Ga direct naar de content

Jrg. 35, editie 1748

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 8 1950

AU TEUR.SREGIIT VOORBEHOUDEN

E

B e r

i*c’h t e

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL.
NIJVERHEID,
FINANCIËN
EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCI

1 ECONOMISCH INSTITUUT

35E
JAARGANG

,

WOENSDAG 8 NOVEMBER 1950

No. 1748

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lanibers; J. Tinbergen;

F. de Vries; C. – r.’an den ‘Berg (secretaris).

Redacteur-Secretaris: A. de Wit.

Assistent-Redacteur: J. H. Zoon.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miry; J. c’an Tichelen; R. Vandeputte,

F. Vers ichelen.

Gegevens oper adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde oan dit nummer.

Voor de niet gesigneerde artikelen is dé commissie ç’an

redactie oerantwoord olijk.

INHOUD:

Blz

De artikelen van deze week ………………..
Sommaire, summaries ………………………
Revaluatie ………………………………
Wetsontwerp Herkapitalisatie-1950
door Dr F. W. C.

Blom’
.
…………………………………

De resultaten van de’landbouwconferentie te Luxem-
burg door Prof. Dr J. Horring ……………

De internationale tarwemarkt
door J. Schilthuis .

GrondstoffenschaarSte en Marshall-plan
door Dr Th.

H. Mulders

……………………………..

I n g e z o n d e n s t u k
Nogmaals het reële arbeidersinkomen
door Dr J. E. van Die-
rendonok
met naschrilt van
D. Roemers
……………

London Letter
door Henry Hake ………………

B o e k b. e s p r e k i n g
Tachtig jaren varen met de ,,Nederland”,
bespr.
door C.
Vermeij
……………………………………

Internationale notities:
Tourisme in Frankrijk
………………………….
Medicijn voor India’s armoede
……………………

Plannen voor energie.opwekklng In Australlë
……….

Geld- en kapitaalmarkt ……………………..
Mededelingen voor economisten ………………

Statistieken: . *
‘flaakstaten
Stand van ‘s Rijks Kas

…………………………
‘%Vcrklooslield en werkverruimlng In Nederland
……….
in. en uitvoer van Nederland
……………………
De kolenpositle van Nederland
……………………
Inleggingon en terugbotalingen bij ‘de spaarbanken in Ne-

derland

……………………………………

DEZER DAGEN

bewogenheid op politiek gebied. Rusland heeft een bijeen-
komst van de Grote Vier over. Duitsland, voorgesteld,
de onderhandelingen over de plaats van Duitsland in de

Europese, verdediging gaan moeizaam.
1
.

De Verenigde Naties hebben een besluit genonien,
waardoor de Algemene Vergadering in noodgevallen op

een termijn van 24 uur bijeen kan worden geroepen,

terwijl tegelijkertijd werd besloten tot het oprichten van

een gewapende macht van de Verenigde Naties. China
heeft zich met de wapens in de strijd iii Noord-Korea

gemengd. De burger wordt geacht dit alles te verwerken
in die onbeweeglijke strakheid, die een, overigens zeer op-
gewonden, Romeins keizer als doel nastreefde.
Onaantastbare klmte, levenseis voor onderhandelaars.
Zij, die overleg plegen over de vernieuwing van het

Nederlands—Duitse handelsverdrag zullen er behoefte aan
hebben, ook gezien de juist bekend gemaakte noodzaak
West-Duitslands consumptie te beperken. Maar de al-
gemene poging tot liberalisatie blijft in beweging; de
tweede phase van de tarievenconferentie -te Torquay is
begonnen. Een perpetuum mobile, dat hopelijk eens tot
een, goed, eind komt.

Tbt een goed eind, uit het oogpunt van het vermijden
van een, althans voor een niet-politiek geschoolde, moeilijk
op te lossen kabinetscrisis, is de commotie over de belasting-
voorstellen gekomen. Hier is bewogen, daar is verschoven;
bijzondere eerbied past jegens hen, die krachtens hun
besluiten moeten kunnen overzien, of het totaal aan
welvaartsgevoelen’s na deverschuiving in een hoger vlak
ligt dan daarvoor. Maar in laatste instantie is het begin-
sel van gelijk offer aan de grens ook een quaestie van geven
en nemen.

Beweegt Groot-Brittannië zich naar zo’n gunstige
positie van valuta- en,goudvoorraad, dat het, als Pickwick,
wordt ,,a gentleman of independent means”? Bij de E.Ç.A.

scheen die gedachte te bestaan, doch Groot-Brittannië
heeft niet beaamd, als Pickwick: ,,I-assure you, my good friend, .1 have more money than 1 can ever need”. Zodat men nu de gedachten er nog eens over zal laten gaan.
Dat doet ook het Finse Kabinet, dat een commissie
heeft benoemd om de maatregelen te beramen, die tot een
stabilisatie van prijzen en lonen kunnen voeren; zo ook
in Denemarken. De Belgische Minister van Financiën heeft verklaard, dat het grote aantal parastatale instel-
lingen de bewegingsvrijheid van de Staat op de kapitaal-
markt belemmert; hij wil hun vrijheid van beweging
beperken.
Is zo eensdeels binding het antwoord op beweging,
anderdeels zal alleen meer beweging en wel in de inter-
nationale handel, bindingen ‘kunnen opheffen. Prof. Posthuma heeft opnieuw betoogd, dat het lot van de
Europese Betalings Unie afhangt van de multilateralisatie
van het handeisverkeer. De Amerikanen willen daartoe

weer wat meer helpen; zij hebben het mogelijk gemaakt,
dat buitenlandse zakenlieden tevoren zekerheid kunnen
krijgen over de tariefrechten, waaronder hun goederen
zullen worden gebracht. Veel nodeloze beweging kan
hierdoor worden voorkomen.
Eén ding blijft zonder beweging; ook de nieuwe Britse
Minister vad Financiën handhaaft de politiek van sober-
heid.

891 891
892

893

894

895

897

899
901

902

903 903
904
904
905

005
906
007 907 907

907

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering.Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.

Aanpassing

von ondernemingspensioen- en

spaarfondsen aan cle (komende)

nieuwe wettelijke bepalingen 1

Kantoor: Bellevuestraat 2, Dordrecht, Telefoon 01850 5346

R. MEES & ZOONEN

ANNO 1720

1

Bankiers & Assurantie-Makelaars

ROTFERDAM

‘s-Gravenhage, Delft, Schiedam, Vlaardingen,

1

Amsterdam (alleen Assurantie)

Nationale Handelsbank, N.V.

Amsterdam – Rotterdam – ‘s.Gravenhago

Alle Bank- en Effectenzaken

Abonneert U op

DE ‘ECONOMIST

Maandblad onder redactie van Prof. P. Hen-

nipman, Prof. P. B. Kreukniet, Prof. H. W.
Lambers, Th. Ligthart, Prof. J. Tinbergen,

Prof. G. M. Verrijn Stuart, Prof. F. de Vries,

Prof. J. Zijlstra.

Abonnementsprijs f 22.50; fr. p. post f 23.60;

voor studenten
f
19.—; franco per post
f
20.10

Abonnementen worden aangenbmen door de

boekhandel en door de uitgevers

DE ER\ENF.BOHN TE HAARLEM

DEZE WEEK:

Regeren met tekorten
Problemen der Franse Unie
Structurele veranderingen op de wolmarkt
Uruguay gaat zijn eigen weg
Handel met Zwitserland
Nieuwe artikelen
Handelscontacten

* Iedere weeks zeer veel nieuwe gevraagde offertes
en aanbiedingen van binnen- en buitenland.
Plaats voor export een aanbieding in de rubriek
TRADE OPENINQS.

Abonnementsprljs f 15.— per Jaar

KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H.A.M. ROELANTS SCHIEDAM

met papier geïsoleerde kabéts

voo zwakstroom en sterkstroorn

koperdraad en koperdraadkabel

abelgarnituren. vulmassa On olie

ABELFABRIEK

DELFT

IL

8 November 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

891

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Rovaluatie.

Om talrijke redenen modt worden betwijfeld, of de Coe-
neming van de Engelse valutareserves mag worden uit-

gelegd als een toeneming van de blijvende concurrentie-

kracht van het Britse Imperium. Toch is het niet geheel

uitgesloten, dat men – meer geleid door overwegingen van
prestige dan van economisch inzicht – in de richting van

een revaluatie van het pond zou dringen. Ook wanneer

Engeland tot revaluatie zou overgaan, zou het voor
Nederland zeker geen aanbeveling verdienen dit voorbeeld
te volgem Een revaluatie van de gulden zou misschien
bepaalde vraagstukken van prijzen en lonen een gemakke-

lijker aanzicht kunnen geven; zij zou echter daarnaat de

fundamentele vraagstukken van de betalingsbalans alleen
maar verzwaren.
Dr F.
W.
C. Blom,
4 Vetsontweip JIerkapitctliatie-1950.

lIet wetson tv’erp Herkapi talisatie-1950 besprekend,
komt schr, o.a. tot de conclusie, dat de in dit ontwerp

opgenomen regeling over het belastingdividend niet in

alle gevallen bevredigend is. Daarom dringt schr. er
op
aan, dat bovendien de gelegenheid geopend wordt, dat de
vennootschap de Inkomstenbelasting op de bonusaande1en
kan afkopen door het betalen van een Flerkapitalisatie-

heffing, die men op 25 pCt van het bedrag der bonus-aandelen zou kunnen stellen. Schr. somt een zevental
overwegingen op, die voor een dergelijke aanvulling van de ontworpen wet pleiten.

Prof.j i)r J.
Horring,
De ‘resultate

an de landbouw-
con jerentic te Luxemburg.

1-let resultaat van deze conferentie: de handhaving en
verbetering van de regeling, die sinds Mei 1947 voor eèn

aantal, landhouwproducten bestaat, betekent, dat voor-
lopig van een volledige economische unie geen sprake is.
Om liet doel van de vrije markt zonder ernstige verstorin-
gen te bereiken, zullen de concurrentievoorwaardemi meer
gelijk moeten worden gemaakt. Het komt er hiertoe op
aan, dat de bescherming, die in de minimumprijsregeling
is gelegen, geen hinderpaal wordt. De verschillen in prijs-
structuur zullen autojnatisch verdwijnen naarmate de
economische unie meer realiteit wordt en zal verder
hewust tot stand moeten worden gebracht door het weg-
nemen of ‘gelijk maken van kunstmatige factoren in de
prijzenstructuur over en w’eer.

J. Schilthuis,
De internationale tarwemarkt.

V66r dc oorlog luisterde de internationale markt nauw-
keurig naar de omvang van vraag en aanbod.. Sedertdien
is er veel.veranderd. De w’erking van de aloude grondslagen
dci pI’ijsvorming wordt doorkruist door valerlei krachten,

die voorheen niet of in mindere mate optraden. De Inter-
nationale Tarwe-Overèenkomst, de dollarschaarste, de
Marshal 1-hulp, verschi tiende vormen van landbouwpoli-
tiek doen hun invloed gelden. Tegén deze achtergrond
schetst schr. cle ontwikkeling
01)
de internationale tarwe-
markt.

Dr Th.
II. Mulders,
Grondstojfenschaarsie en 111 arshall-plan.

In Europa dreigt een grondstoffentékort te ontstaan,
doordat 1. de Amerikaanse industrie bij haar grondstoffen-
afzet aan de ,,home-market” een zekere prioriteit verleent,

2. de Amerikaanse Regering de export van grondstoffen
contingenteert, 3. van Amerikaanse zijde in Europa zelf
grote grondstoffenaankopen plaatsvinden. Door deze gang
van zaken dreigt het gevaar, dat de doeleinden van de
Marshall-hulp geweld worden aangedaan. West-Europa
kan nu haar valuta revalueren of uitvoerrechten heffen. Schr. somt de voor- en nadelen hiervan op en komt dan
tot de conclusie, dat cle enige belanrijke partij, die ten
deze effectief kan en ook moet optreden, Amerika zelf is.

SOMMAIRE.

Ré&valuation.

11 est â douter, pour plusieurs raisons, que l’augmen-
tation de la réserve anglaise en devises, puisse êlre consi-
dérée comme un accroissement permanent de la capacité

de concurrence de l’Empire britannique. Au cas ofi le

Royaume. Uni déciderait néanmoins del réévaluer sa
monnaie, ii ne serait pas souljaitable de suivre eet exemple
aux ‘Pays-Bas.

Dr
F. W. C. Blom,
Le pro jet de bi eoncernant la iéorganisa-
tion dit capital des entreprises.

Prof. Dr J.
Horring,
Les résultats obtenus par la con férence
agricole â Luxembourg.

Les résultats auxcjuels cette Conférence a abouti, font

croire que ‘l’Union économique intégrale ne se réalisera

pas provisoirement. Pour faire réussir le jeu du marché
libre, sans perturbations trop graves, les conditions de

coficurrence devraient être alignées. Toutefois la protec-

tioii, qui réside dans la réglementation du prix minimum
ne doit pas constituer un obstacle.

J. Schilthuis,
Le marché international de blé.

Dr Th. H.
Muldors,
La pénurie en mat ières jremiêres et le Plan Marshall.

L’Europe est menacée par une pénurie en matières
premières causée par le fait qüe: 1. l’industrie américaine
applique une priorité au ,,home-mrket”, pour la distri-
bution des matières premières; 2. le Gouvernement des

Etats-Unis ne permet l’exportation des matières premières

que par contingent; 3. les américains font des achats
importants de matières ‘premières en Europe. Les raisons
mentionnées ci-dessus constituent un danger pour la
réussite de l’Aide-Marshall. Ii n’y a que les Etats Unis
qui.peuvent et doivent réagir effectivernent pour remédiêr
Ii cette situation.

SUMMARIES.

Revaluation.

For many reasons it is doubtful whether the increasing
English foreign exchange reserves must be construed
as an increase in the permanent power of the British
Empire to compete. Should England nevertheless decide
to proceed to revaluation, it would certainly not be advis-
able for the Netherlands to follow this example.

Dr F. W.
C. Blom,
Recapitalization 33i11 – 1950.

Prof. Dr J.
Honing,
The results of the agricultural con-
ference at Luxemburg.

The reult achieved at this conference means that for

the time boing a complete economie union is out of the
question. For a free market without serious disturbances
it will be necessary to come to a greater equalization of
competitive conditions. In this connection it is essential
that the protection provided by the minimum price
regulation dées not hecome an obstacle.

J. Schilthuis,
The internatiönal wheat-market.

De Th H.
Muhiers,
Scarcity of raw materials and the
Marshall Plan.

A scarcity of raw materials’ is threatening in Europe

because: 1. American industries grant a certairi priority.
to the home-market in their sales of raw materials; 2. the
American Government places quota restrictions on exports
of raw materials; 3. the American themselves purchase
large quantities of raw materials in Europe. The aims of
Marshall help are being endangered hy this development.
Thé only important party that can and should effectively
act in this respect is America itself.

‘1

REVALUATIE.

Van verschillende zijden hoort men de laatste tijd de

mening verkondigen, dat revaluatie van bepaalde Europese

valuta’s wenselijk zou zijn. Deze mening wordt in het bij-

zonder ten aanzien van het pond sterling geuit en revaluatie

van het pond wordt zelfs door bepaalde kringen verwacht.

De invloed van deze verwachtingen op bepaalde valuta-
disposities is reeds onmiskenbaar. Niet alleen financieel

geïnteresseerde kringen tonen belangstelling voor deze

kwestie, ook van andere zijden wordt de gedachte geopperd

en hier te lan6e kan men haar’ zelfs ook vernemen met

betrekking tot de gulden. Men ziet er een mogelijkheid in

bepaalde toekomstige moeilijkheden te vermijden, die in

verband met de stijging van de prijzen op de wëreldmarkt

te vrezen zijn, zoals een verdere’stijging van de, kosten van

levensonderhoud met haar mogelijke nasleep van ‘nieuwe

loonbewegingen en een verder in beweging komen van de

vicieuze spiraal. De gedachtegang is duidelijk: door een

revaluatie zouden de prijzen van de door ons ingevoerde
goederen in guldens wederom lager worden en zou daar-

door een zeker tegenwicht ontstaan
1).

1-let is vooral deze laatste zijde, die van het algemeen

belang, die het w’enselijk maakt aan deze problemen in

deze kolommen wat meer aandacht te besteden.

De oorsprong van de verwachtingen ten aanzien van het

pond sterling moet worden gezocht in het snelle oplopen,

sinds het dieptepunt ten tijde van de devaluatie, van de

Engelse reserves aan goud en dollars. Deze reserves hebben

in de tijd van circa één jaar een verdubbeling te zien

gegeven en zijn van circa $ 1.400 mln gestegen tot bijna

S 3 mrd. hieruit wordt de conclusie getrokken, dat het
Engelse pond op weg is snel in kracht toe te nemen en

in zijn verbeelding ziet men het reeds weer zijn vroegere

plaats min of meer innemen.

Men dient echter uitermate voorzichtig te zijn in de

beoordeling van de innerlijke kracht ener valuta op

grond van de bewegingen van dn reserves over een periode

van slechts één jaar. Zowel de ervaring als de nadere

statistisché znalyses doen duidelijk zien, dat zich in een

dergelijke korte periode zeer belangrijke tijdelijke factoren

doen gevoelen, op welker voortbestaan in genen dele kan

worden gerekend. Zo is het bekend genoeg, dat, toen de

devaluatie van het pond langzamerhand in brede kringen

werd verwacht, tal van disposities zijn uitgesteld ten einde

nadelen te ontlopen of voordeel te trekken van de devalua-

tie. Deze transacties hebben na de devaluatie plaats

gevonden en hebben reeds aanstonds tot een gunstige

situatie van de Britse betalingsbalans bijgedragen. Boven-

dien valt, en dit is een tweede complex van factoren, in

ongeveer dezelfde periode het conjunctuurliierstel in de
Verenigde Staten, dat evenals de conjunctuurdaling, die

daaraan voorafging, een onevenredig grote invloed heeft

juist op de betalingsbalans met het sterlinggebied. Men

kan zeggen, dat het sterlinggebied ettelijke min of meer

marginale leveranties aan de Verenigde Staten verorgt,

die hij een lichte inzinking in de conjunctuur nit langer

worden begeerd en bijeen zich herstellen daarvan wederom

worden gevraagd. Daarmede gepaard gaat dan in de iegel

een herstel van prijzen en zo is ook het prijsl iersLel van tin

en rubber van belangrijke invloed geweest op,de bedragen

der dollarontvangsten van het sterlinggebied. Dat deze

beweging sinds de gebeuTtenissen in Korea nog aanzienlijk

‘)
Voor een, betoog in deze richting zij buy, verwezen naar het
in dit nummer opgenomen artikel van cle heer Mulders op bie. 897.
e.v

is versterkt, behoeft geen betoog. Doch ook hier is het.

geenszins zeker, dat de stijgende beweging, die’ zij heeft

uitgelokt, zich zal voortzetten. Ook wanneer de hoge

stand der prijzen van deze strategisch belangrijke goederen

zich zou handhaven, zou dat nog niet inhouden, dat de

stijging zich handhaaft.

