Ga direct naar de content

Jrg. 37, editie 1841

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 3 1952

ECONOMISCH~*,

STATISTISCHE BERICHTEN

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

37E JAARGANG

WOENSDAG 3 SEPTEMBER 1952

No 1841

Dezer dagen

COMMISSIE VAN REDACTIE

Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;

F. de Vries; C. van den Berg (secretaris)

Redacteur-Secretaris: A. de Wit.

.
Assistent-redacteur: J. H. Zoon.

COMMISSIE VAN AD VIES VOOR BELGIË

J. E. Mertens; J. van Tichelen;

R. Vandeputte; F. Versichelen.

S

INHOUD
BIz.

De fruitoogst 1952
door W. H. Kemmers …..
668

Het Landbouwschap in wording
door A. van

Wijnen…………………………….
671

De monetaire situatie in Israël
door Drs J. A.

Coltov ……………………………
673

Conjunctuurvooruitzichten in de. Verenigde

Staten op lange termijn

………………
675

Internationale

notities:

President Truman’s verweer tegen het Ame-

rikaanse protectionisme

…………….
677

De recente maatregel van de Bank of England

door Drs J. Schrok

………………..
678

Boekbespreking:

Mr G. M. Greub: DeRijnverbinding van

Amsterdam

en haar

geschiedenis,
bespr.

door Drs P.

van Zuuren …………….
679

Geld- en kapitaalmarkt
door Drs J. C. Brezet
680

S t a t i s t i e k e n :

Bankstaten …………………………681

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

heeft H.M. de Koningin een groep nieuwe ministers be-
edigd; wij hebben een ministerie. Waarschijnlijk zal
het kabinet thans gaan concretiseren, hoe het een Re-gering denkt te zijn. Doch daarop dient tot de Troon-
rede gewacht.
Men heeft gezegd, dat het buitenland er niets van
begreep, waarom telkens formaties mislukten. Nu een
formatiepoging slaagde, heeft men niet de indiuk, dat
het buitenland het goed begrijpt. ,,The Times” van
2 September noemt de nieuwe Minister van Economi-
sche Zaken ,,conservative protestant”. Het zij toegege-
ven, dat ook een Nederlander zelden zieliger stottert
dan wanneer hij – voor een buitenlander – ‘de eigen
politieke verhoudingen onder woorden moet brengen.
Formules laten zich echter wringen door de vakman.
De democratische candidaat voor de komende Ameri-
kaanse oresidentsverkiezing heeft zich op ,,Labor Day”
over arbeidsvraagstukken uitgesproken. Hij kwam hier-
bij tot de voortreffelijke vondst: ,,Colîective bargain-
ing is a form of free competition”. Zo laten zich
idealen van Old en New Deal door een hulpwerkwoord
eenvoudig verbinden: de eis die Walter Pater echter aan
een volmaakt kunstwerk stelde was de eenheid van
vorm en inhoud.
Meester’ van de formule of van de inhqud? De
Franse premier Pinay heeft het aangenaam verpozen
weer moeten beëindigen: de politieke jacht is ook in
Frankrijk opnieuw geopend. Hij wil een drastische
restauratie. Zelfs als het ontroesten van binten niet met
de Franse slag geschiedt, is daarmee nog geen vernieu-
wing van materiaal bereikt. Desondanks stelt hij als
inhoud: verandering van mentaliteit. De Latijnse geest
heeft eens triomfen gevierd in het strakke denken.

Soms wordt de vorm verwaarloosd, als men meent
dat de inhoud belangrijk genoeg is. De Perzische pre-mier heeft nogal abrupt doen horen, dat hem nog niet
genoeg was geboden. ,,Een kleine hamer fel. gedreven,
heeft meer macht……Thans wordt gewogen, hoeveel
nog in de schaal zal worden gelegd.
Het ,,Trades Union Congress” in Groot-Brittannië keert tot de natuurlijke vorm weer; boven de macro-
economische problemen van totale loonsom en be-
talingsbalans, begreep men elkaar in het strijdpunt van
de ,,closed shop”. Het is prettig, dat er problemen
blijven waarover men met een intuïtieve mening op-
gewekt kan strijden.

á

jDe intuïtieve mening, laatste redding, niet alleen voor
d eenvoudigen van geest, doordat het statistisch ma-
teriaal in steeds nieuwe wallen zich ostapelt. Ondanks
dè wal van statistieken, welhaast zo breed als de muren
van Babylon, weet geen expert, wat de Amerikaanse
conjunctuur eigenlijk doet. De economisch-politicus
voegt zich in de vorm van Kioôs: ,;’k Lag veelal slaap-
loos door de onwis-verlichte nachten, voel-denkend
zwaar, maar
.
‘t naast mij liggende papier bleef leeg”.

/

SLIKKERVEER

4′.

III

S O
O5

KAS-ASSOCIATI E N.V.
SPUISTRAAT 172, AMSTERDAM-C

Betaalkantöor voor coupons,
dividenden en uitgelote stukken

R. MEES & ZOONEN

A01720

BANKIERS
&
ASSURANTIE-MAKELAARS

ROTTERDAM

AHSTERDAM – ‘s-RAVENHAGE

DELFT – SCHIEDAM – VLAARDINGEN

Advertentie-opdrachten

– voor het eerstvolgende nummer dienen Uit e ri ij k
9 September v.m. in het bezit te zijn van:

Advertentie-afdeling E.-S. B. – Postbus 42 – Schiedam
Tel. 69300 – Toestel 1 of 3

DYNAMOS MOTOREN INSTALLATIES

imingbk-

J
GEMEENTE ROTTERDAM
P

UITGIFTE VAN

/

f15.000.000.—
4114
pCt. Obligaties

waarvan reeds
f
5.000.000.- ob1itties op inschrijvingsvoorwaarden geplaatst

in stukken van
f
1000.— nominaal.

Ondergetekenden berichten, dat de inschrijving op boven- –

genoemde uitgifte zal zijn ôpengesteld op

4

DONDERDAG 4 SEPTEMBER
1952

van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 uur

TOT DE KOERS VAN 100 pCt.

bij de kantoren van de

Rotterdamsche Bank N.V. Nederlandsche

De Twentsche Bank N.V.

Amsterdamsche Bank N.V.. Handel-Maatschappij, N.V Incasso-Bank N.V.

Lippmann, Rosenthal
&
Co.

R. Mees
&
Zoonen

P

Pierson
&
Co.

te R otterdam, Amsterdam en ‘s-Gravenhage, voor zover aldaar gevestigd, alsmede

bij de’ heren Heidring & Pierson te ‘s-Gravenhage, op de voorwaarden van het

– prospectus d.d. 28 Augustus 1952.

Burgemeester en Wethouders

Rotterdam, 28 Augustus 1952.

der Gemeente Rotterdam.

666

•;’I

.

–,•

3 September
1952

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERiCHTEN

667

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK

W. H. KEMMERS,
De fruitoogst 1952.
De productie van hard fruit, vooral die van appelen
en peren, is in Nederland sedert 1940 enorm toegenomen,
waardoor een

groot afzetvraagstuk is ontstaan. Van een
importerend land werd Nederland snel een exporterend
land; ongeveer één derde van de veilingaanvoer moet thans
buiten de grenzen worden afgezet. De prijzen, welke op
de buitenlandse markten worden gemaakt, bepalen dan
ook de hoogte van het gehele Nederlandse prijspeil, in
deze fruitsector doet zich een interessante verschuiving
voor: terwijl er in West-Europa over het algemeen een ten-
dentie is tot uitbreiding van de fruitteelt, loopt deze in
Noord-Amerika regelmatig terug. Deze wijziging valt
samen met het teruglopen van de Noordamerikaanse

export naar West-Europa. Het is moeilijk te voorzien of
deze verschuiving duurzaam is; in ieder geval is het voor
de Nederlandse fruitteelt van belang er alles op te zetten
om thans een vaste plaats op de Europese markten te ver-
krijgen. De productie van klein fruit is de laatste jaren
sterk gestegen en een verdere toeneming is te verwachten.

Ten gevolge van geringe afzetmogelijkheden is in dit seizoen doordraai niet uitgebleven. Deze doordraai is
niet vernietigd, doch geconserveerd. Het is zaak afzetkansen
voor deze voorraden te vinden. De omvang van de kas-
fruitcultures loopt terug. Bij de perziken- en pruimenteelt in kassen is dit een soort correctie op de sterke productie-
uitbreiding gedurende de oorlog; de druiventeelt onder-
vindt concurrentie van de natuurdruiven op de export-
markten, terwijl voorts de inkrimping van deze teelt sterk
wordt beïnvloed door de gunstige gang van zaken bij to-
maten.

A. VAN WIJNEN, Het Landbouwschap in wording.’
De landbouw heeft als eerste een Ontwerp Algemene
Maatregel van Bestuur tot instelling van een Bedrijfschap

voor de Landbouw bij de Sociaal-Economische Raad
ingediend. Bij dit ontwerp maakt schrijver een aantal kant-
tekeningen met betrekking tot de volgende punten: het
voorop gaan van de agrarische sector; de opbouw van het
Landbouwschap op vrije organisaties; de omvang; cen-
tralisatie van de leiding; interne verhoudingen; verhouding
tot de vrije organisaties; positie van de landbouw in het
zakelijk geheel: Opgemerkt wordt, dat het ontwerp is
opgebouwd op een bijna algehele vrijheid van handelen.
Indien dit vrijheidssysteem zou worden doorgevoerd in
alle P.B.O.’s van alle bedrijfsgroepen zonder stevige over-
heidshand hierin, die de daden van gelijkgerichte belang-
hebbendengroepen binnen grenzen kan houden, dan zou
dat volgens schrijver ongetwijfeld tot een ware ramp
voor ons land en volk kunnen uitgroeien.

Drs J. A. COLTO V, De monetaire situatie in Israël.
Gedurende de mandataire periode we’rd het geldwezen
in Palestina beheerd door de ,,Palestine Currency Board”, een lichaam, dat niet beschikte over de prerogatieven van
een centrale bank en dat daardoor niet in staat was de
banken leningen te verschaffen en aldus een regulerende
werking op de geld- en kapitaalmarkt uit te oefenen. Op
15 Mei 1948 verliet de laatste vertegenwoordiger van de
,,Board” de 24 uur oude staat Israël, zonder dat enige
regeling was getroffen met betrekking tot het verder func-tionneren van het monetaire systeem in dat land. De voor-
lopige Regering had derhalve zorg te dragen voor een snelle
overbrugging van het ontstane vacuum in de geldvoorzie-
ning en tegelijkertijd voor een nieuwe regeling, waardoor
de Staat ook op monetair gebied onafhankelijk zou worden
van het Verenigd Koninkrijk en van de Arabische buur-
staat, waarmee tot dat moment een gemeenschappelijke
geidstandaard bestond. Op 17 Augustus 1948 kwam de
nieuwe organisatie tot stand, die was neergelegd in de

Bank Notes Ordinance en de Currency Ordinance, waarbij
het Palestijnse pond werd vervangen door het Israëlische
pond. De Bank Notes Ordinance markeert de overgang van
een koloniaal tot een nationaal geregeld geidwezen. in
dit artikel wordt nagegaan, hoe de monetaire situatie in
Israël zich sedertdien heeft ontwikkeld.

Conjunctuur vooruitzichten in de Verenigde Staten op lange
termijn.

Een huidige uiteenzetting inzake de na-bewapening-
conjunctuur in de Verenigde Staten is te vinden in het jong-
ste rapport van de economische adviseurs van President Truman. Deze adviseurs zijn optimistisch over de voor-
uitzichten op lange termijn. Voor hun optimistische ziens-wijze beroepen zij zich op de ervaring van de na-oorlogse
periode tot het Korea-conflict. Zij verklaren, dat er geen
reden is om a priori de stelling te aanvaarden, dat een
economie, welke in staat was tussen 1946 en 1950 op een niveau van hoge werkgelegenheid te blijven, enkele jaren
later dit niet meer zou kunnen. Hun bewijsvoering klopt
echter niët in alle opzichten. Hoe belangrijk de analyse
van de adviseurs ook’is, zij rekenen meer met mogelijk-
heden dan met waarschijnlijkheden. Men kan zeggen,
dat de krachten, welke de hoge na-oorlogse ledrijvigheid
hebben teweeggebracht, in hun orde van grootte nog on-
voldoende geanalyseerd zijn, dat het niet zeker is, of de
daling in de particuliere investeringen in de toekomst vlug
genoeg en in voldoende mate gecompenseerd zal worden
door uitvoering van overheidswerken en of de hoge werk-gelegenheid te handhaven is zonder inflatie. Het staat wel
vast, dat een langdurige depressie in de Verenigde Staten
niet meer te verwachten is, maar het is nu nog allerminst
zeker of een recessie uit zal blijven of een mild karakter
zal• dragen.

– SOMMAIRE

W. H. KEMMERS,
La récolte fruitière aux Pays-Bas en
1952.

Les fruits néerlandais peuvent être classés en 3 groupes:
les fruits résistants, les fruits de conservation difficile et
les fruits de serre. M. Kemmers expose les problèmes de
la production et de l’écoulement qui sont différents pour
chacun de ces groupes.

A. VAN WIJNEN, L’organisation professionnelle de l’agri-
culture.

Les organisations agricoles ont introduft devant le
Conseil Economique et Social un projet de Mesure Géné-
rale d’Administration en vue de l’établissement d’une
Organisation Professionnelle de l’Agriculture. L’auteur
émet divers commentaires á ce propos.

Drs J. A. COLTO V, La situation monétaire en Israël.
Le 17 août 1948 les finances israélieimes ont été réor-ganisées par la ,,Bank Notes Ordinance” et le ,,Currency
Ordinance”. La première de ces mesures marque le passage
d’un régime monétaire colonial â un régime national.
L’auteur examine l’évolution de la situation monétaire
qui s’est produite depuis lors.

Prévisions â long terine sur la conjoncture aux Etats- Unis.
L’auteur émet un commentaire critique sur le récent
rapport des conseillers économiques du président Truman
concernant la situation économique après le réarmement
aux Etats-Unis. Ces conseillers émettent des prévisions
optimistes sur l’évolution â long terme de la conjoncture.
Selon l’auteur de l’article, il est certain qu’on ne doit pas
s’attendre â une dépression de longue durée, toutefois
un affaissement de caractère atténué n’est pas exclu.

668

. ECONOMISCH-STA TISTISCHE ,BERICHTEN’

De fruitoogst 1952

Het Nederlandse fruit kan in drie groepen worden ver-
deeld, t.w. het harde fruit, het klein fruit en het kasfruit. Per groep liggen de problemen verschillend, zowel Wat


de productie als wat de afzetmogelijkheden betreft. Over.
iedere groep zullen enkele opmerkingen worden gemaakt.

Het harde fruit.

– Tot deze groep behoren de appelen en de peren, terwijl
de, kersen en d&pruimen, hoewel het nu niet direct harde
vruchten zijn, er eveneens bij kunnen worden ingedeeld.
De belangrijkste productiegebieden zijn: De Betuwe,
Zuid-Limburg, Zuid-Beveland en de Ijsselstreek. Sedert
vele jaren wordt de teelt er uitgeoefend als onderdeel van –
het landbouwbedrijf op de klei.
Ge$ecialiseerde
fruit-

teeltbedrijven zijn als regel eerst in later jaren ontstaan;
grotendeels zelfs in de laatste 15 jaren.
De omvang van de productie, vooral van appelen en
peren, is in Nederland sedert 1940 enorm toegenomen.
1
Voor een gedeelte is dit een gevolg yaneenuitbreiding van
de met dit fruit beteelde oppervlakte. Zo steeg deze opper-
vlakte van 40.000 ha in 1939 tot 47.000 ha in 1946 en zelfs
tot 57.000 ha in 1951; derhalve een toeneming met ruim
40 pCt. Indien we echter bedenken, dat de oogst véér
1940 gemiddeld ruim 100.000 ton bedroeg en de laatste
jaren ruim 400.000 ton en dus met 300 pCt is gestegen,. dan moet er nog een andere krachtige factor in het spel
zijn. Dit te meer, daar de sedert 1946 plaats gehad heb-
bende uitbreiding’van de beteelde oppervlakte nog slechts
een tamelijk onbetekenende oogst kan leveren.
Deze tweede factor is de verbetering in de cultuurmetho-
den. Sedert de jaren dertig is er o.a. veel inzicht verkregen
in de levenswijze en de levensvoorwaarden van de insecten
en zwammen, die het frqit belagen. De chemie zorgde er
voor, dat de ter beschikking komende bestrijdingsmiddelen gelijke tred hielden met dit inzicht. Door een goed systeem
van onderwijs en voorlichting werden de nieuwe middelen
snel in praktijk gebracht. Ook bij de andere cultuurzorgen’
werden vele verbeteringen toegepast. Daar bovendien de fruitprijzen tijdens en na de oorlog over het geheel goed lagen, waren de voorwaarden voor
een intensiveringsproces op grote schaal geheel aanwezig..
Niet alleen de grootte,,doch ook de kwaliteit van de oogst
ging er snel door omhoog.
Deze ènorme foeneming van de productie deed een groot
afzetvraagstuk ontstaan. Van een importerend land werd’
Nederland snel een exporterend land. Het volgende over-‘
/

zicht illustreert dit wel zeer duidelijk.

