Ga direct naar de content

Jrg. 35, editie 1733

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 26 1950

TEURSRECH T VOORBEHOUD

E

Beric
,
hte
‘n

ALGEMEEN, WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HT NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

1
35E
JAARGANG

WOENSDAG 26 JULI
1950-

No. 1733
1

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen,

F. de Vries; C. van der,i Berg (secretaris)

Rêdacteur-Secretaii.s: A. de Wit.

Assistent-Redacteur: J. H. Zoon.

• COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mcrtens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;
F. Versichelen.

Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde van dit nummer.

1NIL
OUT):
Bla.

De

artikelen

van

deze

week

………………..
591.

Somm aire

su mm aries

………………………
591

Internationale

prijs-

en

loonverschillen

door

Prof.

C.

Brouo’e,’s

…………………………….
592

Vormt de landbouw een struikelblok voor de verwe-
zenlijking van de Benelux?,
door Prof. Dr J. Hoi’ring
594

Ontwikkeling van de Belgische metaalverwérkende
nijverheid sedert het einde

van de oorlog en de
vooruitzichten

door

L.

Belcaert

…………….
597

Nogmaals de Rijksdienst voor het Nationale Plan
doo,’
Dr

P.

C.

Knibbe

……………………….
600

Ingezonden

stukken:
l)e

svoifltigverdellntz
door

Ja’

II.

C.

i1’esseling
met naiseliritt
van

Ir .1.

S.

run

Xouhanjs

……………..
. ……..
OOC

Aantekening:
i)e

.flritse

stati 111(1 aastrie

en

liet

pia ii

Sehuin aan

……….
60

Internationale

notities:
l)lepzee.horingen

door

V.

S.

ivoordhof/

…………….
001
Een

Rnsisiie

iliiinpiiigpogiiig ten koste van liet Oostelijk
liiok
……………………………………
604

Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
604

Grafieken:
A aantal

verloren

arbeidsdaaen

door

werksta kingeii

en

uit-
Sla
itingen

iii

Nederland

……………………….
605

Statistieken:
.liankstaten

………………………………….
605
Overzicht van ale opbrengst der uljksiniddeien

…………
006
Stand

van

‘s

Rijks

Xas

……………………….
607
Seliattlngeta

van

de

w’ereidsuuiketoog.st

………………
607

IN VROEGER DAGEN

reisde men met de trekschuit of diligence. Thans, in onze
dagen, gaat dat anders. Dooi’ de enorme ontwikkeling van het verkeer is er zeer veel veranderd. Ook in het toerisme.
,,Vroeger beoordeelde meet een land naar hetgeen men
van dag tot dag opmerkte in stad en dorp, l)ij menschen en
volk. Men peilde rustig aa?d en stemming van allen en
alles in kalme beschouwing. -Alen bezocht een vrij eng ge-bied en bracht daar dan den steun van zijn bezoek”, schreef
Mi- J. Linthorst Roman in cle zomer van 1986..
Verre landen zijn ei’ tegenw’oordig nagenoeg niet meer.
Luisterend naar de roepsteni van het buitenlland om de

bezienswaardigheden aldaar te komen aanschouwen, ou-

den vele mensen van onze dagen gaarne daaraan zoveel
mogelijk gehoor willen geven. Sommigen zouden zelfs
daarbij, liefs met forse dagreizen, in een. kort tijdsbestek
dwars dooi’ een continent willen trekken.

Dit, terwijl toch ook ons eigen land zo rijk is aan histo-
rische plekjes, en gelegenheid te over biedt voor het door-

brengen van een i’ustige vacantie. ,,What is this life if,
full of care, w’e have no time to stand and stare”, vroeg
William Henry Davies.

Herinnerd zij dan aan het warme plbidooi van Prof.

Polak ter aanmoediging en bevordering van het nationaal
tourisme: ,,Van de Nederlanders, die
itt
Zwitserland hebben
gereisd, hebben verreweg de meeste de Vierwaldsthttersee
bevaren en rondgereden. Zij hebben atdaar enige van de
historische of legendarische plekken van de vrijheidsstrijd
der centrale,kantons bezocht: de Riitli, dc markt te Alt-
dorf, de Telisplatte en de hohle Gasse hij Küssnacht. Een

gevéelige snaai’ van hun gemoed heeft meegetrild ‘hiet de
romantiek van deze opstand, w-aartoe één enkele niets-

ontziende durver de stoot gaf, welke duizenden wanhopigen
bewoog, de niet meer te stuiten kracht van de vrijheids-
oorlog te ontwikkelen.
l-loeveel Nederlanders, hebben de historische plekken be-
zocht van de vrijheidsstrijd van hun eigen volk? Die strijd
/iS
niet minder romantisch dn die van de Zwitsers en de

herdenking ervan moet den Nederlandéi’ iiog veel dieper aangrijpen, want het was hier ons eigen vollc, dat zich in
de, ongelijke st’ijd op leven e,n. dood waagde. Welk’een
waagstuk verrichtten die luttele Watergeuzen en die enke-
lingen als .Jan J(oppestok en Rochus Meeuwiszoon, toen
zij de stoot gaven tot onze eigen vrijheidsoorlog! Maar
hoeveel van cle, wekelijkse uitstapjes van’ de zo talrijke
automobilisten, hoeveel van de zomer-, Paas- en Pinkster-reisjes gelden Den Briel?

Flondei-dduizenden Nederlanders bezochten het graf van
Napoleon, het graf van Karel de Grote, de grafkelder Van
de llabshurgers. \’Vie van hen heeft ook het graf en de
stervensplek van onzen groten Zwijger bezocht? Of de monumenten, opgericht ter ere van zijn broeders, db’sr
waar zij hun bloed gaven a’an ons volksbestaan?

Talrijke Nederlanders bezochten de Wartburg, Fon-
tainebleau, dc Towei’, de Conciergerie en zovele andere
gebouwen, die in de geschiedenis van andere landen een
rol hebben gespeeld. Eloevelen bezochten het slot l.oeve-
stem, dal; èn aan het begin, èn aan liet eind van onze ge-
weldige strijd om het bestaan en onze verwonderlijke op-bloei in zestiende en zeventiende eeuw, zulk ‘en grote ï’ol
speelde in de nationale geschiedenis?
Men ‘dènkt niet aan onze hisl:orische plekken gronds .
Men moet (de touriste’n) ei-aan herinneren, dat clie gedenk-
plaatsen er zijn en welke plaats zij inonze vaderlandse ge-
schiedenis innemen” (E.-S.B.” van 1 Juli 1986).
.,A poor life this jE. full of care, we have no time to stand
and stare” antwoordde Davies en wij zeggen het hem na.

i

Fu. A. 0. Beuth van

Wickevoort Crommelin

Amsterdarn-Z. Tel.
25410

Come v. d.
Lindenstraat
22

Verzekeringadviseurs.

LOD. S. BEUTII

specialist Gezins: en Oude-

dagsverzorging.
Adviezen inzake:

Pensioen-
1
voorzieningen voor
Staf en Personeel.

Organisatie Bedrijfs- en Onder- nemingspensioenfondsen.

Aanvullingen normalisatievan
bestaande regelingen.

BELASTING CONS U LTAT IE BU R EAU
A. L. F. LEVERINGTON
Medewerkers:
E. J. de Boer, Oud-Insp. d. Bel.
D. Sweepe, Oud-Onty. d. Bel.
Mr. Dr.
N.’J.
Feldmann, Bel. jur.
N. A. Schol, Cand. Notaris.
Amsterdam:
le Helmersstr. 95 – Tel.
85509
Haarlem: Ged. Oude Gr. ii
8
– Tet. 12468

ADVER TEER

IN DE

It

ESB’

ROTTERDAMSCHE
BANK

DOCUMENTAIRE

ACCREDITIE VEN

INCASSEERINGEN

OP BINNEN- EN

BUITENLAND

250 VESTIGINGEN

IN NEDERLAND

1

Koninklijke

Nederlandsche

Boekd
ru kkerij
H. A. M. Roélunts

Schiedam

Jije

tatit
ESTABLISHED 1878

‘An Independent Journal
of
Finance

and Trade

*

OBJECTIVE APPRAISALS

CONSIPERED JUDGMENT

IMPARTIAL OPINION

*-

Contains most complete range of

British economic and financial statist.-

ics published in any weekly journal

World wide circulation

*,

Annual subscription rate: (post free-

to inciude all supplements)
£ 32:6

(fi 33,40)
LONDOIV: 51 CAIqHOZ( ST1tEET, E.C. 4

/
TH.

•AS

SOCIATIE’AAS-SA.

KASSIERSIN5TEIIING

OPGERICHT IN 1806

HEERENGRACHT 179 1 AMSTERDÂM:C

II

• _

DE±E WEEK:

Agrârisch Exportnummer van het
Netherlands Trade Bulletin

* Iedere wek zeer veel nieuwe gevraagde offerte

en aanbiedingen
van
binnen- en buitenland.

Plaats -voor export een aanbieding in de rubrie
TRADE OPENINQS.

AbonnementsprljS..f 1
5
.— per laar

KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAI

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Mdndog 31Juli
0.5.
in het bezit te

zijn van de administratie. Lange Haven
141.
Schiedam

26
Juli
1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

501

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Prof. G. Brouwers,
Internationale prijs- en loonperschillen.

De liberalisatiepolitielc en daarmede de integratie van

Europa
staat niet alleen voor de monetaire hindernis,

maar ook voor clie van cle onderlinge
prijs-
en ,loonvei

schillen. De E.P.U. is een belangwekkende start voçr hei

nemen van de eerste hindernis; het nemen van de tweede
stuit nog op grote moeilijkheden. Terwijl men aan de

ene kant door multilateralisatie de handel vrij wil maken,

houdt resp. legt men hem aai de andere kant met tarief-
politieke en andere middelen weer aan banden om allerlei
nationale belangen te beschermen. Men wil twee dingen,
die in feite niet verenigbaar zijn: de schepping van een

evenwichtige Europese economie en het onveranderd be-

houd der nationale eeonomieën. Een reële integratie van
Europa is practisch nauwelijks mogelijlc, indien men

daarbij als uitgangspunt de monetaire zelfstandigheid der

afzonderlijke Europese naties blijft nemen. Men moet ze

ontheffen van de plicht hun economische zelfstandigheid
alleen te behoeden en dus hun deviezenschat te sauveren.

Van alle nationale krachten moeten de deviezenreserves

het eerst worden gepoold.

Prof.
Dr J. Horring,
Vormt de ‘landbouw een struikelblok

eoor de oerwezenlijking oan de Benelux?.

De regeling vervat in het protocol van 9 Mei 1947 heeft

goed gewerkt in de ovorgangstoestand. lIet is mogelijk,
dat deze regeling nog niet geheel kan worden gemist. Een
blijvend element in de economische unie behoeft het stellig
niet te worden. Daarvoor zijn er fundamenteel te weinig
verschillen tussen de positie van de Belgische en de Neder-
lande’ landbouw., In plaats van de nationale regeling,
waarvoor het protocol gelegenheid biedt, zal men evenwel
tot Benelux-regelingen moeten komen voor een beheersing
‘van de rnarktèn van die producten, die door gebrek aan
evenwicht tussen vraag en, aanbod de rendabiliteit van de
landbouw- in het Benelux-gebied in gevaar brengen.

L. Bokaert, Ontwikkeling oan de Belgische metaaloe,’ioerkende

nijoei’hcicl sedert het einde oan de oorlog en de 000ruit-
zichten.

De na-oorlogse ontwikkeling van de metaalvei’werkende
tijverheid in België kan, algemeen beschouwd, in drie
perioden worden vei’deelcl: 1. de jaren 1945-1946: periode
van wederaanpassing en bevrediging van de binnenlandse
vraag; 2. de jaren 1947-1948: periode van ,,full ernploy

ment” en uitgebreide export; 3. het jaar 1949: periode van
,teruggang der bedrijvigheid. Deze verschillende phasen
worden in dit artikel onder de loupe genomen. In 1949 lag
het volume van de bestellingen ongeveer 25 tot 30 pCt
onder het noi’male. Het is waarschijnlijk, dat de bestellingen
vei’der zullen dalen, met een maximum van 5 tot 10 pCt.
Schr. voorziet, dat in 1950 hqt dieptepunt van de teruggang
zal worden bereikt en dal men tegen het einde van het jaar
de eerste symptomen van een herlevende bedrijvigheid
zal kunnen waarnemen. Opgemerkt wordt, dat de Over-
heid een dei’gelijk. conjunctuurbeloop ten zeerste kan
ondersteunen.
Dr P.
G.
1nibbe, Nogmaals de Rijksdienst 000r het Natiô-
iwle Plan.


In aansluiting op zijn beschouwingen in’ ,,E.-S.B.” van
7 en 14 Juni jI., maakt schr.in
dit artikel nog enkele op-

‘merkingen n.a.v. de tijdens de mondelinge behandeling
van het wetsontwerp VooÏ’lopige Regeling inzake het
Nationale Plan en Streekplannen in de Tweede, Kamer
nieuw aangevoerde argumenten tei’ verdediging van dit
ontwerp. Schr. betoogi, dat hiermede niet is ontkomen
aan de klein van het hoofdbezwaar, dat z.i. tegen het
vastleggen van deze bezettingsregeling in een goede Ne-
derlandse wet moet worden gemaakt, nl. dat dit wets-
ontwerp geheel overbodig is, omdat de bevoegdheden,
welke het schenkt, in wezen reeds bestaan.

SOMMAIRE.

Prof. G. Brouwers,
La di//érence ent,’e les prix et les salai,’es

sur le plan international.

Une inliigration réelle de’ l’Europe n’esi pratiquement

possible lorsqu’on s’ohstine i pi’endre comme point dc

dipart l’indépendance monétaire des nations européennes
prises individuellement. L’on doit relever les nations de

l’Europe occidentale de I’ohligation qu’ils ont de protéger

leur indépendance économique et de sauver leut’s avoirs

en devises. Ce sont les réserves monétaires qu’il convient
de verser dans un Pool avant toutes autres ressources
na lionales.

Prof.
Dr
J.
Horring,
L’agriculture, empèche-t-elle la réalisa-
tion de Benelux?
L’arrangemerit, inclus dans le protocole du 9 mai 1947
ne doit nullement devenir un élément perm
,

anent dans
l’Union Economique. II y a pour cola trop peu de diffé-
rences fondamentales entre la position des agricultures

beIge et néerlandaise. Pour tenir la main aux marchés il
conviendi’ait cependant, d’en arriver â un arrangement
réciproque au profit de tous produits qui par suite d’un
déséquilibre entre l’offre et la demande, compromettent
le rendement de l’agricuiture dans les pays Benelux.

L. Bekaert,
Le déoeloppementde l’industrie beige des
/
abri-
cations métalliques depuis ia fin des hostilités et les
préoisions.

En 1949 le volunie des commandes se situait en dessous
de 25 â 30
%
de la normale. L’auteur pi’évoit que l’année 1950 accusera le point le plus bas de ce recul et-qu’â la fin
de cette année l’on apercevra les premiers symptômes
d’un
redressemen 1.