Tenslotte is het niet zeker, dat de vermindering in

dollarinvoeren, die het Britse Gefnenebest zich in de loop
van 1949 heeft.opgelegd, blijvend kan zijn
2
).

Er zijn dus talrijke redenen om te betwijfelen, of de

kennelijke toeneming van de Engelse valutareserves mags

worden uitgelegd als een toeneming van de blijvende

concurrentiekraht van het Britse Imperium. 1-let zou

zeer goed kunnen zijn, dat slechts een bescheiden gedeelte

van de verbetering inderdaad blijvend is, en dat daardoor

een verdere vermeerdering van de reserves slechts in een

zeer matig tempo zhl plaatsvinden.’ Ook kan men met

recht de vraag stellen, in hoeverre reeds de verbeteringen

van de laatste maanden niet van speculatieve aard zijn

en in verband staan met de verwachting ten aanzien van

een gewijzigd regime met betrekking tot de sterlingkoers.

Is hiermede gezegd, dat de revaluatie van het pond

darom uitgesloten is? Neen, niet geheel. Het is inderdaad

denkbaar, dat men op grond van de geschetste gebeurte-

nissen van het afgelopen jaar en meer geleid door over-

wegingen’van prestige dan van economisch inzicht in de

richting van een revaluatie zou dringen. In 1925 is Enge-

land naar de goudqn standaard op vooroorlogse pariteit

teruggekeerd op grond van zulke prestige-overwegingen

en in 1926 hebben Denemarken en Noorwegen dit voorbeeld

gevolgd ondanks de ernstige waarschuwingen ook van

figuren als Keynes en Gustav Cassel. Later heeft men in

Engeland van dit besluit veel spijt gehad cru in wat fnindere

mate ook in de twee Scandinavische landen. Van de

tegenwooi’dige Regering in Engeland mag dan ook ‘niet

verwacht worden, dat een besluit tot revaluatie haar

gemakkelijk zal vallen.

Voor Nederland staan de zaken nog heel anders. Van

een srel toenemen van onze valutareserves is geen sprake.s

De handelsbalans, die in 1949 een i’ela’tief zeer gunstig

beeld vertoonde, is in .1950 teruggevalieh tot oen peil,

dat in vele opzichten nog zorgelijk is. 1-let is bovendien

niet waarschijnlijk, dat de vermeerderde defensie-inspan-

ningen der Atlantische landen op de Nederlandse betalings-

balans gunstig zouden uitwerken. Nederland moet de

hogere grondstoffenprijzen betalen, die er liet gevolg van

zijnloch krijgt voor zijn eigen producten een slechts veel

matiger gestegen prijs terug. Nederland zal geen directe

defensieleveranties kunnen verzorgen, doch hoogstens

indirect kunnen meeproduceren.

Kortom, he’t Nederlandse betalingsbalansvraagstuk is

zeker nog niet opgelost. Een revaluatie zou misschien

bepaalde vraagstukken van prijzen en lonen een gemakke-

lijker aanzicht kunnen geven; zij zou echtee’ daarnaast

de fundamentele vraagstukken van 4e betalingsbalans

alleen maar weer verzwaren. De uitvoer zou ongetwijfeld

lijden en zou de betalingsbalans doen vegghijden in de

verkeerde richting. Daarom: ooit wanneer Engeland

tdt revaluatie zou overgadn zou het voor Nederland

zeker geen aanbeveling verdienen dit voorbeeld ‘te volgen.

‘) Voor een bijzonder lezenswaardig overzicht van ie factoren,
die dej dollai’halans van cle sterlingzone hebben beïnvloed, zie ‘men
het artikel van T. W. Kent in ,,Lloyds Bank Review” van October
5950, onder cle titel ,,Devaluation one year after”.

892

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 November 1950

8 November 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1

WETSONTWERP HERKAPITALISATIE- 1950.

Onder de naam Herkapitalisatie-1950
1)
is een wets-

ontw’erp ingediend, inhoudende een fiscale tegemoet-

koming bij de breatie van bonusaandelen, alsmede enige

daarmede verband houdende ontheffingen van de dividend-
beperking.

Indien een N.V. grote fiscale reserves heeft en een deel

daarvan wil hijboeken op het nominale bedrag van het

geplaatst6 aandelenkapitaal, moet de aandeelhouder over•

die bedragen Inkomstenbelasting betalen. Dit is in de

meeste gevallen door het hoge tarief van de Inkomsten-
belasting een dnoverkomelijk bezwaar, en om deze om-
zetting van reserves in âandelenkapitaa,l wat gemakkelijker

te maken, wordt het tarief van cle Inkomstenbelasting

voor dit doel •tot 20 pCt beperkt.

Zonder twijfel is dit een fiscale tegemoetkoming; waar-
schijnlijk betekent het echter geen offer van de fiscus.

Tot nog toe is herkapitalisatie zo duur voor de aandeel-
houders, dat men het resultaat de kosten meestal niet

waard acht; na cle tariefsverlaging wordt herkapitalisatie

aanmerkelijk aantrekkelijker, zodat men verwachten moet,

dat de omvang der hcrkapitalisaties sterk zal toenemen.
Bovendien is er een kans, dat herkapitalisaties tot öp
zekere hoogte de claimemissies verdringen, hetgeen de
Minister aangenaam moet zijn, daar claims belastingvrij
blijven. De ervaring leert nI., dat het tegenwoordig vrijwel

onmogelijk is voor claims de volle theoretische waarde te
bedingen, cii dat in het algemeen het verlies voor oude
aandeelhouders
01)
claims progressief toeneemt met de
waarde van de claim. Bovendien is een claimemissie,

vooral wanneer het om een onderhandse plaatsing gaat,
in verschillende opzichten een ingewikkelde affaire, en
veel van deze moeilijkheden kunnen ondervangen worden door herkapitalisatie, welke dan gevolgd kan worden door
een claimemissie met een lage claimwaarde. In veel ge-
vallen zal liet voor de vennootschap en voor de aandeel-
houders aantrekkelijkel- zijn eerst ten koste vaii een be-perkt offer herkapitalisatie toe te passen, waartegenover
dan het moeilijke en niet altijd succesvolle marchandern
over de verkoop van claims grötendeels komt te vervallen.
Intussen is het voor sommigen een teleurstelling, dat
hier voor een zeer beperkte omzetting van fiscale reserves
in aandelenkapitaal het woord ,,herkapitalisatie” gebruikt

wordt. Dat woord
1
doet immers denkeit aan een werkelijke
balansherziening, hetgeen zou inhouden, dat men activa
en passiva meer in overeenstemming met het huidige
prijspeil zou waarderen. Door hei-waardering van activa
zouden er stille reserves zichtbaar worden, die niet als
onverdeelde winst, maar als hijschrijving op het stam-
vermogen van de vennootschap zouden worden geboekt.
Als dat gebeurde, zou ten gevolge van het zuiverder
halansbeeld de noodzaak zijiï vastgelegd, dat de onder-
nemingen hun reëel vermogen in stand houden en af-
schrijvingen naar gestegen vervangingswaarde verrichten.
In verschillende infiatielanden
2)
heeft men daarin een

nationaal belang gezien, en men heeft een dergelijke ont-
wikkeling zelfs gestimuleerd door zulke herkapitalisaties
min of meer belastingvrij te maken en daaraan het voor-
recht te verbinden van herziening der fiscale balansen

in voor de vennootschappen gunstige zin. –
FIet onderhavige wetsontwerp gaat veel minder ver,
en het stimuleert niet tot algemene herkapitalisatie; zo-
als hierna zal blijken, maakt het de herkapitalisatie

‘) Zie over dit wetsontwerp o.a.
J. C.
Brezet in ,,E.-S.B.” van
23
Augustus
JI.,
Prof. Mr
IT T.
lielleina in ,,Trouw” van
30
en
31
Augustus
jI.
en
T. C.
Gaanderse
in
,,De Naamlooze Vcnnootschap”
van Oëtober
1950;
over de theoretische aspecten van lierkapitalisatie
in het algemeen o.a. het artikel van schrijver dezes in ,,De Naam-
boze Vennootschap” van October
1950.
‘) Men heeft tussen de heide wereldoorlogon in Duitsland, Tsjecho-
slowakije, Oostenrijk, België en Frankrijk, en na de’ recente oorlog
in Italië herkapitalisaties gestimuleerd door deze te koppelen aan
herziening van de fiscale balansen; overigens maakt men in inflatie-landen in het algemeen de hcrkapitalisatie zo gemakkelijk mogelijk.

slechts aantrekkelijk in bepaalde gevallen, waarin de aan-

deelhouders tussen twee kwaden hebben te kiezen. Boven-
dien beperkt het wetsontwerp de herkapitalisatiemogelijk-

heid slechts tot een deel van de fiscaal-vrije reserves,

terwijl de veel grotere stille reserves, die opgesloten liggen
in de fiscale oncicrwaarder
.
ing van activa, er buitenvallen.
Maar men kent nu eenmaal het standpunt van de Minister,

dat hij (waarschijnlijk met het oog op een hoge opbrengst

van de belastingen op bedrijfswinsten) iiog niet wil af-
wijken van fiscale waardering ‘an activa op grondslag

van historische. kostprijzen.

De 20 pCt Inkomsenbelasting over liet nominale be-

drag van de-bonusaandelen behoeft geen onoverkomelijk
bezwaar voor aandeelhouders te zijn, indien zij het be-

lastingbedrag kunnen vrijmaken door
verkoop
van een
deel van hun bonusaandelen, of indien zij een kapitaal-

terugbetaling van de vennootschap ontvangen.
De verkoopmogelijkheich van bonusaandelen’ zal bij
herkapitalisatie van
publieke
N.V.’s altijd bestaan, en
bij besloten NV’s gewoonlijk slechts in bijzondere ge-

vallen, o.a wanneer de herkapitalisatie verband houdt met.
een voorgenomen
emissie.
De kapitaalterugbetaling vindt
plaats bij
liquidatie
alsmede in het bijzondere geval, dat
juist met het oog op’ de bedoelde belastingverplichting
van aandeelhouders tot terugbetaling op aandelen wordt
overgegaan.

Er zijn echter ook verschillende gvallen, waarin het
niet mogelijk is, dat alle aandeelhouders een deel van huii bonusaandelen gemakkelijk kunnen verkopen, terwijl her-
kapitalisatie toch wenselijk is. FIet kan zijn, dat men her-
kapitalisatie wenst om een
/usie
mogelijk te maken, en het kan zijn, dat
sommige aandeelhouders
wegens hun bij-
zondere
persoonlijke
omstandigheden een herkapitalisatie
verlangen. Hierbij denken wij o.a. aan het geval, dat een
grootaandeelhouder overleden is en dat zijn erfgenamen
een deel

van zijn aandelen moeten verkopen ter betaling
van
successierechten.
Die erfgenamen hebben er dan
groot belang bij een redelijke koers voor de stukken te
mkken, hetgeen door herkapitalisatïe gemakkelijker wordt.
De ervaring leert nu eenmaal, dat aandelen met een hoge
intrinsieke waarde (evenals hun claims) een relatief
slechter koersvorming -hebben dan enigszins verwaterde

aandelen. Ook kan zich het geval voordoen, dat één der
aandeelhouders zijn deelneming van de hand wil doen,

omdat hij zijn geld voor iets anders nodig heeft..
Past men nu in die gevallen herkapitalisatie toe, dan

zal men ervaren, dat sommige aandeelhouders het geld
voor de 20 pCt Inkomstenbelasting op de bonusaandelen
niet kunnen vrijmaken, en dat zijn wellicht juist diegenen,
die geen acuut belang bij herkapitalisatie hebben. In dat geval mag men verwachten, dat de vennootschap maat-
regelen neemt om de aandeelhouders aan de nodige con-
tanten vdor de belsting te helpen.
• De ontworpen wet tracht hierin te voorzien door toe
te stan, dat de vennootschap een contant dividend uit-
keert, dat de aandeelhouders voldoende geld oplevert om
de genoemde 20 .pCt over de bonusaandelen te betaleiÇ.
Aangezien het contanté dividend zelf aan het gewond
progressieve tarief van de Inkomstenbelasting onder-
worpen is, zal het contante dividend vaak ongeveer 50 pCt
van het bedrag der bonusaandelen moeten bedragen om
adequaat te zijn.
1 –

Daar iedere aandeelhouder in een ander marginaal
tarief van de Inkomstenbelasting valt, is het benodigde

contante dividend voor iedere aandeelhouder verschillend.
De vennootschap moet echter alle aandeelhouders over een
kam scheren, zodat één algemeen contant dividend zal worden vastgesteld, waarvan sommige aandeelhouders
netto iets overhouden en dat.voor anderen netto te weinig
is. De uitkomst hiervan voor de verschillende aandéel-
houders is nogal willekeurig. –

Daar een contant dividend van 50 pCt van de bonus-
aandelen voor de vennootschappen een zeer zwaar offer

894

ECONOMISCH-STATISTISCHE BEICHTEN

8 November 1950

is (vooral wanneer het slechts om de belangen van een deel

der aandeelhouders gaat) en het netto-voordeel van dit

contante dividend voor iedere aandeelhouder anders is,

geeft de toepassing van dit artikel van de ontworpen wet

zonder twijfel aanleiding tot veel conflicten tussen de

leiding der vennootschappen en .de aandeelhouders onder-
ling. Bovendien is het duidelijk, dat een dergelijke ader-
lating de waarde van de aandelen der vennootschap aan-
zienlijk vermindert, en dat het mogelijk is, dat dit nadeel

niët tegen de mogelijke voordelen van herkapitalisatie
opweegt.

Dit alles leidt tot de conclusie, dat de in het wetsont-

werp opgenomen regeling over het belastingdividend niet

in alle gevallen bevredigend is. Daarom zouden wij er op
willen aandringen
3),
dat bovendien de gelegenheid ge-

opend wordt, dat de vennootschap de Inkomstenbelasting

op de bonusaandelen kan afkopen door het betalen Tan

een Herkapitalisatieheffing, dit men op 25 pCt
4)
van het bedrag der bonusaandelen zou kunnen stellen.

Hiervoor pleiten verschillende overwegingen:

de in het ontwerp voorgestelde regeling van het
belastingdividend is voor de vennootschap zo kostbaar,
dat zij in veel gevallen een onoverkomelijk bezwaar voor
herkapitalisatie oplevert;

de uitdeling van een contant belastingdividend

levert voor de ene aandeelhouder netto-winst op en voor

de ander wellicht een netto-verlies, en het resultaat is dus
willekeurig;

het is in het belang van de Schatkist herkapitalisaties niet te moeilijk te maken, teneinde te bevorderen, dat deze
belastingbron ruim gaat vloeien en ook teneinde de in-
gewikkelde constructies van claimemissies enigszins te
verdringen;’

het is in het algemeen belang, dat vennootschappen zoveel mogelijk van hun reserves aan het stamvermogen
toevoegen;

het is in ‘het belang der vennootschappen, dat
fusies, liquidaties en emissies door herkapitalisaties ge-
makkelijker worden;

het is in het belang van aanleelhouders, die door
bepalingen omtrent aanmerkelijk belang en door de
heffing van successierechten in een •dwangpositie geraakt
zijn, dat hen door hefkapitalisatie een enigszins drage-lijke uitweg uit hun moeilijkheden geboden wordt;

betaling van’ de belasting op herkapitalisatie door

de onderneming is meer in overeenstemming met de
Herkapitalisatie-1941 dan de voorgestelde regeling.

Wij geloven dan ook, dat een als door ons voorgestelde
aanvulling van de ontworpen wet voor alle belanghebbende
partijen een aanmerkelijke verbetering zou zijn.

Intussen blijft dan nog steeds onopgelost de herziening

van de fiscale balans. Naar gelang de prijsstijgingen voort-
gaan, is de oude fiscale balans steeds minder geschikt als
basis voor de waardering van de vermogenspositie van de
vennootschap, en daarom is zij ook géen goede maatstaf voor herkapitaiisatiemogelijkheden. De fiscale herwaar-

dering is echter een onderwerp, dat in de eerste plaats
in het kader van de winstbelastingen behandeld moet
worden; laten wij hopen, dat de Minister na het onder-
havige wetsontwerp ook nog een wetsontwerp op de
fiscale herkapitalisatie indient.
Overveen.

Dr F. W. C. BLOM.

In overeenstemming met het recente adres van de Kamers van
Koophandel voor Noord-holland, Zuid-Holland, Noord-Brabant
en Utrecht, en dat van de Vereeniging van Protestant-Christelijke
Werkgevers.
Hetzelfde belastingbedrag zou men verkrijgen. indien bepaald
werd, dat over liet ,,bclastingdividend’ 20 pCt Inkomstenbelasting
verschuldigd is.

DE RESULTATEN VAN DE LANDBOUW-

CONFERENTIE TE LUXEMBURG.

Voor een belangrijke sector van het economisch leven

dreigde de verwezenlijking van de economische unie van
België—Luxemburg en Nederland vast te lopen. Op de

Ministersconferentie van deze zomer te Oostehde kon
men niet tot een gemeenschappelijk aanvaardbare op-

lossing komen. Afgesproken werd toen aan dit onderwerp
een afzonderlijke bespreking te wijden. DOze heeft 20 en

21 October ji. te Luxemburg plaatsgevonden. Er is nu

overeenstemming bereikt. Een overeenstemming, die niet
inhoudt, dat op korte termijn yoor alle landbouwproducten

één markt in het ‘Beneluxgebied zal heersen. In wezen
wordt de regeling, die in het protocol van 9 Mei 1947 is

vastgelegd, voorlopig gehandhaafd. De werking er van

wordt evenwel beperkt tot de producten, die in 1949 en
1950 aah deze regeling waren onderworpen, terrijl vQorts

betere waarborgen’ zijn geschapen voor een billijke uitvoe-
ring er van.

Bij de regeling vervat in het protocol van 9 Mei 1947

is het de invoerlanden toegestaan maatregelen te’ treffen

ten aanzien van de invoer uit de partner-landen om te
verhinderen, dat ten gevolge van deze invoer de prijzen

van de landbouwproducten’ op. de binnenlandse markt
dalen beneden de van te voren vastgestelde minimum-
prijzen.

lIet protocol van 9 Mei 1947 kent geen beperkingen.

In de practijk bleek het evenwel mogelijk voor een geleide-
lijk aan groter wordend aantal producten de Vrije invoer

over en weer toe te staan. hoewel de toestand van 1949
en 1950 nu nagenoeg gefixeerd wordt en er dus geen stap

vooruit wordt gedaan in dit opzicht is het al van waarde
te verhinderen, dat er weer stappen achteruit worden
gedaan. Voor de kaas dreigde dit nl. deze zomer nog. De

veiligheidselausule (art. 5), dat in het geval door het in
voeren van
nieuwe kunstnzatige
elementen de concurrentie-
voorwaarden’ aanzienlijke wijzigingen ondergaan ‘ ook
andere producten aan de lijst van aan de minimumprijs-

regeling onderhevige producten kunnen worden toegevoegd,
komt ons redelijk voor.

De uitvoering van de regeling was in het protocol van 9 Mei 1947 geheel overgelaten aan het invoerende land.