‘x 1.000 kg.

.&ppelen
Import
Export
Peren
Import
j Export

Gem. 1925129
7,800 26.800
Gem. 1925129
4.500
63O0
Gem. 1935/39
14.600 11.000
Gem. 1935139
2.800
1.800
Gem. 1949151
2.500
101.400
Gem. 1949151
900
40.100

De fruitveilingen, die het grootste gedeelte van de oogst;
voor de telers verkopen, zagen zich voor enorme pro-
blemen “geplaatst. Niet alleen moesten dé veilinghallén,:
de fustvoorraden en de fustloodsen aan de sterk vergrote
aanvoer worden aangepast, doch, daar vele buitenlandse
markten hoge eisen aan het fruit stellen, moest snel worden
gezorgd voor locale verpak- en sorteerstations. . Boven-
dien zorgden de meeste veilingen voor het op korte ter-‘
mijn doen bouwen van koel- en bewaarcapaciteit, teneind&
de verkoop over een grotere periode te kunnen spreiden:
Zo steeg de koelcapaciteit van de fruitveilingen van 6.000
ton in 1947

tot 20.000 ton in 1952.
Welke grote invloed de exportmogelijkheden op de

3 September 1952
prijsvorming van appelen en peren’hebben gekregen, blijkt
duidelijk uit het volgende overzicht.

x
1.000 kg.

Gem. 1949151
Appelen
Peren
Pruimen Kersen

veilingaanvoer
275.900
124.000
25.000
18.000
Import

………….
‘S
3.000
1.000
f

1.000
1.000

Binnenlands verbruik:
vers’)
147.000
80.000
.

19.00014.000
geconserveerd
20.000
1.000
2.000

2.000
Export:
101.000
40.000 2.000


vers

………..
geconserveerd
5.000
2.000
3.000j

3.000
‘) Daar niet de gehele, oogst via veilingen
wordt verkocht, moeten de cijfers
over het verse binnenlandse verbruik nog worden verhoogd met de hoeveel-
heid, die buiten de veilingen om verhandeld is. Dit kwantum is niet nauw-
keurig te.bepalen.

Ongeveer een derde gedeelte van de veilingaanvoer moët
thans buiten onze grenzen worden afgezet. De prijzen;
welke op de buitenlandse markten worden gemaakt, be-
palen dan ook de hoogte van het gehele Nederlandse
prijspeil. Uit onderstaand staatje is af te leiden, welke markten vooral vooi onsfruit van belang zijn.
,

– –

x
1.000 kg.

Gem. 1949151
Appelen
j

Peren

j
Pruimen
Kersen

Export naar:
West-Duitsland
$2.300
15.500
1.400
400
Engeland
5.600
18.400

100
6.500 3.000
200

België

…………
Frankrijk
1.300

-.

Overige landen
5.700
3.200

West-Duitsland
begon in 1949 weer deel te nemen aan
de internationale handel. Reeds spoedig werd er de import
yan fruit uit Nederland geliberaliseerd. Het land bleek
mede ten. gevolge van een kleine eigen oogst, een zeer
grote opnemingscapaciteit zowel van tafelfruit als van in-
dustriefruit te hebben.
Naar de mening van de sterk protectionistisch ingêstelde
Duitse boerenorganisatie ging de liberalisatie echter veel
te ver. De grote appeloogst van 1950 veroorzaakte een
sterke drang naar importrestricties. Het resultaat hiervan
was, dat de import van appelen de gehele herfst en een
gedeelte van de winter werd verboden.
In November 1950 werd de liberalisatie geheel ongedaan
gemaakt. De aanleiding hiertoe was de toen slèchte josi-
tie van West-Duitsland in de E.B.U. –
Het volgende jaar gaf een contingenteringspolitiek te
zien. De Duitse oogst was nu echter klein. Het contingent
van $ 8 mln bleek ongeveer voldoende te zijn.
Voor 1952 staat weer een contigent van $ 8 mln tèr be-
schikking. De oogst, welke er in Duitsland aanvankelijk
goed voor stond, begint o.a. door aanhoudende droogte
kwantitatief en kwalitatief sterk tegen te vallen. We kans
is daarom groot, dat West-Duitsland dit seizoen een vrij
grote importbehoefte heeft. De E.B.U.-positie van het
land is gunstig, zodat uit dien hoofde eveneens weinig
bezwaar tegen een ruime invoer kan bestaan.
Overigens, was er reeds, véér de grootte van.de
oogst
bekend was, uit protectionistische overwegingen bepaald,
dat de invoer van appelen van 1 September tot 15 October
en var peren van 15 September tot 1 November verboden
zal zijn. Voor Nederland geldt deze maatregel niet, daar
het in staat is minimurnexportprijzen ‘te garanderen en
derhalve dumping kan voorkomen. Het is nog niet te voor-
zien, of West-Duitsland alleen tafelfruit zal moeten im-
porteren, of dat er ook een tekort aan industriefruit zal
ontstaan.
De tweede afnemer van deze groep fruit is
Engeland.
De import van peren kon er sedert het einde van de oorlog

3 September 1952

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERiCHTEN

669

practisch onbelemmerd plaatsvinden. De appelimport
was tot 1 Januari 1951 een kwestie van regeringsaankopen.
Daarna was er een vrije individuele invoer mogelijk.
Per 8 November 1951 ging de juist aan het bewind ge-komen conservatieve regering tot zeer drastische invoer-

beperkingen over. Tot 31 December 1952 geldt er voor
de invoer van appels een ,,global quote” van £ 300.000
en voor peren.van £ 750.000. Op deze contingenten kunnen

alle Westeuropese landen exporteren. Hoe drastisch deze
beperking is blijkt wel uit het feit. dat deze contingenten
resp. ca
20 pCt en
35
pCt bedragen van de – ook al niet
geheel vrije – uitvoer naar Engeland van deze landen in
de overeenkomstige periode van 1951.

De aanleiding tot deze voor onzé fruitteelt zeer nadelige
maatregelen is zonder twijfel de slechte deviezenpositie
van Engeland. Het verleden heeft echter vele malen ge-leerd, dat het oorspronkelijke motief gemakkelijk uit het

oog wordt verloren en dat de protectionistische resultaten
het hoofddoel worden. –

Met
België,
het in volgorde van belangrijkheid derde
land, dat hard fruit uit Nederland importeert, zijn in Bene-

lux-verband speciale overeenkomsten van kracht. Het
harde fruit valt geheel onder het landbouwprotocol,
waarover in Mei 1947 overeenstemming werd bereikt.
Dit houdt in, dat beide landen het recht hebben minimum-
importprjzen vast te stellen en indien de marktsituatie
daartoe aanleiding geeft, de import te verbieden.
Van dit recht heeft België zeer ruim gebruik gemaakt.
Steeds hebben zeer hoge minimuniimportprijzen gegolden.
Per ras waren deze verschillend Daar de Belgische fruit-
oogst echter voornamelijk bestaat uit een verouderd sor-
timent en van matige kwaliteit pleegt te zijn, is het gevolg
van deze situatie, dat alleen fruit van prima kwaliteit naar
België geëxporteerd wordt. Alleen dit fruit kan over de
hoge muren heen komen. Niettemin werd enige malen alle import verboden, ni.
als ten gevolge van een grote Belgische oogst, de prijzen
van het fruit van matige kwaliteit in België sterk daalden.
Het behoeft weinig betoog, dat wij hier nog ver verwijderd
zijn van het Benelux-ideaal.
Dit jaar verwacht België een vrij grote oogst. Wij vragen
ons af of dit opnieuw tot scherpe maatregelen aanleiding
zal geven.
Frankrijk
spant de kroon op het gebied van beschermende
maatregelen. Alle import van fruit is er in principe niet
toegestaan. De grenzen gaan dan ook slechts open, als de
prijzen er door een grote schaarste tot een abnormaal
hoog niveau zijn opgelopen. De laatste jaren is dit enige
malen gebeurd. De invoer, bestaat dan uit tafelfruit. Soms
exporteert Frankrijk zelf industriefruit.
De oogst 1952 schijnt er bevredigend te zijn, met uit-
zondering van de perenoogst in sommige districten.
In
Nederland
zelf wordt een grote oogst verwacht. Het
ziet er volgens bovenstaande beschouwingen naar uit, dat

het voornamelijk van de ontwikkeling van de Westduitse
oogst en verdere marktsituatie zal afhangen in
hoeverre de afzet in Nederland vlot zal verlopen. Italië,
de grootste concurrent, verwacht een matige appeloogst
en een grote perenoogst.
h.
Het is alleszins waarschijnlijk, dat het prijspeil van ap-
pelen en peren dit jaar lager zal liggen dan tijdens het
vorige seizoen, toen bijna overal de oogsten kleiner waren.
Gelet op de positie van Engeland t.a.v. de handel in peren
en opde Italiaanse oogst van dit product, is een prijsval
van peren nog meer waarschijnlijk dan van appelen. De
sterkste positie neemt ongetwijfeld •nog het kwaliteits-
fruit in.

Wij mogen voorts niet uit het oog verliezen, dat de op-
nemingscapaciteit van alle Europese markten bij een laag
prijspeil heel wat groter is dan bij een hoog prijsniveau, terwijl door het feit, dat bijna alle contingenten waarde-
quota’s zijn, de exportmogelijkheden bij een prijsdaling
groter worden.

Bij pruimen en kersen is in veel mindere mate sprake
van een grote samenhang tussen de diverse markten in
West-Europa.

Er doet zich in deze sector van de fruitteelt nog een in-
teressante verschuiving voor. Terwijl er in West-Europa
over het algemeen een tendentie is tot uitbreiding van de
fruitteelt, loopt deze in Noord-Amerika regelmatig terug.
Het areaal appelen verminderde in de Verenigde Staten
van 1920 tot 1946 met ca 5.00.000 ha. De verbetering van
de cultuurmethoden heft deze vetmindering niet op.
Deze wijziging valt samen met het teruglopen van de
Noordamerikaanse expôrt naar West-Europa.
De oorzaak van deze verschuiving is vermoedelijk de
vooroorlogse crisispolitiek en de na-oorlogse dollar-

schaarste in West-Europa. Door het wegvallen van de
export wordt de Amerikaanse teelt minder rendabel en
krimpt in, vooral in die gebieden welke minder geschikt
zijn voor deze cultuur. In West-Europa gebeurt het om-
gekeerde.

Of deze verschuiving van duurzame aard is, valt moeilijk
te voorzien. In ieder geval is het voor de Nederlandse
fruitteelt een aanwijzing alles er op te zetten thans een vaste
plaats opde Europese markten te verkrijgen. Dit zal slechts
mogelijk zijn als een kwaliteit wordt geteeld, welke met
de Amerikaanse appelen uit de valleien tussen de Rocky
Mountains en het Kustgebergte kan wédijveren. De ont-
wikkeling van de Nederlandse fruitteelt in de laatste 10
jaren sluit dit niet uit Voor de rest zal veel afhangen
van de toekomstige ontwikkeling van de koersverhouding
tussen dollar en gulden, alsmede van de Amerikaanse
exportpolitiek. Deze laatste leidt er gemakkelijk toe sub-
sidies te verlenen
ob
de export van surplusproducten uit
de agrarische sector.

Klein fruit.

De belangrijkste tot deze groep behorende producten
zijn aardbeien, frambozen, röde bessen, zwarte bessen en
-kruisbessen. De teelt is zeer arbeidsintensief en wordt voor
een groot gedeelte uitgeoefend op de kleine boerenbedrijven
op de zandgronden in het Zuiden van het land: Het centrum
vormt de Baronie van Breda. De bessensoorten komen
voorts voor in combinatie met de teelt van hard fruit.
Aardbeien worden behalve op de Brabantse zandgronden
geteeld rond Barendrecht, Beverwijk en Zaltbommel.
De productie van deze soorten fruit is de laatste jaren
sterk vergroot en de uitbreiding van het beteelde areaal gedurende de laatste jaren doet een verdere uitbreiding
verwachten. Aanleiding tot deze ontwikkeling is enerzijds
ongetwijfeld het gunstigç prijsverloop tijdens en kort na
de oorlog, toen er een groot gebrek aan dit soort fruit was.
Anderzijds kan een vergroot arbeilsoverschot op de zand-
gronden als gevolg van de beperking van de veestapel er
toe hebben bijgedragen, dat juist daar de teelt van klein
fruit aantrekkelijk werd.

Het grootste gedeelte van de aanvoer van het kleine
fruit wordt door de conservenindustrie aangekocht en
verwerkt tot fruitpulp, een halffabrikaat voor de jampro-ductie, alsmede tot vruchtensap en hele vruchten in blik.
De meeste van deze artikelen worden op grote schaal
geëxporteerd. Het volgende overzicht geeft een inzicht
in de betekenis der diverse afzetmogelijkheden.

-,

)< 1.000 kg.

Gem. 1949151

Aardbei

Framboos Rode bes Zwarte bes

Veilingaanvoer .

19.300

4.100

7.400

3.200

Import
………….
200

100

vers
…………
5.100

100

2.800

100
econserveerd ,

2.100

700

2.200

600
Export:
vers

400

200

200


geconserveerd

11.800

3.100

2.200

2.600

670

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3
September
1952

De export vindt als regel overwegend plaats naar Enge-

land. Daarna komen Duitsland en Canada.
Tot en met 1949 kocht de Engelse Overheid de benodigde
pulp centraal in. Met verwaarlozing van andere markten
heeft Nederland toen zo goed mogelijk in de Engelse be-
hoefte voorzien. In 1950 liberaliseerde Engeland de invoer van pulp en stelde het bovendien een ruim coïitingent voor
de import van vruchten in blik beschikbaar. Over het

algemeen ontmoette de stijgende Nederlandse productie
er een willige markt.
Toen bekend werd, dat
En?eland
voor 1952 een scherpe

contigentering zou dodrvoeren, werd de oogst 1952 met
angst tegemoet gezien.
Voor de periode 1 Juli 1952 tot 30 Juni 1953 werd een
,,global quote” van £ 1 mln voor pulp en een bilateraal
contingent van £ 250.000 voor vruchten in blik vastge-
steld. Officieel werd gepubliceerd, dat het eerste niet zou gelden voor abrikozen-, grape fruit-, perziken-, peren- en
ananaspulp. Bij de afgifte van de importlicenties bleek
echter dat deze soorten pulp er wel onder vielen.
Deze laatste pulpsoorten worden uit Zuideuropese landen
betrokken. De betekenis van deze ,,global quote” voor
Nederland werd hierdoor veel kleiner; een verhoging van
dit contingent met £ 250.000 kon dit nieuwe nadeel niet
meer compenseren. Daar van het totaal nu £ 500.000
werd afgesplitst voor genoemde Zuideuropese puipsoorten,
resteerde er voor de Nederlandse soorten nog slechts
£ 750.000. Fraai is deze Engelse manoeuvre niet.

West-Duitsland
voert thans een ruimere invoerpolitiek.
Nadat in de eerste jaren na de hervatting van het handels-
verkeer met dit land de import van pulp aan vrij matige contingenten was gebonden,’ werd de invoer in Januari
1952 geliberaliseerd.

In
Canada
is een vrije invoer van pulp mogelijk. In dit
land bestaat een redelijke belangstelling voor dit Neder-

landse product.
Teneinde een algehele prijsval van dit fruit te voorkomen
besloten de in het Centraal Bureau van de Tuinbouwvei-lingen georganiseerde coöperatieve veilingen minimum-
prijzen vast te stellen. Reeds van het beëindigen van de
gecentraliseerde handel met Engeland af werd in deze
sector een minirnumprijsregeling toegepast. Bij tijdelijke
marktverstoringen had dit systeem reeds goede diensten

verleend.

Indien partijen klein fruit niet bovende vastgestelde
minlmumprijzen kunnen worden verkocht en dus zgn.
doordraaien, worden deze toch door de conservenindu-
strie, voor zover de overcapaciteit dit toçlaat, verwerkt. Deze verwerking geschiedt voor gezamenlijke rekening
van genoemd Centraal Bureau en iedere fabrikant. De

teler ontvangt al.
bij
doordraai van het Centraal Bureau
een vergoeding uit speciale productenfondsen, welke door

de telers zelf zijn gevormd en de fabrikant verwerkt de
doordraai zonder een verwerkingsloon te berekenen.
Door speciale clausules in de overeenkomsten tussen het
Centraal Bureau en de diverse fabrikanten, wordt bereikt,
dat de fabrikanten niet hun normale aankopen staken,
zodra doorgedraaid fruit onder hun berusting komt.
Ten gevolge van de geringe afzetmogelijkheden is in dit seizoen, dat inmiddels voorbij is, doordraai niet uit-
gebleven. Bij aardbeien is: het nog enigzsins meegevallen.