Dr P. G.
J{iiibbe,
Une bis de plus: le Seroice Public du
Plan 1’\T
a
ti
ona
l

11 s’agit de quelques i’emat’ques relatives aux discussions
it
la 2me Chambre du projet de bi ,,Réglementation pro-
visoire du 11an national et des plans régionaux”.

SUMMARIES.

Prof. G.
Brouwers,
International price and wa ge-di/Je-
,’ences.

Real European integi’ation is hardly practicable on the
basis of monetary independenice of the separate European states. The Weslern European nations should be exempted

fi’om the obligation of protecting their economie indepen-
dence and saving their reserves of foreign exchange. The
latter should be pooled first of all.

Prof. Dr J. Horring,
Does ogricuiture stand in the way of
the realization of Benelux?

The regulation contained in the pro tocol of May 9th 1947
nood not hecome a permanent element in the economic
union. Funidamentally there is littie difference hetween the agricultural posilioii of Belgium and that of the Ne-
therlands. Rules w’ill have to be laid down, however, for
marketing those products which, owing to disequilibrium
between suppiy and demand, would jeopai’dize -the remu-
neratïveness of agricultui-e in the Benelux area.

L. Bekaert,
The Beigian metal iooi’king industi’y

post-war
development
and
prospects.

In 1949 the volume of oi-dei-s was about 25/30 per cent.
below normal. The wi-iler foresees that the bowest level of
activily will he i’eached in 1950 and that the first signs of
recovery will ho noticeable towards the end of the year.

Dr P. G.
Kuibbe,
Ônce more iiie Cooe,’nment ~eroice /o’ the
National Plan.

Someremarks
in
connection w’ith the discussions in the
Second Chamber of the bill governing the Provisional
Regulation with regard to the National Plan and District
Plans.

1

592

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juli 1950

INTERNATIONALE PRIJS- EN LOON-

VERSCHILLEN,

Het feit, dat de prijzen en lonen in verschillende
landen niet gelijk zijn, is volstrekt normaal. liet is een

rechistreeks gevolg van een tweede feit: het niet volledig

bewegelijk zijn van de productiefactoren, met name de

arbeid. De grensproductiviteit is dientengevolge niet overal

gelijk en aldus ontstaan loonverschillen. In landen met

gunstige productie-omstandigheden als gevolg van bijv.

geografische ligging, natuurlijke rijkdommen of kapitaal-

bezit, zijn de lonen dan ook relatief hoog. Voor zover de

productie – en hetzelfde geldt uiteraard voor andere

vormen van. economische bedrijvigheid – loonintensief is,

resulteren hieruit relatief hoge prijzen. Behoudens in die

bedrijfstakken, waar de hogere loon- en daarmede samen-

hangende kosten door voordelige productiemethoden
worden gecompenseerd. Aangezien niet slechts de produc-

tiefactoren doch ook de producten zelf door een reeks meer

of minder natuurlijke factoren niet onbeperkt bewegelijk

zijn, worden de prijsverschillen slechts gedeeltelijk dodr de

internatioiale concurrentie opgeheven en vindt ook uit
dezen hoofde geen optimale arbeidsverdeling over de wereld

plaats. Nationale en zelfs regionale prijs- en looniveaux

ontstaan, waartussen wel een zeker verband bestaat, doch

die als gevolg van de betrekkelijke-starheid, welke het
economisch verkeer eigen blijkt te zijn, steeds zekere ver-
schillen blijven vertonen.

Deze vcschillen zijn uiteraard voortdurend aan veran-
dering onderhevig. Door verschillen in het tempo hunner
ontwikkeling – inee- of mindere industrialisatie, vet-keers-

techniek, enz. – alsook door staatkundige veranderingen
wijzigt zich de economische positie der landen en daarnede

ook de relatieve hoogte van hun prijs- en loonniveau. Ver-

schillen in het conjunctuurverloop hebben soms op kortere
termijn een analoog effect.
hoe vrijer nu de internationale handel hoe sterker de ten-

dentie der nationale prijs- en loonniveaWz zich naar elkaar

toe te bewegen, zij liet dat bepaalde en soms belangrijke

‘verschillen zich toch steeds handhaven. Naarmate de
internationale handel echter wordt gebonden, worden de

verschillen niet slechts geconserveerd, zij worden verscherpt
omdat het egalisatieproces, dat met een betrekkelijk vrije
uitwisseling van goederen en diensten gepaard gaat, wordt

verhinderd zich uit te werken.
In liet betrekkelijk korte bestek der afgelopen tien
jaren hebben zich een reeks economische en staatkundige

verschuivingen’ voltrokken, die de economische positie
van verschillende landen diepgaand hebben gewijzigd. Dit
feit gecombineerd met een door de oorlog geaccentueerde
conjunctuurbeweging heeft niet nagelaten de nationale

prijs- en loonniveaux in verhouding tot elkaar sterk te be-
invloeden. Deze economische ontwikkeling is evenwel
doorkruist door een tweede proces. Gedurende de economi-
sche afsluiting der veertiger jaren zijn als gevolg van

schaarste, monetaire chaos en politieke machtsverschui-
vingen prijs- en loonverhoudingen ontstaan, die bij de
reële economische positie der landen op de basis van een
enigszins normaal internationaal ruilverkeer niet passen.
r1e1ijl de rigoreuze beperking van de internationale

handel op zichzelf reeds de afstand tussen de nationale
prijs- en loonniveaux heeft geijzigd en vergroot, zijn de tegenstellingen door nieuw ontstane machtsposities met
veelal grote politieke.invloed nog verscherpt. De liberalisa-tie van het handeisverkeer en de vorming van één Europese
markt stuit dus niet slechts op toch reeds sterk gewijzigde concurrentieerhoudingen, zij brengt bovendien éen aantal
min of meer kunstmatige machtsposities in gevaar, liet

herstel van-de internationale handel zal immers onvermij-
delijk de aanpassing van vele prijzen en lonen met zich
moeten brengen.
i)e liberalisatiepolitiek en daarmede de integratie van
Europa staat dan, ook niet alleen voor de monetaire bi.-

dei’nis, zij staat bovendien voor die van de onderlinge

prijs- en loonverschillen’ De Europese Betalings Unie is
een belangwekkende start voor het nemen van de eerste hindernis, het nemen van de tweede echter stui,t nog op

grote moeilijkheden. Het zijn o.a. deze moeilijkheden, die

bij de jongste besprekingen te Parijs een integrale liberali-
satie hebben belet. Terwijl men aan de ene .kant door mul-

tUateralisatie de handel vrij wil maken, houdt resp. legt

men hem aan de andere kant met tariefpolitieke en andere

middelen weer aan banden om nationale belangen van

velerlei soort te beschermen. liet is duidelijk, dat aldusde

economische integratie van Europa naar een onzekere

toekomst wordt verschoven en de verkregen, liberalisatie

voorshands op een wankele hais staat.

Tegenover elkaar staan de universele wens tot een econo-

mische en politieke eenheid van Europa te komen en de

vrees der naties de in menig opzicht kunstmatige struc-

tuur van hun economisch leven bloot te stellen aan onbe-

perkte concurrentie. Men wiltwee dingen, die in feite niet

verenigbaar zijn: de schepping van een evenwichtige

Europese economie en het onveranderd behoud der nati-
onale economieën.

Belangwekkende pogingen worden ondernomen deze

kwadratuur van de cirkel op te lossen door de integratie

van Europa niet via een algehele openstelling der grenzen,

doch bedrijfstakgewijze tot stand te brengen. Deze inte-
gratie der bedrijfstak komt in het wezen der zaak hierop

neer, dat de concurrentievoorwaarden in grote trekken
gelijk worden gemaakt. FIet is daarbij niet de bedoeling,

dat inefficiënte bedrijven in stand worden gehouden. De

prijsvorming zal moeten plaatsvinden op basis van de kost-
prijzen der efficiënte bedrijven. In de overgangsperi’ode,
waarin de algemene productievoorwaarden als hijv. de

lonen zoveel mogelijk gelijk moeten worden gemaakt en
kunstmatige elementen, die de prijsvorming beïnvloeden,
dienen te worden verwijderd, zal men in bedrijven, waar

de techniek ten achter is gebleven, de nodige verbeteringen

moeten aanbrengen of men zal ze buiten werking möeten
stellen. De middelen daartoe zullen moeten worden vr-

kregen uit de schatkist der betrokken landen of door tijde-

lijke heffingen van de meer efficiënte bedrijven. Gedurende

deze overgangsperiode zullen dus prijs- en eventueel pro-
ductieregelingen. moeten gelden, teneinde een geleidelijkd
aanpassing aan de nieuw te cre6ren concurrentieverhou-
dingen mogelijk te maken. Daarna zal in het algemeen de
toestand van vrije concurrentie weer in werking kunnen
treden.

De plannen langs deze weg de integratie van Europa –
tot stand te brengen zijn nog niet compleet en slechts op
een beperkt gebied enigermate uitgewerkt. Uitvoering op
grotere schaal zal nog veel voorbereiding eisen en talrijke
weerstanden zullen daarvoor moeten worden overwonnen.
Dit behoeft ons niet te ontmoedigen. De eenmaking van
Europa is van zo vitaal belang voor het voortbestaan der Westerse maatschappij, dat moeite noch bezwaren groot
genoeg kunnen zijn om dit doel te bereiken.
De vraag rijst echter, of dd opheffing der internationale
prijs en loonverschillen ter gelijkmaking van de concurren-
tievoorwaarden in de verschillende bedrijfstakken niet in
strijd komt met het principe de integratie van Europa te

bewerkstelligen op de basis van het economisch en monetair
evenwicht der nationale economieën. De verschillen in prijs- en loonniveau immers zijn niet slechts het onver-
mijdelijke gevolg van de verschillen in economische kracht
der afzonderlijke landen, vooi de voikshuishoudingen, die
in relatief ongunstige omstaIdigheden verkeren, zijn zij
zelfs essentieel om een verstoord economisch evenwicht te
herstellen en het welvaartspeil te verhogen. De landen,
welker ruilvoet ongunstig is en die dus goedkoop moeten
produceren om zich in de internationale handel te hand-
haven, moeten over het geheel genomen lagere prijzen en
lonen hebben. Gelijkmakirig der internationale concurren- –
tievoorwaarden maakt liet deze’landen uiterst moeilijk in de

26 Juli 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

593

huidige tijd van niet-sluitende Eetalii’igsbalansen hun even-

wicht te hervinden, hetgeen de primaire voorwaarde is

voor liet functionneren van het juist ontworpen multila-
teralo betalingssysteem. Wat aan de ene kant met het oog

op de integratie van Europa wordt gewonnen, wordt aan

de andere kant weer verloren. Voor zover deze integratie-

pogingen bedrijfstakken betreffen, die voor de betalings
balans grote betekenis hebben, kunnen zij zelfs funest zijn.

Aldus worden landen, die door bepaalde oorzaken in een
ongunstige monetaire positie zijn komen te verkeren, welke

positie zij slechts kunnen verbeteren door van hun met
lage productiekosten werkende exportbedrijven het grootst
mogelijke profijt t4 trekken, de dupe.

Er is echter een tweede punt. Zou de gelijkniaking der

concurrentievoorwaarden inderdaad op basis van de kost-
prijzen der efficiënte bedrijven in Europa plaatsvinden,

dan zou het bezwaar, dat hieraan voor de concurrentiemo-
gelijkheid der landen met relatief lage prijzen en lonen ver-

bonden is, beperkt kunnen’ blijven. Een zekere stijging

hunner productiekosten zou zich zonder twijfel voordoen,
doch het gevaar hiervan voor hun monetaire positie zou

misschien een redelijke prijs kunnen zijn voor liet algemene
Europese belang van een verdere vrijmaking van het on-
derlinge handeisverkeer. De prijs voor de anleren zou zijn
het afbreken van bepaalde beschermde machtsposities door

verlaging van prijzen en eventueelook van lonen. Voor
zover deze yerlaging door technische verbeteringen geheel
of ten dele overbodig zou kunnen worden gemaakt, zou
de mogelijkheid ener dergelijke politiek met enig optimisme
onder ogen kunnen worden gézien. Gevreesd moet echter

worden, dat dit veelal een zeer lange weg zal zijn. De neiging
in de laatsthedoelde landen zal dus zeer groot zijn zowel hun prijzen als hun lonen
01)
het bestaande peil te hand-
haven en do gelijkmaking der concurrentievooiwaarden
op liet hoogste niveau te doen plaatsvinden.
Wat de prijzen betreft zal men dit althans in theorie
niet volledig doen. Men zal in gezamenlijk overleg de prij-

zeti baseren op de kostprijzen van efficiënte bedrijven,
rekening houdend met een redelijke vergoeding voor de
in de bedrijfstak werkzame personen, zoals de meer en meer
gebruikelijke term luidt. Wanneer men echter enige erva-
ring bezit met betrekking tt de prijsvaststelling op basis

van theoretisch berekende kostprijzen, is er alle aanleiding
hier met de grootste reserve tegenover te staan.
Men kan moeilijk aannemen, dat de btrokken landen,

die gedurende lange tijd bepaalde bedrijfstakkên, waarin
vaak politieke invloeden hun grondslag vinden, tegen
buitenlandse concurrentie hebben beschermd, aan een inte-
gratie zOuden meewerken, die als consequentie ôf een

meer of minder belangrijke verlaging van prijzen en lonen ôf een gedeeltelijke liquidatie van huri productie-apparaat
met zich zou brengen. Indien zij daarbij al invloedrijke
particuliere belangen voorbij zouden willen zien dan zou-

den zij er toch zowel met het oog op hun betalingsbalans
als hun werkgelegenheid niet toe ovegaan. En een binnen
afzienbare tijd te volvoeren grootscheepse rationalisatie
zal financiële offers vragen, die met hot oog alweer op hun
monetaire positie bezwaarlijk van de in een ongunstige

situatie verkerende landen zouden kunnen w’orden gevraagd.
De conclusie kan geen andeic zijn, dan dat een reële inte-gratie van Europa practisch nauwelijks mogelijk is indien
men daarbij als uitgangspunt de monetaire zelfstandig-
heid der afzonderlijke Europese naties blijft nemen.

3. Er zijn twee systemen door middel waarvan men

de economische eenheid, of zoals wij tegenwoordig zeggen
de integatie van Europa, kan trachten te verwezenlijken.
liet ene is primair te streven naar liet evenwicht in de
betalingsbalansen der afzonderlijke landcn

onder gelijk-
tijdige multilateralisatiè van liet handels- ‘en betalingsier-
keer. Is dit evenwicht b&reikt, dan staat in beginsel niets

de volkomen vrijheid van het onderling• verkeer meer in
de weg. Een vrij economisch verkeer zal de integratie van
Europa krachtig bevorderer. jlet zal weer een rationele

arbeidsverdeling in ons werelddeel mogelijk maken en de
ene grote Europese markt zal de katis bieden de modernste

productiemethoden tot ontwikkeling te brengen. Europa
zal zijn vooraanstaaOde plaats op economisch gebied her-
nemen en ook politiek weer meetellen in de wereld. Uit de
economische belangengemeenschap
zal
langzamerhand de
politieke eenheid groeien en Europa zal weer, van zijn

kracht en invloed zich bewust, een periode van vrede en
welvaart tegemoet gaan.

