enorme oogst-
surplus was het noodzakelijk, van alles, wat zich als
pakhuisruimte aanjboo-d, gebruik te maken. De Regee-
ring is in deze zooveel mogelijk tegemoet -gekomen,
door de fiscale douaneloodsen in de rivier- en zee-
havens beschikbaar te. stellen, want de landbouwers
bezitten tot nog toe niet in voldoende mate de midde-
len om hun oogst tegen slechte weersgesteldheid te
beschermen.
Zooals blijkt uit de voorname plaats, die de voort-
brengselen van de veeteelt in den Argentijuschen.
exporthandel in-nemen (in 1917 = 68,3 püt. van den
totalen export) vormt deze tak van bedrijf thans meer’
dan ooit den krachtigen steunpilaar van het nationale
economische levensgebo-uw. De ontwikkeling van de
Exportslach’terij. heeft -in Argentinië, in het bizonder
gedurende de laatste jaren, een buitengewpne vlucht
genomen, als gevolg van de toegenomen vraag naar
har,e producten van de zijde van de in oorlog zijn-de
naties.
De Geallieerden wijdden -speciaal hun zorg aan het.
reserveeren van de vereischte laadruimte voor versch
en geconserveerd vleesch, zoodat die voor -de bijpro-
d ucten moest worden ingekrompen. Dientengevolge
wijst de uitvoer van wol en huiden eene aanzienlijke
vermindering aan, zooda-t door de overvoerde markt
de prijzen zijn achteruitgegaan, hçewel deze nog
steeds hooger zijn •daii v66r den oorlog.
Het toenemend gebrek aan tonnen-maat -heeft eene
nooit verwachte stijging i-n de prijzen van drijvend
materieel veroorzaakt, hetgeen eene langzame liqhi-datie van de Argentijnsche handelsvloot ten gevolge
heeft gehad, zeer in het voordeel van d-e verkoopers,
doch ten nadeele van ‘-s lands welvaart. D-e Regeering
heeft thans het plan opgevat tot stichting van ee’ne
G-ouvernements–handelsvloot en besloten, daarvoor
geheel het verouderd.e materieel van de Rijksmarine
te gebruiken-. –
Hoewel de goede bedoeling van de Regee.rin-g niet
ontkend wordt, dien-t in het oog gehouden te worden-;
dat het gebrek aan staal en ‘het zich voordoen vaii
technische moeilijkheden het officieel initiatief zeer
belemmeren.
Het gedurende -het eerste halfjaar van 1918
hier aangekomen- aantal schepen wijst een- flinke ver-
meerdering aan in vergelijking met hetzelfdè tijdperk
1.917, doch de -disponibele ton-nenmaat blijf-t nog ver
beneden het voor den uitvoer benoodi’gde kwantum.
Twee Japansche Maatschappijen hebben stoomvaart-
lijnen tussahen Japan en de Rio de la Plata geopend,
waarbij ook Nederlandach-Indische en Zuid-Afri-
•
kaansche tusschen-ha’vens worden aangedaan en een
vrij belangrijk han-delsverkeer is reeds tusschen deze
landen ontstaan, waar-door nieuwe -handelsbanèn voor
den Argentijnschen handel in- uitzicht worden gesteld.
AANTEEKENINGEN.
Invoering van Amerikaansche Kaoenst and-
aard-s. –
In de avondbladen van Vrijdag j.1. las men
opnieuw in den vorm van de mededeeliug: dat de
Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam
van de Directie van Economische Zaken van het
Ministerie van Buitenlandsche Zaken een bericht
ontvangen had, afkomstig van H.M.’s gezant te Wash-
ington, een officieele Amerikaansche bekendmaking
aangaande katoen. Ditmaal was een telegram ont-
vangen van den volgenden inhoud: ,,Ruling with-
drawn but war industries board expresseshope firms
will voluutarily increase use official cotton standard.”
Wij verwijzen den lezer naar de aanteekening op
pag. 982 van- den vorigen jaargang, waarin vermeld
wordt dat hier te lande tot nu toe de Amerikaansche
katoen gemeenlijk op Europeesche standards gekocht
werd en het streven van de V.S. uit het destijds
ontvangen bericht bleek te zijn de Amerikaansche
standards daarvoor in de plaats gesteld te krijgen. Deze
eisch is dus nu weder komen te vervallen. Vermoed.
mag worden dat van Europeesche, speciaal van En-
gelsche zijde, bezwaren gemaakt zijn, om de katoen
op deze standards te koopen. De Amerikaansche
regeering beperkt zich nu tot de platonische wensch
dat iedereen voor zooveel mogelijk gebruik-zal maken
van de Amerikaansche standards. In verband met
het hier vroeger opgemerkte valt te vermoeden dat
de koopers hiervan geen gebruik zullen maken al-
vorens men in Amerika meer zorg is gaan besteden
aan deze standards en vooral zorgt dat deze in alle
plaatsen onderling geheel overeenkomen, hetgeen
thans niet steeds het geval is.
De New Lev ant
Compa-n-y.—Inaan-
sluiting aan het artikel van Dr. H. Muller, elders in
dit nummer opgenomen, worden hier de namen- vermeld
van de leden van den raad van bèstuur der bovenge-
noemde maatschappij. Reeds is opgemerkt, dat Sir
Maurice de Bunsen – gewezen Britsch ambassadeur
in Spanje – het voorzi-ttersgestoel-te inneemt, naast
hem hebben zitting Sir Francis Barker van ,,Vickers”;
Sir Ernest Hiley van •de ,,Metropolitan Oarriage,
Wagon and Finance Company”; Mr. A. G. M. Dickson
van de ,,British Trade Oorporation”; Mr. A.Hen-
derson als directeur-generaal en Mr. Guy H. Locock.
T
oo
ral trekt de aandacht de aanwezigheid van een
vertegenwoordiger van de ,,British Trade Oorpora-
tien”, het lichaam, dat tot stand kwam om financiee-
len steun te geven aan commercieele expansie, welke
voor het land gewenscht geacht wordt, doch niet vol-
doen-de behartigd zou kunnen worden door -de be-staande ondernemingen van -handel en financiën.
1)
Het nominale kapitaal van -de Levant Oompany is op
£ 1.000.000 bepaald, waarvan voor het oogenblik
£ 200.000 zijn- uitgegeven en gestort. De kantoren van
de maatschappij zijn gevestigd 626 Salisbury House,
London E 0 2.
– ) Zie Nrs.
71
en
79.
– De l
c
apitaalrantsoeneeriflg in Zwe-
d e n.. –
Gelijk de lezer weet, -is -het vraagstuk van de
kapitaalrantsoeneering, dat in verschillende oorlog-
voerende landen direct of indirect is doorgevoerd
geworden, in de tweede helft van het afgeloopen jaar
ook in Zweden aan de orde gesteld. Tot een volledige
wettelijke -doorvoering van het denkbeeld is het naar
het schijnt tot dusver niet gekomen,
1)
iets, waaraan
ten slotte de gewijzigde -politieke toestand niet vreemd
zal zijn geweest. – –
Niettemin blijft het van beteekenis kennis te
nemen van de circulaire, te -dezer zake door de Rijks-
bank op 10 October j.l. tot, alle banken in Zweden
gericht. De circulaire is opgenomen in het laatste
nummer. van ,,Swedish Export”.
De bedoeling was, -het den-kbeeld op twee wijzen toe
te passen: primo langs den weg van rantsoeneering
der bankcr-edieten, secundo langs dien van rantsoe-
neering van emissies.
Wat het eerste punt betreft, wordt in de circulaire
aan alle banken de plicht opgelegd, iedere veertien
dagen bij de Rijkihank in te leveren een lijst der
credieten, ingewilligd gedurende de afgeloopen
periode van veertien dagen-, hetzij leeningen, voor-
schotten in reken-ing-courant en wisselcredieten, aan esn en denzeifden cliënt, boven een na te noemen be-
drag, met naam van den geldnemer en beschrijving
van het o-nderp-and. –
In overeenstemming met het kapitaal van de bank
in kwestie is het voornoemde bedrag gesteld op
200.000 Kr. of meer voor een bank, welke ingedeeld
is bij de gv6ote geldinstellingen; 100.000 Kr. of meer
1)
Men zie
ook
bij ,,Svensk Export” in het Overzicht van
Tijdschriften, voorkomende op pag.
1100
van
No. 154.
8 Januari
1919
ÈCONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
37
voor de tusschenbanken en 50.000 Kr. of meer voor
de kleine banken.
Wat de rantsoeneering van, bij wege van emissie,
verkregen kapitaal betreft, wordt in ,,Swedish Export”
medegedeeld, dat •de Rijksbank, in afwachting van
eene wetgeving, waarbij voor alle emissies Koninklijke
goedkeuring wordt voorgeschreven, met de groote
geldinstellingen een regeling aangegaan heeft, ten-
einde de kapitaalrantsoeneering reeds thans effec-
tief te kunnen doen zijn. Een commissie van vertrou-
wensmannen is ingesteld, die zal onderzoeken en be-
slissen inzake de stichting van nieuwe maatschappijen
en verruiming van de kapitalen der bestaande, zoo-
mede de uitgifte van obligaties, met uitzondering van
die van staats- en gemeentelijke leeningen. De (.:om-
missie bestaat uit 5 leden, waarvan een benoemd is
door de directeuren van de Rijksbank, twee door de
Zweedsche bankassociatie, een door de Zweedsche
industrieele federatie en een door de Zweedsche ex-
portassociatie. De lezer weet, hoe goed de vakbelangen
in Zweden centraal georganiseerd zijn.
Nieuwe uitgiften, als boven bedoeld, die een bedrag van
Kr. 100.000 te boven gaan, moeten ter goedkeuring
voorgelegd worden aan deze commissie van vertrou-
wensmannen. Teneinde aan deze regeling sanctie te
verleenen, is voorts het volgende besloten: aandeelen
en obligaties, die uitgegeven zijn zonder machtiging
der commissie, worden door de banken, behoorende
tot de Zweedsche bankassociatie, niet in ondeipand
van leeningen aangenomen, ook de Rijksbank zal deze
stukken niet aanvaarden.
Stand der cultures en uitvoer
gedurende h e t derde kwartaal
1918
in Surin am e.
1)
– Het seizoen heeft zich
in de eerste helft van het 3e kwartaal ook nog gekeri-
merkt door aanhoudende regens, waarna het droge
seizoen plotseling en zeer geprononceerd is ingetre-
den. Voor de jonge rietvelden was het seizoen ongun-
stig.
De stand van de cacao is over ‘t algemeen goed, de
Liberia-koffievelden hebben van de thans heersohencie
droogte te lijden. De cacao-oogst was goed; de napluk
zal echter dit jaar van geen beteekenis zijn. Zooals
zich liet aanzien zal de oogst van Liberia-koffie dien
van het vorige jaar weer aanzienlijk overtreffen. De
rijst-oogst is thans vrijwel afgeloopen en kan goed
genoemd worden. Aangenomen mag worden, dat
thans voor het eerst de productie zal kunnen voldoen
aan de consumptie. Indien in aanmerking wordt ge-
genomen, dat over 1915 nog 65 pOt. van het verbrui.lc
moest worden gedekt door invoer van rijst, dan blijkt
wel daaruit, dat deze cultuur in de laatste jaren zeer
in beteekenis is toegenomen.
De uitvoer der voornaamste producten over het
derde kwartaal van 1918 bedroeg, in vergelijking met
dien over 1917:
3e kw. ’18
3e kw. ’17
Balata ……..K.G.
285.573
307.868
1
/2 *
Cacao ……..
1.172.411
1
/2
759.266
1
/
Koffie ……..
160
645.132
Naïs ……….
–
–
Suiker ……..,,
1.574.880
3.698.456
Rum
50
0
/0
..
L.
249.741
95.724
Huiden …….. . K.G.
–
–
Hout ……….
MI.
205
394
Letterhout ….
K.G.
339
261.955
Goud……….Gram
3.341.527
187.053/2
Tengevolge van het ontbreken van versc.hepingsge-
legenheid naar Holland en de moeilijkheden, welke
de export van landbouwproducten naar de Vereenigde
Staten thans ondervindt, kon slechts een gedeelte der
aanwezige, voor uitvoer bestemde artikelen worden
verscheept.
1)
Zie pag.
888
v.
j.
In de rubriek ,,Overzichten” van dit nummer zijn
opgenomen het jaarverslag voor 1918 van Gebroeders
Van der Vies betreffende W o 1 en het jaarbericht
1918 der makelaars Grisar & Co. over H u i d e n, ter-
wijl voorts gewezen zij op de staatjes – opgenomen
bij het graanbericht – der totaalaanvoeren hier te
lande gedurende het afgeloopen jaar van de onder-
scheidene graansoorten, onderscheidenlijk voor ver-
bruik in Nederland en in België.
BOEKAANKONDIGING.
Dr. ah. A. van Manen. Bedrijfsleven
en de strijd tegen de armoede in. Neder-
land.
‘s-Gravenhage, M. Nijhoff, 1918;
uitgaaf van het Instituut voor Econo-
mische Geschriften.
Voor het eerst gaf hiermee het Instituut een tkme-
lijk lijvig boek (van ruim 300 bladzijden) uit. Het is
te hopen, dat de resultaten tot het voortgaan op dezen
weg zullen aanmoedigen.
De
schrijfster
heeft er haar best toe gedaan, in zoo-
ver zij veel materiaal, dat niet zoo gemakkelijk bijeen te brengen zal zijn geweest, naarstig verzameld en tot
een boek heeft samengebundeld, waarin men thans
veel bijeen vindt, wat vroeger ôf verspreid lag, ôf
moeilijk vindbaar, ôf feitelijk onvindbaar was. Dit is
ontegenzeggelijk niet onverdienstelijk werk.