Door een betrekkelijke misoogst is
.
de veilingaanvoer

niet groter geweest dan het gemiddelde van de laatste
jaren. Engeland bleek in Nederland in het raam van de
,,global quote” voornamelijk altrdbeienpulp te bestellen.
Wel daalde de prijs sterk t.o.v. 1951, doch er ontstond

geen docirdraai. Rode bessen werden zelfs vlot verkocht
voor de binnenlandse markt, zodat ook hier geen pro-
blemen behoefden te worden opgelost.
De slag viel echter bij frambozen en zwarte bessen.
Van frambozen draaide 900 ton door, dit is 18 pCt van
de oogst. Bij zwarte bessen was de situatie nog ernstiger;

de doordraai bedroeg hier 50 pCt van de productie (2.000
ton). Deze gehele doordraai is voor gezamenlijke reke-
ning geconserveerd en dus niet vernietigd.
Het is thans zaak ergens in de wereld afzetkansen voor
deze voorraden te vinden. Misschien biedt de Oostzone
van Duitsland mogelijkheden.
Opgemerkt moet hierbij nog worden, dat door dit in-
grijpen van de Nederlandse tuinbouworganisatie een
boven de gehele Westeuropese markt hangend surplus
is weggenomen. Hoewel dit de prijzen van klein fruit
over een groot deel van West-Europa heeft gestimuleerd,
komen de risico’s geheel-voor rekening van de Nederlandse
tuinbouw. Dit maakt een voorzichtig gebruik van het

rninimumprijzenstelsel uiterst gewenst.

Kasfruir.

Tot het fruit dat in kassen wordt geteeld behoort in
de eerste plaats de druif, daarnaast komt ook de teelt van
perziken en pruimen onder glas voor. Het Nederlandse
productiegebied bij uitstek voor deze producten is het

Westland.. De omvang van deze cultures loopt dermate sterk terug,
dat liet is, alsof ze aan het verdwijnen zijn. Het volgende

staatje toont dit duidelijk aan.

Areaal beteeld niet:

1939

1947

j

1952

Druiven
…………………….
788 ha

634 ha

519 ha
Perziken
……………………
67 ha

132 ha

83 ha
Pruimen
……………………

35 ha

32 ha

De achteruitgang in de perziken- en pruimenteelt in
kassen is een soort correctie. Tijdens de oorlog, toen de
prijzen door schaarste hoog lagen, zijn deze teelten te
sterk uitgebreid.
Bij de druif.ligt de zaak echter anders. Om deze laatste
ontwikkeling te verklaren moeten we er rekening mee
houden, dat’ de druif een belangrijk exportproduct is,
in tegenstelling tot de beide andere soorten kasfruit.
De verhouding tussen export en binnenlands verbruik

is als volgt:

x 1.000 kg.

Cern. 1949151
Druif
Perzik
Pruim

veilingaanvoer

……………
15.400
,

2.400
600

Binnenlands verbruik
Export

…………………..
7.800
,

7.600 2.200
200
500
1

100

De export van d.uiven vindt plaats naar Engeland,
Duitsland en Zweden. Op al deze markten wordt con-
currentie ondervonden van natuurdruiven. De Middel-
landse Zee-landen zijn er de laatste 10 jaren in geslaagd
tafeldruiv,en te kweken, welke het uiterlijk van kasdruiven
in de verte gaan benaderen. Een en ander is een gevolg
van selectiewerk en van betere cultuurzorgen. De smaak
van deze druiven is veel beter dan van onze kasdruiven

en de kostprijs is veel lager.
Op de Engelse markt blijkt deze verschuiving het sterkst.

x 1.000 kg.

Invoer in Engeland

1930131 i 1932138

1949

1951

Italil
…………..
.-

100

14.100

6.600
Griekenland

500

9.200
1

2.800

De kracht van de Nederlandse teler ligt bij het fraaie
uiterlijk van de vrucht. Vooral bij het zeetransport naar Engeland worden deze vruchten soms dermate mishan-
deld, dat veel van dit voordeel verloren is, v&r de Engelse
markt wordt bereikt. Thans wordt getracht hierin ver-
beteringen aan te brengen.

3 September
1952

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

671

Teneinde voorts de smaak te verbeteren, hetgeen zowel
in het buitenland als in eigen land een gunstig effect
kan hebben, is bepaald, dat druiven slechts voor verse
consumptie mogen worden verkocht, indien het droge-
stofgehalte boven 14 ligt. Dit is een indicatie voor een vol-
doende suikergehalte. De druiven zullen dus niet meer
zuur zijn; hopelijk zullen hierdoor de financiële resul-
taten voor de telers eveneens minder zuur zijn.
De inkrimping van de druiventeelt wordt sterk beïn-

vloed door de gunstige gang van zaken bij tomaten. De
relatieve rentabiliteit van tomaten ligt gunstig. De kassen
worden dus niet gesloopt als de druivenbomen gerooid
worden, doch met tomaten beplant. Een ander aspect van de felle concurrentiestrijd met
Zuid-Europa is de neiging de druivenaanvoer over een langere periode te spreiden. -Daar de sterke verhoging
van de brandstofkosten vervroegen niet aanlokkelijk maakt,
staan koelhuizen sterk in de belangstelling.

lionselersdijk.

W. H. KEMMERS.

Het Landbouwschap in wording

De hoofdstrekking van onze beschouwing over ,,De
publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie”
1)
was, toch vooral
niet de P.B.O.’s in het leven te roepen, voordat de richt-
lijnen voldoende waren getrokken. Het ging over de P.B.O.’s
in het algemeen, zonder daarbij een bijzondere groep op
het oog tè hebben. Nadien is het tempo, waarin in den be-
ginne deze materie werd gestuwd, verlangzaamd; een ver-
standig besluit.
Eén groep, ni. de landbouw, is onverminderd doorgegaan
en heeft als eerste een Ontwerp Algemene Maatregel van
Bestuur tot instelling van een Bedrijfschap voor de Land-
bouw bij de S-ER. ingediend. Wanneer men belangstel-
ling heeft voor deze gewijzigde wetgevende en leiding geveii-
de arbeid dân zal zeker de vraag opkomen: hoe staat het
niet deze eersteling? Heeft men de juiste weg gevonden?
Het ontwerp is te waarderen, omdat het een poging is
tot formulering van een tot heden nog weinig doorzichtige
Stof. Het geeft iets concreets. Dit is zeker een voordeel.
Het haalt het vraagstuk uit de vaagheid, waarin het ondanks
veel geredeneer nog steeds was, en plaatst het in de werke-
lijkheid. De samenstellers zullen zelf wel niet verondersteld
hebben nu met alles precies in de roos te hebben gescho-
ten. Daarvan uitgaande zullen eventuele kanttekeningen
niet onwelkom zijn.
De navolgende punten trekken de meeste aandacht:

het voorop gaan van de agrarische sector;
de opbouw van het Landbouwschap op vrije organi-

saties;
de omvang;
centralisatie van de leiding;
interne verhoudingen;
verhouding tot de vrije organisaties;
positie van de landbouw in het zakelijk geheel.

Vooraf een verzoek aan de agrarische leiders en de stel-
lers van dit ontwerp: wil het hier volgende, niet zien als
een kritiek ôm de kritiek. Wij spelen nog teveel mee in
het agrarisch geheel en kennen de moeilijkheden van zulk
werk te goed, om ons ook maar iets tot zulk een kritiek
aangetrokken te gevoelen. Wij willen deze zo uiterst
belangrijke zaak voor nu en misschien in de verre toekomst
dienen, zoals de stellers van het Ontwerp ook deden.
De inzichten alleen verschillen daarbij wat.

a. Het voorop gaan van de agrarische sector.

Hen, die ons artikel van 8 Augustus voornoemd hebben
gelezen, zal dit zijn opgevallen: een P.B.O. kan een bruik-
baar bestuurselement worden in een veranderde samen-
leving en het kan ook een gevaar voor die samenleving
worden. Het hangt af van de richting, bouw, doelstelling,
kort gezegd van de grondslagen, waarop wordt verder
gewerkt. Hierover moet klaarheid zijn alvorens nien start.
is deze klaarheid in de agrarische sector en bij de stellers
van het ontwerp in zodanige mate aanwezig, dat de start
kon worden begonnen? Er behoeft niet aan te worden ge-

‘)
In ,,E.-S.B.’ van 8
Augustus 1951, bis. 591.

twijfeld, dat de ontwerpers daarvan overtuigd zijn. Daar-
voor hebben te ernstige mensen aan het ontwerp gewerkt.
En toch, het ontwerp geeft aan hen, die er zo van buitenaf
fris vcior komen, aanleiding tot twijfel.
Een direct tastbaar bezwaar dient hier direct te worden
genoemd. Het scheppen van P.B.O.’s betekent het in het
leven roepen van organen die het vermogen hebben, maar
ook de bedoeling – vandaar haar publiekrechtelijke be-
voegdheid – ordenend in het bedrijfsleven op te tredén.
Deze ordening kan in vrijwilligheid geschieden door de
bedrjfsgenoten die tezamen de P.B.O. vormen. Maar zij
kan en
zal
soms ook uitgaan van de Overheid. iji het
ontwerp wordt over de invloed van de Overheid heel weinig
opgemerkt. Het is niet goed, wanneer dit de bedrijfsge-
noten niet duidelijk wordt gezegd. Deze regeringsinvloed
is steeds het punt van felle discussie geweest. Doen alsof dit punt er niet is, is werken met teveel fantasie.
Deze regeringsinvloed erkennende, komt een tweede
vraag: bergt het niet een gevaar in zich, wanneer de land-
bouw zich verenigt in een grijpbaar en dirigeerbaar orgaan,
wanneer het overige bedrijfsleven eens niet die weg op
gaat en dus niet een grijpbaar en dirigeerbaar orgaansticht? In tijden van spanning zou de landbouw direct dirigeerbaar
zijn naar opkomende wensen en naar bij de dan fungerende
regeringen aanwezige ideeën, terwijl daarvoor
bij
het överige

bedrijfsleven het apparaat zou ontbreken. Hebben de stel-
lers van het ontwerp bij dit belangrijke onderdeel voldoende
stil gestaan? Om het nog eens heel duidelijk te zeggen
– en men moet
bij
een zo belangrijk onderdeel duidelijk
zijn – er kunnen zich in het maatschappelijk leven om-
standigheden voordoen, waarbij het bedrijfsleven en dus
ook het agrarisch deel gelijkelijk wordt ingeschakeld in een zeker dirigisme van de Overheid. Wij hebben dit te accepteren. Het is daarnaast mogelijk, dat het bedrijfs-
leven in een grote mate van vrijheid zijn werk kan doen.
Ook dan passen gelijke maatstaven. Moet men echter niet
terecht bezwaar maken tegen een uitzonderingspositie in
één richting?
En om elk misverstand inzake onze inzichten
bij
voor

baat te vermijden kan het aldus worden gesteld. Een P.B.O.
is en wordt onherroepelijk, naast bedrijfsorganisatie van belanghebbenden, een stuk of stukje verlengstuk van het overheidsorganisme. De P.B.O.’s zijn ni. tevens organën
voor het doorvoeren van een zekere ordening in het bedrijfs-
leven, al struikelen velen nog over het woord ordening.
Ut dit alles resulteert deze vraag: wil de land bouw doel-
bewust de weg der ordening op,
ook als het overige bedrijfs-
leven deze weg niet opgaat?
Een antwoord op deze vraag

vindt men in het ontwerp niet.

b. De opbouw van het Landbouwschap op vrije organisaties.

Het ontwerp gaat uit van een opbouw door en verdere
leiding van de vrije organisaties. Kan het ook zijn dat men
hier te ver gaat?
Ook hier speelt een grote rdl de opvatting, die men van een P.B.O. heeft. Het is te begrijpen, dat men de gekozen
weg vlot volgt wanneer men meent, dat een Landbouw-
schap een orgaan is fnet een grote zelfstandigheid, haast

672

ECONOMISCH-STATISTiSCHE BERICHTEN

3 September 1952

zo groot als de organisaties waarop het is gebouwd.
Men zal er dan een versterking van de kracht der vrije
ofganisaties in zien, die via het Landbouwschap en via de publiekrechtelijke bevoegdheid veel verder kunnen reiken
en dieper handelend zouden kunnen optreden. Maar wan-
neer men het nu eens zo gaat zien, dat het Landbouw-
schap, ingeschakeld bij een veelheid van schappen, sterk
onder overheidsinvioed komt, een invloed die des te ster-
ker zal zijn naarmate het Landbouwschap meer gebruik
maakt of wil maken van zijn publiekrechtelijke bevoegd-
heden. Hoe komt men er dan tegenover te staan? Hoe
komen de vrije organisaties dan te staan tegenover haar
leden en tegenover de gehele agrarische gemeenschap?
Dit alles klemt vooral daarom, omdat hier aanwijzing
van personen in de functies, van hoog tot laag, in handen
komt te liggen der Vrije organisaties. Wordt hier het ,,vrije”
in de vrije organisaties niet gevaarlijk aangetast? Althans,
kan dit niet het gevolg zijn?
En tenslotte nog een vraag, die velen zonder meer pas-
seren. Toch ten onrechte. De organisaties bestaan uit leden,
die vrijwillig zijn toegetreden tot een vereniging met een
beperkt, overzichtelijk doel, waaronder zeker niet valt
het dwingend element in de P.B.O.’s. Is het nu juist,
dat het bestuur van zo’n vereniging alle leden en niet-leden
bindt aan een orgaan, dat deze bevoegdheden heeft?
Dit klemt te meer, omdat aan de overgeschakelden in
het nieuwe orgaan in het ontwerp geen invloed is toegekend.
De nadruk valt hier in het bijzonder op de wijziging;die zich
mde vrjeorganisaties voltrekt, door hun nauwgelieerd zijn
aan het publiekrechtelijk orgaan. Komt hier ook de good-
will der Vrije organisaties, die deze in hoge mate in de land-
bouw hebben, in gevaar? Indien zo, dan zou er in de land-
bouw een groot verlies te boeken zijn.

De omvang.

Wanneer men op dit punt het ontwerp beziet, dan krijgt men een bepaalde schrik te pakken. Topbestuur met com-
missies, hoofdafdelingen met commissies, afdelingen
met commissies, gewestelijke landbouwschappen met dis-
trictraden en eventuele districtcommissies. Het ,,Week-
blad voor Zuivelbereiding en Handel” sloeg blijkbaar aan
het rekenen en kwam tot de respectabele cijfers van 400
bestuursleden, 31 voorzitters en 31 secretarissen.
Moest dit nu zo? Misschien ja, wanieer nen ongeveer
alle werk bij het Landbouwschap wil onderbrengen. Maar
neeji, wanneer men zoveel mogelijk door de vrije orga-
nisaties wil laten doen. Men heeft dan naast een nieuw
apparaat van bescheidener omvang tevens het voordeel
– dat niet hoog genoeg kan worden aangeslagen -,
dat men deze vrije organen fit en levend houdt.
Zijn wij er, in het algemeen gezien, mee op de goede
weg? Wanneer nu eens alle groepen een enigszins op deze
leest geschoeide opzet maakten, wat schrikwekkend groot
bouwwerk gaat dit dan worden, ongeacht de neiging tot uit-
breiding, steeds het gevaar bij dergelijke lichamen. Wat
wordt daarvan de financiële druk op het bedrijfsleven, dus op de gemeenschap? En hoe worstelt het bedrijfs-
leven zich door dit alles heen, wanneer het snel moet rea-

geren op biruienlandse en buitenlandse omstandigheden
en
bij
transacties?
Er is nog meer. De grootte van de P.B.O.’s zal vrijwel
bepalend zijn voor de grootte .’an de apparatuur, die de
Overheid scheppen zal om het geheel te kunnen blijven
overzien en de gemeenschap, deconsument wanneer men

wil, te beschermen tegen het min of meer gemonopoli-
seerd bedrijfsleven.

Centralisatie van de leiding.

•Het ontwerp is aldus opgezet, dat in feite zo goed als
alle macht in handen ligt van het topbestuur. Reeds wezen
wij er op, dat de aangeslotenen alle bevoedheden binnen

het Landbouwschap missen. Voor de financiering, hebben
ze te zorgen. Is dit niet te ver doorgevoerd? Is hier nog iets
te bekennen van een democratisch bestel? Geen echte,
werkende en daardoor meelevende leden. Geen alge-mene vergadering waar men zijn wensen en klachten
spuien kan. Zal zo’n orgaan gedragen worden door het
bedrijfsleven, de. bedrijfsgenoten? En zullen de organisaties,
die over zijn wieg stonden en er mee zullen worden ver-

eenzelvigd, niet de klappen op te vangen krijgen? Immers,
het Landbouwschap zal ongetwijfeld wel eens onaangename
dingen hebben door te voeren. Het niet op zich zelf laten
staan en het niet klein en bescheiden houden wreekt zich
ook hier.