Dit proces zal tijd kostëiî. Europa is van het rechte pad

van de internationale vrijhandel afgedwaald en door een
reeks van oorzaken is een eigen nationale structuur in de
landen tot ontwikkeling gekomen. Slechts zeer geleidelijk

zal menoin schade voor velerlei belangen te voorkomen

deze nationale structuren weer enigermate aati elkaar kun-

nen aanpassen. Door onvermoeid werken aan liet eigen economisch evenwicht, door tegëlijk intensief samen te

werken aan de bevrijding van liet internationale ruilverkeer
en door het in gezamenlijk overleg overbruggen van natio-

nale tegenstellingen zal stap voor stap de integratie nader-
bij worden gebracht. Als bekroning zal aan het eind ten-

slotte ook de monetaire eenheid kunnen worden verkregen.
Eén Europese valuta zal het symbool zijn der gemeenschap
van belangen. Het resultaat van een realistisch beleid, dat
wéet dat de bomen niet tot in de hemel groeien, doch reke-
ning houdend met het practisch bereikbare, met de benen vast op de grond naar het einddoel streeft.

Dit realistisch idealisme echter ziet een kardinaal punt
over het hoofd. En wel liet feit, dat de economische ont-
wikkeling gedurende het grootste deel van de achter ons

liggende helft der twintigste eeuw precies in de omgekeerde richting is gegaan. Weinig dingen waren pathetischer dan de
vruchtelozo bezweringen van de Internationale Kamer
van Koophandel tot opheffing van tarieven en andere

handelsbelemmeringen in de periodë tussen de beide we-
reldoorlogen. Terwijl de noodzaak tot politieke samenwer-
king voortdurend groeide, verwijderden de staten zich
economisch steeds meer van elkaar en verscholen zij zich
achter hoge barrières. Momenteel zijn de tegenstellingen
groter dan zij waarschijnlijk ooit zijn geweest. liet is een vreenidsoortig realisme, dat voor de tweede helft van de
twintigste eeuw een omgékeerde beweging en een andere
mentaliteit verwacht. De feiten wijzen integendeel in de
richting enei verscherpte voortzetting van de ontwikkeling,
die zich in de achter ons liggende decennia heeft voltrok-
ken
1).

liet quasi-realisme van de politiek der geleidelijkheid
blijft steeds meer bij de gang der politieke feiten achter.
De inspanning, die voor het voeren van de beslissende
strijd om het behoud der Westerse maatschappij nodig is,
eist de grootst mogelijke concentratie van alle beschikbare krachten. liet is een illusie, dat deze verkregen zou kunnen

worden, wanneer elk land voor zijn eigen economisch. even-
wicht verantwoordelijk moet blijven. Do strijd om het be-
houd en de opvoering der nationale cicviezenreserves zal ‘de gezamenlijke strijd om het behoud onzer samenleving
fru&Lrercn.’ De tijd der kleine naties is voorbij.

Er is een tweede systeem, door middel waavan men kan
trachten de economische eenheid te

verivezenlij ken. Een
systeem, dat minder
1
reahistisch dan het vorige schijnt,
(100h het, de feiten in hun totaal verband gezien, in sterker mate is. Dit systeem stelt de eenheid der monetaire politiek
niet aan het eind ener lange periode van geleidelijke ont-
wikkeling, liet stelt haar aan het begin. Men moet de West-
europese naties ontheffen van de plicht hun economische zelf-
standigheid allëen te behoeden en dus hun deviezenschat te sauveren. Van alle nationale krachten moeten de deviezen-
reserves ]iet eerst worden gepoold. Daarvoor is eenheid
nodig in liet monetair beleid. Het zal niet zo gemakkelijk zijn deze te verwezenlijken, al is liet meer de theorie dan

1)
Voor cle uitwerking dezer prohieemstelling moge ik verwijzen
naar een arlikel over dc West-Europese. Unie gepubliceerd in liii Parool van 25 Febr., 2 1AIrt en 4 Mrt
1
950.

IF
594

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juli. 1950

de practijk, die hier de regeringen scheidt. 1)och wanneer

deze eehheid niet kan worden verkregen, is bezwaarlijk

inte zien hoe zij op ander terrein wel tot stand zal komen

in een mate, die voldoende effectief zal zijn.
De internationale prijS- en loonverschillen zu11n daar-

me’e niet in een slag zijn opgeheven. En de verzoening der

verschillende nationale machtsposities zal een groot pro-

bleem blijven. Doch het streven nadr integratie zal niet

meer wordén verzwakt-door de alles overheersende nood

zaak de nationale betalingsbaln’s in evenwicht te houden
tegenover de Westeuropese lotgenoten. De betalingsba-

lans zal een gezamenlijk belang zijn geworden tegenover

de rest van de wereld. –

Dit alles’ is geen gemakkelijke zaak. Doch de tijd dringt.

De integratie van Europa zal nimmer tot stand zijn te

brengen op de basis ener economische zelfstandigheid en

dus economische verleeldheid van de hierbij betrokken

naties. FIun uitgangspint zal de in practijk gebrachte en

dus monetair tot uitdrukking komende eenheid van belang
moeten zijn. Men zal alle pogingen tot economische sane-

ring en samenwerking moeten blijven voortzetten, doch

niet meer metde monetaire eenheid als einddoel maar als
uitgangspunt. Het ware realisme ligt niet in de eerste plaats in de erkenning van de kracht der weerstanden, die moeten

worden overwonnen, doch in de aanvaarding van de taak,

die de practijk ons onontkoombaar stelt. Want het is dit-

maal inderdaad er op of er onder.

‘s-Gravcnhage.

Prof. G. BROUWERS.

VORMT DE LANDBOUW EEN STRUIKEL-

BLOK VOOR DE VERWEZENLIJKING VAN

DE BENELUX?

Bij de geleidelijke verwezenlijking van de economische

unie van België/Luxemburg en Nederland zijn steeds
meer twee kardinale moeilijkheden naar voren gekomen.
De éne heeft betrekking op het eizenwicht in de betalings-
balans; de andere op de landbouw. 1-let ‘heeft soms de
schijn, dat de moeilijkheden ten aanzien van de landbouw

een struikelblok vormen voor

de verwezenlijking van de

economische unie. –

Bij 1e vrijmaking vân het handelsverkeer tussen Belgiëf

Luxernbuig en Nederland bestond eerst een voorsprorg
in de landbouwsector. Op grond van het bekende protocol

van de drie Ministers van Landbouw van 9 Mei 1947
werd reeds in 1947′ vrij handelsverkeer toegestaan voor
een aantal nader te bepalen agrarische producten. liet
aantal was voorlopig nog klein, daar een krappe voor-

ziening van de binnenlandse markten nog geen vrije uit-
voer toeliet van alle landbouwproductert. De regeling
werd in 1047 alleerî nog voor tuinbouwproducten toepasse-
lijk verklaard. Naderhand zijn er ook andere producten
in de i-egeling betrokken o.a.. melk, room, boter, kaas,
eieren, aardappelen, erwten. Niet onder de regeling
vallen hijv. rund- en varkensvlees,, granen, oliehoudende

zaden en suiket’.

Een beperking van de vrijhid van invoer in het lâncl
van dc partner is gelegen in de bevoegdheid de invoer
stop te zetten, indien op de binnenlandse markt de prijzen

van de betreffende producten zijn gedaald tot het peil
van de autonoom door elk der partners vastgestelde
minimumprijzen. Deze veiligheidsclausule werd in het
protocol opgenomen Oni de binnenlandse producenten
een zekere mate van bescherming te bieden. Niet voor alle
producten zijn van het begin af minimumprijzen bepaald,
hetgeen dus wil zeggen, dat voor sommige producten
geen behoefte aan deze bescherming werd gevoeld. In de
practijk is gebleken, dat de aandrang tot het instellen

van minïmumprij zeil’ vair i3elgisch-Luxernhurgse kant

grôter is dan van Nederlandse kant.
De toepassing van de minimumprijsregeling is niet

gebaseerd op rechtstreekse invoerverboden bij een daling

van de binnenlandse prijs tot de gestelde minimumprijs,
maar indirect wordt dö invoer beperkt doorde invoer-

prijzen
0
1
)
te trekken tot de gestelde binnenlandse diini-

muniprijzeri door het heffen van het prijsverschil ten bate

van het invoerende land. De. toepassing van het stelsel

komt dus neer op het instellen van wisselende invoerrech-

ten. Invoerrechten en economische unie ikten zich evenwel

slecht met elkaar rijmen. De bedoeling van de afspraak

van 9 Mei 1947 was dan ook slechts een overgangsregeling

in het leven te roepen, die t.z.t. overbodig zou worden
of door een meer omvattende regeling zou
4
,
orden ver-
vangen. In 1947 stootte deze regeling een eerste bresje in

het gecontingenteerde handelsverkeer. De grote invoer van

-Belgische kersen in Nederland – welke velen zich onge-

twijfeld nog zullen herinneren – vormde een eerste

zichtbare resultaat van de overeenkomst.

Aanvankelijk was er dus een voorsprongin de agrarische
sector. Deze voorsprong is nu evenwel door de ongecondi-

tionneerde vrijmakirig van het grootste deel van het
overige handelsverkeer ve.randerd in een achterstand.

Het protocol van Mei 1947 is nog steeds vail kracht.

Uitingen, afkomstig uit landbouwkringen in België en

Luxemburg, wijzen er op, dat men de regeling vervat
in het protocol van Mei 1947 het liefst als een blijvend

element in de economische Unie
ZOU
willen incorporeren.

Dat men hij de toepasing van het protocol van Mei
1047 zelfs nog verder kan gaan met de beschermende

maatregelen dan men voor de oorlog zonder economische unie deed, toont de voorgenomen en nuafgelste Belgische

heffing op de invoer van Neder1ndse kaas aan. De Bel-

gische kaasproductie is slechts klein. Voor de oorlog werd
ter bescherming van de eigen productie niet het, binnen-

lands prijspeil hooggehouden, maar een rechtstreekse

subsidie verleend, waardoor dus het verbruik niet werd
gedrukt. Dit geschil, dat ons nog vers in het geheugen
ligt, wijst er op, dat er nog vele weerstanden moeten worden

ovei’woniien, alvorens de volledige economische unie een –
feit zal zijn.

Welke zijn nu de oorzaken van deze weerstanden en op
w-elke wijze moet een bevredigende oplossing mogelijk

worden gëacht?
Bij een vergelijking van de prijzen van de landb6uw-
producten in België en Nederland direct na de oorlog viel
op, dat deze in België belangrijk hoger waren dan in Neder-

land. Dit verschijnsel deed zich trouwens niet alleen in
de landbouwsector, voor. Het gehele prijspeil was in België
belangrijk hoger dan in Nederland. Voor een groot deel
kan dit worden verklaard uit minder stringente prijs-
beheersings- en rantsoeneringspolitiek in België, dan in
Nederland in de eerste jaren na de oorlog werd toegepast. – Dooi’ een grotere voorziening van cle markt zijn in België de prijzen geleidelijk aan gedaald, terwijl in Nederland de
opheffing van rantsoenering en prijsheheersin’g gepaard
is gegaan met een stijging van de prijzen: Een verstoring in deze gunstige ontwikkeling is veroorzaakt door onge-lijke devaluatie in het’ najaar van .1949.
In tabel T zijn van enige bclangrijk’e producten de
Belgische en Nederlandse prijzen naast elkaar geplaatst.

liet leek ons hierbij van belang ook de gegevens van voor
de oorlog op te nemen.
Opvallend is, dat vdor de oorlôg het i3elgisch prijspeil
van laridbouwproducten gemiddeld niet hbger was dan
dat in Nederland. In Nederland lagen de granen iets
hoger, terwijl in België dit hét geval was voor aardappelen,
eieren en melk.
WTas
toentertijd een economische unie
gesloten, dan zou dit voor de landbouw in zijn geheel in
beide landen geen belangrijke veranderingen in de rendabi-
liteit hebben gebracht.

26 Juli 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

61

TABEL 1.


Prijzen aan enige landbout’pi’oducten, die
dooi’ de producenten
zijn ontoangen (in guldens).

Na de oorlog
Voor de oorlog
voor cle devaluatie
Na de devaluatie.

t
-.

Product

Eenheid
(1936-38)
(kalenderjaar

19.
(Jan.
1950)

België’ Nederland
België
1
Nederland
België
Nederland

100 kg
7,73

9,42
26,03

21,29

3129
22,80
Rogge

…………………………………..’
,,
6,25

7,67
23
2
81

2106

24,12 21,05
haver

………………………………….
,,
6,36

6,59
24,78

.

18,51

22,73 24,86
Gersi,

(winter-)

…………………………..
6.21

7,67
2:1,17

19,84

24,23 28,78

Tarwe ………………………………………

Aar(apPelen

……….

……………………
Suikerbieten
lot’
2,66

2,10 10,59

5,50/6,-‘-

11,54
.

10,50
……………………………….

….

….

kggesl.gew.
10,20 10,17
0,56

0,57

50,72

32,-

55,33

3,52

‘2,05

1,83
37,-
1,93
Varkens

…………………………………..
Eieren

……………………………………..
100

St.
373

333
18,52

12,67

14,74
12
Melk (omgerekend 01) 3 pCI vetgehalte)
100 kg
‘.
5,71

4,68
21,57

16,60

25,60 17,14

1)
Wintermelkprijs,

Gebruikte koersen:
1936-38

:

100

fr.,

=
f 6,322
1948

:

100

fr.

=
f6053
1950

:

100

fr.

=
f7,60
Jlronverineltting
:


België

1 936-’38/1 948/1950 Land bouwtijdselirift.

Voor

suikerbieten

Mededelingen

landbouwaltachô
Brussel,
nos 59 (16 Oct.-13 Nov. ’49) en 63(16 Febr.-31 Mrt
’50).
Nederland

,
1936-38 (tarwe, t’ogge, gerst

riebtprijs; overige
(behalve melk)

Tandb.veislag;
melk

Bond

v.

Coöp.

Zuivelf.
iriesland).
1948,

1950 granen

top no tc’ri lig

0 run in gen.

