Ga direct naar de content

Jrg. 4, editie 157

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 1 1919

1 JANUARI 1919

A UTEURBRECHT VOORBEHOUDEN

EconomlschpwStatistische

Berl”chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

4E JAARGANG

WOENSDAG 1 JANUARI 1919

No. 157
1

INHOUD

2Iz.
VOORUITZICHTEN
door
Prof. Mr. G.
TV. J.
Bruins ……..
1
De heerschende Steenkolennood en de naaste vooruitzichten
door
Prof.
1. P.
dc

Vooys

…………………. ….
3
De Plannen van den Minister van Financiën door
Prof. Mr.
itnt.

Van

Gijn ………………………………
5
De Vleeschvoorziening

…………………………
6
Uitgevoerde en voorgenomen verbeteringen van onze Scheep-
vaartwegen door
Ir. 1′. 1. P. de Blocq van Kuffelcr….
8
Een Stem uit de Engelsche Reederswereld door
1!. I’h.
TCclder
11
Het vraagstuk der Heffing in Eens (een misverstand) door
G
.
M.

Boissevain…………………………….
12
Heffing in Eens en Rentestand door
Mr. C.
Sleeswijk
13
De

Rijksmiddelen………………………………
13
AANTEEKENINCEN
De kapitaalmarkt van Zwitserland in
1918

……….
14
Toeneming der circulatie van Federal Reserve Notes en
inflatie………………………………….
14
Het vrouwensurplus na den oorlog ………………
15
OVERZICHT VAN T!JDSCHRIFFE’J ……………………
15
REGEERINGSMAATRECELEN
OP
HANDELSCEBIED
…………..
16
MAANDCIJFERS:
Emissies

………………………………….
16
Rijkspostspaarbarik …………………………..
16

Postchèque

en

Girodienst ……………………..
17
Overzicht

der Rijksmiddelen

…………………..
17
STATISTIEKEN
EN OVERZICHTE’J
………………..
17-24
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.
Verkeerswezen.

Bij dit nummer is het register gevoegd voor het tweedehalfj.
1918.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCFIRJFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.

WEEICBI,A
D
EC0NO3IISCT1-STATISTI8CHE BERICHTEN
Secretaris-Redacteur: G. E. liv ffnagel.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 155, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.

Telef. Nr. 3000. Telegr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in Nederland f 15,—. Buitenland en Kotoniën f 17,-
per jaar. Losse nummers 30 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertentiën f 0,85 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh d van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, 1?ott&rdanz, Amsterdam, ‘s-Gravenha.ge.

30
DECEMBER 1918.

In den toestand van de geidmarkt kwam gedurende
de afgeloopen week geen verandering. De feestdageii

c.n de nadering van de jaarwisseling deden do zaken

inkrimpen. Pro]on.gatiegeld bleef onveranderd 34

pOt. noteeren, slot 4 pOt. Do rentè voor particulier

disconto was, in tegenstelling met de vorige week,

eerder weer iets vaster, meestal moest 4 pCt. bewil-

ligd worden voor prima papier, terwijl gemeentewis-
sels in den regel %
lt %
pOt. hooger noteerden.

Op de wisselmarkt waren de omzetten eveneens

weder beperkt. De stemming was evenwel tamelijk

prijshouden.d. Do handel in bankpapici was daarente-

gen weder zeer levendig, hoofdzakelijk in marken en

francs, biljetten Société Générale, ging veel om. Deze

laatsten vooral waren zeer gevraagd en konden be-

langrijk in prijs opkomen. Het slot was ca. 37.40 tegen

35.— in het begin der week. Daarentegen zijn de om-

zetten in Sterlingbiljetten en Oostenrijksche Kronen-

biljetten zeer teruggeloopen en niet meer te vergelijken

met hetgeen daarin eenigen tijd geleden omging.

4

De koers van de biljetten Banque Nationale is nu

gelijk aan die van de biljetten Société Générale, daar

de laatste twijfel, die nog bestond omtrent de gelijk-

waardigheid, door de dezer dagen vanwege de Bel-
gische regeering geplaatste bekendmaking, verviel.

VOORUITZICHTEN.

Voor de eerste maal sedert vier jaren is thans hot
uitzicht voor do wereld hoopvol. De nieuwe jaarkring
toch, die heden aanvangt, zal aan de menschheid den
vrede brengen, een nieuw tijdperk in de wereidge-

schiedenis staat aan te vangen. Voor dit nieuwe
tijdperk zullen in dit jaar do grondslagen moeten
worden gelegd. De lijnen zullen worden getrokken,
waarlangs do ontwikkeling der ‘volkeren zich gedu-
rende .geslachten zal bewegen; van de beginselen,
welke hierbij zullen gelden, zal de toekomst der wereld
voor een groot deel afhangen.

Veel, zoo niet het belangrijkste, is op het oogcnblik
nog geheel onzeker. Zal Wilson, wiens reis naar
Europa het nieuwe beginsel van Amerika’s wereld-
politiek zinneboeldt, zijn denkbeelden tot gelding weten
te brengeul Of zal de vrede de uitdrukking zijn van

de oogenblikkelijke krachtsverhoudingen op het Euro-
peesch vastland? Zal de gedachte van den volkeren-
bond geheel of gedeeltelijk tot werkelijkheid worden
of zal zij als voorheen door de golven van autagonisme
en nationalisme worden weggespoeld?

De internationale positie van ons land hangt met
het antwoord, dat de komende maanden op deze vra-
gen zullen brengen, ten nauwstc samen. Zonder wol-
ken is de toekomst op het oogenb]ik stellig niet. Dc
waarheid, dat wie gedurende den oorlog geen vijan-
den heeft, nadien zonder vrienden staat, gevoelen wij maar al te zeer.
Ook op economisch gebied is op het oogenblik nog
zeer veel onzeker.

De rantsoeneering van ons land blijft ook na don
wapenstilstand voortgezet. Een nieuw agreement is

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Januari 1919

gesloten, dat weliswaar, nog steeds ‘niet is gepubli-

ceerd, doch waaromtrent, dank zij in de eerste plaats
de persmededeelingen van den heer Colijn, toch een

en ander hier te lande is bekend geworden.

Het feit, dat wij, wat de voedselvoorziening betreft,
met de geallieerden op voet van gelijkheid wor.den be-
handeld, moge hoopge’vend zijn, wat verder zoowel
omtrent het standpunt in het grondstoffenvraa’gstuk

als omtrent de gansche organisatie met haar reeks

van Executives is bekend geworden, stemt vooralsnog

niet tot optimisme. Ook de belangrijke vraag, of met

het sluiten van den vrede aan deze beperkingen een

‘einde zal komen, is tot dusver niet positief beant-

woord. Op het oogenblik is in het tekort aan schceps-

ruimte
ongetwijfeld
een krachtig argument gelegen,

waarop de Ententeregeeringen zich kunnen beroepen.

Zal evehwel, wanneer het oorlogsvervoer geëindigd

is en de rantsoeneering van de beschikbare sehôeps-

ruimte niet meer volstrekt noodzakelijk is, het dwang-

stelsel althans voor de in de wereld in voldoende hoe-
veelheid aanwezige grondstoffen — en dit’ is gelukkig
met de meeste en belangrijkste het geval – ophouden?
Men zal dit moeten gelooven. Niet aan te nemen is het

toch, dat een stelsel, dermate met het
vrije
verkeer in
stiijd, zonder volstrekte economische noodzaak zou

worden gehandhaafd.

Het groote en voorshands blijvende ecônomisehe
gevolg van den ooriog ligt dan ook niet op dit gebied,

maar veeleer in de.belangrijke krachtsverschuivinge.n,

welke ‘zich ten gevolge van den oorlog zullen voordoen

en ten deele ‘reeds hebben voorgedaan. In hoofdzaak
geldt dit tweeërlei: op het vasteland van Europa een vermoedelijk onder sterken economischen druk ge-

bracht, zoo niet staatkundig verdeeld, middengebied,
waartegenover een nieuw Frankrijk, dat, wederom

Rijustaat,
zijn
economische macht zoo krachtig moge
lijk zal wIllen laten gelden, en naast en boven dit alles

een zeer sterke verschuiving van het economisch e
v
en:

wicht ten nadeele van gansch Europa en ten voordeele

van de Vereenigde Staten.

Beide verschijnselen zijn ook voor ons land van
zeer groot gewicht. Gelegen aan de monding van de
voornaamste verbindingswegen met het Midden-
Europeesch gebied, kon .het niet anders, of de snelle
ontwikkeling van dit’ gebied in de laatste 40 jaren
moest in het scheepvaartverkeer in onze havens en in

het transitoverkeer door ons land in sterke mate tot
uitdrukking komen. Ongetwijfeld zal ook in de toe-
komst de Rijn zijn beteekenis als voornaamste Euro-
peesche verkeersweg behouden en zelfs zal vermoede-
lijk het waterverkeer, weiks hulpmiddelen minder

geleden hebben, voorshands een relatief groote rol
spelen. Juist is voorts ook, dat slechts een arbeidend Duitschland de ‘zware lasten zal kunnen opbrengen,
die,van het land zullen worden gevorderd. Dit alles
zal evenwel niet kunnen wegnemen, dat de druk, die

door en tengevolge van den oorlog op het economisch
vermogen van het land is en zal worden gelegd, zich
direct en indirect ook hier te lande in sterke mate zal
doen gevoelen.

Intusschen, reeds v66r den oorlog was het in toene-
mende mate onjuist te meenen, dat handel en bedrijf
hier te lande in hoofdzaak georiënteerd waren op het
achterland. Integendeel, zoowel onze eigen handel als
onze groeiende eigen industrie zochten hun expansie
en expor.tmogelijkheden hoofdzakelijk in omgekeerde
richting, overzee en in onze koloniën.

Meer nog dan voorheen zal ons land in de toekomst
dezen weg moeten gaan. Verbroken relaties zullen
moeten worden hersteld, nieuwe internationale ban-
den zullen moeten worden geknoopt en met name zal
getracht moeten worden met de groote overzeesche
landen in nauwer aanraking te komen.
Deze taak zal niet gemakkelijk zijn. Ook hier ‘geldt

het ,,geen vrienden”. En hierbij vooral zal aan den dag
treden, hoezeer in het algemeen de verhoudingen op
de wereldmarkt gewijzigd zijn en wat het met name

beteekent, dat onder de mededingers van voorheen do

Vereenigde Staten een zoo geheel andere plaats zijn

gaan innemen. De gevolgen hiervan kunnen wij trou-
wens reeds thans in onzen kolonialen handel cousta-

teeren.
Onder deze omstandigheden kan niet genoeg nadruk
gelegd worden op de noodzakelijkheid, dat thans zon-

der verder verzuim hier te lande al datgene in het
werk wordt gesteld, wat direct en indirect den Neder-
landschen koopman in zijn concurrentiestrijd en zijn

zoeken naar nieuwe ‘banen kan steunen.

Wat in de eerste p]aats een modern geoutilleerd
staatswezen iii dezen vermag, is in deze koiommen

meer dan eens besproken. Verschillende uitlatingen

van den ‘hui.digen Minister van Buitenlandsche Zaken

gepaard aan de recente aanstelling van een tweetal

handelsattaché’s, wijzen thans in de goede richting en

geven hoop, dat spoedig zal worden overgegaan tot
uitbreiding’ en reorganisatie van den consulairen

dienst, aan wien nog steeds, gelijk in vroeger jaren,

de Belgische organisatie tot voorbeeld kan worden

gesteld, en voorts het noodige zal worden gedaan om
te geraken tot een deugdelijken dienst van econo-mische voorlichting. De tot dusver uit de Tweede

Kamer gehoorde stemmen doen vermoeden, dat het
van die zijde niet aan de noodige medewerking zal
ontbreken.

Intusschen behoort bij dital1es niet ‘uit het oog te
worden verloren, dat op het stuk der economische

voorlichting de werkzaamheid van den staat steeds.
een beperkte zal moeten blijven. De staat, en ia het
bijzonder de ‘kleine staat, kan in
zijn
openbare uitin-
gen, vooral wanneer zij het buitenland betreffen, niet

dan uiterst voorzichtig zijn. De openbare voorlichting

van overheidswege zal zich mitsdien, hetzij zij ge-
schiedt bij wege van een periodiek verschijnend or-
gaan, hetzij bij afzonderlijke geschriften, steeds mbe-
ten bepalen tot het relateeren van speciale groepen

van gegevens, waarbij, gelijk tot dusver, beschoawin-
gen, oordeelvellingen en verwachtingen, voor dc toe-

komst vrijwel altijd
achterwege zullen moeten blijven.
Gevolg is, dat niet alleen den practischen koopman

dikwijls juist datgene, wat dezen het meest belang
inboezemt, onthouden ‘wordt, doch bovendien meer

algemeene’ vragen van economischen en economisch-
p’olitieken aard onaangeroerd moeten worden gelaten.

Naast de werkzaamheid van den staat
blijft
hier

dus nog een zeer belangrijke taak van publicistische
voorlichting te vervullen, waarvan het niet minder
noodzakelijk is, dat zij op ‘krachtige wijze en met vol-
doend breeden opzet wordt ter ‘hand genomen.

,Perde bij ‘dit alles is de handelshoogeschool. Ook zij
zal- bij haar opleiding van een nieuw geslacht van
kooplieden aan den internationalen kant dier oplei-
ding nauwelijks genoeg aandacht kunnen wijden.

Opgevat op de juiste breedte, zal dit alles tevens’ een
ruimer en niet minder wezenlijk belang kunnen

dienen.
Van de volkeren van West-Europa ‘is er wellicht
geen, dat dermate buiten het groote internationale
gebeuren van de laatste decennia heeft gestaan als
het Nederlandsche. De oorlog is in dit opzicht voor
velen een openbaring geweest, niet alleen van het
tekort aan eigen inzicht, maar evenzeer van het feit, dat bij al dit ongewetene ons eigen land op de meest
directe wijze betrokken was.
Dat onze internationale positie ook thans aller-
minst is wat zij behoorde te zijn, dat zij zelfs op be-
treurenswaardige wijs bij die van verschillende
andere neutrale staten achterstaat, is uit gebeurte-

nissen van den allerlaatsten tijd weder eens aan velen
duidélijk geworden. De oorzaak pleegt men in de eer-
ste plaats te zoeken
bij
het hier te lande gevolgI bui-

tenlandsch beleid. Dit beleid is in de afgeloopen jaren
stellig niet altijd even gelukkig geweest. Ook wie de
buitengewone moeilijkheden, waarvoor dit beleid zich
alleen reeds door de geographische positie van, ons

1 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

land zag en ziet gesteld, tenvolle laat gelden, zal dit

erkennen. Tooh zou het zeer onjuist zijn, in de ge-volgde politiek de uitsluitende oorzaak van een en

ander te zien. Wat ons in het buitenland minstens

evenzeer verweten wordt en wat tegelijk onze politiek
zoo kwetsbaar heeft gemaakt en maakt, is de gansche
atmospheer, waarin wij gedurende deze jaren hebben

geleefd, de geestelijke houding, door ons tegenover het

wereldconflicht als zôodanig aangenomen.

Ook al moge het beeld, dat men zich in dit opzicht
in den vreemde aengaande ons land heeft gevormd,

dikwijls in ernstige mate onjuist zijn geweest, dat
voor Jiet verwijt zekere grond bestaat, dat inderdaad,

los va.n alle eenzijdige vooringenomenheid, het inzicht
hier te lande in de draagwijdte en den geestelijken

achtergrond der gebeurtenissen dikwijls onvoldoende

is geweest, het licht en het donker, dat uiteraard oôk
hier is dooreengemengd, niet steeds op juiste wijze
is gescheiden, kan bezwaarlijk worden ontkend.

De erustige moeilijkheden, waarvoor de overmach-

tige belligerenten ons in de afgeloopen jaren telkens

en telkens met een beroep op de noodzaak vau den
oorlog hebben gesteld, mogen bij dit alles stellig tot
zekere hoogte als veiontschuldiging gelden. Met dat
al, de verklaring ligt in andere richting. In de eerste
plaats vloeit het aan den dag getreden tekort aan be-
grip voort uit een algemeen tekort aan kennis, wezen-

lijke, onbevooroordeelde kennis van het vreemde volk,

kennis vooral ook van aard en inhoud der groote in-
ternationale problemen.

Het vraagstuk, dat wij hiermede aanrakn, is te
breed cn te belangrijk, dan dat wij het hier inciden-
teel met een paar woorden zouden kunnen afdoen.
Bovendien, niet in de eerste plaats in de kringen van
handel en bedrijf wordt dit tekort aangetroffen, doch
daarbuiten.
Wie naar de oorzaak wil zoeken zal ongetwijfeld, be-
halve in de barrière, gelegen in het verschil vaik taal,

ook in de gedurende welhaast twee eeuwen en
meer consequent door ons land volgehouden poli-
tiek van internationale afzijdigheid tot zekere
hoogte een verklaring kunnen vinden. Ook echter
de organisatie van ons hooger onderwijs heeft
er toe medegewerkt. Hoe
eenzijdig
nationaal gerniën-
teerd is niet de opzet onzer juridische faculteit, ter-
wel toch deze faculteit voor een groot deel tevens de

functie te vervullen heeft van de algemeene acade-
mische vorming uit yroeger dagen. Een bezoek aan
vreemde landen gold in den tijd van Johan de Witt
ook voor den jurist als een normale afsluiting zijner
universitaire opleiding. Hoe is dit thans!

Intusschen, dit alles is hier niet aan de orde. Hoofd-
zaak is, dat het tekort bestaat en dat onder de mid-

delen tot verbetering ook een doeltreffende economi-sche voorlichting nopens het buitenland, mits opgezet
op den breeden grondslag hierboven geschetst, een
belangrijke rol kan vervullen. In de hoofdzaak kan
zij uiterard nimmer voorzien. Direct en indirect kan
haar nut echter zeer groot zijn. B.

DE HEERSCHENDE STEENKOLENNOOD EN
DE NAASTE VOORUITZICHTEN.

Nog nimmer sedert Augustus 1914 was de steen-
kolennood in ons land zoo
nijpend
als op dit oogenblik.
Terwijl aller verwachtingen moeten berusten op een

vlotte vraclitvaart, die grondstoffen zal aanvoeren om

ons economisch leven weer op te richten, kan een be-
langrijke hoeveelheid scheepsruimte onze havens niet
verlaten uit gebrek aan bunkerkolen. Nauwelijks heb.
ben de dagbladen bericht, dat de vaart uit Vlissingen
en Harlingen op Engeland weer hervat kan worden,
of zij moeten daarop laten volgen, dat er voor den post-
dienst geen kolen zijn en dat de Harlinger haven niet
op diepgang gebaggerd kan worden om dezelfde reden.
De vraag ligt voor de hand of er dan voor de scheep-
vaart, die ons land uit zijn isolatie moet losmaken
aleer er van een herlevin’g der bedrijvigheid sprake

kan zijn, niet kolen bijeengebracht kunnen worden
door ander verbruik in te krimpen. Wat het zwaarste

is, moet het zwaarste wegen. Niemand zal de scheep-

vaart een bevoorrecht kolenverbruikster noemen, in-
dien haar op dit oogeublik, nu zij ons land van alles
heeft te voorzien, een voorrag gegeven wordt. V66rdat

verschillende industrieën haar vleugels weer kunnen

uitslaan en daartoe met steenkolen voorzien moeten
worden, zullen allereerst tal van grondstoffen – en

vooraan granen voor ons brood – in onze havens moe-

ten binnenkomen. Ziet het er dan met onze kolenvoor-raden z66 slecht uit, dat wij ons zelfs geen offers voor

het heropenen onzer scheepvaart kunnen getroosten?

Inderdaad nadert de kolenpositie dezen oodstand. Er

kan slechts met dé grootste moeite een kleine hoeveel.

heid voor bunkerdoeleiuden bijeengebracht worden, en

wel door de uiterste bekrimping van andere behoeften.
Daarbij moet bedacht worden, dat de zeevaart niet

met turf, bruinkolen of magere steenkolen gediend is

en vooral in een tijd van stormachtig weer brandstof-

fen noodig heeft, waarmee de vuren behoorlijk onder.
houden kunnen worden.

Enkele
cijfers
maken het hiervoor omschrevene
direct duidelijk. De productie van Zuid-Limburg ken in do maanden December en Januari nauwelijks blij-
ven op 270.000 ton per maand, wegens den plotselin-

gen teruggang, dien het vertrek der geïnterneerde
Belgische kolenhouwers moest veroorzaken. Slechts
met do uiterste inspanning zal het mogélijk zijn voor-
gaand cijfer der zomerproductie te behouden. Een
teruggang staat echter te vreezen. Op andere bronnen

valt niet te rekenen. Ondanks dan besten wil zal van
uit Duitschland in December en Januari geen kolen-
aanvoer van eenige beteekenis kunnen plaats vin-

den. Dc berichten uit het Roergebied over stakingen
en productie-teruggang; de overal in Duitschland
heerschende kolennood, alsmede de transportmoeilijk-
lieden zijn daarvoor voldoende aanwijzingen. De ver-
kiezingen, die Duitschland in Januari gaat houden,
kunnen daarin, dat is ten bate onzer verwachtingen
van kolenaanvoer, zeker geen verbetering brengen.

Engeland en België zijn aan onze dringende verzoe-ken om kolenlevering al niet beter tegemoet gekomen.
Voor België is dat ook Vrij duidelijk. Het geheele mijn-
wezen is daar uiteraard nog niet geregeld; de binnen-

landsche kolenbehoefte is er groot, en het transport-
wezen moet nog vernieuwd worden. Engeland, dat ons midden November 60.000 ton heeft toegezegd, kon tot
heden slechts een gering deel er van leveren.

Weliswaar zijn de Vereenigde Staten bereid een
aanzienlijk quantum steenkolen te verstrekken, doch
oowel voor dezen aanvoer als voor dien uit Engeland
gelden nog de belemmeringen, die de zeevaart in ‘t

algemeen ondervindt. De regelingen van contrôle, die de geassocieerde regeeringen wenschen te handhaven

of naar een herzien stelsel in te voeren, alsmede de
overvulling van havens en de grondige omkeer van
ilitaire transporten, verhinderen een vlotte verla-
ding, tenminste in den eerstkomenden tijd. Daarbij
komt, dat December en Januari voor den Engelschen
kolenexport steeds ongunstige maanden zijn. Zelfs
wanneer een vijftal in Noord-Amerika reeds aanwe-

zige schepen en nog enkele, die van hieruit uitgezon-

den worden om kolen in plaats van graan te halen,
vlug bediend worden en een gunstige vaart hebben,
is de aanwinst voor ons land slechts een 25.000 ton
tegen ‘t eind van Januari. Tegenover dit alles staat
een veel grooter miniinumverbruik. Ten einde in de

huisbrandbehoeften te voorzien en aan de bevolking

de eenheden brandstof te verschaffen, waarop voor de
maand Januari – de vorstmaand bij uitnemendheid
– gerekend is, moeten 185.000 ton beschikbaar zijn.
De spoorwegen vergen voor het thans bestaande be-
perkte vervoer 60.000 ton; de gasfabrieken 90.000 ton,
ae electrische centralen 35.000 ton. Het is onnoodig hierbij te vermelden, höeveel er eigenlijk moest zijn voor groot- en kleinindustrie, visscherij, zeevaart en

4

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Januari 1919

binnenvaart. Er is een belangrijk tekort van minstens
120.000 ton, waarbij’ bruinkool en turf al reeds bere-

kend zijn, zoodat het duidelijk is, dat over de drie ge-
noemde cijfers de verst mogelijke inkrimping ver-
eischte is, ten einde aan de dringendste der andere
behoeften tegemoet te komen. Stellig zuilen alle
fabrieken, die niet voor urgente belangen te zorgen

hebben, geen steenkolen kunnen krijgen.

Op voorraden valt ook al heel weinig te rekenen.

Reeds in October, maar vooral in November zijn die

ernstig aangesproken. In het allergunstigste geval, en

wel hij de bedrijven, wier stilstand een ramp zou zijn,

is de rescrvevoorraad slechts voor enkele weken vol-

doende.

De toestand is belangrijk veel ongunstiger dan toen

in Maart 1918 de economische overeenkomst met

Duitschland afliep en de kolenaanvoeren uit het bui.
tenland van af dien datum stop stonden.
Juist omdat ons land zich tot in Juli door de moei-

lijkheden heeft heengeslagen, is het goed het verschil

n
van toe en nu in ‘t kort uiteen te zetten. Het zachte

voorjaar van 1918 maakte het mogelijk voor den huis-

brand weinig kolen af te geven en die voor andere
doeleinden te bestemmen. Het noodzakelijke gevolg
daarvan moest zijn, dat in de laatste maanden van ‘t

jaar de huisbrandaanspraken zeer groot zouden wor-den, maar deze noodmaatregel redde toen de positie.