In de eerste (kleinste) helft van het boek wordt ,,de
strijd tegen de armoede in het bedrijfsleven” beschreven:
het werk der arbeidersbeweging, arbeidsbemiddeling en
werkverschaffing, de emigratie, de verbetering van be-
drjfsvormen (haven- en bouwbedrijf) en die der be-
drijfsloozen (dakloozen, bedelaars en landloopers); in h.et tweede gedeelte ,,de strijd tegen de armoede door
de organen der armenzorg” (de kerkelijke zoowel als
de overheids-armenzorg, de godsdienstige armenzorg
buiten de kerk, het Leger des Heils, de Vereeniging
Vincentius h Paulo en de particuliere liefdadigheid).
Dit is te zamen een breed gebied. Maar het had
zorgvuldiger bewerkt kunnen zijn. Van ,,deze nog zeer
onvolkomen en onvolledige studie” spreekt het Voor-
woord zelf. De onvolmaaktheid zit echter niet alleen
in de ,,onvoldoende of geheel ontbrekende gegevens”,
waarover hetzelfde Voorwoord klaagt en waarvan de
schrijfster natuurlijk in geen enkel opzicht een grief
mag worden gemaakt. Zij schuilt veeleer in de oneven-
redigheid van behandeling. De lezing geeft dezen in-
druk: oorspronkelijk had Dr. Van Manen een ruime-
ren opzet en zij toog aan het verzamelen van materiaal;
hier vond zij veel, daar weinig, ginds niets; dan
merkt ze, dat de onevenwichtige massa haar boven het
hoofd groeit en zij zet het verder verzamelen stop, ont-
werpt het schema van een boek en brengt al wat in
dit schema past, veel of weinig, daarin onder dak, met
dit gevolg, dat b.v. de hoofdstukken over de kerkelijke
armenzorg sterk uitdijden, tot meer dan honderd blad-zijden, en de burgerlijke armenzorg het moet doen met
dertien; het Elberfelder stelsel wordt even genoemd,
zijn beginselen (m.
11.
dat der individualisatie.) komen,
zonder dat het woord Elberfeld gefioemd wordt, her-
haaldelijk ter sprake, doch het stelsel zelf vindt ner-
gens
opzettelijke
behandeling; in het Voorwoord leest
men ‘de treffende en naar het mij voorkomt geheel
juiste opmerking: ,,moge de lezer….bedenken, dat de
zuiverste, onbaatzuchtigste en doeltreffendste hulp
verleend wordt, niet door de organen van armenzorg,
‘maar door de leden van den vierden stand zelf; het
wederzijdsch huipbetoon onder hen overtreft alles, wat
door andere lagen der maatschappij voor hen gedaan wordt”; had niet een zoo fundamenteele gedachte uit
het boek zelf naar voren moeten springen?
Indien de schrijfster zich enkele maanden langer
tijd had gegund, haar materiaal hadde verwerkt, instee
van het aaneen te rjgen, zooals zij het in eersten aan-
leg had opgeschreven, indien zij oordeelkundig had
geschift en een deel yoor later bewaard had, dan had
een mooi evenwichtig boek kunnen ontstaan. Men
38
‘
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 Januari 1919
kende haar van vroger als styliste; in dit boek her-
kent men haar als zoodanig nauwelijks en maar af
en toe. Het is jammer van zooveel belangrijks uit haar
materiaal, dat het in deze bewerking – al is het aan-
wezig en al kan de zoeker er dankbaar zijn voordeel
mee doen – oo onvoldoende tot zijn recht komt.
Het voorwoord geeft een program. Voor een tweede
boek, laten we hopen. ,,Scherp dient het feit onder de
oogen gezien te worden: ten einde eene werkelijk
zaakkundige, op Nederlandsche feiten en toestanden
berustende oplossing der behandelde problemen te
bereiken, moet in de allereerste plaats een methodisch
opgezet, diepgaand, voortgezet onderzoek van de
armenmassa voorafgaan aan elke andere theoretische
‘behandeling. M.a.w.: onze kennis der armenmassa is
zoo beschamend gering, zoo volslagen ontoereikend,
dat niets de armenzorg uit haar labyrinth zal kunnen
helpen, voordat zulk een onderzoek heeft plaats ge-
had, zoowel bij alle organen van armenzorg als bij een
aantal, in hetzelfde geval verkeereude, organen van
het bedrijfsleven. Nederland moet niet meer
zijne
op-
lossingen zoeken over de grenzen. Onze economisch
zoo evenwichtig gebouwde gemeenschap is van andere
structuur, heeft andere problemen, dan b.v. de groote
industrielanden Engeland en Duitschiand, het eischt
eigen gewonnen kennis van Nederlandsëhe feiten,
eischt eigen gevolgtrekkingen en een zelfstandigen
opbouw van het Nederlandsche sociale raderwerk.”
En de sohrijfster zegt, te hopen, dat hare studie ,,den
stoot moge geven tot een reeks van détailstudies, tot
het diepgaand onderzoek, waarvan zij de noodzakelijk-
heid heeft trachten- aan te toonen.”
Men vertrouwt gaarne haarzelve verdere détail
studies toe, mits zij ze dan èf als détailstudies en niet
als een boek in het licht geve, ôf wel – en dit zou
zeker het beste zijn – met de thans als boek versehe-
neij verzameling van belangrijke en ônbelangrijke
détails in den smeltkroes werpe -om er zoo een geheel
van te maken als waartoe haar talent zonder twijfel
bij machte is. . D.
VAN BLOM.
Jan Schilthuis. De pralctijlt van den
wereldgracmn.handel.
Rotterdam, Nijgli
& van Ditmar’s Uitgeversmaatschappij,
1918, 259 blz.
Op het gebied van den internationalen graanhandel
bestaan niet véel werken, en het boek, geschreven
door den heer Jan Schilthuis, neemt vooral, doordat
hij, zelf graanhandelaar
zijnde,
de gegevens, die hij
verzameld heeft, aan zijn practische ervaring toetste, een bijzonder belangrijke plaats in. Graanhandelaren
zullen in dit boek zeer veel belangrijks vinden, of-
schoon het wellicht niet voor hen speciaal is geschre-
ven. Vooral voor den handelsstudent en voor diege-nen, die op de een of andere wijze zijdelings bij den
graanhandel betrokken – zijn, kan dit boek van het grootste nut worden geacht. –
Na een historisch overzicht, waarin vooral de groote
beteekenis van den Amsterdamschen graanhandel tot.
het begin van de 10e eeuw wordt geschetst en waar-t
in de schrijver
wijst
op de groote winstmarges en be-
trekkelijk kleine omzetten van vroeger, vergeleken bij
thans, behandelt hij achtereenvolgens de voornaamste
uitvoerlanden. Hij gaat daarbij na, welke gtaansoorten
iii die landén verbouwd worden en een exportsurplus
opleveren en op welke wijze de graanhandel er is in-
gericht. –
Aan de Vereenigde Staten van Noord-Amerika is
uit den aard der zaak een belangrijke plaats inge-
ruimd.’ De termijnmarkten zijn er tevens uitvoerig
bij besproken. Vooral de beschrijving van de termijn-
markt te Chicago zal menigeen interesseeren. De
heer Schilthuis is van oordeel
;
dat .de teï-mijnmarkten,
die ten onrechte vaak worden aangezien voor schade-
lijke uitwassen, integendeel juist een zeer grooten
invloed ten goede op den graanhandel kunnen uit-
oefenen. Hij legt uit, op welke wij’ze ook de boeren
in de termijnmarkten opereeren en wat in dit verband
het woord ,,hedging” beteekent.
Na de Vereenigde Staten en Canada komen ook de
andere exportlanden als Argentinië, Rusland, Roe-
menië, Australië enz. aan de beurt. Tevens worden
hierbij de verschillende contracten, waarvan .de graan-
handel zich bedient, besproken; vooral het Londensche
en het Duitsch-Nederlandscb.e worden uitvoerig be-
handeld.
Na de uitivoerlanden komen d6 invoerlanden aan
de beurt en in het
‘bijzonder
is schrijver er in geslaagd
een duidelijk beeld te geven van de groote beteekenis, die Nederland als invoerland van graan in den wereld-
handel heeft.
Natuurlijk is dit een beschouwing van den toe-,
stand, zooals deze v66r den oorlog bestond, aangezien
sedert dien de handel in – verschillende landen’ in
meerdere of mindere mate is uitgeschakeld.
Na de uitvoerige behandeling van den Britschen,
Duitschen en Franschen mnvoerthandel volgt een uit-
eenzettin.g van de in.koopcondities, usauces, maten en
gewichten, in die landen in gebruik. Merkwaardig zal
het ook voor menigeen zijn te vernomen, dat in vele
landen, die per saldo veel graan invoeren,
dikwijls
van
dezelfde graansôorten, die ingevoerd worden, ook een
groote uitvoer plaats heeft. Nederland b.v., dat een
invoersaldo van haver heeft, exporteert zijn Gro-
ningsche haver naar verschillende landen der wereld.
Aangezien de sclirjvei vele .der landen, die hij be-
schrijft, persoonlijk heeft bezocht en zelf gestaan heeft
en nog staat midden in de handelsbeweging, die hij
hesehrijft,vestigt het goheele werk den indruk van
doorleefd te zijn, terwijl het bovendien zoo vlot ge-
schreven is, dat het ook voor hem, die dit boek niet
speciaal als stûdicboek ter hand zou nemen, zich
gemakkelijk laat lezen. – W. C. B.
De heer W. J. Pekelharing
stelde een aardig hoekje
over De Amsterdamsche Oliemarkt samen,
een onderhoudend geschrift van 57 pagina’s, waarin
een beeld gegeven is der historie van den handel in
raapolie; waarvoor vanouds het land de grondstof geleverd had en waarnaast .zich later schaarde de
handel in lijnolie. Dit laatste artikel kon zich in toe-
nemende beteekenis verheugen, voor de raapolie
gold het tegendeel. De verschillende maatregelen
eertijds door vroedschap, en uit den boezem van
den handel zelf genomen om de misbruiken te
keeren, die opdoken
bij
koop en verkoop van deze
producten, in tijden van speculatieve uitwassen der
markt, laat de schriJvCr de revue passeeren om ten-
slotte te komen bij den stand der laatste jaren en
met een blik in de toekomst te beëindigen. Aan het
slot van het geschrift vindt men een staat der hoogste
en laagste prijzen van raap- en lijnolie respectievelijk
sedert 1669 en 1682 tot 1917 opgenomen.
INGEZONDEN STUKKEN.
EEN WIJZE MAATREGEL:
Verfrisschend is het besluit der regeerin,g,’ dat de
werkuren aan de ministeries thans loopen van 9 tot 5
uur, met een onderbreking van 114 uur voor het
koffiedrinken. De regeer-ing heeft hiermede getoond,
niet op te zien tegen wrevel onder sommige harer
ambtenaren. Een werkdag van 614 uur is trouwens
waarlijk niet dvermâtig. Deze maatregel moet leideh
tot besparing aan personeel, dus ook aan ruimte en
– heft ergernis op. Wel is door de hoogere ambtenaren
sedert jaar en dag veelal ook in de avonduren thuis
gewerkt en hebben zij er niet aan gedacht om zich
door de bureau-uren te doen beperken. Maar bij de
lageren is dit uitzondering.
Thans weorde aangedrongen op uitbreiding van den
maatregel over ‘liet verdere rijkspersoneel buiten de
ministeries. Een der oorzakèn, waarom men hier te
lande niet opschiet en wij berucht zijn voor onze
8 Januari
1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
39
langzaamhèid, is gelegen in de belachelijke kortheid
der werkuren van ons overheidspersoneel. In vroeger jaren werd door de beambten en ambtenaren voor die
korte dienstvervullin,g geen bezoldiging geëischt, vol-
doende voor het onderhoud van zichzelf en zijn gezin
en zocht men door bijverdiensten het ontbrekende
aan te vullen. Thans verlangen de ambtenaren en
beambten van de belastingbetalers een volledig levens-
onderhoud. Behoeft het betoog, dat het schromelijk
oabillijk is, wanneer daarvoor slechts enkele uren per
dag worden gewerkt? Toch is dit het geval, het ge-
heele land door, bij tal van rjksinstellingen. Aller-
eerst b.v. onze musea. Vroeger, toen het otensuur van
het meerendeel der bezoekers nog ongeveer haifvijf
was, konden onze musea om vier uur gevoeglijk geslo-
ten worden; in den winter verdwijnt dan trouwens het
licht Maar er is geen reden om daarom ook reeds in
den zomer midden op den dag, om 4 uur, den arbeid
neer te leggen. Hetzelfde geldt voor onze archieven,
slechts open tusschen 10 en 4 en op sommige plaatsen
zelfs nog korter, een regeling, die door gebrek aan
verlichting niet wordt goedgepraat voor den zomer.
Er is geen reden waarom men daar niet evenzeer om
9 uur den arbeid aan zal vangen. Belastingkantoren
moeten ook langer geopend zijn. Tegenwoordig ver-
dient de ambtenaar in vele gevallen meer dan een
particuliere instelling zou betalen en buitendien heeft
hij recht op pensioen en
bijkans
volledige zekerheid
van, zelfs bij slappe plichtsbotrachting, zijn ambt te behouden. Er is dus geen reden, waarom hij minder
zou werken dan een particulier. Nu het streven is,
dat de overheid het voorbeeld geeft als werkgever
mag .geëisoht worden, dat wederkeerig de werknemer
ten voorbeeld strekke.
Bij het enorme aantal ambtenaren, dat ons kleine
land te torsen heeft en dat, trots zijn verarming,
nog maar steeds wordt uitgebreid, is deze aangelegen-
heid van ingrijpend economisch belang voor Neder-
land.
DE
W.
VAN
C.
OVÉRZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.
Zeitsch rift für Volkswirtschaft, Sozial-
politik und Verwaltung. – Weenen, 26e band
1917-18, IV-VI Heft.