Dit betrof zowel de bepaling van de hoogte van de minimum- –
prijzen als de middelen, die te laat konden worden genomen

om de invoer te beperken. hierin zijn belangrijke wijzi-
gingen gebracht. De volledige autonomie op deze punten
is prijsgegeven. In dit opzicht is er zeker een belangrijke

vordering gemaakt in de verwezenlijking van de gedachte
van de economische unie, die immers een
gemeenschappe-
lijke
politiek vereist.

De bepaling van de minimumprijzen wordt nu opge-
dragen aan de Commissie Landbouw, Voedselvoorziening
en Visserij van de Raad van de Econorhische Unie. Tot
nu toe vond alleen een vrijblijvend overleg in deze Commis-

sie plaats. Komt men in deze Commissie niet tot overeen-

stemming, dan wordt het geschil terstond voorgebracht
bij een vergadering van Ministers der drie Regeringen,
die binnen acht dagen een beslissing moet nemen. Blijkt
het niet mogelijk tot een unanieme beslissing te komen,

dan mag het invoerende land terstond die maatregelen
treffen, welke het onvermijdelijk acht voor het veiligstellen

van zijn belangen. Het benadeelde land kan dan evenwel
nog in beroep gaan bij een college van drie personen,
waarvan één is aangewezen door het vragende land,

één door het imphrterende land en de derde door beid’e
eerstgenoemde personen gezamenlijk. Het zal van belang
zijn de minimumprijzen tenminste drie maanden van
te voren voor elke periode vast te stellen om tevoorkonmen,
dat men in moeilijkheden geraakt op het moment, dat,
invQer kan plaatsviuden. Dit is vooral voor de tuinbouw-
producten van belang, waarvan de levering vaak over

8 November 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

895

korte pc’rioden loopt. Een arbitrage op het ogenblik, dat

de producten geleverd kunnen worden, zou dan iaak

betekenen, dat het exporterende land – zo het in het
gelijk werd
,
gesteld – toch achter het net zou vissen.

De bepaling van de hoogte van de minimumprijzen is

van veel belang. Hoewel de export van Nederlandse land-

bouwproducten naar België/Luxemburg zich dank zij de
verleende preferentie na de oorlog goed heeft ontwikkeld,

valt het dp, dat de voornaamste tuinbouwproduclen, die

onder de minimumprijsregeling vallen, op een enkele uit-

zondering na in 1948 en 1949 juist veel lagere uitvoer-
cijfers in gewicht te zien geven dan in 1937 en 1938 toen
er ook geen.sprake was van vrije invoer in Be]gië. Geen

wonder, dat in Nederlandse tuinbouwkringen het enthou-

siasme voor de minimumprijsregaling niet groot is.

De middelen, die moeten verhinderen, &at de import
de prijs van het betreffende product drukt beneden de

minimumprijs, zijn nu vele, nl. invoerheffing, contingen-

tering en invoerverbod. Met ingang van 1 Januari 1951

is contingentering en invoerverbod niet’ meer toelaatbaar.

I’Iet enige middel is de heffing van het verschil tussen de

overeen’ekomen rninimumprijs en de binnenlandse prijs

op de markt van het exporterende land., Deze heffing zal
w
door het
exporterende
land orden opgelegd. 1-let expor-
terende land verplicht zich hiermede dus niet voor een

lagere prijs te exporteren dan de overeengekomen minimurh-
prijs. hierdoor wordt een zo soepel mogelijke aanpassing
van de export aan de vraag in het importei’ende land ver-
kregen.

De opbrengst van de heffingen is tot nu toe geheel ten
voordeel gekomen van het importerende land. Vn 1

Januari 1951 af zal de opbrengst’van ‘de heffingen na ver-
loop van ieder kwartaal gelijkelijk verdeeld worden tussen
Nederland en de Belgisch/Luxemburgse Economische
Unie. De motieven voor deze verdeling worden niet ver-
meld. Mogelijk is deze verdeling ingegeven doorhet feit,
dat Nederland ten gevolge van kunstmatige maatregelen

(bijv. subsidies) zijn prijzen lager houdt dan deze zonder
deze maatregelen zouden zijn. De niet in de prijzen tot uit-drukking komende kosten zouden dan door de helft van de
opbrengst ‘der heffingen moeten worden goedgernaakt.
De andere helft van de opbrengst der heffingen, die België-
Luxemburg ten goede komt, zou dan verband kunnen

houden met de hogere productiekosten in België—Luxem-
burg, ten gevolge van andere oorzaken. lIet is evenwel
ook mogelijk, dat de helft van de opbrengst der heffing
gezien moet worden als de prijs, die bedongen is voor de
bescherming van de Belgisch—Luxemurgse landbouw
gedurende de overgangstermijn.

liet ook reeds in het protocol van 9 Mei 1947 vastgelegde
beginsel van preferentie van invoer van de onder de mini-
mumprijsregeling vallende producten •uit de partnerlanden
is opnieuw bevestigd in het nieuwe protocol. Dit moet

ook als een logisch sluitstuk worden beschouwd.

De handhaving en verbetering van de regeling, die
sinds Mei 1947 voor een aantal landbouwproducten be-
staat, betekent, dat voorlopig van een volledige econo-
mische unie geen sprake is. Bij de beoordeling van dit
resultaat moet men evenwel overwegen, of een betere
regeling mogelijk is onder de huidige omstandigheden.
Erkend moet worden, dat de Belgische en Luxemburgse landbouw ten gevolge van het hogere peil van de prijzen

van de kostenelementen dan in Nederland in een moeilijk
situatie zo’u komen bij een volledig vrije invoer van Neder-
landse landbouvproducten. De concurrentievoorwaarden
zullen meer gelijk gemaakt moeten worden om het doel
van de vrije markt zonder ernstige verstoringen te bereiken.
Merkwaardig is in dit verband, dat bijv. op het terrein
vaii de textiel – ondanks het hogere loonpeil in België –
blijkbaar de Belgische kan corcurreren met de Neder-
landse indi’stie. Of zouden de Nederlandse prijzen in

deze branche misschien zo hoog liggen, dat de Belgische

textielindustrie ondanks hogere kosten toch nog met
winst naar Nederland kan exporteren?

Waar het op aankomt is, dat bescherming, die in de
minimumprijsregeling is gelegen, niet een hinderpaal

wordt om tot een gelijkmaking van de concurrentievoor-

waarden te komen. Er bestaat bijv. het gevaar, dat de

hoog opgelopen pachten en grondprijzen in België en

Luxemburg, dank zij gunstige na-oorlogse conjunctuur

van de landbouwproducten, ,,kunstmatig” op dit hoge
peil worden gehouden door de minimumprijsregelingen

hierop te beren. Door de vrije uitwisseling van goederen
zal in sterke mate worden bevorderd, dat de verschillen
iii de kosten van levensonderhoud en dé lonen geringer

worden. Opnieuw hebben de landen zich verplicht de

kunstmatige elementen in haar prijzenstructuur, die daarin

door middel van subsidies worden gebracht, te verminde-
ren en zelfs geleidelijk aan op te heffen.

De volledige vrijgeving van het verkeer van landbouw-

productei tussen de drie landen is door deze regeling niet

van de baan, maar slechts opgeschort. In art. 3 van het

protocol vordt uitdrukkelijk vermeld, dat het de bedoeling is de volledige vrijgeving in toenemende mate tot stand te

brengen. ‘Wij zijn er van overtuigd, dat de’natuurlijke productievoorwaarden en de technische ontwikkeling
tussen de landbouw in Nederland en de Belgisch—Luxem-
.burgse Unie niet zodanige verschillen vertonen, dat hier-

door geen vrije markt voor landbouwproducten binnen

het Beneluxgebied mogelijk zou zijn. Voor zover de tech-
nische ontwikkeling een zekere achterstand vertoofit, zal

juist de invloed van de economische unie een sterke
prikkel tot verbetering vormen. De verschillen in prijs-

structuur vormen momenteel de belangrijkste belemmeaing. Deze verschillen verdwijnen evenwel automatisch naarmate
de economische unie meer realiteit wordt en zal verder
bewust tot stand moeten w’orden gebracht door het weg-
nemen of gelijk maken van kunstmatige factoren in de
prijzenstructuur over en weer.

Voor de verdere ontwikkeling is er alles aan gelegen,

dat de maatregelen op landbouwgebied in België, Luxem-
burg en Nederland meer gecoördineerd worden dan tot
dusver heeft plaatsgevonden. Teveel gaat ieder land nog

zijn eigen gang. lIet lijkt ons daarom een gelukkige ge-
dachte, dat over en veer op de Ministeries van Landbouw
waarnemers worden gedetacheerd. De Belgische landbouw
zal nog aan de gedachte moeten wennen, dat men in de
economische unie niet meer voldoende heeft aan de een-

voudig te hanteren middelen van de lahdbouwpolitiek, die
afgestemd is op voorziening van de binnenlandse markt.

In de ecohomische unie is de Belgische landbouw mede
als deel van een exportnijverheid opgenomen. Anderzijds
moet worden erkend, dat de goede marktorganisatie in
Nederland, die uit de nood’ van de jaren dertig is geboren,
nog te vaak er toe verleidt elke plooi glad te strijken. In
Nederland zal het gewenst zijn meer terughoudend-
heid en soberheid te betrachten bij het nemen van maat-
regelen.

‘s-Gravenhage.

J. HORRING.

DE INTERNATIONALE TARWEMARKT.

Wie vroeger schreef over de ititernationale tarwernarkt
hield zich uitvoerig bezig met oogstvooruitzichton en

-opbrengsten in alle belangrijke productielanden, zowel
wanneer zij over een uitvoeroverschot plachten te be-
schikken als wanneer zij tot de invoerlanden behoorden.
De prijsvorming
1
op de internationale markt luisterde
namelijk nauwkeurig naar de omvang van vraag en aan-
bod en deze reageerde scherp op hetgeen er gebeurde
met de te velde staande oogsten en op berichten over
verkregen opbrengsten. Daarnaast hadden nog vele andere
gebeurtenissen invlôed op cle tarwepr.ijzen. en de resultaten

896

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 November 1950

vai al die elementen der prijsvorming konden worden

afgelezen aan de prijsfluctuaties op de grote termijnmarkten,

waarvan in het bijzonder Chicago, Buenos Aires (en

Rosario), Liverpool en Rottedam mogen worden genoemd.

Er is sedert die vooroorlogse tijd veel veranderd. De

verhouding tussen vraag en aanbod doet zich nog wel

gevoelen, en de factoren, die op beide hun invloed doen

gelden, zijn dus nog wel de belangstelling waard, maar de

werking van deze aloude grondslagen der prijsvorming

wordt doorkruist door velerlei krachten, die vroeger niet
of niet in die mate optraden. Zij zijn zelfs, voor zover de

internationale tarwehandel aangaat, danig op de achter-

grond geraakt en ook de prijzen, waartoe de uitvoerlanden
bereid zijn hun tarwe af te staan, zijn daar eigenlijk niet

meer – de voornaamste grondslag der transacties.

De Internationale Tarwe-Overeenkomst
1),
de dollar-

schaarste, waarmee vele invoerlanden te kampen hebben,

de Marshall-hulp, ideologische en politieke verschillen,

de verschillende vormen van landbouwpolitiek in uit- en
invoerlanden; zij alle doen zozeer hup invloed gelden,

dat het de tarwehandelaar van 30 jaar geleden thans

uitermate moeilijk zou vallen om de weg te vinden in

zijn oude bedrijf
.
.

Op welke wijze in ons land de Regering er naar streeft,

dat de landbouwers verzekerd kunnen’ zijn van een rede-

lijke prijs voor hun producten, mag grotendeels wel bekend
worden verondersteld. Hetzelfde geldt voor de prijspolitiek,
die o.a. ten doel heeft, dat de belangrijkste levensmiddelen,
waaronder het brood, het voornaamste product der tarwe,

voor de bevolking verkrijgbaar blijven tegen een redelijke
prijs, onafhankelijk van het aan de teler gegarandeerde
of voor aankoop uit het buitenland geldende prijspeil.

Wat er op dit gebied in Nederland geschiedt, moge
internationaal niet van groot belang zijn, het is zeker

van waarde als voorbeeld van het ingrijpen door de Over-
heid in talrijke landen ten behoeve van landbouwer en

verbruiker, waardoor de eigenlijke handel in de betref-

fende producten wel zeer sterk is gedenatureerd of althans

geheel van aard veranderd.

Een interessant voorbeeld vormen ook de Verenigde

Staten van Amerika. Ook daar wordt aan de tarweboeren

een bepaalde prijs voor hun product gegarandeerd, waartoe
zij .dat aan een regeringslichaam, de Commodity Credit
Corporation (C.C.C.), kunnen verkopen of belenen. Aan
verkoop wordt zozeer de voorkeur gegeven, dat in tijden,
,

waarin de C.C.C. te stellen heeft. met een tekort aan op-
slagruimte, de boeren veelal bereid blijken om beneden
de garantieprijs te verkopen aan handelaren, die wel over
elevators (graanopslagplaatsen) beschikken. Dat draagt

er dan wel toe bij, dat op de termijnmarkt te Chicago de
tarwenoteringen lager zijn dan de garantieprijs. Die termijn-
markt heeft dan ook wel degelijk waarde voor de binnen-
landse tarwemarkt in Amerika, doch internationaal is
zij niet op de aloude wijze de thermometer der markt-
stemming. Anderzijds heeft Chicago wel met eed stijging
der prijzen gereageerd op de ongunstige ontwikkeling
van de internationale politieke toestand en de oorlog in
Korea. Het prijspeil heeft zich dan ook reeds geruime tijd
niet meer bewogen beneden de garantieprijs, doch blijft
reeds lang vrij’.aanmerkelijk daarboven.
Voor verreweg het grootste deel van de tarwe-export
der Verenigde Staten, die nog altijd voor deze graansoort

het grootste uitvoerland zijn, al is de uitvoer van Canada
ongeveer even groot, heeft die prijsbeweging echter weinig betekenis.
De uitvoerlanden, die tot de Internationale Tarwe-
Overeenkomst zijn toegetreden (de Verenigde Staten,
Canada, Australië, Uruguay en Frankrijk) hadden namelijk

1)
Zie: ,,De internationale tarwe-overeenkomst van
1949″
door
G. Greidanus in ,,E.-S.B.” van 4 Mei 1949, blz. 350 e.v. en ,,De In-
ternationale Tarwe-Overeenkomst van 23 Maart 1949″ door schrij-
ver dezes in ,,E.-S.B.” van
11
Januari 1950,
alz.
30 e.v.; vgl. .00k:
,,Eén jaar internationale tarweregeling” door G. Greidanus in
,,E.-S.B.” van 2 Augustus 1950, blz. 616 e.v.
voor het seizoen vn 1 Augustus 1949 tot 31 Juli 1950

op zich genomen om desgewenst aan de gezamenlijke toe-

getreden invoerlanden ongeveer 15 millioen ton tarwe te

leveren tot een maximumprijs, die aanzienlijk beneden het

in Amerika geldende binnenlandse prijspeil ligt. Daar-

tegenover staat’ dan het recht dier gezamenlijke uitvoer-

landen om desgewenst van de invoerlanden te eiken,

dat zij tot een heel wat lagere prijs (de minimumprijs der

Overeenkomst) gezamenlijk die hoeveelheid afnemen. Voor ieder der toegetreden invoerlanden is het aandeel

in die ongeveer 15 millioen ton vastgesteld, evenals ook
voor elk der uitvoerlanden het aandeel is bepaald, waarvan

zij de afneming tegen de minimumprijs kunnen eisen.

De invoerlanden hebben in belangrijke mate .gebruik

gemaakt van hun recht om tot de maximumprijs tarwe

van de toegetteden uitvoerlanden te kopen. Het ligt dus

voor de hand, dat de Amerikaanse Regering genoodzaakt

is, voor tarwe een exporttoeslag te betalen. De export-

transacties worden afgesloten do’or particuliere onder-

nemingen en deze ontvangen dus de toeslag, welke fluc-

tueert met de prijsbewegingen van de binnenlandse Ameri-
kaanse markt.

‘Dit systeem brengt met zich, dat in de internationale
tarwehandel zowel voor de inkooporganen in de invoer-

landen als voor de Amerikaanse exporteurs commercieel in-
zicht en vakkennishun waarde hebben behouden. De expor-
teur, die gedurende de geldigheid van een zekere toeslag de

kans ziet om zijn tarwe lager in te kopen dan het prijspeil,

waarvan bij het vaststellen van de toeslag is uitgegaan,

(het bezit vn elevators draagt daartoe dikwijls bij) en
daarbij zijn collega’s de baas is, kan zich een voorsprong

veroveren bij de export. De Europese koper kan profiteren’

van de lagere prijs, waartoe deze exporteur kan aanbieden,

vooral wanneer hij weet te ontdekken of aan te voelen

hoe ver beneden dc maximuinprijs der Internationale
Tarwe-Overeenkomst de exporteur tenslotte bereid is
te gaan.

Het is duidelijk, dat daarvoor de nodige vakkennis
vereist is, evenals dat trouwens ook voor andere onder-

delen van het inkoopbeleid het geval is. Daarom stellen de
regeringen van verschillende der centraal inkopende
landen (de tarwe-aankoop in het buitenland is in de meeste
invoerlanden regeringszaak) er prijs op, dat de handel

een belangrijke, hoewel adviserende, taak vervult bij de inkoop. Dat is bijvoorbeeld het geval in Nederland en in
Engeland.

In Canada geldt een dergelijk systeem van binnen-
landse prijsregeling en exportbeleid als in de Verenigde
Staten. Argentinië heeft volledige aankoop van de binnen-
landse landbouwproducten en centrale regeringsexport
door middel van verkoop aan de exporteurs. In Rusland
zijn inzameling en export geheel overheidszaak.

De Tarwe-Overeenkonist heeft in het eerste jaar van
haar bestaan goed gewerkt, al is de uit de Verenigde
Staten afgenomen hoeveelheid aanzienlijk beneden het
kwantum gebleven, dat de invoerlanden tegen demaximum-
prijs uit dat land konden betrekken. De reden daarvan
moet vooral gezocht worden in de alom heersende dollar-
schaarste:

De Marshall-landen kopen hun tarwe onder het regime der Tarwe-Overeenkomst gaarne in Amerika met dollars,

die hun ten dcle of ook wel geheel geschonken worden.
Zij kunnen zich veroorloven, voor die hoeveelheid niet al
te zeer te letten op de vraag, of misschien elders tarwe
goedkoper te koop is. Zodra het echter gaat om inkopen,
die uitgaan hoven het deel der Marshall-hulp, dat besteed

kan worden aan aankopen van tarwe, nopen de dollar-
schaarste en de wens om niet meer uit te geven dan nodig
is, tot het zoeken van de voordeligste leverancier. Voor
Engeland kwam daarbij, dat het nog kon l)rofiteren van de enige jaren geleden met Canada gesloten en intussen
geëindigdë overeenkomst, welk land zich daarbij verplichtte

8 November 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

897

om gedurende een reeks van jaren tarwe te leveren tot een

prijs, die -lag beneden de maximumprijs van de Tarwe-

Overeenkomt. –

De dollarschaarste brengt echter ook wel met zich,
dat men zich genoopt ziet om te besluiten tot het betalen

elders van een hogere prijs, alleen omdat die niet in

dollars behoeft te worden betaald.