Echter, ten nadeele van den stand van zaken op dit

oogeublik. Van af October 1917 tot Maart 1918 waren

zoowel de Duitsche aanvoer als de’ Limburgsehe pro-
ductie bevredigend geweest, zoodat als gevolg van

een verminderd verbruik in een zachten winter de

voorraden iets waren toegenomen. Scheepvaart en vis-
scherij maakten geen groote aanspraken, en ook de

industrie liep terug in ‘t kolenverbruik.

Wat er echter aan verspreide voorraden opgeza-
meld was, ging in de maanden Maart, April, Mei,

Juni en Tuli zoo goed als geheel verloren, terwijl ook

in die maanden elke voorzorg voor de huisbrandrvoer-
ziening van de winterperiode aldoor uitgesteld moest

worden.

Weliswaar werd inJuli de Du1itsohe aanvoer hervat,

maar van een herstel der kolenpositie kon geen

sprake zijn, te meer toen al spoedig bleek, dat de
afleveringen snel gingen dalen om reeds in begin

November stop te gaan. staan. Het geheele najaar was
er dan ook met name voor de industrie een chronisch
tekort, dat verergerd werd, doordat de bruinkoolpro-ductie in ‘t voorjaar ‘haar geforceerd hoogtepunt had
bereikt en daarna Vrij belangrijk terug bleef.

De grootere vraag naar steenkolen, die een gevolg
behoorde te zijn van den wapenstilstand en van deii

ensch om zoo snel mogelijk het bedrijfsleven op elk
gêbied te hervatten, kon derhalve niet beantwoord
worden. Integendeel liep de beschikbare hoeveelheid

voor de minimum eischen angatwekkend terug De kolennood werd daarom met name voor de maand
Januari onvermijdelijk. Ongetwijfeld mag er echter
voor Februari en volgende maanden geen verdere ver-
slechtering, maar eene verbetering verwacht worden.
De krachtige pogingen, die met recht te vergn zijn, zoowel om de Limburgsche productie op te zetten,
alsook om uit de drie nabuurlanden ‘en uit Amerika
aanvoeren te veiikrijgen, zullen toch eenig succes
hebben. Tegen Maart zal ook de huisbrandvoorziening
niet meer zoo’n groote inspanning vragen: Toch is
eene waarschuwing op haar plaats om de verwachtin-
gen niet al te hoog te spannen. En het zal zeker
langen tijd duren, aleer de kolenvoorziening weer zoo
ruim kan zijn als dit v66r den oorlog het geval was.
Daarbij is dan nog geheel afgezien van de prijzen, die betaald zullen moeten worden. Er zijn tal van redenen
om dit begrijpelijk te maken. De voornaamste leveran-cier van onze kolen was de Westfaalsohe mijnindustrie
en de ligging van Nederland maakte, dat ons land een
natuurlijk afzetgebied vormde voor een groot deel
van hare- overproductie.

Ofschoon onder normale verhoudingen er ongetwij-

feld met groote kracht naar gestreefd zou worden

om dit te herstellen, zijn er tal van belemmeringen

te overwinnen. Dat dit moeilijker zal gaan onder
abnormale verhoudingen, is duidelijk Het is te ver-

wachten, dat vele mijnen iii de eerste jaren den terug-

slag zullen ondervinden van een geforceerde productie
gedurende de oorlogsjaren, waardoor veel noodzake-

lijke arbeid voor ontsluiting en voorbereiding der

kolenlagen achterwege bleef. Bovendien is de produc-

tiviteit der arbeiders door allerlei hier niet nader te
onderzoeken omstandigheden zeer belangrijk achter-

uitgegaan. Eene uitbreiding van het aantal arbeiders,

die met het oog op eene te verwachten werkloosheid in

Duitschland voor de hand ligt, stuit allereerst op ‘t

bezwaar, dat het onervaren arbeiders zijn en verder

op gebrek aan ‘woongelegenheid, waar toch gedu-

rende vier jaren
bijna
alle wo’ningaaabouw stil stond.

Tegenover deze voor ons ongunstige omstandighe-

den staat echter, dat het te verwachten gebrek aan
spoorwegwagens aan het watervervoer een groeten

voorspron.g zal geven. Daarvan zou stellig Nederland

met eene groote Rijuvloot kunnen profiteeren, om een
uitvoer te.verkrjgen zelfs dan wanneer relatief in de

Duitsche koienbehoefte niet geheel was voorzien. Het
is toch aan te nemen, dat de J)uitsche mijnen tot

instandhouding van een geregeld bedrijf op dit water-
vervoer
.
naar Nederland zullen aandringen, indien

haar voor binneniandsche aflevering de transportmid-

delen toch ontbreken.

Alles hangt er echter van af of dit aan de Duitsche
mijnen zal wordea toegestaan en of er geen aandrang

of dwang zal worden toegepast om aan de productie

eene andere bestemming te geven. Ongetwijfeld zullen
toch andere landen, waarvan de kolenbehoefte in

de eerstkomende jaren moeilijk gedekt kan worden,
met – name de Scandinavische landen, Zwitserland
België en Noord-Frankrijk, beproeven zich van Duit-

sche leveringen te verzekeren. Hierbij is het van ‘t
grootste belang hoe ibet zal gaan met de kolenpro-

ductie in Siiezië, Polen en Bohemen, met name of die
niet zeer belemmerd zal worden door ongeregeldo
politieke toestanden. In ‘t laatste geval zal toch eene
groote vraag ontstaan naar afzet uit het Roergebied
naar het oosten. Ook het groote probleem van de
socialiseering van het mijnbedrijf, waarover zoovele
voorstanders zich doen kennen, kan natuurlijk een

overwegenden invloed hebben, zoowel op de productie
als

ook op den afzet der Duitsche steenkolen.
In’ Engeland. zal om gelijksoortige redenen als in
Duitsehiand do productie
achterblijven
bij die van
vôôr den oorlog, terwijl door de uitgeputte voorraden
op de groote kolenstations der wereidzeevaart de
vraag in dcii eersten tijd enorm sterk zal zijn. Ook
hier vormt Nederland een van nature gunstig gelegen
afzetgebied, waarvan geprofiteerd zou kunnen worden
door :Nederlandsche schepen, zoolang door ruimtége-
brek de verscheping naar andere landen niet zôö vlot
kan gaan al’s de geregelde productie en verzending
der mijnen dit wenschelijk maken. Dit geldt echter
slechts onder de voorwaarde, dat de vrije beweging
van den kolenhandel niet belemmerd wordt door dwin-
gende maatregelen der regeering. Welke verwachtingen daaromtrent gekoesterd wor-

den, beïnvloedt dus een moer of minder optimistischen
kijk op de leveringen, die ons land zullen kunnen be-

reiken.
Dat in den eersten tijd uit België ons land van
kolon in eene belangrijke hoeveelheid voorzien zou worden, is moeilijk aan te nemen: Ook ten opzichte
van de Belgische mijucentra ligt ons land -wel niet
ongunstig, maar de binnenlandsahe behoeften en die
van Noord-Frankrijk ‘zullen z66 groot zijn, dat een
afzet daarheen wel zal voorgaan of worden bewerkt.
Alleen op Amerikaansche kolen kan met grootere
stelligheid gerekend wordefi; doch het transport
eischt een huiteumatig groote hoeveelheid scheeps-
ruimte.

1 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

De groote veranderingen, die de oorlog bracht in de
economische verhoudingen en in de economische poli-

tiek, maar tevens ook in de productie en in het
transportwezen, zullen ongetwijfeld belemmeren, dat

langs natuurlijkcn weg de aanvoer van kolen naar
Nederland de oude banen hervindt.

Daaruit volgt, dat ons land om de steenkolen te
verkrijgen, die het in den allereersten tijd voor econo-
misch herstel en voor eene verder gaande ontplooiing

noodig heeft, geen afwachtende houding kan aanne-

men. Er zal moeite – en mischien niet geringe
moeite – gedaan moeten worden, om den aanvoer
naar ons land te trekken.

Pogingen in die richting, vooral in het jaar 1919″

zullen moeten uitgaan van het allernauwste verband,
dat er zal bestaan tusschen de kolenaanvoeren en de
transportmiddelen en ivooral de schepen. Van eene
goede en economische aanwending der scheepsruimte
zal het voor alles afhangen hoe snel wij er in slagen

om door stijging der kolenvoorraden ook onzen handel

en onze industrie in gang te brengen. Tevens ook onzen
landbouw en onze veeteelt, die ruime hoeveelheden

meststoffn en veevoeder behoeven. Dat de vooruitzich-ten voor 1919 niet z66 zijn, dat wij onze bruinkolen- en

turfproductie kunnen gaan verwaarloozen en aan haar
lot overlaten, is •direct duidelijk. In plaats daarvan
kan er geen energie genoeg besteed worden om van
deze nuttige aanvullende brandstoffen de grootst
mogelijke hoeveelheden voort te brengen. Niet alleen
zullen wij die stellig kunnen en moeten gebruiken,
maar bovendien zal het van de hoeveelhedèn afhan-
gen, hoe Vrij wij ons zullen kunnen bewegen bij de
onvermijdelijke onderhandelingen om een kolennood,

zocals wij thans bc]evcn, voorgoed onmogelijk te
maken.

Konden wij ook onze steenkolenproductie belangrijk
vergrooten, het zou nog beter zijn, doch ondanks de
groots hoeveelheden, die door de Rijksopsporing van
Delfstoffen zijn âangetoond, kunnen die ons thans
niet het minste helpen. Mijnaanleg is te tijdroovend.


a
t volstrekt niet zeggen wil, .dat daarom die mijn-
aanleg uitgesteld kan worden. Een toekomstige econo-
mische politiek is niet minder noodig, omdat de naaste toekomst z66 sterke aandacht verdient.

In die naaste toekomst kan echter helaas ons kolen-
gebied nog geen rol spelen. Andere middelen moeten
daarbij dienst doen, v66r alles onze transportmjddelen.

23 December 1918.

T. P.
DE
Vooys.

DE PLANNEN VAN DEN MiNISTER VAN

FINANCIEAT.

Prof. Mr. Dr. Ant. van Gijn schrijft:
Do minister van financiën heeft op 11 December
j.l. bij de beantwoording van de algemeene beschou-

wingen omtrent de staatsbegrooting nader zijne plan-
nen uiteengezet
1)
in een rede, die veel stof tot op- en
ook aanmerkingen geeft.

Do minister begon zijn rede met een beschouwing
over de taak van den minister van financiën, die verre
van geruststellend is voor wie eenigszins bekend is met
de verhoudingen in ons staatsbestuur. Wanneer het
gaat om de vaststelling, ivelke uitgaven gedaan moeten
en kunnen worden, dus feitelijk om het totaal bedrag
(Ier uitgaven, zoo zeide de minister ongeveer, dan leg
ik mij neer bij de beslissingen van de meerderheid van
den ministerraad; ik heb dan maar alleen te zorgen,
dat het geld er komt. De veratwoordeljkheid voor
de uitgavenzijde van onze begrooting ligt dus, zoolaiig
deze minister aan den Kneuterdijk zit, bij dan minis-
terraad. ,,De meerderheid heeft het zoo gewild,” 2a’l
‘s ministers antwoord zijn, als de uitgaven te hoog
oploopen. Van den man, die het geheel overzien kan,
wördt de verantwoordelijkheid – naar het mij voor-

komt in strijd met ons positieve staatsrecht – over-
gedragen op een college, samengesteld uit personen,
wier succes als minister voor een groot deel afhangt

1)
Zie de Nos. 150, 151, 153 en 154.

van de mate, waarin zij voorstellen geld uit te geven.
Het ware zeker te wenschen geweest, dat van uit do
Tweede Kamer den minister er met klem op ware ge-

wezen, dat een ministerraad iets anders is dan een

college van Burgemeester en Wethouders en dat hij
van zijn verantwoordelijkheid niet af is door te ver-

wijzen naar een votum van de meerderheid van dat
college. Maar het was reeds dadelijk niet waarschijn-

lijk, dat een zoodanige opmerking zoude worden ge-

maakt en ze kwam dan ook niet of uiterst zwak. De
Kamer is veel te lekker met een minister van finau

ciën, op wiens bedenkingen zich geen’ van de collega’s

kan beroepen, als zij tegenover de, altijd slechts uit-
gaven vragende, kamerleden de onmogelijkheid van

de vervulling van zekere wenschen zouden willen be-
toogen. Als er maar zes van de elf vingers van het
ministerieel college op den toets van het National
Cashregister drukken (meestal zuilen er wel tien be-
reid zijn) dan kan de uitgaaf doorgaan; de minister
van financiën heeft de kruk van het toestel maar te

draaien om te zien, hoeveel het totaal der uitgaven is

en te zorgen, dat de lade genoeg gevuld is om er al

het door de meerderheid gevoteerde uit te halen. Dia
zal er wellicht een stap verder worden gedaan in do
richting van ,,minister” naar ,,wethouder” van finan-
ciën en zal een votum van de Kamer, dat zekere uit-
gave wensohelijk is, een votum, dat, als er geen anti-

these-politiek bij betrokken is, altijd gemakkelijk te
krijgen is, beschouwd worden als dekkende alle ver-
antwoordelijkheid van de Regeering in het algemeen
en van den minister van financiën in het bijzonder.
Dat ons gemeentebestuur en ons landsbestuur geheel

anders zijn ingericht, schijnt den oud-wethouder (en

zijn collega’s?) te ontgaan en eveneens, dat, wat in klei-
neren, gemakkelijker te overzienen kring in den regel
niet bedenkelijk is, voor den grooteren kring gevaar-
lijk is. –

Het is hier niet de plaats diep op deze zaak in te
gaan, ondergeteekende heeft over de volstrekte
onbruikbaarheid zoowel van het parlement als van
den ministerrhad om de uitgaven binnen de grenzen
van het redelijke te houden en over de noodzakelijk-
heid, dat althans één meusch in den lande zich als
dam opwerpt tegen eindelooze opdrjving der uitga-
ven en als verdediger optreedt van do belastingsehul-

digen. (de afwezigen en door niemand in het bijzon-
der vertegenwoordigden) tegenover de eischen en wen-
schen van allerlei belangengroepen, die door de stem-men behoevende en op pub)ieke dankbaarheid belusto
Kamerleden niet goed worden vertegenwoordigd, zijne

meening gezegd in de ,,Economist” van November
1917 en veroorlooft zich hier daarnaar te verwijzen.
Intussehen gaat het uitgavenschip met een
coliege
als verantwoordelijk schipper in volle zee. De minister
zelf voelt, dat hij honderden millioenen zal noodig
hebben aan nieuwe belastingen, waar hij de Kamer zoo
hier en daar cijfers hoorde noemen, voor welke dc stem van zes zijner collega’s, die er immers alleen
pleizier en geen last van hebben, gemakkelijk te
Fin-
den zal zijn en een perspectief ‘van een paar honderd millioen aan nieuwe lasten, terwijl wij reeds zoovcel

meer te betalen kregen tengevolge van den oorlog,
bederft zijn goede humeur niet.
Zulks is nu niet zoo heel verwonderlijk te achten,
als men in de verdere rede van den minister leest,

dat alle belastingen, directe zdowel als indirecte, afge-
wenteld worden op de consumenten en dat men maar
te zorgen heeft, dat deze meer loon, meer traçtement
(en zeker ook meer ondernemerswinst en meer rente)
krijgen om ook hen op hun beurt weer tot tevreden
dragers van al die lasten te maken. Eerder is het te
verwonderen, dat wie zulk een optimistisch econo-
misch systeem heeft opgebouwd, toch nog een paar
maal in zijn rede sprak’ van zaken, die voorloopig niet
zouden kunnen. Waarom, als men aan zulk eeneinde-
boze economische rotatie gelooft, die alle lasten van
allen afwentelt, nog eenig veeleiscihend kamerlid
teleur te stellen?

6

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Januari 1919

De minister heeft een bepaalde voorkeur voor

indirecte belastingen. Ze maken de waren duurder,
zeker, maar dat doen de directe zijns inziens even-

goed; do verkooper van aan accijns of invoerrecht
ondbrworpen goederen zet de belasting ten volle op den prijs, maar de grootfabrikant doet hetzelfde met

zijn directe belastingen; het eerste is alleen wat

duidelijker dan het tweede; de waren worden door
verhooging van de belastingen, in welken vorm ook,

duurder, zoo zegt de minister; maar, geen nood, het

loon der arbeiders moet z66 zijn, dat zij toch de waren

koopen kunnen. ,,Eilieve,” zoo vraag ik, ,,maar draagt

dan do grootfabrikant de iioogere bonen niet over
op den warenprijs?” Zoo neen, dan had hij zich de

moeite kunnen sparen om de directe belastingen er
op te brengen, hij betaalt die dan toch in den vorm

van niet afwentelbare bonen. Zoo ja, dan komt het

hoogere loon zeker weer op den
prijs
en gaat het

molentje maar altijd verder, totdat de minste boeren-

arbeider zijn loon niet 5 cijfers schrijft?

Wat daarvan zij – twijfel moge het betoog doen

rijzen, of het wel serieus is – de afwenteling der
indirecte belastingen is volgens den minister, duide-

lijker en dus zal er dra niets meer op de ontbijttafel
staan, dat niet den fiscusambtenaar voorbij ging; thee,

koffie, cacao komen alle naast de immers niets te

dure suiker aan de beurt. Ze zullen de prijzen niet
verhoogen, die nieuwe lasten, neen, alleen maar de

daling der prijzen na den oorlog geheel of gedeeltelijk
tegenhouden. De arbeider is nu eenmaal gewoon aan

koffie van 68 cts. het kilo; is het zoo erg, als hij, wat

hij in den crisistijd betalen kon, moet bljven betalen?

Is de laatste vraag niet
verbijsterend?
Het schijnt

den beheerder van onze financiën wel geheel te zijn

ontgaan, dat wij in zeer bijzondere
tijden
hebben ge-

leefd en nog leven, dat er tegen die hooge
prijzen
dan
ook heel wat minder koffie verbruikt werd, dat, indien
het verbruik zich niettegenstaa.nde zeer hooge prijzen
(bij zeer vele artikelen gevolg van schaarschte en van

de hooge bonen der arbeiders) nog eenigszins hand-
haafde, zulks een gevolg was van het feit, dat zeer
velen gedurende deze oorlogsj aren wel tijdelijk boven
hun inkomen durfden te leven (almecle in de hoop,

dat zulks maar zeer tijdelijk zonde zijn en niet zelden
uit overweging, dat tijdelijk bezuinigen soms nadee-
liger is dan tijdelijk te veel verteren). Nagenoeg ge-

heel Europa heeft vier jaar lang geleefd als een huis-,
vader, wiens geheele gezin gevaarlijk ziek is en die nu
maar tijdelijk niet let op het verbandtusschen inkom-
sten en uitgaven; het heeft zich gepaaid, dat het zoo
erg niet was de honderden milliarden aan vernietigde

goederen door papiertjes te vervangen,. sehul.d’vorde-
ringen, waarbij de schuldeischer wèl, de eigenlijke
schulcienaar nièt bekend is en, nu de dag nadert van
algemeen netjes drogen, nu zegt onze minister van

financiën: kijk, men is aan de hooge
prijzen
gewend,

we kunnen die gerust houden. Denkt de minister er
niet aan, dat de meeste zaken schaarsch en duur zul-
len blijven en dat de 25 cents, die voor een kilo koffie
meer zijn betaald tengevolge van den oorlog, weleens
voor een groet deel naast zijn nieuwe 25 cents belas-
ting konden blijven bestaan? Alle directe belastingen
van cle koffiepl.anters en -handelaren komen volgens
hem immers ook op den koffieprijs! Deminister voelt
ei in het algemeen niets voor, dat verhooging van de

iiijzen de vraag naar goederen en diensten noodzake-
lijk doet afnemen; ,,maak de advertenties gerust
duurder, de handel wil toch adverteeren”, zoo roept

hij uit en denkt er vermoedelijk
bij
en de handel zal

de hoogere advertentiekosten wel op anderen afwen-
telen, die ook weer afwentelen, enzoovoort, zoodat
niemand die advertentiebelasting draagt. Ik zal niet meer staaltjes van s ministers luchthar-
tigheid aanha-len al is het verleidelijk nog van de
thee melding tb maken, die best wat duurder kan wor-
den, omdat enkele rijken thee kochten voor
f
13 het
pond en omdat men in theeschenkorijen de meest ge-
goeden zich zag diets maken, dat zij na de opheffing

van het theeschenkverbod inderdaad in hoofdzaak
aftreksel dronken van blaadjes, onder een andere zon

gekweekt. De thee behoort ongetwijfeld tot de artike-
len, die het eerst in aanmerking komen voor een hoo-

ger. invoerrecht, maar men verwachte dan niet te
veel van de opbrengst eii geve er zich rekenschap van,

dat er 66k een
last
ligt in hetgeen een accijns niet

opbrengt, omdat zij, die het artikel gaarne zouden

gebruiken, van het gebruik moeten afzien, wijl het

door de belasting te duur wordt. –

Dat de luchthartige minister van financiën ook

van millioenen droomt, te halen uit een niet protec-

tioni.stisch tarief, ‘behoeft wel nauwelijks te worden
gezegd. Zij, die in vrijen handel het heil zien van do
wereld en in het bijzonder •van ons land, mogen het

zich voor gezegd houden, dat deze minister in dit op-

zicht een grooter gevaar is dan de ministers Harte en
Kolkman te zamen. Elkeen, die de zaken goed inziet, zal zich verheugen als de minister weeldeartikelen of

de grondstoffen daarvoor, die hier niet voortgebracht

kunnen worden, zwaat belast, maar de vulling van de

schatkist zal hierdoor slechts op den langen duur en

langs een grooten omweg geschieden in zoover beperking

van de weelde de opbrengst der andere belastingen zal

doen
stijgen.
Is echter zulk een invoerrecht op weelde-

artikelen een goede verteringsbelasting te noemen,

slechts ongaarne zien de voorstanders van verterings-
belastingen den minister in hun gezelschap, indien hij
invoerrechten of
accijnzen
op artikelen als kôff ie en

die vele andere, die alleen een groote meer-bpbrengst
van het tarief mogelijk maken, aanprjst als een middel

om de ‘erteringen te belasten; want ze zijn wel de

allerslechtste verteringsbelasting, die zich denken
laat, drukkende vooral op hen, wier verteringen toch

al niet vèr boven het minimum gaan, op minderge-

goeden en op hen, die groote gezinnen hebben en wat
de invoerrechten betreft, kosten die aan den ingeze-
tene veel meer dan de schatkist gebaad wordt. Nie-
mand zal zich de illusie kunnen maken, .dat wij, zelfs

als er een minister van financiën was, die zijn ver-

antwoordelijkheid met betrekking tot de uitgaven be-
wust was, aan indirecte belastingen zouden kunnen
ontkomen, die ook de minst democratische liever

zoude zien wegblijven. Maar als het Kabinet er zijnc
goedkeuring aan hecht, dat ter zake van indirecte
belastingen op artikelen van zeer algemeen gebruik,
die ‘bereids een zekere onmiebaarheid hebben gekre-

gen, zoo luchthartig wordt
gehandeld
als ei
01)
ii

December is
gesprolcen,
dan zal liet meer voor de
geboorte van een nieuw revolutieplan doen, dan het
heeft kunnen doen tot bestrijding van liet vorige
revolutiekindje, dat door zijn vader reeds voor zeven
achtsten werd geworgd op liet oogenhlik, waarop het.

ter wereld kwam.

ANT. VAN GIJN.

DE VLEESCHVOO1?ZIENING.

Een medewerker schrijft:

De distributie kent vele ljdensgeschiedenissen,

maar de droevigste daafvn is toch wel die der

rundvleeschdistributie.
1)
Het eigenaardige hierbij is

steeds geweest, dat degenen, die deze distributie in al haar stadia hebben voorbereid, zich nooit eenige

illusie gemaakt hebben, dat de zaak, zooals zij was op-
gezet, goed zou boopen; zij wisten te voren, dat er

zich zooveél onverwachte moeilijkheden zouden voor-
doen, dat men er niet op rekenen mocht ze te boven
te komen. Vandaar, dat de. regeeringsadviseurs, die
zagen aankomen, dat er op een bepaald moment
schaarschte aan .slachtrun.dereri zou ontstaan en
er alsdan van overheidswege zou moeten ingegre-
pen worden, er indertijd haast tot beschamens toe op
aangedrongen hebben deze distributie ter hand te vat-

ten, zoolang er overvloed van slachtvee was. De pe-
riode van, proefneming, welk systeem degdelijk zijn

zou, moest, meenden zij, niet verontrust worden, door

‘) [Zie de bijdragen
op pag.
639
en
654,
jaarg.
1917.
Red.]

1 Januari
1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

naast de onovorzienbare distributie-moeilijkheden-op-

zich-zelf nu 66k nog te plaatsen de ramp van het

tekort aan aanbod. Het bij uitstek geschikte moment,

om met de rundvleesch-distributie aan te vangen, was
naar hun oordeel dan ook het najaar 1917, toen het

aanbod van varkens met groote sprongen terugliep,

doch er een niet te stelpen aanbod van slachtrunderen

was.