Dr. M. Hainisch,
Eugen von Böhm-Bawerk und
Emil Sax über den Kapitalzins;
Bug. Pilz,
Die Er-
höhung der Gtiterproduktion durch staatliche Ban-
deismonopole auf Elektrizitilt, Stickstoff und Getreide;
G. Nemantisch,
Zoilpolitik und Eiseubahntarjfe.
Jahrbiicher für Nationalökonomje und
Statistik. – Jena, :November 1918.
A. Wirminghaus,
Die handelspolitische Bedeutung
des Eisenbahn- Gütertarifwesens;
Dix,
Landwirtschaft
und landwirtschaftliche Industrie Südost-Europas;
J. Müller,
Die durch den Krieg hervorgerufenen
Gesetze, Verordnungen, Bekanntmachungen u.s.w.;
E. Hof mann,
Die Salzpreise in Maunheim vom
Beginn des 19. Jahrhunderts an;
Ü. H. P. Inhiilsen,,
Deutsche Bankniederlassungen und Kapitalanlageii
in England;
R. Lief mann,
Die Geldvermehrung im
Weltkriege und die Beseitigung ihrer Folgen, mit
Erwiderung von K. Elster.
Zeitschrift für Sozial vissen schaft –
Leipzig, 10 December 1918.
F. Schmidt,
Zur Preisbildung an der Effektenbörse;
W. Hasbach,
Die parlementarische Kabinettsregierung
ausserhalb Englands;
C. Koehne,
Bevölkerungspolitik
im Gesetzbuche des Königs Ammarapi von Babylon;
A. Hellurg, Die Kriminalitii.t der Jugendlichen in
Hamburg unter dem Einfluss des T.Crieges;
Dr. H.
Gerhardt,
Das Taylorsystem nach dem Kriege;
Dr. P. Martel?,
Die Entwickiung der Sparkasse der Stadt Berlin;
Dr.
E.
Schuitze,
Die Nahrungsmittel-
versorgung – der Stadt New York; Dr. E. Schulize,
Der Reismangel auf den Philippinen;
Dr. Rerbst,
Die neue Organisation der Kriegsbeschiidigtenfürsorge.
Revue générale do Droit international
Public. – Parijs, Januari-Augustus 1918.
L. Renault,
De l’application du droit pénal aux
faits de guerre;
L. Maccas,
La Grèce et l’Entente
(1.914-1917);
P. Fauchille,
La guerre sous-marine
alleman de.
The Geographical Journal. – Londen,
November 1918.
E. A. Benians,
Raleigh;
F. Kingdon Ward,
The
hydrography of the Yunnan-Tibet Frontier;
R. Rosetti
and T. Holdich,
A transylvanian boundary for Ruma-
nia;
E. Heawood,
A seventeenth-century Japanese map
of the world;
M. Esposito,
Notes on the early history
of the marmer’s compass; C.
P. Macüarthy,
German
plans for railway development in East Africa.
The R o u n d Table. – Londen, December1918.
Windows of Freedom; The End of the War; Some
principles and problems of the Settlement; The fi-
nancial and economie future; Industrial reconstruo-
tion and the government; Canada; Auetralia; South
Africa; New Zealand.
Weltwirtschaft. – Ber4ijn, October 1918.
K. Hassert,
Die Auslandkunde und das Dresdener
Auslandsseminar;
E. Trott-Helge,
Deutsphlands
jüngste Wareamesse;
G. Dornblüth,
Leinsaat- und
Flachshandel der Ostseeprovinzen;
Oh. P. Engel,
Die
Seidenproduktion im fernen Osten;
W. !iilier,
Die
Elektrisierung der schweizerischen Eisenbalinen.
Technik und Wirtschaft. – Berlijn, De-
cember 1918.
W. Ostwald,
Ein Mangel in der Ausbildung des
Technikers;
J. Mandel,
Die Ersatzstoffwirtschaft in
der Textilindustrie;
F. Flendrichs,
Tarifvertrags-
wesen;
F. Döhne,
Normalisierung, Typisierung,
Spezialisierung – Lebensfragen des deutschen Werk-
zeugmaschinenbaues;
Herbst,
Rohstoffverluste im
deutschen Kohlenbergbau und ihre Beschr.nkung.
Rechtsgeleerd Magazijn. —Haarlem, afl. 5/8.
Mr.
A.
J. Blok,
De regeling der verbeurdverklaring
in het Wetboek van strafrecht in verband met de
noodwetgeving;
Mr. H.
M.
Vrijheid,
Daad en gevolg
in het Romeinsohe strafrecht;
Mr. E. Fokker,
Het
bestuur der buitenlandsche betrekkingen.
REGEERINGSMAATREGELEN OP
HANDELSGEBIED.
inbezitneming van goederen. In ver-
band met de gewijzigde tijdsomstandigheden heeft de Minister van Landbouw, enz. ingetrokken de aan ver-
schillende burgemeesters verleende algemeene mach-
tiging om over to gaan tot inbezitneming van goede-ren, hetzij in.gevolge art. 70a en volgende der Ontei-
gcningswet, hetzij volgens art. 9 der Distributiewet
1916.
Scheepsruimte en vrachtprijzen.
Behalve de regelen, neergelegd in de Schepenuitvoer-
wet en de Schepenvorderingswet acht de Minister van
Landbouw voorshands geen nadere wettelijke regeling
noodig wat betreft het behoud van scheepsruimte
voor Nederland, het gebruik van die ruimte en de te
betalen vrachtprjzen.
Vleoschvoorziening. Bij het Departe.
nient van Landbouw is, onder leiding van Dr. H.
Remmelts, inspecteur van den veeartsenijkundigen
dienst, ingesteld
een
afdeeling Vleese.hroorziening.
De afdeeling Boter van het Rijkskantoor voor
Vleesch en Vetten wordt als onderdeel overgebracht
naar het Rijkskantoor voor Melk en Kaas. Eerstge-
noemd Rijkskan.toor heet voortaan Rijkskantoor voor
Vetten..
Aanvullingsvoedsol v o o r vege-
t a r i ë r s. Als aanvullingsrantsoen voor voaetariërs
wordt beschikbaar gesteld een extra-rantsoen gort van
0,1 K.G. per week per persoon. –
40
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 Januari 1919
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B.
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKO ERSEN.
BANKDISCONTO’S.
4
Januari
1919
1
20
Juli
1914
N
(Disc. Wissels.
4
1
/s sedert 1 Juli ’15
3
1
/,sedert23 Mrt. ’14
BkBd1.BmnTLf.
an
41/9
,,
1
,,
’15
4
,,
23
,,
’14
IVrsch.inR.C.
511s
,,
19Aug.
1
14
’14
5
,,
23
,,
Bank van Engeland
5
,,
5 Apr.’17
3
,,
29 Jan. ’14
Duitsche Rijkebank
5
,,
23Dec.’14
4
,,
5Febr.’14
BankvaniFrankrijk
5
,,
21Aug.’14
3
1
/1
,,
29 Jan.’14
Oostenr. Hong. Bk
5
,,
12 Apr.’15
4
,
12 Mrt. ’14
Nat. Bankv.Denem.
5
1
/2
,,
3Jan.’19
5
,,
6Febr.’14
Zweedsche Rijksbk.
7
,,
20Mrt.’18
4
1
!,
,,
6
,,
’14
Bankv. Noorwegen
6
,,
14Dec.’17
41/3
,,
11
,,
’14
ZwitserscheNat.Bk.
5
1
!2
,,
3Oct. ’18
3
1
!3
,,
19
,,.
’14
Bank van Spanje..
4
,,
22 Mrt.’17
4
,
1/
t
–
Bank van Italië..
5
,,
10 Jan.’18
5
,,
9 Mei ’14
Feder.Res.Bk.N.Y.
3-4 ir
–
–
–
Javasche Bank….
3
1
l
,,
1Aug.’09
3
1
!,
,,
1Aug.’09
OPEN MARKT.
Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York.
C
Part.
Prolon.
dI,conto
gotle disconto
disconto
disc.
monejs
4 Jan. ’19
3°/,°/
3
3/,
4-1Ie
–
5’/+
‘)
30D.-4 J.’19
3’/8-4
3_1/,
3112
.
4-°I8
–
5’/a-6
23-28 D. ’18
37/_4
3’/14
31/t
4-‘/8
–
45’/3
16-21 ,,
’18
3
1
1-4
2
1
/4-3’/2
3′!2
4…1/
–
31/_8/
31D.-5J.’18
3l/…4l/
3°/_’/
44
4_I/
–
–
6 Jan. ’17
214
312
5’12
4-‘/s
–
2°/-
°)
20-24Jul.’14
31/_8/
2’/-‘/
2
1
/
1
4
2
°
/8-‘/2
2’/s
1’/s-2
1
/2
Noteering
van 3 Janua,i.
5
WISSELKOERSEN.
WISSELMARKT.
De wisselmarkt was zeer stil. De entente-wissels waren
aanvankelijk tamelijk flauw, wederom hoofdzakelijk door
,
aanbod van £ uit België. Ook nu echter ontstond er al
spoedig weder flinke vraag uit Skandinavië en Zwitserland,
waardoor de koersen zich weder herstelden en aan het
einde der week ten slotte nog iets hooger waren als aan
het einde der vorige week. Marken waren aanvankelijk eveneens aangeboden, maar
bleven overigens zeer prijshoudend, behalve den laatsten’ dag, ‘toen de kôers tamelijk sterk terugliep op aanbod uit
Zwitserland.
Weenen bleef onveranderd bij uiterst geringe omzetten.
Ook voor de neutrale wissels waren de veranderingen
gering en was de handel zeer stil. Alleen Christiania kon
iets opkomen.
In bankpapier was de handel- weder levendig, hoofd-.
zakelijk in Marken roode nummers en Socidt6 Gdndrale
biljetten. Aan het einde der week werd de handel echter,
stiller, daar, de inogeljkheid tot ruiling in België, binnen
kort ophoudt of reeds opgehouden is.
KOERSEN IN NEDERLAND.
13
–
ata
Londen
5)
Parijs
5)
Berlijn
5)
[Wee.eri
St.Pe.
bgl)
New
York’)
30 Dec. 1918..
11.15+
42.90
30.-
15.15
–
2.34
31
,,
1918..
– –
–
– –
2.30/s
1 Jan. 1919..
–
–
–
–
2
,,
1919..
11.15
42.90
29.50 14.90
–
2.34
1
/s
3
,,
1919..
11.18+
43.05
29.85 15.10
–
2.34
1
!,
4
,,
1919..
11.23+
43.17+
29.35 14.95
–
2.351/2
Laagste d. w. °)
11.14
42.75
29.30 14.80
–
2.33’13
Hoogste
,,
,, °)
11.25
43.25
30.40
15.25
–
2.36
28 Dec. 1918..
11.20
43.-
30.45 15.25
–
2.35
21
,,
1918..
11.16+
43.-
29.-
15.10
–
2.341/,
Muntpariteit..
12.10+
48.-
1
59.26
50.41
1.28
2.48°/4
5)
Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere
opgave.
Data
Stock.
holm ‘)
Kopen.
hagen
5)
Chrls.
tiania’)
Zwitser.
1
land
*
)
Spanje
1)
Bolavia ‘)
telegrafisch
30 Dec. 1918
68.80
63.25
65.85
48.77+
–
99+
-1
00+
31
,,
1918
–
–
66.-
–
–
..
–
1 Jan. 1919
– –
-.
–
–
99+-100+
2
,,
1919
68.75
63.15
66.02+
48.80
–
99+-1004
3
,,
1919
68.65
.63.10
66.05
48.70
–
99+
–
100+
4
,,
1919
68.45
63.15 66.15
48.65
47.60
99+-100+
L’ste d. w.°)
68.35
63.-
65.70
48.55
99+
H’ste
,,
,,
‘)
69.-
63.40
66.25
49.-
100+
28 Dec.
1918
68.80
63.25
66.-
–
99+-100
21
,,
1918
68.80
63.20 66.10
49.-
47.25
99:
s
r-100g
l
Muutpariteit
66.67 66.67 66.67
48.-
48.-
100
5)
Noreering
te Amsterdam.
t)
Particuliere
opgave.
KOERSEN TE NEW YORK.
Data
CoMe
Londen
(in
S
per
£)
.Zichl
Parijs
(in fro.
P.
5)
Zicht
Berlijn
(in cents
p. 4
Rm.)
Zicht
Amsterd.
.
(in cents per gld.)
4 Jan…..1919
4.76.55
5.45!2
nom.
42
1
/8
‘)
Laagste d. week..
4.76.55
5.45
°
/8
nom.
42
1
!2
Hoogste,,
,,
•.
4.76.55
5.45′!3
noni.
42
1
/s
28 Dec…
..
1918
4.76.55
5.45
1
/
nom.
42
8
/s
21
……1918
4.76.55
5.45′!2
noni.
42e/16
Muntpariteit..
..
4.86.67
5.18
1
/
95
1
14
40
8
/it
1) Noteering
van
3
Januari.
–
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.
Plaatsen en
1
Noteer(nga.
17
Dec. 2
1
24Dec.
1918-
2 Jan.
Londeneenheden
19181
918
1_
2 Jan.
1919
1919
1
Laagste
I
HoogsteI
Alexandrië
..
Piast.
p. £
97e/s
97e1s
97
8
!,
97e/s 97
8
/a
B. Aires
.. . .
d.p.gd.pes.
51
11
/,e
51
11
!,,
51
1
!8
52
1
/
51
6
18
Calcutta
….
sh/d.p.rup.
1161/,
3
1161/,,
1/6
116
1
/
1161/,
2
Hongkong
..
id.
p. $
313
8
/4
3/4
1
/4
3/4’/4
3/4’/2
3/41/2)
Lissabon….
d.p.eseudo
33
1
/,
34
33l/
.
34
1
/,
34
Madrid
..
..