Voor de exportlanden, die niet tot de
rl
\\
.
e
p
vereen

komst zijn toegetreden, zoals Argentinië, Rusland en

Pakistan, bestaat er dan ook wel degelijk gelegenheid om

hun tarwe-overschot tot bevredigende prijzen af. te zetten,
zelfs nu dé Amerikaanse export aanzienlijk gebleven is
beneden de hoeieelheid, welker levering tot de maximum-

prijs der Internationale Tarwe-Overeenkomst de gezamen-

lijk toegetrelen invoerlanden konden verlangen. Voor

Amerika bedroeg die hoeveelheid voor, 1949/1950 in totaal
ongeveer 64, millioen ton, terwijl nauwelijks 4 millioen

ton is afgenomen. Voor de andere bij de Tarwe-Overeen-
komst aangesloten uitvoerlanden is te dièn aanzien het

jaar 1949/1950 beter vorldpen, want de invoerlanden

hebben daar wel ongeveer de hoeveelheden afgenomen,
welker levering zij tegen de maximumprijs konden eisen.

Onder de grotere invoerladden, die van hun recht om
tot de maximumprïjs een bepaalde hoeveelheid tarwe in cle uitvoerlanden te kopen, in belangrijk geringere mate
gebruik hebben gemaakt dan waartoe zij gerechtigd
waren, bevinden zich Italië, Brazilië, Ierland, de Unie

van Zuid-Afrika benevens West-Duitsland, dat eerst in
het laatste deel van het seizoen tot de Tarwe-Overeenkomst
is toegetreden.

Dit wil niet zeggen, dat deze landeh de door len be-

nodigde trwe niet zouden hebben gekocht. Om uîerschil-
lende redenen hebbén zij echter minder dan waartoe de
Tarwe-Overeenkomst hun liet recht gaf tot de maximum-
prijs uit de aangesloten uitvoerlanden betrokken
en een aanzienlijk deel van hun invoer aangekocht in
buiten de Overeenkomst gebleven landen. Daartoe kunnen

zowel dollarschaarste als handelspolitieke overwegingen
hebben bijgedragen. Zo zag Italië zich genoodzaakt om,
ondanks de hoge prijs, t.rwe aan te kopen in Rusland
teneinde de handèlsbalans recht te trekken. Duitsland
heeft belangrijke aankopen gedaan in Pakistan, dat door

zijn weinig vriendschappelijke verhouding tot India de
afzet daarheen miste. India dekte zijn behoefte geheel in
Australië. Verkopen naar West-Diitsland, Japan en Egypte
hebben voor PakisVan de dreigende moeilijkheden voor-

lopig uit de weg geruimd.

De ten aanzien van de, Verenigde Staten reeds vermelde
stijging der trveprijzen in verband met de ontwikkeling
der internationale verhoudingen en de oorlog in Korea
is een verschijnsel, dat zich algemeen heeft voorgedaan.
De voorraadpositie is echter gunstig.

Weliswaar is in de Verenigde Staten de oogst deze
zomer wat .kleiner geweest dan verleden jaar, maar de
voorraden zijn er groot. De Amerikaanse Regering heeft
zich onlangs genoodzaakt gezien, grote bedragen aan te
vragén voor ,de bouw- van opslagruimte- voor verschillende –
landhouwproducten en tarwe speelde daarbij een grote rol.
Op 1 Juli werd de Amerikaanse tarwevoorraad berekend op
11 millioen ton tegen ruim 8 millioen ton een jaar geleden.
Canada heeft een zeer-grote oogst gehad: ongeveer 13
millioen ton tegen bijna 9
1
millioen ton in 1949.

In Canada, de Verenigde Staten, Australië en Argen-
tinië tezamen waren op 1 Juli 1950 de tarwevoorraden
18 en een jaar geleden ruim 15 millioen ton.

Dat in verschillende Europese landen de productie wat
kleiner is geweest dan in 1949 heeft tegenover die grote
voorraad in de grote uitvoerianden niet veel te betekenen,
al zal het voor die landen ongetwijfeld ccii tegenvaller zijn
in deze tijd van deviezentekorten, dat zij meer zullen dienen,
in te voeren dan verleden jaar.

‘s-Gravenhage.

JAN SOII1LTHUIS

GRONDSTOFFENSCHAARSTE EN

– MARSHALL-PLAN
1),

liet is nu twee en een half jaar geleden, dat de ,,Foreign,

Assistance Act” in werking kwam. Tezelfdertijd trad

Paul Hoffman in de ,,Economic Cooperation Administra-
tion”, de Amerikaanse organisatiê, die met de uitvoering
van het hulppr6gramma werd belast. Als’doel zag Hoffman,

naar zijn eigen w’oorden: ,,I-lelp Europe to help itself”.
De taak was niet leniging van nood, doch het scheppen

van mogelijkheden voor handhaving en uitbreiding der.

zelfwerkzaamheid. –

In technische termen gesproken werd als het doel van
de Marshall-hulp naar voren gebracht de oplossing van het
chronische tekort op de betalingsbalans van de West-

europese landen met het Westelijk halfrond, de ,,dollar-

gap”. Met behulp van de $ 5 mrd, dieEuropa het eerste jaar

kreeg, kon het geraamde tekort van $ 6 mrd grotendeels wor-
den gedekt. Een verdere sterk afbrokkeling der valutareser-
ves van de Westeuropese landen, en erger, een aanzienlijke

vermindering van de importen uit liet Westelijk half

rond, die door de uitputting van deze reserves dreigde,
werd aldus voorkomen. De Amerikaanse hulpverlening


stelde West-Europa in staat. de buitengewone behoeften
aan voedingsmiddelen, kunstmeststoffen, kolen en grond-
stoffen, ‘ontstaan door liet gedeeltelijk wegvallén van eigen
productie, te dekken. Daarenboven kon het herstel van
liet machinepark in ons werelddeel, dat grotendeels

versleten, vernietigd of in Oostelijke richting verdwenen
was, verder voortgang vinden. Tenslotte werd het hier-
door mogelijk een aantal goederen, veelal groudstoffen

en voedingsmiddelen; dat voorheen uit andere wereld-

delen of uit Rusland werd betrokken, gedurende lange tijd

van het Westelijk halfrond te verkrijgen. liet gunstige resultaat van deze politiek van hulpver-
lening valt o.a. af te lezen uit de arbeidsproductiviteit,

die gesladig opliep. Deze ligt thans in liet Verenigd Konink-
rijk, Zweden, Ierland, Finland, Italië en Frankrijk al weer

boven het vooroorlogs peil.
Een ander symptoom is de verkleining van liet dollar-

tekort. 1-let – importsurplus van West-Europa t.a.v. het
Westelijk halfrond, dat in 1947 ongeveer S 8 mrd bedroeg,
liep in 1948 terug tot ruim $ 5 mrd en in 1949 tot ruim
$ 4 mrd. Aangetekend zij hierbij, dat de genoemde cijfers
in zoverre kunstmatig zijn als iij tot stand gekomen zijn
‘door een vrij strenge restrïctiepolitiek t.a.v. de goederen
afkomstig vân het Westelijk halfrond. Het ‘potentieel
tekort over de gençemde jarenn was dus nog groter. Niet-
temin kan gezegd worden, dat de vermindering van het
doliartekort over de genoemde jaren reëel is, mits de
invoerpolitiek in ons werelddeel tegenover -producten,
die dollars kosten, niet is verscherpt en mits de spanningen
in het economisch leven niet zijn toegenomen. Aan deze voorwaarden is in feite voldaan. Deze ontwikkeling is verblijdend. Zij duidt er op zich-
zelf op, dat in 1952 het dollartekort, zoal niet geheel
overwonnen, dan .toch grotendeels verdwenen zal. zijn.
Zou inderdaad de opheffing van liet dollartekort in
1952 bereikt worden, dan mogen de Westeuropese landen

in eerlijkheid getuigen, dat zulks niet zonder de nodige
inspanning is verkregen. FIet is echter wellicht juist deze
inspanning ter handhaving van de valutareserve, die ons,

niet altijd de juiste verhouding doet zien, waarin de dcvie-
zenpot sta’at tot de nationale economie’ van de diverse

landen.
Deze deviezeni’eserve heef t voorshands met name ten
aanzien vah de Verenigde Staten tot taak om aankopen
van essentiële goederen vôôr te financiereh – zoals
bekend, komt in liet kader van de Marshall-hulp de
betaling door dc E.C.A. achteraf – alsmede om bepaalde
schommelingen hij (le verhouding tussen de deviezen-

‘)
Voor een andere beschouwing over’dii oidcrwerp zie hel ar-
tikel ,,Revaluatie” op blz. 892 van dit nummer. Red.

898

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 November 1950
betalingen en -ontvangsten op te vangen. Het belangrijkste

is hierbij echter de goederenstroom uit de Verenigde

Staten zodanig te doen zijn, dat het Europese reconstructie-

proces geen gevaar loopt. Een oppotten van. deviezen,
hetwelk ons productieproces zoti aantasten, is niet anders

dan over het doel heenschieten. Slechts die vergroting van
de deviezenvoorraad, welke voortspruit uit een verbeterde

afzet van onze normale afzetproducten, is, speciaal

wanneer dit een gevolg
is
van een vergrote efficiency en

een lagere kostprijs, en indicatie voor de versterkte

levensvatbaarheid van de Europese economie. Een toe-

nemen van onze deviezenvoorraad als gevolg van een

teruglopen van leveringen van grondstoffen en machines

is echter, hij de huidige geringe voorraden, voorbode van
het feit, dat er te weinig levenskracht door de aderen van

het Europese economisch leven zal gaan stromen.

In het licht van de voorgaande algemene opmerkingen

moge de jongste ontwikkeling op monetair gebied worden

bezien. Het is ni. met de deviezenvoorraad van een aantal

Westeuropese landen gedurende de laatste 1– jaar vreemd
gegaan. . In de loop van 1949 vertoonde deze een verminde-
ring, in hoofdzaak als uitvloeisel van de terugslag in de con-

junctuur in de Verenigde Staten. De exporten van Europa,

alsmede die van overzeese monetaire gebiedsdelen naar het
dollargebied, liepen in snel tempo terug. De afbrokkeling
van de deviezenvoorraad, die hieruit voortsproot, was op

har beurt weer een factor clie steun gaf aan de overtuiging,

dat een herziening der wisselkoersen aanstaande was.

De kopersstaking, welke hierna in het Westelijk halfrond

tegenover de Europese producten alsmede ten opzichte
van de grondstoffen van overzee ontstond, heeft tenslotte
geleid tot een reeks van devaluaties, die tot doel hadden

de exporten naar de dollar-area en andere ,harde” landen

op te voeren en de importen uit deze landen af te remmen.

Sindsdien heeft het wereldverkeer zich aanmerkelijk

uitgebreid. Het Westeuropese dollartekort liet een be-
langrijke vermindering zien. De belangrijkste factoren,

die deze ontwikkeling tot medio 1950 hebben bepaald,

waren: .

de ,,short-term”-gevolgen van de koersherzieningen,,

m.a.w. na de devaluaties werden door de landen met harde
valuta de uitgestelde aankopen in de landen buiten het

dollargebied gedaan;
de bekende ,,long-terni”-effecten van de devaluaties;
de gunstige conjunctuur in de Verenigde Staten;

de cyclische invloed, welke de importen van een
aantal tropische producten in de Verenigde Staten ge-
durende het tweede kwartaal doet stijgen.
Een en ander had tot ge’olg, dat het beta1ingsoverschot
van de Verenigde Staten, op lopende rekening met West-

Europa, hetwelk in de eerste helft van 1949 nog $ 3 mrd bedroeg;tot $ 1,3 mrd in de tweede helft van 1949 en tot $ 0,9 mrd in het eerste halfjaar van 1950 terugliep.
In het algemeen mocht hier worden gesproken van een
reële verbetering in de Westeuropese economie, die haar
weerslag vond in de deviezenvoorraad, doch die zich verder
op een aantal gebieden van het economisch
leyen
mani-

festeerde. –
Na het uitbreken van het Koreaanse conflict is het
dollarvraagstuk in een onverwacht stadium gekomen. Naast de sterk toegenomen vraag van particulieren in
de Verenigde Staten zag men een omvangrijke yraag van
de Overheid van het land aan de markt komen.’De prj,jzen
van het merendeel der essentiële producten ondergingen
opmerkelijke stijgingen. De producten afkomstig uit de
gevarenzone van Z.O.-Azië vertoonden de grootste prijs-
stijging. Met name zijn hier tin en rubber te noemen.
Deze goederen komen, monetair gezien, uit het sterling-

gbied. Zowel ingevolge de grotere afneming, door de
Verenigde Staten van deze producten als door de prijs-
stijging, verminderde het Amerikaanse exportsaldo aan-
zienlijk. Daarenboven stegen de exportmogelijkheden van

Europese industriële producten.naar de Verenigde Staten,

terwijl vervolgens de export van Amerikaanse goederen

naar ons wereiddeel een vermindering onderging.

De waarde van dc totale Amerikaanse invoer overtrof

dientengevolge in Augustus ji. – voor het eerst sedert

Juni 1937 – de waarde van de uitvoer. De import lag in

genoemde maand bijna 50 pCt boven het gemiddelde van 1949 en bijna 30 pCt boven het gemiddelde van de eerste

zes maanden vaiT 1950. In dezelfde maand vertoonde de

export een vermindering van 25 pCt vergeleken met het

maandelijks gemiddelde over 1949.

De jongste ontwikkeling, ingeluid door de succes’ijke

landingen van de Amerikaanse troepen, heeft weliswaar

aan de periode van snelle prijsstijgingen een einde gemaakt.

De waag van Amerika naar goederen afkomstig uit Europa

en uit het sterlinggebied is evenwel nog steeds zo intens,

dat het dollartekort verdwenen is. ,,The Statist” van 30

September ji. merkt dienaangaande op, dat ,,United

Nations economists estimate that the world is today

accumulating dollarcrdits at the rate of $ 2000 million
annually. This compares with a
world
dollar-deficit of
some S 4000 million in 1949
,12
).

Deze gang van zaken zou verheugend zijn als daarbij

de bevoorrading van West-Europa met de noodzakelijke
grondstoffen niet in het gedrang was gekomen. Het valt te

betreuren, dat dit laatste het geval is. Een ,,procurement

authorisation” geeft thans zo goed als voorheen een aan-

spraak op dollars, doch de goederen die men er voor wil

aanschaffen zijn in vele gevallen niet voorradig. Het ligt

voor de hand, dat de Amerikaanse industrie, die grote
hoeveelheden grondstoffen en ander materiaal voor
oorlogsdoeleinden moet afstaan en quota moet vaststellen

voor de afzet van grondstoffen, die voor de civiele sector
bestemd zijn, aan de ,,home-market” een zekere prioriteit
verleent.

Als tweede oorzaak van een dreigend grondstoffentekort

voor Europa is de contingentering van de export van

grondstoffen door de Amerikaanse Regering te noemen.
Men denke hier aan de katoen, waarvan de export met

50 pCt is verminderd.

In de derde plaats zijn daar de aankopen van Ameri-
kaanse zijde in Europa zelf. Voor een deel vindt er her-

export van Amerikaanse goederen plaats. Voor een ander
deel concentreert de aandacht van de ,,scouts” zich op.
essentiële goederen afkomstig van de Westeuropese indus-trie. Bijzondere belangstelling jenieteri uiteraard ruw ijzer, –
staafijzer en profielijzer. Volgens officiële Amerikaanse
cijfers bereikte de invoer van ijzer en staal in Juli jl. reeds

een nieuw na-oorlogs record. –
Het resultaat van een en ander i geweest, dat de de-

viezenvoorraad van een aantal Europese landen de laatste
tijd belangrijk is toegenomen. Hoe sterk het moge klinken,
deze voorraad komt op dit ogenblik overeen met het
indertijd bestaande en beruchte markensaldo bij De
Nederlandsche Bank; men kan er niet datgene voor krijgén
hetwelk voor het economisch proces noodzakelijk is.
Toegegeven zij, dat dit een zeer tijdelijk verschijnsel is.
Uiteraard zal men na verloop van tijd tegen betaling van
goud en harde valuta zich ongeveer alles kunnen aan-
schaffen wat maar in geld waardeerbaar is. Men zou dan

ook tbt op zekere hoogte de mening toegedaan kunnen zijn,
dat de huidige reserves aan harde deviezen in ieder geval
dan toch nog de functie hebben om te zijner tijd, wanneer Europa weer op eigen benen zou moeten staan, de nodige
goederen elders te kunnen aankopen, ware het niet, dat
deze reserves in 1952 al lang verdenen zullen zijn. Valuta-

reserves als gevolg van verminderde importen van grond-
stoffen e.d. kunnen slechts tijdelijk bestaan; de achteruit-
gang in het economisch leven, die er w-eldra op volgt,

doet hen weer spoedig verdwijnen.

‘) Ter vermijding van misverstand zij aangetekend, dat hier over ,,wereld’-dollartekort wordt gesproken; dit laatste kwam
evenwel, zoals bekend, grotendeels voor rekening van West-Europa.

11
8 November 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

899

Gaat deze ontwikkeling zo door, dan zijn op korte termijn

de verschijnselen te verwachten, die het Marshall-plan

juist wil bestrijden: vermindering van de arbeidsproducti-

viteit, werkloosheid, verlaging van het levenspeil, politieke
onrust.

Er is een aantal argumentei op te sommen, dat de

handelwijze van de Amerikanen ten deze zou kunnen

verklaren. Vooreerst dan de vrees, dat te grote voorraden
in West-Europa gevormd worden. In tijden van politieke

spanning ontstaat ongetwijfeld het streven bij het bedrijfs-

leven om zich te dekken. Hitler heeft in 1940 hiervan een
dankbaar gebruik gemaakt en vele bedrijven in zijn
oorlogsindustrie kunnen inschakelen, nadat deze zich
,,volgezogen” hadden.

Hiertegenover zij opgemerkt, ‘dat de voorraden thans,

door het mondjesmaat toewijzen van deviezen, in het
algemeen zeer beperkt en, voor een oitbelemmerd productie-
proces strikt noodzakelijk zijn.

Zou het streven van de Amerikanen er op gericht zijn
om weliswaar de bestaande voorraden te handhaven,

doch om een uitbreiding er van tegen te gaan, dan zou

men dit via de E.C.A., de O.E.E.C. en andere internationale
of over internationale contacten heschikkende organen
ongestoord kunnen doen. Een willekeurig afgrazen van dc
markten werkt steeds desorganiserenci.
Een tweede argument vormen de behoeften van de
Amerikaanse oorlogsindustrieën, alsmede de eisen, die aan
het ,,stockpiling-program” worden gesteld. Men zal dit als zéér reëel moeten erkennen. Niettemin verdient het

aanbeveling hier met de nodige prudentie te werk te gaai,
daar anders de doeleindei .van de Marshall-hulp geweld
wordt aangedaan .en het gevaar dreigt, dat de bereikte
resultaten op dit gebied weer
ongedaan
worden gemaakt.
Vervolgens zou naar voren kunne’n worden gebracht,
dat zowel de terughoudendheid van het Amerikaanse

bedrijfsleven om aan Europa te leveren als het aankopen
van essentiële goederen in ons werelddeel op het vrijitandels-

beginsel berusten, hetgeen men niet wenst aan te tasten.
Met andere woorden, de fabrikant in de Verenigde Staten
mag leveren aan wie hij wil en de handelaar uit de Verenigde

Staten mag kopen waar hem dit bevalt. Aangezien ,deze laatste altijd meer betaalt dan zijn concurrenten islit ook
in het belang van de verkoper,.zo is de redenering.

liet bchoeft na het bovenstaande, wirig betoog, dat
ook in dit geval weer de bedoelingen van de E.C.A. worden
doorkruist en dat West-Europa zelfs de’Marshall-hulp aan
de Verenigde Staten gaat teruglenen. Voor.het overige
zij nog opgemerkt,’ dat liet vrijhandelsbeginsel, waarop

reeds in vredestijd zoveel correcties zijn gemaakt, be-
zwaarlijk in een tijd, waarin wij nu leven, zonder meer valt
te accepteren.