Interne verhoudingen.

Het ontwerp kiest de vorm van een horizontale Organi-
satie. Het motiveert dit met te wijzen op de eenheid van

de Nederlandse land- en tuinbouw en aanverwante be-
drijven. Maar deze eenheid is in werkelijkheid allerminst
zo volmaakt, niet omdat onwilligen die eenheid verbreken,
maar omdat er zeer tegenstrijdige belangen binnen het
omraamde terrein ,,landbouw” voorkomen. Wat voor de

een het eindproduct is, is voor de ander grondstof. Dat
men hierom de verticale vorm zou kiezen kan niet worden
verlangd. Wel echter, dat het ontwerp dit reeds dadelijk als een werkelijkheid en een voortdurende moeilijkheid
in haar project had opgenomen. Het is als een leemte te zien,
dat op dit punt het ontwerp vrijwel een copie levert van het bestaande, terwijl de samenstellers volkomen op de
hoogte zijn van het soms vrij fel spelen van de belangen-
verschillen.

Verhouding tot de vrj/e organisaties

Dit is hierboven reeds ruim belicht. Slechts dit nog.
De Vrije organisaties, maar dan de echt vrije, zullen in een maatschappelijk bestel, waarbij een deel van de wet-
geving’ en contrôle aan bedrjfsgroepen is gegeven, een
grote en onmisbare taak hebben. Er is geen maatschappe-
lijk stelsel, dat volmaakt is, dat geen tekenen van afwijking
vertoont of van ambtelijke sleur of onmacht. Hiermede
is niets onaangenaams bedoeld tegenover de mensen die
er in werken. Hun goede wil staat vaak hoger dan de
criticus soms aanneemt. Welnu, het is dan steeds de stem
van het volk in al zijn geledingen, die opklinkt als waar-
schuwing, als protest, soms als dreiging Deze stem van
uit de massa, die bij een Landbouwschap zo weinig tot
uiting kan komen omdat de betrokkenen alleen maar
,,ondergaan”, op te vangen en verder te dragen, ziedaar
de taak van de vrije organisaties.

Positie van de landbouw in het zakeljjk geheel.

De landbouw in volle omvang is deel van hët gehele
bedrijfsleven van ons land. Hij is onderworpen aan de-
zelfde economische wetten. Hij moet werken in een gelijk-
gericht maatschappelijk bestel. Dit is thans deels gebonden-
heid, deels vrijheid. De landbouw mag niet losgemaakt
worden van de vormen, waarin het overig bedrijfsleven
zijn functies vervult. Gaat de maatschappelijke gang naar
geleide economie, dan zal deze ook gelden voor de land-
bouw. Men heeft er de lusten en lasten van te dragen.
Gaat de economie in ons land naar grotere wijheid dan
zal ook daarin de landbouw zijn weg moeten vinden.
Gebondenheid van het ene deel in een wereld van vrijheid
van het andere is fataal.

Het is juist dit, wat men in het project teveel mist.
Het lijkt er soms op, of de landbouw niet zijn ontwerp
een soort voortrekker wil zijn. Een voortrekker is ook voor-
beeld. Zijn daarvoor de cardinale lijnen strak genoeg ge-
trokken? Het ontwerp is gebouwd op een bijna algehele

vrijheid van handelen. Heeft men zuiver voor ogen gehad

3 September 1952

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

673

of dit in de praktijk is te realiseren? Is het niet naïef te
geloven dat dit realiseerbaar is in een organisatie met
publiekrechtelijke bevoegdheid? En is zo gezien, het ont-
werp Landbouw.schap een goed voorbeeld? Indien dit vrij-
heidssysteem doörgevoerd zou worden in alle P.B.O.’s
van alle bedrjfsgroepen zonder stevige overheidshand

hierin, die de daden van gelijkgerichte belanghebbenden –
groepen binnen grenzen kan houden, dan zou dat – en
hier spreken wij ons zonder twijfel uit – tot een wa-re ramp voor ons arm land en ons arme volk kunnen
uitgroeien.

Gouda.

A. VAN WIJNEN.

De monetaire situatie in Israël

Op 15 Mei 1948 verliet met de Engelse troepenmacht de laatste vertegenwoordiger van de Palestine Currency
Board de 24 uur bestaande staat Israël. Zijn vertrek vond
plaats zonder dat enige regeling was getroffen met be-
trekking tot het verdere functionneren van het mone-

taire systeem des lands,
f
waarvoor de Board bij uitsluiting
de verantwoordelijkheid had gedragen. Daarmee was
het apparaat, dat de emissie van bankbiljetten (op tele-
grafische instructie van Londen uit) mogelijk maakte,
tot stilstand gekomen. De voorlopige Regering had der-
halve zorg te dragen voor een snelle overbrugging van het
aldus ontstane vacuum in de geidvoorziening en tegelijker

tijd voor een nieuwe regeling, waardoor de jonge staat
ook op monetair gebied onafhankelijk zou worden; on-
afhankelijk met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk,
dat Palestina reeds in Februari 1948 zonder voorafgaande
aankondiging uit het sterlingbloc uitsloot; onafhankelijk
eveneens tegenover de Arabische buurstaat, met welke
immers tot dat moment een gemeenschappelijke geld-

standaard bestond.
Op
17
Augustus 1948 kwam de hiertoe vereiste nieuwe
organisatie tot stand, die was neergelegd in de Bank Notes
Ordinance (No 18-1948) en de Currency Ordinance (No
19-1948), waarbij het Palestijnse pond (W) werd ver-
vangen door het Israëlische pond (Ir). D Verordening
No 18 markeert de overgang van een koloniaal tot een

nationaal geregeld geldwezen ‘), welker verschillen zeker
niet alleen van formele betekenis waren. Integendeel, de
wijziging is voor de Israëlische volkshuishouding van in-
grijpende invloed geweest, omdat de nieuwe opzet een
elasticiteit in de voorziening der geidbehoefte mogelijk

maakte, welke
bij
het koloniale geldsysteem ten enen male
ontbrak. Teneinde aan de thans bestaande situatie meer
reliëf te verlenen, voegen wij hier enkele opmerkingen in
over het functionneren van het mandataire geldsysteem.

Het geidwezen in de ,nandataire periode.

Op 1 April 1928 werd het Egyptische geld, tot dat mo.-
ment in omloop in Palestina, vervangen door het Pales-
tijnse pond, dat op basis van een wisselkoers van £P 1: £ 1
aan het pond sterling werd verbonden. De ingetrokken Egyptische ci rculatiem i ddelen vormden een honderd
procent (sterling) reserve voor de emissie van het Pales-
tijnse geld. Eenzelfde dekking was verplicht voor elk £P,
dat aan de geidomloop werd toegevoegd, zodat de op-merking, volgens welke ,,The £P is, in fact, sterling in

the thinnest disguise”
2)
de situatie volkomen juist weergaf.
Het Palestijnse geldwezen werd beheerd door de. Pales-
tine Currency Board, die uitsluitend verantwoording

schuldig was aan het Colonial Office. Zijn functie bestond
in het uitgeven van currency notes in Palestina tot het
bedrag, waarin Engelse ponden te Londen ter beschikking
werden gesteld, terwijl ook omgekèerd sterling werd af-
gegeven tot het bedrag, waarin Palestijnse currency notes

werden ingeleverd. De P.C.B. was derhalve in wezen een

‘)
De door velen verwachte chaos trad niet in, hetgeen hoofdzakelijk te
danken was aan het feit, dat de Anglo Palestine Bank voor een bedrag van
vele millioenen ponden, sterlingactiva had omgezet in Palestijns circulatiemiddel
en dit voor een mogelijke noodsituatie in haar kelders had opgeslagen.
‘) R. R. Nathan, 0. Gaas D. Creamçr: ,,Palestina: Problem ançl Promise”,
Washington 1946, blz. 298.

wrgselapparaat, dat met een dekking van 100 pCt welis-
waar in staat was, de inwisseling van beide categorieën van betaalmiddelen vlot te doen verlopen, doch dat alle
attributen van een centrale bank miste. De in Londen
aangehouden sterling deposits werden vrijwel geheel be-
legd in Britse en koloniale prima fondsen, waardoor in
een tijd, die door kapitaalschaarste was gekenmerkt, een
gedwongen kapitaalexport van Palestina uit plaatsvond.
Dat dit stelsel ongetwijfeld ook zijn verdienste had,
in het bijzonder voor de voornamelijk agrarische en onder-
ontwikkelde koloniale gebieden, waar het eveneens werd
toegepast, mag niet worden ontkend, daar het een bijdrage
van moeilijk te overschatten betekenis leverde tot de sta-
biliteit der internationale valuta. Het feit echter, dat de
Board niet over de prerogatieven van een Centrale Bank
beschikte, betekende, dat in een op economische expansie
gericht gebied geen instituut bestond, dat in staat was, de
banken leningen te verschaffen tegen handelspapier en
ander bankabel ondërpand en aldus een regulerende in-
vloed op geld- en kapitaalmarkt zou kunnen uitoefenen.

Het nationale geidwezen.

De maatregel van Augustus 1948 heeft het Israëlische geidwezen aangepast aan de eisen ener dynamische ont-wikkeling. De Bank Noteá Ordinance bevat de overeen-
komst tussen de Voorlopige Regering van Isaël en de
Anglo Palestina Bank Ltd
3),
waarbij de laatstgenoemde
het monopolie verkreeg tot het uitgeven van bankbiljetten.
Daartoe werd door de Bank een Issue Departnient (met
eigen rechtspersoonlijkheid) in het leven geroepen, dat
volgens par. 5 der overeenkomst wordt beheerd, geheel
afgescheiden van de ovërige zaken der Bank (het Banking
Department). Terwijl de Voorlopige Regering onder de
druk der omstandigheden dus niet onmiddellijk tot de
oprichting van een Centrale Bank wilde besluiten, is het
als gevolg van de thans gekozen vorm mogelijk geworden,
,,op elk gewenst tijdstip het Issue Department met al zijn activa en passiva 9ver te brengen naar elk ander lichaam
of het te organiseren als een afzonderlijke instelling en
aan de Bank haar eigen zaken te laten, zoals dit was voordat
zij de uitgifte van bankbiljetten op zich nam”
.4).

Overeenkomstig de nieuwe Verordening (par. 8) is de
emittent verplicht, als dekking der geldcirculatie activa aan te houden, die voor niet minder dan 50 pCt bestaan uit goud en saldi in buitenlandse valuta, terwijl in 1949
bij amendement op de Bank Notes Ordinance voor dit
deel van de dekking nog de opneming van overheids-
Land Bonds is voorzien. Tot een bedrag van 50 pCt moet
oorts dekking aanwezig zijn in de vorm van schatkist-
biljetten en andere overheidsfondsen met een looptijd van
maximum 1 jaar, alsmede in promessen en wissels van
en leningen aan andere bankervin Israël.
Het behoeft nauwelijks betoog, dat op deze wijze de
financiering van de Israëlische economie een elasticiteit
heeft verkregen, die zij voordien zozeer tot haar schade
heeft moeten ontberen. Als gevolg van de mogelijkheid

‘)Sinds 8 September 1950: Bank Leunti le-Israel B.M. (Nationale Bank
van Israël NV.).
) E. S. Flooflen. Tntroductory speech by the Chairman St the Ordinary
General Meeting of the Bank Leumi le-Israel B.M., Tel Aviv lOth July 1952,
blz. 2.

674

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 September 1952

tot belegging in schatkistbiljettn en Land Bonds zijn de
banken in staat, zowel in het binnen- als buitenland,.hun
kassaldi te verlagen en hun credietpolitiek in meerdere mâte dienstbaar te maken aan de eisen van een zich als
gevolg ener springvloedachtige immigratie sterk uitbrei-
dende volkshuishouding. in vergelijking met het koloniale
geldsysteem is derhalve thans een aanmerkelijk groter
deel der liquide middelen in de vorm van chartaal geld
en deposito’s voor de financiering der nationale ontwik-
keling beschikbaar. Hetgeen geen overbodige luxe kan
worden genoemd indien men zich voor ogen stelt, dat
sinds de proclamatie van de staat de bevolking door de
komst van ruim 700.000 immigranten niet ongeveer 70 pCt
toenam. Op het gebied’ van productiève investering, van
integratie van tienduizenden in het bedrijfsleven, het. uit-voeren van publieke werken en het bouwen van volmaakt
nieuwe steden en dorpen, is daardoor aan de Regering
een reeks van problemen en moeilijkheden voorgelegd, met welker oplossing het voortbestaan van de staat ten
nauwste verbonden is.

•Verdere ontwikkeling.

Het zijn uiteraard ook deze problemen geweest, die in
hoofdzaak hun stempel hebben gedrukt op de ontwik-
keling der monetaire situatie. Tèzamen met het groten-
deels verdwijnen der Arabische bevolking zijn hieruit een
aantal infiationistische krachten ontstaan, die tot het
uitbreken van het Koreaanse conflict onder contrôle kon-
den wrden gehouden, doch die sindsdien de overhand hel-
ben gekregei.
Het Arabische bevolkingsdeel’ vormde een reservoir
van goedkope arbeidskracht met een zeer lage standaard
van consumptie. Als gevolg van de immigratie uit een
aantal oniëntaalse landen zijn zij thans vervangen door
nieuwe bevolkingsgroepen, die vanouds een levensstan-
daard hadden, die zeker niet hoger was dan die der
Arabis2he fellachen. De sterke positie van de,,Histadruth”,
de Joodse Arbeidersfederatie, stelt haar in staat, een con-
trôle op het loonniveau uit teoefenen, waardoor de kleine
groep der nieuw aangekomen geschoolde en geoefende arbeiders een loon ontvingen, hoger nog dan tijdens het
mandataire regime, terwijl voor de ongeschoolde arbei-

ders – het merendeel -‘ een inkomen kon worden be-
dongen, dat een zeer snelle
stijging
van de levensstand’ard
mogelijk maakte. Werd daarbij enerzijds te weinig reke-ning gehouden met de bezwaren, welke een te snelle op-
voering der consumptie met zich moest brengen, ander-
zijds werd daardoor de krachtige onderhandelingspo-
sitie van de Histadruth gehandhaafd.
Afgezien echter van deze bijzondere omstandigheid
zijn aan de ontwikkeling van een typisch immigrantenland
infiationistische trekken inhaerent, die hun neerslag vonden
in zeer omvangrijke publieke en private investeringen,
de sommen door de Jewish Agency en het Joods Natio-
naal Fonds besteed aan huisvesting en onderhoud der
nieuwe immigranten en in de begroting voor Defensie.
Bij de integratie der immigrantenstroom stond de Rege-
ring voor de keuze, de nieuw aangekomenen in grote mate
tewerk te stellen bij de uitvoering van publieke werken
ofwel hen geleidelijk in te schakelen in het bedrijfsleven.
Zij koos daarbij doelbewust de eerste weg, daarbij de
werkloosheid vermijdende, die ongetwijfeld van de tweede
methode het gevolg ware geweest. Op deze wijze kwamen
grote bedragen voor niet direct productieve doeleinden
in circulatie, waarvan onderstaande tabel een beeld geeft
5).

Uit onderstaande cijfers blijkt, dat tot de tweeds hsl
van
.1950
de toestand zich geleidelijk ontwikkelt. Het
aanzienlijke importsurplus, gefinaicierd met gedeblok-

5)
De cijfers sinds eind December 1950 bevatten de totale bankbiljetten.
circulatie plus direct opvraagbare depoaito’s
bij
banken en credietcoöperaties,
verminderd met het totaal kassaldi bij de banken en regeringsrekeningen bij
haar bankiers. V66r einde December 1950 beschikken wij slechts over nauw-
keurige gegevens betreffende de bankbiljettencirculatie.

TABEl, 1.
Verloop van de geldcirculatie
(1£ 1.000.000).

Totaal

1 Bank-
Tijdstip

g
Tijdstip
.

geldvoor.
1
biljetten
1 ziening

1

1949

29

Juni

……………………….
41,3
28 September
46,1

50,1
1950

29

Maart

……………………..
55,0
28

December

…………………..

28

Juni

……………………….
56,4
27

Septembr

……………………
69,7
27

December

………………….. ..
188,8
77,4
1951

Eind

Januari

……………………..
197,1
75,3
205,7
78,0
Maart


…………………

….
.

209,0
81,2
Februari

…………………..

April

…..

…………………
212,5
83,7
219,7
84,1
Mei

…..

………………….
Juni

………………………

….
.
….
.

….
.

224,2 85,6
Juli

…………………………
230,6-

.

87,5
232,2

.