Peset. p. £
23.86
23.68 23.64 23.75
23.66
Montevideo.,.
d.p.peso
595/
4
592/4
59
1
/,
60′!,
60
Montreal….
$
per £
4.84
4.831/
.
4.83
4.84’/
4.84°/s
R.d.Janeiro’)
d.p.milr.
13
81
182
13
27
/82
13
1
/
13/4
13
1
!2
Lires
p. £
‘30.31
30.31
30.25
30.37+
30.31
Shanghai
..
sh/d.p.tae)
511
5/2
512 512 512
2)
Rome
…….
Singapore
. .
id.
p. $
2/4
7
/,2
214
7
/a2
2/4’/*2
214
9
/, 2
214
1
/9
Valparaiso °)
d.p.pap.p.
1051/,2
10
5
/32
1081
31
.10
2
’13
10
11
/82
Yokohama
..
sh/d.p.yen
212
8
18
212
1
/4
2/11/,
212
1
!9
1
2/1
7
/,
t
) Noteerinaen
op 90
dagen.
‘) Noteering
van
31
Dec.
1918.
GOUD EN ZILVER.
Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van ‘Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.
NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te Londen. te New York
4
Jan.
1919 ……..
48/,o
1011/8
28
Dec.
1918 ……..48/,e
101’/8
21
,,
1918 ……..
48/,o
101)/o
14
1918 ……..
48/,,
101’/8
7
1918 ……..
48/,,
101
1
/8
5 Jan.
1918 ……..45′!,
90°/8′)
6 Jan.
1917 ……..
36’/
.753/8
20
Juli
1914 ………
24°°/,
54
1
/s
1)
Noteering van
7
Januari.
N.U.M.
.Weekstaat der Nederlandsche tJitvoermaatschappij.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
BulIenl. Debet
5
pCi.
Credit
Data
Bankiers
Schat-
I
Diverse
1
Schuld.
Diverse
I
kistbilj.
reken.’)
brieven
reken.’)
2 Jan. 1919..
1.905
53.200
70.400 14.790 99.347
27 Dec. 1918..
1.634
53.200
70.400
14.788
101.893
19
1918..
3.395
53.200
70.400
14.770
103.100
12
,,
1918..
3.249
53.200
70.400
14.765
103.384
5
,,
1918..
2.456
53.200
70.400
14.765
103.106
‘)
Beide rekeningen
omvatten, behalve garantiewissels
in portefeuille
tot het bedrag der buitenl.
schatkistbiljetten. in
hoofdzaak garantiewissels
in
depht bij de Ned.
Bank..
8 Januari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
41
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 4 Januari 1919.
Activa.
BinneniWis-{ H.-bk. f206.878.346,63’12
sels, Prom., B.-bk. ,, 5.628.826,68
enz.in
disc. Ag.sch. ,, 40.345.014,231/2 f 252.852.187,55
Papier o. h. Buiteni. in
disconto ……………………..
–
Idem eigen portef.. f 8.798.940,-
Af: Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel.
–
8.798.940,-
Beleeningen {..bk.
f
99.813.745,25
1
/2
juni. vrsch.
in rek.-crt. B.-bk. ,, 5.803.118,19.
1
/3
op onderp. Ag.sch. ,, 44.290.232,34
f149.907.095,79
Op Effecten ……f149.399.395,79
Op Goederen en Spec.
,,
507.700,- ,, 149.907.095,79
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,
14.919.057,79
1
f
Munt enMuntinateriaal
Munt, Goud ……f 77.396.780,-
Muntmat., Goud .. ,,614.039.270,68/
f691.436.050,68 ‘I
Munt, Zilver, enz. • ,, 8.587.964,32
Muntmat., Zilver .. –
700.024.015,00
1
/
Effecten
Bel.v.h.Res.fonds.. f 4.970.969,32
jA ,,a,,
ii.
1
l,nil
2 ’72fl 21 12
”
‘
,,
8.751.330,50
Geb.enMeub. der Bank
…………….
,,
1.770.000,-
Diverse rekeningen
………………
,,
89.977.498,09
f1.227.000.124,73
Passiva.
Kapitaal
……………………..
f
20.000.000,-
Reservefonde
…………………..
,
5.079.402,56
Bankbiljetten in omloop …………
in omloop ……….
.
,
1.914.615,74
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk……f
–
Van anderen
……
,, 89.711.736,13
89.711.736,13
Diverse rekeningen
………………
..
9.346.290,30
f1.227.000.124,73
Beschikbaar metaalsaldo…………..
f
461.042.948,60
,
13
Op de basig van ‘1, metaaldekking ……
222.528.062,23’/
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is
..
,,
2.305.214.740,-
Verschillen met den .vorigon weekstand:
Meer
Minder
Disconto’s
…………….
9.160.93171
Buitenlandsche wissels
131.200,-
Beleeningen
…………
10.391.838,10
Goud
…………………
1.994.842,95
Zilver ………………..
43.291,82
Bankbiljetten
…………
32.001.375,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s
..
. .
1.233.556,57’/
Voornaamste posten
in duizenden culdens.
Data
Goud
Zilver
B
k
ho
Andere
opeischl,are
schulden
4
Jan.
1919
….
691.436
8.588
1.100.948 91.626
28
Dec.
1918
..
..
689.441 8.545 1.068.947 90.529
21
1918
..
..
689.923
8.381
1.057.448
95.542
14
,,
1918
….
690.723
8.319 1.059.603 82.497
7
1918
….
692.375
8.256
1.072.360′
73.808
30
Nov.
1918
….
693.392
8.230
1.082.164
75.660
23
1918
..
.
.
695.415 8.200 1.081.877 96.217
16
1918
..
.
.
700.399
8.157
1.109.995 87.919
9
,,
1918
….
700.429
8.128
1.018.395
70.523
2
1918
..
.
.
701.453
8.168
1.025.572 61.473
26
Oct.
1918
.
.
.
.
706.477
8.154
985.317 96.558
19 ,,
1918
….
706.635
8.085
990.089
80.717
12
1918
….
707.517
8.065
982.137
73.964
5
Jan.
1918
..
..
697.181
6.940
895.174
45.968
6
Jan.
1917
….
590.589
6.694
751.767
68.526
25
Juli
1914
….
162.114
8.228
310.437
6.198
1)
0
a
Disconto’s
Bdee-
Beschlk-
baar
Dek-
bingo.
Hiervan
Totaal
Schatkist-
ningen
Metaal-
sereen-
promessen saldo
lage
rechtstreeks
4 Jan. 1919
252.852
177.800
149.907
461.043
59
28 Dec. 1918
243.691
174.800
139.515
465.624
60
21
1918
236.729 167.800
129.116
467.234
61
14
1918
219.227
146.800 134.380
470.144
61
7
,,
1918
210.203
136.800 142.345
470.915
61
30 Nov. 1918
225.288 145.800
144.367
469.579
61
23
1918
231.138
146.800
141.874
467.512
60
16
,,
1918
208.639 135.800 180.376
468.446
59
9
,,
11118
157.375
128.500 120.416
490.242
65
2
,,
1918
144.649 115.500
129.546
491.672
65
26Oct. 1918
142.996 116.500 119.685
497.709
66
19
,,
1918
133.696 106.000 119.279
499.995
67
12
1918
118.290 91.000
117.106 503.772
68
5 Jan. 1918
72.738
40.000
103.235
515.063
75
6 Jan. 1917
71.462
–
37.000
79.604
432.324
73
25 Juli 1914
67.947
14.300
61.686
43.5211)
54
‘)
lip
de basis van
2/5
metealdekking.
Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ci ë n blijkt, dat uitstonden op:
28Dec.1918
4Jan.1919
Aan schatkistpromesseu
f 401.160.000,- f 387.940.000,-
waarvan echtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst
,, 174.800.000,-
,, 177.800.000,-
Aan schatkistbiljetten
140.190.000,- 140.180.000,-
Aan zilverbone
……..
…
69.439.573,50
,,
67.689.567,-
JAVASCHE BANK.
Voornaamste, posten in duizenden guldens.
Naast de per mail ontvangen gegevens wordende telegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s en uitzettingen en het beschikbaar inetaaisaldo van latere data opgenomen.
Data
Goud
Zilver
1
Bank
–
1
opeischb.
biljetten
i
schulden
28 Dec. 1918 ……
296.000
14
1918
295.000
7
,,
1918 ………***
292.500
12 Oct. 1918 ……
97.536
13.908
184.682
81.927
5
,,
1918 ……
98.687
14.824
186.350
77.109
21 Sept. 1918 …… 10
.0.300
14.088
179.199
76.939
29 Dec. 1917 …….86.824
18.548
168.026
66.280
30 Dec. 1916 ……
73.263
24.588
156.593
44.865
25 Juli 1914 ……
22.057
31.907
110.172
12.634
Diverse
mcscnlc.
I
L)el.
Data
Dis-
1
buiten
1
Belee.
reke
1
baar
bingo.
conto’,
N.-Ind. t ningen1
–
1metaal.
percen.
Ibeiaalbaarl
ningenl) 1
aalrio
(ove
28 Dec. 1918
173.800
62.800
•**
14 ,, 1918
173.100
62.300
***
7
1918
169.600
5*5
61.700
***
12 Oct. 1918 8.308 25.380 75.779 18.583 58.948
42
5 ,, 1918 8.429 27.524 75.761 16.136 61.692
43
21Sept.1918 8.427 26.278 73.118 17.556 63.348
45
29Dec.1917 7.523 33.789 70.762 23.028 58.511
45
30Dec.1916 6.414 35.032 59.224 10.987 56.898
49
25 Juli 1914 7.259
6.395 147.9341 2.228
1
4.842
1)1
44
1)
Sluitpost ,Ier activa.
1) Op de basis van
2/
metaaldekking.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data Metaal
Circulatie
Andere
opeijchb.
schulden
Disconto’,
D
2
Nov.
1918
. –
906
1.631
2)
1.203
1.267 156
26
Oct.
1918
..
905
1.506
3
)
1.347
1.265
220
19
,,
1918
.
899 1.554
4)
1.235
1.265
191
12
1918
..
890 1.578
5
)
1.184 1.247 163
3 Nov. 1917
..
591
1.241 903
1.023
998
4 Nov. 1916
..
680
1.090
728
892 774
25 Juli
1914
..
645
1.100
560
735
396
•)
nluicpost der activa.
2) Hiervan zilverbons
275
dz. gicI.
5)
idem 246
dz. gld. 9dem 262 dz. gid.
5)
idem
267
dz. gld.
42
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8
Januari
1919
BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
–
in duizenden p. et.
Cur,encu Notes.
Dato
Metaal
Circulaiie
Bedrag
1
Goudd.
I
Gov. Sec.
1 Jan. 1919 79.976
25 Dec. 1918 79.111
18 ,, 1918 78.605
11
1918 77.730
2 Jan. 1918 59.199
4 Jan. 1917 54.957
22 Juli 1914 40.164
70.190
*5*
*5*
70.307 323.644 28.500 304.633 68.963 314.645 28.500 295.133, 67.508 305.085 28.500 285.633
46.591 212.451 28.500 187.629
39.895
148.770 28.500
118.097
29.317
ata
Cao.
Scc.
Other
Sec.
•
Public
Depos.
•
Other
Depo,.
Re-
serve
Dek-
ktngs-
percen.
lage t)
1 Jan. ’19
124.304
106.473 26.306 214.894
28.236
11,70
25 Dec. ’18
71.106 92.140 23.643
149.037 27.254 15,78
18
,,
’18
69.256
93.218
28.868 143.885
28-091
16,26
11
’18
73.685 95.901
27.418 152.999
28.672
15,89
2Jan. ’18,
70.834
106.481 32.075 158.411
31.058
16,30
4 Jan. ’17
62.188
91.789
53.147 11.638 33.512 19,76
22 Juli ’14
11.005 33.633
13.735
42.185
29.297
52’l
1)
Verhouding
tueschen
Reserve
en Deposita.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine,, in duizenden Mark.
Liala
–
,v,etaa,
Daarvan
Goud
Kassen.
ochetne
Circu-
Zatte
Dek-
kin ga-
percen.
lage
‘)
23 Dec.
1918
2.282.776
2.262.629 4.896.872 21.124.313
34 15
,,
1918
2.324.787 2.304.477
4.481.531 20.005.801
34
7
1918
2.328.112 2.307.883
4.194.551
19.175.464
34
30 Nov. 1918
2.328.438 2.308.358
4.004.966
18.609.873
34
23 Dec.
1917
2.569.37.3
2.405.992
1.166.811 11.026.037
34
23 Dec.
1916
2.535.392
2.519.076
173.265
7.534.913
36
23 Juli
1914
1.691.398 1.356.857
65.479
1.890.895
93
t)
Dekking der circulatie door metaal en Kaasenecheine.
-.
Dato
Wissels
Rek. Cr1.
Darlehenskassenschelne
Totaal
in kas bU’-
uit ge-
de Reicha-
geven
bank
23 Dec.
1918
24.459.084
11.483.870 15.
1918
24.271.354
11.405.928 14.740.600
4.478.000
7
,,
1918
22.160.056
10.212.227 14.406.400
4.191.200
30 Nov. 1918
22.133.458
10.682.995
14.112.300
4
:
001.800
23 Dec.
1917
12.618.156 6.635.153
7.373.700 1.154.500
23 Dec.
1916
8.256.714
3.792.276
–
–
23 Juli
1914
,750.892
943.964
1
RUSSISCHE STAATSBANK.
–
Sedert 5 November 1917 is geen bankstaat verschenen.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden trancs.
Data
Goud Waarvan
,
in hel
‘
IBultentand
ZtIge,
I
Tegoed
in het
Buitenland
Buil.gew.
gooroch.