Men kan zich tenslotte de vraag stellen, wat er door de

landen van West-Europa ten opzichte van het onderhavige
probleem kan en mag worden gedaan. De aand’cht valt

hier speciaal op het middel der i’evaluatie en dat van
uitvoerrechten.

Een revaluatie der Westeiropese valuta’s stimuleert de
aankopen in de Verenigde Staten en gaat het kopen van
Amerikanen in Europa tegen en zou dus voor ons doel
bruikbaar kunnen zijn. liet bezwaar is evenwel, dat een
zo ingrijpende maatregel nodig is om een – naar is aan te
nemen – lijdelijk verschijnsel te bestrijden. Na heli ver-dwijnen van’ de buitengewone omstandighedet ‘zouden
ongetwijfeld de nadelige gevolgen van een dergelijke maat-
regel worden ondervonden.

Bezwaarlijk is verder, dat een herwaardering van de
valuta algemeen geldt, aangenomen tenminste; dat wij in West-Europa riet tot een stelsel van differentiële koersen
overgaan. De huidige moeilijkheden doen zich enkelte’n
aanzien van eet’ aantal esseniële goederen voor. Een
revaluatie betrekt alle internationaal ei’band dde goederen
in een nieuwe prijsfixatie.

Voorts zou men kunnen vrezen, dat de bedoelde maat-
regel, gericht als zij is tegen het ontvangen van dollars,

wellicht de Amerikanen bij zou brengen, dat de Marshall-
hulp van fu af een overbodige zaak is. Dit gevaar lijkt

echter niet io groot;aar de hand van cijfers is aan te

tonen, dat de ,,terms of trade”sedert September van het
vorig jaar wel erg in ons nadeel veranderd zijn,’ zodat een

geringe correctie uit dien hoofde riet orgewettigd is.

Het nadeel van algemene gelding,der revaluatiè ontloopt
men bij de heffing van uitvoerrechten. I’Jier
jr
het moge-
lijk de export van bepaalde goederen te beschermen. De

invoer stimuleert men, er overigens niet mee. Eer dus-danige politiek druist enigszins in tegen de bepalingen
van het General Agi’eement on Tariffs and Trade ten

aanzien waarvan, gelijk bekend, thans in Torqiiay be-

sprekingen worden gehoudeQ Te oordelen naar de reacties
op de heffing van rechten op de uitvoer van?vol in Australië,
is hier nog wel de hard mee te lichten. Belangrijk is even-wel, dat dit middel toch slechts met succes is toe te passen

met betrekking tot die grondstolfer, welke in Europa
zelf worden gewonnen.

Zoblijft als enige belangrijke partij, die ten deze effectief
kan optreden, Amerika zelf over. Ei’ moge nog eens, op
gewezen worden, dat dit land via de E.C.A. ook in Europa
zo ‘gemakkelijk
kan
handelen. Excessieve aankopen in
Europa van zeer essertiële goederen zouden hijv. door
middel van eenbetalingsverbod kunnen worden vermeden.

Voor goederen, die in Amerika op veilingen worden ver-
handeld, zouden de allocaties, voor zover tegen Europa gericht, oprieuw moeten worden bezien. Voor zover de
goederen langs andere weg uit de Verenigde Staten komen,
zou de Amerikaanse Overheid, zo goed als zij dit doet
ten aanzien van de goederen bestemd voor defensie-
doeleinden, deze althans tot een bepaalde hoogte kunnen
zeker stellen.
Dat de Verenigde Staten
moeten
optreden is niet anders dan een logisch gevolg van de door dit land gedurende de
laatste jaren gevoerde buitenlandse politiek.

Eindhoven.’

Dr Th. H. MtJLDERS.

INGEZONDÈN STUK.

NOGMAALS HET REËLE kRBEIÔERSINIOMEN.

Dr J. E. van Dierendonck te ‘s-Gravenhage schrijft ons:

I’Iet artikel van de heer Roemers in ,,E.-S.B.” van 18
October jI. over de verdeling van het nationale inkomen

tussen de verschillende’ bevolkingsgroepen opent met enige
critiek op mijn berekening inzake de ontwikkeling van het
reële arbeidersinkomen
1).
Voor zover deze critiek bestaat
uit een verwijzing naar de reeds eerder in een publicatie

van het Centraal Sociaal Werkgevers Verbond toegepaste
methode om de invlo’ed van de kindrhijslag hij uiteen-
lopende gezinsgrootten te berekenen, heb ik daartegen op
zich zelf uiteraard geen bezwaar. Ik heb deze methode
alleen hierom niet nagevolgd, omdat ik meençle voor dc

strekking van mijn betoog – dat in hoofdzaak ten doel
had te bewijzen, dat ‘het i’eële arbeidersinkomen medio
1950 niet alleen ongunstiger was geworden dan in 1938/

1939, maar zelfs nog ten achter was geraakt hij 1946,
zodat er dus iets ter verhoging van dat inkomen diende
te gebeuren – daarvan te kunnen afzien. Ik verkreeg
daardoor tevens het voordeel van een overzichtelijke tabel,
die dooi’ de lezer geheel kon worden nagerekend, omdat
daarin niet slechts de resultaten, maar ook de bouwstenen
waren opgenomen.

Een ernstig verschil van mening tussen Roemers en
mij blijkt nu evenwel te bestaan omtrent één dezer bouw-
stenen, nI. het prijsindexeijfer van liet gezinsverbruik.
Door mij werd daarvoor het gemiddelde gekozen van de

‘)
Zie: ,,E.-S.B.” van 20 September 1950.

900
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN


8 November 1950


Indexcijfers gemiddelde reöle wcëkinkornsten
mannelijke meerderjarige industrie-arbeiders

Alle

industrie-arbeiders

.
Industrie-arbeiders

in

Amsterdam,
Rotterdam en ‘s-&ravenhage

Arbeiders

zonder
kinderbijslag

1
Arbeiders

met
ldindcrbij9lag
Arbeiders

zonder
kinderbijslag

1
Arbeiders

met
kinderbijslag
1938/39

100

,

1
oorlogse

1
reeks

gcmidd.
van

1
2
reeksen
vôôr-
oorlogse
reeks

gemidd.
van
2
reeksen

vddr-

1
oorlogse
reeks
gemidd.
van
2 reeksen –

vddr-

1

gcmidd.
oorlogse

1

van

i
reeks

2 reeksen
September/Octoher

9946

……………
94 98
1

96
100
83 87

.1
.

85
88
9
1

104
1

104
f10
87
1

92
1

91
96
..

.
104.
1

104
1

110
87
1

92
t

92
97
.September/Oc.tober

1947

…………….
Septemher/Oetober

1948

……………
97
1

102
1

103
1

108
85
1

89
1

90
95
September/October

1949

……………
Juni

1950

……..

.

……………
.92
97
1

97
1

102
80 85
1

85
90

prijsstijging volgens’ een vddi’oorlogs en volgens een na-

oorlogspakket, maardoor Roemers wordt thans bêtoogd,
dat ik mij uitsluitend op het védroorlogs pakket had nogen

baseren. Aangezien de prijsstijging volgens het vôéroorlogs

pakket niet onbelangrijk hoger is, zal het duidelijk zijn,

dat dit verschil van inzicht belangrijke gevolgen heeft

voor de berekening van het reële arbeidersinkomen. De

heer Roemers komt dienaangaande tot resultaten, die ca

5 pCt ongunstiger zijn dan die van ondergetekende, zoals

uit het bovenstaande staatje moge blijken.

In verband met dit niet onbelangrijke verschil, waaruit

bovendien zou volgen, dat zelfs nade jongste loonsverho-ging het gemiddelde reële weekinkomen exclusief kinder-

bijslag nog 3 pCt beneden dat. van 1938/39 lag, stel ik

er prijs op nog eens duidelijk uiteen te zetten, waarom ik
meen, dat het de voorkëur verdient het gemiddelde der

beide door het.C.B.S. gepubliceerde reeksen van prijsindex-

cijfers te kiezen.
Uitgangspunt daarvoor is geweest de overweging, dat

een prijsindexeijfer op vaste basis, na verloop van tijd

noodzakelijkerwijze te hoog gaat liggen. Dit vloeit onmid-

dellijk voort uit het feit, dat het gebaseerd blijft ôp een
onveranderlijk pakket, terwijl in de werkelijkheid als ge-

volg van de iooruitgang van cle techniek of door, andere
oorzaken nieuwe artikelen op de markt komen, die beter

of goedkoper zijn dan de tot dusver aangeschafte. De

consumenten zullen daarin aanleiding vinden vrschÛi-
vingen aan te brengen in hun consumptiepakket, teneinde

aldus voor minder geld eenzelfcle,bevrediging of voor het-.
zelfde geld een hogere bevi’ediging te verkrijgen. Indien

nu echter de prijsstijging gemeten wordt op, basis van een
vast pakket, komt vn deze reële verbetering hoegenaamd
niets tot uiting in het prijsindexcijfer van het gezinsver-
bruik. Dit indexcijfer geeft dan dus van de welvaart der
consumenten een te ongunstig beeld. –
Op deze grond kan men stellen, dat de door Roemers
berekende reële weekinkomsten in elk geval te laag zijn.
Een andere kwestie is nu echter, welk prijsindexcijfer
dan wel tot uitgangspunt dient’te worden gekozen. Het
indexcijfer op na-oorlogse en voortdurend met de ver-
anderingen in de consumptiegewoonten meegaande basis
komt hiervoor evenmin in aanmerking. Daarin worden nl.
weliswaar de hovenbedoelde verschuivingen geheel ver-
werkt, maar wordt automatisch tevens nog een andere
categorie van verschuivingen opgenomen, nl. die, welke
een gev’olg zijn van het zô sterk in prijs stijgen van bepaalde

artikelen, dat de consumenten gedwongen worden deze

artikelen te vervangen door andere, die goedkoper zijn
maar dan ook minder bevrediging schenken. Zou men dee

tweede categorie van verschuivingen niet elimineren, dan
zou daardoor een te gunstig beeld van de welvaart der
consumenten worden gegeven.
Uit het voorgâande volgt, dat dc waarheid ergens tussen
deze beide uitersten in moet liggen. Om deze waarheid te
ontdelcken stelt Roerners nu voor nauwkeurig te gaan
onderzoeken of de wijzigingen in het goederenpaklcet door


veranderingen in de verbruiksgewoonten dan wel door
prijsverhogingen zijn veroorzaakt. In afvachtirig daarvan
wil hij dan het reële inkomen blijven meten op basis van

het védroorlogs pakket, met andere woorden: stelt hij voor

tot zo lang bewust en systematisch van dat reële inkomen

een te ongunstig beeld te geven 1-let is uiteraard dit laatste,

‘waartegen mijn bezwai’en zijn gei’icht. Indien men een,.

eenzijdige keuze wil gaan malcen, kan men met precies

evenveel (on)recht daarvoor het na-oorlogs pakket uit-
kiezen.

Ik heb getracht aan dit dilemma zo goed mogelijk te

ontkomen door mijn berekeningen te baseren op het ge-

middelde der beide indexcijfers. Dit betekent niet, dat ik.
een onderzoek, als door Roemers voorgesteld, niet nuttig
zou ‘achten, maar wèl, dat in afwachting daarvan de door’

mij gedane keuze mi. als de meest redelijke dient te worden
beschouwd. Ik moge er intussen nog op wijzen, dat deze

keuze lang niet zo willekeui’ig is als Roemers schijnt te

denken. In de economische. theorie js het onderhavige
probleem nI. allerminst onbekend en dooi’ verschillende

auteurs is getracht met behulp van wiskundige berekenin-

gen een oplossing te vinden. ‘Door Irving Fisher is op
grond daarvan verdedigd, dat het meest ideale indexcijfer
kan worden e.vonden door de wortel te’ trekken uit het

product dci’ beide indexcijfers, terwijl Frisch via een

aantal zeer ingewikkelde afleidingen tot een formule is
gekomen, waarvan het practische resultaat nagenoeg daar-

aan gelijk is
2
).

De ‘door deze beide auteui’s vel’dedigde methoden heb-

ben dus vrijwel hetzelfde effect als het door mij gekozen
gemiddelde en ik meen derhalve, voor zover het beschik-
baretatistische materiaal zulks toelaat, het reële arheider-inkomen op het juiste niveau te hebben geschat.

In dit’verband is het nog bijzonder belangwekkend te
weten, dat ‘bok in de berekeningen van Oomens, waarop
Roemers zich aan het slot van zijn artikel bëroept om de

stijging van de consumptie per hoofd der bevolking sedert
1938 te bewijzen, gebi’uik is gemaakt van de formule van
Irving ‘Fisher. Zou Oomens de methode-Roemers hebben.

gevolgd, dan zou hij een lager reëel nationaal inkomen en

een geringere consumptiestijging hebben gevonden! Overi-
gens dient te worden opgemerkt, dat de’ door Oomens
begin 1949 gebi’uikte voorlopige cijfers blijkens latere
definitievepublicaties van het C.B.S. te hoog zijn geweest.
Als voorhéeld worde vermeld, dat dete auteur voor 1948 een reëel nationaal inkomen per hoofd der bevolking op-

geeft van 105 pct ten opzichte van 1938, terwijl het C.B.S.
nadien 102 pCt heeft gepubliceerd. Het is dus niet erg
verantwoord de cijfers van Oomens thans nog ongecori’i-

geerd over te nemen.

Een dnkel woord moge ik tehsiotte nog zeggen over de
kwestie van het brood. De door de prijzenpolitiek van de
Regering veroorzaakte verschuiving van zuiver wittebi’ood
naar het zogenaamde A-brood noemt Roemers als een
voorbeeld van welvaat’tsvermindering. Dat dit A-brood

gezonder is dan liet wittebrood, vindt hij weliswd.ar ,,niet
onbelangrijk, maar voor een economische analysé weinig
relevant”. Met betrekking tot dit onderdeel zbu Roemers
dus in elk geval het ïndexcijfei’ op basis van het vôdroor-
logs paklcet – toen vrijwel uitsluitend wittebrood werd
gegeten – willen aanhouden. ik hen het hier volstrekt
niet mee eens en zie hierin ccii voorbeeld, dat men ook hij

‘) Economisch-Statistische Onderzoekingen, Juni
‘1947.

TpP

8 Noveniber 1950 .

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

901

aavaardirg van de wenselijkheid- van nader onderzoek

toch over de concrete uitwerking nog van mening kan

verschillen. Naar mijn mening gaat het er uitsluitend om, of het nieuwe artikel, dat in de plaats van het oude komt,

al of niet dezelfde objectieve bevredigingsmogelijkheden biedt. Is dit laatste het geval, dan dient in de verschuiving

geen .welvaartsvrrnindering te worden gezien,’ ook niet

indien de consumenten eigener beweging niet licht tot die

verschuiving zouden zijn overgegaan eri indien zij daartoe

voornamelijk worden gedwongen, dôor de prijsstijging. Niet
het element der prijsstijging mag hier mi. als het criteriu’m

worden beschouwd, doch uitsluitend de vraag, in hoeverre
de objectieve hevredigingsmogelijkheden gelijk zijn ge-

bleven.

**
*

l’sr
asc
h
r
ijt.

Dr Van Dierendonck behandelt in zijn ingezonden stuk

drie punten:

Hij verdedigt zijn methode om niet te onderscheiden
naar de verschillende gezinsgrootte met het argument,

dat zijn o’erzicht dientengevolge aan overzichtelijkheid
won. Wij betoogden echter, dat het door hem voor ge-
zinnen met kinderen berekende cijfer niet op deze ge-
zinnen, doch op het gemiddelde van gezinnën met en

zonder kinderen betrekking had. Het ware interessant te
vernemen, of Dr Van Dierendonck bij nadere overweging
met deze zienswijze instemt.

liet belangrijkste punt is zonder twijfel het menings

verschil omtrent de basis, waarvan voor de meting van het

indexcijfer voor de prijzen van het gezinsverbruik moet
worden uitgegaan. Wij hebben in ons artikel niet ontkend,
dat aan de door ons gekozen maatstaf bezwaren kleven.

Ook de thans door Dr Van Dierendonck aangevoerde
argumenten hehben ons niet, kunnen overtuigen, ‘dat de fouten aan de door hem gekozen inaatsLaf van geringer
omvang zijn. Zou er geen tweede wereldoorlog zijn geveest,
dan zou zijn standpunt aanzi’enlijk sterker zijn. Mar juist
de oorlog heeft wijzigingen in het huishoudbudget teweeg

gebracht, cliè niet door een verandering in verbruiks-
gewoon ten, maai d oor een sterke, prijsstijging van bepaalde
artikelen is veroorzaakt. Wij hebbn de indruk, dat in deze

periode de laatste factor veel sterker heeft gewerkt dan de
eerste. Wij zijn dan ook van oordeel, dat vn een alge-,
meen geldende formule, als door Di Van Dierendonck genoemd wordt, geen sprake kan zijn. Die formule zal

moeten variëren naarmate de veranderingen in verbruiks-
gew’oonten dan wei cle prijsstijgingen de samenstelling
van het huishoudbudget beinvloeden. Wij hebben cle
indruk, dat de factor vap
cie
prijsstijgingen in de betref-
fende periode het zwaarst heeft gewogen. •En dat recht-vaardigt de keuze van onze maatstaf.

Tenslotte cie ‘hroodkwestie, Dr, Van Dierendonck
springt hier plotseling van de waârdering van de consu-
ment over op de objectieve ‘voedingswaarde van het
brood. Wij schreven reeds, dat wij dat laatste niet onbe-
langrijk achten. Wij kunnen ons voorstellen, dat men een
welvaartsvermindering, die de voedingswaarde van het
levensmiddelenpakket niet aantast, bereid is te accep-
teren. Iie t begrip van de , ,ohjectieve bevredigingsmogelijk-
heden” is echter voor de beoordeling .van de individuele
welvaart niet te hanteren. Men zou op deze wijze kunnen
verdedigen,dat water de dorst evenzeer hevredigt dan de andere door ons gebruikte middelen en op grond hiervan
de prijsstijging van deze andere middelen hij de beoordeling
van het reële ,inkomen buiten beschouwing kunnen laten.
Op deze weg kunnen wij Dr Van Dierendonck niet volgen.

Amsterdam.

Drs D. ROEMERS.