89,9
240,5
94,8
Augustus

…………………..
September

…………………..
239,3
95,4
October

…………………….
242,5
96,6
November

…………………..
December

…………………
241,3
101.8
244,2
104,9
247,9
114,4
1952

,,

Januari

. …… ……………….
Februari

…………………..
245,5
112,7
Maart

…………………….
April

………………………
249,8
115,7

keerde sterlingsaldi en buitenlandse leningen vormde
tot dat moment een voldoende tegenwicht tegen de druk
der infiationistische factoren, terwijl overigens het prijs-
niveau door maatregelen van rantsoenenmg en prijscon-
trôle kon worden beheerst. De zwarte markt was beperkt
en de infiationistische druk werd voornamelijk gevoeld
op de vrije markt voor nieuwe woningen, waar de prijzen
een buitensporige hoogte bereikten.

TABEL It.
Gegevens betreffende de handelsbalans
(I1.00O)

Periode

Import

Export
1
Deficit

Dekkings-
percentage


X1[
1949

87.892

10,600

77.382

12,0

I-X1[ 1950

…….
102.604

13.162

89.442

12,8

I – Xtt 1951

…….
122.593

16.720

1

105.873

13,6

I’iflatie.

Aan de vraâg naar verbruiksgoederen en de behoeften
aan kapitaalgoederen kon allengs echter niet meer worden
voldaan in het tempo, waarin de niet eindigende immi-
grantenstroom dit aanbod vereiste. Als gevolg van het
geleidelijk opraken der voorraden en van de saldi aan
vreemde valuta, trad een algemene schaarstetoestand in,
die gevolgd werd door een
prijsstijging,
waartoe uiter-
aard het prijsverloop op de wereldmarkt na het uitbreken
van de Koreaanse oorlog niet weinig bijdroeg. De be-
perking der consumptie (o.a. de rantsoenering van tex-
tielgoederen) leidde onmiddellijk tot een verscherping
van de infiationistische druk, die zich manifesteerde in
een sprongsgewijs toenemende vraag naar niet gerant-
soeneerde artikelen en een uitbreiding van de zwarte
markt. De omstandigheid, dat de bevolking in haar meer-
derheid sterk ,,inflatiegevoelig” is, heeft dit proces in
hoge mate geaccentueerd. Het indexcijfer van de kosten
van levensonderhoud (1939 = 100) steeg van 321 in Augus-
tus 1950 tot 343 in Januari 1951, tot 380 in September,
407 in December 1951 en tot 597 in Juni
1952.
Sedert het

begin van 1951 komt de stijging dus zeer sterk tot uitdruk-
king. De sedertdien berekende zgn. interim-index is in
overleg tussen de.Histadruth en de Manufacturers’ Asso-
ciation en met goedkeuring der Regering als basis ge-
accepteerd voor de berekening van de duurtetoeslag, die
op het arbeidsloon wordt uitbetaald. Dientengevolge
is de loonspiraal in werking getreden, welke – zoals uit
het verdere verloop van het indexcijfer blijkt – de infia-
tionistische druk aanmerkelijk heeft versterkt. Deze in-
vhed was te nadeliger, daar er over de gehele linie van
een noemenswaardige verhoging van de arbeidsproduc-
tiviteit geen sprake was en derhalve tegenover de vergroting

3 September
1952

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

675

der geldcirculatie geen uitbreiding van de goederenvoor-
raad ontstond.

Terwijl de koers van het I officieel was vastgelegd op
$ 2,80, daalde zijn koopkracht in het binnenland, waardoor
de overschatting der Israëlische valuta voortdurend toe-
nam en een sterké druk op de koers van het I ontstond.
De moeilijkheden, welke hieruit voor de buitenlandse
handel voortvloeiden, werden ten dele opgelost doordat
door het Ministerie van Financiën met buitenlandse be-
leggers en exporteurs individueel of groepsgewijze over de toe te stane koers onderhandelingen werden gevoerd. Zo ontstond, een ongewenste, want immers min of meer
arbitraire, situatie, die aan een doelbewuste ontwikkeling
van de buitenlandse handel zeker niet bevorderlijk was.

De Nieuwe Economische P’slitiek.

Aan deze semi-officiële koersbepaling kwam een einde
toen op 13 Februari jl. de zgn. Nieuwe Economische
Politiek werd afgekondigd, waarbij door de vastlegging
van een multipel koersstelsel een algemeen geldende
richtlijn werd verkregen. Alleen voor de import van de
meest essentiële levensmiddelen is de oude officiële koers
gehandhaafd, terwijl voor het merendeel der overige voe-
dingsmiddelen een koers van $ 1,40 in het pond is gefix-
eerd. Alle importen, niet iadrukkeljk vermeld in de lijst
der beide genoemde categorieën, zullen worden verrekend
tegen een pondenkoers van $ 1. Uit de vaststelling der
laagste twee koersen resulteert een prijsstijging van resp.
100 pCt en 140 pCt, die echte’F niet voor alle eindpro-
ducten volledig worden doorgecalculeerd (een uitzondering
is o.a. gemaakt voor goederen als schoenen, werkkleding
etc., waarvan de verkoopprijs is verbonden aan de koersen
van $ 1 en $ 1,40. Het nadelige verschil wordt verkregen
uit een fonds, waarin een deel van de opbrengst der ,,non-utility”-goederen,. geïmporteerd, tegen de $ 1 koers wordt

gestort). Voorts is voor beleggingsdoeleinden een spe-ciale koers van $ 1 in het pond vastgesteld.
De aldus veroorzaakte verdere verhoging van het prijs-niveau had tot doel, een geldschaarste voor de verbruiker
in het leven te roepen en aldus de weg te vormen tot een verlaging van de levensstandaard.
Werd door deze politiek ongetwijfeld de realiteit met
betrekking tot het internationale ruilverkeer erkend, men
kan niet zeggen, dat dit in de praktijk eveneens het ,gevolg
is geweest ten aanzien van het binnenlands prijsniveau.
De reeds vermelde duurtetoeslag op het loon heeft ge-
leid tot loonsverhogingen over de geh1e linie: De Rege-
ring heeft het pleit niet kunnen winnen van de Histadruth
die haar eisen tot deze niet geringe loonsverhoging heeft
weten door te zetten. De gevolgen zijn merkwaardig: de
prijsstijging is geperpetueerd ondanks het feit, dat ge-durende het laatste halfjaar additionele geldcreatie niet
meer heeft plaatsgevonden. Het geld wordt schaarser
terwijl de prijsverhoging voortgaat en men kan zich, tenzij
te elfder ure drastisch zal worden ingegrepen, nauwelijks
onttrekken aan het vooruitzicht van een algemene illiqui-
diteit van het Israëlische bedrijfsleven met als gevolg
een toenemende werkloosheid.

De gedwongen lening.

Een dergelijke illiquiditeit is inmiddels voelbaar ge-
worden bij de Overheid, die bij de financiering der pu-blieke werken en de integratie der immigranten de uit-
gavenzijde van haar begroting in de war gestuurd zag.
Mede hieraan moet het worden toegeschreven, dat de
Regering zich op 10 Juni jI. gedwongen zag tot het aan-gaan van een gedwongen lening. Waar de geldcirculatie
onder de vermelde ‘omstandigheden zeker niet meer te
groot was, kan men ‘deze lening dan ook niet als ,,geld-
sanering” definiëren.
De lening vond plaats door middel van de verplichte
inwisseling van de in omloop zijnde bankbiljetten. De
biljetten van J 1 werden voor het volle bedrag in nieuw
‘baukpapier gerestitueerd; de aanbieders van de grotere coupures ontvingen 90 pCt van de nominale waarde in
nieuw geld terug. Tot het bedrag van de ingehouden 10 pCt
ontving de crediteur een voorlopig reçu, dat over enige
tijd zal worden ingewisseld tegen een bewijs van deelne-
ming tot hetzelfde bedrag aan de gedwongen lening (met een looptijd van 15 jaar). Deze lening werd, eveneens tot
een ‘hoogte van 10 pCt, genomen van alle deposito’s voor
zover zij een som van I 50 te boven gingen.
De Regering heeft zich voorgesteld, met deze maatregel
een bedrag van ongeveer J 25 mln ter beschikking te
krijgen. Het zal als gevolg ‘van besteding door de Overheid
geleidelijk tot de banken terugkeren. Het eerste gevolg
is uiteraard anti-i.nflationistisch geweest. Indien immers
de Regering deze middelen niet zou hebben ontvangen,
zou zij ter voldoening der lopende verplichtingen nieuw
geld in circulatie hebben moeten brengen, hetgeen door
de lening is voorkomen. Het uiteindelijk resultaat zalechter
afhangen van de wijze, waarop de besteding plaatsvindt.
Geschiedt deze in de vorm van uitbreiding van produc-
tieve objecten, die op korte termijn resultaat kunnen af

werpen (zoals door de Minister van Financiën in het
Ontwikkelingsbudget is voorgesteld), dan zullen de in-
flationistische factoren niet worden versterkt.

De economische problemen, die rusten’ op de jonge
‘staat, die in een tijdvak van vier jaren zo’n dynamische
ontwikkeling, heeft getoond, zijn vele en zwaar. Hoewel
de gevolgen van de wijze, waarop deze vraagstukken
zijn aangepakt, zich in belangrijke mate manifesteren
op het gebied van het geldwezen, ligt voorlopig het ,,eco-
nomische front” nog achter de linies der geldcirculatie.
Daar zal men opnieuw tal van moeilijkheden – waaronder
de kwestie van de loontoeslag – tot een oplossing moeten
brengen, wil niet elke actie op monetair terrein een be-strijding van symptomen blijven.

Jeruzalem,
7 Augustus 1952.

Drs
J.
A. COLTOV.

Conjunctuurvoor’uitzichten in de. Verenigde Staten

op lange termijn

Men
schrijft
ons:
In de laatste maanden is in de Verenigde Staten meer
belangstelling ontstaan voor de vraag’ of, nadat de top
van de grote bewapeningsuitgaven is bereikt, een recessie
of depressie zal intreden. Het conjunctuurvraagstuk op
korte termijn is niet meer zo interessant. Het hôge niveau
van
bedrijvigheid
zal voorlopig aanhouden. Veel interes-
santer is feitelijk, of en zo ja, in welke mate de inflatie zich

nâ de loonsverhoging in de staalindustrie zal voortzetten.
Te verwachten is immers, dat de loonsverhoging in de
eerstvolgende twaalf maanden tot een algemene loonstij-
ging in de industrie zal leiden, afgezien van vele automa-
tische loonstijgingen in verband met de in de laatste tijd
weer gestegen kosten vn levensonderhoud. De staal- en
kolenindustrie zijn in de na-oorlogse periode de gang-
makers voor een algemene loonsverhoging geweest. Het

676

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 September 1952

infiatievraagstuk is echter nauw verbonden, met de con-
junctuur op lange termijn, zoals aanstonds nader zal
blijken.

Een kundige uiteenzetting in de schaarse literatuur in-
zake de na-bewapeningsconjunctuur is te vinden in het jongste rapport van de economische adviseurs van Pre-
sident. Truman
1).
Hun denkbeelden zijn nog niet vol-
doende uitgewerkt, zoals zij zelf toegeven. Niettemin dringen zij reeds zo diep in de problemen door, dat et
reden is hier nader bij stil te staan. De genoemde adviseurs
zijn optimistisch over de vooruitzichten op lange termijn.
In vroegere publicaties hebben zij reeds uiteengezet, dat
zij een recessie na een boom niet als een aanvaardbare
methode van correctie van oneveriwichtigheden in de
opbouw van de productie beschouwen. Zij verwerpen dan
het, vooral in de vroegere literatuur naar voren gebrachte,
voordeel van een ,,Bereinigungs”-proces. Voor hun op-
timistische zienswijze beroepen zij zich op d& ervaring yan
de na-oorlogse periode tot het Koreaconflict. De vôér-
oorlogse periode wordt buiten beschouwing gelaten.
In de periode van 1944 tot 1946 daalden de oorlogs-
uitgaven van $ 139 mrd tot $ 24 mrd. Deze enorme terug-
gang in de uitgaven van $ 115 mrd werd voor een be-
langrijk deel ($ 71 mrd) opgevangen door de gestegen
vraag naar andere goederen. Een dergelijke enorme daling
in de overheidsuitgaven is in de eerstvolgende jaren niet
te verwachten. De adviseurs schatten een teruggang van

$
5
mrd per jaar gedurende twee jaren. Hdewel het bedrag
van $ 10 mrd in het niet zinkt bij dat van $ 70 mrd, wijzen
zij terecht op het verschil tussen beide perioden. In de pe-
riode direct volgende op de oorlog bestond er een enorme
inhaalvraag en waren de liquide middelen zeer aânzienlijk.
Genoemde periode is echter van betekenis voor de toe-
komst, omdat toen Overheid en bedrijfsleven zich hebben
voorbereid voor de komende gebeurtenissen. Zij hebben
geleerd vooruit te zien en zich voor te bereiden voor een
onzekere toekomst. ,,Gouverner c’est prévoir”, dit geldt
niet alleen voor de Overheid, maar ook voor het bedrijfs-
leven.

De tweede periode van 1946 tot midden 1950 is interes-
santer voor hun doel. Dit was immers de periode, waarvoor
vele deskundigen een depressie voorspeld hadden, welke is uitgebleven.. De adviseurs ontkennen niet de toen -nog
voörtdurende invloed van de na-oorlogse inhaalvraag in
deze periode. De prijsinfiatie had bovendien een stimu-
lerend effect op de particuliere investeringen. Zij menen
echter, dat fundamentele krachten de hoge bedrijvigheid
hebben gehandhaafd. Tot deze krachten behoren: de zeer
hoge inkomens in alle sectoren van het economisch
leven; de verwerping van de doctrine van een stagnerende
economie, tot uiting komende in de verminderde vrees
van ondernemers voor een depressie; de uitgebalanceerde
groei van investeringen en consumptie, tot uiting komende
in de overheveling van de voordelen van stijgende pro-
ductiviteit in gestegen koopkracht onder brede lagen van
de bevolking; ruime credietverlening tegen lage rente;
groei van de bevolking en haar verplaatsing met de daar-
mede gepaard gaande vraag naar duurzame consumptie-
goederen; de grote uitgaven van de Overheid (vooral
van Staten en locale mstanties).
Over deze opmerkingen van de adviseurs valt heel wat
te zeggen. In elk geval zou wellicht de volgorde van de op-
gesomde krachten veranderd kunnen wordejs. Vooral de
volgende factoren zijn van belang geweest: de inflatie,
voortvloeiende vooral uit de enorme credietexpansie; de bevolkingsgroei; de vlugge omzetting van gestegen pro-
ductiviteit in hogere lonen en de voor die periode nog niet
te onderschatten omvang van de inhaalvraag. De adviseurs
verzuimen te vermelden, dat in die periode de Overheid

– ‘)FIet Department of Comnierçç is onlangs begonnen met bestudering van
hetzelfde vraagstuk,

grote overschotten had kunnen kweken teneinde in een
depressie of recessie de uitgaven te kunnen vergroten. Zij

verzuimen ook de gedaalde koopkracht van de dollar in genoemde periode in hun beschouwingen te betrekken.
Daarentegen wijzen de adviseurs wel op de compen-
serende werking in de resessie van 1949 van het sociale
verzekeringssysteem, van de belastingen en van het systeem
van prijssteurj aan agrarische producten. Dergelijke sta-
bilïserende elementen zijn belangrijke veranderingen ver-
geleken met de v&5roorlogse periode. Overigens waren
het de beslissingen van het bedrijfsleven inzake voort-
zetting van hoge mvesterinen meer dan de opstelling
van een overheidsnoodprogramma, welke de bedrijvig-
heid in de recessie van 1949 op een vrij hoog peil hebben
gehouden.

De genoemde analyse
van
de na-oorlogse periode dient
de economisten voor hun beschouwingen over de con-
junctuur op lange termijn. De factoren van meer tijdelijke aard uit eerstgenoemde periode zijn geen hulp voor hand-
having van hoge werkelegenheid, wel de meer duurzanse
factoren. Zij verklaren, dat er geen reden is om a priori
de stelling te aanvaarden, dat een economie, welke in staat
was tussen 1946 en 1950 op een niveau van hoge werk-
gelegenheid te blijven, enkele )aren later dit niet meer
zou kunnen. Hun bewijsvoering klopt echter niet in alle
opzichten.

De bezorgdheid voor de handhaving van een hoge bé-
drjvigheid na 1953154 vloeit voort uit de mening, dat de investeringen zich niet op een hoog niveau zullen hand-
haven. Soms komt
zul
voort uit de mening, dat de uitgaven
van de consumenten zullen dalén of niet voldoende zullen
stijgen, hetzij omdat zij té weinig inkomen hebben, hetzij
omdat van het inkomen te weinig wordt uitgegeven. In-
vesteringen en consumptie beïnvloeden elkaar echter
wederzjjds. De economische adviseurs van de President
zijn echter van mening, dat de vooruitzichten voor de
uitgaven van consumenten tamelijk geruststellend zijn. Er zijn natuurlijk onzekerheden. De inkomens van con-
sumenten hangen in hoge mate af van de omvang vaii de
particuliere investeringen en van de openbare uitgaven.
De spaarquote is op het ogenblik vrij hoog, maar er, is
geen reden- om aan te nemen, dat zij zo hoog zal blijven,
of dat zij zal stijgen met de verdere verhoging van de
levensstandaard. Wat de consumptie betreft, hechten deze
deskundigen grote waarde aan de vervangingsvraag, aan
de vraag naar nieuwe producten, aan de stijgende trend van twee auto’s per familie en aan het feit, dat de vraag
naar niet-duurzame goederen in de laatste jaren beneden
het normale niveau is gebleven en dus een stijging in deze
vraag kan worden verwacht.