1

• Na de oorlog laat de zaak zich mei’kwaardigerwijze
geheel anders aanzien. in 1948, toen cle toestand in beide landen toch reeds weei’ in belangrijke mate was gestabili-

seerd, lagen de i3elgische prijzen van landhouwproducten
over de gehele linie belangrijk hoger dan de Nederlandse
prijzen. De aardappelpi’ijzen lagen in Nederland wel zeer
laag in 1948 ten gevolge van het grote aanbo4 en de ge-

ringe exportmogelijkheden, in dat jaar.
Gedurende 1949 en 1950 zijn evenwel dd Belgische prijzen
(in Îrancs uitgedrukt) van verschillende producten he-
langrijk gedaald. Dit is het sterkst het geval voor voeder-
granen, varkensvlees en eieren. In guldens gemeten wordt
deze prijsdaling döor dé koersstijging van de franc t.o.v.

de gulden gecompenseerd vooi’ voedergranen, maar hij
lange niet voor varkensvlees en eieren. in NedeHand is
daarentegen in guldens een prijsstijging opgetreden voör
cle voedergranen. Dit was liet gevolg van de vrije binnei-
landse prijsvorming hij een beperkte invoer van voeder-
middelen. Ook rundvieesprijzen zijn ten gevolge van de
vi’ije prijsvorming in Nederland belangrijk gestegen.
G’osso modo kri,gen Nvij dc indruk, dat dooi’ de prijsdaling
in België en de prijsstijging in Nederland dc verhouding
vat1 het pi’ijspeil van de voornaamste landbouwproducteia

in Nederland en België na de ongelijke devaluatie weet’
ongeveer gelijk geworden is aan de verhouding, die voor-
dien bestond. Bij een gelijk devaluatiepercen tage zouden de
prijspeilen in heide landen elkaar ongetwijfeld dichter
‘genaderd zijn dan nu het geval is. l3elangrijke vershil1en kunnen slechts voor di’ic pro-

ducten worden geconstateerd, nl. tai’we, suikerbieten en
melk. Voor tarwe bestaat-er een groot verschil. De tarwe

in i’edei’lana fnoet,tegen een nagenoeg vaste prijs worden
ingeleverd. Deze prijs ligt ‘veel laget’ dan de wereldmarkt-
prijsl en staat ook in onjuiste verhouding tot de binnen-
lartdse vrije prijzen van de voedei’granen. Op de wereld-

markt zijn juist de prijzen van dé voedergranen belangrijk lager dan die van de tarwe. Deze onjuiste prijsverhouding
werkt dan ook in de hand, dat de tarwevei’houw tei’ug-loopt, waardooi’ meer duurdere tarwe moet worden in-gevoerd en de verbouw van voedergranen wordt uitge-
breid, hetgeen •tot een vermindering van de invoer van de
goedkqpere voedergi’anen leidt. Dit gaat juist tegen de
draad in, van hetgeen uit natiönal-economisch gezichts-
punt als voordelig moet woi’den beschouwd. Een verho-
ging van de tarweprijs in ‘Nederland zou daarom wense-
lijk zijn. ‘
De suikerbietenprijs in België is veel hoger dan in Nedet’-

land.. Een dergelijke prijs in Nederland zou buitensporig

zijn en stellig tot een zodahige uitbreiding van de suiker-

bietenverhouw leiden, dat ‘de suikerproductie de binnen-
landse behoefte belangrïjk’zou overtreffen. liet is evenwel

w’aarsqhijnlijk, dat deze prijs de suikerhietenverbouw.
i11
België ook tot het meest retidabele akkerbouwgewas maakt.

De belangrijke uitbreiding van’ het suikerbietenareaal in België van .1948 op 1949 is hiervoor een aanwijzing.
in de dierlijke sector springt de veel hogere melkprijs
in België in het oog. Merkwaardig’ is, dat de eierji’ijs
slechts weinig hoger is dan in Nederland, terwijl de prijs van het vai’kensvlees zelfs lager ligt. In Nederland heeft

de veehouderij een iekere kunstmatige voorsprong op de
Belgische door het ter beschikking stellen van het inge-

voerde ki’achtvoeder via een i’antsoenei’in gss telsol tegen
lagere prijzen dan gelden voor de binnenslands geteelde
voederuiiddelen. .Voor zover de prijzen van de voeder-
middelen gehouden worden beneden de imporiprij zen is
ei’, veel voor te zeggen deze subsidiëring te beëindigen.
Voor zover export van dierlijke producten plaatsvindt,

wordt in de regel weliswaar de veevoedersubsidie weet’.
in de vorm van heffing afgenomen, maat’ deze sul)sidie
blijft toch een kunstmatig element in de ‘prijsvorming van
dierli,jke producten. De subsidie is evenwel niet groot;
van dc afschaffing er van zou dan ook slechts een geringe
koslenvei’hoging uitgaan.
Daat’ komt hij, dat de exportposilie van deze belangrijke
Nederlandse uitvoei’producten nauwelijks enige prijsstij-ging toelaat. De huidige i’endabiliteit van de veehouderij
in Nederland maakt deze trouwens ook niet nodig.

Dat het verschil in prijspeil van de landbouwpt’oducten
vooral tot uiting komt in deze drie jwoducten (tat’we,
suikerbieten en

melk) is o.i. toe te schr’ijven aan het feit,
dat in de Belgische landbouwpolitiek de rendahiliteit van
het landbouwbedrijf hoofdzakelijk via deze drie ,,stiate-
gische producten” wordt beïnvloed. Dè prijzen van de

andere producten in België worden hoofdzakelijk door
vraag en aanbod bepaald. –

hoe is nu het huidige verschil in prijspeil van de voor-
naamste landbouwproducten in beide landen te rijmen
met het feit, dat voor de oorlog ei’ geMiddeld nagenoeg
geen verschil’ bestond? Een tweetal oorzaken kan do ver-
klaring van dit verschijnsel volledig verschaffen, t.w. de
verschillende stijging van het loonpeil en de pachten in
beide lanaen. De index van delonen + sociale lasten in
Nederland gluit niet’âan öp de voor de prijzen genoemde –

M

596

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juli 1950

vooroorlogse periode 1936-’38. Daar de lonen en pachten

in beide landen in 1939 slechts weinig verschilden met die

in de periode van 1986-’38 menen wij over deze onvol-

komenhieid te mogen heenstappen. Bij de vergelijking
van de prijsstijging van deze beide.factoren is daarom als

basis 1939 genomen.

TABEL
IT.

Productiekostenindex (1939 = 100)

België

Nederland

Jan.
1950

Jan.
1950

PahL
…….. …………

.
247

125
Loon + sociale
Iastwi . . . .

471

337 ‘)

‘) Index volgens C.B.S.-uurlonen:
31
Jan.
1950 : 290.

Verhoogd met sociale lasteu:
1939 :6
pCt
1950
:
23
pOt
(irici.
duurtetoeslag)
Bron
België:
Landbouwindex.
Landbouwtijdsclirift Februari
1950.

De pachten zijn in België dus rondweg tweemaal zoveel

gestegen als in Nederland, terwijl de loonkosten 40 pCt
moer gestegen zijn. Indien de stijging van deze twee

factoreh in Nederland gelijke tred had gehouden met de


stijging in België, zou dit de volgende invloed in guldens
per eenheid hebben gehad.

TABEL
III.

Loon+
Pacht
sociale
Totaal
lasten

Tarwe

………..
100

kg
3,30
,
2,60
5,96
Rogge

……….,,
3,83 3,19
7,02
Flaver

………..,,
2,96
2,40
5,36
Gerst

…………
3,38
2,44
.

5,82
Melk Weidegeb.

. .

,,
2,05 3,36
5,41
Aardappelen (cons.)

,,
0,44 0,98
1,42
Suikerbieten

……
1.000
kg
2,51
5,89
8,40

Merkwaardig is, dat dooreengenornen de kwantitatieve
betekenis van beide factoren niet veel uiteenloopt. Indien

men de totale kostenverhoging bij een veronderstelde
gelijke stijging van de loonkosten en de pacht optelt bij
de huidige Nederlandse prijzen en deze vergelijkt met de
Belgische prijzen kan men nagaan in hoeverre er dan
overeenstemming in prijspeil bestaat. De Nederlandse

prijzen, die dan als uitgangspunt moeten worden genomen,

zijn niet de vrije prijzen maar de door de Overheid ge-
garandeerde richtprijzen. Dit verschil heeft alleen beteke-
nis voor de voedergranen.

TABEL
IV.

Vergelijking tussen de prijzen oan enige landbouwproducten
in België en Nederland in Januari 1950 op basis ean een

stijging van de loonkosten en de pacht in Nederland gelijk
aan die in België (in guldens) ‘)

België

Nederland

Tarwe …………………100 kg

31,29

28,80
Rogge …………………,,

26,12

27,30
Haver …………………,,

22,73

23,50
&er.t (winter-) …………,,

24,23

25,10
Melk
(3
pCt vet) ……….
100
kg/l.

25,60

23,45
Aardappelen …………..
100
kg

11,54

11,90
Suikcrbietn …………….
1.000
kg

55,23

4 5,4 0

1)
Op (le prijs van het varkens1ees en de eieren heeft de pacht
geen invloed en heeft de stijging van de loonkosten slechts een
geringe betekenis.

Een belangrijk verschil blijft ei na dpze ,,correctie”
alleen voor de stiikerbielen. Overigens is er dooreenge-
norhert weinig verschil in )rijspeil overgebleven.

liet verschil in nominaal loonpeil hangt samen met een
verschil in de gehele prijzenstructuur in België. Waar-
schijnlijk verschilt het reële loonpeil in beide landen slechts

weinig.’ In een volledige economische unie moet hel in
giote lijnen’ automatisch komen tot een aanpassing van
de prijzenstructuur over en weer, doordat de Belgische

prijzen en lonen dalen of de Nederlandse prijzen en lonen
verder stijgen. Een bijzondere factor hierbij zijn nog 49
subsidies op levensmiddelen in Nederland. Voor de deva-

luatie was het grootste deel hiervan reeds afgeschaft.

Om te grote schokken in het prijspeil te voorkomen zijn
de subsidies nadien weer belangrijk toegenomen. Waar-
chijnlijk is de hoop gevestigd op een daling van de invoer-

prijzen van tarwe en voedergranen, waardoor een belang-

rijk deel van de subsidies zou vei’dwijnen. Het is echter de

vraag, of deze prijsdaling spoedig komt. Een belangrijk

deel van de subsidies wordt daarnaast uitgekeerd via de
consumptiemelk. 1-her is zeker geen belangi’ijke verlaging

van de prijs te verwachten. ‘Het wil ons voorkomen, dat

het bdter is niet langer te ‘speculeren op de toekomst,
doch de levensmicldelensubsidies nu af te schaffen. 1-let

gaat hierbij om een bedrag van f 200 It 250 mln. Vondeling
1)

heeft berekend, dat de prijsstijging ten gevolge van het

afschaffen van de subsidies voor een doorsneegezin van

4 persônen met een wekelijks inkomen van f 70 of minder
een verlaging van liet reële inkomen van 4 It 7 pCI zou

meebrengen. Compensatie van directe prijsstijging van de
levensmiddelen zou dus rond 6 pCt loonsverhoging ver-

eisen. Bovendien moet rekening worden gehouden met het
effect van deze loonsverhoging up de algemene stijging

van de kosten van levensonderhoud. Deze indirecte
werking zal ook weer enige procenten loonsverhoging

met zich brengen. Waarschijnlijk is evenwel met een ver-

hoging van het loonpeil met ongeveer 10 pCt het ver-

stoorde evenwicht tussen prijzen en lonen ten gevolge van
de afschaffing der subsidies hersteld.

De uiteenlopende ontwikkeling van het pachtpeil in

Nederland en België komt op rekening van het effectieve
ingrijpen van de Oerheid in Nederland. In Nederland is

de stijging van de pachten zoveel mogelijk tegengegaan.

Men heeft bewijst willen vermijden, ‘dat de pachten en
prijzen van de landbouwgronden in de oorlog en na-

oorlogse schaarsteperiode te hoog zouden oplopen. De

later waarschijnlijk onvermijdelijke teruggang zou veel
moeilijkheden kunnen berokker’en. De jaren na de vorige

oorlog hebben in deze een goede les gegeven. In België
zijn ook wel maatregelen genomen de pachtstijging tegen
te gaan. Veel meer dan(maatregelen op papier blijken het
evenwel niet te zijn geweest. De pachten hebben in België

in ruime mate gedeeld van de voorspoed in de landbouw.
In Nederland zijn waarschijnlijk de pachten op, de
betere gronden wel te laag geho’uden. De indruk wint veld,
dat bij de huidige prijzen er wel ruimte is voor een zekere
pachtstijging op de betere gronden. Deze pachtstijging
zou dan evenwel geen prijsverhogend effect op de eind-producten hebben. Verkinderen
2)
deelt’ mede, dat ,,in’
landbouwmiddens de Ôpinie overheerst, dat het Belgische
land- en tuinhouwbedrijf thans in een crisis is getreden, die deze van het begin dei’ dertiger jaren inscherpte be-
nadert”. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken,

dat hier sprake moet zijn van o’verdrijving. De prijsdaling in, België kan echter nog wel enige compensatie vinden in.
een daling van liet sterk opgelopen pachtpeil. Ook op dit

terrein zien wij dus iii de toekomst ccii natuurlijke ont-
wikkeling in de richting van grotere gelijkheid.

De regeling vervat in liet protocol van 9 Mei 1947 heeft

goed gewerkt in . de overgangstoestand. Het is mogelijk,
dat çleze regeling nog niet geheel kan worden gemist.

Een blijvend element in de economische unie behoeft het
stellig niet te worden. Daarvoor zijn er fundamenteel te

weinig verschillen tussen de positie van de Belgische en
de Nederlandse landbouw. Iii plaats van de nationale

‘). ,,Het Landbouw-Egalisatiefonds” in ,,Econonhiscd-Statistische
Berichten” van
’12
Juli
1950,
blz.
552.
‘) ,,De huidige Situatie van de Bilgische landbouw” in ,,Econo-
misch-Statistiscije Berichten” van
24
Mei
1950, hlz. 410.

..

26 Juli 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

597

regeling, waarvoor het protocol gelegenheid biedt, zal men
evenwel tot Beneluxregelingen moeten komen voor een

beheersing van de markten van die producten, die door
gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod de rendabili-

teit van de landbouw in het Benelux-gebied in gevaar

brengen.
‘s-Gravenhage.

J. HORRING.

ONTWIKKELING VAN DE BELGISCHE

METAALVËRWERKENDE NIJVERHEID

SEDERT HET EINDE VAN DE OORLOG

EN DE, VOORUITZICHTEN.