LONDON LETTER,

rçh
e
resignation of Sir Stafford .Cripps from the offi,ce

of Chancellor of the Exehequer was received in London
with widespread and, so far as can be judged, sincere

regret. There ,vere many parts of his policy to which the’

City was violently opposed but his reversal of his prede-

cessor’s ruinous policy and his determination to try to

revive British economy, even, at the’ cost of his own

health, were appreciated hy his political opponents.

The City, not unnathrally, lookeci at Mr. Gaitskell in

order to find some indication of w’hat his future policy
will he. And invariably. ‘the analysis has ended with that
signal of hojelessness – ,,time will teli”. Will, asked one

commentator, the new Chancelior revalue the pound?

This seems more unlikely than ever for Mr. Gaitskell is
credited in some quarters as being the man who brooght
about the change in policy in September, 1949. 1f that be

true, he is not likely lightly to throw away the impi’ove-

ments which have followed devaluation and to risk by premature revaluation. a further devaluation, either to
the now existing level or to a lower level.

The Çhancellor is, however, not a free agent to inaugu-

rate some fresh policy. 11e, loo, bas inherited a legacy
from his predecessor. But whereas Sir Stafford’s work
was to increase cenfidence in the British pound overseas
and to restore ‘the balance in overseas trade, Mr. Gaitskeli’s

task is at home. Much of Sir Stafford’s suceess came froni
the success of his wage-freezing policy.

rfhiS restraint is now at a’n end. It is truc that during

the first nine months of this year, vage claims amounting ‘to a mere £ 590,000 per week have been granted, ,but the
smallness of these awards is a measure of the manner in which wage claims have been deferred. It has been

reckoned that wage claims costing about £ 400 millions
a year are in the offing and that a large proportion of
these will have to be met in the near future. The same
calculation goes oh to compare the tlireatened inerease
with the total wage bill of £ 4,280 millions. 1f the assump
tion’that few of thee outstanding claims can be vhittled
away is correct, the Chancelloi’ has to reckon w’ith an
addition in a few rnonths of about 10 pei’ cent. to the
wage bill ofthe country. This would be equal to the
rise which has taken place during’ the last three years.
The consequences will be far-reaching. Either this extra
money has to come Out of profits (and the Chancellor
would’ lose revenue, for company taxation fluctuates
betw’een 55 and 65 per cent., whei’eas personal taxation

of the workers moves between nil and 35 per cent.) or will
be passed on in higher prices to the consumers. –
– The second of these – alternatives will hring the new
Chancellor up against the problem of the eest of livin”
wliich will be as persistent as that of overseas trade and

balance of ‘payments was to Sir Stafford. The outstanding
wage claims are the result of the desire of the woi’kers to
take a grhater share of the increased production; ôr
heeause highei’ prices are.depressing the standard of living.
The official’ index which purports to reflect changes in
the eest 6f living bas been too successful in demonstrating
a preservation of the old order. Since the middle of 1947,
the mdcv has risen by 14 per cent. – or about the same
amount as wages. More and more people are inclining to
– the view that the index is ,,rigged”. And in this contention they receive support from these who understand statistics.
One writer bas discovered that the general increase in
the strength of beer withont a coi’responding increase in
price – this was one of the features of the last Budget –
effected the drink and tobacco group as much as the whole
of the inereases in food priees. It is small wonder that the
w’orkers’ wives are distrusting the official index.
• Its short-comings have been attacked in another way.
In the FloiTse of Lords this week, Lord Salisbui’y, gave
the prices .of three articles aL the heginning of the year

902

ECONÔMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 November 1950

and when he spoke; Axminster carpets have risen by

40 per cent., material for women’s frocks by 5 Gper cent.,

and ladies shoes hy 21 per cent. Yet all this time, the

official index moved by less than 1 jer cent. The attack
is developing along another front; since the amount of

purchase tax payable is calculated on a percentage basis
(the three steps are
331,
66
2
/
3
and 100 per cent.) it follows

that any increase in the wholesale pricè will automatically

raise the amouit of purchase tax payable and aggravate
stili further the original mo”ement. The extent to whieh

the Treasury benefits from higher prices as distinct from

bigger sales is not known; it can probably be estimated

in only the broadest outline. But the principle that the

Government is taxing the people harder as the standard

of living falis is raising opposition, which will increase as

Budget day draws nearer.

Just as Sir Stafford’s preoccupation with overseas

problems had repercussions at home, so Mr. Gaitskell’s

attempt to solve domestic prohiems will affect commerce

overseas. 1f tiie wage increases granted are allowed to

raise prices, some movetnent in prices for eports will

ensue. This rnight seem to be a very satisfactory result,

for while export prices are now 21 percent. above the 1947

level, imports are costing 34 per cent. more. But this
hardly seems the time to indulge in an all round increase

in overseas price because of the vage factor; changes from

higher prices of raw materials will be bad enough. rçh
e

Chancellor will have to weigli very carefully the effect
which such changes would have on our newly acquired

balances of gold and dollars.

The Chancellor might, of course, try to avoid these

probiems hy cutting down profits, either hy forcing

employers to pay higher wages out of profits or by increas-
ing subsidies on necessities at the expense of higher
taxation. But the last month has witnessec] -the departure

of a number of important mining companies from London

for territories where the tax burden is less onerous. Thë

loss to the Treasury is relatively small and the number
of companies which can take this course is severely
limited. Nevertlieless, it does constitute a new flight of

money from this country and, what is more important

but eten less capable of statistical n\easurement, a refusal
of foreign investors, to finance and run industry. Confïdenc
0

will not be strengthened hy this migration.

What then is the solution? A return to price controls
already abandoned would have to take in account the
elements of wage and raw material costs. The rearmament
programme would ahsorb any savings which could be

affected in Government expenditure, and a return to con-
trois is not very promising for any pruning. The cost of
living in a country such as this is dependent on the world
price of commodities. And with tin rising above £ 1,000

per ton rubber over 5 s. per 1h, wool prices going through
the roof and cotton prices following, the only course
open appears to be that of international co-operation
50
that stock-piling will not influence the market so greatly.
This solution, however, raises the other problem that

any drop in tin, rubber and wool prices will greatly
affect the income of the sterling area and hence the gold
and dollar reserves. The remedy appears to be mpre in the

hands of the United States than in Mr. Gaitskell’s, for a
cessation of the scramble

for commodities for stock piiin
and the continuance of Marshail Aid would overcome the
obstacles. No wonder that commentators here cannot

divine the new Chancellor’s tactics, except to continue
taxation at a high level.

Loncion,
November
3, 1950.

HENRY IIAKE

BOEKBESPREKING.

TAChTIG JAREN VAREN MET DE. ,,NEDERLAND”.

Dit naar aanleiding van het 80-jarig bestaan van de

N.V. Stoomvaart Maatschappij Nederland in Mei jI.

door de directie uitgegeven historisch overzicht van de
ontwikkeling en groei dezer voor ons land zo belangrijke

onderneming, is eeh aanwinst voor de, literatuur op het

terrein, waarop ons land êeuwen lang reeds een rol van zo

grote betekenis vervult, nI. de zeevaart onder de Neder-
landse vlag.

• Samengesteld door Prof. Di’ 1. J. Brugmans is dit ge-

denkboek, derde in, de tot dusver verschenen trits, gewor-

den tot een standaardwerk, waarmede zowel de auteur als

do rederij eer inleggen. Het derde in de trits der gedenk-

schriften in de loop der tijden door d Maatschappij Neder-

land uitgegeven! I-Ie.t eerste, van de hand van de oprichter

en eerste directeur, Jan Boissevain, belichtte uitvoerig de

lotgvalln gedurende de eerste vijf en twintig jaren.

Jaren, vooral aanvankelijk, van voortdurende concurrentie-

dreiging, van het overwinnen der moeilijkheden inhaerent

aan de in de eerste jaren na 1870 nog prille stoomvaart.

Jaren ook van economische moeilijkheden, maar nochtans

een periode van stâge groei. 1-let tweede gedenkboek

van de hand van Dr M. G. de Boer, dat in 1920 verscheen,
beschrijft ‘uitvoei’ig de geschiedenis der eerste vijftig

bestaansjaren, terwijl het thans gepubliceerde deel van de
bekwame hand van de Amsterdamse hoogleraar de lezer,
na een eerste hoofdstuk, dat in vogelvlucht de voorge-

schiedenis van de stoomvaart naar de Oost beschrijft,
brengt tot aan de tweede wereldoorlog.

De autèur heeft er naar gestreefd en de rijke inhoud van

dit gedenkboek levert het welsprekend bewijs van het

slagen dezer poging, een economische géschiedenis van de
Maatschappij Nederland te geven en haar ontwikkeling en groei t schetsen tegen de achtergrond van de econo-

mische ontwikkelingsgang zo in Nederland en Indonesië
als in,de onderscheiden delen der aarde,waar de vlag der
maatschappij zich vertoont..

De economische ontwikkelingsgang in Nederland èn
in Indonesië! Inderdaad, want dit gedenkboek en dit is

mede een zijner verdiensten, geeft niet slechts een duide-lijk beeld van de groei der onderneming zelve, maar toont
tevens wat ook Indonesië heeft te danken aan de nauwe
banden, die het tot yoor kort met ons land verbonden.

Zij, die maar al te zeer geneigd zijn de invloed te onder-
schatten, welke de voormalige verhouding op de econo-mische ontwikkeling ook, ja vooral, van Indonesië heeft
gehad, zij de lectuur van dit boek aanbevolen! Het daarin

verwerkte cijfermateriaal en de grafieken ‘spreken een
duidelijke taal en tonen, dat hôezeer ook het economisch
bestel van ons land de heilzame invloed heeft ondergaan.
van de vruchtbare wisselwerking der wedei’zijdse be-
trekkingen, het tot zo grote hoogte van ontwikkeling

brengen van de Indonesische cultures, van de delfstoffen-winning, kortom van de Indonesische economie in al haar
geledingen, waardoor bestaansmogelijkheden werden ge-
boden aan een snel toenemende bevolking, niet mogelijk
ware geweest zonder de nauw’e samenwerking in het ver-
leden met ons land.

Dat de Maatschappij Nederland tezamen met do
Koninldijke Rotterdamse Lioyd in aanzienlijke mate tot
de ontsluiting der. welvaartsbronnen in Indonesië heeft
bijgedragen, behoeft geen betoog en de stelling, dat
zonder deze beide ondernemingen en de op haar initiatief
in de loop der jaren tot stand gekomen inter-insulaire

verbindingen het ontw’ikkelingstempo een geheel ander
zou zijn geweest, is dan ook stellig gewettigd. –
In eigen kracht, nimmer vragend om noch aangewezen

Op
regeringssteurt, steeds indactig het ,,gouverner c’est
prévoir”, mcde tot uitdrukking komend in de
Opl)Ouw
ener vloi van mail- en vrachtschepen, die als het ware
aiiticipeerde op toekomstige behoeften en steeds exem-

S November 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

903

plarisch is geweest vooi’ de prestaties op scheepshouwkundig

gebied,, is de Maatschappij Nederland een dier sprekende

voorbeelden van stoere ondernemingszin en handhaaft

‘zij als zodanig de glorierijke traditie van Amsterdam met

zijn rijk verleden, culminerend, het dient erkend, in de
gouden eeuw maar levend tot op de huidige dag.

Aan de met grote zorg geïllustreerde tekst is een aantal

routekaarten toegevoegd, dat aantoont hoezeer het bedrijf
en de bevaren trajecten sedert 1870 zijn uitgebreid. Naast

de hoofdlijn Europa-Indonesië, onderverdeeld in een
passagiers- en een vrachtdienst, zijn daar de Java-New

Yorklijn, de Silver en Java-Pacificlijnen A, C, .E en F-
diensten, alsmede de Nedlloyd Lijn. De laatste zes dezer
lijndiensten worden tezamen met andere rederijen onder-

houden. Zij geven een beeld van de ontwikkelingsgang

der onderneming, welker schepen in de letterlijke zin de
wereldzeeëf bevaren en die getoond heeft niet slechts een

open oog te hebben voor de mogelijkheden, welke de
wereidhandel in het bijzonder sedert liet begin dezer eeuw

biedt, maar tevens bereid te zijn pioniersarbeid te ver-

richten en daarmede risico’s te aanvaarden, indachtig het

oude adagiurn ,de handel volgt de vlag”!
Het derde gedenkboek der. ,,Nederland” vormt een

boeiend en leerzaam hoofdstuk in de geschiedenis dezer
rederij, waarin de beste eigenschappen van de Nederlandse

volksaard belichaamd zijn!
Mij rest slechts naast een woord van lof voor de ver-zorgde uitvoering van dit gedenkboek en voor de wijze
waarop Prof. Brugmans de rijke stof heeft verwerkt, de
wens uit te spreken, dat eenmaal, wanneer de ,,Nede
.
rland”

haar eerste eeuwgetij zal hebben bereikt, van haar getuigd
zal kunnen worden, dat zij storm en ongetij trotserend, staat als een monument van Nederland’s doorzettings-
vermogen en kunde en als zodanig vormt één der pijlers,

waarop ‘s lands welvaart rust.

RottcrIam.

C. VERMEY.

INTERNATIONALE NOTITIES.

TOIJIUSMEIN FIIAIKRIJ1..
Enige tijd geleden verklaarde de voorzitter van het

,,Comité National du Tourisme”, dat het vreemdelingen-
verkeer een van de belangrijkste Franse bedrijfstakken
is geworden. Deze bewering wordt, aldus ,,l’ Economie”
van 26 October jI., door de tot nu toe beschikbaar gekomen
gegevens bevestigd. In dè ioop van het eerste halijjaar
1950 – dus nog v65r het begin van het eigenlijke seizoen –
bedroegen de dollarontvangsten uit hoofde .van tourisme.
S 35,8 mln, een bedrag, dat de totale waarde van de uit-
voer naar het dollargebied gedurende dezelfde periode,
nl. $ 36,1 mlt, vrijwel benadert.
rlen
opzichte van de
overeenkoinstige periode van 1949, gedurende welke de
ontvangsten van touristeD uit het dollargebied slechts
$ 13,9 mln bedroegen, is er dus sprake van een belangrijke

verbetering. Ook de andere deviezeninkomsten uit hoofde van touris-
me namen aanzienlijk toe; de inkomsten aan ponden ster-
ling van £ 3 mln tot £ 5,6 mln en die aan Ziitserse francs
van frs 6,3 tot frs 12,3 mln. be
enige uitzondering op deze

regel vormden •de ontvangsten aan Belgische fracs, die
daalden van îrs 305 min tot frs 223,4 mln. De totale
deviezeninkomsten uit hoofde van tdurisme sedert de
bevrijding w’orden geschat op frs 350 rnrd, waarvan frs 90
mrd voor rekening komt van het jaar 1940. In 1950 be-
zochten meer dan 3 min vreemdelingen Frankrijk, tegen
1,9mln in 1929, het vooroorlogse recordjaar. Op basis van
de tot dusver beschikbare gegevens voor 1950 is het zeer

waarschijnlijk, dat de inkomsten uit hoQfde van vreemde-
lingenverkeer bijna het gehele deficit van de lopende
handelsbalans zullen dekken.
Voorts heeft het tourisme in aanzienlijke m,ate bijge-dragen tot verlaging van de cir.culatie van Franse bank:

biljetten in het buitenland en tot liet doen terugkeren van

Franse bankbiljetten naar Frankrijk, terwijl eveneens de

koers van de franc in het buitenland w’erd verstevigd.

Enkele buitenlandse banken, mii. de ,,Bank of England”,
hebben bovendien hij de ,,Banque de France” bankbiljetten

moeten kopen teneinde aan de vraag der touristen te kun-

nen voldoen.

De tot nu toe bereikte resultaten zijn te meer opmerkelijk,

indien men bedenkt, dat het jaar 1950, wat liet tourisme betreft, met enige zorg tegemoet werd gezien. Enerzijds

vreesde men ni., dat de internationale toestand zijn

invloed zou uitoefenen, anderzijds is de concurrentie,
hetzij onder invloed van intensieve propaganda, zoals die
in Italië naar aanleiding van het Heilig Jaar werd gevoerd,

hetzij door depohitiek van kunstmatig lage prijzen, die

in Oostenrijk en Spanje werd toegepast, verscherpt.
De toekomst wordt met vertrouwed tegemoet gezien.
Niettemin is het taak, aldus genoemd blad, de propaganda,.

die in 22 landen is gevoerd, niet te doen verflauwen.

Bovendien moet d6 huidige actie tot modernisering van

de hiotelacconiodaie worden voortgezet, teneinde de gasten
het maximum aan comfort, dat hen moet stimuleren hun

verblijf te verlengen en dat hen tot propagandisten voor het tourisme in Frankrijk moet maken, te bieden.
Tenslotte is het noodzakelijk, dat het Franse hotel-
bedrijf, dat, wat ,,sei’vice” en prijzen betreft, de buiten-

landse concurrentie het hoofd kan bieden, geen verzwaring
van fiscale lasten ondergaat. Het hotelwezen en het vreem-

delingenverleer worden iii. nog steeds als luxe beschouwd.
Wanneer men een dergelijke verkeerde mening huldigt en
de fiscale lasten verzwaart, dankan daaruit slechts een

prijsverhoging in deze sector voortvloeien, terwijl de
pogingen om liet hotelwezen te moderniseren zullen worden
geremd. Frankrijk zal dan de concurrentie niet kunnen
volhouden en het resultaat zal zijn, dat de deviezen-
inkomsten uit hoofde van tourisme zullen teiuglopen.
Men moet nl. niet vergeten, zegt ,,L’Economie”, dat het
nieiendeel der vreemdelingen tot de middenstand behoort;

37 pCt van de Amerikaanse touristen had een inkomen van
S 3.000
a
$ 5.000 per jaar, 34pCt een inkomen van $ 5.000

$ 10.000, terwijl minder dan ‘/ der Amerikaanse touristen
tot de gefortuneerde klasse behoorde.

Indien de Overheid wenst, dat he.t vreemdelingenverkeer
een van de belangrijkste factoren blijft, die betalings-
balansevenwicht mogelijk maken, çlan zal zij met boven-

staande overwegingen ter dege rekening moeten houden.

MEDICIJN VOOR INDIA’S ARMOEDE.