De argumenten voor een hoge consumptieve vraag
klinken schoon. Handhaving van de consumptie na de
bewapeningspiek is echter in Vrij hoge mate.afhankelijk
van de particuliere investeringen. Er is op het ogenblik
reeds ongebruikte capaciteit in een aantal industrieën van
consumptiegoederen. Bovendien zullen de nu gebouwde
en de nog te bouwen fabrieken voor defensiedoeleinden
later voor een deel gebruikt kunnen worden voör ver-
vaardiging van consumptiegoederen, hetgeen dus de in-dustriële productieèapaciteit verder vergroot. Ten slotte
zal de voltooiing van de speciale bewapeningsinvesteringen
een terugval van de investeringen teweegbrengen.
Deze overwegingen wijzen dus op een aanpassing aan
de investeringen op eef lager niveau. Daartegenover staat
echter de te verwachten expansie in anderé industrieën
(krachtcentrales, olie, gas, chemie, vrachtauto’s en bussen).
Andere nieuwe industrieën met grote expansiemogelijk-.
heden zijn eerst in hun beginstadium. De genoemde des-
kûndigen geven toe, dat het ‘te vroeg is om de juiste om-
vang van dit soort investeringen voor de toekomst te
bepalen. Veel zal afhangen van de dynamische factor,

3 September 1952

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

677

,,There seems to be a good chance that the level of in-
vestment will be high enough at that time to support
employment and production at high levels, if consumer
demand also is at that high level”.
De vraag rijst, of de deskundigen hier in de cirkel-
redenering vallen. Eerst wordt er op gewezen, dat de
consumptie wel op een hoog niveau zal blijven. Zij is echter afhankelijk van het inkomen, dat weer bepaald
wordt door de omvang van de investeringen. Hier wordt
echter het hoge niveau van de ondernerningsinvesteringen
weer afhankelijk gesteld van het hoge niveau van de
consumptie. Toegegeven moet worden, dat dit vraag-
stuk moeilijk is wegens de wederzijdse beïnvloeding van
investeringen en consumptie. Overtuigend is het betoog
van de deskundigen echter in gene dele.
Een ander belangrijk onderdeel van de particuliere
investeringen is de woningbouw. Hier zijn de deskundigen
minder uitgesproken. Wel is op de duur een toeneming
of handhavmg van de woningbouw op het hoge na-oorlogse
niveau te verwachten, maar of dit ook zal plaatsvinden
in de na-bewapeningsperiode is de vraag. De verhouding van de bouwkosten tot de inkomensstructuur kan een na-
delige factor vormen. Over de fluctuaties in de investering
in voorraden doen de deskundigen geen uitspraak.
De overheidsuitgaven voor civiele investeringen zijn in
de laatste jaren in vele gevallen uitgesteld. Het is een
vaststaand feit, dat dergelijke werken (voor scholen,
ziekenhuizen, wegen enz.) een zeer belangrijke reserve
vormen in geval van een terugslag in de conjunctuur.
Daarnaast werkt nog een andere factor, nl. de veranderde
zienswijze van de ondernemers t.a.v. hun investeringen.
Er is een tendentie voor de ondernemers bij de beslissing
over investeringen meer dan v&r de oorlog rekening te
houden met de lange termijn in verband met de te ver-
wachten groei van de volkshuishouding. De uit de jaren
dertig stammende stelling van een stagnerende en ver-
zadigde economie heeft afgedaan. De historische reeksen
van productie wijzen immers ook in de richting van voort-
durende groei, ondanks tijdelijke terugslagen. Tezamen
met de reeds besproken stabïliserende elementen zijn dit
soort openbare werken en de veranderde mentaliteit van de ondernemers een voldoende waarborg tegen een her-
haling van de grote depressie uit het begin van de’jaren
dertig. De. verwerping van de gedachte van een grote
depressie betekent nog niet, dat men de handhaving van
de werkgelegenheid op een hoog niveau aanvaardt. Een
recessie groter dan in 1949 behoort zeker tot de mogelijk-
heden. .
De duur en diepte van een dergelijke recessie kan echter
beperkt worden door beraming op de toekomstige ge-
beurtenissen. Dit punt wordt sterk door de adviseurs
naar voren gebracht. Zij wijzen ó.a. terecht op de nood-
zakelijkheid van belastingverlaging in de na-bewapenings-
overgangsperiode en op het voorbereiden van de uit-
voering van openbare werken. Ondanks alle gunstige
factoren zijn de adviseurs ër van overtuigd, dat ook een
psychologische beïnvloeding, noodzakelijk is. Daarom
vestigen zij ten slotte de aandacht op de factor vertrouwen,
welke men in de toekomst van de Amerikaanse economie
moet stellen. Inderdaad is er thans meer reden dan in de
jaren voor 1929 aan de ,,eternal prosperity” (deze woorden
worden niet genoemd, maar zij liggen toch ten grondslag
aan de redenering van de adviseurs) te denken. Niettemin zijn er in de Amerikaanse economie ook zwakke plekken,
waaraan in hun beschouwing niet voldoende aandacht
wordt besteed.
Van fundamenteel belang blijft de vraag, of de enorme
productiecapaciteit van de Verenigde Staten niet een zo
grote hoeveelheid goederen zal voortbrengen, dat de
markt verzadigd wordt en een prijsdaling zal intreden.
Afzetvermindermg en dalende prijzen beïnvloeden de
winsten van de ondernemingen. Kunnen ondet deze om-

standigheden de lonen gehandhaafd blijven? Is in geval
van stagnatie en eventueel loondaling niet een psychologische
beïnvloeding naar de ongunstige kant te verwachten? Is
in dit verband voldoende rekening gehouden met het
massa-verschijnsel, dat in de Verenigde Staten zo sterk werkt? Al deze vragen worden in het genoemde rapp6rt
niet genoemd. Merkwaardig is zelfs, dat het gehele mone-
taire aspect genegeerd wordt. Dit gedeelte is daarom zo
belangrijk, omdat de adviseurs in het algemeen ,,inflation
minded” zijn
2).
Een inflatie schépt een situati, waarin de vraag naar goederen het aanbod overtreft, in deze
gedachtengang is voor een daling in de effectieve vraag
niet te vrezen. Dan zullen ook’ de ondernemers eerder
bereid zijn tot investeringen, waardoor het nationale
inkomen op een hoog niveau kan blijven. Dan werkt de te
verwachten prijsstijging stimulerend op de vraag .naar
goederen. Kortom, in een periode, waarin het – prijs-
niveau infiationistisch wordt beïnvloed, kan men over de
vooruitzichten optimistischer oordelen dan in geval een
monetair evenwicht in de volkshuishouding wordt ge-
handhaafd of nagestreefd.
Hoe belangrijk de analyse van de adviseurs ook is,
zij rekenen meer met
mogeljjkheden
dan met
waarsch (in-
Ij/kheden.
Samenvattend kan men zeggen, dat de krachten,
welke de hoge na-oorlogse bedrijvigheid hebben teweeg
gebracht, in hun orde van grootte nog onvoldoende ge-
analyseerd zijn, dat het niet zeker is, of de daling in de
particuliere investeringen in de toekomst vlug genoeg
en in voldoende mate gecompenseerd zal worden door
uitvoering van
overheidswerken
en of de hoge werkge-
legenheid te handhaven is zonder inflatie. Het staat wel
vast, dat e.en langdurige depressie in de Verenigde Stpten
niet meer te verwachten is, maar het is nu hog allerminst
zeker of een recessie uit zal blijven of een mild karakter
zal dragen. –

19 Augustus 1952.

) Dit was o.a. een reders voor Prof. Nourse om enkele jaren geleden
Uit de Raad van Adviseurs van de President te treden.

INTERNATIONALE NOTITIES

President Truman’s verweer tegen het Amerikaanse

protectionisme.

De verklaring van President Truman
1),
waarin de aan-
beveling van de Tariff Commission tot verhoging van het invoerrecht op Zwitserse horloges met
50
pCt wordt ver

worpen, is een belangrijk document. De betekenis er van
gaat verre uit boven dit speciale geval.
Volgens Sectie
7
van de Trade Agreement Extension
Act van 1951 (de zgn. ,,escape clause”), kan elke industrie,
als zij meent benadeeld te worden of dat gevaar dreigt,
dat zij benadeeld zal worden door tariefverlagingen welke
verkregen zijn door onderhandelingen met een ander
land (when the imports are causing or threatening serious
injury to domestic industry), bij de Tariff Commission
haar beklag doen. De Amerikaanse horloge-industrie voelde
zich, evenals vele andere industrieën, bedreigd door de
•buitenlandse concurrentie (Zwitserse industrie) en wendde
zich enige tijd geleden tot de Tariff Commission om be-
scherming. –

Drie leden van deze commissie vonden, dat deAnieri-
kaanse horloge-industrie ernstig nadeel ondervindt van de
Zwitsers; drie leden waren het hier niet mee eens. Evenwel
kwamen vier leden tot de overtuiging, dat er een
gevaar
van ernstig nadeel voor de Amerikaanse horloge-industrie
bestaat; twee leden ontkenden. dit. President Truman
weigerde de aanbeveling van de meerderheid te aanvaarden.

‘) In een brief van 14 Augustus ji. aan twee leden (Democraten) van de
Tariff Con,mission.

678

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3
September 1952
Bij deze voor Europa zo welkome beslissing moet men niet
uit het oog verliezen, dat een goed ontwikkelde horloge-
industrie, met het oog op de defensie, een essentiële
voorwaarde is voor een land als de Verenigde Staten.
in zijn argumenteririg wees President Truman op het
grotere gebruik van horloges in de Verenigde Staten. Wel
is de Zwitserse invoer gestegen, en is het aandeel van de Zwitserse horloges op de Amerikaanse markt groter dan
tevoren, maar in de zestien jaren, die verlopen zijn sedert de Verenigde Staten met Zwitserland een handelsverdrag
hebben gesloten, is de afzet van horloges op de Ameri-kaanse markt verviervoudigd en heeft de Amerikaanse.-
horloge-industrie zich aanzienlijk uitgebreid.
Het bewijs dat President Truman levert is interessant.
Ernstig nadeel (serious injury), aldus zijn argumentering,
betekent een verlies. Dit
kan
zijn dalende productie, ge-

ringere werkgelegenheid, lagere lonen, lagere. winsten, of
verliezen op kapitaal. De commissie echter, zo vervolgt
President Truman, vindt dat er ernstig nadeel bestaat als
de binnenlandse industrie niet in staat is datgene te be-
reiken, wat zij zou wensen, maar nooit bezeten heeft,
ondanks het feit dat zij welvarend is gemeten naar de ge-
bruikelijke maatstaf van omvang van de productie, winsten,

lonen en werkgelegenheid.
Het verweer van President Truman is een bevestiging
van het streven van de huidige Regering de buitenlandse economische politiek te handhaven. De President legt in
zijn verklaring daarom de nadruk op het fundamentele
doel van het programma van wederzijdse handelsovereen-
komsten om de in- en uitvoer te vergroten. Voor Europa
is van belang, dat de President zijn weigering ook in
verband brengt met de noodzaak van een crediteurland
tot grotere invoer. Het vraatuk van de dollarschaarste
is daarmede onmiddellijk verbonden. ,,Under present

world conditions the limiting factor on the United States
exports is a general lack of dollars in the hands of the
people who are anxious to buy American goods. Expansion
of our imports is therefore an objective of high priority”.
•De beslissing van President Truman is niet een incidenteel
geval. Het is een bewijs van de gezindheïd van de huidige
Administratie tegen het toenemende protectionisme in de
Verenigde Staten, dat zijn kop opsteekt in een periode
van een uiterst gunstige conjunctuur. Het betekent niet,
dat de bovengenoemde ,,escape clause” nooit zal worden
toegepast. De President zegt echter duidelijk, dat indien
de Verenigde Staten verlies van vertrouwen in haar leider-
schap wenst te voorkomen, iedere nieuwe handelsbelemme-
ring volkomen gerechtvaardigd moet zijn. Daarom neemt
deze gunstige beslissmg niet alle vrees van de Europese
landen voor nieuwe handelsbelemmeringen weg. Dit blijkt
ook hieruit, dat de President enige dagen na deze beslissing
de verhoging van het invoerrecht op gedroogde vijgen
op grond van bovengenoemde ,,escape clausule” goed-
keurde, waardoor vooral Griekenland en Turkije worden

getroffen.

De recente maatregel van de Bank of England

Handelskringen in Engeland en op het Continent zijn
kortelings in beroering gebracht door het belangrijke be-
sluit van de Bank of England, om aan ingezetenen tijdelijk

de gelegenheid te geven als

principalen de meeste grond-

stoffen in het dollargebied aan te kopen en deze c.i.f.
te verkopen naar de bij de E.B.U. aangesloten landen,
tegen betaling in de valuta van dat land, met een minimum

winst van 2 pCt plus bankkosten
(
1
14 pCt) plus eventueel

te betalen commissie aan het buitenland. Staal, katoen
en grondstoffen, die toegewezen worden door de Inter-
nationale Grondstoffen Raad te Washington, zoals nikkel,
mangaan, zwavel, etc., vielen niet onder deze regeling.

De reden van de nieuwe maatregel was het feit, da
1

Engeland geen crediet meer had in de E.B.U. en dus a zijn schulden in goud, resp. in dollars moest afdekken’
Hierdoor was ook de E.B.U. voor Engeland een dollar-
gebied geworden. Door de genomen maatregel werd de
export, zij het van dollargoederen, naar de E.B.U. ver-
hoogd, waardoor het steeds groeiende deficit zou af

nemen, wat een evenzo grote besparing in goud betekende,

terwijl er bovendien een winst van ca
3
pCt -in E.B.U.-

valuta, dus in goud, voor Engeland uit zou resulteren.
Het stond echter van te voren vast, dat dit spel slechts
gespeeld kon worden tot het Engelse deficit het punt zou
bereiken, waarop de schuld aan de E.B.U. nog slechts
voor 80 pCt in goud af te dekken was. Immers, indien dit. punt bereikt werd, zou een verkoop ter waarde van $ 100
slechts een schuidverminderirig van $ 80 betekenen, aan-
gezien voor 20 pCt crediet wordt verstrekt.
De van officiële zijde uitgesproken verwachting,, dat de
5de tranche van het Engelse quotum in de E.B.U. niet voor
het einde van het jaar bereikt zou worden en dat de maat-
regel wel enkele maanden van kracht zou blijven, is door
de feiten op ontstellende wijze beschaamd.
Niet alleen de Engelse transitohandelaar zag een nieuwe
mogelijkheid tot zaken doen; ook het Continent vond in
deze maatregel een reddingsboei, die h& in staat stelde
het hoofd boven water te houden in de strijd tegen de
dollarschaarste. Het werd immers mogelijk, tegen be-
taling van een zeer geringe premie, eigenaar te worden
van relatief goedkope dollargoederen, welke voordien
slechts tegen betaling van een premie van 10 â 12pCt en
hoger gekocht konden worden.
De Engelse handelaar, die als principaal handelde,
moest eerst een verguninng voor de aankoop van dollar-goederen in handen hebben, alvorens hij offertes aan het
Continent kon maken. Hierbij kwam, dat velen wisten,
dat de vergunningen tijdelijk zouden worden, afgegeven
en slechts tot een beperkt bedrag. Daarom werden zo-
veel mogelijk aanvragen ingediend om bij de verdeling
een zo groot mogelijk aantal kansen te hebben. Het resul-
taat was dan ook, dat in enkele dagen tijds de Bank of
England overstroomd werd met aanvragen, die een enorm
bedrag vertegenwoordigden.