Op dat moment wilden evenwel de gemeentebestu-

ren van een rundvleeschdistributie niets weten; de

ontworpen regeling was, volgens hun meening alleen

op touw gezet om de boeren voor verliezen te vrijwa-

ren, en tegen dit vooroordeel liep alle geargumenteer

zich te pletter. Pers noch Kamer bood aan de toen-
malige Commissie van
Bijstand,
die voorspelde, dat

als men niet aanstonds de zaak ter hand nam, zij
voor

a2tijd verloren zijn zou, eenigen steun, en onder deze

omstandigheden heeft minister Posthuma niet den
moed gehad tot distributie over te gaan en liet hij

de zaak op haar beloop.

Van de sedert zoo juist gebleken voorspellingen der

Commissie van Bijstand
in het najaar 1917 kwam al dadeljk uit de voorzegging, dat met begin 1918 de

rundvleeschovervloed een eind zou nemen en dat van
dit tijdstip af een periode van onrustbarende prijsstij-

ging zou aanbreken. Tegelijk kwam ook de tweede
voorspelling uit, dat wanneer eenmaal de prijsstijging

begonnen was, de boeren zich niet meer gemakkelijk
voor een compromis zouden laten vinden.: de Regee-
ring had hen alle kwade kansen der prijsdaling laten
loopen en het was dus niet meer dan billijk, dat nu

de Regeering ook de kwade kansen van de prijsstij-
ging droeg. Zoo]ang de markt flauw was, wenschten de
boeren maximumprjzen en oordeelden de slagers die

onuitvoerbaar; later, toen de markt al maar steeg, be-
pleitten de slagers maximumprijzen en wilden de boe-
ren er niets meer van weten.

Onder den invloed van de publieke opinie ging in
het voorjaar 1918 minister Posthuma tot vaststelling
van maximumprijzen over, en van toen aan is de

vleeschvoorziening één onafgebroken bittere lijdens-
geschiedenis geweest voor bevolking en Regeering
beide. De maximumvleeschprijzen waren niet te hand-

Laven, omdat er geen overoenkomstige prijzen voor
het levende dier bestonden; toen ook deze er eenmaal
waren, konden de vleeschprjzen met recht niet ge-
handhaafd worden,
wijl
er daardoor geen aanbod van
runderen meer kwam.

Aan alle kanten groeide de ontevredenheid; de boe-
ren klaagden, dat de slagers de tegen maximumprijzen
ingekochte runderen ver boven de toegestane vleesch-

prijzen verkochten; de slagers betoogden, dat zij wel
koeien konden koopen, maar niet tegen den gestelden

prijs; het publiek klaagde over te weinig en over on-
betaalbaar vleesch; de statistici klaagden, dat de vee-
stapel werd uitgemoord, omdat nu er geen slaeht-
vee meer was, het verschkalfde of drachtige vleezige
vee werd geslacht tot schade van de melk- en vetvoor-
ziening.

Minister Posthuma, die het niets-doen had zien mis-
loopen en ook de maximumprijzen had zien misluk-ken, nam toen de proef van het uitvaardigen van een
slachtverbod, gepaard met een invorderen van vee op
matige schaal. Alleen dui zouden de veehouders bereid
zijn vee af te staan, mits de slagers niet Vrij waren in

het bedingen van de vleeschprijzen, en daar de vast-
stelling van een veelvoudig maximumprijzen-systeem

was mislukt, werd een éénprijzen-systeem geprobeerd:
er kwam uniform vleesch in den vorm van de ,,een-
heidsworst”. Tengevolge van allerlei tegenkanting,
waaronder ook sabotage, heeft •deze proef nooit een
fair ehanee gehad; zij mislukte dan ook volkomen.

I)e eenheidsworstperiode werd gevolgd door een pe-
riode van het absoluut slachtverbod,
tijdens
welke de
slagers grondig het frauduleus slachten leerden, en
die den overgang zou vormen tot het tijdperk van de

goedkoope rundvleesch-distributie met het tweeprj-
zen-systeem. Die distributie zou echter veertig-mil.

lioen gulden per jaar kosten en aan een zoodanige uit-

gave wenschte de inmiddels demissionnair geworden

minister Posthuma zijn opvolger niet te binden; hij

bereidde de regeling voor, doch voerde ze niet in. De

opvolger bleef evenwel uit tot in den treure, en daar

de boeren ten slotte van een massa vee af moèsten en

de invriesinrichtingen nog niet klaar waren, werd

toen overgegaan tot een rantsoeneering van twee ons
per week tegen vrije
prijzen
van het vleesch en leve-
ring van slachtvee tegen maximumprjs.

Minister Van IJsselsteyn, die, als gezegd, bij zijn
optreden de regeling voor de goedkoope rundvieesch-

distributie gereed vond, 9chrikte voor het offer van
veertig millioen terug en liet de regeling onuitgevoerd.

Voor goedkoop paardevleesch en schapevleesch was
deze bewindsman te vinden; niet echter voor goedkoôp

rundvieesch. Terwijl de regeling.voor het goedkoope

vleesch werd voorbereid en die voor verkoop van rund-

vleesch tegen kostenden prijs werd omgewerkt, tierde

ongestraft het frauduleuze slachten welig voort, zoodat,
toen de regeling van distributie tegen kostprijs einde-

lijk gereed was, er geen voldoende aanbod van vee
meer. was om de bevolking aan het gewaarborgde rent-

soen te helpen! De eisch van den Minister aan het
Rijkskantoor, dat voor de levering der runderen te
zorgen had, werd beantwoord met de opmerking, dat
er zooveel frauduleus was geslacht en er percentsge-wijs zooveel méér vee drachtig was dan in andere ja-
ren, dat een levering van slachtvee op basis van twee
ons vleesch per week niet meer mogelijk was; vandaar
de raad om het ingevroren vleesch te gaan distri-
bueeren.

Het invriezen van vleesch in het najaar 1918 was
echter geschied, om een reserve te hebben in het voor-
jaar 1919, aangezien alsdan blijkens de ervaring in dit voorjaar in het geheel geen slachtvee beschikbaar zijn
zou; in het afgeloopen voorjaar toch was er van do
zijde van den landbouw slechts één lange litanie aan-
geheven, dat door het slachten van vee voor het ééne
ons vleesch voor de eenhei
1
dsworstfabrieage een pond
of een kilo vleesoh voor de vleeschdistributje in het
najaar verloren ging. Het opeten van de resefve zou
dus leiden tot een absoluut vleeschlooze periode over
een paar maanden, en het laat zich dan ook wel begrij-
pen, dat het advies maar niet voetstoots werd aan-
vaard.

Daarbij kwam, dat er, voor wie maar betalen wilde,
wel vleesch te krijgen was en er met name op het

platteland maar raak geslacht werd – frauduleus of
als z.g. noodslaehting, die met een werkelijke nood-
slachting niets te doen had. Voor de arme bevolking
was het rundvieesch bovendien te duur, zoodat zich

ecn georganiseerde handel in vleeschbons ontwikkeld
heeft. En terwijl de kranten overstroomd werden met
ingezonden stukken van klagers, en de distributiebe-drijven wel dagwerk hadden met aan de gedupeerden

mee te deelen, dat de minister geen runderen voor
slachting zond, begingen tot overmaat van ramp in
vak- en dagbladpers landbouwkundigen de onvoorzich-
tigheid van te theoretiseeren over den
uitvoer
van
vee, ten einde den veestapel in oorlogvoerende landen

weer op peil te brengen! Indien één ding de stemming
tot in den grond kon bederven, dan was het wel dit
uitvocrvraagstuk: voor the man in the street was het

zoo duidelijk als iets, dat de boeren hun vee vasthiel-
den met het oog op lateren uitvoer.

Men kan het begrijpen; dat onder deze omstandig-
lieden minister Van IJsseisteyn in arren moede de
heele rundvleeschdistributie, die nauwelijks een maand

werkte, maar weer overboord heeft gegooid. Fraudu-
leus slachten overal; een welige handel in bons overal;
klachten over geen vleesch overal; als gevolg van
dwan.g
tot veelevering slachten van drachtig vee; daar-
naast verholen aandrang tot uitvoer van vee; ten
overvloede ook nog algemeen gemis aan samenwerking

8

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

1 Januari 1919

tus5chen het Rijkskantoor voor Vée en het Rijkskan-

toor voor Vleesch – welnu, laat dan maar den heelen

boel vrij., laat de wet van vraag en aanbod maar vrij uit

gelden: de prijs van het vleesch zal ten slotte uitma-

kën, hoeveel vee er geslacht zal worden. Is er slacht-

vee, dan komt dit, in geval van ontbreken van een

prijszetting, wel aan do markt; is het er niet, dan komt’

het natuurlijk niet en de boeren moeten er maar zelf

voor zorgen, dat zij geen gebruiksvee aan den slager

verkoopen: Het frauduleuze slachten is uit; – be-

halve voor zoover het slachten plaats vindt om vette
smokkelen – de handel in bons verdwijnt; hot uitvoer-

vraagstuk is van de baan: er resten alleen klachten,

dat de prijs van het’vleesch ‘te hoog is, maar die klach-

ten vijn er nu ook; trouwens de handel in bons bewijt,

dat cok de huidige prijzen buiten bereik van een
breedo massa liggen.

Of de thans aanvaarde oplossing de beste is? Wan-

neer biedt een.wanho.opsdaad ooit de beste oplossing?

De minister zelf zâl er wel het meest van allen van

overtuigd zijn, dat zijn nieuwste beslissing een sprong

in het duister is. En hoezeer dit laatste het geval is,

blijkt wel zonneklaar uit de debatten op 21 ‘dezer in de
vergadering van het Kon. Ned. Landbouwcomitô,

waar de deskundigen bij uitnemendheid aan het woord
waren: sommigen waren vurige voorstanders van het

genomen besluit, anderen bestreden het heftig.’

Het al of niet deugdelijke van den maatregel kan
eerst dan blijken, wanneer hij twee h drie maanden

gewerkt heeft. Ziet men op dat moment, dat er te veel

is geslacht, zoo kan desnoods weer een absoluut slacht-
verbod worden uitgevaardigd; indien inmiddels een

veetelling op wettelijke basis heeft plaats gevonden en

er een deugdelijke burgerlijke stand voor het vee is

ingevoerd, heeft men de naleving van het slachtverbod-
ook vrijwel in do hand. Dat in die paar maanden de
veestapel wordt ,,uitgemoord”, is niet aan te nemeji:

de te wachten duurte van het vleesch, die een uatuui

lijke rem vormt tegen het gebruik, is een waarborg.

Het kwaad, dat in die paar maanden’ mocht ver-
richt zijn, schijnt dus niet onherstelbaar. Do groote

puzzie blijft alleen, hoe het in die paar maanden met

de melkvoorziening gaan zal. Wordt er veel melkvee

geslacht, dan is dat inderdaad in deze periode van
melkschaarschte een groot kwaad: elke liter melk,
thans geproduceerd, telt mee. Z66 bezien is het echter
weer gelukkig, dat de melkprijzen dezen winter zeer
hoog zijn: de boer heeft er belang bij om producee-
rend vee niet te snel op te ruimen. Voorts is ‘momen-

teel op de markten het aanbod van meikvee gering,
terwijl de vraag groot is; gaat ook do slager elkvee’
opkoopen, dan loopen de prijzen nog meer op. Die
stijging heeft met het oog op den veestapel weer de

deugd, dat ook het vleesch nogmaals omhoog gaat,
waardoor het verbruik daalt. . . . en tegelijk het aan-
bod van meikvee weer krimpt.

Want in de psyche van den boer ligt deze onver-
klaarbaarheid, dat hij nooit driftiger is om te verkoo
pen dan bij een dalende markt en nooit vasthouden-

der is dan bij oploopende markt. Waaruit men ziet,
dat 90k een onverklaarbaarheid in de psyche hare
voordeelen heeft.

UITGEVOERDE EN VOORGENOMEN VERBE-

TERINGEN VAN ONZE SCHEEPVAARTWEGEN

a. Algemeene beschouwingen..

Zoowel in ons land als ii het buitenland bestaan
tegenwoordig tal van plannen voor het maken van
nieuwe en het verbeteren van bestaande vaarwegen,
waardoor de groote beteekenis van’ waterwegen. voor

het moderne economische leven der volkeren wel sterk
tot uitdrukking komt en het is goed om ook in dit
tijdschrift de aandacht der lezers te vragen voor
hetgeen in ons land op dit gebied bestaat.

Tengevolge van de ligging en de configuratie
des

lands zijn van ouds onze zèe- en binnenvaart van

groote beteekonis geweest niet slechts voor ons eigen

land
maal:
ook voor de omliggende rijken. Ongetwij-

feld is er bij do krachtige ontwikkeling van het spoor-
wegwezen een periode geweest, waarin ee’uo zekere

inzinking in de belangstelling voor het verkeer te

water viel waar te nmen, maar deze periode is voorbij

en tegenwoordig govoelt men meer dan ooit de betee-
kenis van het verkeer te water. De grondoorzaak hier-
van is te zoeken in den vooruitgang der techniek, die

ook in zoo menig ander opzicht wijziging der econo-

mische en sociale vérhoudingen in het leven riep.

Eenerzijds zijn door voortgezette studie en toepassing

van nieuwere werkwijzen bij de verbetering onzer ri-

vieren en bij den aanleg en de verbetering der overige waterwegen . resultaten verkregen, waaraan voorheen

niet te denken viel,’ anderzijds is door de ontwikkeling
der schee’ps- en werktuigbouwkunde een groote omme-

keer gekomeft in de scheepstypen, waardoor economisch
varende groote stoomschepen, krachtige sleepbooten,

licht geconstrueerde sleepschepen van groot laadver-

mogen en zeer eenvoudig te bedienen, betrekkelijk

snelvarende motorbooten in gebruik zijn gekomen. Hot bezit van goede vaarwegen en moderne schepen maakt

een goedkoop vervoer te water mogelijk. Van groote
algemeene beteekenis is hierbij nog de outillage der

havens, waardoor vlug overladen van zee- in binnen-

vaartuigen en van schepen in spoorwagens mogelijk
wordt en ook hier heeft de vooruitgang der techniek

groote voordeelen gebracht, gelijk aanstonds ieder

beseft, die den aanblik van een’ haven voor een kwart-

eeuw vergelijkt met het beeld van een modern inge-

richt havenbedrijf.

Voor de lezers van dit blad behoeft het voordeel

van lage vrachten bij vervoer te water, in het bijzon-

der van massaproducten, niet uiteen gezet te worden;
ook is de groote omvang, welke dat vervoer heeft, ge-‘
noogzaam bekend. Voor den oorlog toch had 8lecht5
1734 pOt. van den invoer en 13 pOt. van den uitvoer ten onzent over land plaats,
terwijl
het totale vervoer

onzer spoorwegen ongeveer 20 millioen ton per jaar
bedroeg en alleen langs den Boven-Rijn 28 millioen ton aan goederen per jaar werd vervoerd.

Niet slechts ten onzent, maar ook in het buiten-land wordt tegenwoordig het groote voordeel van

goede waterwegen steeds meer erkend. Het is genoeg-
zaam bekend, hoe er ‘zelfs tijdens den oorlog in
Duitschland krtchtig naar is gestreefd om alle ver-
voer, dat zich daar eonigszins toe leende, te water te doen plaats hebben en de nieuw aangelegde kanalen
werden aanstonds na hun ingebruikstelling druk be-

varen; Zoowel in het posten als het westen van Prui-sen zijn groote gedeelten van belangrijke kanaalpro-
jecten uitgevoerd of in uitvoering; 18 3uni .1900

werd het Elbe-Trave-Kanaal geopend, de vaarweg van
Berlijn naar Stettin wordt gemaakt; 11 A.ugustus
1899 was reeds het Dortmund-Eems-Kanaal geopend
en 17 Juni 1914 werd de verbinding van dit kanaal
met’ den Rijn langs het Rijn-Reine-Kanaal voor de
scheepvaart opengesteld. We] is het na twee ver-
geefsche pogingen niet gelukt het z.g. Mittiand-

Kanaal door den aanleg van het Rijn-Elbe-Kanaal tot
stand te brenget, maar de verbinding van den Rijn
met Hannover met verschillende zijkanalen is in uit-
voering. Ook aan de Noord-Duitsche rivieren wordt

de noodige aandacht geschonken door verbetering van
Lippe, Weser, Elbe en Oder. De kanalen beoosten do
Elbe werden ingericht voor schepen van 400 ton en
die ten westen van. die rivier minstens voor’ schepen
ian 600 ton. Ook eene groote kanaalverbinding ‘in
Midden-Europa, tusschen Rijn en Donau, voor sche-
pen van 1000 ton vindt allerwegen in Duitschland

groote belangstelling, terwijl het bevaarbaarmaken
van den Rijn tot in Zwitserland, tot het gebid dor
practische economische politiek gaat behooren.
Zelfs een bergland als Zwitserland blijft niet ten
achter’ en heeft ‘zijn’ “commissie voor het vaststeilen

1 Januari
1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9

r-i

OVERZICHT ‘DER VOORNAAMSTE

rn

SCI

IEEPVAARTWEGEN
EN NEDERLAND

DE GEST1PPELDE RANALEN

2IN IN BOIîI OF ONTWORPEN.

4/

oonge

41

N

/

5._
••Y

*

0,,

—–
00
.5f

VI E R 2. E. E.

“—.


I0hO.

0

0

-.

-.__”

,
çS
•-
“-•
Apøoom

SAto*foott

C
.

Odt

flOt *O*”*

Leh
.

j

er

Rotterden,

V.

e.

4rnhen,
o
.5

M rwede

vIaal

Maa3

..
Y’

/1883

rt

ep5CheMa8I

GW

.

_

l.

L’—.j

.

.

tt55to

•/ ‘

—.

L_..

,.

.._

L-…-.1

;’•
Aetw.p.e

,

(

‘•

IflJN-‘o.

GEBIED
E.S.. NP157

r.

van dc grondslagen voor een net van waterwegen
voor schepen van 1000 ton.
Ook in Frankrijk was voor den oorlog het kanalen-
vraagstuk aan de orde, waarbij vooral een strijd ge-
voerd werd omtrent het aan te bouwen type van
schip, n.l. dat van 300 ton of dat van 5 o 600 ton.
Het ,,Canal du Nord” is in uitvoering voor schepen
van 300 ton, evenals het ,,Canai du Nord-Est.”; het
kanaal van Marseille naar de Rhône wordt ingericht voor Jiet type der rijaken. Noord-Amerika kan wij-
zen op de verbetering van de verbindingen tusschen
de Groote meren, het New York-State-Bage-Kanaal,
de kanalisatie van de Ohio en zijrivieren, het West-

landkanaal enz.

Deze opsomming, hoewel verre van volledig, moge
voldoende zijn om aan te toonen hoe men overal in
het teeken van verbetering der waterwegen staat
en
hoe zeer bijgevolg de groote economische beteekenia

daarvan gevoeld wordt; ons eigen land komt in deze
materie geensdeels achteraan.
In de eerste plaats werd zeer terecht in verband
met den belangrijken in- en doorvoer de aandacht ge-
schonken aan de toegangen van uit zee naar onze
havens, in het bijzonder naar onze groote zeehavens Amsterdam en Rotterdam; plannen toch werden op-
gemaakt voor verbetering van de buitenhaven te
IJmuiden, den bouw van een nieuwe groote schut-
sluis aldaar en verruiming van het Noordzeekanaal

in verband met den toegang naar Amsterdam en ver-
betering van den Rotterdamschen waterweg voor den
toegang naar Rotterdam. Ook onze kleinere havens

werden niet vergeten; de heer U. G. Schilthuis, behan-
delde in de nummers van 27 Februari en 6 Maart
van den vorigen jaargang reed8 de verbetering van
de haven van Deifziji; in de jaren 1911 en 1912

werd de toegang tot de haven van Harlingen verbeterd;

10

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1
Januari 1919

tot het maken van een nieuwen waterweg van Dor-

dreëht naar zee werd onlangs besloten; een wets-

ontwerp is ingediend voor verbetering en vergrooting

van de buitenhaven te Vlissingen, terwijl in het

begin van deze eeuw het kanaal Gent-Terneuzen voor
de groote zeevaart werd ingericht.

Het is verder genoegzaam bekend, hoe de havens

van Amsterdam en. Rotterdam voortdurend verder

worden uitgebouwd en hoe in beide gemeenten groote

plannen bestaan voor belangrijke verdere uitbreiding

in westelijke richting; in verband met den omvang-

rijken houthandel werd te Zaandam eenige jaren gele-

den een nieuwe houthaven gemaakt. Op het gebièd

van outillago der havens ziet men in onze groote zie-

havens steeds de nieuwere werktuigen toegepast; op

de beteekenis hiervan is te voren reeds gewezen.

Naast do toegangén uit zee en de havens met hin
outillage, vormen de verbindingen met het achtei-

land de onmisbare ,,Dritte im Bundo” en onder deze

verbindingen neemt in ons land de Rijn mrt zijn

takken de voornaamste plaats in en wel in het bij-

zonder de vaarweg langs Boven-Rijn, Waal,
13
oven-
Merwede; Beneden-Merwede, Noôrd en Nieuwe Maas.

Ingevolge de wet van 3 April 1909 werd de Waal ver-

beterd, waarbij gestreefd werd naar een doorgaande

diepte van 3 M. onder G.E.W., zijnde een normale

lage waterstand, en deze diepte is ruimschoots ver-
kregen; in aansluiting hieraan werd ook d& Merwede

verbeterd. Met het oog op de zeer drukke vaart zal

thans de Noord worden verbreed tot 200 M., waartoe

de noodzakelijke onteigeningsprocedure in gaiig is.

Amsterdam is door het Merwedekanaal met dc Rijn-

takken verbonden; een plan voor verbetering ‘van dit

kanaal is opgemaakt, terwijl nadere
wijziging
van het
tracé overwogen wordt en door een particuliere ver-
eeniging plannen worden gemaakt voor een kanaal
door de Geldersche Vallei. –

Een niet onbelangrijk deel van de
Rijnvaart
richt
zich door de Dordtsche Kil, het Hollandsch Diep, een

deel der Zeeuwsche stroomen, het kanaal door Zuid-
Beveland en de Wester Schelde naar Antwerpen; ter

betere verzekering van een geregelde doorvaart is

een nieuwe sluis te Hansweert gebouwd en is de bouw

van een nieuwe sluis te Wemeldinge in voorberei-

ding, welke sluizen de beide eindpunten van laatstge-

meld kanaal vormen. Het reeds vermelde Merwede-
kanaal tot Vianen vormt met de Lek, welke vooral
in het benedendeel door baggerwerk den laatsten
tijd belangrijk is verdiept en de Nieuve Maas eene
verbinding tusschen onze groote zeehavena, maar

daarnevens is de vaarweg langs Amstel, Drecht,’ Aai,
Gouwe en Hollandsche IJsel ook belangrijk verbeterd.

Op de ,plannen voor verbetering van den raarweg
van Groningen naar

de Lemm’er, welke tevens als de
verbinding van de haven van Delfzijl met het overige gedeelte des lands is aan te. merken, vestigde de heer
Schilthuis reeds de aandacht in het nummer van 13

Maart1918 van dit blad. Middelerwijl is het wetsontwerp
tot afsluiting en gedeeltelijke droogmaking ran de
Zuiderzee tot wet verheven, waardoor de vaart over de Zuiderzee zal veranderen in die over een binnen-

meer en vele bezwaren aan de zeevaart verbonden
van de vaart van Amst’erdam naar het noorden en
oosten des lands zullen komen te vervallen.

Nog zij hier gewezen op de thans in uitvoering
zijnde verbetering van den Gelderschen IJsel, waarbij
gestreefd wordt naar het verkrijgen van een vaar-

diepte van 2 M. onder normaal laag water op het
bovendeel van die rivier en verder van 2,6 M. onder
dat peil, welke diepten bij de reeds verbeterde rivier-
gedeelten, ruimschoots bereikt zijn.

Ons poldergebied in het westen en noorden des

lands is van nature doorsneden door een groot aantal

watergangen, waardoor het vervoer van landbouw- en
zuivelproducten plaats heeft en ook hier wordt op
bescheidener schaal, vooral in verband met Je zich

tot nu toe sterk ontwikkelende vaart met motorbooten,

naar tal van plaatselijke verbeteringen gestreefd door

den bouw van sluizen en verruiming van waterwegen.

Historisch vôlkomen. verklaarbaar is tot voor kor-

ten tijd de aandacht bij ons te lande in hoofdzaak ge-

vestigd geweest op de toegangen van uit zeé, de ver-

bindingen met en langs onze groote rivieren en de vaar-

wegen door ons .polder].and. Een blik op de kaart die bij
dit artikel afgedrukt is doet dan ook zien, dat belangrijke
gebieden in het zuiden en oosten des lands slechts spaar-
zaam van bruikbare scheepvaartwegen zijn voorzien.