Reeds van ouds is gebleken, dat in België een aantal
..gunstige factoren aanwezig is voor een natuurlijke en
harmonieuze ontplooiing van de metaalverwerkende

nijverheid. De voornaamste grondstoffen, ni. staal en
steenkool zijn in voldoende mate in het land aanwezig,
evenals een groot potentieel van geschoolde arbeidskrach-
ten, die in staat zijn de productie van technisch hoog-
staande producten te verzorgen. Voorts staat een zeer

dicht transportnet borg voor een snelle aanvoër van grond-
stoffen en afvoer van bewerkte ‘ producten. Deze gunstige omstandigheden verklaren, samen met
het feit, dat door de snelle bevrijding van het Belgische

grondgebied iii 1944 een vrijvel ongeschonden productie-
apparaat aan het werk kon gaan,, in zekere mate de bui-
tengewoon snelle opgang van de na-oorlogse bedrijvigheid
– der metaalverwerkende nijverheid.
Er is echter nog een tweede oorzaak hiervoor aan te
wijzen. Reeds gedurende de oorlog béstonden er in ver:
schillende sectoren plannen tot het doorvoeren van een
ingrijpend specialisatie- en ration alisatieprogramm a, dat
onmiddellijk na de bevrijding dan ook met kracht ter
hand werd genomen. In dit verband moeten wij wijzen
op een bepaald structureel element van deze industrie.
Zij telt meer. dan 2.000 productie-eenheden, die over het gehele land verspreid liggen en waaronder een vèi’-

gaande taakverdeling voorkomt. Behalve rond 20 zeer
grote bedrijven, die tezamen circa 25 pGt van het aantal
arbeiders voor hun rekening nemen, is er een groot aantal
kleinere metaalverwerkende bedrijven, dat gespecialiseerd
is in de productie van slechts enkele artikelen. Meestal zijn dit onderdelen, die uiteindelijk in de een of andere

putillage woi-den geïntegreerd. De kapitalistische doel-,
– matigheid van de industriële concentratie neemt niet weg
dat het bestaan van deze talrijke schare van zgn. onder-
aannemers economisch volledig verantwoord is; het is
immers voor een groot deel aan
hen
te danken, dat de in
de jaren 1946 tot en met’ 1948 zich ophopende orders in
zulk een vlot tempo en tegen zulke relatief voordelige
prijzen konden worden verwerkt.
Grote bedi’ijven hebben er immers voordeel hij die deel-
taken, die zij zelf slechts zouden kunnen verrichten ten
koste van grote technische en financiële offers, hoge vaste
kosten en rendementsverminderingen, waardoor het eind-
product onnodig belast wordt, aan andere over te laten.

**
*

De na-oorlogse ontwikkeling van dc metaalverwerkende
nijverheid in België kan, algemeen beschouwd, in drie
perioden worden verdeeld. Elk hiervan draagt haai’ eigen

kenmerken, en kan als volgt schematisch ivorden om-

schreven:
de jaren 1945-1946. Periode van wederaanpassing
en bevrecliging van de binnenlandse vraag;
dc jaren :1947-1948. [‘eriode van ,,full crnploy-

nient” en uitgebreide export;
het jaar 1919. Pei’iocle van teruggang der bedrijvig-

heid.
Deze verschillende phasen zullen wij in het nu volgende
gedeelte onder. de loupe nemen.

1.
De jaren 1945-1946.

In tegenstelling tot de meeste andere Europese landen,
die nog zware militaire verbintenissen moesten nakomen

of nog leden onder een gehele of gedeeltelijke bezetting

door de vijand, kon België de tijdspanne tussen de bëvrij-
ding van het grondgebied en de Duitse capitulatie benut-

ten voor een reorganisatie van zijn productie-apparaat.

Ti’apsgewijs voerde de metaalverwerkende nijverheid de

omschakeling van oorlogs- naar vrèdeseconomie dooi’.

1-let productieproces werd omgevormd en afgestemd
0
1
)

de eisen van cle nieuw geschapen toestanden, vnl. op de
bevrediging van de uitgeputte binnenlandse riarkt. Dit
wil zeggen, dat de bestaande problemen minder van tech-

nische encommerciële, dan wel van economische aard wa-
ren.

De schaarste-economie maakte gedurende deze periode
elke continuiteit van de productie vrijwel ohmogelijk.

Bijzonder sterk leed ‘de metaalverwerkende’ nijverheid

onder een chronisch gebrek aan siderurgische grond-
stoffen en een absoluut tekoi’t aan steenkool, daar de bin-
nenlandse contingentei’ingsstelsels aanvankelijk nog veel
te wensen overlieten.

Niettegenstaande deze moeilijkheden en de remmende
invloed van prijzenstop en loonconflicten, wist de metaal-
verwerkende nijverheid de binnenlandse markt te voor-
zien met een hoeveelheid afgewerkte producten ter waarde
van frs 31 mrd.
Vergeleken met het jaargemiddelde 1936-1938 ver-
toonden personeelsterkte en omzet het volgende beeld.

TABEL 1.

Personeel

Omzet (in millioenen drs)

Periode

Uitslui-
Tolaal tenciar- Binnen- Buiten- Totaal

1936-38

155.000135.000

5.650

3.l’25 ,

8.975
1945

135.100

114.800

10.025

25
1
0

12.565
19’iS

188.600

162.400
1
20.760 ,

4.810
1
25.570

Bijzondere aandacht werd esteed aan de verzorging
van de vraag naar huishoudelijke verbruiksartikelen en
aan de wed eropbouwprogramma’s. De omzet van
duur-

zame oerbruiks goederen
beliep rond frs 9 mrd, waarvan o.a.:

1
.:wo
riulliocir drs verpakkingsriiatcriaal en ander plaatwerk
600

,,

,, gegalvaiiiseerde cii geerirailleerde huishoud-
arli kelen
600

,,

,, verwarritings- en kookloestelleri;
600

,,

, , rad iotoestel en en beirod igd lied en
400
.,,,,
metalen meubelen, bedden,
cr17..;
400

,, ijzerwaren, rolluiken, ene.;
200

,,

,, sanitaire installaties;
200

,,

,, electrische huislioudartikelen.

Eind 1946 werden de eerste tekenen van de verzadiging
der binnenlandse behoeften voelbaar, tezamen met de
opkomende buitenlandse concurrentie en de discrimina-toire maatregelen, die het buitenland t.o.v. de Belgische
producten begon te nimen. In de sectoren verbruiks-
goederen traden dan ook ernstige symptomen van econo-

mische achteruitgang op.
De productie van de
zwa,’e ,neiaa1boue
vertoonde in

deze eerste periode een stijgende curve, dank zij de, in
het kader van het herstel van ‘s lands verkeersnet tôege-kende, ijzer- en staalcontingenten. Meer dan 50 metalen bruggen werden hersteld en verschillende andere geheel
herbouwd. Aan de Nationale Maatschappij der Belgische

Spoorwegen werden rond 200 locomotieven en diesel-
rijtuigen geleverd; 10.000 goederen- en personenwagons
werd en hersteld, 15.000 andere bed rij ïsklaai” geniaak t,
terwijl 10.000 nieuwe wagons werden gebouwd. De Bel-

gische
scheepsbouw
had de handen vol met het herstel
van do beschadigde binnenvaartu igcn, en vol tooide
voorts vooi’ 13elgische rekening enkele op stapel staande
Duitse orders. Te vermelden is ook de systematische uit-
voering van het programma, bekend ondei’ de naam

– ‘

508

ECONOMÏSCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juli 1950

3
,,Versterking der Electrische Centrales”, volgens hetwelk

er jaarlijks 200.000 kWh. moest worden geïnstalleerd.
Andere takken voorzagen in de meest dringende be-

hoeften van de Belgische industie, en leverden aldus voor
rond frs 15 mrd.

Inmiddels hielden de gebrekkige materiaalvoorzien ing,

waarvan reeds eerder sprake was, cle beperkte financiële disponibiliteiten van het buitenland, de strakke deviezen-

reglementeringen en de .scheefgetrokken bilaterale han-

delsaccoorcien de uitvoer van metalen producten op een
uiterst laag peil tijdens deze beide jaren, nl. resp. op 30

en 55 pCt van het vooroorlogse. Bovendien was de export

zeer onevenwichtig verdeeld over de verschillende cate-

gorieënvan producten. De beste uitvoerproductenwaren ge-
trokken draadproducten, spijkers, werktu iginachines en

electro-technisch materieel. Rond 75 pCt van de geza-

menlijke uitvoer was
01)
cle Europese markt gericht;

Nederland en Frankrijk namen samen 50 pCt voor hun
aandeel.

2. De jaren 1947-1948.

Tegen het einde van 1946 was in het binnenland, zoals

gezegd, de meest dringende vraag hevredigd en raakte
cle markt

met consumptiegoederen verzadigd. Om de
industrie draaiende te houden, moest

dus worden omge-

zien naar afzetgebieden buiten cle Belgische grenzen.

Er waren in de jaren. 1945 en 1946 vele uitrustings-

en industrialisatieplannen opgesteld, zodat van de tweede

helft van 1946 af een groeiende stroom van orders de weg
naar België vond. De relatief hogere prijzen konden dus
blijkbaar opwegen tegen de kortere. levertermijnen, die

de Belgische fabrikanten konden aanbieden.

Een ruimere materiaalvoorziening en de gunstige beta-

lingsbalans’, die ecn geleidelijke credietverlening aan het

buitenland tot een beloop van frs 14 mrd mogelijk maak-
ten, stelden’de metaalverwerkende nijverheid in staat aan
deze vraag te voldoen. In deze tweede phase liep dus

vooral de export van . metaalproducten aanzienlijk op.

Dit kan met enkele cijfeis worden geïllustreerd. Zo ver-

tegenwoordigde de afzet van de metaalverwerkende nij-verheid in het buitenland
in
1947
en
1948 resj. 15 en 20
pCt van de totale uitvoer dci’ Belgisch-Luxemburgse
Economische Unie, tegenover gemiddeld slechts 12 pCt

in
de periode -1936—-1938.

De procentsgewijze samenstelling van de uitvoer der
metaalverwerkerid& nijverheid, onderging gedurende deze
twee jaren een belangrijke wijziging, zoals uit onder-
staand tahelletje blijkt.

TABEL
2.

Gein.
1936-’38
Gein.
1947-48

1-Ialfproclucten en eenvoudige be-
werkte producten

…………
.
38
pCt
31 pCI

AllerIdi

rechtstreekse

verbruiks-
14
13
goederen

………………..
48

,,
56
Kapitaa]goederen

…………..
100 pCI
100
pCt

Uit de achteruitgang van het percentage halfproducten

blijkt, dat de Belgische export meer waarde in minder
gewicht bevatte, hetgeen erop wijst, dat de uitgevoérde producten technisch op een hoger peil stonden en beter

afgewerkt waren en dat er meer arbeidsloon en moderne
toebehoren in verwerkt waren dan voor de oorlog het ge-
val was.

Dat sinds de bevrijding een flinke vooruitgang werd
geboekt en dat de metaalverwerkende nijverheid haar traditionele functie van exportindustrie bij uitstek op-
nieuw had opgenomen – 35 pCt van haar productie is
namelijk voor uitvoer bestemd -‘ blijkt. duidelijk bij ver-

gelijking van tabel 1 met de onderstaande cijfers.

TABEL 3.

Peronee1

Omzet (in millioenemi frs)
Periode

Uitslui-

Binnn-

Buiten-

Totaal Totaal

ten d ar-

lami

land
heiders

1947
…….
211.600
1
181.600

22.350

9.580

31.930
1948 ……222.900

191.100

24.520

13.310

37.830

Sedert de oorlog onderging cle verdeling van de export

over de verschillende markten een grondige wijziging.

1-let aandeel van Groot-Brittannië en Chima was zeer aan-
zienlijk teruggelopen, hetgeen gepaard ging met een ge-

voelige stijging van de uitvoer naar de Scandinavische
landen, Zwitserland en ook enigszins naar Portugal.

De ‘onderstaande tabel geeft te zien hoe de rangorde

van de voornaamste afnemers zich heeft ontwikkeld.

TABEL
4.

1948

pCI

1947

pCI
Gem.
1936-’38 pÇC
Nederland

17,3
Nederland

16,1
Nederland

15,7
Frankrijk

11,9
Frankrijk

.

13,5
Frankrijk

12,1
Belgisch-Congo

9,5
Belgisch-Congo

6,8
Groot-Brittannië
7,9
Argentinië

6,8
Argentinië

5,3
Belgisch-Congo

7
1
2
Duitsland

4,9
Zweden

4,7
Argentinië

6,4
Zwitserland

4,4
Zwilserland

3,7
Z.-Afrik. Unie

5,3
Zweden

3,9
Brazilië

3,4
China

4,3
Zuid-Afrik. Unie
3,2
Denemarken

3,3
Brazilië

.

4,2
Groot-Brittannië
2,5
Noorwegen

3,2
Zwitserland

2,8
l’ortugal

2,5
Egypte

2,7
Indië

2,4
Brazilië

2,4
Finland

2,6
Zweden

2,3
Denemarken

2,1 Portugal

2,3
Duitsland

2,1
Indische Unie

2,0
Z.Afrik. Unie
. 2,3
Egypte

1,8
Finland

1,5
Groot-Brittannië 2,1
Noorwegen

1,6
Egypte

1,4
Indië

2,1
Portugal

1,5
Noorwegen

1,2
China

1,9 U.S.S.R.

1,4
Overige landen
22,5
Overige landen
24,0
Overige landen
21,0

De verruiming van de uitvormogelijkheden was echte
tm
r
van voorbijgaande aard. De mystiek van de essentiële
en niet-essentiële producten had bijna alle landen ter

wereld aangetast, terwijl cle deviezenschaarste een slo-

gan werd, die diende om er restrictieve en protectionis-
tische practijken achter te verbergen. Vooral de
con-
sumptiegocderen
voortbrengende sectoren werden hiervan
het slachtoffer. In 1948 lag de totale uitvoer van con-

sumptiegocderen dan ook 13 pCt lagei’ dan in 1947, d.w.z.
beneden het vooroorlogse peil. De invoer van deze pro-
ducten kwam echter op de index 120 (1936’38 = 100)
te liggen, d.w.z. 95 pCt boven het peil van 1938.
In de sector halfproducten was het tempo van de afle-

veringen globaal gesproken bevredigend, lIet derde en
vierde kwartaal van 1948 gaf echter reeds een gevoelig.
inzinking ten opzichte van de eerste helft vati het jaar
te zien, vooral in de sectoren vormnstaal- en ijzergietwerk
en koud gewalst handstaal.

Gezien de vele industrialisatie- en wëderuitrustings-
plannen, die speciale regeringssteun en financierings-
faciliteiten van het Marshall-plan genoten, leefde de sector-
uitrustingsgoederen
in een ware boomperiode. Zelfs de
remmende werking, die van de bestaande monetaire
problèmen uitging, kon gedurende een achttiental maan-
den deze opmars niet stuiten. /

Tegelijkertijd deden zich op de binnenlandse markt meer

en meer symptomen van vertraging gevoelen. Tussen
het begin en het einde van 1948 steeg het aantal werklozen in de metaalverwerkende nijverheid met 10.000 eenheden,
ondanks de voor het buitenland werkende sectoren uit-
rustingsgoederen, die dankbaar putten uit de verruiende
arbeidsmarkt. Zoals wij aanstonds zullen zien, liepen de
)estellingen reeds gevoelig terug.

3. Het jaar 1949.

• Beschouwt men alleen het omzetcijfer van het jaar
1949, dan krijgt men de indruk, dat de metaalverwerkende

nijverheid er nog niet zo slecht voorstond en: het klinkt
in elk goval paradoxaal van een depressie te spreken.
Immers, de verzendingen bereikten in dit jaar nagenoeg

frs 40 mrd en kwamen aldus frs .5 mrd boven het gemid-

/

‘1

26 Juli 1950

ECONOMISCH-STATIST’ISCHE BERICHTEN

599

delde van de’voorgaande periode te liggen. Van duze
hoeveelheid ging frs 16 mrd naar de uitvoer, d.i. rond 25

pCt van de totale uitvoer der Belgisch-Luxemburgse

Economische Unie.
Omgerekend in maandgemiddelden per jaar ziet cle

vergelijking van de voornaamste facetten der productie

er als volgt uit.