Een week na afkondiging van de maatregel moest wor-
den bekendgemaakt, dat deze voor een maand werd opge-
schort, daar men vreesde het punt bereikt te hebben, waar-
op het Engelse deficit in de E.B.U. slechts voor 80 pCt in
goud afgedekt moest worden. Er was inmiddels voor on-
geveer, $ 150 mln aan. vergunningen uitgegeven, o.a. voor tabak, graan, huiden; etc., waarbij men blijkbaar
eerder was uitgegaan van het principe wie het eerst komt,
wie het eerst maalt, dan van een bepaalde goederenlijst of winstmarge. Zo werd bijv. een vergunningsaanvraag
voor de aankoop van Canadese gerst met een verkoop
naar West-Duitsland op Maandag goedgekeurd, terwijl
een gelijkluidende aanvraag op Dinsdag ingediend, werd
afgewezen. Het deel van de aanvragen, dat niet meer in behandeling kon worden genomen, werd geretourneerd
met de mededeling, deze na een maand eventueel opnieuw
in te dienen. Tevens werd medegedeeld, dat in het vervolg
geen vergunningen meer werden afgegeven voor de aan-
koop van dollargranen, aangezien deze het grootste deel
van de vergunn i ngsaanvragen uitmaakten.
De moeilijkheid waarvoor men thans staat is, dat nie-
mand weet tot welk een bedrag de toegestane transacties inderdaad gerealiseerd, zullen worden. Het geringe (ver-plichte) winstpercentage zal zeker de afwikkeling verge-
makkelijken. Daar de vergunningen een maand geldig
zijn, kan de Bank of England pas half September consta-
teren hoe groot de effectieve aan- en verkooptransacties
geweest zijn en aan de hand van de dan bekende maand-
afrekening in de E.B.U. over Augustus bepalen .of de
maatregel al dan niet opnieuw in werking treedt.

3 September 1952

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICRTEN

679

De gebeurtenissen gingen niet onbemerkt voorbij aan

de Nederlandse transitohandel. Na het bekend worden van
de in Engeland genomen stappen viel de koers van de
compensatiedollar doo( een plotelinge vraagverminde-
ring snel terug, aangezien thans verscheidene zaken goed-
koper via Engeland konden worden afgesloten. Enkele
dagen bleef de koers laag, om na bekendmaking van het
opschorten van de maatregel een weinig aan te trekken.
De oorspronkelijke koers werd echter niet meer bereikt.
Een verklaring hiervoor kan zijn, dat door de Engelse maat-
regel een groot aantal transacties niet. een aankoop in
Amerika en een verkoop naar de E.B.U.-landen, in plaats
van over het Continent, nu over Londen zullen worden
afgewikkeld. Daardoor stagneert de vraag naar de corn-
pensatiedollar (o.a. in Nederland), hetgeen een druk op
de koers geeft.
Daartegenover staat, dat door die lage koers transito-
zaken met een aankoop in de E.B.U.-landen en een ver

koop naar Amerika onaantrekkelijk worden, aangezien
de Nederlandse transitohandelaar door de lage premie
die hij op de compensatiedollar maakt, slechts een gering
discount kan geven aan de Amerikaanse kopers. Hier

door zal de creatie van compensatiedollars minder worden
en zodoende de vraagvermindering gedeeltelijk com-
penseren.
Het feit echter, dat delnogeljkheden in Nederland voor
transitozaken uitgebreider zijn dan in Engeland, waar be-
paalde goederen zijn uitgesloten, zal zeer zeker een stimu-
lerendç invloed op de vraag en daardoor op de koers uit-
oefenen. Een recent voorbeeld hiervan is een Duitse
,,Ausschreibung” van DM 12 mln voor graan in transito
via Nederland, omdat deze transactie niet meer over Londen
mogelijk was, door de bepaling, dat voortaan geen ver

gunnmgen meer zouden worden afgegeven voor de aan-koop van dollargranen. Hierdoor zal de premie in Neder

land toch altijd wel iets boven de minimum commissie in
Engeland blijven liggen.
Het is echter zeker, dat de maatregel van de Bank of
England een zware druk heeft gelegd op de koers van de
compensatiedollar en dit wel weer zal doen, zodra de maat-
regel weer effectief mocht worden.

De algemene opinie inzake de transferabele sterling
was, dat door de nieuwe maatregel de aanwendingsmoge-
lijkheden van sterling groter zouden worden, waardoor
meer. via de officiële markt tegen de koers van ca $ 2,80
zou worden aangeboden en minder op de vrije markt
te New York. Volgens deze opvatting zou de koers van
het transferabele pond dus stijgen. Deze koers, die als gevolg
van het schaarser worden van transferabele sterling door
de Engelse importbeperkingen en door een scherper
wordende contrôle op de ,,cheap-sterling” transacties
bij $ 2,67 lag, liep echter niet op. integendeel, tegelijk
met een daling van .de officiële noteringen te L9nden, als
gevolg van een grotere vraag naar dollars in verband met
de nieuwe mogelijkheden, begon ook de koers van het
transferabele pond terug te lopen. De oorzaak hiervan is
zeer moeilijk vast te stellen. Een verklaring zou echter
het volgende kunnen zijn. Na de begrotingsrede van de
Engelse Minister van Financiën in Maart van dit jaar,
begon de koers van het transferabele pond te New York
op te lopen, nadat deze maanden om de $ 2,40 had ge-.

schommeld. De spectaculaire stijging tot $ 2,67 heeft o.a.
de veronderstelling doen rijzen, dat de Bank of England,
door middel van een stroman, zelf transferabele sterling
opkocht tegen dollars (met een discount van gemiddeld
7 pCt) om met deze sterling haar tekort in de E.B.U. te
verminderen. Het ‘is mogelijk, dat zekere groepen een der-
gelijke handelwijze hebben afgekeurd en dat men daarom
het systéem invoerde, waarbij, via goederentransacties, dollars werden omgezét in E.B.U.-valuta tegen betaling

van een premie van 3 pCt. Hierdoor trad de Bank of

England niet meer op als koper, hetgeen onmiddellijk de
koers van het transferabele pond heeft doen dalen. Bo-
vendien zal men in het oog moeten houden, dat, waar
kapitaalbewegingen van het sterlinggebied naar liet dollar-
gebied langs officiële weg practisch niet mogelijk zijn,
deze zich voornamelijk in de sector van de transferabele
sterling afspelen. Een koersdaling van het transferabele
pond zou kunnen duiden op een hernieuwde vlucht uit
sterling.
Als we tenslotte het verloop van de gebeurtenissen
samenvatten, dan komen we tot de volgende conclusie:
4
a. Engeland heeft een groot bedrag harde valuta omge-
gezet tegen E.B.U.-valuta met een winst van 2 á 3 pCt.
Gezien het feit, dat vele landen bereid waren geweest
een hogere premie te betalen om de dollargoederen te
betrekken kan men de maatregel als niet-verant-
woord beschouwen.
. Niet alleen de koers van het officiële pond te Londen
is gedaald, waardoor een verlies aan dollaropbrengs-
ten ontstaat bij de verkoop van sterlinggoederen
maar ook de koers van transferabele sterling daalde
en wel van $ 2,67 tot $ 2,60, d.i. bijna 3 pCt. Dit
laatste heeft tot gevolg, dat de ,,cheap-sterling”
transacties, waarbij Engelse goederen met een discount
naar Amerika verkocht worden, zonder dat Engeland
hiervoor dollars ontvangt, weer attractief beginnen
te worden. Het dollarverlies, dat ten gevolge hiervan
geleden wordt, kan tezamen met een daaruit voort-
vloeiende vlucht uit sterling door angst voor een
devaluatie, aanleiding geven tot een verdere afneniing van de deviezenreserves.
Het vertrouwen in het pond is verzwakt, doordat deze
belangrijke maatregel na een week moest worden op-
geschort. Het grote publiek werd er op attent gemaakt
hoe zwak het pond eigenlijk tegenover de dollar staat
en hoe ver meft nog van een convertabiliteit verwij-
derd is.
Of de mogelijkheid om via Engeland dollargoederen
aan te kopen, die voordien als gevolg van de dollar

schaarsie tegen hogere prijxen uit landen met zwakke
valuta betrokken werden, een prijsverlaging op de
goederenmarkten van die landen teweeg brengt, dient
te worden afgewacht.
De nadelige gevolgen van de genomen maatregel worden
waarschijnlijk niet gecompenseerd door de opbrengst van
de commissie van ca 3 pCt die in Engeland gemaakt is,
tezamen met eventuele irkomsten uit vrachten, verzeke-
ring, enz, Het is merkwaardig, dat de getroffen regeling,
die volgens de autoriteiten enkele maanden van kracht
ou blijven, plotseling opgeschort moest worden. Dit
heeft de indruk gewekt, dat de verantwoordelijke personen
gëen besef hebben gehad van de gevolgen van dit nieuwe
systeem. Men vraagt zich af, waarom zij, na het slagen
van enkele suikertransacties, die oØ bovenstaande manier
afgewikkeld werden, het plan op zo een ondoordachte
wijze hebben opgezet, wetende hoe groot de dollarnood in
Europa was.

Rotterdam.

Drs J. SCHROK, Nzn.

BOEKBESPREKING

Mr G. M. Greup:
De Rij nverbinding-van Amsterdam en
haar geschiedenis. In opdracht van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam uitge-
geven ter gelegenheid van de ingebruikneming van
het nieuwe Amsterdam-Rijnkanaal. Uitgever H. J.
W. Becht, Amsterdam
1952,
203 blz.
Nu de voltooiing van een passende Amsterdam-Rijnver-
binding na vele decennia van discussies, plannen en ver-
tragingen achter ons ligt, kon het welhaast niet anders dan

680

ECONOMISC1I-STATISTISCHE .iJERICHTEN

5
September
1952

gewenst worden geacht de historie van de Amsterdamse
Rijnvaart in een waardig geschrift vast te leggen. De
schrijver heeft zich met grote minutieusheid van deze taak
gekween. Uit de studie blijkt hoe oud de handels- en ver-
keersbetrekkingen tussen Amsterdam en het stroomgebied
van de Rijn zijn, alhoewel de oorsprong van Amsterdams
groothandel onmiskenbaar in Noord-Duitsland lag.
Zolang de binnenvaart met het achterland werd uitge-
voerd door primitieve en langzame beurtschepen, werden over een gebrekkige verkeersweg geen klachten, gehoord
Koning Willem 1 was eigenlijk de eerste magistraat die een
open oog had voor verbeteringen in de vaarwegen. Door
zijn toedoen kwam in 1824 de Keulse Vaart tot stand
tevens werd, om de scheepvaartbezwaren op de Lek en
de Neder-Rijn te ontgaan, het Zederikkanaal door de
Betuwe naar Gorincheni gegraven.
Van dat ogenblik af begint eigenlijk Amsterdams strijd om een goede kanaalverbinding met de Rijn. In de eerste
helft van de negentiende eeuw gingen Amsterdam en Rot-
terdam, wat hun Rijnverkeer betreft, vrijwel gelijk op; toen echter bleek, dat de gunstige geografische positie
de Maastad weldra een voorsprong gaf, werden Amster-
dams klachten luider en luider. Was Amsterdams aandeel
in het verkeer
bij
Lobith in de periode van 1840 tot 1844
31 pCt van het verkeer stroomopwaarts en 12 pCt van het
verkeer stroomafwaarts, in de periode van 1875 tot 1877
daalden deze percentages respectievelijk tot 3 en t.
Vooral de opening van het Noordzeekanaal in 1876,
niaakte. de toestand onhoudbaar. Het regende dan ook
nieuwe plannen, waarvan er een twaalftal in het boek
worden behandeld. Zo komt dan uiteindelijk in 1892 het
Merwedekanaal tot stand. De ontevredenheid over de loop
en de capaciteit van het kanaal, een gevolg van de aldoor
grotere eisen, die de scheepvaart stelde, deed Amsterdam
een nieuwe lijdensweg gaan alvorens het Amsterdam-Rijn-
kanaal in 1952 werd geopend.
11 –
De schrijver van dit prachtig uitgevoerde werk, dat van
vele schetskaarten en foto’s is voorzien, heeft het in hoofd-zaak
bij
een beschrijving gelaten. Daardoor is het boek,
vooral in de laatste hoofdstukken, een compilatie van
feiten, cijfers, rapporten en meningen geworden, welhaast
zonder enige analyse en conclusie. Wat wij in de econo-
mische geschiedenis hebben gewaardeerd – en wijlen Prof. Dr Z. W. Sneller was daarin een kunstenaar – is
de samenvatting, waardoor een complex van feiten als het
ware gaat leven. Ondanks het voortreffelijke werk, dat in
dit boek is geleverd, zijn wij toch van oordeel, dat de schrij-
ver er niet geheel in is geslaagd zijn stof door analyse en
samenvatting boven een feitelijke beschrijving te verheffen.

Rotterdam.

P. VAN ZUUREN.

GELD- EN KAPITAALMARKT

De geldmarkt.

Voor de eerste maal in een periode van meer dan een jaar was gedurende de verslagweek op de geidmarkt de
invloed van ultimokrapte zo groot, dat de cailrente een
stijging onderging. Op 28 Augustus werd deze rentevoet
nl. verhoogd van het minimum van – pCt tot
3/4
pCt.
De vermindering van het aanbod van cailgeld hangt samen
met de door de banken de laatste maand gevoerde politiek,
de door hen aangehouden hoeveelheden liquide middelen
enigszins te verminderen. Per 18, resp. 25 Augustus be-
droegen buy. de (renteloze) saldi van banken bij De Neder-landsche Bank f35 resp.
f55
mln; tegen in de daaraan voor-
afgaande weken f96, f 68 en f 88 mln. Wellicht wordt hier-
bij een rol gespeeld door de vrees, dat het beschikbaar
stellen van schatkistpapier te zijner tijd wel eens geheel zou
kunnen worden stopgezet, in welk geval de banken voor
hun liquide middelen nagenoeg geen emplooi meer zouden
hebben. Vooralsnog is van een dergelijke stopzetting uiter-
aard geen sprake; gedurende de gehele verslagweek gaf
De Nederlaildsche Baqk uit haar portefeuille de gevraagde

termijnen schatkistpromessen en -biljetten op onbeperkte
schaal af.
Ook de marktdisconto’s voor schatkistpapier weerspie-
gelden de krapte enigszins. Papier met een
looptijd
van

5-11 maanden werd tegen Ihet einde van de week aange-
boden tegen 1 pCt, m.a.w. tegen hetzelfde disconto,
waartegen nieuw jaarspapier wordt afgegeven, welk laat-
steverschijnsel vaak in vrij krappe geldmarkten valt waar

te nemen.

De kapitaalmarkt.

De stabiliteit van het aandelenkoersniveau werd ook
gedurende de verslagweek niet doorbroken; het algemene
indexcijfer bedroeg per 29 Augustus 135,7 tegen 136,0

op 1 Augustus ji.
Op de obligatiemarkt mogen gemeentelijke guichet-
obligatie-emissies op de voorwaarden van het rentegamma

(meestal 4
1
/
4
pCt rente bij een gemiddelde looptijd van 20

jaar, in enkele gevallen 3
1
/
pCt rente met aflossing ineens

na 6 jaar) zich nog steeds in een zeer grote belangstelling
verheugen, zowel bij de geldnemers als bij de geldgevers.
De belangstelling van de zijde der geldnemers is groten-deels toe te schrijven aan de eis, dat de gemeenten lang-
durige investeringen slechts met voor lange termijn op-
genomen gelden mogen financieren, en voorts vermoedelijk
aan het gevoelen bij deze geldnemers, dat de consolidatie-

mogelijkheden in de toekomst wel weer eens zouden kun-nen afnemen. Zo groot is het consolidatiestreven, dat bijv.
de Gemeente Amsterdam enige tijd geleden lang geld op-
nam, dat pas het volgend jaar voor investeringsdoeleinllen
nodig zal zijn. Nadat de laatste tijd vele der aangeboden
leningen, meestal ter grootte van f l mln â f 3 mln elk
succes hadden, kondigdè gedurende de verslagweek de

Gemeente Rotterdam de uitgifte van een 4
1
1
pCt lening,

groot fl5 mln aan.
De bereidheid der geldgevers tot deze kapitaalverstrek-
king, anderzijds, is zo groot, dat sommige institutionele
beleggers momenteel zelfs meer schijnen te beleggen, dan
hun aanwezige liquide middelen hun toestaan, waartoe
dan de hulp van banken wordt ingeroepen. Bij deze beleg-
gers bestaat blijkbaar de verwachting, dat hetzij door een
wijziging in ongunstige zin van de voorwaarden van het rentegamma, hetzij door een ,,natuurlijke” daling van de

rentestand, de kans om op de huidige condities geld uit
te lenen, binnenkort voorbij zou kunnen.gaan.

Aand. indexeijfers.

.
22 Aug. 1952
29 Aug. 1952

Algemeen

……………………………..
135,4
135,7
Industrie

………………………………
189,9
191,0
Scheepvaart

………………………..
152,7
152,6
Banken

………………………………..
121,2

120,9
Indon.

aand
………………………….
.
.44,2
44,0

Aandelen.
A.K.0
.

………………………………..
143%
151
Philips
………………………………..
152%
155
Unilever

……………………………..
174½
173
H.A.L.

…………….. …………………
145
142
1
,4_
Amsterd.

Rubber

………………..
79%
79
H.V.A.

………………………………..
94½
92
Kon.

Petroleum

…………………..
323%
320
1
/2

Staatsfondsen.
2%

pCt

N.W.S.