Sedert zich echter in die streken een beteekenende in-

dustrie ontwikkelt, wordt betere verbinding ‘van die

gebieden met het bestaande net van waterwe€n een
dringenden eisch des
tijds;
ook in het buitenland wor-

den de industriecentra aan het net van ‘vvatcwegcn
aangesloten. In een bijzondere positie verkeeren in

dit opzicht de veenkoloniën, waar zich na de verve-
ning beteekenende takken van industrie vestign, die

profijt kunnen ,trekken van de kanalen, welke in

die streken geleidelijk zijn gegraven voor den afvoer

van turf; overige industriegebieden, namelijk in

Noord-Brabant, Limburg, Twente en den Gclderschen Achterhoek verkeeren echter nog in minder vuristigen

toestand, doch ook hier zijn talrijke verbeteringen in

uitzicht gesteld.

Gedeeltelijk reeds in gebruik genomen en overigens

in uitvoering is het Wilhelminakanaal, dat eee ver-

binding van den Amer met de Zuid-Willemsvaart

brengt ‘en voor belangrijke plaatsen als Breda en Til-

burg van groot nut kan worden. De Zuid-Wllems-

vaart wordt verbeterd, wat mede van beteekenis is in

verband met den aanleg tvan een verbindingskanaal
van af Nederweert naar de Maas.

Met het oog op de mijnindustrie in Zuid-Lmburg
en de verdere industrieele ondernemingen, welke men

verwachten kan, dat zich daar zullen vestigen, is de

‘kanalisatie van de Maas boven Grave in uitzicht ge-

steld en is voorloopig reeds besloten tot kanalisatie

der rivier, zoover deze geen grensrivier is, ‘lus tot
boven Roermond, terwijl verder eveneens is besloten
tot aanleg van het kanaal Wesem-Nederweert voor

verbinding met de Zuid-Willemsvaart en het Maas-
Waalkanaal voor verbinding met de Waal.

De Overijselsche kanalen hebben veel te geringe
afmetingen om te kunnen voldoen als scheepvaart-
wêg naar een modern industriecentrum als ‘Twente
tegenwoordig is. Van verschillende zijden zijn plan-
nen opgemaakt om hier verbetering te brengen en
thans is op grond van het verslag eener StaLscom-
missie een wetsontwerp aanhangig voor den aanleg

van een Kanaal van af den Boven-Rijn naar Almelo
met een zijtak naar Enschede. Steeds meer br”idt het
Twntsche industriegebied zich naar het zuiden in

de richting van den Gelderchen Achterhoek uit, ter-
wijl ‘door de steenzoutexploitatje en een mogePjke ont-

ginning der steenkolenlagen deze streek stee is meer

schijnt aangewezen’ voor een industriecentrum, dat
zijn scheepsverbindingen op den duur niet kan

missen. Er bestonden hiervoor dan ook reeds plannen,
welke verband hielden met Twentsche kanaalolannen;
nu echter het tracé voor het kanaal rechtstreeks naar

Twente vast schijnt te staan is aansluiting vrLn den
Achterhoek aan ons net van scheepvaartwegen eén
vraagstuk, dat aan de orde behoort te komen.

Na het voorgaande zal het duidelijk zijn, dat wij
tegenwoordig in het teeken van krachtige verbrtering

van onze waterwegen staan, en wanneer men bedenkt,
hoeveel belangrijke wetten op dit gebied de laatste 5 ja-
ren zijn tot stand gekomen of voorbereid, dan blijkt, dat

Dr. Lely in zijn derde ministerieelen loopbaan zeer
krachtig heeft bijgedragen tot de economische ontwikke-
ling van ons land in de toekomst. ‘Verder moge geble-
ken zijn hoe vele belangrijke waterstaatswer ken op
uitvôering wachten, terwijl het voor den hLiei van
tal van bedrijven van groot belang is, dat zij zoo spoe-

januari
1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

dig en zoo goed mogelijk tot stand komen. Om dit te

bereiken dient’ beschikt te worden over een goeden

staf van technisch waterstaatspersoneel; hierbij is

tegenwoordig een beteekenend algemeen belang be-

trokken. Draagt de Regeering hiervoor niet intijds

zorg, dan is niet slechts rechtstreeks financieel nadeel

voor het Rijk door minder gelukkige leiding der wer-

ken te vreezen, maar ook
minder
geschikte of minder

snelle uitvoering, welke in economischen zin kwade

gevolgen kan. hebben.

Na het voorgaande meer algemeene overzicht van

hetgeen er op het gebied van verbetering onzer scheep-

vaartwegen aan de orde is, zullen in eenige volgende

artikelen enkele van de meest
belangrijke
plannen

nader worden beschouwd.
VAN KUFFELER.

EEN STEM UIT DE ENGELSCHE REE.DERS

WERELD.

Telken jare pleegt Lord Inchcape als inleiding tet

de aandeelhoudersvergadering der
Pewinsular and

Orientcil Stea,n Naviga,tion Conipany
de ontwikkeling
der scheepvaart in het algemeen aan eene breedvoerige

bespreking te onderwerpen en men mocht met reden
verwachten, dat aan zijne rede ditmaal, waar het be-drijf zich op een gowiehtig keerpunt bevindt en zich
zeker in een nog duistere toekomst gaat voortbewe-
gen, een meer Aan gewone beteekenis zou kunnen
worden gehecht.

Het is een opmerkelijk verschijnsel, dat het zwaarte-
punt zijner heschmwingen gelegen is in een scherpen
en ki-achtigen aanval op de van zekere zijde geopperde
wenscholijkheid van een omvangrijk ingrijpen van
Staatswege in de scheepvaartexploitatie, juist nadat
toch de Engelscho Regeering duidelijk en onomwonden
had te kennen gegeven, dat de dreigende nationali-
satie van dit bedrijf vooralsnog niet in hare bedoeling
ligt. Weliswaar mag men zich afvragen, in hoeverre
zulk eene uitdrukkelijke verklaring van de zijde eener
constitutioneele regeering aan den vooravond der ver-

kiezingen van eenige waarde kan worden geacht, doch
algemeen wordt dit bijzondere gevaar, wellicht ook
omdat het vraagstuk bij do verkiezingen niet tot leuze
is gemaakt, toch als geweken beschouwd en Lord
Inchcape blijkt dan ook enkel en uitsluitend beducht
te zijn voor de mogelijkheid, dat de autoriteiten
onwillig zullen blijken om het soheepvaartbedrijf vol-
komen en voorgoed los te wikkelen uit het warnet
hunner storende reglementen en voorschriften, terwijl
liet algemeen belang toch voldoende bescherming vindt
bij de over de geheele wereld erkende bepalingen van
L]oyd’s.

Typisch Engelscih is wel de wijze, waarop hij met
eenige teekenende en inslaande gevallen reeds in het
begin zijner rede de Staatsinmenging aan de kaak
stelt en niet alleen eeno humoristische beschrijving
geeft van een grootsch opgezet en na halve afwerking volkomen verlaten staatsvliegveld, waarbij men thans
wel een bronzen plaat zou kunnen aanbrengen met het opschrift:
,,Th’is derelict was not the outcome of
private enterprise”; doch zelfs een uittreksel vöor-
leest van eene totaal onbegrijpelijke verordening op
het, verbruik van benzine. In het
voorbijgaan
moge
worden opgemerkt, dat Lord Inchcape zich in dit ver-band wel wat al te ver liet leiden met zijne bedreiging
eener algeheele liquidatie der vennootschap bij voort-gezette rijkscontrôle; want een nauwkeurig onderzoek
naar den gemoedstoestand van een deel der aandeel-
houders zou ongetwijfeld een eigen aardig resultaat bebben opgeleverd, indien men zich wil herinneren
hoe ‘hier te lande de deelhebbers in een stevig gefim-
deerde stoomvaartmaatschappij nog immer met duide-
lijk uitgesproken ongeduld op de finale afwikkeling
der zaken en eene daarmede gepaard gaande, zeer
voordeelige, uitkeering uit de baten bljkn te wach-
ten.

Geheel het verdere verloop dezer interessante rede-
vooring is echter een forsch en krachtig pleidooi voor

eene onbe1merde ontwikkeling van het scheepvaart-

bedrijf. De uiteenzetting van do door de P. & 0. en
hare zustermaatschappijeii gevoerde financieele poli-
tiek; bovenal ook de medecleelingen ten aanzien van
dc maatregelen, welke reeds gedurende den oorlog

werden getroffen om onmiddellijk na het herstel van

meer normale omstandigheden den
strijd
om den voor-

rang der Engelsche handelsvloot op de wereldzeeën

weder aan te vangen, mogen hun, die nog steeds den
Britschen zakenman van gebrek aan initiatief en een

koppig vasthouden aan verouderde methoden blijven

beschuldigen, inderdaad tot waarschuwing dienen, dat

zulk een
verwijt
allerminst mag worden toegepast op

de kringen der Engelsche reeders. Nadat, om een

enkel voor de hand ligged voorbeeld te noemen, de

P. & 0. een tweetal jaren geleden in combinatie met
anderen reeds uitvoering had gegeven aan de plan-
non tot het vestigen van een eigén scheepswerf te
Chepstow en de Staat deze geheele inrichting tegen

niet al te voordeelige condities had genaast, trad men al spoedig in nieuwe onderhandelingen, welke moch-

ten leiden tot een bevredigende belangengemeenschap
met een der aanzienlijkste scheepswerveu aan de Olyde,
opdat de zoo hoog noodige aanbouw, welke overigens
inmiddels reeds was aangevangen door het contrac-

toeren voor
vijf
schepen
bij
een tweetal zeer bekende
particuliere firma’s en voorbereidende overeenkom-
stdn met andere hellingen, zonder verwijl gestadig
zou kunnen worden voortgezet. Juist het voortdurend
toevoegen immers van steeds weer verbeterde aan-
winsten
bij
de vloot, moet thans meer dan ooit als
levenseisch voor de groote stoomvaartonderriemiugen
worden beschouwd en terecht hebben dan ook hier te
lande eenige der aanzienlijke reederijen op ongeveer
gelijke wijze reeds tijdig hare belangen
bij
een onge-stoorden groei van de vloot aan die der scheepsbou-
wers weten te koppelen. –
Buitengewoon belangwekken.d
zijn
Lord Inchcape’s
uitlatingen, waar hij komt tot den chimax van zijn
betoog en kernachtig het indringend vermogen be-
schrijft van een Vrij de vleugels uitspreidend scheep-
vaartbedrijf

,,the most vital of all 1ey indu.stries”
– op de volksvhijt in al haar geledingen; waar hij een
toekomst tegemoet ziet van nimmer gekende welvaart
ten gevolge eener geweldige algemeene productie
bij
den
opbouw van alles, vat tijdees de oorlogsj aren aan vernie-
ling was blootgesteld; een opbouw, die vanzelf eene ver-
nuftige verbetering en ver volmaking der productie-
middelen en eerie uitbreiding en belangrijke versnel-
ling van de verbindingen niet alleen met de
,,domi-
-nions”,
doch ook met vreemde wereidstreken in zich
sluiten zal.
Hij
meent een tijdperk te mogen voor-
spellen ,,in which we are more lilcely to see three jobs
for one man, than three men for one job”;
wel erkent
hij volmondig, dat het land thans nog gebukt gaat
onder den bijna niet te dragen last der oorlogsschul-
den, doch spreekt als
zijne
overtuiging uit, dat de
geestkracht, het initiatief der bedrijfsleiders, ge-
steund door de rijke bronnen van welvaart binnen
korter tijd dan menigeen wel zou durven vermoeden, de bevolking in staat zullen stellen om al deze lasten
van uich af te werpen.
Is het wel in alle opzichten billjk, dat Lord
Inchcape de wenschelijkheid van de heffing eener
oorlogswinstbelasting geheel en al van zich afwijstl
Het spreekt van’zelf, dat ook hij zooais zoovele ande-
ren tahlooze pakkende tegenargumonten weet aan te voeren, welke in het kort gegrond zijn op het gevaar
van eene verslapping dor energie, waar een groot deel
van de overwinst aan de schatkist moet worden afge-
dragen, doch in het algemeen mogen zijne besehou-
wingen en meeningen te dien opzichte worden opge-
vat als een ,,oratio pro domo”, welke uit den aard der
zaak niet door iedereen kan worden onderschreven,
met dien verstande natuurlijk, dat de heffing vanzelf
binnen een bepaald tijdsverloop zal dienen te ver-
dwijnen. Het is overigens een open vraag of het

12

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Januari 1919

Engelsche 8cheepvaartbedrijf, dat niet alleen ten ge-

volge van een ongehoord verlies aan tonnage, doch ook
onder den druk van allerlei noodzakelijke regeerings-

maatregelen zoo geducht geleden heeft, zich spoedig

genoeg zal kunnen herstellen, dat reeds een overwinst
zal kunnen worden geboekt gedurende het naar alle
waarschijnlijkheid nog korte tijdperk, waarin nog van
een oorlogswinstbelasting sprake zijn zal.

Hoe buitengewoon. omzichtig is ook hier weer de

vrees voor concurrentie van de zijde der andere natio-

naliteiten tot uiting gekomen! Als even in liet voor-

bijgaan slechts wordt het gevaar van een ver-.

der doordringen der vreemde mededinging op het

arbeidsveld der Engelsche scheepvaartlijnen aange-
stipt, al klinkt er zeker wel een al te scherpe spijtig-

heid in de uitlating, dat ,,any attempt al encroach-

ment by one line on the sphere of another will be

regarded as the insidious peaceful penetration of the
Hun”. Z66
duikt ook telkens weer in de pers van over
het Kanaal een korte opmerking naar vorén over do

kansen, die Amerika krijgen zal: hetzij door een ver-

gelijkenden staat van sehepenaanbouw zonder over-

bodig commentaar, hetzij door een schijnbaar onschul-
dige beschouwing over de quaestie der gages, en het is

niet onwaarschijnlijk, dat Lord Inchcape op de Ver.

Staten doelde; want in de eerste plaats kan het hem
bekend zijn, dat de neutralen zich waarlijk nog niet

ernstig op het vaarpla.n der Engelsche lijnen hebben
kunnen werpen en in de tweede plaats is de Britsche reeder, al moge hij dan ook soms smalend wijzen op

de krachtige financieele positie der neutrale onderne-

mingen tengevolge van den oorlogstoestand, ongetwij-

feld te hooghartig om in handelsmaritieme aangele-
genheden de concurrentie der kleinere zeevarende.
natiën te vreezen. In ieder geval
schijnt
het vast to
staan, dat de Engelsche scheepvaartlijnen in den laat-sten tijd veel nader tot elkander zijn gebracht en men
mag blijkbaar aannemeil, dat er onlangs een soort

overeenkomst tot stand gekomen is, krachtens welke
men elkanders vroeger arbeidsveld voorloopig althans

zal eerhiedigen. Een weinjg zonderling klinkt het

anders wel, als men Lord Inchcape, na al zijne min of
meer sarcastische en geringschatte.nde uitlatingen
over de bemoeiingen der rijksambtenaren, met eenige
genoegdoning hoort verklaren, dat dit toch bij uitstek
interne vraagstuk der toekomst behoorlijk is neerge-

legd en bevestigd door den ….
.. Shipping ‘Controller”.

Voor onze eigen scheepvaartwereid is het goed te
luisteren naar deze stem van den grooten en invloed-
rijken Engelschen reeder; zij brengt een geluid, dat
ons weldadig in de ooren klinken moet, want wij kun-
nen, hoe onwillig ook, slechts erkennen, dat wij medo’
zijn ometrengel.d door de ‘banden, welke nog eenigen
tijd een b’êletsel zullen vormen voor de Vrije ontwikke-
ling van zijn eigen bedrijf en
wij
zijn er van over-
tuigd, dat onze eigen
,,iShipping Controller” slechts
zal kunnen verdwijnen, nadat de zijne voorgoed af-
scheid zal hebben genomen. Misschien zal binnen niet
al te langen tijd de kracht van het verlangen in de
kringen •der En,gelsche reeders eenige uitwerking tea
goede brengen, doch in hoeverre deze quaestie overi-
gens vastzit aan de problemen der voorgenomen
uvereiddistributie der grondstoffen, is een andere
vraag, welke zelfs een man iils Lord ïnehcape niet
tracht op te lossen.
.H. Pn.
KELDER.

HET VRAAGSTUK DER HEFFING IN EENS.

EEN MISVERSTAND.

De heer G. M. Boissevain te Bloemendaal schrijft:
Bij de algemeene beschouwingen in do Tweede Kamer over de Begrooting heeft, in de zitting van
den 6den dezer, de heer Ter. Laan zich weder uitdruk-
kelijk verklaard voor eene heffing in eens ter. dekking
der crisisschulden.

Hij zeide dienaangaande o.m. het vlgende:’
,,Wij
blijven ons onwankelbaar stellen op het standpunt,
dat de crisislasten moeten worden gedragen door de bezit-

tende klasse, en door haar. alleen. Het volk heeft in deaen
crisistijd genoeg gedragen; wij denken er. niet aan om het,
zij het maar voor een deel, ook nog met de afdoening der
crisisuitgaven te belasten; deze lasten – ik herhaal het,
omdat ik er den nadruk op wil leggen – zullen geheel en
al voor rekening moeten komen van de bezittende klasse
alleen.”

Het komt mij wenschelijk voor de aandacht op .deze

woorden te vestigen, omdat daaruit duidelijk blijkt, dat

de aandrang van den heer Ter Laan en zijne partij-
genooten, om tot de
heffing in eens
over te gaan, be-
rust op een misverstand. ..

Wat wenschen de tegenstanders der heffing in eens?

Geenszins deze te ontwijken, ten einde den last der

crisisuitgaven af te werpen van de bezittende klasse

– onder deze verstaan wordende, zoowel de bezitters

van min of meer aanzienlijke bedrijfsinkomsten, als

de.bezitters van kapitaal, een eisch van billijkheid ten

aanzien van de verdeeliug dier lasten en ook een eisch

van algemeen belang wat betreft het behoud en de
vorming van het nationaal kapitaal – en dezen last,
althans voor een deel, over te brengen in breeder kring

en inzonderheid ook op de schouders der aiheiders-
klasse. Maar wel dit: om dien op de schouders der he-

zittende klasse drukkende last te verdeelen over eenige

jaren en daardoor het te brengen offer draagbaarder

te maken, alsmede daarin te betrekken niet uitsluitend
de bezittende klasse van het heden, doch ook die der

eerstvolgende jaren, te wier behoeve, of in welker

belang, de uitgaven zeker evenzeer zijn geschied.

Daarom geen
onmiddellijke
delging der crisis-
leeningen door middel eener heffing in eens; maar
aanvankelijke handhaving dier leeningen

en slechts geleidelijke aflossing uit de opbrengst van belasting.

Het best zou wellicht zijn daartoe in te voeren eene

additioneele speciale inkomstenbelasting, welke te.
heffen ware zoolang als noodig zou wezen om in de
rentebetaling en aflossing der crisisleeningen te voor-

zien. Deze crisisinkomstenbelasting ware té heffen

van alle inkomens boven een zeker minimum en met

eene bepaalde verhooging voor zooveel het inkomen
ontleend wordt aan vermogen. Voorts eene progres-
sieve belasting, maar de progressie zoo geregeld wor-

dende, dat de verhoogde percentage alleen zou tref-

fen het inkomen boven dat der voorgaande klasse.

In verdere bijzonderheden treed ik hier niet, omdat

die,
natuurlijk,
geregeld zouden moeten worden in
verband met de overige belastingen. Alleen zij opge-
merkt, dat, uit den aard der zaak, de belasting niet
hooger zou moeten worden opgevoerd dan vereenig-

baar ware met ‘betaling uit het nationaal inkomen, en,
ook zelfs wat liet maximum percentage voor de zeer

groote inkomsten betreft, niet ‘boven de eischen eener

inkomstenbelasting zou moeten gaan. Maar overigens,
zegge met inachtneming dezer eischen, ware die spe-
ciale crisisinkomstenbelasting
zoo hoog mogelijk op
te
‘voeren, opdat daardoorde crisisleeningen zoo spoedig
als ‘maar eenigszins mogelijk ware, gedel’gd ‘zouden
worden en daardoor in een minimum van
tijd,
de bres,
door de crisisuitgaven in het nationaal vermogen ge-
schoten, zoo snel mogelijk hersteld wierd.

En nu zegge men niet, dat door dergelijke belasting
toch de draagkrâcht der belastingplichtigen voor ân-
dere belastingen zou worden aangetast. Die draag-
kracht
is
aangetast door de crisisuitgaven en daaraan
valt niet te verhelpen. Maar véel m.inder zwaar zal de
uitwerking dier aantasting vallen, indien het verlies
wordt hersteld door eene over eenige jaren verspreide
inkomstenbelasting, dan wanneer daartoe het natio-
naal kapitaal wordt aangesproken. En niet het minst
is hierbij inzonderheid het belang der arbeidersklasse

betrokken, omdat bij eene heffing in eens het kapitaal
wordt opgeëischt, in wiens handen zjch ook bevin-

dende en hoe ook belegd, zegge ook wanneer direct
dienstbaar gemaakt aan het werk der voortbrenging;
het is niet te veel gezegd, dat de heffing in eens on-
vermijdelijk tot vermindering in de vraag naar arbeid

1 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13

en zeer waarschijnlijk tot groote werkloosheid zou
leiden.

G. M. B.
21-12-’18.

HEFFING IN EENS EN RENTESTAND.

Mr. Dr. C. Sleeswijk te Amsterdam schrijft:

In het hoofdartjkel in de Nationale S. G. van 28

November wordt betoogd, dat de heffing in ééns eene

stijging van den rentestand zal veroorzaken. Het blad

voegt er de onvriendelijke opmerking aan toe, dat dit

de reden is, waarom bankiers en in ‘t algemeen de

geidhandel zoo sterk v66r dien maatregel zijn. Alléén

uit eigenbelang zouden die groepen de heffing in ééns
ven schen.

Het komt mij voor, dat . de schrijver van bedoeld
hoofdartikel hier geheel op hol is geslagen in de zucht
de industrie tegen die heffing te beschermen. Hij gaat
zelfs zoo ver een referendum voor te stellen, waarbij de

bankiers c.s. niet mede mogen stemmen! Dit is wèl

het idée van een referendum!

Maar ter zake. Zal de heffing in &ns invloed heb-
ben op den rentestand en zoo ja, welken? 1)ie vraag

eischt beantwoording. Op den voorgrond zij gesteld,

dat ik mij de heffing in eens denk op te moeten bren-
gen een bedrag,
gelijk
aan het totaal der crisisleenin-
gen en dat de betaling zal kunnen geschieden met obli-
gatiën dier leeningen. De
schrijver
van het genoemde
artikel staat op hetzelfde standpunt. Tegelijk wordt
aangenomen, dat het bedrag, aan contanten te ont-

vangen, zal worden gebruikt tot aflossing der ciisis-

lecningen. Ik geloof niet, dat daarover twijfel kan
bestaan.

Aannemende, dat de crisisschuld 1100 millioen gul-
den groot is, dan zal deze geheel vertegenwoordigd
worden door de crisisleeningen van resp.
f
175,
f
125,
f
500 en
f
350 millioen. De heffing wordt uitgeschre-
ven en nu doen zich drie gevallen voor:
l)e heffingplichtigen zijn in ‘t bezit van een be-
drag crisisobligatiën, gelijk aan het te storten bedrag.
Zij dragen hunne obligatiën over aan den Staat; de
geidmarkt blijft er buiten.

1)e heffingplichtigen bezitten geen crisisobliga-
tiën maar andere fondsen.
Zij
moeten dus daarvan
verkoopen, hetzij om contanten te maken, hetzij om,
zoolang daarin voordeel zit, crisisobligatiën te koopen.

Gevolg aanbod op de .fondsenmarkt. Maar staat daar
tegenover niet een gelijke vraag? Want de bezitters-
van-crisisobligatiën-nietheffingpljchtig weten, dat

deze afgelost zullen worden, de daardoor vrijkomende
gelden moeten worden herhelegd, dus zal er vraag zijn naar de fondsen, welke als boven worden verkocht. En
daar alle crisisobligatiën geplaatst zijn onder het pu-
bliek (het beleende bedrag is in verhouding hoogst

onbelangrijk) zal vraag en aanbod vrijwel tegen elkaar
opwegn.

De heffingplichtigen bezitten geen crisisobliga-
tiën noch andere fondsen. Hun vermogen bestaat uit

onroerende goederen, fabrieken etc. Hier is ‘t geval
eenigszins anders. Deze personen zullen geld moeten opnemen, buy. op hypotheek. Maar ook hier geene of
slechts eene tijdelijke disturbatie van de geldmarkt.
Stel, dat deze personen allen bij de hypotheekbanken

aankloppen om geld. De hypotheekbanken moeten dan
pandbrieven plaatsen. Zal daar vraag naar zijn? Zeer
zeker, want de gelden, vrijkomende uit de af te lossen
crisisobligatiën, zoeken herplaatsing.
Er zal echter geen bezwaar zijn om betaling in ter-
mijnen toe te staan aan hen, voor wie betaling in ééns
bezwaren oplevert. In de practijk zal alles wel niet zoo
gemakkelijk gaan als hierboven is voorgesteld en zal

dus eene tijdelijke verontrusting der geidmarkt niet te
ontgaan zijn, maar eene verhooging, eene
blijvende
verhooging van den rentestand zal niet plaats vinden.
Immers het te heffen bedrag is
gelijk
aan de af te
lossen leeningen.