Verreiveg het grootste ontwikkelingsplan, dat op cle
kortgeleden gehouden , ,Com monwealth Conference” is
besproken, is dat voor India. Dit plan behelst een uitgave
van ongeveer £ 1.380 mln, waarvan een belangrijk deel
zal worden bestemd voor cle landbouw. Dit is geen over-
bodige luxé, want, hoewel
3/4
van India’s bevolking van de landbouw leeft, is deze het minst productief van alle
bedrijfstakken in dit land. De opbrengsten zijn momenteel
niet hoger dan iq de tijd van lloeddha, zegt ,,The Econo-
mist” van 28 October 1950.,

Doordat de landbouw stationnaii blijft en de bevolking
ieder jaar met 1 pCt toeneemt, daalt de levensstandaard
ten plattelande onrustbareiid. Er is slecht.s één geculli-
veerde acre beschikbaar voor ieder der 250 mln mensen,
die op liet land hun bestaan vinden en deze éne acre

brengt slechts ‘/ van de hoeveelheid rijst in Japan, of 1/3
van de hoeveelheid katoen in de Verenigde Staten op.
De onvermijdelijke gevolgen hiervan zijn een passieve
betalingsbalans en onmenselijke armôede voor millioenen
inwoners. India heeft een groter met granen bebouwd
areaal dan welk land ter wereld ook, maar in 1.949 moest
het land 31 mln ton voedseigranen importeren. Desbndanks

moesten meer dan 130 mln mensen tevreden zijn met

004

ECONO1vûSCH-STATISTISCHE BERICHTEN

S I’ovember 1950

1.500 calorieën
pci
dag – liet diëet van de minst begun-

stigde klasse in Duitsland in de tijd, dat de honger in

Duitsland liet geweten van Amerika en Engeland bezwaar-

de. Hoewel geen lenkel land, uitgezonderd de Verenigde
Staten, een groter met katoen bebouwd areaal heeft dan

India, was er in dit land in 1949 per inwoner slechts de

helft van de hoeveelheid kleding beschikbaar van de

inwoner aan de Goudkust:

Daarom moet cle agrarische productie worden opge-

voerd, zegt ,,The Economist”. Indien India’s grond even

‘productief kon worden gemaakt als die van Japan, dan

zouden er geen betalingsmoeilijkheden en geen nijpende

armoede meer zijn. Indien de voedselproductie kon worden

opgevoerd van 60 tot 74 mln ton per jaar en het aantal balen

jute en katoen van7 3 mln elk tot 5 mln, dan zouden

rantsoenering, ontwikkelingsbelemmeringei en gevoelig

heid voor economische pressie van de zijde van Pakistan

,,all be swept away in a great economie renaissance”.

De geneesmiddelen liggen, aldus genoemd blad, voor de

hand; de voornaamste zijn meststoffên en water. Door-

dat eeuwenlang stikstofverbruikende’granen zijn ver-

bouwd zonder aanvulling, is de grond uitgeput. De religie
verbiedt liet gebruik van faecaliën, huisvuil werd verspild

en koemest werd gebruikt als brandstof. Voorts ligt het
land zelden braak en wordt liet nooit gebruikt als gas-

land. Ernstiger nog is het gebrek aan water; slechts
2/5

van het bebouwde areaal is zeker van voldoende water
en de rest is afhankelijk van de moesson, die altijd ergens

te kort schiet.
Allereerst is noodzakelijk, dat ieder onsje huisvuil

en koemest wordt getransformeerd in compost. Dit
alleen is reeds voldoende om de productie niet 30 pCt op
te voeren. Op enigszins groter schaal kan evenwel slechts
resultaat worden verkregen door verhoging van het

kunstmestverhruik. India verbruikt per jaar nl. slechts
250.000 tQn, U. ‘t van het verbruik van Japan, voor een
vijftienmaal zo groot aantal acres. De Regering beseft de

noodzaak van verhoging van het kunstniestverbruik ter
dege en bouwt een fabriek, die na vijf jaar 500.000 ton
er jaar zal produceren. Eén zo’n fabriek is evenwel niet

voldoende, zegt ,,The Economist”, er moeten er minstens

zes worden gebouwd. Voorts dienen de irrigatiewerken
te worden uitgebreid, terwijl braakland vruchtbaar nioet
worden gemaakt. Vail dè overige maatregelen kunnen
o.a. betere verkaveling, efficiënter gebruik van de vee-

stapel en onderwijsverbetering worden genoemd. ,,Then,
at last, production might ovet-take the hahies with whom
it has been running a losing race”.

uitbreiding van de sceondaire industrie in Nieuv Zuid-

Wales en Victoi-ia belemmert, zal voorgoed, overwonnen

zijn en vele nieuwe industrieën zullen tot onlw’ikkeling

kunnen komen. Bovendien is er, aangezien energie goed-
koper is naarmate zij dichter bij de plaats van opwekking

i’ordt verbruikt, reden om aan te nemen, dat- liet Noord-
oosten van Victoria en het Zuidoosten van Nieuw Zuid-

Wales – tot nu toe onontwikkelde gebieden – in de toe-

komst belangrijke industriecentra zullen worden. Een

dergelijke decentralisatie zou niet alleen een vërdere

,,verdichting” van de bestaande industriële centra voor-

komen, maar tevens een spreiding van de, voor de nationale

verdediging belangrijke, industrieën mogelijk maken. Ten-

slotte gaan niet dit project plannen gepaard tot de bouw

van munitiefabrieken in de buurt van Canberra en in de

Australische Alpen, alsmede een plan van de Regering

tot atoomonderzoekingen.

De totale kosten van liet project, dat als nevendoel een

aanienlijke uitbreiding van de bestaande irrigatiewerken
heeft, worden geschat
0
1) £ A. 225 mln en de benodigde tijd
om het gehele plan te vôltooien wordt geraanid op 20 jaar.

Op de hoge kosten en de lange tijdsduur is enige critiek

uitgeoefend, maar deze beide factoren worden, aldus ,,The

National Bank of Australasia”, in belangrijke mate ge-
compenseerd. Immers, het project wordt in verschillende
stadia voltooid; reeds in 1954 zal liet eerste gedeelte, dat

60.000 kilowatt energie oplevert, beschikbaar komen en

in 1956 een tweedë gedeelte van 90.000 kilowatt. De hoge

kapitaalsuitgaven zullen op de lange termijn worden ge-

compenseerd door liet feit, dat de bedrijfskosten van de

krachtstations vèel lager zijn dafi de kosten van de met
steenkool en stoom werkende energiebedrijven, die anders
zouden moeten worden gebouwd. Volgens officiële ra-

mingen zal de door het ,,Snowy Mountains”-project ge-
leverde energie kunnen worden verkocht tegen de helft

van de gemiddelde kosten vmn de huidige electrische
energie.

Uiteraard zal er tijdens de uitvoering van het plan een

grote vraag naar arbeidskrachten en grondstoffen worden

uitgeoefend. 1-let ligt evenwel in de bedoeling zoveel
mogelijk arbeidskrachten – 75 pCt – en schaarse grond-

stoffen uit het buitenland •te betrekken, om aldus de in-
vloed van het project op het beperkte arheids- en grond-stoffenreservoir zo gering mogelijk te doen zijn. In deze
tijd, waarin vergroting van Australië’s industriepotentieel
als een zaak van het allerhoogste belang moet worden

beschouwd, mag het
,,Snowy
Mountains”-project word en
gezien als de sleutel voor een uitgebreid ontwikkelings-
programma, besluit ,,The National Bank of Australasia”.

PLANNEN VOOR ENEROIE.OPWEICE!NG IN ÂUSTRALLE.

De Regeringen van de ,,Commonwealth”, Nieuw Zuid-
Wales en Victoria hebben gezamenlijk een plan ontworpen
om het water van de Snowy River, de Murray, de Murrum-
bidgee en de Tumut aan te wenden voor energie-opwekking
en irrigatie. Dit grootste project -in de geschiedenis van

Australië belooft, aldus ,,Thc National Bank of Australa-
sia” in haar uitgave van 11 October jI., de economische
toestand van geheel Zald-Oost-Austi-alië grondig te zullen

wijzigen.

Het ,,Snowy Mountains hydro-electric scheme” bestaat
uit twee delen, het
ryurnlitprojec.t
en het Snowy-Murray

project, die, wanneer zij zullen zijn voltooid, tezamen
naar schatting 2,62 mln kilowatt energie zullen leveren. lat is evenveel als 4 mln ton zwarte steenkool

1/3
van

Australië’s zwart& steenkoolpi’oductie – per jaar, of vijf-
maal zo veel als de totale capaciteit van de ,,Statc Electri-

city Commission of Victoria”.
De industriële ontwikkelingsmogelijkheden, die door
deze uitbreiding van Australië’s energiebronnen worden

geboden, zijn legio. liet enei’gietekort, dat momenteel de

GELD- EN KAPITAALMARKT.

De geldnumrkt.

De ultimo, die in het midden van de verslagweek viel,
bracht een aanzienlijke verkrapping op de geldmarkt

mede. Bij traditie geldt de gepasseerde maandwisseling
als moeilijk, hetgeen verband houdt met betalingen in
chartaal geld, die dan gewoonlijk in de agrarische sfeer
plaatsvinden. Behalve hieraan was de verkrapping ook
toe te schrijven aan het beroep, dooi’ enige lagei’e publiek-
rechtelijlce instellingen direct of indirect op de geldmarkt

gedaaw Ten gevolge van deze omstandigheden resteerde
er voor de discontohandelaars slechts een betrekkelijk
gering bedrag an callgeld. Velen hunner ivaren hierdoor
gedwongen terug te vallen op de circulatiebanlc; de voor-
schotten in rekening courant dezer instelling vertoönden

als gevolg hiervan in één week de zeei’ grote stijging van
f 63 min. Sommige discontohandelaai’s hereikten zelfs hun
maximum debet-stand en waren gedwongen papier onder

te brengen bij die geidgevers, die nog over middelen be-
sehilcten. Uiteraard kon dit slechts tegen hoge disconto’s
geschieden, nl. van 11 pCt of iets daaronder. ‘

w—

”r

p
rç77

Spoedig na de ultimo vond een ontspanning plaats.

Uitkeringen van het Rijk aan de gemeenten, en betaling

door de staat van bepaalde coupons van staatsieiiingen,

waren, naast de gebruikelijke terugvloeiing van bank-
papier uit het verkeer, oorzaak van een versterking van de

liquide middelen der banken. –

Aan het einde van de verslagweek waren de disconto’s

hierdoor aanzienlijk lager dan in het begin. Zo noteerde

één- t/m driemaandspapier tenslotte 1
1
/
8
_1+ pCt; vier-

en vijfmaandspapier pCt. De callgeldnotering werd
reeds op 2 Novémber van het maximum van 1 pCt tot.

1 pCt teruggebracht.

Dc kapitaalmarkt.

In de Tweede Kamer werd in de verslagwek een

compromis bereikt inzake de fiscale voorstellen. Flet
principe van compensatie van belastingverlaging op het

ene gebied door belastingverhoging op ander gebied bleef
behouden. handhaving van het monetaire evenwicht,

tegengaan van inflatie, blijft derhalve de grotelijn der

financiële overheidspolitiek. Uit algemeen economisch
oogpunt mag dit gezond worden genoemd; een koerspeil
verhogende factor vormt dit echter
niet. –

De lichte verschuiving van directe naar indirecte be-

lastingen, die de kern uitmaakt van liet compromis, en
die wellicht het sparen op de lange termijn enigszins kan
bevorderen, is voor liet aandelenkoersniveau in vergelijking.
hiermede slechts van secundaire betekenis. 1-let laatste

kan ook worden gezegd van de verzachting van de dividend-
beperking, die na een jarenlange’ lijdensweg, tenslotte toch

de vorige week het Staatsbiad bereikte.

Een specifieke ontwikkeling ondergingen gedurende de
verslagweek de. Indonesische fondsen, ten gevolge van
minder bemoedigende uitlatingen van Indonesische zijde.
De positie van degenen, die hun geld in deze fondsen
hebben belegd, verschilt niet zo veel van die van gijzelaars.
Dat liet koersniveau van Indonesische effecten, ondanks

alle gunstige berichten op economisch gebied, blijkens de
onderstaande indexcijfers momenteel de helft bedraagt
van liet vooroorlogse, tgen bij binnehiandse industriële
aandelen laet dubbele, moet dan ook wel’ gemotiveerd

worden geacht.
De ontwikkeling, welke gedurende de laatste twee ver-

slagweken op de obligatiemarkt heeft plaatsgevonden,
of liever niet heef t plaatsgevonden, illustreert nog eens
duidelijk, hoe zeer deze markt in structuur is veranderd
in vergelijking inet’véôr de oorlog. De koersen van staats-
fondsen bleken nl. totaal ongevoelig voor de kans, resp. Eet
afwenden daarvan, op een kabinetscrisis. Indien men
bedenkt, dat de Overheid nu eenmaal een zeer grote
invloed op de ren testand hier •te lande heeft, en dat de

richting en de mate, waarin deze invloed wordt uitgeoefend,
geheel vordt bepaald door de inzichten van de betreffende Minister en het Kabinet, dan zou enige koersbeweging bij

het ontstaan van, althans de mogelijkheid van, regerings-
wisseling in het geheel niet verwonderlijk zijn. Dat dit

niet heeft plaatsgevonden moet waarschijnlijk in de eerste
plaats worden toegeschreven aan het feit, dat liet grootste
gedeelte van de obligaties in handen is van institutionele
beleggers. Deze laten zich bij hun aan- en verkopen niet

leiden door dergelijke overwegingen; meestal kopen zij
een obligatie en laten haar tot de kfiossing in portefeuille.

I-ïiernaast is bij de resterende particuliere obligatiehouderS
in de loop der jaren vermoedelijk een zeker fatalisme ont-
staan, dat hen weerhoudt nog iets in staatsobligaties te
,,doen”. FIet aankeken van deze bèrustende stemming

is een der weinige maatrëgelen van opzettelijke markt-
beïnvloeding in het kader van de ,,goedkoop geldpolitiek”
in ons land geweest, en in deze heeft de Regering blij-
kens de ervaring der laatste weken haar doel wel bereikt.

Algemeen


………………
156,5
155,2
Industrie

………………..
222,7
221,8
cheepvaart

………………
164,9
1,66,1
Banken

………..

. ……….
17,O
126,8

Indon.

aandelen

…………
56,0
54,0
Aandelen

A.K.0.

……….
.. ……….
‘177
1,77
Philips

…………………..
231
232
1
1

Unilever

………………..
223
1
/
4

221
H.A.L.

………………….
1741/
4

175
Amsterdam Rubber

………..
131
1
/
4

124

I-I.V.A.

…………………..
12O
177

Kon.

Petroleum

…………
292 290
:

Staatsobligaties

2.

pCt

N.W.S

…………..
795/s 797f

3-3

pCt

1947

……………
977 /16

3

pCt

Invest.

certif .

……..
973/16

973/

3

pCt

Dollarlening

……….
96/
967/10

J. C.
B.

MEDEDELINGEN VOOR ECONOMISTEN,

REOISTER ROTTER])AMSE DOCTOR-EN EN DOCTORANIM.

Bij het
Economisch Arc’hief oan de Nederlandselie Econo-
inische Hoogeschool,
Pieter de I-Ioochweg 122, Rotterdam,
wordt thans een register ingericht van afgestudeerden
van de Nederlandsche Economische Hoogeschool. Aan

allen, die bij liet Economisch Archief bekend’ zijn, is dezer
dagen per circulaire verzocht spoedig opgave te doen van
hun adres en functie

Âan hen, die een dergelijk rondschi’ijven i’iiet ontvangen
hebben, Wordt vriendelijk verzdcht adres en functie aan
het Economisch Archief mede te delen. Bij zéér spoedige
opgave zal het nog mogelijk zijn de verstrekte gegevens
te verwerken in een boekje, ecrlang uit te geven vanwege

de Contact Commissie van Academisch-Gevormde Econo-
men, waarin gegevens omtrent afgestudeerden van Am-
sterdam, Rotteicfani en
rgilburg
wordeii opgenomen.
Met de registratie wordt beoogd het contact tussen de iloogeschool en haar alunini te dienen. lIet ligt ir de be-
doeling de afgestudeerden van Rotterdam voortaan
mededelingen te doen omtrent I-Ioogeschooldagen, confe

renties e.d. –
Van het verkrijgen van de adressen zal gebruik worden
gemaakt om aan hen, die hierop prijs blijken te stellen,
een exemplaar toe te zenden van de rede, op 18 September
door de Rector Magnificus, Prof. Ch. Glasz, ter gelegen-
heid van de overdracht’ van liet rectoraat gehouden.
In deze rede is na. een uiteenzetting gegeven omtrent de

recente veranderingèn in de studie aan de Nedemlandsche
Economische Iloogeschool. –
Van toekomstige mutaties, met betrekking tot adre
;
s of
functie, wordt het Economisch Archief uiteraard gaarne

op de hoogte gehouden.

rw
STATISTIEKEN.

NÂTIONALIS DANK VAN ZWITSERLAND.

(Voornaamste posten in millioenen francs).

Data

,n

°
mi
zi

31 Dec.

1946
14

Oct.

1950
23 Oct.

1950
31

Oct.

1950

4.949,9
6.099,6 6.074,0
6.071,5

158,0
367,1
329,9 328,5

238,7
135,3 137,3
138,9
52,7
41,3 41,3
4-1,3

4.000,7 4.230,3
4.228,4 4.367,4

1.163,7
2.246,5
2.182,7
2.049,1

r,

7
906

S
ECONÖMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 November 1950

DE NEDERLANDSCIUI
BANK.

NATIONALE BANK
VAN IIELOIË.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).

(Voot’naamste posten in millioenen franes).
1’I

one
0)
0
0
0
o
,_0•
.0.0
V
1H
2″3
eZO
00C!
ba

z
Cz
OCO
0
C

“.
Pq

30

Dec. ’46
700.876
4.434.786
100.816
153.109

._

2.744.151
25 Sept. ’50
889.492
335.456
964.666
54.274
2.757.921
2 Oct. ’50
889.812
342.422
908.469 85.880
2.823.851
9 Oct. ’50
890.084
307.266
990.720
1

54.530
2.774.476
16

Oct. ’50
890.476
346.568 982.285 57.783
2.741.816
23 Oct. ’50
890.788 383.630
919.301
59.191
2.733.210
30 Oct. ’50
891.075
383.899
913.490
122.209
2.808.715
6 Nov. ’50
891.395
383.376
902.885
51.441
2.790.517

Saldi in rekening courant

Cd
,-‘

.9
.q
0
)
5a
IO.5C
‘0
“!)
o
0
,
,,
cb
‘!
c!
!)
0.0
.,

30 Dec. ’46 25 Sept.’50
257.542
1209.569
1.631
50.534
584.146
406.934
2 Oct. ’50
174.579
1346.451
1.619
48.759
599.518
287.157
9 Oct. ’50
191.009
1346.451
1.604

1
56.941
641.159 276.004
16

Oct. ’50
239.000
1346.451
1.604
80.669
623.121
306.121
23 Oct. ’50
294.154 1387.874
504
51.015 396.404 395.861
30 Oct. ’50
287.046 1387.860
595

1
49.724
413.530
383.669
6 Nov. ’50
209.866
1387.860 592
55.901
426.842
402.072

DE JAVASCHE BANK.

(Voornaamste posten in duizende guldens).

.d .0
Cd
Cd
cl
0)

Data
.,


,…
.
.0

0)!,..

C
.00,
N’
0

Cd
0)00S
0o
0

.0
.’
..o

bO
0550,
OS)

31 Mrt

’47
27 Sept.

’50
4 Oct.

’50
11

Oct.

’50

477.080
715.033 715.036
715.036

35.363 91.235
96.494
103.699

33.256 14.847
14.835 14.801

85.402
210.432
206.634
211.063

255’201
2.124.888
2.148.821
2.202.115

Bankb Ijetten
Rekening courant
in omloop
saldi

Data
.2
1
55
.

.
0
t’00P
55
.

31 Mrt

1
453.816

27 Sept.

150

1
73.834
1.942.167
– –
812.965
4

Oct.

1
50

1
74.708
1.962.597


832.479
11

0ct.