…………………..
75
11
/ie
74/8
3-3%

pCt

1947

……….
. ……………
9l
7
/j
90
9
116
3

pCt

Invest.

cert

.. …………….
921
“/iG
91%
3%

pCt

1951

……..
. ……………..
96%
96
3

pCt

Dollarlening

………………
95
.

94
7
/s

Diverse obligaties.
3% pCt Gem. R’dam 1937
VI
95
.

94%
3½ pCt Bataafsche Petr
97% 97%
3%

pCt

Philips

1948

………………
95% 95%
3% pCt Westl. Hyp. Bank
90
90
J. C.
BREZET

STATISTIEKEN

DE NEDERLANDSCHE BANK.

(Voornaamste posten in duizenden guldens)

.9
U5
3

bo
0


8
buo.3
22
8
te
8e

28 juli

’52
1.339.099 1.564.693 5.006
328.926
.
34.125
4 Aug. ’52
1.338.718
1.563.166
5.318 362.887
35.491
II Aug. ’52
1.338.800
1.628.815
5.013
380.479
35.997
18 Aug.
’52
1.236.228
1.678.683
5.203
377.332
33.633
25 Aug. ’52
1.235.855
1.718.400
5.289
385.005
38.160
1

Sept. ’52
1.235.971
1.803.541
5.410
373:991
41.779

Saldi in rekening courant

i!H
tO
12
,8
Ui
Ce2.D

28 Juli ’52

12.932.122 2.153.689 700.293 1.062.370

67.134

87.540
4 Aug. ’52
..

2.953.754 2.186.395 753.095 I.062.373i 74.747

87.271
11 Aug. ’52
..

2.902.151 2.272.512 826.156 1.062.370

63.012

87.511
18 Aug. ’52
..

2.891.0122.187.110 808.712 1.062.370

54.071

87.481
25 Aug.
’52
..

2.912.6952.170.449 76I.43

1.062.366

52.941

85.229

1 Sept. ’52
•.
12.988.177
~2.103.903 677.846
1.098.9001
57.849

88.050

.
5
NATIONALE BANK VAN BELGIË.

(Voornaamste posten in millioenen francs)

‘0
C’0
ObO
ao,.
o.
u
u
0
>
‘0
._.0o
‘0
0
00

(3

;.o’
1-‘
0

10 Juli

1952
33.469
1.002
24.825
16.847
279
17 Juli

1952
1

36.760
2.417
16.719
13.115
314
24 Juli

1952
1

36.760
2.079
17.076
12.931
195
31 Juli

1952
1

36.760
1.903
17.300 14.742
469
7Aug.

1952
1

36.760
1.815
17.413
14.877
232
12Aug.

1952
t

36.760
1.710 17.434
14.349
216
21Aug.

1952
1

36.760
1.640
16.906

.
13.275
267

‘.
Rekening-courant saldo:
Ver

issers

8
0..
to, liet buiten-
landi.v.m.beta-
Schatst
1
te
____
1
.
h
lingsaccoorden

O,.

E

pn

10 Juli

1952
1

184
96.265
5
1.328
391

1
1.375
1.248
1
801
17Juli

1952
1

181
96.000
7
1.432
408
1.417
5551
779
24 Juli

1952. 193
95.602
3
1.433
478

1
1.154
708
1
763
31 Juli

1952
188
97.175
5
1.449
493

1
1.614
827
1
767
7Aug. 1952
173
97.188
3
1.395
369

1
1.450
.,

923
771
12Aug. 1952
193
96.443
5
1.455
462

1
1.314
1181

1
781
21Aug. 1952
204
95.372
5
1.388
353
1.314
7661
794

N.V. BELEGGING MAATSCHÂPPIJ


VOOR SOCIALE. FONDSEN

De
afgifteprijs per
aandeel
van
f
1.000,-
nomi-
naal is op ultimo Augustus vastge4teld op
f
1.119,69, tegen welke koers voor statutair toe-
gelaten fondsen toetreding openstaat tot en met
9 September a.s.

De
Directie:

N.V. 1{ollandsclie Belegging en Beheer 1Lna.tscliappij,
Xeizersgracht 706

Amsterdam

Telefoon 35173, 35634.

Abonneert U
op
de
E.

S.B.

GEMEENTE LOSSER

Uitgifte
van

t; 2.000.000.-
41/40/0
30-jarige obligatiën.

Grootte der stukken now. f. 1.000.- aan toonder.

Qe ondergetekenden berichten, dat de inschrijving op
bovengenoemde obligatiën zal zijn opengesteld op

VRIJDAG, 5 SEPTEMBER 1952,

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,

tot. de koörs van 100 pOt.,

bij
de kantoren van de

AMSTERDAMSCHE BANK N.V.
en

INCASSO-BANK N
.V.

te Amsterdam, Rotterdam, ‘s.Gravënhage, Enschede en
Losser,

op de voorwaardn van het prospectus van uitgifte
d.d. 29 Augustus1952. Exemplaren van het prospectus en
inschrijvingsbiljetten zijn bij genoemde kantoren ver-
krijgbaar.
‘ –

Losser, 29 Augustus 1952.

Burgemeester en Wethouds

der Gemeente Losser.

GEMEENTE DRUTEN

Uitgifte van

t. 1.000.000.-
41/4010
’30-jarige obligatiën.

Grootte der stukken nom. f. 1.003.- aan toonder.

De ondergetekenden berichten, dat de inschrijving op
bovengenoemde obligatiën zal zijn opengesteld op

MAANDAG, 8 SEPTEMBER 1952,

an des voormiddags9 uur tot des namiddags 4 uur,

tot de koers van 100 pOt.,

bij
de kantoren van de

AMSTERDAMSCHE BANK N.V.
en
de

INCASSO-BANK N.V.

te Amsterdam, Rotterdam, ‘s.Gravenhage en Nijmegen,


op de voorwaarden van het prospectus van uitgifte
d.d. 1 September 1952. Exemplaren van het prospectus en
inschrijvingsbiljetten zijn bij genoemde kantoren ver-
krijgbaar.

Druten, 1 September 1952.

Burgemeester en Wethouders


der Gemeente Druten.

681

GROTE FINANCIËLE INSTELLING

zoekt een


MEDEWERKER

voor de

beleggingsofdeling
H

Nederlandsche

Handel-Maatschappij, N.V.


126 kantoren in Nederland


Azië en Oost-Afrika

1

N
New York

Londen

K H

Voorlichting op financieel

en

Pl
economisch gebied

Alle bankzaken

H
1r’1U

vacatures

ii

CP D

BIJ een Ministerie wordt gevraagd

ECONOOM

DEVIEZENBANK

14

Hoofdkantoo: Amsterdam, Vijzelstraat 32

Vereist: tenminste middelbare opleiding.
(Eventueel een begaafd werkstudent).
Leeftijd 23 tot 30 jaar. Ervaring op het
gebied van balansanalyse en effecten-
belegging strekt tot aanbeveling. Bij ge-
bleken geschiktheid biedt deze werk-
kring de mogelijkheid voor een interes-
sante leverispositie. Candidaten zuilen
eventueel wprden uitgenodigd voor een
psychologisch onderzoek.

Eigenhandig (
niet met bailpoint)
geschreven
brieven met
volledige
in-
lichtingen over leeftijd, opleiding en
practijk en vergezeld van twee recente
pasfoto’s (van voren ei opzij) v6ér 15
September 1952 aan. de Nederlandsche
Stichting voor Psychotechniek, Witte-
vrouwenkade 6, Utrecht, onder nummer

ESB 70051

De sollicitaties zullen strikt vertrou-
welijk worden behandeld, terwijl brie-
ven van candidaten uit het betreffende
bedrijf niet zullen worden doorgezonden.

Adverteer

regelmatig

Bij de
N.V.
KATOIIINFABRIEKEN

v/h
ARNTZ. JANNINK
&
CO.

te000R

is de plaats vacant van

FINANCIEEl1 EN COMMERCIEEL

DIRECTEUR

Gegadigden moeten over een ruime ervaring beschik-
ken ten aanzien van de financiële en çommerciële
leiding van een onderneming, bij’ voorkeur bekend zijn
met de textielbranchè en omstreeks 40 jaar oud zijn.
Bereidheid tot het eventueel ondergaan van een psy-
chologisch onderzoek wordt verlangd.

Eigenhandig geschreven sollicitatiebrieven met uit-
voerige omschrijving van levensloop te zenden aan
de Directie van de N.V. Katoenfabrieken v/h Arntz.
Jannink & Co, Waterstraat 15, Goor.

682

Taak: researchwerk op het gebied van de volkshuisvesting,
o.a. bepaling van de woningbehoeften, kwantificerende prog-
nose’s. woningdiflerentiatie, grondslagen voor financiering
ed. Soli, onder motto D/S.S.E.O. 51 aan de

CENTRALE PERSONEELSDIENST
k
CEZUIDENHOIJT IS DEN HAAG

Ondernemingen, die het
beste leidende personeel
zoeken, specIaal met eco-
nomische scholing, roepen
sollicitanten op door nijd-
dol van een annonce In de
rubriek ,,Vacatures”. Het
aantal reacties, dat déze
annonces tengevolge heb-
ben, Is doorgaans uitermate
bevredigend: begrijpelijk,
omdat er bijna geen grote
instelling Is, die dit blad
niet regelmatig ontvangt
en waar het niet circuleert.
Opdrachten voor het vol-
gend nummer dienen Dins-
dag a.s. in ons bezitte zijn

Ook voor Beschikbare

Krachten is een annonce

in ,,Economisch-Statisti-

sche Berichten” de aan-

gewezen weg. Annon-

ces, waarvan de tekst

‘s Maandags in ons be-

zit is, kunnen, plaats-

ruimte voorbehouden, in

het nummer van dezelfde

week worden opgeno-

men.

-7

L.RGE AMERICAN COMPANY

in the chemicaj field at The Hague, has opening for

Assistant to Sa1s-Manager

Requirements: Age 25-35; good schooling
(university education preferred) ready corn-
mand of English, French and German.
Commercial experience a recommendation.

Applications with full particulars and photograph in-
vited under letters P.P.N., to Nijgh & van Ditmar,
Parkstraat 27, The Hague.

ALLEENSTAAND HEER,

41 jaar, pas gereatrieerd uit Indonesi6, laatstelijk pro-
curatiehouder bij Cultuurmaatschappij, waaraan ruim
twaalf jaar verbonden geweest, wenst zich blijvend
in Nederland te vestigen,

zoekt behoorlijke functie

met
gelegenheid tot initiatiefontplooilng.

Vlotte representatieve persoonlijkheid.

Goed stylist en organisator.

Gewend leiding te geven.

Dipl. 5-j. H.B.., Praktijkdiploma’s in Boekhouden, Frans, Duits en Engels. Beheerst tevens Spaans en
steno. Alle rijbewijzen.

Brieven aan Postbus 465, Amsterdam.

ALGEMEENE RERVERZEKERINO MIJ
N.V.,

in het verlangen het wetenschappelijk on-
derzoek op het gebied van Excess of Loss
en Stoploss Herverzekering te stimuleren,
schrijft een

PRIJSVRAAG

uit.

Krachtens deze Prijsvrag zullen prijzen
worden toegekend aan de auteurs vafi de
drie beste bijdragen op het gebied van de
actuariële en statistische techniek van het

Excess
of
loss

He rverzekeringscontract

De prijzen bedragen: le prijs £ 150, 2e prijs
£ 50, 3e prijs £ 25, tegenwaarde te betalen
in de valuta van het land van de winnaar.

De toekenning der
prijzen
geschiedt door de Directie
van de Algemeene Herverzekering Maatschappij NV.,
bijgestaan door een jury samengesteld uit internatio-
nale experts. – –

Verdere prijzen ‘kunnen eventueel worden
toegekend.

Laatste datum voor het inrnden van bij-
draden: 30 Janakri 1953.

Voor nadere inlichtingçu wende men zich tot het Prijs-
vraagsecretariaat vah o Algelhei flerverzekering
Maatschappij N.V., Herengracht 388, Amsterdam-C.

irririluil

HAVENW.EG 1

TOON 20581

/
5tetU5

de

r

boo

/

nriiin

N.V. WERF OUSTO

vlh
FIRMA A.F. SMULDERS

gevestigd te Schiedam.

Uitgifte

van

t. 2.000.000.- 4
1
12
%
20-jarige obligatiën,

in stukken van
‘nominaal 1. 1.000.— aan toonder,

tot cle koers van 100 pCt.

Ondergetekende bericht, dat de inschrijving op boven-
genoemde uitgifte is opengesteld op

Vrijdag, 5 September 1952,

van des voormiddags
9
uur tot des namiddags 4 uur,

bij hare kantoren te
Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Graven-
hage en Schiedam,
op de voorwaarden van het prospec-
tus van uitgifte d.d.
29
Augustus
1952.

Exemplaren van het prospectus, inschrijvingsbiljetten en
afdrukken der Trustacte, alsmede – tot een beperkt aan-
tal – exemplaren der statutefi en van het laatste jaar-
verslag zijn bij bovengenoemde kantoren verkrijgbaar.

Amsterdam,
29
Augustus
1952.

AMSTEROAMSCHE BANK N.V.

683

1

De volmaakte combinatje van gezins- en oudedagsverzorging

met of zonder invaliditeitsdekking, vindt U-,n onze

cP
t
_cp
o
U
ô
Een cymbool
: van veiligheid!

Vraagt broçhure

: Kantoor voor Nederland:
HERENGRACHT 514, AMSTERDAM-C., TELEF. 64484
:
• •
••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••.•••..•…………•..•+…….


9


•0

HANDEL-MAATSCHAPPIJ

H. Albert de Bary
&
Co.
N.V.

AMSIERDAM -C.

HEERENGRACHT

450

Alle Bankzaken

INTERNATIONAAL HANDELSCONTACT

:
FINANCIERING VAN DE BUITENLANDSE HANDEL

.

.

UNIE VAN GRONINGER GEMEENTEN

(Gemeenschappelijke kapitaaisvoorziening Unie van Groninger Gemeenten)

gevestigd
te Ulrum

Uitgifte

van

f.10.000.000.-
4’14
pCt. 30-jarige obligatiën,

in
stukken van nom.
f.
1.000.— aan toonder,

waarvan
f.
2.000.00tI.— obligatiën op inschrijvingsvoorwaarden zijn geplaatst.

Hoofdsom en rente van deze lening worden hoofdelijk gegarandeerd

door vijftien,
in de Provincie Groningen gelegen, gemeenten.

De ondergetekende bericht, dat de inschrijving op bovengenoemde obligatiën,
zat zijn .opengesteld op

Maandag, 8 September 1952,

van des voo’rmiddags 9 uur tot des namiddags 4.-uur,

tot de koers van 100 pCt.,

bij de kantoren van de

AMSTERDAMSCHE BANK NV.,

LABOUCHERE
&
Co. N.V.
en

MESDAG
&
ZONEN’S BANK N.V.

te
Amsterdam, Rotterdam,
‘s-Gravenhage, Groningen,
Bedum, Leens, Middel-stum, IJithulzen en- Veendam, voor zover aldaar gevestigd, op de voorwaarden
van het prospectus van uitgifte d.d. 1 September 1952. Exemplaren van het
prospectus en inschrijvingsbiljetten zijn bij genoemde kantoren verkrijgbaar.

TJlrum, 1 September 1952.

Unie van Groninger Gemeenten

Koninklijke

Nederlandsche

Boekdrukkerij

H. A. M. Roelunts

Schiedam

k
l

E CONOMISCII.S1’ATISTISC}IE

BERIChTEN

Uitgave van het Nederiajidscis
Econoinisris Instituut

Adres voor Nederland: Pieter

de Hoochstraat 5, Rotterdam
(West)

Telefoon Redactie en Admini-

stratie 38040. Giro 8408.
Bankiers:

R. Mees en Zoonen. Rotterdam

Redactie-adres voor België:

Seminarie voor Gespecialiseer-

de Ekononiie, 14, Universiteits-

straat, Gent.

Abonnementen: Pieter de

Hoochstraat 5. Rotterdam (W.)

Abonnementsprijs, franco ver
post, voor Nederland en de

Unie gebieden en Overzeese

Rijksdelen (per zeepost) f 26.-,

overige landen f 28,- per jaar.

Abonnementen kunnen ingaan

met elk nummer en slechts

worden beëindigd- per ultimo

van het kalenderjaar.

Aan getekende stukken in Ne-

derlanit aan het Bijkantoor

Westzeedijk, Rotterdam (W)

ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffen-

de advertenties te richten aan

de Firma H. A. M. Roelants,

Lange Haven 141, Schieclam

(Telefoon 69300, toestel 6).

Advertentietarief f 0.43 per

mm. Contract-tarieen op aan-

vraag. Rubrieken ,,Vacatures”

en ,,Beschikbare krachten”

f 0,60 per mm (dubbele ko-

lom). De administratie behoudt

zich het recht voor om adver-

tenties zonder opgaaf van
1

redenen te weigeren.

-Losse nummers .75 ets.

Auteur