TABEL 5.

1947

1

1048
1049

(in miii benen frs)
Binnenland:
Geboekte bestellingen
2.055 1.916
1.648
i.863
2.043
1.950
Uitvoer:

.
Omzet

……………..

Geboekte bestellingen

.
. .
1.027
1.281
882
Omzet

………………
708 1.109
1.336

Om zich een juist denkbeeld te vormen van dc toestand,

moet men niet uitsluitend zijn aandacht concentreren
0
het cijfer van de afleveringen, doch vooral op dat van de

binnenkomende orders. Immers, de metaalverwerkende
nijverheid werkt op lange levertermijnen. Doet er zich

een depressie voor, dan komt deze vooral in de orders
tot uitdrukking, terwijl toch de industrie nog enige tijd
kan voortdraaien op de in portefeuille berustende bestel-
lingen.

Welnu, terwijl er. in 1948 nog vrijwel evenveel nieuwe
orders binnenkwamen als er verzendingen afgeleverd
werden, clekten de bestellingen in 1949 slechts 77 pGt van,
de vrzendingen. De sellers’ market was dus in een buyers’
market omgeslagep.
Terloops zij opgemerkt, dat het gemiddelde aantal ar-
beideis, vergeleken met het jaar 1948, •inmiddels van
181.000 tot 170.000 was geslonken. Eind December 1949
bedroeg het aantal arbeiders minder dan 160.000.
Rekening houdend met de prijsschommelingen, die zich
in 1948 en 1049 voordeden, kan de voorgaande tabel ook
als volgt worden opgesteld.

TABEL 6.

Binnenland

t

Uitvoer

1 :nstei-

Omzet

Bestel- 1
1

liiigcui .

lingen –

Omzet.

(in nu II ioencn frs)

1947

…………
2.300

1

2.000

1.130

880
1948

…………
1.920

2.040

1.280

1.110

1.050

1.050

880

1.340

Men ziet dus duidelijk, dat op de binnenlandse markt
de omslag van de conjunctuur zich voorgedaan heeft vôôr
1 Januari 1948, en vooi’ de uitvoer vr 1 Jan uari 1049.
Berekent ‘men de maandgemiddelden niet op de ge-
hele jaren doch per kwartaal afzonderlijk, dan komt het

tijdstip van de conjunctuuromslag hauwkeuriger vast
te liggen, nl. op 1 Juli 1947 voor de binnenlandse en op
1 September 1948 voor de buitenlandse markt. De defi-
nitieve uitwerking op de omzet zou zich echter pas 15
maanden later, d.w.z. op 1 October 1948, doen gevoelen
op de binnenlandse markt, en 8 maanden nadien op de
uitvoermarkt.
**
*

V66r het aanbreken van het jaar 1948 was de.toestand
op de binnenlandse markt dus reeds heel wat slechter
dan men op het eerste gezicht zou willen aannemen. Daar
komt nog bij dat sinds 1948, en vooral in 1949, de metaal-
verwerkende nijverheid in eigen land een verbeten con-
currentiestrijd te voeren had ten gevolge van de liberale
invoerpolitiek, welke door België werd gehuldigd.
Gaarne lassen wij hier enkele ôijfers in omtrent de
ineoer in België.
Om de omvang van de invoer van pro-
ducten dci’ metaalverwerkende . nijverheid ‘in België in
een juist licht te plaatsen, moeten dë bestaande statis-

tische gegevens enigszins worden gecorrigeerd. Aldus

laten wij de invoer van producten, die in België zelf niet
worden geproduceerd, alsmede de tijdelijk ingevoerde

of voor montage door de Belgische industrie bestemde
goederen hier buiten beschouwing, en vergelijken de vol-

gende tabel.

TAB:EL 7.

1948

1949

(in mii lioenen frs)

Bijzondere hande. ……………….

..1 5.1 12

15.274

Buitengewone gevallen
……………..
5.956

5.293

Gecorrigeerci totaal
……………….
9.156

9.981

In dit totaal vertegenwodrdgen de halfproducten. 5

pCt, dc’ uitrustingsgoederen 70 pCL en de consumptie-
goederen 25 pCt.

Beziet men de invoer aan de hand vais de landen vati
herkomst, dan valt in .het bijzonder de grote toeneming

van de invoer uit Duitsland op. In de nu volgende cijfers
hebben wij de buitengewone gevallen, zoals hierboven

bedoeld, buiten beschou’ing ge1aten.

TABEL 8.

1′,
eau
iii 0
dcl

‘ Percentages

‘ergv k
waarde ier

ken met liet tol aal
maand

bedrag van cle invoer

(iii in iii ioen en fi’s)

van Fa bri IldetaiPro-
dlucten

1948

1
1949
1

1948

1

1949

Verenigde

Staten
225
244
29
30
Ver. Koninkrijk
160 173
21
21
Zwitserland
104
101

II
.12
Duitsland

(Triz.)
Frankrijk
42
92
1
94 86

/
5
12
11
10
Nederland
67 60
9 7
Zweden

.
30 25
4 3
Andere landen
43 49
6
6
763
832

10

1
100

De
uiWoer
van producten de,’ neetaali’e,’wer/cendc nijverheid
had in 1949 een brutowaarde ,ran frs .16 mi’d, teenovei’
fi-s 13,13 mrd in 1048 en frs’9,6 mi’d in 1947.

Bij het beoordelen van deze cijfers moet ook hier echier
i’ekening gehouden worden met enkele buitengewone ge-
vallen, zoals de leveringen van hersteld spoorwegmaterieel.
liet geldt hier niet alleen een zeer speciale activiteit, die
van vooi’bijgande aard is, maar de aaiigegeven uitvoer-waarde ei’van omvat niet alleen die van de uitgevoei’de

reparaties maar tevens de waarde van het oorspronkelijk
gehavend materieel.

Om een overzicht te ki-ijgen ovei’ de gang van zaken in
de uitvoe,’ der metaalverwerkende nijverheid in 1049, moet er dus voorlopig abstractie gemaakt worden van
deze buitengewone activiteit en van de waarde der tijde-
lijk ingevoerde goederen. 1-let bruto-cijfer van frs 16 mi’d
wordt dan teruggebracht tot een netto van frs 12,5 mrd.
Doet men hetzelfde voor 1948, dan komt men tot frs 11,7
mrd en voor 1947 tot frs 8,5 mrd. De toeneming van de
uitvoer van 1948 op 1949 was dus veeï minder.sterk dan
die van 1947 op 1948.

Tabel 9 (zie bla. 600), die de buitengewone gevallen
buiten beschouwing laat, geeft een indruk van de wijzi-
gingen, die zich gedurende de depressieperiode hbhen voorgedaan in de structuur van de uitvoer der metaal-
verwerkende nijverheid.

Gewezen moet worden op de voorname plaats, die Ne-
derland in deze uitvoer inneemt. Opvallend is voorts de
uitgesproken toeneming van de Uitvoer naar Belgisch-
Congo en de Oosteuropese landen en de gevoelige dJing
van die naar Frankrijk en de Scandinavische landen. In
de sterlingzone schijnt België zijn positie. te ‘handhaven,
•maai’ het,tveede halfjaai’ 1949 was reeds heel wat minder
gunstig dan het eerste.

e

In absolute
waarde m g.
(in miHioenen Irs)

1947
1
1948
1
1949

Percentage van
het totaal van de
Fabrirnetalui tvoer

1947 1
1948 1 1949
600

TABEL 9.

Land
of
groep
van landen

Nederland

150

208

218

21

21

21
Frankrijk

…..

93

90

73

13

9

7
Scandinaviö

. . .

97

94

78

14

10

8
Trizone

1

8

16

1

2
Oost-Europa . . .

15

33

77

2

3

7
Congo en mandaat-
gebieden

50

106

140

7

11

13
Zuid-Amerika’

86

128

131

12

13

13
Sterlingzone

(totaal) ……….123

195

160

17

17

15
Andere landen .

99

147

148

14

15

14

Totaal …….711i

979

1.041

100

900 –

100

Het ligt niet in onze bedoeling hier uitvoerige beschou-

wingen vast te knopen aan de invloed van het Marshall-
plan op de Belgische uitvoer, maar niettemin willen wij
enkele overwegingen ten beste geven, die voorispruiten

uit de ervaring, opgedaan in de metaalverwerkende nij-
verheid. –

1-Jet is duidelijk, dat’ het systeem van vooraf vastge-

stelde trekkingsrechten niet van bijzonder groot nut is

voor landen, die ijveren voor terugkeer tot de multilaterale

handel en de convertibiliteit der valuta’s, door een zeer

ruime in- en uitvoerpolitiek toe te passen .ilet bevordert
integendeel het bilateralisme. Wij hopen dan ook dat

men van dit systeem zal afstappen.

De pogingen, die de O.E.E.C. onderneemt ôm het han-

delsverkeer vrij te., krijgen, hebben aanleiding gegeven

tot allerlei discriminatoire.maatregelen ten aanzien van
de Belgische producten. Sommige landen, zoals Engeland,

Denemarken, Noôrwegen, Zweden, Turkije en in de laatste

tijd bok Ierland, hebben de invoer uit België gew’on van
hun vrijmakingsplan uitgezonderd. Evenwijdig gaat de
vrijgave van de invoer dikwijls gepaard met het herstel

en zélfs met verhoging van de invoerrechten.
1-let is dan ook de wens van de Belgische metaalver-
werkende nijverheid, dat Oe d ‘rde Marshall-toewij zing
op zodanige wijze wordt verdeeld, dat zij werkelijk via

de inwisselbaarheid c
1
ei’ valuta’s kan bijdragen tot de vrij-
making
van het internationaal hand eisverkeer.

Vooruitzichten.

Voor de binnenlandse markt stipten wij zojuist aan dat
de ,,crisis” opi ‘Juli 1947 met de bestellingen begon. Het

volume hiervan vrminderde sindsdien met circa 85 ô 40
pCt, wat een zeer gevoelig verlies betekent, daar de me-
taalverwerkenle nijverheid maar weinig ,,speculatieve
producten” voortbrengt.

De evolutie van de binnenkomende orders op de bin-
nenlandse markt doet zich voor 1949 als volgt voor:

le kwartaal

5.428 millioen
frs
2e kwartaal

4.923 millioen
frs
3e kwartaal

4.477 millioen frs
4e kwartaal

4.935 millioen frs

Rekening gehouden met de seizoeniuvloeden en de da-

lende prijstendentie bleven zij dus ongeveer op gelijk peil, zodat wij mogen hopen, dat de activiteit in 1950
niet verder zal teruglopen en de conjunctuur in een op-

gaande trend kan omslaan.
Wât de buitenlandse markten betreft mag in het alge-
meen worden verklaard, dat al deze markten eenzelfde
conjunctuuryerloop kennen als de once, doch alleen een

weinig later. België en Zwitserland waren immers de eer-
ste landen, die door crisisverschijrselen werden aange-
tast. Bijgevoig, wat gebeurt net België in 1950 zal in
1951 eveneens met onze buitenlandse markten gebeuren.
f

111
1949 lag het volume van de bestellingen ongeveer
25 tot 30 pCt onder het normale, lIet is dus waarschijnlijk,
dat de bestellingen verder zullen dalen, doch met een maxi-,
mum van 5 tot 10 pCt.

Globaal genomen mag worden voorzien, dat in 1950
het dieptepunt van de erisis zal worden bereikt, wat wil

zeggen dat men tegen het einde van het jaar de eerste
symptomen van een herlevende bedrijvigheid zal kunnen
waarnemen. –

Het zij ‘hier opgemerkt, dat de Overheid een dergelijk

conjunctuurverloop ten zeerste . kan ondersteunen door:

het opmaken van een rationele inventaris van haar permanente behoeften. Een samenhangend programma

van bestellingen over een periode van verschillende jaren

zou een uiterst belangrijke factor van stabiliteit zijn. De

overheidsdiensten nemen immers rechtstreeks 25 pCt
van onze binnenlandse producten a;

het afsluiten van hand elsaccoorden
01)
lange termijn
en het voeren van een brede credi”etpolitiek.in
de zin
van een belangrijke hulpverlening aan de private finan-
ciering door deze in staat te stellen zich te dekken en te

vernieuwen. De Belgische metaalverwerkende nijverheid

zou aldus haar regelmatig aandeel kunnen krijgen in de

industrialisatieplannen, die sommige jooge landen op-
stellen.

Deze factoren, tezamen met ëen betere Marshall-ver-
deling, het initiatief en het dynamisme waarvan de me-
taalverwerkende nijverheid in België steeds heeft blijk

gegeven, alsook de bekende wilskracht van de Belgische
.arbeidersbevolking zullen, naar wij hopen, de huidige

moeilijkheden weten te oerwinnen en de nodige voor-

waarden scheppen tot een verdere bloei ,van dit voorname
onderdeel der Belgische economie.

Brusscl.

L)JON BEKAE1tT.

NOGMAALS DE RIJKSDiENST VOOR HET

NATIONALE PLAN.

De mondelinge behaii’deling van het wetsontwerp 1307
Voorlopige Regeling inzake het Nationale Plan en Streek-

• plannen in de Tweede Kamer op,6 Juni 1950 heeft tot ge-
volg gehad, dat, na enkele verbeteringen, deze Kamer
zich met het wetsontwerp heeft verenigd.

llelaas is aldaar niet aan de,orde gekomen het hoofd-
bezwaat’ tegen het vastleggen van ‘deze hezettings-

regeling in een goed Nederlandse wet, nl. dat dit wets-ontwerp geheel overbodig is, omdat de bevoegdheden,
w’elke’dit wetsontwerp schenkt, in wezen reeds bestaan.

Wel werd er ôchter, evenals hij cle schriftelijke behande-
ling, weer een nieuw argument, thans dat der rechts-

zekerheid, aangevoerd om aan de klem van dit bezwaar
te ontkomen.

Dezerzijds was aangevoerd
1),
dat de bevoegdheden van
de Rijksdienst niet geringer, maar eerder groter waren als

een streekplan nog slechts in voorbereiding verklaard
was. Dan kon de Rijksdienst daarin nog indenken, wat
deze op een bepaald moment wenselijk oordeelde. Zou
echter het streekplan gepubliceerd en officieel zijn vast-
gesteld, dan moest de. Rijksdienst zich aan de inhoud van
dit plan houden. Dit zou dan, zo werd gezegd, de
rechtszekerheid ten goede komen.

Voor de logica van dit argument is de Tweede Kamer
blijkbaar geiwicht. Mi. echter ten oni’echte. De rechts-
zekerheid is al zeer weinig groter geworden, want als de
Rijksdienst een bezwaar wil maken, dat niet steunt op

een streekplan, dan kan deze dit ,,bez’waar maken” altijd
nbg doen steunen op het Besluit van 27 Augustus 1942,
waarbij het Nationale Plan in voorbereiding werd ver-
klaard. Zoals beicids is aangetoond
1),
heeft de Rijksdienst
reeds meer dan eenmaal 01) die grond bezwaar gemaakt.