I
old. Slaat
2 Jan.’19
5.486.092 2.037.108
318.164 17.800.000
26Dec.’18
5.477.568 2.037.168 318.348
1.300.472
17.150.000
19
,,
’18
5.473.452
2.037.109
318.501
1.285.748
16.400.000
12
,,
’18
5.471.383
2.037.108
319.373
1.319.324 16.300.000
3 Jan.’18
5.355.517 2.037.108 246.828 810.331
12.700.000
4 Jan.’17
3.392.694
–
1.693.089 770.600
7.700.000
23 Juli’14
4.104.390
–
639.620
—
–
Wissel,
Uitge-
stelde
Wissels
Belee-
ning Ban&btl-
Jetten
Rek. Cr1.
Pont-
culteren.
Rek.
Cr1.
Staal
1.361.922
1.026.433
1.238.502 31.055.037 2.391.710
34.278
1.046.275
1.028.568
1.202.841
30.249.62
2.366.197
111.684
971.916 1.031.798
1.204.328 29.271.224 2.451.677
–
41.378
933.788
1.035.584
1.196.652
29.028.387
2.388.093
22.852
0
810.331
1.137.679 1.220.629
22.789.123
2.777.721
336.604
745.571
1.336.505 1.284.392
17.001.339 2:313.885 42.520
1.5-41.080
–
769.400
5.911.910
942.570
400.560
SOCIÉTÉ GÉNÉRALE DE BELGIQUE.
t
)
Voornaamste nosten in duizenden francs.
Dot
Metaal
mcl.
buitenl.
saldi
Beleen. van
buitenl.
oorden.
T
van
prom. d.
prooinc.
Binn.
wiuds
en
heleen.
Circu-
Zatte
Rek.
Cr1.
1
saldi
17 Oct. ’18
1.216.753
100.082
480.000
97.728 1.507.912
377.440
10
’18 1.219.743
100.021
480.000
1OÔ.0
40
1508.011
382.595
3
,,
’18
1.144.781
100.011
480.000
.95.287
1.452.612 358.318
26Sept.’18
1.145.778 99.982
480.000
101.783
1.452.948
35.462
18Oct. ’17
476.043
90.903
480.000
100.351
1.172.474
91.204
19 Oct. ’16
352.872
76.033
480.000
39.834
828.739
110.068
t)
Sedert einde 1914 met de functie van circulatiebank belast.
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste_posten_in duizenden dollars.
‘
Waarvan
FR.
van in
Zilver
Notes in
Data
Goud
voor dekking het bui-
dc.
circu
F. R. Note
tenland
latte
10 Oct. ’18 2.031.236
1.203.765 5.829 52.122 2.478.378
4 ,,
’18 2.025.434
1.226.685
.829 51.937 2.431.004
27 Sept. ’18 2.020.813
1.207.445 5.829 51363 2.349.326
20
,,
’18 2.023.558
1.190.072 5.829 52.481 2.295.031
11/120ct.’17 1.447.445
590.451 52.500 48.113
779.885
Dato
Wissels
D°i°t’
ePos
05
___________
Waar-
van
Kapitaal
Dek-
kings.
percen-
tage t)
Goud-
dekking
ctrcu-
Zatte
10
Oct.
’18 2.093.089
2.361.589
78.956
50,6
49,6
4
,,
’18 2.017.023
2.310.308
78.903
49,7
50,5
27 Sept. ’18 2.001.821
2.316.557
78.802
48,8. 51,4
20
,,
’18 1.910.178
2.284.107
78.689
51,1
51,9
11/l2Oct.’17
478.939
1.565.678
61.104
69,8
77,2
t)
Vorhoudinjtusachen:
den
totalen goudvoorraad. zilver etc.. en de
opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto depoaitos Wet
inbegrip
van
het kapitaal.
PARTICÜLIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste nosten in duizenden dollars.
Data
1
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
hij de
Totaal
Waarvan
time
1
banken
gelden en
F. R. banks
deposito’s
depo.,ita
bdeggingen
4 Oct. ’18
745
13.518.290 1.202.798
11.658.761
1.447.180
27 Sept.’18
747
13.276.665
1.211.095
11.431.033
1.464.107
20
,,
’18
•
741
13.270.891
1.221.481
11.587.470 1.494.830
13
,,
’18
734
12.960.674
1:163.163
11.316.598
1.446.947
6
,,
’18
735
12.999.208 1.192.072
11.368.123
1461.373
8
Januari 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
43
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam,
6
Januari
1919.
Het verloop van zaken aan de internationale beurzen is
in de eerste week van het juist aangevangen jaar zonder
groote interesse geweest. De omzetten waren nergens van
buitengewonen aard en de koersfluctuaties hebben •zich
binnen zeer enge grenzen bewogen.
Voor de landen der Centrale Mogendheden hebben zich
tot op dit oogenblik geen nieuwe perspectieven geopend.
Wel zijn in Duitschland de onafhankelijken uit de Regeering
getreden en dit heeft eenigen invloed teir goede op het
koerspeil gehad ter beurze van Berlijn, wijl men aannam,
dat thans de Regeering positieve maatregelen zou kunnen
nemen, zonder door innerlijke verdeeldheid te worden ver-zwakt, doch zeer optimistisch is men toch ten opzichte van
die maatregelen niet gestemd. De zaken bleven over het
geheel buitengewoon rustig.
Slechts op de obligatie-markt kwamen ontzetten van
eenigszins grootere beteekenis tot stand. Inheemsche fondsen
hebben zich goed kunnen handhaven en zijn voor een deel
zelfs gemonteerd. Doch vooral buitenlandsche soorten, als
Mexicanen, Argentijnen, Chineezen, Chilenen en ook Hoe-
meensche waarden werden tot stijgende prijzen uit de
markt genomen. Mede waren Oostenrijksche staatsfondsen
gezocht, in verband met de inededeeling dat de verzilvering
der Januari-coupons van de Oostenrijk-Hongaarsche leeningen,
vrijwel als verzekerd is te achten. De gelden voor sommige
soorten, als Etongaarsche Kronenrente en Goudrente zijn
reeds ter bestemder plaatse gedsponeerd.
Ook op de afdeeling voor binnenlandsche gemeentelijke
obligaties begint zich wat meer belauptelling te ontwikkelen,
in verband met het feit, dat de betreffende markt thans weder opengesteld is. Naar aanleiding hiervan hebben verschillende
gemeente-besturen (Keulen, Barmen en Halle) reeds maat-
regelen genomen om totdoorvoeriagvan nieuwe emissies overte
gaan, terwijl ookde stad Frankfurt dergelijke plannen koestert.
Inmiddels zijn er factoren te over, die een gedeprimeerde
stemming volkomen wettigen. De mededeeling, dat de Krupp-
fabrieken over het afgeloopen jaar geen dividend zullen
uitkeeren (tegen 10
0
/0
v. j. en
12
0
/0
over ieder der drie
hieraan voorafgaande jaren) heeft een teletirstellenden in-druk gemaakt, vooral vijl men hieruit conclusies trekt met
betrekking tot de overige iudustrieele ondernemingen. Toch
moet dit niet als geheel juist worden aangemerkt, daar de
KrLLpp-fabriekeu ongetwijfeld meer dan eenige andere onder-
nenling geheel ingericht varen op de eischen van den
oorlog en met het plotseling eindigen hiervan, gepaard
gaande met de verzwakking van het Duitsche Rijk, voor
een debacle als geen andere maatschappij stonden.
Behalve deze omstandigheden heeft de stand van de Rijks-
bank, per
23
Dec. ji. weder groote ongerustheid gewekt. Er
is nl. uit gebleken, dat in de derde week van December
cle bankbiljettencii-culatie met niet minder dan Mk.
1118.5
inillioen is uitgebreid (tegen Mk.
252.7
millioen in de over-
eenkomstige periode van het vorig jaar). De circulatie aan
Darleheuskassenseheine is vermeerderd met Mk.
50.9
mii-
lioen, zoodat in totaal de omloop aan betalingsmiddeleu
is toegenomen met Mk.
1160.4
millioen tegen Mk.
374.8
millioen in de overeenkomstige periode van
1917. De totoile
circulatio aan bankbiljetten is op deze wijze gestegen tot
Mk. 21.124.3
millioen, die aan Darlehenskassenscheinelot
Mk.
10.068
millioen. Men maakt zich ter beurze van B er
1
ij u
geen illusies met betrekkig tot de geweldige lasten, die
deze ongekende massa aan circuleerende betalingsmiddelen
op de schouders der Rijksfinanciën heeft gelegd en de ge-
dachte hieraan is wel in staat iedere andere opkomende
optimistische. overweging te overschaduwen.
Van de beurzen in de landen der Entente zijn slechts
uiterst spaarzame berichten tot ons gekomen. Te Parijs
is de handel klaarblijkelijk beperkt tot eenige onderlinge
affaires der beursbezoekers, hoewel gemeld wordt, dat de
algemeene tendens en de ondertoon zeer vast bleven. Te
Londen wordt de geheele beurshandel nog beheerscht door
den uitslag der verkiezingen, waarmede men ondanks de
overgroote meerderheid, waarmede de tegenwoordige Regee-
ring de overwinning heeft behaald, niet onverdeeld is in-
genomen. Vooral de mogelijke
01
positie der arbeiders-afge-
vaardigden wekt in sommige kringen groote ongerustheid,
terwijl ook het verlaten van het standpunt van het volkomen
Vrije vereldverkeer een rem oplegt aan eventueel opkomende
lust om nieuwe zaken op groote schaal te entameeren. Des-
ondanks is het verloop der Londensche beurs vast gebleven,
wijl op het oogeublik nog de vooruitzichten op een volkomen
genoegdoeniug ter vredes-conferentie overheerschen. Klaar-
blijkelijk is President Wilson thans reeds bezig de preli-
minaile stappen te nemen.
In verband hiermedewas ook de beurs te N e w Yorkzeer
kalm gestemd. Het schijnt, dat de toonaangevende kringen
nog niet juist weten, wat van de naaste toekomst voor de
Amerikaansche industrie en voor den Amerikaanschen handel
te verwachten is. Behalve aand-eelen Koninklijke Petroleum Maatschappij was er dan ook in Wallstreet geen enkel fonds,
dat bepaald geanimeerd moet worden genoemd.
Te o n z e n t is het verloop geheel verschillend geweest. De
tendens was hier voor vrijwel de geheele markt buiten-
gewoon opgewekt, waarvan echter in beemsche
staatifondsen
niet konden profiteeren. Zonder dat van een reactie mag
worden gesproken, was hier de stemming toch vrij mat te
noemen, hetgeen vermoedelijk in verband moet worden ge-
bracht met de berichten omtrent de matige belangstelling, die de nieuwe staatsleeniug ondervond. Op het oogenblik,
dat deze regelen worden geschreven, is de uitslag dezer
emissie nog niet bekend, doch naar het zich heden ter
beurze liet aanzien, was het vertrouwen op het succes toch
vel iets grooter gewordenl).
Buitenlandsche soorten ivareu slechts weinia veranderd.
2
Jan.
3
Jan.
6
Jan.
Riizingof
4
1
/i
0/
Ned. W. Sch.
1916
90
90 90
4
0/
1916
82
18
/t6
82
1
/2
82
11
/j
31/
0/0
,,,,,,….
89
16
/to
70
70
-f-
1/16
3
0/
,,
,,
,,
.. ..
637/8
64
63218
–
1/2
21/i
0/
Cert. N.
W. S.
……
54
7
/ie
55/i
64/8
-+-
/16
5
°/o Oost-Indië
1915
. . – –
94
Vi
947/6
94/8
–
2
/8
4
0/
Hongarije Goud ..
. .
4
/o
Oostenr. Kronenrente
32
8
/4
28°/
35I
29
341f2
+
‘/
5
0/
Rusland
1906
……
.
40
40
2811/
40
8/4
+
41/
0/
Iwangorod Dombr..
.
37
7
/s
377/s
361/4
4
O/
Rusland Cons.
1880..
338/4
33
338/
4
4
0/
Rusl. bij Hope &Co…
35
1
/
35
1
/2
35-
–
1/
4
0/
Servië
1895 ……..
51/
51/8
51
7
/
4
°/o
Argentinië Buitenl..
63 63
63
5
0/
Brazilië
1895
……
7OVi
70V
70Vt
5
0/
,,
1913
……
65’/i
6511
2
65’/2
De locale markt echter heeft zich in een levendigheid
kunnen verheugen, die een meer geaccentueerde voortzetting
was van de stemming in de laatste week van het oude
jaar. Algemeen werd de binnen- en buitenlandsche politieke toestand gunstiger beoordeeld en de minder goede factoren.
als het gebrek aan steenkolen, werden hierbij zoo goed als
geheel uit het oog verloren. De leiding werd ook thans
weder genomen door aandeelen Koninklijke PetroletimMaat-
schappij, die zich geheel richtten naar de koersbewegingen
van New York. Doch ook vraag uit het binnenland heeft
den koers van dit fonds geweldig omhoog gedreven, gepaard gaande met de technische marktgesteldheid. Langzamerhnnd
ni. heeft zich hier een vrij omvangrijke baisse-partij ont-
wikkeld, die van iedere, zij het slechts nog zoo geringe
reactie, gebruik maakt, om dekkingsaankoopen uit te voeren,
hetgeen een zeer groote steun aan de markt heeft verstrekt.
Doch dit is slechts een bijkomstige omstandigheid; in een
omvangrijke markt als voor aandeelen Koninklijke Petroleum
het geval is, kan de koers-verheffing niet uitsluitend drijven op
de transacties der baisse-partij. Algemeen bestaat dan ook de
opvatting, dat de zaken van dit wereld-concern voortdurend
in bloei vooruitgaan en dat het telkenmale aangevraagde
en verstrekte nieuwe kapitaal minstens even zoo rendeerend
kan worden gemaakt als het oude. Dit heeft dan ook de
jongste declaratie van het interim-dividend ad
15
0
/0
weder
bewezen, al zegt deze declaratie nog niets ten opzichte van
de totale uitkeering. Het grootste gedeelte van het publiek
is echter van meening, dat het geheele dividend niet ge.
ringer zal zijn dan het vorige en baseert hierop een koers,
vrijwel gelijkstaande aan den prijs van het aandeel vSSr de
jongste emissie. Hoe het zij, van eenige reactie is tot nu toe
geen sprake geweest cii het juist heden gedetacheerde interim-
dividend heeft den koers niet in het minst beïnvloed. Zelfs
verlaat het fonds de berichtsperiode op een peil, dat een
vijftal procenten hooger is dan dat van den vorigen beurs-
dag, toen de aandeeleu nog cum-dividend werden verhandeld.