Indien het nu als vaststaand kan worden aangeno-
men, dat de heffing met crisisobligatiën kan worden
betaald, moet de vraag worden gesteld, tegen welken

koers die obligatiën dan moeten worden aangenomen.

Er zijn drie koersen, t.w.: pan (aflossingskoers),

emissiekoers en beurskoers. De twee eerste zijn gelijk,
behalve
bij
de 4 pOt. van 1916.
Ik zie geen bezwaar om de obligatiën door den Staat

aan te laten nemen tegen den emissiekoers. Dit is
rechtvaardig tegenover dengeen, die
bij
de inschrijvin-
gen steeds
zijn
plicht deed en de obligatiën heeft aan-
gehouden. Het is niet onrechtvaardig tegenover den-
geen, die zijne obligatiën heeft verkocht. Degeen, die

nimmer zich van zijn inschrijvingsplicht kweet, profi-

teert er weliswaar van, immers hij kan de obligatie, waarvoor bij de inschrijving pari moest worden be-

taald, thans goedkooper krijgen en daarmede de hef-

fing kwijten. Dit profijt behoeft men zich niet zoo
groot voor te ste]len, daar wanneer eens vaststaat, dat
de heffing met crisisobligatiën mag worden betaald,

deze onmiddellijk in koers zullen stijgen.

Den koopers der crisisobligatiën beneden den emis-
siekoers kan genoemd voordeel gerustelijk worden ge-

gund. Immers bij aflossing uit de hcffingsgelden,

welke aflossing (evenals bij uitloting) niet anders dan
. pari denkbaar is, ontvangen zij hetzelfde (of,
bij
de
4 pOt.
lt
07 pOt. uitgegeven, grooter) avans.

0.3,

DE RIJKSMIDDELEN.

In dit nummer treft men aan het gebruikelijk
overzicht met bijlagen van de opbrengst der Rijks-

middelen over de eerste elf maanden van het loopende

jaar, vergeleken met de overeenkomstige cijfers van
het vorig jaar.

De oorlogswinst- en verdedigingsbelastingen brachten
tot dusver in totaal op een bedrag van
f
425.063.412,—,
waarvan
f 321.137.421,— op rekening komt van
eerstgenoemde heffing. Met inbegrip van de opcenten

ten behoeve van het Leeningfonds – behalve die
op den suikeraccijus, welke geene verzsvaring van
belastingdruk medebrachten – is derhalve een totaal
van
f
522.332,288,— ontvangen uit belastingheffing
welke haren grond vindt in de buitengewone om-
standigheden.

De ci.jfers van deze maand duiden op een aan-
merkelijk trager vloeien der oorlogswinstbel as tin g.
De gew,one middelen brachten in de afgeloopon
maand
f
18.438.280,— op, tegen
f
22.306.352,— in
November 1917 en vertoonen mitsdien een achter-
uitgang van
f
3.868.072,—. Dit ongunstig resultaat
is in hoofdzaak te wijten aan een daling in de op-
bi’engst van de grond- en vermogensbe]asting, van den
accijns op suiker, gedistilleerd en geslacht èn.van de

zegelrechten. De nieuwe belastingheffing deed zoowel
in November 1917 als in November 1918 haren
invloed reeds gelden en moet derhalve bij de ver-
gelijking der opbrengsten dezer maanden buiten
beschouwing blijven.

Vermelding verdient, dat de opbrengst van de
invoerrechten en loodsgelden een geringe stijging
vertoont.

De lage opbrengst der vermogensbelasting wordt
voor een zee groot deel veroorzaakt door de ver-
traging in verband met de totstandkoming der

wet tot wijziging van de vermogensbelasting (wet van
27 Juli 1918,
Statsblad No.
504), tengevolge waar-
van de aanslagen over 1918/19 voor het meerendeel
niet tijdig konden worden vastgesteld, zoodat ook de
betaling later geschiedt dan in andére jaren.
Dit blijkt wel hieruit, dat, terwijl in November 1917
ruim
f
1.600.000,— wegens aanslagen betreffende
het. loopende belastiugjaar werd ontvangen, het

overeenkomstig bedrag in November 1918 slechts

f
178.702,— beliep.

Vergelijkt men ten slotte de ontvangsten in de
eerste elf maanden van 1918 met die van het over-
eenkomstige tijdvak van 1913, toen de buitengewone

14 ”

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

1
Januari 1919

omstandigheden haren invloed nog niet deden ge-

voelen, dan vindt men, met toepassing van de

gebruikelijke correcties
1)
en met terzijdestelling,

voor zoover mogelijk, van den invloed der nieuwe

belastingheffing
2)
de volgende cijfers:

Tijdvak Jan. tot en met Nov.
1918: f160.376.149,-

1913: ,, 137.456.472,-

Verschil
f
22.919.677,-

Deze stijging bedraagt
16,67
percent of per jaar

gerekend
3,33
pOt. Deze percentages dalen tot
12,94

en
2,59,
indien de opbrengst der wisselvallige suc-

cessierechten in beide tijdperken buiten rekening,

wordt gelaten. Het zooeven bedoelde verschil daalt

dan tot
f 15.787.617,—.
De door deze percentages tot uitdrukking gebrachte

stijging is op zichzélf beschouwd niet ongunstig.

AANTEEKENINGEN.

De icapitaalmarkt van. Zwitsei-

land in 1918. –
In een jaaroverzicht, dat de A. G.
Lou & Co. te Zürich reeds verspreidt, vinden we enkele

opmerkingen gemaakt over den stand van de kapitaal-

markt in Zwitserland, waarvan het navolgende moge

w’orden overgenomen.
Het totaal bedrag, dat sedert het begii van tien oor-

log tot einde
1917
uitgegeven is aan obligaties en

aan.deele.n, béreikt een rond bedrag van
1.880.000.000

frs. en gaat dus reeds het
cijfer
to boven, dat in de

laatste vier vredesjaren werd geëmitteerd. Hiernaast
valt dan nog te constateeren, dat de inlagen bij do

spaarafdeelingen van de kautonale bankên in de ecrste

negen maanden van dit jaar eene vermeerdering vei-

toonen van rond
84.000.000
frs. tegenover een to-

name van
50.000.000
en
88.600.000
frs. resp. in
de jaren
1917
en
1916.
Voorts valt er op te wijzei,
dat het bij den landbouw op hypotheek uitstaande

kapitaal ook in dit jaar teruggang vertoont. Een alge-

ineen overzichtsataatje volgt hier uitgedrukt in dui-

zenden francs. Het is niet geheel duidelijk, of de cijfeis
voor het jaar
1918
eventueel ook de vergelijkende
cijfers voor de beide voorafgaande jaren, niet slechts

tot do eerste negen maanden des jaars beperkt zijn.

obligaties aandeclen –

t o t a a 1
1918

1918

1918

1917

1916
Bond
……
250.080.000

250.000.000 170.000.000 200.000.000
Bondssp.wegen 50.000.000

50.000.000 10.600.0.00


Schweiz. Finanz-
geell.chaft.

30.000.000 56.000.000 86.r
1
.00 000


Kantons ….50.450.000


50.450 000

22.100.000
Steden
…..
41.600.000

.

41.600.000

8600.000 19.000 000
Banken
…..
14.000 000 79.925.000 93.925.000 68.425.000 39.134.000
md. en Handel
34.875.000 147.445.003 182.320.000 235.631.000 177.388.000

Totaal nieuwe
emiasies . . . 470.025.000 283.370.000 754.295.000 493.256.000 457.622.000
Conversies . . . 61.880.000

61.880.000 82.900000 70.290.01.0

Totaal kapitaal.
opname. . . . 532.805.000 283.370.000 816.175.000 576.156.000 527.912.000

Indien, aldus de circulaire, de inschrijvingen op aan-
doelen bij de Zwitsersche kolencentrale A. G., rond
te stellen op Mk.
20.000.000,
mêde in rekening geno-
men worden en voor agio bij aandeelen-emissies
12.000.000
frs. aangenomen wordt, dan komt men als
bedrag, dat in den loop van de berichtsperiode in het

openbaar op de kapitaalmarkt opgenomen werd, tot een totaalvan rond
848.000.000
frs. Oonversie-leenin-
gen vertoonen tegenover de opname van nieuw geld,

zoowel relatief als absoluut een sterke vermindering,
terwijl de eerstgenoemde leeningen in het vooraf-

t)
Uitschakeling van hetgeen de Rijksinkomstenbelasting
in 1918 meer opbracht dan de bedrjfsbelasting in 1913,
na aftrek van de mindere opbrengst uit de gewijzigde
vwrmogensbelasting en toevoeging aan de cijfers van 1918
van dat deel van de opbrengst van den suikeraccijns, dat
in 1913 aan de algemeene middelen, doch in 1918 aan het
Leeningfonds 1914 ten goede kwan.
2)
Uit de nieuwe zegel- en registratierechten, de wetten betreffende den bieraccijos, het statistiekrecht en het recht
van successie werd voor 1918 een meerdere bate van
f17.150.000,— verwacht. –

gaande jaar
83.000.000
frs., of 14,5 pOt. van het

totaal opgenomen geld bedroegen, is dit aandeel in

het huidig jaar tot
62.000.000
frs. of
7,3
püt. gevallen.

Inzonderheid zijn de nieuwe cmissics geschied ton bate
van de eigen middelen van aandeelen-vennootschap-

pen en banken, naar men aan mag nemen als gevolg

van het streven zich toe te rusten voor de overgaugs-

periode. De particuliere transportoriderneiningen en
de hotelin-dustrie hebben zich op de open markt bijna

niet meer als credietnemer vertoond. Daarentegen
vertoonden de aanspraken door Staat en Gemeenten

gemaakt een vermeerdering van meer dan
200.000.000

frs. Al is bij kantonale en stedelijke leeningen-de aan-

leiding nog in het algemeen liet voornemen de geldex
te bezigen voor industrieele bndernemi.ngen, zoo is

niettemin hierbij en ook .voor wat betreft den Bond

en de Bodsspoorwegen, de aanleiding steeds meer en

duidelijker terug te voeren op de oorlogsconsequentios
en de behoeften voor sociale verzorging.

Dat
bij
deze buitengewone eisdhen, die aan den kapi-

taaikracht van het land gesteld werden, de leenings-

voorwaarden boven liet gangbare niveau uitgingen, was
niet te vermijden. Voor de beide jongste mobilisatie-

leenin.gen werd een
5
pOt. type gekozen, maar de

laatst uitgegevene moest reeds tegen
994
pOt. geëmit’
teerd worden. Do Bondsspoorwegen boden hun
5
pOt.

obligaties met een looptijd van 10 jaar, tegen
90
pCt.

aan. De ernissieprijs van de 5 pOt. kantonale leenin-

gen varieerde tussehen
99
en 100 pOt., terwijl stede-
lijke omissies tot
-2
pOt. onder pan- aangeboden wer-

den. De banken gaven hun
5
pOt. fondsenvoor
99 pOt.

uit, terwijl industrieele obligaties zich tusschen
96

pOt. en pari bewogen, al naar gelang het type 5 pOt.,

56
pOt. of 6 pOt. was.

Toeneming der cireulati:e van

Federat Reserve Notes en infia-

.t
i e.
– De snelle stijging van het uitgegeven bedrag

aan Fod. Res. Notes heeft in de Vereenigde Staten
herhaaldelijk de aandacht getrokken en talrijk zijn de
uitingen, die in deze toeneming een verschijnsel- zien

van inflatie, waarmede dan de, ook in de Verecuigde
Staten aan den dag getreden, prijsstijging in verband
wordt gebracht.
Van de zijde van het Fed. Res. stelsel wordt niet
nagelaten hiertegen op te komen. Zoo heeft laatstelijk

de heer Harding, president van de Fed. Bes. Dank
te New York, in een vergadering der Ohio Bankers
Association in een uitvoerig betoog de bewering
trachten te ontzenuwen, terwijl thans ook het October-
Bulletin van den Federal Reserve Board op het

vraagstuk ingaat. Aan deze laatste beschouwingen is

het navolgende ontleend.
In de eerste plaats geeft het Bulletin enkele cijfers
nopens de totale geldcirculatie in de Ver. Staten op

1 Februari
1917
en 1 September 1918:

in dollars
Toeneming
+
1
Febr. 1917
1
Sept.1918
of afnerning-
Gouden munt

en goudeer-
tificaten ..

1.923.388.291 913.282.661
—1.010.105.830

Fed.Res.Notes (mcl.

Fed.
Res.Bk.Not.)

281.944.910 2.111.896.868
+
1.849.951.758

.d.11e

verdere
geld……1.731.139.217
1.627.487.179

103.672.038

3.916.472.418 4.652.646.508 + 736.174.090

Uit deze cijfers, welke het feitelijk circuleerend ruil-
middel, met aftrek dus van alle bedragen, in kas bij de
Treasury en de Fed. Res. Banks, vertegenwoordigen,
blijkt, dat de zeer sterke toeneming der Fed. Res.
Notes in het besproken tijdvak voor meer dan 1 mii-

hard dollars, of meer dan do helft, is gepaard gegaan met eene vermindering van de circulatie van gouden
munt en goudcertificaten, gevolg van een overbren-ging van het goud uit het publiek en uit de Treasury

naar de Fed. Res. Banks.
Op grond van de ervaringen vodr- den oorlog kan

11
1 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15
1

do normale stijging.’van de behoefte aan ruiliiaiddel
voor het besproken ‘i.jdvak op ongeveer $ 100.000.000

worden gesteld. Het slotresultaat is dus, dat over-
blijft een stijging van rond $ 630.000.000 op een totaal

van ruim 4,5 milliard, een bedrag, dat, vergeleken met

wat andere landen, ook Nederland, hebben te zien
gegeven, uiterst bescheiden is.

De schrijver in het .3ulletin meent deze toeneming

onder de huidige omstandigheden dan ook niet abnor-
maal te kunnen achten. Met name wijst hij op de sterk
gestegen activiteit in handel en bedrijf en op het feit,

dat, naar aangenomen mag worden, belangrijke bedra-
gen aan munten en biljetten terzijde zijn gelegd door

in beter doen gekomen arbeiders, nog onbekend met bankgewoonten. Voorts is een belangrijk bedrag aan

ruilmiddel, voor het jaar September 1917 tot Septem-
ber 1918 stellig op meer dan $ 50 millioen dollar te
stellen en hoofdzakelijk bestaande iu Fed. Res. Notes,
voor circu]atiedoeleinden uitgevoerd naar Canada,

Mexico en Cuba, terwijl ten slotte het nauwe verband

tusschen de stijgende geldbohoeften in de beide oogst-
perioden en de extra toeneming der circulatie in dien

tijd door den schrijver wordt aangehaald als een argu-
ment voor de stelling, dat de toeneming niitsdien in

hoofdzaak gevolg is van reëele behoeften, zoodat,
indien er inflatie van prijzen bestaat, deze niet geacht

kan worden veroorzaakt te zijn door een overmatigo
uitgifte van Fed. Ras. Notes.

,,ln werkelijkheid is veel meer – aldus het Bulletin
– de toeneming in beschikkingsmacht (purchasing
power) van het land, gelegen in de stijging der

deposito-rckenin,gen bij de banken, . van beteekenis.
Voor de National hanks alleen was deze toeneming
tussehen 5 Maart 1917 en 29 J’uni 1918 ongeveer een

miljard dollar en op het oogenblik vermoedelijk nog
belangrijk hooger. Van de
zijde
van den Fed. Ras.
Board is meermalen de aandacht gevestigd op de
fundamenteele waarheid, dat de uitzetting of zooge-
naamdo ,,inflatio”, waarover pleegt te worden ge-
klaagd, niet gevolg is van de uitgifte van Fed. Res.

Notes, aangezien deze notes louter een bijkomstig iets,
een gevolg zijn van een proces, dat zijn oorsprong
vindt bij ieder van de credietverleenende particuliere
baiikinstellingen. ,,Inflatie” om kort te gaan, doet zich

voor, wanneer crediet verleend wordt op eenigen

anderen grondslag dan die van circuleerend riiil;nid-
del. Voorzoover het betreft voorschotten, verleend op
beleggingen op langen termijn of andere niet iiquide
vermogens-objecten, is er alle kans, dat het leidt tot
inflatie – dat is te zeggen tot het creëeren van ruil-
middel op crediet, dat niet beantwoordt aan dadèljke
behoeften, noch een reëele vraag vertegenwoordigt
naar middelen tot ruiling van goederen.”

Het ‘zal onnoodig zijn, hierbij aan te teekenen, dat
cle motiveering ten nauwste samenhangt met het feit,

dat in de Amerikaansche centra de chècjue een ‘bijna
even groote rol speelt als in Engeland. Dit maakt het
mogelijk in dit opzicht aan bankdeposito’s een betee-
kenis toe te kennen, die zij elders niet of slechts in
geringe mate bezitten.

Het vrouwensurplus na den oorlog. –
Het excedent der vrouwelijke bevolking is, naar voor
de hand ligt, in de landen die aan den oorlog deel
genomen hebben, vergroot. Een algemeen op goede
statistieken berustend overzicht daarvan, is natuurlijk
thans nog niet beschikbaar. Dr. Prinzing doet echter
in de Deutsche Medizinjsche Wochenschrjft voor

Duitsch]and de volgende mededeeling. Het surplus
der vrouwelijke bevolking vergeleken met de manne-

lijke is het grootst tusschen den 18 en 45-jarigen
leeftijd; de periode die voor de geboorteverrneer-dering van het grootste belang is. In deze periode
waren er in Duitschland v66r den oorlog naast 1000

mannelijke inwoners 1004 vrouwelijke, terwijl men
aanneemt dat dit laatste cijfer thans tot 1166 gestegen
is. Indien dit cijfer juist is, dan zou het vrouwelijk

surplus tijdens den oorlog 16,2 pOt. vergroot zijn.

Terwijl de terugkeer der mannelijke bevolking van
het front de arbeidsgelegenheid voor de vrouw zal
gaan beperken, moet men anderzijds dus rekening
houden met een grooter aantal vrouwen dat, ver-
geleken met v66r den oorlog, blijvend in eigen

onderhoud za,l hebben te voorzien. Met eQn aanzien-
lijken teruggang van het geboortecijfer moet dus

rekening gehouden worden, terwijl Dr. Prinzing

berekent dat het 27 jaren zal duren alsvorens het

vrouwensurplus weder genivelleerd zal zijn.

Men weet, dat het Utrechtsch Jaarbeurs-bestuur

reeds geruimen tijd ernstig overwoog het bedrijf van
,,timbertown” naar een modern opgetrokken jaarbeurs-

paleis over te brengen. Thans heeft de Raad van Be-
heer der ,,Vereeniging tot het houden van Jaarbeur-
zon in Nederland” bekendheid gegeven aan uitge-
werkte plannen, ontworpen door Ir. J. de Bie en M.

Brinkman, die aan Burgemeester en Wethouders der

Gemeente Utrecht zijn overgelegd en in een met teeke-

ningen en plattegronden verluchto brochure, die de
distinctie draagt, waarmede de vereeniging hare publi.

eaties gunstig weet te doen uitkomen, gelegenheid ge-

geven daarmede kennis te maken. De gebouwen zijn ge-

dacht te verrijzen op het Vredenhurg to Utreeht, even-

wijdig met de Rijnkade en loodrecht daarop, Mdus om.
de fundamenten bedekkende waarop nu Fruithal,
Korenbeurs en Schouwburg zich verheffen. De bouw-
begrooting van het eerste gedeelte van het complex
vertoont een telling van
f
2.000.000. Nadere bijzonder

heden zullen de lezers in deze kolommen niet verwach-
ten – de dagbladpers heeft aan de plannen uitvoerige

aandacht geschonken – gaarne werd echter ook te
dezer plaatse blijk gegeven van belangstelling.
H.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

D e E c o n o m i s t. – ‘s-G ravenhage, 15 Decem-
ber 1918.
G.
M. Boissevain,
Het vraagstuk van de delging
der oorlogs- of crisisschulden;
P. H. v. d. Kemp,
De geboorte van ons consulaat te Centen uit het
verleden van Nederlands handel on China.

Tijdschrift voor Economische Geogra-
p bie. – ‘s-Gravenhago, 15 December 1918.
E. R. J. W. Hondelinic,
De economische ontwikke-
ling van Frankrijk na den oorlog; De Japansche
Koopvaardijvloot op het einde van 1917;
H. van
Daifsen,
Over biezen en matten in Nederland;
C. A.
G
1
errilsen,
De Duitsche textielindustrie na den oorlog.

Tijdschrift van het Koninklijk Neder-
landsch Aardrjkskundig Genootschap. –
Leiden, November 1918.
Dr. A. A. Beelcrnan,
Nederland’s twaalfde provincie;
P. H. (Jallé,
De stormvloeden van 3, 4 en 5 Februari
1825;
A. H. Spaan,,
De landstreek tusschen Sang-
koelirang en Doemaring, Borneo;
W. H. D. de Jongh,
Lood-, zink- en ijzerertsen in Zuid-Limburg.

Bankers’ Magazine. – Londen, November
1918.
Sir R.
II.
Inglis Paigrave,
The Bank Notes cir-
culating in the United Kingdom.

In cle bladzijdeu die Sir Inglis Paigrave in de November-aflevering wijdt aan de bankbiljettencirculatje in Engeland,
uit hij de meening, dat het z.
1.
aanbeveling
zou
verdienen
thans aan de Engelsche particuliere banken het recht te
geven over te gaan tot de uitgifte van bankpapier van
1
en
2
£ onder zekere belasting van overheidswege. De Schot’
sche en lersche banken hebben dit recht, terwijl het
motief der Peel act om door het monopolie der Bank of
England gepaard aan het feit, dat de kleinste banknote
5 £
beloopt, een actieve goudcirculatie in het leven te roepen,
thans niet meer geldt. Ook wanneer het voorstel, wat be’
grijpelijk zou zijn, weinig aanhangers vindt, blijft het niet.
temin een merkwaardig verschijnsel dat het denkbeeld thans
in
Engeland geopperd wordt.

16

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

1
Januari
.1919

Op het interimrapport van het Curnliffe Committee,
waaraan in het December-nummer aandacht wordt geschon-
keD, zal te zijner tijd in ander verband in deze kolommen
nader worden ingegaan.

Id. – December 1918.

Ourrency after the war; Sir R. H. Inglis Paigrave,

The decimal system of coinage, weights and measures;

B. White,
War currency in enemy countries.

Die Bank. – Berlijn, November 1918.

A. Lansburgh,
Die Wieerherstellung der Landes-

whrung;
Dr. F. Pinner,
Die Zukunft der deutschen

Eisenindustrie;
L. Eschwege,
Dié verschiirfenden

Momente der jüngsten Börsenkrisis.

REGEERINGSMAATREQELEN OP
HANDELSGEBIED.

Gedroogde soepgroenten. Gedroogdesoep

groenten (Julienne) zijn afgevoerd van de lijst van
artikelen, aangewezen ingevolge art. t der Distribu-

tiewet 1916; nieuwe maximumprijzen voor dit artikel
zijn vastgesteld; in den kleinhandel 20 cent per pakje

van 1 H.G.

V a r k e n s v e t. De prijs, waarvoor varkensvet,

ingevolge de beschikking van 20 Juli j.l. bij slachting

moet worden ingeleverd,is bepaald op
f
2 pefK.G.

Inlevering peulvruchten. De aandacht

van belanghebbenden wordt er nog op gevestigd, dat

ingevolge de beschikking van 9 December alle soorten
erwten, stam-, stok- en veidboonen, met inbegrip van

witte en bonte pronkboonen van den oogst 1918 en

vorige oogsten aan de Regeeringscommissarissen voor
de Rijksgraanverzameling geleverd moeten worden.

II
u i s h o u d j a m. De beschikbare voorraad huis:
houdjam maakt het mogelijk het hiervoor vastgestelde
rantsoen te verhoogen tot 14 ons per hoofd per week.

T u r f. Teneinde de turfproductie te bevordeien,

zijn thans voor turf van het product 1919 uit de ge-

regelde veenderijen, met uitzondering van bolsterturf,
garantieprijzen . vastgesteld, overeenstemmend met de

thans geldende maximumprijzen.
S

Nalatigheid van landbouwers. Aan de

landbouwers, die hun verplichtingen ten aanzien vfi

het inleveren van landbouwprodueten niet behoorlijk
nakomen, zal geen mais en Ohili-salpeter van den te

verwachten aanvoer worden toegewezen.