Ook bij aanneming van dit voorlopig wetsontw’erp is
derhalve voor-de Rijksdienst steeds de mogelijkheid open-
gehouden om,bezwaar te maken, als het werk geacht wordt

‘)
Zie ,,E.-S.B.” van 7 en 14 Juni 1950.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juli 1950

26 Juli 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

601

in strijd te zijn-met wat men zich in het nationale plan

denkt. De Minister heeft dit klaarblijkelijk over het

hoofd gezien, toen hij zeide: ,,Wanneer een streekplan

er eenmaal is, worden de bevoegdheden van de Rijksdienst

voor het Nationale Plan inderdaad minder dan wanneer
het plan slechts in voorbereiding is….

Het argument, hoe zwak ook, heeft echter blijkbaar
grote invloed uitgeoefend.

Als tweede nieuwe argument kwam naar voren, dat

uitwerking van de inhoud van een streekplan in uithrei-

dingsplannen moeilijk kan worden afgedwongen zolang
het streekplan nog geen rechtskracht heeft.
1-liertegen kan worden aangevoerd, dat: als een ontwerp-

streekplan zover is uitgewerkt, dat de inhoud vrijwel

vaststaat, Gedeputeerde Sté.ten en de landsregering

nagenoeg steeds over voldoende invloed beschikken om,
niocht dit nodig zijn, de iihoud van die streekplannen in

de uitbreidingsplannen te doen opnemen. Streekpiannen
mogen dit gemakkelijker maken, maar van zo
thee!
-veel
belang ziji’i zij ten deze niet.

Ook dit laatste gloednieuwe argument is derhalve

allesbehalve doorslaggevend.
Van niet geringe betekenis is klaarblijkelijk ook geweest
het feit, dat de Stichting van den Landbouw het minder
opportuun vond het ontwerp af te stemmen. Dat de land-
bouw meer bescherming zou vinden in een streekplan dan
in een uitbreidingsplan als er bijv. op uitstekende tuin-

bouwgrond huizen moeten worden gebouwd (Loosduinen)
of als er op eerste klas landbouwgrond een vliegveld moet
worden uitgebreid (1-laarlemmermeer en Valkenburg), valt echter
wel
zeer te betwijfelen.
Mocht Nederland het grote ongeluk overkomen, dat het,
volgens de voorstellen van de Commissie van den Bergh,
overdekt zou worden met streekplannen, dan weet men inderdaad beter waar men aan toe is. Dan niag, volgens
wettelijk voorschrift, niemand meer bepaald& werken

t.a.v. de bodem uitvoeren. Ja, die ,,zekerheid” heeft men. Maar wee dan de burgerij; het is voor een belangrijk deel de zekerheid der dntrechten. Als men de p}anologen hun
gang laat gaan, om een groot deel van het maatschappe-

lijk leven te reglementeren, loopt het zeker fout.

Welke grond heeft men overigens voor het vermoeden,
dat het dan beter zal gaan dan thans?
Velen schijnen als axioma te hebben aangenomen, dat
het streekpiannenwerk zo spoedig mogelijk voortgang
moet hebben en voltooid moet worden. liet feit, dat
Nederland zé overhevolkt is, vooral in het Westen des

lands, dat de bestaansmogelijkheden gaan ontbreken,
zou echter er toe moeten leiden, dat allereerst vergroting
van deze bestaansmogelijkheden zoveel mogelijk werd
bevorderd. l)eze kant van de zaak heeft onder de plano-
logen veel te weinig de aandacht.
Maakt men gedetailleerde streekpiannen, waarin vol-
gens de Commissie van den Bergh zelfs ook geregeld
moet worden het
gebruik,
dat men ian de grond maakt,
dan komt er een verstarring over ons land, welke op de
ondernemersactiviteit, en daarvan zal het toch zeker
moeten komen, fataal moet inwerken.
Zolang er nog geen streekplan is, is er rechtsonzekerheid,
zegt men, daar die rechtsonzekerheid,
die oPerigens toch
blij/t,
is nog altijd te verkiezen jioven een niet ongemoti-
veerde vrees voor verstarring van de bestaansmogelijk-
heden. – .

Wil men de rechtszekerheid versterkeii, dan zijn daar-

voor andere middelen aangewezen. Laat -men dan alle
ontwerp-streekplannen ook ter visie leggen hij de Stichting
van den Landbouw en bij’ de diverse Kamers van Koop-
handel.

Laat de Regering vooral ook die ,,tal van ontwerp-
streekplannen”, die men •thans plotseling zo gaarne

definitief zou willen laten worden,vooraf, voor men
dit ontwerp aanneemt, eens publiceren als voorlopig
ontwerp-streekplan. Autoriteiten noch het bedrijfsleven

zijn er mede op de hoogte, hoe die streekplannert er uit
zien. Wat daarvan iiitlekt doet echter het ergste vrezen.

Vooral ook vanwege de nieuwigheid van deze materie
is het wel zeer gewenst, cii zeker als onverhoopt het wets-

ontwerp 1307 ook door de Eerste Kamer mocht worden
aangenome’n, dat deze streekpiannen, lang voordat hun

procedure ter officiële vaststelling een aanvang neemt,

bekend worden. Daarbij zou dan mogelijk kunnen blijken,

dat tegen facetstreekplannen, die één bepaald onderwerp
regelen, bijv. de waterwinning, minder bezwaar bestaat

dan tegen. de normale streekplannen, die van alles regelen,

ofschoon men, ook wat die facetstreekplannen betreft,
zeer op zijn hoede zal moeten zijn. Het zou wel eens

kunnen zijn, dat de grote geheimzinnigheid, waarmede

alles omringd wordt, een begrijpelijke ooi’zaak heeft.
Vooral de organisaties van de landbouw en van de

industrie zullen het zeker op prijs stellen, als deze eerste -‘
streeknetten lang van te voren bekend zijn; dan kunnen

er artikelen over worden geschreven, dan kan er over ge-

discussieerd worden en dan kunnen de bedrijfsgenoten

er zich een oordeel over vormen. Degenen, die thans

streeknetten zo dringend nodig achten, weten op geen

stukken na wat deze zullen inhouden. Zij kojen een kat
in de zak en gaan daarmede reeds van te voren accoord.
Ontstellend is echter, dat in het wetsontwerp 1307
precies hët tegenovergestelde gebeurt van wat noodzake-
lijk zou zijn.

In plaats, dat omtrent deze zo ingrijpende maatregelen
zo ruim mogelijk p3hliciteit w’ordt betracht, wordt in
artikel 35 (nieuw) een regeling voorgesteld om streeknetten

zo snel mogelijk van kracht te doen worden. En dit on-

danks het feit,\dat het practisch niets uitmaakt of een
streekplan slechts in een vergevorderd stadium van voor-
bereiding is, of dat het officieel is vastgesteld en goed-
gekeurd.

Blijkens de Memorie van Toelichtiog op dit artikèl
menen de ondertekenaars te kunnen voorstellen om
enkele
streekplannen, na de bevrijding vastgesteld doch nog niet

goedgekeurd, langs een ,eenvoudige w’eg” te doen be-
krachtigen.

De ondertekenaars zeggen, dat dit acceptabel moet

worden geacht ,,omdat de volgens de Derde Uitvoerings-
beschikking gevolgde procedure, welke gevolgd zou
moeten worden, materieel vrijwel geheel gelijk was aan die,

welke in het wetsontwerp vooi’ de toekomst wordt voor-
geschreven”. Dit is echter niet meer’ zo, nu de Tweede
Kamer deze prdcedure zo ingrijpend

heeft gewijzigd.
Juist nl. om belanghebbenden meer rechtszekerheid te
geven, is de vaststelling van streekplannen niet, zoals het

wetsontwerp aangaf, aan Gedeputeerde Staten opgedragen,
maar aan de Provinciale Staten, waardoor er een openbare
schriftelijke en mondelinge behandeling is bijgekomen.
Deze procedure verschilt van die der Derde Uitvoerings-
beschikking derhalve zeer aanmerkelijk.

Voorts moest, volgens de Derde Uitvoeringsbeschik-
king, het ontwerp voor een streekplan gedurende
twee
maanden
ter visie worden gelegd. Gedurende
diie
maanden
na de te!’ inzage legging kunnen schriftelijke bezwaren
tegen het streekplan worden ingediend.

Ondanks dat vaststelling en goedkeuring van streek-
plannen voorlopig practisch geen betekenis heeft, moet voor enige streekplannen ineens haastige spoed worden betracht. Artikel 35 spreekt zelfs tav. thans reeds vast-
gestelde streekpiannen niet van twee maanden ter inzage

legging maar van slechts d!’ie weken. De termijn om
bezwaren in te dienen wordt in dit artikel zelfs terugge
bracht van drie piaanden tot één maand.

.Ook tav. nok niet ,,vastgestelde” stieekplanner[ moet
blijkbaar spoed worden betracht. De Memorie van Antwoord
zegt nl……..de voorbereiding van
tal ç-‘an
sti’eekplannen
is in een dusdanig stadium, dat, onmiddellijk nadat dit
ontwerp kracht van wet zal hebben gekregen, tot vast-
stelling kan worden overgegaan”.

602

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juli 1950

In plaats, dat men de rechtszekerheid van de Neder-

landse burgerij vergroot, ontstaat het gevaar, en, dit totaal

onnodig, dat op e’en zeer critiek punt, voordat hun beteke-

nis tot de belanghebbenden is.,cloorgcdrongen, ,,tal van
s treekpiannen” van kracht worden.
De belanghebbenden zullen zich, als het,zover is, over-

rompeld gevoelen. Mede hierom is dit wetsontwerp niet
acceptabel te achten. Het oordeel n’ioet daarom luiden:

onnodig en zeer gevaarlijk.

Laat men die ,,tal van.streekp1anen” eerst eens publi-

ceren, dan kan men althans h.eoordelen of dit streekplannen-
w

erk in,derdaad bevorderd nioet worden. Voordat men

wetten maakt over streekpiannen, mdet eerst ons volk

weten wat streekplannen zijn.

Leiden.

P. G. KNIBBE

INGEZONDEN STUK.

J)E WONIN(YEll DELLNO.

Ir II. C. Wesseling te Wassenaar schrijft ons:
Onder deze titel komt in uw nummer van 21 Juni 11.
een artikel .voor van de heer Ir J. S. van Nouhuys. Dit

artikel komt. tot cle conclusie, dat de woningverdeling

verstoord, wordt door lie t toewijzen van in dus triewoni ogen
en dit ten onrechte.

liet is niët volkomen duidelijk, hoe cle v’oningbehoefte

is bepaald; men krijgt dô indruk, dat zij uitsluitend is ge-

baseerd op aantallen woningzoekende gezinnen.
Dit is echter geen juiste maatstaf. Als algemene regel
moet men stellen de woningen te bouwen, waar mensen
het meest nodig zijn. Een overheersend, landsbelang is
industrialisatie. Men moet dus vooral bouwen waar de

industrie personeel kan opnemen. Er is in het algemeen

geen reden om met grote, en ten dele onrendabele uitgaven,
w

oningen te stichten, w’aâr geen zich uitbreidende industrie

gevestigd is, of geen groot bedrijf wordt opgericht, of om

andere i’edenen geen tekort aan mensen bestaat. Een gemeente, w’elke in 1940 voldoende bevolkt was,

hijv. voor het landbouwbedrijf of als regionaal centrum

met bijbehorende verzorgende bedrijfjes, heeft geen ver-
meerdering van inwoners, cii dus van woongelegenheid,
nodig. Slechts herstel van de toestand 1.an 1940 is gerecht-vaardigd.
rroeIlell.Iung
van cle bevolking zou op clei-gelijke
plaatsen lcicicl1 tot werkloosheid, tot een te uitgebreide
en daardoor veiarmende middenstand, enz. Een dergelijke

gemeente moet het aceres van de bevolking afsioten naar
plaatsen waar de werkgelegenheid gunstiger is. liet is
economisch ook hiet juist daar te trachten geforceerd in-
dustrie te trekken en grote uitgaven to doen om terreinen

voor undusliie aan te leggen. ‘Dat leidt tot verspillicig
van kostbare landbouwgrond en van geld en allicht ook
tot stichting van niet lèvensvatbaï’e bedrijfjes.
Geheel in afwijking van de cohclusie van de heer Van

Nouhuys zou ik willen stellen: bij toewijzing van woningen
moet men trachten het gehele land als eén econoii’iische
eenheid te beschouwen. Dus, onafhankelijk van gemeente-
lijke en provinciale grenzen, allereerst daar bouwen, waar
de industrie of andere bedrijfstakken personeel kunnen
plaatsen. Daar is ,,het toekomstig woningtekort”, bedoeld,
in richtlijn a, door de heer Van Nouhuys aangehaald.
Daarnaast is liet redelijk de plaatsen, waar oorlogsschade
is geleden, geleidelijk te helpen aan het aantal woningen,
dat er in 1040 w-as.

Naschrift.

De eritiek van de heem. Ir II. C. Wesseling geeft mij

aanleiding het volgende op te merken.
De opvatting van de heen Wesseling, zou ten dele kun-
nen wordenondersehreven, indien de cijfers van de wo-
ningnood mede een maatstaf zouden zijn voor de, werk-
loosheid. Ze hebben echter niets met elkaar uit te staan.

Daar we sinds de bevrijding van een nagenoeg volledige

werkgelegenheid kunnen spreken (en dit in de eerstko-

mende jaren hopelijk nog het geval zal zijn) en bij de

woningverdeling stellig’ niet met een prognose van de

werkloosheid rekening is gehouden, meen ik deze buiten,

beschouwing te kunnen laten. Ze zal naar haar verschil-
lende geaardheid een afzonderlijk probleem vormen, dat

om een afzonderlijke oplossing zal vragen. Alzo verschillen

w’e niet zoveel meer ‘van opvatting. –

De uitbreiding van bestaande en de vestiging van nieuwe

industrieën zullen zich, afgezien van plaatselijke gemeen-

telijke. grondprijspolitiek,
01)
de juiste plaats voltrekken,
indien op zo kort mogelijke termija de woningnood in
alle gebieden naar verhouding gelijk zal worden.

Waai’ ik schreef, dat ,,in het ‘economisch leven ‘een ieder

zijn taak heft ‘en de een deze nimmer zal kunnen vei’-

richten, wanneer anderen hem daartoe, niet in staat stel-
len”, kan wbrden afgeleid, dat ook ik het gehele land als

een economische eenheid zie. Naar analogic ziet een
industrieel zijn technische en administratieve personeel
in zijn bedrijf als een geheel en zo is liet mij nog steeds

niet duidelijk op welke economische gronden het tech-
,nische personeel minder van de samenwoning dient te

lijden dan het administratieve of omgekeerd.