Het is wel teekenend, dat de gunstige tendens zich niet
heeft uitgebreid tot de overige
petroleuniwoarden,
met uit-zondering dan van de met de Koninklijke gelieerde onder-
nemingen. Dit spreekt duidelijk ten gunste van de Konink-
lijke als zoodanig.
De overige markten aan onze beurs varen alle in den-
zelfden toon gestemd. De
scheepvaartafdeeling
heeft geen
enkele belemmering voor een koersverheffing gevonden in
het feit, dat een aantal onzer gerequireerde schepen aan
de eigenaars wordt teruggegeven, wijl ook de Engelsche
Regeering geen emplooi voor deze tonnenmaat heeft bij
2)
Men zie voorts -het Geldbericht.
44
ECoNoMISCH-STATLTISCHE BERICHTEN
– 8 Januari !91
het heerschende kolengebrek. Vooral de Indische lijnen en
met name aandeelen Java-China Japan lijn waren tot zeer
veel hoogere koersen gezocht, hoewel zij, met name ook de
laatstgenoemden, de berichtsperiode niet op het hoogst bereikte
niveau konden verlaten. Niettemin was de stemming ten
slotte toch niet ongunstig te noemen.
2 Jan. 3 Jan. 6 Jan.
RZ
l?
lf
5
Holland-Amerika-Lijn …. 405
418
408V3
+
3
1
i
gem.eig. 394
400
392
1
/3 – 1V,
HolÏand-Gulf-Stoom.-Mij ‘
270 270
270
Holl. Alg. Ati. Stoomv.-Mij.
161
1
!1
164
1628/s
+
l/4
Hollandsche Stoomboot-Mij..
206’12
210
207
±
V
Java-China-Japan-Lijn ….
325 330
321
–
4
Kon. Hollandsche Lloyd ..
178
181/4
180
+
2
Kon. Ned. Stoomb.-Mij …..
2381/4
242
1
/
237/4
–
1
Kon. Paketvaart-Mij…….
251
259’/4
254
+
3
–
Maatschappij Zeevaart ….
320 320 330
+
10
Nederl. Scheepvaart-Unie ..
258
264
264114
+
6’/4
Nievelt Goudriaan ……..
495
498
497 +
2
–
Rotterdamsche Lloyd …….
292
201’/g
2891/
2
–
2’/
Stoomv.-Mij. ,,Hillegersberg”
370
370
368
–
2
,,Nederland” ..
293
297
292
VI
–
,,Noordzee”
..
198
200
1
/
196
–
2
–
,,Oostzee”
.. ..
372
374
373V, +
1V2
De
tabaks-afdeeling
heeft op sommige dagen een Vrij
groote levendigheid bij oploopende koersen te aanschouwen
gegeven. Weliswaar zijii (le omzetten in de laatste dagen
iets afgenomen, gepaard gaande met een lichte reactie, doch
de ondertoon blijft voor deze fondsen nog immer vast.
Hetzelfde is het geval voor,
rl(bberwaarcien.
Vooral de
minder courante soorten traden hier naar voren met een
flinke koersverbetering, terwijl het hoofdfonds min of meer
hierbij achter is gebleven. Toch was ook hier de stijging
vrij markant.
In binnenlandsche
inciustrieele aandeelen
was de handel
uiterst beperkt; ondanks de berichten omtrent de kolen-
schaarschte viel van aanbod op groote schaal niets te bemerken.
In aandeelen R. S. Stokvis &
Za.
Ltd. kwam zelfs een groot
koersverbetering tot stand, die later is gevolgd door een
inzinking. Ten slotte kon het fonds zich echter goed handhaven.
De
Cultwur,aarkt
was in overeenstemming met de overige
afdeelingen vast van ton; hierbij sloten zich de aandeelen
der Indische Banken aan, die thans meer in het centrum
der belangstelling stonden.
-. –
2
Jan. 3 Jan. 6 Jan.
R»z,ngof
Amsterdamsche Bank
–
180
180
182V2 +
2
1
13
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand 177
1
!,
176’/s 177
– 1/2
Rotterd. Baukvereeniging
138
139’/2 1392/4 +
1114
Amst. Superfosfaatfabriek
15V/2 160
164
±
61/I)
Van Berkel’s Patent ……
134’/2
137
138
+ 3
1
!,
Inaulinde Oliefabriek …… 230
1
/4
233
2268/4 – 31/3
Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand. 103
1
/2 103
103
–
’13
Ned. Scheepsbouw-Mij…..165′!, 1658/
4
170
1/
+ S
Philips’ Gloeilampenfabriek 400
4048/
4
3991/ –
R. S. Stokvis & Zonen …. 550
547
535V, – 14
1
!3
Vereen.igde Blikfabrieken.. 126
1
/,
1268/4
130
+ 3′!
Compania Mercantil Argent. 232
1
/4 239
1
/ 23311, + 1’/g
Cultuur-Mij. d. Vorstenland. 143
1
!2 145
143/16 + /i,
Haodelsver. Amsterdam….
380*
383’/ 378’/4 –
18/
4
Roll. Transatl. Handelsver. 124
124
124
Linde Teves & Stokvis ……215 . 2221/, 225
1
/4
+ 10
1
/g
VanNierop&Co’sflandel-Mij 171
175
178
1
!,
+ 7’/
Tels & Co’s Handel-Mij . . . . 157’h 158
157
–
1
/
2
Gecons. Roll. Petroleum-Mij 238
243/4 241’14 + 3/4
1
Kon. Petroleum-Mij. …… 503Vg 518
509h12* + 6’/g’
Orion Petroleum-Mij ……. 95’/,
95
1
!2
–
Steaua Romana Petr.-Mij. . 164 – 16521
4
169 Ve + 51/8
Amsterdam-Rubber-Mij ….. 193′!, 195
191)14 – 2’/4 Nederl.-Rubber-Mij.. …… 111
111
1
!2
111% +
l/,
Oost-Java-Rubber-Mij.
.. .’.
236
1
238
2263/4 –
Deli.Maatschappij ……… 520
521
526
– 6 Medan-Tabak-Maatsehappij.. 222
225
1
!8 225’/g + 38/4
Senembah-Maatschappij…. 468
474
1
!2
471′!, ±
3’I
* ex dividend.
De
A.merikaansche markt
was zonder groote variaties en
zonder omvangrijke omzetten. Het koerspeil
varieerde slechts
matig.
.
S
–
2 Jan.
3 Jan.
6 Jan.
American Car
&
Found-ry
83
1
84
1/4
85
+
1’/g
Anaconda Copper
……..
132
134
136
-f4
Un. States Steel Corp …..
90v/s
91/32
92
7
!,,
+
l’/ie
Atchison Topeka ………
93
935/
921/je
–
15/
Southern Pacif ie ………
93/
93k/s
947/8
±
1’/d
2 Jan.
3 Jan.
6 Jan..
Rijzing of
Union
Pacific………….
135
.
135
15
/i,
134
5
/s
–
Int. Merc.Marineafgest…..
29’/,2
29
1
!8
30
+
‘/,,
,,
prefs.
J 16’h
117
118
1
!,
-F
l’/s
De
geidmarkt
bleef
ruim,
ondanks de
jaarwisseling;
prol. 3
O/.
–
GOEDERENHANDEL
GRANEN.
7 Januari 1919—
• Het Landbouwbureau te Washington berekent dat er van
den tarweoogst dit jaar 337 millioen bushels voor export
beschikbaar zijn. Tot 1 December was hiervan uitgevoerd 115
millioen bushels zoodat er dan nog 222 millioen bushels
zouden overblijven voor. de 7, maanden van het oogstjaar. Dit
zou ongeveer 800,000 tons per maand zijn, wat ongeveer
70 °!o bedraagt van de importbehoeften van Europa vOör
den oorlog. Gedurende dezen zomer ging men er steeds van
uit dat Amerika niet zijn geheel exportsurplus zou ver-
schepen, maar een belangrijken voorraad zou overhouden
als reserve voor het voortzetten van den oorlog. Dit is nu
niet meer noodig, maar waarschijnlijk zal er toch nog een
belangrijk overschot in de Vereenigde Staten achterblijven,
aangezien men wel niet in staat zal zijn de hierboven ge-
noemde hoeveelheden uit te voeren; althans de verschepingen
sedert 1 December, ofschoon zeer belangrijk, zijn nog lang
niet in verhouding tot het belangrijke uitvoersaldo.
De afwezigheid van slechte berichten betreffende den nieuwen oogst kan in dezen tijd van het jaar beschouwd
worden als een gunstig bericht, aangezien het belangrijkste
nu is, dat weinig van de wintertarwe door vorst wordt
vernietigd. Natuurlijk kan er nog veel gebeuren tusschen
nu en den oogst.
Argentinië. Ontegenzeggelijk heeft in Argentinië de
regen gedurende den oogsttijd schade gedaan en de schat-
tingen van tarwe zoowel als van haver en lijnzaad moeten
gereduceerd worden. Betrouwbare cijfers worden evenwel
nog niet gegeven. Voor lijozaad wordt vrij algemeen aan-
genomen een exportsurplus van 800,000 tons, dat daarmee
nog zou blijven cirëa het dubbele van verleden jaar. De
markten in Argentinië voor alle graansoorten blijven kalm
gestemd.
Het ziet er naar uit of Australië eindelijk van een deel
van zijn tarwe ontlast zal worden; er zijn althans 29
schepen naar Australië onderweg
of,
daar tarwe te laden,
terwijl er waarschijnlijk meer zullen volgen. Verder heeft
Noorwegen 50,000 tons Australische tarwe gekocht tot een
voor Australië zeer bevredigenden prijs en ten slotte vinden wij ook een verscheping naar Zweden vermeld.
De maïsprijs blijft in Amerika gestadig omhoog gaan,
niettegenstaande de aanvoeren nu aanmerkelijk zijn toege-
nomen. Ongetwijfeld blijft de vraag voor mais groot, dank zij den minimumprijs voor varkens. In Argentinië heeft de
prijs zich evenwel niet gericht naar Amerika en heeft zich
nauwelijks gehandhaafd op circa het laagste niveau van dit
oogstjaar.
Hoover wijst er op dat er circa 120 millioen menschen
gevoed moeten worden en dat het vraagstuk ook daarom
zoo moeilijk is, omdat in vele landen geen verantwoordelijke
Regeering bestaat en ook vele landen niet in staat zijn voor
de levensmiddelen te betalen. Amerika zou dus credieten
moeten geven op langen termijn. Definitieve regelingen be-
treffende de voorziening der Centralen laten nog steezls op
zich wachten.
Nederland. Uit den jaarstaat, die wij aan onze statistiek
toevoegen, blijkt voldoende duidelijk hoe klein de aanvoer
van Nederland van graan en meel in 1918 geweest is. De
ca. 65.000 tons staan tegenover een cijfer van ca. 1 millioen
tons vOOr den o9rlog. De grootste invoer in ons land was
voor rekening van België. Van graan werd er bijna 12 maal
meer voor België dan voor Nederland aangevoerd en van
nteel circa 4 maal. In de afgeloopen week zijn eenige
schepen met tarwe aangekomen, doch tengevolge van den
koleunood zijn voorloopig toch slechts kleine invoeren van.
granen te verwachten.
Totaal aanvoeren (tons 1000 K.G.) van 1 Jan.-31 Dec. 1918.
Voor verbruik in
België.
Artikelen
Rotterdam Amsterdam Totaal 1918 Totaal 1917
Tarwe …………420.621
–
420.621
491.676
Mais …………99.000
–
99.000
32.754
Rogge …………- 5.174
–
5.174
14.042
Tarwemeel ……… 83.531
8.807
92.338
6.962
Gerst …………29.834
–
29.834
667
Andere meelsoorten 47.096
9.510
. 56.606
–
8Januari1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
45
Noteeringen.
Chicago
Bueno, Ayrçn
Dato
Tam,.
M.
Haver
Tare
I
MaT. LII nzaad
Jan.
Jan.
Jan.
I
Fel,,.
Febr.
Maart
4Jan.’19 226
145
3
I4
70
61
11,60
5,30
18,60
!
28 Dec.’18 226
1
43’I
8
69
1
11,60
9
) 5,-
8
) 18,85
4
)
4Jan.’18 220
127’/
797/
s
13,25
6,80
3
) 16,85′)
4Jan.’17 184′!,’) 97
1
/s
1
) 57/, ‘) 13,30
8
) 9,40
3
) 24,258)
4Jan.’16 125
1
4 ‘) 7518 ‘) 477/
6
1)
9,_1) 4,90
1
) 11,60
4
)
20 Juli ’14 82 ‘) 56
1
/s ‘) 36’12 ‘) 9,40
2
) 5,38 ‘) 13,70
2
)
1)
per Dec.
I)
per Sept.
8)
r
T…
..
ft
.
Artikelen.
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
s
Oor en.
6Jan.
1919
30Dec.
1918
6Jan.
1918
Tarwe (inlandeche) ……
25,-
1)
25,-‘)
–
Rogge
(70
Kg. natuur gew.)
.28,50
1
)
28,501)
–
–
–
400,-‘)
Gerst (60 Kg. natuur gew.)
20,-‘)
20,-
‘)
–
23,-‘)
23,-
‘)
–
Mais
(La Plata)
……….