Sago-, pakmeel en aardappelmeel. Met
ingang van 1 Januari zal de hoeveelheid sago en pak-
meel, welke kan worden gedistribueerd, verhoogd vor-

den van 40 tot 60 K.G. per 1000 inwoners. De levering
zal echter niet als tot dusver uitsluitend plaats vin-

den in den vorm van sago en pakmeel, maar ook in
den vorm van los aardappelmeel van supra qualiteit
in balen. Nieuwe maximumprijzen zijn vastgesteld

voor aardappelmeel, sago, pakmeel en dextrine.

0 a 1 c i u m c a r b i d. Met ingang van de maand
Januari is de maximum hoeveelheid calcium carbid, dié de burgemeesters mogen ver•strekken verhoogd
van 2 tot
4
K.G.

Gas voor verwârming. In verband met
moeilijkheden in de brandstoffenvoorziening mogen de
gasfabrieken met ingang van 1 Januari a.s. geen gas

meer leveren voor verwarming.

Uitsluiting ijan distributie. In de
meeste gemeentelijke distributieregelingen is aan de gemeentebesturen de bevoegdheid verleend een ver-bruiker bij gebleken fraude als anderszins uit te slui
ten. De Minister heeft thans den gemeentebesturen

verzocht voortaan van die bevoegdheid geen gebruik

meer te maken.

Vertrek naar het buitenland. De door
het militair gezag uitgevaardigde verbodsbepalingen

omtrent het vertrek naar het buitenland van personen,
die bij den aanmaak van oorlogsmateriaal betrokken
zijn, zijn thans ingetrokken.

MAANDCIJFFRS.

EMISSIES IN DE0EBER 1918.

Provinc. èn Gemeentelijke leeningn
f

498.750,-

zijnde:

-,

Tilburg
f
500.000,-• 5
0
/o
obligatiiin
ft
99I/
0/0.

Bank- en Orediet. instellingen……

1.507.500,-

zijnde:

.

Middenstandsbank voor Limburg vlh.
Maastr. Centrale Middenstands
Crédietbank
f 300.000,—
aand.
102
1
I2
0
/0.
Spaarnebank
f 1.000.000,—
aand.
ft
120
0
1o.

Industrieele Ondernemingen …….,

8.750.000,-

zijnde:

Naaml. Venn. Oliefabrieken ,,Insu-
linde”
f 5.000.000,—
aandeelen
f1.
175
O/o.

Oultuurondernemingen, Handelsver-
eenigingen en Handelsvenn…….
2.800.000,-

zijnde:
Hoil.

Transati.

Handeisvereeniging
f 1.250.000,—
aand.
f1. 125
O
/o.

Kon. Ned. Handelsassociatie Blass
&
Groenewegen
f
500.000,—
aand.
ft
105

c
/o.

Injernationale Tabaks Handelmaat-
schappij

f
500.000,—

7
0/

cum.
prei.

winstd.

aand.

â

1021!2
0/

Diversen ……………………,,
800.000,

zijnde:

Waterschap Eeruewoude
f
800.000,-
5
0/

obi.,

na inschrijving toege-
wezen
0. 100
0
/o.

Totaal….

f
14.156.250,-

Totaal der emissies in Januari

. .
f
536.940.910,-

Februari

,,
12.202.250,-

Maart

,,
56.044.025,-

April

,,
9.419.875,-

Mei

……,,
19.256.078,-

Juni

. . . .

,,
33.032.976,-

Juli

……,,
50.604.250,-

Augustus

,,
9.242.224,-

September

,,
81.307.492,-

October

,,
50.561.196,-

November

,,
9.942.900,-

December

,,
14.156.250,-

Algemeen Totaal ……
f
882.710.426,-

Bovendien:

f
36.100.000,—
Schatkistpromessen

0.
f 995,22
23.900.000,—
40/9
0/
Schatkistbiljetten ,, ,,
1000,95 –

In de emissiestatistiek over de maand November is de
aandeelenuitgif te der Friesche Bank abusievelijk vermeld
als zijnde
f
8.000.000,—, hetgeen moest zijn
f
800.000,—.
Het totaal cijfer is hierboven dienovereenkomstig gewijzigd.

RIJKSPOSTSPAARBANK.

NOVEMBER

1
1916

J
1917
1918

Inlagen

………..
f

7.554.135f 7.846.348f
9.322.044

Terugbetalingen

..
,,

5.965.747
,,

6.838.116
,,

7.893.355
Tegoed der inleggers
,
2010631667
,, 216.619 949,,231.145.403
Nom.
bedr. der uitst.


staatsschuldboekjes
S

op ultimo ……….

,,

26.279.150
,,

28.358.250,,
32.114.350
op ultimo ………
Spaarbankboekjes:

gegeven …….
10.486 10.249
10.459
Aantal nieuw uit-

Aantal

geheel af-
betaald
6.562 6.411
6.348

Aantal

uitstaande
op ultimo
1.736.483
1


1.761.1181
1.812.362

1 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17

PfSTCHEQUE
EN GIRODIENST.

October

11
November

Aantal
Bedrag
Aantal
Bedrag

Aantal

rekening-
houders op u°.

12.304

12.772

Aantal rekeningen
op

u° ………..
12.777

13.252

65.576 27.730.888
57.643
30.584.187
Overschrijvingen

..
27.917
58.122.378
;

25.875
55.529.0
(
2
Stortingen ………..

Afschrijvingen

– .
..

….

43.645 23.916.447 48.715 25.101.098
Totaal tegoed reke-
,
ninghouders op u°.

26.616.106;

32.454.581

OVERZICHT DER RIJKSMIDDELEN

(In Guldens).
Sedert

1

O,,ercen.
November

1 januari
1

komstige
1918

1918

periodt 1917

Direote beLastingen.
1.516.990 14.872.345 15.037.678
Personeele belasting
1.195.019 11.777.736
12.218.979
Inkomstenbelasting
2.651.061
54.607.379
45.784.153
Vermogensbelasting
182.222
2.849.314
3.084.365.

Accijnzen.
2.597.195 37.805.928
28.007.232
27.508
1.285.501 1.239.038 1.155.467
17.282.674
27.082.629
219.947 2.656.561
2.247.334
74.664
1.050.823
‘)

2.197.250
823.517
10.213.151
10.978.276
Bier

…………………
Geslacht

…………….

Indirecte belastin gen.

Wijn …………………

Zegelrechten

………
3
)

868.594
‘)11.863.842
12.294.765

Grondbelasting

………

Registratierechten ..
2894.781
25.150.715 15.126.496
Hypotheekrechten
– –
657.373 2.773.716 22.544.228
19.946.178

Suiker

……………..

881.802 7.825.752
10.360.269

Gedistilleerd

………..
Zout ………………..


1.378
Gouden enzilverenwerken
706.090
627.095

Successierechten …….

Essaailoon
83
758 622

invoerrechten
………..

Belasting ………….68.156

Statistiekrecht
108.555
989.257 1.647.505

Formaatzegel ………-

Recht op mijnen


161.903

343.697
2.811.149
1
2.654.156
634.355
630.818 Domeinen

…………..

sso
Jacht en viherij

..
2.643
.

3.608
275.868
210.379
Btaat8loterj

………..
9.057

Loodsgelden

……….
218.233 356.077

Totaal ……….
.18.438.280

..

227.421.657 212.551.948

OPOENTEN VOOR
HET LEENINGFONDS
1914.

November
Sedert


Overeen-
1918
l
Januari
komst/ge
1918
periode 1917

Directe belastingen.
Grondbelasting
304.299 2.980.419
3.018.015
Personeele belasting
212.614
2.112.973 2.962.292
Inkomstenbelasting
1.150.913 21.298.119 18.278.398
Vermogensbelasting
72.462
1.065.264 1.187.122

Accijnzen.
519.439
7.561.186
5.601.446
Wijn ……………..5.501
257.100
247.808
Gedist. (binn.-enbuitl.)
11
.5.547
1.728.267
2.708.263

Suiker

…………….

Indirecte
belastingen.
Zegelrecht van buitl.
eff.

13.796
440.030
788.568
Registratierechten
289
4.270 597.213
Hypotheekrechten
– –
65.584

Totaal
2.394.880 37.447.628 83.454.709

BELASTINGEN IN VERBAND
MET DE
BUITEN-
GEWONE OMSTANDIGHEDEN.

November1918
i
j
anuart

Oorlogswinstbelasting

7.724.802

153.219.453
Verdedigingsbelasting In ….

181.130

2.560.830
Verdedigingsbelasting Ib ….

1.183.882

18.268.225
Verdedigingsbelasting II ….

1.585.744

29.545.219
10.675.558

203.593.727

3)

Hieronder begrepen
f
205.381 wegens zegelrecht van
nota’s van makelaars en coxumissionnairs in effecten, enz.
(Beursbelasting).

‘)
idem f2.179.539.
S)
Hieronder begrepen de opbrengst
van
den accijns op azijn.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

B3
*S*
beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

28 December 1918
20 juli
1914

(Disc. Wissels.
Ned.
4’/, sedert 1Juli ’15
3
1
/ssedert23 Mrt.
’14
Bel.Binn.Eff.
4
1
is

,,

1

,,

’15
4

,,

23

,,

’14
Sijs

,,

19Aug.’14
5

,,

23

’14
Bank van Engeland
5

,,

5 Apr.’17
3

,,

29 Jan.
’14
Duitsche Rijkebank
S

,,

Dec.’14

23
4

5Febr.’14 Bank van Frankrijk
5

,,

21Aug.114
31/3

,,

29Jan.’14
Oostenr. Hong. Bk.
5

,,

12 Apr.’15
4

,,

12 Mrt. ’14 Nat. Bank v.Denem.
5

,,

9 Juli’15
5

6 Febr.’14
Zweedsche Rijksbk.
7

,,

20Mrt.’18
4
1
/,

6

,,

’14
Bank v. Noorwegen
6

,,

14Dec.’17
41/t

,,

11

,,

’14
Zw itserscheNat.Bk.
5′!,

,,

3 Oct. ’18
3′

,,

19

,,

’14
/,
Bank
van
Spanje..
4

,,

22Mrt.’17
4
1
/1
Bank van Italië..
5

,,

10Jan.’18
5

9 Mej ’14
Feder.Rev.Bk.N.Y.
34-41



Javasche Bank….
3
1
/

1Aug.’09
3*/t

1Aug.’09
OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
Berlijn
.
P
art.
N.York
Cail.
Part. Prolon.
dtsconto gatte
d(sconto
disconto
diac.
moneg.s

28

Dec.
’18
4
4

3ij
3

4-h/

23-28 ,,

’18
37/_4
3
1
/_4

3
1
1
4_
5
1

45
I
/,
16-21 ,,

’18
3’/4
284-3’/,

3113
461

3i-I
9-14

’18
31/
4
.3/
3

31/3.41/4

3_
1
/3
4-
1
/s

4-8

24-29 D. ‘t7
41/’/
41/4_51/3

4.)…
4…1/

26-30 D. ’16
4’/s-ije
4’/,

511/8
3

2-2
1
/4

20-24Jul.’t4
3
1
/,-‘/,
2’I-‘I

2/4-/4
2’/-‘/3
2
8
/
1
1
/-2
1
/,
3)
Noteeri,g
van
27 December.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

In het begin der week waren de entente-wissels nog al
aangeboden en liepen de koersen terug tot een punt dat
sedert het afsluiten van den wapenstilstand niet meer werd
bereikt. Het aanhoudende aanbod voor Belgische rekening,
waartegenover nog steeds slechts een zeer beperkte vraag
voor handel en industrie staat, deed de koersen gestadig
afbrokkelen. In de tweede helft der week kwam er eenige
vraag uit Skandinavië en Zwitserland en werd ook door
den handel meer opgenomen. Bovendien deed de stijging
van den koers van Belgisch bankpapier de aantrekkelijkheid van realisaties voor Belgische rekening verminderen, zoodat
de koersen zich flink konden herstellen en zelfs boven het
slot van de vorige .week opliepen.
Marken waren doorloopend flink gevraagd, hoofdzakelijk
ter omruiling tegen bankpapier, dat ondanks het verbod
van uitvoer• in buitengewonen omvang wordt gesmokkeld
om dan, eveneens door smokkelen over de Belgische grens,
te worden omgezet in biljetten Socidtd Gnérale. Daar de
termijn van inlevering in België ten einde loopt, zal hieraan
wel spoedig een einde komen. In Weenen gaat bijna ntets
meer om. Ook de omzetten in de neutrale wissels waren
gering en tot bijna onveranderde koersen.

KOERSEN IN NEDERLAND.

D
ah, Londen
Parijs
Berlijn
Weenen
•}

St.
P.1
New
York’)

23 Dec. 1918..
11.07k
42.75 29.60
15.-

2.32
1
/
24

1918..
11.06
42.65
29.80
14.95

2.32
1
/
25

1918..



– – –
26

1918..

– –



27

,,

1918..
11.13k
42.85
30.10
15.15

2.33′!,
28

,,

1918..
11.20
43.-
30.45
15.2

2.35
Laagste d.
w.’)
11.04
42.50
29.-
14.75

2.31’t
Hoogste
,,

,, ‘)
11.21
43.10
30.50
15.35

2.35/É
21 Dec. 1918..
11.16
43.-
29.-
15.10

2.34
1
!,
14

,,

1918..
11.17
42.95
28.75 15.15

2.34
3
/
Muntpariteit..
12.1 0
,
i

48.-
1

59.26
50.41
1.28
2.48/g
5)
Noteering te
Amsterdam.
1)
Particuliere
opgave.

do

18

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Januari 1919

°
Stock-
holmt)
Kopen-
h
agen
t)
Chris.
tiania’)
Zwitser-
landt)
Spanje
1)
Batavia
t)
telegrafisch

23
Dec.
1918
68.90 63.20 66.05
48.80
47.25
99-100
24

,,

1918
68.60
63.20
66.10
48.80 47.37k
99-100
25

1918
– – –

– –
26,,

1918-





27

,,

1918
68.50 63.20
66.-
48.90
47.25
99-100
28

,,

1918
68.80
63.25
66.-
49.-


99-100
L’ste d. w.’)
68.30
63.-
65.80
48.60
46.25
99
H’ste
,,

,,

‘)
69.-
63.35
66.20 49.05
47.75.
100
1
1
t

21
Dec.
1918
68.80
63.20
66.10
49.-
47.25
99-100
14

,,

1918
68.50
63.50
66.10
48.25
47.40
99-100
Muutpariteit
66.67 66.67 66.67
48.-
48.-
100

1
I’loreering te bmaLcrdam.

t rarticuiaeye opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.

CoMe
Zicht


Zcht.
Zicht
13
060
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterd.

(in
$
(in frs.
(in cents
(in cents
per £)
P.
$)
p. 4
Rm.)
per gld.)

28
Dec
…..1918
4.76.55
5.45’/,
nom.
428/4
Laagste d. week..
4.76.45
5.45’18
oom.
42/io


Hoogste,,

..
4.76.55
5.45
1
/
no’.n.
42/4
21
Dec
…..1918
4.76.55
5458/s
oom.
42v/it
14

,…..1918
4.76.50
5.45/t
oom.
427/
10

Muatpariteit….
4.86.67
5.18/
95
1
/
40/tt

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Notee,Mgs. eenheden
12Dec.
1918
17 Dec.
1918

Tijdperk
18-23 Dec.
1918

Laagste

Hoogste

23 Dec.
1918

Alexandri,.
Piast. p.
£
97e/t
97
8
/8
978/8
978/8
978/t
B.

Aires ….
d.p.gd.pes.
51
11
/ii
51
18
/it
51/it
52
8
/16
51″/io
Calcutta ….
sh/d.p.rup.
1/68/,
2

116’/a,
1/6
1/6’/it
1161/,,
Hongkong ..
id. P.
$
31,3
5
/e
3/3’/4
3/4
3141/
3141/4
Lissabon….
d.p.escudo
34
33h
33
34’1
34
Madrid

….
Peset. p.
£
23.66 23.86 23.65
23.88
23.68
Montevideo..
d.p.peso
6011
598/
4

598/4
603h
598/4
Montreal..
-.
$
per
£
4.8381,
4.84
4.83
4.84/,
4.83
1
/4
R.d.Janeirot)
d.p.znilr.
13
5
/a
138
8
182
13
7
1s
13
27
182
Lires p.
£
30.31
30.31 30.25
30.37/
t

30.31 Shanghai

..
sh/d.p.tael
511
5/1
5/11/2

512
5/2
Rome

…….

Singapore
. –
id. p.
$
2/41/
4

214I,2
2/4
8
/8
2/4/j6
2/4/3 Valparaiso ‘)
d.p.pap.p.
11
27
1s2
10/83
10u/2

10’/ii
10162
Yokohama ..
sh/d.p.yen
2/2
3
/4
2/2e/s
212
2/28/
8

2121/
4

1)
Noteeringen op 90 dagen.

GOUD EN ZILVER.
Sedert
29
Juli
1916
worden de dagelijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.

N.U.M.

Weekstaat der Nederlandsche Uitvocrs.uaatschappij.
Voornaamste potten in duizenden guldens.

Buitenl.
Del,t
5 pCi.
Credit
Data
Bankiers
Schat-
Diverse
Schuld-
Diverse
kist bilj.
reken,
t)
brieven
reken.
t)

27
Dec.
1918..
1.634
53.200
70.400
14.788
101.893
19

,,

1918..
3.395
53.200
70.400 14.770 103.100
12

,,

1918..
3.249
53.200
70.400
14.765 103.384
5

,,

1918..
2.456
53.200
70.400
14.765 103.106
28
Nov.
1918..
2.117
53.200
70.400 14.742 101.489
1)
l3eide rekeningen omvatten, behalve garantiewiasels in portefeuille
tot het bedrag der buiteni.
tchatkistbiljetters,
in hooFdzaak gaiantiewissels
in depht bij de Ned. Bank.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op
28
December
1918.

Activa.

Binneni.
Wis-[
H.-bk,

(202.277.772,97
1
/s
eelt, Prom.,

B.-bk.

1.176.218,66
enz. in disc.( Ag.sch.

40.237.264,201/
243.691.255,84
Papier
o.
h. Buiteni. in
disconto

……………………..

Idem eigen portef..
f

8.930.140,-
Af :Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.


,
Beleeningen

IH.-bk.
8.930.140,-

mcl.
,
vrsch.

f
87.676.632,13
B.-bk.

9.597.303,62
in rek..crt.j,
Ag.sch.

42.241.321,94
op
onderp.

f139.515.257,69

Op
Effecten

……f138.999.557,69
Op Goederen en Spec.
,,.

515.700,-
139.515.257,69
Voorschotten a. h. Rijk
……………..,
8.728.537,02
1
/2

Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
……f 75:396.780,-
Muntmat., Goud
..

,,614.044.427,73
1
/1

(689.441.207,73/,
Munt, Zilver, enz.

8.544.672,50 Muntmat. Zilver

Effecten
697.985.880,23
8
/2

Bel.v.h.Res.fonds..

f

4.990.969,32
t

id. van
1
4
v.
h. kapit.
,,

3.865.361,18
8.856.330,50
Geb.enMeub. der Bank
…………….,,
1.770.000,-
Diverse rekeningen
………………,,
89.107.687,08

(1.193.585.088,35

Passiva.
Kapitaal

……………………..
f

20.000.000,-
Reservefonds

………………….
,,

5.079.402,66 Bankbiljetten in omloop
…………
,,
1.068.946.705,-
Bankassignatiën in
oxploop ……….
..2.050.447,878/,
Rekening-Courant. saldo’s:
Van het Rijk……
f


Van anderen
……88.478.179,55
1
/2
88.478.179,55
I/

Diverse rekeningen

………………
..

9.030.353,86

(1.193.585.088,35

Beschikbaar nietaalsaldo ……..
……
f

465.623.902,021/
1

Op de ba8i8 van
1
4 metaaldekking …..
,

233.728.835,53’/
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is ..
,,
2.328.119.510,-

Verschillen met den vorigen weekstand:
Meer

Minder
Disconto’s

…………….
6.962.004,30
Buitenlandsche wisselt ……
1.145.200,-
Beleeningen

…………..
10.399.201,85
Goud

………………..
.

482.132,12
Zilver
………………..
163.685,57
8
/,
Bankbiljetten

…………
11.499.195.-
Part. Rek.-Crt. saldo’s
5.411.329,70 8/,

Voornaamste nosten
in duizenden auldens.

Data
Goud Zilver
6
70fl
en
Andere
opeischbare schulden

28
Dec.

1918

….
689.441 8.645 1.068.947
90.529
21

1918

.. ..
689.923
8.381
1.057.448 95.542
14

,,

1918

….
690.723
8.319
1.059.603
82.497
7

1918

….
692.375
8.256
1.072.360
73.808
30
Nov.

1918

….
693.392
8.230 1.082.164
75.660
23

,,

1918

.. ..
695.415 8.200
1.081.877
96.217
16

,,

1918

.. ..
700.399
8.157
1.109.995 87.919
9

,,

1918

….
700.429
8.128
1.018.395
70.523
2

1918

. . ..
701.453 8.168
1.025.572
61.473
26
Oct.

1918

.. . .
706.477
8.154
985.317
96.558

19

,,

1918

. .. –
706.635 8.085
990.089
80.717
12

,,

1918

.. ..
707.517 8.065 982.137
73.964
5

,,

1918

….
707.586
8.049
981.217
56.834

29

Dec.

1917

….
698.233
7.028

890.273
57.200
30

Dec.

1916

….
587.602
6.985
758.379

58.316

25
Juli

1914

….
162.114 8.228
310.437

6.198

NOTEERING VAN ZILVER.

Noteering te Londen.
te New York

28
Dec.
1918 ……..
47/ia
101
8
/6
21
1918 ……..
48/
101
8
/8
14
1918 ……..
437/
je

1018/
8

7
1918 ……..
48/i,
101
8
/8
30
Nov.
1918 ……..
48/a
101’/t

29
Dec.
1917 ……..
43
8
/t
86
7
/8
30
Dec.
1916 ……..
36’/
75
8
1t
20
Juli
1914……..
24″/it

1
Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

IE

D ato

Disconto’s

Beige- Beschik- baar
Dek.-
bingo.
Hiervan

i
olaai
Schatkist.
ningen
Metaal-
perccn-
promenen
saldo
lage
rechtstreeks

28Dec. 1918
243.691 174.800 189.515
465.624
60
21

,,

1918
236.729
167.800
129.116
467.234
61

14

,,

1918
219.227
146800
134.380 470.144
61
7

,,

1918
210.203
136.800 142.345
470.915
61
30 Nov. 1918
225.288
145.800
144.367
469.579
61

23

,,

1.918
231.138
146.800
141.874
467.512
60
16

,,

1918
208.639
135.800
180.376
468.446
59

9

,,

1918
157.375
128.500
120.416
490.242
65
2

,,

1918
144.649 115.500 129.546
491.672
65
26 Oct. 1918
142.996
116.500
119.685
497.709
66
19

,,

1918
133696
106.000 119.279
499.995
67
12

,,

1918
118.290
91.000 117.106
503.772
68
5

,,

1918
110.654
89.000 112.556
507.415
89

29Dec. 1917
1

81.819

49.000

107.448
514.916

74
30Dec. 116

66.685

31.000

85.505
430.347

73

25 Juli 1914

67.947

14.300

6i.686
43.52

54
P)
1)
Op de baai.
Yfl
9/

metaaldekking.

Uit de bekendmaking van den Minister
van F
i
na n-
ciën blijkt, dat uitstonden op:

21 Dec. 1918
28Dec. 1918
Aan schatkistpromessen..
/
374.490.000,-
/
401.160.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst
,, 167.800.000,- ,, 174.800.000,-
Aan schatkistbiljetten ..
,, 140.190.000,-
,, 140.190.000,-
Aan zilverbons

……..
.,,

69.057.739,50
,,

69.439.573,50

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Naast de per mail ontvangen gegevens worden detelegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s en uitzettingen en het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.

I
Andere
Data

Goud

ZilverBank..

opeischb.
biljetten

schulden


•*
295.000
7

,,

1918
292.500
CCC
*5*
289.100

21

Sept. 1918 ……
100.300
14.088
179.199
76.939

14

Dec.

1918 ………

30

Nov.

1918 ………

14

,,

1918 ……
101.077
13.399 183.701 70.065
7

,,

1918 ……102.247
14.058
183.629
74.756

8 Dec.

1917 ……85.962
17.622 173.918 55.571
16 Dec.