’50

1
.75.077
2.045.855


810.293

Muntbiljettencirculatie per 31 Mrt 1947 f 646.830.979.
Munthiljettencirculatie per 27 Sept. 1950 f383.864.786,50.
Muntbiljettencirculatie per 4 Oct. 1950 f380.585.682,50.
Muntbiljettencirculatie per 11 Oct. 1950 1 383.675.019,50.

BANK VAN F13.ANKJUJK.

(Voornaamste posten in millionen francs).

o
Voorschottén aan de Staat
‘0
0

-..
0
0
0!
Data

00
00)0)
0
4.

0
0)
Pq

26 Dec.

1946
94.817
1i8.302
59.449
67.900.
426.000
5 Oct.

1950
182.785
395.603
60.042
t
168.900
426.000
12 Oct.

1950
182.785 398.858
60.042
168.400 426.000
19 Oct.

1950
182.785
390.522
60.042
1

167.200
426.000
26 Oct.

1950
182.785
400.221
60.042
162.600
426.000

Deposito’s
Bankbil


Accords
1
Data
jetten-
de
coöp.
circulatie
Totaal
Staat
écono-
Diversen
i
mique

26 Dec.

1946
1

721.865 63.458
5

Oct.

1950 11.500.077
138.353
97
4.205
134.052
12 Oct.

1950
1
1.493.091
141.023
26
8.739
132.258
19 Oct.’

1950
1
1.471.390
156.146
.

91
8.739
147.316
26 Oct.

1950
11.466.623

180.648
73
8.739
171.836

0,1
0 0

c.

0
0
0

.2
0
oS
‘n.2
‘C o
,.-
S)
0
’04-)
bD.0
0)
bO
0

.0
0

o-.

0

16 Sept.

1948
28.136 11.042
427
9.986
303 414
28 Sept.

1950
29.930
7.918 1.218
13.270
325
412
5 Oct.

1950
29.816
8.172
960
‘13.510
459
386
12 Oct.

1950
29.623
8.509
942
13.238
526
397
19 Oct.

1950
29.623
7.936 1.600
12.488
348
444
26 Oct.

1950
29.623
7.953
1.441
12.800
453
446

Rekening courant saldi
0

0
.0
‘0
‘s.E

0
Oo.)
0
0
E’bd
‘4°
CC
.,
00
0….
°
ri

16 Sept.

1948
657
91.729 81.568
22
2.425
1

6.251
28 Sept.

1950
1.079
96.435 85.327
.
41
2.304
4.623
5 Oct.

1950
1.079
97.236
86.533
18
2.233
4.073
12 Oct.

1950
1.079
97.029
85.797
16
2.375

i
4.197
19 Oct.

1950
1.079
96.191
84.928
17
2.367
1
4.092
26 Oct.

1950
11.079
96.037
84.784
15
2.481

1
4.355

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.

Vo
r d e r i n g en
23 Oct. 1950
i

14

Oct.

1950

Saldo van ‘sRijks Schatkist hij De Nederl.

Bank

……..
f

294.153.769,41
6

183.421.05,66
‘s
Saldo van

Rijks Schatkist bij
de Bank
voo

Nederland-
.sche Gemeenten

……..
46.011.512,41
28.162.053,-
Kasvorderingen

wegens

ere-
dietverstrekking

aan

het
buitenland

…………..

…..


Daggeldleningtegenonderpand

………

Saldo der postrekeningen van

..

Rijkscomptabelen

……..
350.707.272,86
.,

398.590.485,78
Voorschotten
op
ultimo Sept.
1950

aan

de

gemeenten
wegens aan haar uit te keren
belastingen

…-


Vordering in rek, courant
op:
V.S.

Indonesië

……….
32.175.002,15
,,

53.455.002,15
11.569.266,47
11.534.211,89
Ned. Antillen


Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

…………..

…..


Suriname

………………

Het staatsbedrijf

der
P.,

T.
enT
……………….

……..

Andere staatsbedrijven en in-
stellingen

……………..
498:097.150,74 ,,

496.156.850,74

Verplichtingen

Voorschot door De Nederland-
sche Bank verstrekt

. . .


Voorschot, door De Nederland-
sche Bank in rekening
cou-
rant verstrekt


Schuld aan de Bank
vooi
Nc-
derlandsche Gemeenten

Schatkistbiljetten in omloop
.
t
1948.080.900,-
fl942.680.900,-
Schatkistprornessen hij De Ne-
derl. Bank ingevolge over-
eenkomst van 26 Febr. 1947
,,1350.000.000,- ,,1350.000.000,-
Schatkistpromessen in
omloop
(rechtstreeks hij De Nederl.
Bank

is

geplaatst

nihil)
f5.123,8 mln
wo.
garantie Bretton Woods f1.245 mln
,,3878.800.000,- ,,3857.200.000,-
Daggeldieningen


Muntbiljetten in omloop
….
132.386.697,-
132.777.573,-
Schuld

op
ultimo Sept. 1950
aan de gemeenten wegens

….

aan haar uitte keren belastin.
175.008.067,86
175.008.067,86
Schuld in rek. courant aan:
V.S.
Indonesie
* –



Ned. Antillen

2.951.382,84
2.986.932,81
Het Algemeen Burgerlijk Pen-

gen

…………………….

1.767.891,31
3.982.351,84

Suriname

……….
………….

Het

staatbedrijf

der

P.,

T.
en

T.

……………….
328.049.376,99
379.176.631,47

…………..

sioenfonds

………………..

Andere staatsbedrijven


Schuld aan diverse instellingen

….

S

in

rekening

met

‘s
Rijks
Schatkist

……………
.
,,1
156.064.264,53
111
149.1 53.395,22

IN- EN UITVOER VAN NEDERLAND
1).

Invoer
Uitvoer
Saldo

aand
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde Waarde
in dul-
In mii-
In dul-
In mil-
In mil-
zenden lioenen zenden lioenen lioenen
tonnen’)
guldens
tonnen’)
.
guldens
guldens

Tot.

’39
24.306
1.517
12.708
.

966

551
Tot.

’46
11.764
2.145 3.919
785
-1.360
Tot.

’47
16.544
4.251
5.843 1.859
-2.392
Tot.

’48
19.101
4.919
7.357.
2.669
-2.250

Sept. ’49
1.826
407
952
318

89
Oct.

’49
1.743
.

435
1.218
377

58
Nov. ’49
1.615
452
1.195
399

,53
Dec.

’49
2.005
554

1.156
433

121

Jan.

’50
1.997
581
883
396

185
Febr. ’50
1.484
520
757
313.,

207
Mrt

’50
2.167
612
1.140
400

212
Apr.

’50
1.974
643
1.127
367
.-

276 Met

’50
2.273
662
1.081 377

285
Juni

’50
2.842
691
1.379
429

262
Juli

’50
2.470
627
1.332
445

182,
Aug. ’50
2.550
626
1.340
436

190
Sept. ’50
2.545
654
1.324
467

187

1)
Bron: ,,Centraal Bureau voor de Statistiek”.
Exclusief pakketpost, diamant,’ gouden en zilveren munt en
muntmateriaal.

‘) Bruto-gewicht; van 1948 af netto-gewicht.

DE KOLENPOSITIE VAN NEDERLAND
1).

(in 1.000 kg)

Maand
Productie
Llmburgse
mijnen
Verzonden.

binn?ndse
behoefte
Invoer
Totaal 1946
. .
8.313.827
6.387.903 2.666.502
Totaal 1947
. .
10.104.345
7.778.585
3.577.564
Totaal 1948
. .
11.032.326 8.059.287
3.435.269
Totaal 1949
. .
11.704.963
8.621.447
4.067.980
Aug. 1949 .
. . .
990.147 702.680
343.903
Sept.1949 ….
1.010.293
737.941
349.251
Oct.

1949.. ..
1.007.475
737.507
360.825
Nov. 1949.. ..
1.004.028
711.594
314.833
Dec.

1949….
1.026.042
734.701
291.659
Jan.

1950….
1.050.764
768.286
372.39
Febr. 1950 ….
1.951.239
687.221
337.095
Mrt

1950….
1.103.070
814.584
374.271
Apr.

1950….
961.001
678.925
328.078
Mei

1950….
102.528
698.109
383.014
Juni 1950….
1.031.835
728.854 424.543
Juli

1950….
1.09.642
722.519
364.852
Aug. 1950….
1.021.399 ‘) 730.523 ‘)
285.232 ‘)
Sept.1950….
1.057.510 ‘)
731.640 ‘)

8 November 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICITEN

907

WERKLOOSHEID EN WERKVERRUIM1N

IN NEDERLAND
1
1.

Maand
Geheel
werklozen
Geheel
wachtgelders
Geregistreerde

arbeiders

30 Juni
1945
112.622
20.800
8)
18.300
8)
29 Juni
1946
45.953 13.382 30.693
31 Aug.
1949
37.344
715
12.628
30 Sept.
1949
38.255
184
8.831
31

Oct.
1949
42.119
498
12.388
30 Nov.
1949
47.837
615
19.415
31 Dec.
1949
59.935
824
27.927
31

Jan.
1950
75.819
1.756 31.844
28 Febr.
1950
71.332
2.110
33.430
31 Mrt
1950


57.562
2.333
31.747
30 April
1950
59.175
3.148
28.374
31 Mei

1950
53.586
537
22.471
30 Juni
1950
46.518
285
17.724
31

Juli
1950
46.900
3)
200
3
)
13.70.0e)
31 Aug.
1950
48.400
3)
200
3)
12.800)
30 Sept.
1950
46.900
8)
100 ‘)
,

8.200
3)

i)
Bronnen: ,,Maandschritt
van het
C.B.S.” en ,,Statlstisch
Bulle-
tin van het
C.B.S.”;
gegevens van de arbeidsbureaux.

‘)

mci.
degenen, dle

wegens ziekte, ongeval, weersomstandig-
heden, jnz. niet konden werken.
5)
Schattingen.

INLEOOINOEN EN
TERUGBETJ%LINGEN BIJ DE
SPAARBANKEN

IN NEDERLAND
‘).

(in millioenen guldens)

Inleggingen
Terugbetalingen
Maand
R.P.S.
I
Part.
I
Totaal
R.P.S.
Part.
Totaal
Saldo

Tot. ’46
246,4
295,1
541,5 544,5
377,1
921,6
-380,1
Tot. ’47
253,7 307,5
561,2 316,2
285,7 601,9

40,7
Tot. ’48
252.7 345,8 598,5
351,3
361,1
712,4
-113,9
Tot. ’49
288,3
401,2
689,5
322,7
359,5
682,2
+

7,3

Aug. ’49
27,6
35,7°
63,3 24,7
269
51,6
+
11,7
Sept. ’49
24,2
31,6
55,8
28,2
30,2 58,4

2,6
Oct.

’49
22,4
31,1
53,5
29,4
31,4
6,0,8

7,3
Nov. ’49
21,8
34,4
56,2
28,3
30,3 58,6
.

2,4
Dec.

’49

28,7 32,6
61,3
26,5 28,7
55,2
+

6,1

Jan.

’50
32,2
48,5
80,7
25,6
33,1
58,7
+

22,0
Febr. ’50
29,6
39,6
69,2
23,0 27,8 50,7
+

18,5
Mrt

’50
26,6
37,0
63,6
31,7
35.0
66,7

3,1
Apr.

’50
21,5
30,5
52,0
29,8 32,0 61,8

9,8
Met

’50
31,3
42,3 73,6
30,6
35,9
66,5
+

7,1
Juni ’50
22,5
32,1
54,6
33,5
35,0
68,5

13,9
Juli

’50
22,1
31,7
53,8
40,2
40,7
80,9

27,1
Aug. ’50
21,9 29,8
3
)
51,7e)
34,4
32,9′)
67,3′)

15,6
1
)

‘) Bron: ,,Statistisch
Bulletin
van het
CBS.”.

‘) Voorlopige
gegevens.

XS

N.V. Gebrs. VAN DEN BERGH’S
KONINKLIJKE FABRIEKEN te Oss

vraagt voorhaargevari

eerde lexlielbedrjven een

BEDR1JFSECON00M,

die ter assistentie van de directie
voornamelijk
zal worden belast met budgettering, planning
en de organisatie der administratie.

Vereist worden: Handeishogeschool, accoun-
tants- of
geljkwaardige theoretische
opleiding, commercieel inzicht en or ga-
nisatievermogen; industriële ervaring
beslist noodzakelijk.

Geboden wordi: een
verantwoordelijke
staf.
functie,, die de
mogelijkheid
biedt eigen
initiatief tot ontplooiing te brengen.
De honorering is in overeenstemming
met de hoge eisen, die aan de functie
worden gesteld.

Candidaten, die voor de functie in aan-,
merking komen, zullen worden uitgeno-
digd voor een psychologisch onderzoek.
De resultaten hiervan zullen met d
desbetreffende worden besproken.

Eigenhandig geschreven brieven met vol-
ledige inlichtingen omtrent opleiding,

3

ervaring, levensloop, leeftijd en reden
van sollicitatie, vergezeld van een recente
pasfoto, onder letter 0. te zenden aan het

‘)Bron: ,,Statistlsch Bulletin van het C.B.S.”
t)
Voorlopige gegevens.
11

REGISTE1

Rotterdamse Doctoren. en Doetorandi

Bij het Economisch Archief van
de Nederland-
sche Economische
Iloogeschool,
Pieter de Hooch-weg 122, Rotterdam, wordt thans, een register in-gericht van afgestudeerden van de Nederlandsche
Economische Hoogeschool. Aan allen, die bij het
Economisch Archief bekend zijn, is dezer dagen
per circulaire ver2ocht spoedig opgave te doen
van hun adres en functie.
Aan. hen, die een dergelijk rondschrijven niet ontvangen hebben, wordt vriendelijk – verzocht
naar aanleiding van deze advertentie adres en
functie aan het Economisch Archief mede te de-len. Bij zéér spoedige opgave zal het nog moge-
lijk zijn de verstrekte gegevens te verwerken in
een boekje, eerlang uit te geven vanwege de
Contact Commissie van Academisch Gevormde

Economen, waarin gegevens omtrent afgestu-
deerden van Amsterdam, Rotterdam en Tilburg
worden opgenomen.
Met de registratie wordt beoogd het contact tussen de Hoogeschool en haar alumni te die-
nen. Het ligt in de bedoeling de afgestudeerden.
van Rotterdam voortaan mededelingen te ‘doen
omtrent Hoogeschooldagen, conferenties e.d. Van het verkrijgen van de adressen zal gebruik
worden gemaakt om aan hen, die hierop prijs
blijken te stellen, een exemplaar toe te zenden
van de rede, op 18 September door de Rector
Magnificus, Prof. Ch. Glasz, ter gelegenheid van
de overdracht van het rectoraat gehouden. In
deze rede is o.a. een uiteenzetting gegeven om-
trent de recente veranderingen in de studie aan
de Nederlandsche Economische Hoogeschool.
Van toekomstige mutaties, met betrekking tot adres of functie, wordt het Economisch Archief
uiteraard gaarne op de hoogte gehouden.

*

•.
Diversen

TE KOOP:

NIEUWE TAUNUS

SIFOR Ii”
nieuwste model ’50,
nog niet bereden, onder ca-
talogusprjs. Br. onder no.
ESB 1870, Bur. v. d. bi.,
Postbus 42, Schiedam.

Te koop: President Stude-baker Sedan ’40. Bevr.: Vii-
verweg 17,’ Park de Kievit,
Wassenaar.

Te koop een Ford Vedette,
25.000 km gel., kleur: don-
kergroen en in pr. cond. Te bevr.: Fa. D. de Jager, Mo-
lenkade, Steilendam. Tel. 2
(95).
Te koop 5jersonenw. Peu-
geot, type Sedan 202, bouwj.
’47, z.g.a.n., gel. 47.553 km.
Te bez. bij Garagebedrijf M.
Kalsbeèk, Pesserstr., Hoo-
geveen.
D.K.W.
1
38, Cabriolet de
Luxe, Horch-carrosserie, te
koop aangeb., motor in pr.
St., o.a. 5 nwe banden en
nwe- linnen kap. Uitsi. part..
Er. .onder no. ESB 1869, bur.
v.
d. bi., Postbus 42, Schie-
dam.

Kas, Kassiers en Dag-
geldieningen . .
f.
16.807.186.31
Nederlands
Schatkistpapier .

532.813.292.77
Ander Overheidspapier

11.251.640.62
Wissels ………..2.905.693.04
Bankiers in Binnen
,
en
Buitenland……21.861.792.64
Effecten en Syndicaten . ,, 6.597.646.85
Prolongatiën en Voor-
schotten tegen Effecten ,, 15.111.285.27
Debiteuren …….., 150732.712.52
Deelneningen
(mcl.
Voorschotten)..,, 10.285.820.01
Gebouwen ………. 3.500.000. –
Belegde Reserve voor
Verleende Pensioenen .

768.668.77

f. 772.635338.80

Kapitaal ………
f
44.800.000.-
Reserve…………

15.500.000.-
Bouwreserve

…….2.000.000.-
Deposito’s op Termijn ,, 101.984.900.99
Crediteuren ………585.131 .165.57
Geaccepteerde Wissels 275.463.16
Door Derden
Geaccepteerd .

1.267.916.14
Kassiers, en genomen
Daggeldleningeri

3.865.607.65
Overlopende Saldi
en
andere Rekeningen …..16.442.01 6.52
Reserve voor Verleende
Pensioenen……..768.668.77

f. 772.63..738.80

DE TWEN1SCHE BANK
N.V.

Maandstaat op 31 Oct. 1950

Ook voor Beschikbare Krachten Is een annonce In
,,Economisch-StatistiSChe Berichten” de aangewezen
weg. Annonces, waarvan de tekst
‘S
Maandags in ons
bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, In het
nummer van dezelfde week worden opgenomen.

Economisch – Statistische
Berichten

Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W).
Telefoon Redactie’ en Administratie 38040. Giro 8408.
Bankiers: R. Meet; en Zoonen, Rotterdam. Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, 14, Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
s,
Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.
Abonnements prijs, franco per post, voor Nederland / 26,— per jaar,
voor België/Luxemburg / 28,— per jaar, te voldoen door storting van de tegenwaarde in Belgische francs bij de Banque de Commerce te Brussel
of op haar Belgische postgirorekening no 260.34.
Uniegebieden en Overzeese Rijksdelen (per zee post) / 26,— , verige
landen / 28,— per jaar,’

Abonnementen kunnen ingaan met eik nummer en slechts, worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.
Alle correspondentie
betreffende
advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven
141,
Schiedam (Telefoon
69300, toestèl 6). Advertentie-tarief
/
0,40
per mm. Contract-tdrievere
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en , ,Beschikbare krachten”
f o,6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.

Gevraagd

DP fabriekskantoor in Midden- Brabant

EEN BOEKHOUDER

In bezit van diploma M.O.. of. S.P.D. In, staat zelf-
standig te corresponderen in Frans, Duits en
Engels.

Brieven met foto, afschrift puntenhij sten en Ze-
vensloop onder no. E.S.B. 1867, Bur. v. d. bi.,
Postbus 42, Schiedam..

Losse nummers
75
cents, resp. 10 B. francs

Auteur