Lijnkoeken
(Noord-Ame-
Haver
(in(andsche)
…….
rika van La Plata-zaad)
85,- 1)
85,-
1
)
28,-
1)
Lijnzaad (inland8ch)
40,-‘)
40,- 1)
–
Totaal
1919
1
1918
JVI U044. -, P
lim
e.1) Regeeringsprjs.
AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor verbruik in Nederland.
Rotterdam
Amsterdam
1-4 Jan.
SedertOvereenk.
1-4 Jan.
Sedert
Oocreenk.
1919
1 Jan. 1919
tijdvak 1918
1919
1 lan. 1919
uijdoak 1918
Tarwe ……………..
.-
–
–
–
–
–
–
–
Rogge……………..
–
–
–
–
–
–
–
–
Boekweit ………….-
–
–
–
–
–
–
–
Mais ……………..-
–
–
–
–
–
–
–
Gerst ……………..-
–
–
–
–
–
–
–
Haver……………..
–
–
–
–
–
–
–
–
Lijnzaad ……………-
–
–
–
–
–
–
–
Lijnkoek ……………
.-
–
–
–
–
–
–
–
Tarwemeel ………….-
–
–
5.800
5.800
–
5.800
–
Andere meelsoorten
–
–
–
–
–
–
–
–
AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor Belgi8.
4.414
1
4.414
1
4.595
I
–
–
1
–
4.414
4.595
Mato
…………….
-1
–
–
I__
1
–
t
–
II
:
=
Ro
gg
e
1-1
–
-1-1
Tarwe ……………..
Tarwemeel …………
1
–
–
–
1
–
Gerst
…………….
1
–
1
–
–
1
–
–
Andere meelsoorten
..
.
.1
–
1
–
–
1
Totaal aanvoeren (tons 1000 K.G.) van 1 Jan.-31 Dec. 1918.
verhoogd
tot t 14,- voor Superieur,
f
13,- voor No. 16
Voor verbruik in
Nederland.
en
h.,
en
f
12
8
/
voor Muscovados,
afdoeningen daartoe
Artikelen
Rotterdam Amsterdam Totaal
1918
Totaal
917
werden
nog
niet
gerapporteerd.
Ten opzichte van eene
Tarwe
40.524
2.920
43.444
291.603
eventueele
inkrimping van
den aanplant voor 1920 werd
…………
Rogge …………-
–
–
8.465
door
de
Regeering nog geen definitief besluit genomen en
Boekweit
–
–
–
……….
2.314
is
het te hopen, dat men van eenigen dwaugmaatregel zal
Mais
–
4.590
4.590
194771
afzien
–
zie overigens
het afzonderlijke artikel over dit
…………
–
–
–
Gerst
42.486
onderwerp in deze aflevering.
…………
De overige wereidmarkten geven geen aanleiding tot be-
Haver …………-
–
–
39.668
schouwingen.
Lijnzaad ……….-
–
–
15.882
De oogst op Cuba wordt, nu door Himely getaxeerd op
Lijokoek ……….-
–
–
62.063
4.011.000 tons tegen
een productie van 3.466.000 tons in
Tarwenleel ……..1.946
6.068
8.014
23.039
1917118.
Andere meelsoorten
25.101
4.286
29.387
–
C u b a statistiek:
SUIKER.
NOTEERINGEN
Londen
Amsterdam
New York
Januari
1 Cube,
I
laven
lated Ce.ntrtfugaln.
Data
per
1
Talen
Whiie
..
96%
No.l
fob.
3Jan.1919….’
f
–
64/9
–
–
7,28
27 Dec. 1918..
,,
–
64/9
–
–
7,28
3 Jan. 1918….
,,
–
53/9
–
–
–
3Jan. 1917….
,,
21’/n
47/11/, 22/8 27!10
5,27
21 Juli 1914 …….11
18
/,, 18/-
–
3,26
Over de bietoogsten kwamen geen nieuwe berichten
binnen.
De voorraden in de dÈie voornaamste B rit sc lie havens
bedroegen op 28 December:
1918
1917
1916
Londen …………..153.226
57.820
37.497 tons
Liverpool …………61.671
56.581
2.608
Clyde ……………..
40.392
10.444
3.143
Totaal
255.289
124.845
43.248 tons
Op Java vonden belangrijke afdoeningen plaats. De
Vereenigde. Suiker Producenten verkochten hun restant witte
suiker uit den oogst 1918 tot
f
13
1
!2 en 1
1
!
4
nsillïoen picols
No. 16 en h. tot
f
12,-, welke inkoopen waarschijnlijk ge-
daan werden voor rekening van de Royal Commission in
Londen. Verdere partijen No. 16 en h. werden aan Chineezen
verkocht tot
f
12
1
!, zoodat thans de oogst van 1918 bijna
geheel uitverkocht is. De limites voor
•
oogst 1919 werden
1918
1917
1916
Oogst …………….
3.446.083
3.023.720 3.007.913 tons
Exportd.week23-3ONov.
34.053
2.507
11.728
Totaalexp.lJan.•BlOct.
2.971.089
2.884.284 2.777.565
Exp.U.K.lJan.-3ONov.
880.257
803.108
524.318
Frankr.
,,
,,
40.150
92.579
144.435
Voorraad
op
2 Dec.
..
182.197
9.851
35.628
RUBBER.
Deze eerste week van het nieuwe jaar was de markt
voortdurend vast gestemd. De noteeringen, die aan het eind
van het vorig jaar wat teruggeloopen varen, herstelden
zich eenigszins en sluiten als volgt:
Prima Crêpe loco ……….2/2’/ vorige noteeriug 2/31/
4
Jan./Juni ……2/3t/
,,
,,
213
Juli/Dec . …… 2/3
212
3
/g
Hard cure line Para ……..2/8
218
KATOEN.
Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 19 December 1918.
Door de gunstige exportcijfers van Amerikaansche katoen
zijn prijzen geleidelijk weer vaster geworden en de noteering
voor Dec/Jan. in Liverpool is’ nu ongeveer een penny per pond hooger dan ee week geleden. Houders in het Zuiden
zijn zeer vasthoudend gestemd ook al door de sterke sta-tistische positie. De hoeveelheid, die tot nu toe in zicht is
gebracht, is ruim een millioen balen minder dan verleden
jaar, terwijl aan de spinnerijen tot nu toe 800.000 balen min
der zijn afgeleverd. Zaken in Egyptische katoen waren van
46.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
8 Januari 19191
weinig beteekenis in verband niet do kleine beschikbars
voorraden, terwijl prijzen onveranderd zijn.
Nu het geschil in de katoeniadustrie in Lancashire tot
een oplossing is gekomen, vrijwel op dezelfde voorwaarden
als de vertegenwoordigers verleden week aan den Premier
hebben voorgesteld, zullen de fabrieken wel zoo spoedig
mogelijk weer beginnen te werken. Over het algemeen heb-
ben de
I
fabrikanten niet veel
•
haast, daar de vraag naar
garens, die in den regel tegen het einde van het jaar niet
groot is, thans uiterst miniem blijft, terwijl de kooplust
ook zeer klein is, omdat men algemeen lagere prijzen ver•
wacht. Spinners voelen er dus niet veel voor om op deze
prijzen voorraden te maken en de vooruitzichten voor hen
zijil niet gunstig, ook al in verband met de sterk verhoogde
productiekosten. Er is in garens deze week dan ook bijna
niets omgegaan, behalve enkele kleine partijtjes voor hin-
nenlandsch gebruik. De vraag vbor export ontbreekt vrijwel
geheel.
De doekmarkt is eveneens zeer lusteloos en er zijn geen
teekenen, die nog dit jaar op eenige verbetering wijzen:
De arbeiders in de weverjen hebben een groote loonsver-
hooging gekregen, die nu voor de eerste zes maanden is
vastgesteld. De nieeste veverjen zullen de volgende week
sluiten hoofdzakelijk wegens gebrek aan inslaggareos en
fabrikanten hopen, dat de vraag in het nieuwe jaar beter
zal worden. Enkele Oostersche exportfirma’s toonen wat
meer helsngstelling in de huidige noteeringen, terwijl ook
voor de kleinere markten wel wat gedaan schijnt te worden,
doch het zal nog wel eenigen tijd duren voor de algemeene
kooplust weer verlevendigt.
12 Dec.
19 Dec.
T. T. op Indië ……….i/O ‘
‘1/6
T. T. op Hongkong……
3/4
1
/
4
3/4
T. T. op Shanghai ……9/1
1
/,
5/11/
3
Noteeringen voor LocoKatoen.
Middling Uplands).
6Jan.19
30Dec.18I23Dec.’1$I_7Jon.’18
6Jan.17
New York voor
Middling
..
31,30e
32,30e
32,10e
32,55e
18,35e
New Orleans
voor Middling
30,75e
31,— c
30,50 c
30,88 c 17,38 c
Liverp. v. Good
Midd. Texas..
21,07 d
22,20 d
22,20 d
23,69
dl)
10,96 dl)
i) Good Middling Amer.
1)
5 Jan. ’17 Middling Amer.
Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen.)
.1
Aug.18
Overecnkomsiige perioden
lot
3Jan.19′.
1917-18
J
1916-17
Ontvangsten Gulf-Havens.. ,,
Atlaut. Havens
2953
}
3562
4986
UitvoernaarGr.Brittannii’
1288 ,
1595
‘t Vasteland.
2602
704
1280
Japan etc…
89
307
Voorraden in
dujzendtallen
I
3Jan.
.19
4
Jan.
18
1
5
Jan.
17
Amerik. havens ………..
1403
1325 1515
Binnenland …………..
1392
1191
1318
7
..
147 143
New York
……………..
7
..
365
490
.’
New Orleans ………….
Liverpool
454 868
‘
WOL IN 1918.
(Jaarverslag van Gebroeders Van dr Vies, Wolmakelaars
te Amsterdam.)
De vrijwel totale stilstand der scheepvaart maakte
het zoowel importeurs als fabrikanten onmogelijk wol van
Afrika, Zuid.Amcrika en Engeland naar hier te vervoeren.
In den aanvang van 1918 werden nog eenige kosL-vracht
zaken, afgesloten, doch toen het bleek, dat de verscheping
dezer goederen onmogelijk was, werden geen verdere orders
meer gegeven.
Men heeft dus uitsluitend moeten teren op de voör-
raden wol, welke in ons land nog voor vreemde rekening
lagen opgeslagen en die successievelijk vrijwel alle aan de
industrie verkocht werden. Er bestond goede vraag voor
deze partijtjes, zoodat de prijzen sterk naar boven liepen
en er zelfs tot
f
15 d
f 17
per kilogram gewasschen, zonder
waschkosten betaald is geworden voor Merino Prima.
soorten. Bovendien werd een buitengewoon ruim gebruik
gemaakt van kunstwol en afvallen, waardoor het aldus
vrijwel gelukt is de industrie gedurende het eerste half-
jaar 1918 behoorlijk gaande te houden.
Gedufende het tweede semester ging dit veel moeilijker
en met verlangen wordt thans door fabrikanten uitgezien
naar nieuwe aanvoeren van grondstoffen, aangezien men
anders stellig het bedrijf zal moeten inkrimpen, zoo niet
geheel of gedeeltelijk stopzetten.
De daaraan verbonden moeilijkheden zijn echter nog lang
niet geheel overwonnen, al is hetvooruitzicht, dat 1000 ton
wol van Zuid-Amerika zal worden verzonden, een ver-
blijdend’ teeken.
Amsterdam, 31 December 1918.
HUIDEN.
(Uit het Jaarbericht der makelaars Grisar & Co.)
In ons verslag van het vorige jaar bespraken wij den
treurigen toestand waarin de import. en exporthandel in onze branche in het algemeen verkeerde, en wij moeten
thans beginnen met te vermelden, dat de toestand over het
geheele jaar 1918 ongewijzigd slecht gebleven is. Terwijl
wij thans schrijven komen er reeds lichtpunten. Met
den vrede zullen de zaken binnen afzienbaren tijd herleven,
mits geen ingrijpende bepalingen op den invoer de zaken
beperken en zij gedreen kunnen worden als vÔÔr den
oorlog. Nederland is altijd wel gevaren bij den onbeperkten
vrijhandel van ruwe producten en grondstoffen, waarbij
huiden een voorname plaats innemen.
Buitenlandsche huiden. Van import of export
van overzee was geen sprake. Een kleine uitzondering
maakte Engeland, dat in ruil voor 10.000 inlandsche hui-den ons 7843 droge, 4244 drooggezouten, 2200 gezouten huiden, 250 ton looistof en 1200 ton zout leverde, niette-
genstaande er van die 10.000 huiden slechts 5500 per
,,Dean Swift” in Engeland arriveerden en de resteerende
4500 huiden, die per s.s . ,,Peregrine” verladen waren, Enge-
land nooit bereikten (het genoemde stoomschip is veron-
gelukt). Verder kwamen per s.s. ,,Kennemerland” 10.000
gezouten huiden aan, die wij in ons vorig jaarverslag ver-
meldden, als zijnde einde October van Bueuos-Aires ver
–
trokken. Deze huiden zijn eindelijk in Juli aangekomen.
Tot heden heeft men zich voor die huiden niet geïnteres-
seerd; de vraagprijs werd niet ingewilligd, hoofdzakelijk
doordien geen looistoffen disponibel waren om die huiden
te verwerken.
In Amerika liggen nog steeds de huiden, waarvan wij
in ons vorig jaarverslag spraken, die in ruil van inlandsche
huiden gekocht en betaald, doch nog niet uitgevoerd wer-
den, aangezien scheepsruimte voor deze huiden niet te
krijgen was. Overigens valt als zeer belangrijk aan te mer-
ken, dat Amerika slechts 6 maanden de maximumprijzeu
gehandhaafd heeft en die per einde December buiten ver-
king stelt, waardoor nu reeds een Vrij beduidende handel zich heeft ontwikkeld met vraag naar alle soorten huiden
en vellen, ook inlandsche. Van Zuid-Amerika kon dit jaar
van zaken niets komen, omdat men in principe niet ge-
neigd was naar neutrale landen te verkoopen. De markt,
die geregeld lager’ werd, doordien export onmogelijk was,
heeft zich ook daar sinds November verbeterd en de prij-zen zijn thans enorm vast en stijgend.