1916 ……
72.317 23.032
158.678
43.990

25

Juli

1914 …….
.22.057
31.907 110.172
12.634

Wiuels.
Diverse
Beschik.
Dek-

ijato
is-
.
uiten
oe ee-
re e.
Daar
eings-
conto s
N..lnd.
ningen
n agen
metaal-
percen-
betaalbaar

saldo
lage

14Dec.1918
173.100
***
62.300
7

,,

1918
169.600
61.700
30Nov.1918
166.700
61.800

21Sept.1918
8.427
26.278
73.118
17.556 63.348
45
14

1918 8.454
25.328
71.844
19.146 63.893
45
7

,,

1918
8.090 24.694
73.808
20.225 64.862
45

8Dec.1917
7.687 32.991
67.351 23.511
57.686
45
16Dec.1916
6.514 37.592
57.107
10.703
54.816
47

25 Juli 1914
7.259 6.395 47.934 2.228
4.842
1
)
44

t
)
Sluitpoet
der
activa.

2)
Op de
baai. van ‘/, metaaldekkiog.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten
in duienden guldens.

Data
Metaal
Circulatle
oiscKb.
schulden
1
Di,contoa
D:v.iv

2 Nov. 1918

. –
908
1.631
2
)
1.203 1.267
156
26 Oct.

1918

..
905
1.506
8)

1.347 1.265 220
19

1918

..
899
1.554
4)

1.235
1.265
191
12

,,

1918

..
890 1.578

)
1.184 1.247
163

3 Nov. 1917 ..
591
1.241 903
1.023
998
4 Nov. 1916 ..
680
1.090
728
892
774

25 Juli

1914

..
645 1.100 560
735
396

t
)
Sluitpoot der activa.
2)

Hiervan
zilverbona
275
dz.
gid.

°)
idem
246
da. gid.

4)
idem
262
dz. gld.
5)
idem
267
dz.
gId.


BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven

van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,

In duizenden p. st.

Currency Notes.
Data

Metaal

C(rculatte

Bedrag
1
Goudd.
I
Cor. Séc.

28 Dec. 1918 79.111

70.307

**

*5*

*5*

18 ,,

1918

78.605

68.963 314.645 28.500 295.133
11 ,,

1918

77.730

67.508

305.085 28.500

285.633
4 ,,

1918 76.011

67.048 300.179 28.500 280.990

26 Dec. 1917
1
58.303

42.009 212.782
1
28.500
1
186.637
27 Dec. 1916
1
54.305

39.678 150.144 28.500 118.102

22 Juli 1914 40.164

29.317

Cor.
I
Other
I
Public
I
Other

Re-
I
bingo.
Data

Sec.

Sec.

Depos.

Depos.
I
serve percen-

26 Dec.’18 71.106 92.140 23.643 149.037 27.254 15,78
18

’18 69.256 93.218 28.868 143.885 28.091 16,26
11

’18 73.685

95.901 27.418 152.999 28.672 15,89
4 ,, ’18 73.544

97.557 26.530 154.199 27.413 15,17

26 Dec. ’17 68.337 94.889 45.944 124.161 30.844 18,56
27Dec. ’16 57.188 106.461 52.116 126.727 33.079 18,50

22 Juli ’14 11.005

33.633 13.735 42.185 29.297 52′!,

t)
Verhouding
tuoach.n
Reoerve en
Depo4it..

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehena-
kassenscheine, in duizenden Mark.


Dato

Metaal

Daarvan
I
Kassen-
I

C(rcu.

kings.
Goud

ocheine

latie

percen.
tdge
‘)

15 Dec. 1918 2.324.787 2.304.477 4.481.531 20.005.801

34
7 ,,

1918 2.328.112 2.307.883 4.194.551 19.175.464

34
80 Nov. 1918 2.328.438 2.308.358 4.004.966 18.609.873 34
23 ,,

1918 2.328.871 2.308.558 3.756.056 17.905.425

34

15 Dec. 1917 2.556.084 2.405.775 1.103.064 10.773.328

34
15 Dec. 1916 2.535.414 2.518.873 228.101 7.471.529 37

23 Juli 1914 1.691.398 1.356.857

65.479 1.890.895 93

t)
Dekking der circulotje door metaal en
Kaeaenscheine.

Data
Wi,,gl,
Rek. Cr1.

.

Dartehenskasscnscheine

Totaal
In kas bij
uiige-
I

Ir Reichs-
_______________

geven
bonk

15 Dec.

1918
24.271.354 11.405.928
14.740.600
4.478.000
7

,,

1918
22.160.056
10.212.227 14.406.400
4.191.200
30 Nov. 1918
22.133.458 10.682.995
14.112.300
4.001.800
23

,,

1918
20.946.600
10.212.256
13.747.100
3.752.900

15 Dec.

1917
12.282.469 6.176.154 7.187.000
1.089.900 15 Dec.

1916
7.867.563 3.294.978
2.972.600
217.000

23 JuÏi

1914
750.892 943.964
RUSSISCHE STAATSBANK.

Sedert 5 November 1917 is geen baukstaat verschenen.

20

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHI’EN

1
Januari
1919

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden franes.

Data
Goud
Waarvan
in het
Bui
(
enland
Zilver
Te qoed
in het
Buitenland

Buit .gow.
voo,,ch.
als!. Staat

26Dec.’18
5.477.568
2.07.108
318.348
*g0
17.150.000
19

,,

’18 5.473.452
2.037.108 318.501
1.285.748 16.400.000
12

’18 5.471.383
2.037.108
319.373
1.319.324 16.300.000
S

,,

’18 5.467.629 2.037.108
319.941 1.868.007 16.300.000

27Dec.’17
5.351.524
2.037.108
247.657 778.397 12.700.000
27 Dec.’16
5.075.915
294.869
825.800
7.400.000

23 Juli ’14
4.104.390

639.620

Wissels
Ulige-
stelde
‘lssels
BeIge-
tung
Bankl,jl.
jctten
Rek. Crt.
Paril-
culleren.

t

Rek.
1

Crt.
Stct

iF
1.046.275
1.028.568
1.202.841
30.249.612
2.366.197
111.684
971.916 1.031.798
1.204.328
29.271.224 2.451.677
41.378
933.788
1.035.584 1.196.652
29.028.387 2.388.093
227.852
998.426
1.036.810 1.169.706 28.732.704 2.557.094
257.900

911.962
1.140.832 1.211.924
22.336.799
2.913.741
251.859 619.525
1.338.833 1.304.879
16.678.818
2.260.224 15.009
1.541.080

76.400
5.911.910
942.570
400.560

SOCIÉTt GÉNRALE DE BELGIQIJE.
t)

Voornaamste posten in duizenden francs.

Datâ

Metaal
mcl.
buiten1.
saldi

Beleen.
van
buiten!.
vorder.

I
Beleen.
van
prom. t
provinc.

wissels
en

I

bcleen.

Circus-
lati
Rek.
Cr1
Idi

17Oct. ’18
1.216.753
100.082
480.000
97.728 1.507.912 377.440
10

,,

’18
1.219.743
100.021
480.000
100.040
1.508.011 382.595
3

,,

’18
1.144.781
100.011
480.000
95.287
1.452.612 358.318
28Sept.’18
1.145.778
99.982
480.000
101.783 1.452.948 365.452

180ct. ’17
476.043
90.903
480.000
100.351
1.172.474
91.204
19Oct. s161
352.8721
76.0331480
.
.0001
39.8341
828.739
110.068
1)
Sedert einde 1914 met de functie
van circulatiebnnk
belaet.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Waarvan
1
Waar.
van in
Data
Goud
voor dekking
I
het bui-

I

Ztlect
I

dc.
Notes in
F. R. Notes
tenland
circu.
latle

10 Oct. ’18 2.031.236

1.203.765 5.829 52.122 2.478.378
4
,,

’18 2.025.434

1.226.685 5.829 51.937 2.431.004
27 Sept. ’18 .2.020.813

1.207.445 5.829 51.363 2.349.326
20

’18 2.023.558

1.190.072 5.829 52.481 2.295.03.1

11/120ct.’17 1.447.445

590.451 52.500 48.113

779.85

Dota
Wissels
D
T0t
7/.
P

03

Waar-
van
Kapitaal

Dek-
kings.
percen-
tage
t)

Goud.
deIrkinj
circus.’
latle)

10
Oct.

’18 2.093.089

2.361.589

78.956

50,6
49,6
4

,,

’18 2.017.023

2.310.308

78.903

49,7
50,5k
27 Sept. ’18 2.001.821

2.316.557

78.802

48,8
51,4,
20

,,

’18 1.910.178

2.284.107

78.689

51,1
51,9

11/120cL’17

478.939

1.565.678

61.104

69,8
77,2)
1)
Verhouding tueochen: den
totalen goudvoorraad. Zilver etc., en de
opeiochbarc echulden: F. R. Notee en netto depooitoe met inbegrip van
het kapitaal.

PARTICULIERE BANKE1 AANGESLOTEN BIJ
HET
FED. RES. STELSEL.
)
Voornaamste posten in duizenden dollars,

Data
1
Aantal
1

Totaal
uttgezette
Reserve
hij de
d!’.7’s

1

Waarvan
time
1
banken

r
gelden en
F. R. bank,
beleggingen

deposita

4 Oct. ’18
745
13.518.290
1.202.79811.858.761
1.447.180
27Sept.’18
.
747
13.276.665 1.211.095 11.431.033
.1.464.107
20

,,

’18
741
13.270.891 1.221.481
11.587.470
1.494.830
13

,,

’18
734
12.960.674
1.163.163 11.315.598
1.446.947
6

,,

’18
735
12.999.208 1.192.072
11.368.123 1.461.373

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 30 December 1918.

In de achter ons liggende berichtsperiode hebben de inter-
nationale effectenbeurzen alle, zonder uitzondering, een zeer
kalm beeld te aanschouwen gegeven.
Te B e r 1 ij n is de tendens over het, geheel vrij mat gé-
bleven. De binnenlandsche politieke toestand geeft nog
geenszins reden tot gerustheid, zelfs niet, nadat thans de
leden der uiterst-linksche groepen uit de Regeeing zijn
getreden. Men acht klaarblijkelijk de actie der links-radi-
calen met het enkele feiti der uittreding uit de Regeering
niet beëindigd en vreest veeleer, dat zij thans, ontslagen
van iedere verantwoordelijkheid, de agitatie voor gevaar-
lijke economische proefnemingen te sterker ter hand zullen
nemen. In ieder geval voorziet men, zelfs bij het uitblijven
van eenig succes voor de Spartacusgroep,- nog zeer heftige
botsingen tusschen de aanhangers der tegenover elkaar
staande socialistische partijen.

De meeste koersen toonen dan ook een reactie aan, mede
doordat men ook ten opzichte van de tegenwoordige Regee-
ring niet zeker is, gespaard te blijven van diep-ingrijpende
sociaal-economische hervormingen. Het referaat des heeren
Hilferding op het congres der arbeidersraden betreffende
de socialiseering van den mijnbouw en de ontvangst, welke
aan deze beschouwingen ten deel is gevallen, hebben in
finaneieele kringen dienaangaande groote bezorgdheid ge-
wekt. –

– Daarentegen was de tendens voor Duitsche Staatsfondsen
wel iets beter, wijl men algemeen aanneemt, dat in ieder
geval deze schuld geen gevaar voor annuleering loopt, afge-
zien dan van andere factoren, die het lagere koerspeil te
voorschijn hebben geroepen. Ook Oostenrijksche staatsschul-
den waren iets beter van toon, ondanks het feit, dat de Dar-
leheuskassen in den vervolge obligaties van Oostenrijksch-
Hongaarsche oorlogsschuldcn slechts voor 30 pCt. der nomi-
nale waarde in onderpand accepteeren, tegen voor korten
tijd 40 pCt. In verband met de reactie van den Marken-
koers in het neutrale buitenland werden voorts de z.g. ,,Pon-
den”waarden wederom sterker gezocht.
Te W e e ii e n was de beurs aanvankelijk ietwat beter
gestemd; dekkings-, zoowel als reëele aankoopen hebben
een matige verbetering in de hand gewerkt. Op sommige
dagen was de omvang der zaken grooter dan in den laatsten
tijd als regel het geval is geweest. Voor enkele indusfrieele waarden in het bijzonder ontwikkelde zich- belangstelling;
speciaal was dit het geval voor de aandeelen der Staats-
spoor, Alpine-Montan-aandeelen en petroletunwaarden. Deze
tendens heeft zich ten slotte echter niet kunnen handhaven;
tegen de aanvallen der baissegroepen bleek de beursconstel-
latie niet bestand te zijn.
De aanvankeljk.betere stemming was in hoofdzaak in het
leven geroepen door berichten, dat de economische onder-
handelingen tusschen de zlfstandige Rijken van den vrbe-
geren Oostenrijksch-llongaarschen Staat een gunstig verloop
hadden. Inderdaad toonen de verschillende nationaliteiten
langzamerhand vrij groote toenadering. –
Een reactie is echtier weder, in het leven geroepen, door-
dat men, hij de nog steeds ongeorganiseerde verhoudingen
in de voormalige Dubbel-Monarchie, niet de zekerheid heeft,
dat de gesloten verdragen ook werkelijk tot uitvoering ge-
bracht zullen worden. Zeer ougeanimeerd waren de aandee-
len der diverse oorlr,gsindustrieën, voornamelijk Skoda en
Waffeufabrik, bij welke ondernemingen als bijzonder ongun-
stig feit geldt de omstandigheid, dat zij groots vorderingen
op het Ministerie – van Oorlog hebben, welke vorderingen
op dit oogenblik geenszins in haar volle waarde zijn erkend.
In de aandeelen der Oostenrijksch-Rongaarsche Bank kwa-
men, na maandenlange stagjiatie, eenige .’afcloeningen tot
stand. De koers stelde zich op Kr. 1750 of 250 pCt.;.dit is
Kr. 800 lager dan de laatstbekende koers. De reactie wordt
hier volkomen verklaard door,’de omstandigheid, dat het
Rijk als zoodanig, ten opzichte waarvan de Bank haar vor-
deringen kan indienen, niet meer bestaat en het derhalve
twijfelachtig is, of aan alle eischen wel volkomen voldaan
zal kunnen worden.

Te L o n d e n is de beurs grootendeels beheerscht – geble-
ven door d, tkhns geëindigde verkiezingen, waarbij de
coalitie een volmaakte overwinning heeft behaald.
T
er
m
o
e
delijk zal,dan ook in de komende dagen de beurs wel een
levendiger aanzien gaan toonen, al is het niet te voorzien,
welke richting het algemeen niveau zal inslaan. Waarschijn-
lijk echter zal de tot nu toe gevolgde Regeeringspolitiek
ook voortaan richtsnoer voor het .Staatsbeheer blijven. In
dit verband worde opgemerkt, dat de contrOle op liet
emissiewezen voorloopig wel zal worden . gehandhaafd, al

1 Januari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21

worden de bestaande beperkingen eenigszins verminderd en
de allerscherpste bepalingen ietwat verzacht. Zoo is thans
b.v. toegestaan, dat de verschillende Gemeenten in den ver-
volge bij den Local Government Board aanvragen kunnen
indienen tot het emitteeren van leeningen voor productieve
werken.
Een verdere diepingrijpende maatregel der thans herko-
zen Regeering zal waarschijnlijk de nationaliseering der
spoorwegen zijil. Dit zou ongetwijfeld van zeer groote be-
teekenis voor de effectenmarkt te Londen worden. De be-
teekenis van deze afdeeling der beurs kan mep afmeten
aan de omstandigheid, dat achttien der grootste spoorweg-
ondernemingen alleen reeds ongeveer een milliard Pond
Sterling aan kapitaal bezitten, waarvan circa de helft voor
rekening komt van de Great Western, de Loudon and No:-th
Western, de Midiand en de North Eastern. Deze geweldige
bedragen zijn zoo goed als geheel door het binnenland
bijeengebracht, zoodat voor Engeland het belang bij de
nationaliseering, ook uit anderen hoofde dan het zuLver
economisch deel, van het allergrootste belang moet worden
genoemd. Voor Groot-Brittannië zelve, waar de waarden
der Home-Rail-markt tot de meest gefavoriseerde objecten
der beleggingskringen behooren, zou de eventueele nationa-
liseering een zaak van buitengewone dimensies worden.
De maatschappijen zullen ongetwijfeld niet slecht varen bij een overname door den Staat. De Regeering heeft zich
bereid verklaard, de inkomsten van de jaren 1911-1913 als
maatstaf bij de beoordeeling der vergoedingen aan te nemem
Practisch zal voor het spoorwegverkeer niet veel wijziging
in den thans bestaanden toestand komen. Reeds vSSr den
oorlog toch had de Regeering de bevoegdheid de gestie der
spoorwegdirecties te controleeren en had zij het recht voor-
schriften te stellen met betrekking tot de uitgifte van nieuw kapitaal, don arbeidstijd van het personeel, de regeling van
het verkeer, de maatregelen ten opzichte van het publiek,
enz. Gedurende den oorlog heeft zich deze bevoegdheid ge-
concentreerd in het Railway Executive Coinmittee, dat een bijna dictatoriale macht over het spoorwegwezen verkreeg, zoodat een eventueele overname door den Staat slechts een
wettelijke sanctioneering van een fait accompli zal worden.
Interessant is het voorts te zien, op welke wijze de Regee-
ring, waarin thans opnieuw een groot vertrouwen is uitge-
oproken, de kosten van den oorlog heeft trachten te dekken.
Neemt men de opbrengst aan belastingen over het jaar
1914/1915 (in welk jaar de oorlog zijn invloed nog niet had
doen gelden) als normale basis aan, dan is gedurende de
jaren 1915/1916 tot 1918/1919 (de laatste gedeeltelijk ge-
taxeerd) een bedrag van £ 1790 millioen meer ontvangen,
waarvan 89 pCt. door de directe en slechts 11 pOt. door de
indirecte heffingen werd opgebracht.
Te P a r ij s is de beurs gelijkmdtig van toon gebleven,
evenals te N e w Y o r k. Hier veroorzaakten de tegenstrij-
dige berichten omtrent de onderhandelingen ten opzichte
van den verkoop van de schepen der Marinetrust op som-
mige dagen lichte fluctuaties in het betrokken fonds, die
echter niet oversloegen op de overige rubrieken. De stem-
ming van af wachten is hier, behoudens een enkele uitzon-
dering voor sommige industrieele waarden, als aandeelen
Car & Foundry, nog niet verdwenen.
T e o ii z e n t heeft de
staatsfondsenniarkt voor
de in-heemsche soorten een kalm verloop gehad. De Nederland-
sche staatsschuld varieerde slechts onbeteekenend in koers,
terwijl de ondertoon vast bleef. De omzetten in de obligaties
der nieuwste emissie zijn eenigszins afgenomen.
Voor buitenlandsche staataschulden was de belangstelling
eveneens slechts gering te noemen, behalve op den laatsten
beursdag der berichtsperiode ten opzichte van Russen, toen
het bericht nopens een overwinning der troepen van de
voorloopige Regeering te Omsk (dezelfde, die kortelings het
plan annonceerde, om het annuleeringsbesluit der Russische
schulden te herroepe) op die der Bolsjewiki te onzent be-
kend was gewordeil.

24 Dec.
27 Dec. 30 Dec.
Rizgc8f
dalin
46/
t
/o Ned. W. Sch

1916
8911
2

90
898/8

‘Is
4

0/,

1916
82
1
‘!,:
82
1
!,
82112

7/,
3*/
1
0/

,,

,,

,,
70 70 70
3

01,
64
64 */
641
‘/10
I
Jhs
2
th
0/

Cert. N. W. 5. ……
55
8
/o
55
7
/,.
55
7
/is
+
1/10
5

0/

Oost-Indië 1915
. – – –
94
1
/2
94
1
/8
94
1
/2
4

0/

Hongarije Goud
-.
– –
32
8
/ 32
3
I
321/

1/
3

4

0/

Oostenr. Kronenrente
27
1
!,
27
26118

l’/o
5

0/•
Rusland 1906 ……
40
40’Ia
4011*:
+
1/16
4
1
/: 0/

Iwangorod Dombr.

36
36I
36″/16
+
10/16
4

0
10
Rusland Cons. 1880
33
330/
je

337/9
+
7/,
4

0
1

Rusl. bijHope&Co..
351/
35
1
/o
3511/,
±
7is
4

0/

Servië 1895 ……..
51’I
51e/s
51′!:
-l-

‘Is

De locale markt heeft aan de Amsterdamsche beurs een
voor den tijd van het jaar buitengewone levendigheid te
aanschouwen gegeven. Op den voorgrond stelden zich hierbij
wel aandeelen Koninklijke Petroleum-Maatschappij, die in
versneld tempo hun stijgende lijn hebben ‘voortgezet, niet
onderbroken door de vacantiedagen. In steeds wijder krin-
gen schijnt men de overgroote belangrijkheid van dit petro-leum-concern te gaan inzien, hetgeen dan tevens aanleiding
is geworden tot het effectueeren van zeer groote koop-orders. Ook steun uit het buitenland schijnt aan de op-
waartsche beweging niet vreemd te zijn en hoewel realisaties
uit winstneming niet zijn uitgebleven, was de vraag tegen-ovci dit aanbod zoo overweldigend, dat van eenige reactie,
behalve een tijdelijke en op een enkelen beursdag, geen
sprake is geweest.
In vc’rband met de rijzing in aandeelen Koninklijke Petro-
leum is ook de aandacht gevallen op de met deze onderne-
ming gelieerde ondernemingen, als Moeara Enim, Dordtsche
Petroleum-Industrie, Tarakan (de laatste waren mede ge-
zocht naar aanleiding van de grootere productie der Maat-
schappij), bij welke echter de koersbewegingen niet den een-
sationeelen omvang als bij het moederfonds hebben aange-
nomen.
Overigens waren ook de andere afdeelingeu van onze
markt zeer vast van toon.
TabaL-swaarden
waren gezocht
in verband met het vooruitzicht, dat nu wel binnen af-
zienbaren tijd weder verschepingen vanuit Indië zullen
plaats vinden, hetgeen thans reeds ten deele in de koersen
ç’ordt verdisconteerd.

• Ook
rubberwaarden
verlaten de berichtsperiode in zeer
opgewekte tendens. Na het bericht, dat de Amerikaansche
Regeering den import van het betrokken ai

tikel had vrij-
gelaten (waarop een mouteering der koersen is gevolgd) was
de stemming weer eenigszins loon: geworden, om plotseling
nogmaals opte leven, ditmaal zonder bepaalde aanwijsbare oor-
zaak. Alle fondsen der betrokken rubriek konden van deze
verbetering profiteeren.
Voorts bleven
suike:-waarden,
voornamelijk aandeelen
Iiandelsvereeniging ,,Amsterdam” gevraagd, eveneens in
verband met de betere Indische vooruitzichten. Eenigszins achtergebleven zijn de aandeelen der bij de suikerindustrie
belang hebbende banken.
Van
bin’nen2andsche industrieele waarden
viel de aan-
dacht op aandeelen R. S. Stokvis & Zn. Ltd., die zeer
groote koersverbetering hebben aangetoond. De betrekkelijk
kleine markt in dit fonds en het feit, dat vele aandeelen
in vaste handen zich bevinden, heeft de stijging aanmerke-
lijk in de hand gewerkt.

24 Dec. 27 Dec. 30 Dec.
Rijzing of
daling.
Amsterdajnsehe Bank

. – –
178
178
180
+
2
Ned. Handel-Mij. cert. v. aand.
173
17221
4

1731!,
+
‘Is
Rotterd. Bankvereeniging
135
1
1:
136
138
+
2′!,
Amst. Superfosfaatfabriek
158
158
1571/,

1/,

Van Berkel’s Patent ……
134’/4
134’I
134’/
+
1’/4
Insulinde Oliefabriek……
205
208
‘It
225
+
20
Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand.
101
8
I
102
102118
+ 1/

Ned. Scheepsbouw-Mij. ….
166
165
1
/
165′!1
– 11
Philips’ Gloeilampenfabriek
380
384 385

5
R.
S.
Stokvis
&
Zonen


494 506
1
!2
527
1
!,
+
33
1
!’
Vereenigde Blikfabrieken..
127
127
126
1
/

1
1
Compania Mercantil Argent.
222 221
225I
+
31/4

Cultuur-Mij. d. Vorstenland.
141
142′!:
143
1
/a
+
2
1
!:
Handelsver. Amsterdam.
. . –
376
8
/
382 385
8
14
+ 9
Holl. Transatl. Handelsver.
124 124 124
Linde Teves & Stokvis
……
207
207
1
!2
210
+
3
Van Nierop
& Co’s
Handel-Mij
170
169’Ii
170
Tele
& Go’s
Handel-Mij
….
152
153
1
!,
155′!,
+
Vi
t

Gecons. Hoil. Petroleum-Mij
222
1
!
225
8
1:
230
1
!:
+
8
1
1
Kon. Petroleum-Mij .
……
456
469’/s
484
+
28
Orion Petroleum-Mij …….
95′!,
95′!2

Steaua Romana Petr.-Mij..
160
164/4
163
1
/,
+
3
1
13
Amsterdam-Rubber-Mij…..
181’/
183V:
189′!,
+
7’/s
Nederl.-Rubber-Mij .

……
107
107
109
+
2
Oost-Java-Rubber-Mij.