Van de in het geheel aangevoerde 24.287 exotische hui.
den sluiten wij dit jaar met een voorraad van 10.000
Union Bosarios ex ,,Kenuemerland” behalve nog ca. 400 A
500 droge Centraal-Amerika-huiden en Columbias te Am-
sterdam aanwezig.
Inlandsche huiden. Begin 1918 waren de prij.
zen der huiden ca. 8
ft
10 cent beneden de maximumprijzen
en heeft menig looier beneden maximumprijs kunnen koo-
pen. Na het in werking treden van het slachtverboti op
25 Maart werd de toestand anders. Kon in 1917 de pro.
ductie huiden niet in haar geheel worden opgenomen, na
25 Maartwerd door de looierj vlot gekocht. Dâarbij komt,
dat door een regeling van het Rijkskantoor voor Huiden
en Leder, ‘betreffende de verdeeling der huiden, die van
rijkswege geproduceerd werden, deze in het bezit kwamen
van enkele ontvangers, door het R. H. L. goedgekeurd,
waarbij dit bureau medewerkte tot het vaststellen van den
prijs van inkoop. De slachtingen bleven ver beneden do
raming. Enkele gtoote looiers wisten groote partijen hui-
den te bemachtigen, waardoor het thans vöor de kleine
looiers moeilijk wordt huiden te bekomen tegen maximum-
prijzen. Er wordt dan ook gekocht, zij het onder een anderen
vorm, ver boven maximumprijs. Aangezien zoowel Clubs
8 Januari. 1919
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
47
als handelaren meer verkocht hebben dan zij ontvingen, zijn vÖÖr Maart geen huiden disponibel. Er bestaat dus geen voorraad huiden tegen maximumprijzen. Wel is er
nog een voorraad van 200.000 huider van vÖÖr Mei 1917,
welke echter niet uitsluitend uit oude huiden bestaat, om-
dat omwisseling tegen versche huiden
•
door het R. H. L.
facultatief gesteld is.
K al fs vel 1 en. Ook voor kalisvellen zijn in. Juni
maximumprijzen vastgesteld. ‘an dit artikel zijn, wat
nuchtere vellen betreft, ongeveer 500.000 stuks in ons
land aanwezig. De droge zoowel oude als nieuwe zijn in
zeer goeden toestand. De gezouten kalfsvellen bestaan
echter voor het grootste gedeelte uit oude vellen, die ver-
moedelijk in slechter conditie zijn. De kalfsvellen, die ten
vorigen jare in de ,,Poeldijk” en ,,Maasdijk” geladen waren,
werden in de maand Maart gelost. Aanvankelijk werd toe-
stemming tot uitvoer ingetrokken, doch later zijn vele
dezer vellen via Engeland naar Amerika verscheept.
VTat vette kalfsvellen en pinken betreft, bestaan er zoo-
wel oude als nieuwe voorraden, die veilig op 100.000 stuks begroot kunnen worden. 0 o s t.I
D.
di s c h e ii u i de n. Er werden dit jaar geen
huiden van onze bezittingen ingevoerd. Belangrijke zaken
kwamen tot stand tusschen Amerika en Java, zoodat in
Indië een beduidencle stijging plaats vond. In Augustus
werden buffelhuiden aangeboden tot
f
80 per pikol, af Java,
terwijl thans de prijs voor enkele bizondere merken
f
107,50 is.
L o o i st o f f e n. – Tot op heden bestaat nog dezelfde
misère in het tekort aan alle looistoff en, niettegenstaande er door de nieuwe extractenfabrieken reeds op bescheiden
schaal extract gefabriceerd wordt. Deze fabrieken genieten
ook regeeringssteun.
Er werd door Engeland ruim 250 ton Maletta schors af-
geleverd, welke bij den ruil der reeds gemelde 10.000 bui-
den toegestaan waren. Verder kwam de regeering nog in
het bezit ‘van 70 ton bichromate, terwijl de quantiteit bin-
neulandsche schors niet aan de verwachting beantwoordde.
Aan het einde van het jaar werden nog enkele partijen
looistoffen vrijgegeven uit de stelling Amsterdam en enkele
partijen, die ter beschikking lagen van het Prijzenhof. Een en ander kwam onmiddellijk ter distribueering.
Rotterdam, 31 December 1918.
PETROLEUM.
(Ontleend aan dun ,,Petroleum Review”
van 21 December 1918).
Lond en, 20 December. Geraffineerde petroleum. De loo-
pende prijzen zijn als volgt:
Water Wliite .. .. 1 s.
511t
d. Standard White.. 1 s. 4
1
/2
d.
Beide destillaten zijn 1 d. per gallon duurder in Sebotland
en Ierland.
Smeerolie. De loopende prijzen zijn:
American pale .. £34 5 s.-A 44 5 s.
American red …. £37 10 s.-.0 45
Amer. filt. cyl. .. £45
-C 62
American dark cyl. £37 10
s.-X
43 10 s.
Benzine. Consenthouders kunnen qualiteit No. 2 krijgen tegen 13 s. 6 d. per gellon en qualiteit No. 3 tegen 3 s. 5 d.
Voor Schotland en Ierland zijn deze prijzen 1 d. per gallon
hooger. Na 1 Januari op een nader te bepalen tijdstip
zullen deze prijzen met 3
1
/, d. per gallon verminderd
worden.
Paraffine. Er is nog geen verandering in den toestaud
gekomen en de noteeringen wisselen in verband met het
smeltpiint af van 10
2
12
d. tot 1 s. per lb.
Stookolie gaat tegen £ 10 per ton ,,ex wharf” Londen.
De loopende prijs van gasolie is 82 d. per gallon ,,ex
wharf” Londen. Daar het Amerikaansche destillaat niet
langer verkrijgbaar is, zijn de consenthouders van terpentijn
verplicht hunne behoeften te dekken met de Fransehe soort
tegen den prijs van 105 s. per cwt. in Londen, 105 s. 6 d.
in Glasgow en Liverpool en 106 s. in Bristol en Manchester.
Live r pool, 19 December. Lampolie staat tegen 1 s. 11
2
/1
d.
per gallon Amerikaansche soort genoteerd. Benzine gaat
tegen 3
e.
8 d. per gallon voor den kleinhandel. Samuel Banner & Co. rapporteeren: -XXX White Spirit gaat nu
tegen 3 s. per gallon in partijen van 1 ton. Voor Schotland 1 (1. extra. Voor Ierland 2 d. extra.
B a koe, 30 December. Er is voortdurend vaste vraag naar ruwe olie tegen de door de Regeering vastgestelde
prijzen, welke voor ruwe Bakoe- en Grosny-olie zijn gezet
op 96 kopeken.
New York, 19 December.
Geraffineerd, in kisten …. 18,75 e. per gallon.
Standard White,in vaten.. 15,50
Pennsylvanian Crude …. $4,- per vat.
Philadelphia, 19 December.
Standard ‘White ……..15,50 c. .per gallon.
METALEN.
Loco-Noteeringen te Londen:
Data
1 Koper 1
Tin
1
Lood
Zink
1
Standard
1
6Jan. 1919..
nom.
82.-!-
241.-!-
40.-1-
56.-/-
30 Dec.
1918.
nom.
112.-!-
250.-1-
30.10/-
54.-../-
5-Jan. 1918..
nom.
110.-!-
269.-1-
30.101-
52.-1-
5Jan. 1917..
now.
133.-/-
–
181.-/-
30.101- 50 101-
20Juli
1914..
5114
61.-!-
145.15/-
19.-!-
21.10
1
–
VERKEERS WEZEN.
INKLARINGEN.
TE IJMUIDEN.
December 1918
December 1017
Landen van
Aantal
N.R.T.
Aantal
N.R.T.
herkomst
schepen
schepen
Binnenl. havens.
10
4.655
8
3.962
Groot-Brittannië
8
4.082
10
4397
Noorwegen
….
10
4.406
3
2.214
.
27
17.746
12
7.428
Zweden ……….
Denemarken….
8
1.315
4
1.573
Vereen. Staten..
2
6.726
–
–
Totaal ….
63
38.930
35
19.574
Periode
1 Jan.-81 Dec.
283
180.934 549
431.517
1
)
Nationaliteit
–
Nederlandsche
80
37.750
34
19.244
Britche
2
1.060
–
–
Noorscbe
–
–
1
330
Deeusche
1
120
–
–
Totaal .. ..
1
63
1
38.930
11
35
1
19.574
1)
1913, 2501 schepen met 2.838.276 N. R. T.
(Halverhout & Zwart’s Scheepsagentuur.)
NIEUWE WATERWEG.
December 1918
December 1917
Landen van
herkomst
Aantal
N.R.T.
Mtntal
N.R.T.
schepen
schepen
Binneni. havens
12
3.758
16
4.236
Groot-Britttnnië
97
108.216
38
23.183
Noorwegen
14
2.546
5
1.383
Zweden
27
10.097
13
3.835
Denemarken….
1
334
–
–
België
6
17.802
–
–
Frankrijk
85
101.881
1
160
Spanje
1
764
–
–
Vereen. Staten
36
73.382
23
57.087
Chili ………..3
7.668
–
–
Totaal ….
282
326.448
96
89.884
Periode
1 Jan.-31 Dec.
1278
1.270.959
L570
1.337.897
1
Nationaliteit.
Nederlandsche
117
79.878
54
34.21
Britsche
76
118.088
20
9.408
Noorsche
6
8.501
8
17.767
Belgische
3
9.524
10
20.501
Fransche …….
47
39.385
–
–
Zweedsehe
11
15.356
2
3.131
Deensche
15
18.861
–
–
Vereen. Staten
1
5000
. 2
4.858
Braziliaansche
6
31.857
–
–
Totaal ….
282
1
326.448
11
96
1
89.884
1)
‘1913, 11.443 schepen met 13.91-5543 N. R. T.
(Dirkzwager’s Scheepsagentuur.)
48
. ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1
8 Januari 1919
DE TWENTSCHE BANK
Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Gravenhage – Utrecht
Maandstaat op 31 December 1918
DEBET.
Aandeelhouders nog te storten
……………………….
f
1.784.700,- Deelneming in de firma’s:
–
B. W. BLIJDENSTEIN
&
Co., te Londen;
B. W. BLIJDENSTEIN Jr., te Enschede;’.
LEDEBOER
&
Co., te Almelo, f7.892.187,50, waarvan in
geld
gestort
…..
………………………………..
6.842.187,50
Deelneming in bevriende Bankinstellingen f5.020. 579,98,waarvan
in
geld
gestort
…………………….. . ……. ……
;,
3.550.079,98
f
11.676.967,48
Fondsen van Aandeelhouders
–
–
te Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage
6
Utrecht
. . .
,,
31.291.900,—
Fondsen
door ons gedeponeerd voor rekening van bevriende
instellingen
…………………………………….
..,,
5.020.500,-
Kassa, Wissels en
Coupons
……..
…………..
37.952.201,314
Nedèrlandsche Staatsleeningen en Ned.-Indisch
leening
….
,,
355.237,79
Nederlandsche Schatkistbiljetten en Schatkistp’omessen
…
,,
56.677.032,92
Daggeldleeningen
…………………………………..
,,
2.000.000
1
–
Saldo’s bij Bankiers:
.
beschikbaar voor eigen gebruik
……………………
f
1.826.755,2734
voor
rekening van
derden
………………………..
,,
25.910.547,32
gereserveerd voor geopende credieten
….. …. ………..
,,
2.192.780,31
11
29.930.082,9034
Prolongatiën gegeven …………………………………,, 10.179.740,-
Eigén Fondsen en Syndicaten …………………………
,,
3.276.845,45
Oredietvereeniging
………………………………..
f
30.805.795,7334
Af: loopende Promessen ……………….. . …………. ,,
2.000.000,—
28.805.795,7334
Voorschôtten tegen Onderpand of Borgtocht en Saldo’8 Rek. Ort
f
42.802.155,25
Af: loopende Prom’essen ………………………………..,,
1.485.000,-
Voorschotten op Consignatien
‘
161 152,42
Gebouwen en Safe Deposit……………………………
,,
2.680.270,4134
Totaal ……
f
261.104.881,68
CREDIT
Kapitaal ……………………………… ………….
f
21.952.000,—
:
Reservefonds …………………….
…………………..8.199.877,—’
Waarborgfon de Oredietvereeniging ……………………
3.509.697,50
Resérve Oredietvereeniging …………………………,,
2.777.058,24
f
36.48.682,74
Aandeelhouders voor gedeponeerde fondsen
_
als waarborg voor 90 pOt, storting op aandeelen B ….
f
1.784.700,—
in Leendepôt ……………………………………,, 34.527.700,-
Zieken- en Pensioenfonds …………………………..
Deposito’s ……………………………………….
-Prolongatié-Depo’sito’s ………………………………….
Saldo te ontvangen en te leveren fondsen………………
Saldo’s Rekening-Courant ……….
…………………..
f
87.788.960,38
voor geld in het 1uitenland …… ,, 25.910.547,32
Credietvereeniging . ………….. ,, 8.630.778,2334
122.330:285,8834
Daggeldieeningen …………………………………..
6.400.000,-
De Neder]andsche Bank………..
. …………..
623.857,1334
Te betalen Wissels …………………..- ……………
9.992.441,58
Diverse Rekeningen …………………………………
3.286.451,S434
Totaal ……
f
261.104.881,68
86.312.400,-
230.205,14
44
.
191618,.49
1.80.400,-
638.590,8634