….
222 226
230
±
8
Deli-Maatechappij

……..
498
502
1
1:
512
1
!2
+
14′!, Medan-Tabak-Maatschappij.. 213
1
!, 2104 2161!, ± 3
Senembah-Maatschappij…. 454 /, 450
1
/ 462
1
1 + 8

De
8cheepvaartafdeeling
heeft niet bepaald zeer ingrij-
pende en plotselinge variaties te aanschouwen gegeven. Hier
was meer een geleidelijke verbetering op te merken, waarop
slechts enkele waarden, als Java-China-Japanlijn een uit-
zondering hebben geyormd. Deze konden sprongsgewijze
monteeren, waarbij zij de waarden der overige Indische
lijnen eenigszins hebben medegesleept.

22

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Januari 1919

24 Dec.
27 Dec. 30 Dec.

Holland-Amerika-Lijn

….
393
1
4
394
3981/4
+

Is

gem.eig.
3811!1
3791/t

384
+
2′!,

Hou. Alg. Ati. Stoomv.-Mij.
166
166
160/

1/
4

Hollandsche Stoomboot-Mij..
200V, 2031/2

203

Java-China-Japan-Lijn ….
300
301
3
/4
3091/2
+
91/)

Kon. Hollandsche Lloyd ..
172
1
!2
173’/2
175′!4
+
23/4
Kon. Ned. Stoomb.-Mij …..
231
232′!2
235
+
Kon. Paketvaart-Mij …….
240’/a
244′!.
246
+
5
1
/6
Nederl. Scheepvaart-Unie ..
250
1
!4
252′!,
253
1
I8
+
3
1
/a
Nievelt Goudriaan ……..
489
1
/,
480
486

3112

Rotterdamsche Lloyd ……
282’/.
284
1
/2
285 +
2V.
Stoolnv.-Mij. ,,Hillegersberg”
370
370 369

1
,,Nederland” ..
283
283V4
286
1
!2

,,Noordzee”

..
195′!,
194 195
– 1/2
,,Oostzee”

. .
..
375
375
371
-4

De
.4merikaansche csfdeeling
bleef zonder
interesse

en
eveneens zonder groote omzetten. De koersbeweging
sloot
zich aan die te New York aan.

Dec.
24
Dec.
T

Dec.
r
jzing
of
daling.
American Car
&
Found.ry
– –
797/16

80
80′!,
+
“It.
Anaconda Copper

……..
137
134
1
!3
133″!,,

3
1
!,.
Un. States Steel Corp …..
89′!.
88’14
90′!16
+
1/

Atchison Topeka ……….
91″!,,
91
5
!8
9211116
+
7/a

Int. Merc.Marine afgest…..
30′!,,
29
1
!,,
29′!,

’11,
prefs.
1 17’h.
117
1
!,,
117′!,
”It,

De
geidmarkt
bleef vrij gelijkmatig, doch,
tegen het einde
van het jaar, iets minder ruim. Prolongatie
bewoog zich
tot 4 pCt.

GOEDERENHANDEL

GRANEN.
31 December 1918.

Het Amerikaansche Ministerie van Landbouw geeft nu
15,9 op als percentage, waarmede de met wintertarwe in de
Vereenigde Staten bezaaide oppervlakte die van het vorige
jaar overtreft. Deze oppervlakte heeft den ongekenden om-
vang van meer dan 49 millioen acres bereikt tegen een
gemiddelde van 32.300.000 acres in de laatste 5 jaren vOÔr
1915. Niet onwaarschijnlijk volgt in het voorjaar eene sterke
uitbreiding van den verbouw der zomertarwe. Daarbij was
op 1 December de stand der wintertarwe 98,5 tegen 79,3
op 1 December 1917. Sedert 1902 was zulk een hoog cijfer
niet voorgekomen. Het behoeft dus geene verwondering te

wekken, dat men zich in Amerika met steeds grooter
ongerustheid begint af te vragen, wat men straks met den
te verwachten enorinen tarweoogst zal moeten doen en
vooral, wat de gevolgen zullen zijn van de bekende prijs-
garantie van $ 2,20 per bushel. De president heeft wel den
boeren dezen prijs gegarandeerd, doch omtrent de wijze,
waarop die garantie zal worden vervuld, indien Europa
niet bereid zou zijn, den hoogen prijs voor het export-surplus
te betalen, zijn geene maatregelen getroffen. Zal de Euro-
peesche tarweverbruiker bereid zijn, ter wille van
(ILe
Amerikaansche boeren, veel te duur brood te eten en zal
ook het Amerikaansche publiek daarvoor te vinden zijn?
Reeds worden in Amerika berekeningen gemaakt over het
verlies, dat de garantie voor de Unie zou kunnen mee-brengen, doch eveneens vraagt men zich af, of aan die
garantie niet nog te elfder ure te ontkomen zou zijn. Wel een teeken, dat men ook in Amerika overtuigd is van het
feit, dat voorloopig aan tarwe in de wereld geen tekort
zal bestaan, ook wanneer de centrale rijken voorzien
moeten worden.
Uit Argentinië komen nog steeds regenberichten en ook
hoort men van schade aan den oogst. Van beteekenis schijut
die echter niet te zijn, want zoowel voor tarwe als voor ljnzaad, welk laatste gewas ook in dit jaargetijde wordt
geoogst, zijn juist in de laatste dagen de prijzen aan de
Argentijasche markten gedaald. Misschien duidt die verlaging
op verbetering van het weder. Het sterkst is in Argentinië
de prijsdaling geweest voor n,aïs, die dus waarschijnlijk van den regen heeft geprofiteerd. Zeker verwacht men blijkbaar
in Argentinië een zeer grooten maïsoogst, want de prijs-
daling heeft plaats gehad niettegenstaande de maïsversche-
pingen uit Argentinië in de laatste weken flink zijn toe-
genomen en vooral de uitvoer naar de Vereenigde Staten
weder een aanvang had genomen. In de week, eindigende
12 December, werden uit Argentinië 14.000 quarters mais naar Noord-Amerika verscheept. Wel is deze hoeveelheid
nog gering, doch de opbrengst van den Amerikaansehen maïsoogst is zoo tegengevallen, dat uitbreiding der ver-
schepin gen van Zuid- naar Noord-Amerika mag worden
verwacht. Van die omstandigheid had men prijsverhoogiug
aan de zoo gevoelige Argentijusche markten môgen ver-
wachten en het uitblijven daarvan met zelfs prijsverlaging
mag zeker wel tot de gevolgtrekking leiden, dat het Argen-
tijusche uitvoer-overschot zeer groot belooft te zijn. Door
het groote binnenlandsche verbruik en de geringe markt-
aanvoeren is mais aan de markt te Chicago nog verder
getegen. Zelfs is door het uitblijven van voldoende aanvoeren

Noteeringen.
Locoprijzen te
Rotterdam/Amsterdam.

Chicago
Buenos Ares
Soorten.
30 Dec.
23 Dec.
30 Dec.

Data
1918
1918
1917
Tarwe

Maf.,
Haver
Taru.

Mars

L(jnzaad
Dec.

Dec.
I

Dec.
I

Jan.

Jan.
Febr.
Tarwe (inlandsche)

…….
25,-
1
)
25,-
2
)

28Dec.’18
226

161 69
1
!,
11,60

5,-.
18,85
Rogge (70 Kg..natuur gew.)
28,501)

28,50
1
)

21

,,

’18
226

147
71
1
!8
12,-

5,65

19,65

400,- ‘)

28 Dec.’17
220

126”)
!.
79
13,05)

7,05

16,60

Gerst (60 Kg. natuur gew.)
20,-‘)
20,- ‘)

28 Dec.’16
165

91’/,
491/4

12,20

8,-

23,957
Mais (La Plata)

………-

23,-‘)
23,- ‘)

28 Dec.’15
123
1
!.

71
7
!8
42
3
!4
9,30

5,10

12,15

Haver

(inlandsche) …….
Lijnkoeken

(Noord-Ame.

20Juli’14
82

‘)

56
1
10
‘)

36’12 ‘)
9,40
2
)

5,38
3
)

13,702)
rika van La Plata-zaad)
35,-
‘)
35,-
‘)
28,- ‘)
Lijnzaad (inlandsch)

….
40,-
1
)
40,- ‘)

‘)
per Dec.
‘)
per Sept. ‘)
per Jan.
4)
per Feb.

Regeeringsprijs.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor verbruik in Nederland.

Rotterdam

Amsterdam

.
Totaal

Arttkelen.
22-28
Dec. Sedert
Ovcrecnk. 22-28
Dec.Sedert

Overecnk.
1918 1917 1918
1Jan.
1918
tijdvak
1917 1918

1
Jan.
1918

tijdvak
1917

Tarwe ……………..
30.245
253.376

2.920
38.227
33.165
291.603

8.465
.





8.465
.

2.314

– –


2.314
Rogge ………………-
..-


114.637

4.590
80.134 4.590
194.771
Boekweit

………….-


30.600


11.886

42.486

12.399


27.269

39.668

Mais

………………-

Lijnzaad …..
. ……..
– .
8.322


7.560

15.882

Gerst

………………-
Haver

………………-

Lijnkoek ……………

34.078


27.985

62.063
..-
.-
756
19.988
. –
6.068
3.051 6.824
23.039
Tarwemeel
………….-
Andere meelsoorten
– . . .
5.385 25.101

.


4.286

29.387

AANVOEREN
in ton,
van
1000
K.G.
voor België. Tarwe
……………..
18.093
1

414.387

1

481.157

1



414.387 481.157
5.662
99.000
32.754
– –

99.000 32.754

5.174 14.042
– –

5.174 14.042
Mais

………………

Tarwemeel
…………
83.531
6.962

8.807

92.338
6.962
Rogge

.. .. :

………….
10
..734
1.694
29.834
667



29.834
667
Gerst

……………..
Andere meelsoorten
….

47.096


9.510

56.606

Sept.

Nov.
11

Sept.
Nov.
1)

1
Jantiari 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23

de December-termijn bijna 20 cents per bushel boven Januari genomen wegens d.-kkingsbehoefte van baissiers.

Neder land. Ook in de afgeloopen week zijn weder
enkele schepen met graan en meel in Nederland aange-
komen of uit Noord-Amerika naar hier vertrokken. Hun
aantal is echter nog gering. Een aantal der in Noord-
Amerik aan sche havens op belading wachtende Nederlandsche
schepen kunnen daar niet worden geholpen en vertrekken
naar Argentinië, waardoor hunne reis met eenige maanden
wordt verlengd. In het kolenvraagtuk, dat in den laatsten
tijd dc graanvoorziening van ons land zoo bemoeilijkt, is,
voorzoover tot nog toe bekend is geworden, nog geene verS betering ingetreden.

SUIKER.

Nog steeds zijn in Duitschland, speciaal in het Oosten
en Noorden, niet alle bieten geoogst en zullen enkele fabrieken,
die wegens gebrek aan arbeiders en kolen hebben moeten
stilstaan, eerst na nieuwjaar met het binnenhalen van den
oogst weder kunnen voortgaan. Over het algemeen echter
waren de omstandigheden gunstiger, doordat meer trekvee
disponibel kwam en ook het aanbod van werkvolk in ver-band met de demobilisatie toenam. F 0. Licht raamt thans den suikeroogat van Duitschland op 1.400.000 tons, welk
kwantum hetzelfde rantsoen voor binnenlandsch gebruik
zoude toelaten als verleden jair. Betreffende den volgenden
uitzaai laten zich nog geen voorspellingen doen; in suiker-
kringen doet men alle moeite de regeering te bewegen
zoodanige maatregelen te treffen, dat eene flinke uitbreiding
mogelijk wordt. Volgens een bericht uit Hombxrg aan de
N. II. Ct. heeft zich onder den naam van ,,Bond van
Maagdenburgsche Suikervereenigi ogen” eene combinatie gevormd van alle suikervereenigingen te Maagdenburg en
alle daar ter stede gevestigde firma’s die belang hebben
bij den suikerhandel. De nieuwe vereenigirg zal de alge-
meene belangen van den suikerhaudel vertegenwoordigen
en zoowel bij de autoriteiten der regeering als bij de
nijverheid in alle zaken den suikerhandel betreffende, baar
medewerking verleenen ea van advies dienen.
In Bohemen konden de fabrieken over het algemeen
Vrij geregeld doorwerken.

De zichtbare voorraden bedroegen volgens F. 0. Licht:

Duitschland 1
Oostenrijk

1
Frankrijk

1
Nederland 15
België

1
Engeland

1

Totaal Europa

799.459

948.397

855.932
V. S. v. N. A. 16 Oct.

50.076

56.500

85.507
Cubahavens

4 Nov.

273.191

28.042

111.504

Totaal ……1.123.356 1.032.939 1.052.943 tons

• Raming.
1)
1917/16115.

In de. 3 voornaamste B r i t s c h e havens waren de voor-
raden op 14 December:

1918

1917

1916

Londen …………..165.980

58.967

42.413 tona

Liverpool …………65.167

50.242

5.702
Clyde ……………..

50.630

21.177

8.391

Totaal

281.777

130.386

56.506 tons

In J a v a suikerkringen heerscht sedert eeuigen tijd onrust
ten opzichte van de plannen der regeering om den suiker-
aanplant vnor 1920, die in 1919 in den grond komt, be-
langrijk te laten inkrimpen – nl. met 25
ho – ten voordeele
van aanplanting van voedingsmiddelen voor de inlandsche bevolking, voornamelijk rijst. Definitieve beslissingen zijn
intusschen nog niet genomen. Zooals reeds vernield, werd
de aanplant voor 1919 vrijwillig door de fabrieken inge-
krompen met ongeveer 15
O/
in verband met de toen
heerschende afscheep- en verkoopmoeiljicheden, doch waar
deze moeilijkheden met het beëindigen van den oorlog ver-
dwijnen en de toekomst zich voor den afzet van Javasuiker weder rooskleurig laat aanzien, is het begrijpelijk, dat men
voor 1920 zoo veel mogelijk wil aanplanten.
Op C uh a zijn vele fabrieken met de nieuwe campagpe
begonnen. Men spreekt van een oogst van 3.700.000 tons.
De statistiek is als volgt:

1918 .

1917

1916

Oogst…………….3.446.083 3.023.720 3.007.913 tons
Exp.U.K.1 Jan.-16Nov

867.042

802.724 524.318
,, Frankr.

,,

,,

40.159

91.079

144.435
Totaal vôorraad 18 Nov.

224.690

23.728

70.682

KATOEN.

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,

Manchester, d.d. 12 December 1918.

De noteeringen van Anterikaansche katoen zijn deze
week weer wat lager, de voornaamste invloed in die richting
was uitgegaan van de voorloopige eind-taxeering van de
seizoensproductie door het Bureau, op 11.700.000 balen,
linters meegerekend. Deze cijfers waren 200.000 It 300.000
balen boven de verwachtingen en animeerden blanco-
verkoopen, hoewel het gevoel in Amerika eerder bullish is
met het oog op de vooruitzichten van grootere exporten
en een algemeene stijging in de consumptie. De handels-
beperkingen, wat de termijnzaken betreft, zijn weer inge-
trokken, waardoor de speculatie weer aangemoedigd zal worden, maar het Zuiden biedt weinig voorraden aan en
men durft nog niet blanco te verkoopen. Het Ginners
bericht dat Maandag ontvangen werd, werd bullish beschouwd,
de cijfers waren slechts 9.563.000 balen tegenover 9.714.000
het vorig jaar en 10.352.000 het jaar daarvoor. De totale
zichtbare hoeveelheid is slechts 4.989.000 balen tegenover
6.208.000 balen in het vorige seizoen. Beperkingen voor
den verkoop van Sea Island katoen zijn nu opgeheven
en verbruikers van Egyptische katoen kunnen tot 70
0/

van hun jaarlijksche behoeften verkrijgen. Tot groote verbazing van den heelen handel weigerden de
katoenarbeiders in Lancashire en elders het aanbod van de
werkgevers op Vrijdag j.l. en wilden zij, de loonkwestie
niet onderwerpen aan arbitrage. De katoenspinnerjen zijn
daarom deze week in alle districten gesloten geweest en
slechts kleine partijen inslaggarens zijn voor binnenlandsch
gebruik in andere handen overgegaan. Prijzen zijn natuurlijk
gestegen, in sommige gevallen zelfs met eenige pence per
pond. De Eerste Minister heeft vertegenwoordigers van
beide partijen gevraagd vandaag bij hem te komen in Londen,
maar daar een groot deel van den handel het niet erg zou
vinden als de productie gedurende eenige weken stopgezet
werd, is het moeilijk te zien hoe deze kwestie geschikt zal
kunnen worden. Slechts enkele soorten bundelgarens en
cops worden voor export gekocht.
De doekmarkt staat vrijwel geheel stil. Dit komt hoofd-zakelijk door den invloed van de werkstaking op de beurs
en verder door de afwezigheid van orders van d over-
zeesc’he markten. Exporteurs blijven over het algemeen de
verdere ontwikkeling van de markt afwachten en knopen
niet alvorens er wat meer vertrouwen in de toekomst zal
zijn. Alleen de kleinere markten plaatsen nog enkele orders
van geringen omvang.
Loco

5Dec. 12Dec.

5Dec.

12Dec.

T.T.opindië

1
1
6

1/6

27,56 T.T.opHongkong 3/4

314
1
/4

14,32 T.T.op Shanghai 5/2

5/11/,

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middling Uplands).

30Dec.181
23Dcc18116
Dec.’18
31
Dec.
‘iiI
30 Dec.I6

New York voor
Middling

..
32,30e.
32,10e
29,55e
31,75e
17,25 c
New Orleans
voor Middling
31,- c
30,50e
29,- c
17,25e
17,25 c
Liverp. v. Good
Midd. Teas..
22,20 d
22,20 d
21,60 d
23,21
dl)

10,63 d’)
1)
28 Dec. ’17 Good Middling Amer.
3)
29 Dec. ’16 Middling Amer.

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaausche havens.
(In duizendtalkn balen.)

1
Aug.18

Oeereenkom.tige perioden
lol
27 Dec.18

1917

1

1916

2796

}’3442

} 4844

1251

1516
1838

696

1232

89

288

Voorraden in duizendtallen
I
27Dec. 18
1
28 Dec. 17
29 Dec. 16

1462 1310
1520
Binnenland …………..
1354
1180
1367
Amerik. havens ………..

New York
135
148
9

.

844
494
New Orleans ………….
Liverpool

……………
9
449
817

1918

1917

1916
240000e 400.000* 250.000* tons
200.000* 250.000* 305.000*

35.000*

40.000

39.012

16.030

72.159

52.829

48.500*

50.539

13.824

259.929

135.699

195.267
-ns Liverpool-noteeringen
to

F.G.P.Sakellaridis 27,56
11

G.F. No. 1 Oomra 14,08

Ontvangsten Gulf-Haven
,,

Atlant. Have
Uitvoer naar Gr. Brittanr ‘t Vastelar
Japan etc.

11
24

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1
Januari
1919

PETROLEUM.

(Ontleend aan den ,,Petrolum Review”
van 7 en 14 December 1918).

Londen. De prijzen voor geraffineerde petroleum zijn tenslotte toch 2 d. per gallon achteruitgeloopen e. w. op
2 December, waardoor de noteeringen zijn:

Water White .. . . 1 s.
91/4
d. Standard White.. 1 s. 8’/4 d.

Bij den tegenwoordigen stand van zaken is te verwachten,
dat op 16 December de of ficieele noteering opnieuw 2 d.
per gallon zal dalen.
Voor beide kwaliteiten zijn deze prijzen in Schotland en
Ierland met 1 d. per gallon verhoogd.
Tengevolge van het sterk toegenomen scheepvaartverkeer
hebben de prijzen voor smeerolie een aanzienlijke vermin-
dering ondergaan.

8 December

13 December

American pale .. £35 15
s.–Y, 44
5 s. £34 5
s.–L
44 5 s.

American red …. £ 38 10 s.–h 45

£37 10 s.–C 45
Amer. filt. cyl. .. £49

–C 65

£45

–C 62
American dark cyl. £3710 s.–Y, 43 10 s. £37 10 s.–C 43 10 s.

De prijzen voor benzine zijn voor de resteerende dagen
van het loopende jaar vastgesteld op:

No.2 …………………. 3s.6d.
No.3

………………….. 3s.5d.

waardoor een reductie, groot 2 d. per gallon, op de oorlogs-
prijzen is toegestaan. De prijzen dienen voor Schotland en
Ierland met 1 d. per gallon verhoogd teworden.
Bovenstaande prijzen zullen na 1 Januari op een nadr
te bepalen tijdstip met 3
1
/
3
d. per gallon verminderd worden.
De toestand op de terpentijnmarkt heeft geen verandering
ondergaan. Het is onmogelijk voor houders van consenten
om zich Amnerikaansche terpentijn aan te schaffen, daar de
voorraden te zeer zijn geslonken, waardoor zij voor de keus worden gesteld of hunne behoeften te dekken met Fransche
terpentijn tegen 105 s. per cvt. of voor de 66ne helft met
Fransche en voor de andere helft met Spaansche kwaliteit
tegen 104 s. per cwt.
Deze prijzen zijn in Glasgow en Liverpool 6 d. per cwt.
duurder, in Bristol en Manchester 1 s.

Tot 16 December is de prijs voor stookolie onveranderd
gebleven tegen £ 14 per ton ,,ex wharf” Londen, doch na
dien datum is de prijs verlaagd tot £ 10 per ton.
De markt voor paraffine is slap, daar de koopers een
afwachtende houding aannemen in verband met een te ver-wachten prjsvermindering, welke echter tot nu toe nog niet
verwezenlijkt is. In verhouding tot het smeltpunt wisselen
de prijzen af van 10
1/
d. tot 1 s. per ib.
De prijs voor gasolie, (lie tot voor kort 1 s. 4 d. per
gallon was, is niet minder dan 7/2 d. per gallon achteruit-
gegaan, waardoor deze prijs 8
I/
d. per gallon is geworden.

L i ver pool. Amerikaansche lampolie gaat tegen 1 s. 11 d.
per gallon. Benzine staat nu 3 s. 8 d. per gallon voor den
kleinhandel genoteerd.
De heeren Samuel Banner & Co. rapporteeren: XXX
Benzine gaat 3 s. per gallon in partijen van 1 ton. Voor
Schotland 1 d. per gallon meer. Voor Ierland 2 d. per gallon
meer.

Bakoe, 3 December. Er is een voortdurend vaste vraag
naar ruwe olie tegen de door de Regeering vastgestelde
prijzen, welke voor Bakoe- en Grosny-olie vastgesteld zijn
op 96 kopeken per poed.

New York, 12 December.
Geraffineerd, in kisten …. 18,75 c. per gallon.
Standard White,in vaten.. 15,50 ,,
Pennsylvanian Crude …. $4,— per vat.

Philadelphia, 12 December.
Standard White ………15,50 c. per gallon.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

l)alo
lixe.,
K
0P
S
ianda
C
rd

Tin
Lood
Zink

30
Dec.

1918..
nom.
112.-1–
250.–/–
30.101–
54.–/-
23

,,

1918..
nom.
112.–!–
26.–/–
30.10/–
54.-/-
27 Dec.

1917..
nom.
110.–!–
305.101–
30.–!–
52.–/-
29 Dec.

1916..
nom
139.–/–
178.101–
30.10/–
51.-1-
20Juli

1914..
51/4
61.-1–
145.151–
19.–t– 21.101-

ADVERTENTIËN

De N.Y. Nederlandsche Huistelefoon-MaaNchappij

ROTTERDAM

‘s-GRAVENHAGE

GRONINGEN

Telefoon 3600

Telefoon H 280, 300

Telefoon 1555

AMSTERDAM

LEEUWARDEN

Telefoon N 5580

..,,

levert uit Voorraad TELEFOON-, Sci-IEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES, etc.,

in huur en koop.

Herstelt en onderhoudt onder garantieook alle niet door haar uitgevoerde installaties.

PROSPECTUS GRATIS.

VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ

Nl 1-1 A A S 8c 0
0
0.
0

, , G
ELRI

Stoombootreederij en Cargadoors

ROTTERDAM

Algemeene Expediteurs en Assuradeurs – Bunkerkolen

Maatschappelijk Kapitaal
f 2.500.000,-

waarvan geplaatst
f 500.000,-

TRANSPORT- en

BRAND VERZEKERING

DIREKTIE:

C. TH. DAAMS

H. C. SCHUDDEBEURS

Kantoor WIJNHAVEN 103

Telefoon No. 13883 Telegr..Adres: ,,VERMAAGEL”

ROTTERDAM, BOOMPJES 8.

Telegram.Adres: STOOMHAAS Rotterdam.

AGENTEN VAN:

N.V. Hollandsche Algemeene Atlantische ScheepvaartmaatschappiJ.

American Freight-Bureau Ltd.

N.V. Rotterdamsche Scheepvaartmaatschappij.

Kantoor te Amsterdam: SPLIETHOFF, HAAS & Co.

Telegram-Adres: SPLIETHOFF, Amsterdam.

Auteur