In de huidige woningverdeling schuilt het niet denk-
heeldige gevaar, dat nieuw

e industrieën zich daar zullen

vestigen, waar de ,huisvesti ngsnioeilijkheden het geringst

zijn, niettegenstaande andere economische factoren een

vestiging elders zouden rechtvaardigen, terwijl voorts
werknemers van betrekking zullen veranderen teneinde

van de samenwoning te w

orden verlost.
De contingentering van, de woningen is nog van dien
aard, dat slechts een geringe en zeer geleidelijke vermin-
dering van de woningnood wordt bereikt. Men zou nu â

priori kunnen aannemen, dat incidentele correcties van
de orde vanigrootee of zelfs veelvouden van de op de wo-
ningnood gebaseerde getallen in het algemeen niet ge-
rechtvaardigd zijn..
Anierfooni.

.

Ir J. S. VAN NOU HUYS.

AANTEKENING.

i)E JtIti’1′.SJ SrAA.L1AN.DUS’1.’.RJE
1
,
ËN JIE’E’ I’LA.N
S4.II
Ui%IAN.

rIot dusver hebben cle politieke aspecten van liet plan Schunian sterk de aandacht getrokken ; weinig is verno-

men otntre’nt de reacties van de meest bij het plan betrok-

ken Britse industrieën .The Banker” van deze maand
nu, heeft een artikel gepubliceerd, dat het plan Schumaii
bezie t van het gezichtspu n t der Engelse staalproducen ten

uit en in het licht dci’ vooroorlogse, erval

ingen in de staal-
industrie. Aan dit artikel ontlenen wij het volgende:
Aan het begin van iedere discussie omtrent de reactie
van de Britse staalindustrie op liet plan Schuman moet

men zich twee dingen voor ogen stellen en wel:
dat, afgezien van de vraag, of Engeland zich al dan
niet hij de voorgestelde Pool zal aansluiten, de Britse zware
industrie in ieder geval zal worden beïnvloed dooi’ liet
merendeel der factoren, die de zware indistrie op het con-
tinent beïnvloeden. Het zou struisvogelpolitiek zijn te
menen, dat een daling van de industriële activiteit, op het
vasteland van Europa voor de Engelse industrie niet van

hetekenal zou zijh. liet handhaven van full employment
in Engeland hangt niet af van de mate, waarin de Edgelse

ontwerper’s van plannen zich van continentale invloeden
afzijdig kunnen houden, maar van een handhaving van een hoog niveau der wereldvraag en – althans onder de
huidigë omstandigheden – van de dollarhulp;

dat de problemen, waarvoor de zware industrie zich
ziet gesteld, niet ‘gemakkelijk kunnen worden opgelost.
De erv5ring sedert de eerste wereldoorlog heeft hij de be-
trokken Engelse industrieën de overtuiging gewekt, dat
geen oplossing op lange termijn kan worden geronden door

middél van ongelreidelde concurrentie. De problemen

2; Juli 1950

moeten worden bestreden met oerIeg, samenweiking en

algemene erkenning van de noodzakelijkheid om stabiliteit
van productie en prijzen te handhaven. De grote verdienste

van het plan Schuman is, dat het eeniieuwe stoot heeft

gegeven tot deze oplossing en dat het een politiek klimaat
heef gecreëerd, waarin cle continen tale landen opnieuw

een uitweg uit de moeilijkheden kunnen zoeken.

De oider punt 2 genoemde ‘moeilijkheden, die oriver-
brekelijk met de zare industrie zijn verbonden, zijn ver-

sterktdoor twee wereldoorlogen. De verdeling van Europa in kleine nationale eenheden, met meer ethnologische dan
economische grenzen na de eerste wereldoorlog, had
0
1
)
:
de Europese staal- en steenkolenproductie een verwoes-

tende ,uitwerking; Luxemburg, Lotharingen en het Saar-
gebied werden’ van de directe verhining met,het Ruhr-
gebied afgesneden en Duitsland werd gescheiden van de

ertsieverancier Lotharingen. Flierbij kwam nog, dat

chaotische toestanden werden geschapen op de markten
,voor staalproducten, een verwarring, waaraan de in 1926

opgerichte Europesestaalkartel – met enig succes,— een

einde trachtte te maken. Deze kartel werd becritiseerd

wegens zijn restrictiepolitièk en hoge prijzen, maar hij
verminderde toentertijd het aan inveteren in de staal-
industrie verbonden risico en moedigde zodoende moderni-
sering aan, terwijl de Engelse industrie door buitenlandse
concurrentie zo was ondermijnd,,dat zij in de jaren dertig
onvoldoende was ‘toegerust, niet instaat was te concur-
reren en zich op de rand van een ineenstorting bevond.
Later werd de Engelse industrie door eeb dreigement met
hoge Britse tarieven in de gelegenheid gesteld met de kartel
samen te werken en aldus de voorwaarden te scheppen
voor nieuwe i nves ten ogen. De Engelse s taalpvoducenten
menen daarom, dat de ervaring uit die tijd degenen, die
de details van, het plan Schuman voorbereiden, heeft ge-
leerd, dat het in de eerste plaats nodig is een stabiel niveau
van prijzen en productie te handhaven en dat in de tweede

plaats de, prijzeueen voldoende beloning voor de investerin
gen moeten geven, terwijl zij vôldoende speling moeten
overlaten voor concurrentie, teneinde.een gerationaliseerde
en efficiënte industrie te verkrijgen.
liet ziet er naar uit, dat de omstandigheden, waarin
deze ervaring kan worden toegepast, weer opdoemen. In
de jaren direct na de oorlog, toen de wereldmarkten werden
heherst door een sterke vraag, hielden de ,,long-term”-

problemen der staalindustrie zich bescheiden op de achter-
grond. Dit is nu niet meer het geval, liet Roilman-Report,’

dat de overtollige capaciteit van de Westeuropese staal-
industrie in 1953 op 8 millioen ton-schat, geeft de symp
tomen aan, die in Engeland en in West-Europa’reeds enige
tijd bestaan. Reeds in de herfst van 1948 ondervonden
België en Luxemburg afzetmoeilijkheden; Duitsland zoekt
exportmarkten voor zijn toenemende productie en Frank-

rijk maakt zih zorgen omtrent een verzadigde hinneh-
landse makt en van dag tot dag toenemende afzetmoei-
lij kheden in het buitenland. De afschaffing van decoiitrôle
op de staalclistributie in Engeland is een ander symptooh
van cle algemene omstandighid, dat cle steeds stijgende. productie de vraag heeft ingehaald en dat de laatste niet
snel kan worden vergroot, lIet Rollman-Report is wellicht
iets tè pessimistisch, maar cle Engele producen ton begrij pen,
dat de conclusies van het rapport onmiskenbaar wijzen

op het belang van de oplossing van het

En dan rijst de vraag, of heL plan Schuman de juiste

instru inenten zal leveren om dit probleem op tö lossen.’
Men moet niet vergeten, dat de vooroorlogse ervaring
met internationale concurren tie, prijsverlagingen, dum-

ping en internationale overeenkomsten de Engelse staal-
producent huiverig heeft gemaakt voor voorstellen, die
hem de wapenen, waarop hij_met overheidshulp momen-
teel kan rekenen, willen doen neerleggen. Hij wil uiteraard
weten, welke, offers van hem worden verwacht, wat hij ervoor ‘terugkrijgt en welke garanties er bestaan, dat de

nieuwe yoi’stcllet geen terugkeer betekenen naar de

ruïneuze toestanden der jaren ‘twintig. llij is er van over-

tuigd, da’t er’ een of andere internationale organisatie

nodig is, maar vraagt zich af, of hot plan Schunan zodanig

kan worden uitgewerkt, dat het concurrentie-element in

zekere zin blijft gehandhaafd endat alle hetrokkcnen toch –
woi’den gedwongen faire prktijken toe to passen Kan het

plan ,Schurnan hehooilij ke prijzen handhaven zonder te

veel in te grijpen in de werkiaamheden van de individuele

producent, of zal deze slechts een onbetekenende rol mogen

spelen?

Ont\vikkelingsplannen op lange termijn vereisen zorg-
vuldige studie.en research en de meeste staalproducenten
men’en, dat de plannen,het best kunnen worden voorbereid

door hen, die op de hoogtezijn van de markt, die tech-

nische ervaring bezitten en de risico’s van het bedrijf ken

nen. Wanneer onder een Europèes orgaan stabiliteit aan


de markt zou kunnen \vorden gegeven dan zouden, zo

menen de staalproducenten, plannen spontaan woi’den

ntworpen die de rationalisatie ‘van de zware industrie,
welke de gehele gemeenschap ten goede zou komen, zouden

kunnen garanderen. Wanneer de mogelijkheden ,van een

internationaal orgadn, dat de ontwikkeling moet leiden,
worden besproken, dient men niet te vergeten, dat de
O.E.E.C. zich met dit problêem heeft bezig gehouden,
zij het met weinig succes. Dit gebrek aan ‘succes is een

gevolg van de moeilijkheden met het schatten van de toe-
komstige vraag naar staal in \Vest-Europa en daardoor
met het vaststellen van de capaciteit van zo’n uitgestrekt

gebied. Zelfs wanneer bepaalde capaciteitstargets vast
staan moeten nog kostbare studies worden gemaakt om
hijv. vast te stellen hoeveel bedrijven overbodig zijn en
liquidatie van een bedrijf brengt weer sociale problemen
met zich, die zullen moeten worden opgelost, ‘daar anders
zelfs het best uitgewerkte programma misloopt, liet plan
Schuman erkent ongetwijfeld enkele dezer factören en
biedt de middelen om de problemen, die rationalisatie met
zich brengt, op tö lossen. De meeste Engelse staaljroclu-
centen zijn echter nog steeds van mening, dat de belang-rijkste taak, die een, of andere internationale organisatie

kan volbrengen, is te trachten de yôorwaarden waaronder
staal wordt verkocht, te stabiliseren en tevehs de nood-

zakelijke stimuli om de producenten aan te moedigen hun bedrijven te moderniseren, nieuwe bedrijven op té richten
op de meest geschikte plaatenen efficiënt staal te produ-
ceren, te gai’anderen! – –

Een uitbreidende vraag is ten nauwste verbonden met –
full employment en geen enkel hoog of super-iiationaal
orgaan kan full ennployment garanderen. hoogstens ken

een dergelijk orgaan er toe bijdragen; maar een dergelijke
politiek moet samengaan met een gemeenschappelijke
actie op een uitgehi’eider terrein van de betrokken regerin-
gen. liet is duidelijk, dat prijsverlagingen ed. de basis-
vraag naar staal niet belangrijk kunnen, veranderen; de
vraag naar staal heeft een betrekkelijk geringe prijselastici-
teit, maar is zeer gevoelig voor veradderingen in de alge-
fnene economische toestand. Geen enkele planning dci
staalproductic kan 66a ton staal méôr ‘erlcopen, tenzij
deze planning
overeenskemt
met de economische politiek
op uitgebreider terrein. Prijsverlagingen hebben geen
ander resultaat, dan dat orders van het ene bedrijf naar’
het andere worden verplaatst.’ In Europa’ varen’ kai’tels
en werkgeversorganisaties liet logische i’esultaat van deze
redenering, in Amerik’a w’as het het zgn . ,.price leadership”
Een van de taken ‘van het hoge orgaan zal het toezicht
0
1
)

– deze marktregelingen moeten zijn. In verschillende’Eui’o-pese landen worden de prijzen vastgesteld op basis van dc
kosten, vermeerderd met een behoorlijke winst en de sti-

mulans om efficiënter te l)rOdUcCi’en kan onder een derge-
lijk systeem blijven bestaan, vooropgesteld, dat depiodu-

cent, die met hoge kosten werkt, uiteindelijk zijn bedrijf
moet stilleggen. Kortom, het.zal eed eerste vereiste moeten
zijn, die enig internationaal orgaan garandeert, dat zulke

604

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juli 1950

– omstandigheden blijven gehandhaafd,

h
want

t is heel

iets anders om te ontkennen, dat de vraag naar staal in de

,,short ruii” zeer elastisch is dan te ontkennen, dat de

efficiency van de industrie ingrijpende invloed kan hebben

op liet algemene economische welvaartsniveau.

Er zijn nog andere prijsrobiemen, die aan een beschou-
wing moeten worden onderworpen. In de eerste plaats, of

de prijzen moeten worden vastgesteld ,,af fabriek” of
,,inclusief vracht”. In liet eerste geval is enige concurrentie

mogelijk op grond van de verschillen in *achtkosten.

Men dient echter te bedenken, dat de uiteindelijke consu-

ment vraagt naar het goedkoopste en meest efficiënt voort-

gebrachte product en dat betekent, dat de productie-

voorwaarden zo moeten worden vastgesteld, dat de pro-

ducenter zich daar gaan vestigen, waar de productie-

kosten, inclusief de vracht, het laagst zijn. Deze voor-

waarde kan alleen worden bereikt indien de vrachtab-

sorptie in het begin word.t beperkt en uiteindélijk wordt

afgeschaft. –

Tenslotte dient nog iets te worden gezegd omtrent het

doel van het plan Schuman: ,,the supply to all meniber
countries of the basic materials of industrial production

on the same terms”. Deze zin kan op verschillende ma-

nieren worden uitgelegd, maar over het algemeen wordt
verondersteld, dat vnl. liet ‘opheffen van handelsbelém-

meringen, het afschaffen van ,,dual pricing” en de gelijk-

making van vrachttarieven worden bèdoeld. Hierbij zij

opgemerkt, dat met veel van deze discriminerende maat-

regelen werd begonnen. in een tijd van grondstoffen-

schaarste en dat deze maatregelen in ieder geval spoedig

zullen moeten worden veranderd.
Samenvattend kan worden gezegd, dat de staalprodu-
centen zich’ steeds meer bewust worden van een periode

van overprdductie. Zij zien hiervoor geen oplossing in de

vorm van een supra-nationaal orgaan, dat taken’ krijgt

toebedeeld, die reeds door de gebeurtenissen zijn achter-
haald. Zij realiseren zich, dat een internationale organisatie

noodzakelijk is en dat de taak van deze organisatie in

tijden van overproductie zwaar is, maar zij vragen zich
af, of het plan Schuman het mogelijk zal maken de moei-

lijkheden op te lossen en of het supra-nationale orgaan

in staat zal zijn om, z6nder een restrictieve politiek te
voeren, de noodzakelijke stimuli voor voortdurende mo-
dernisering van de industrie te handhaven en t6ch voor
voldoende bescherming van de consument te zorgen.

INTERNATIONALE NOTITIES.

DIEPZEE.BORINOEN.

In Economisch-Statistische Berichten van 3 Augustus
1949 hebben wij er in ons artikel: ,,Amerika’s.Achillespees”
aan kunnen herinneren, dat het Amerikaans Hooggerechts-

hof ten aanzien van de buiten de Californische kustlijn

gelegen oceaangebieden tot de uitspraak was gekomen
dat zij vielen onder de federale jurisdictie en dus niet
onder die van een der Amerikaanse Staten, i.c. Californjë.
Wij konden daaraan toevoegen, dat thans Louisiana en
Texas aan de beurt waren. Daarover waren inmiddels
reeds scherpe gedachtenwisselingen ontstaan.,, aanvaar-
ding toch van het beginsel der federale inmenging zou de
weg vrijmaken voor naasting van alle mogelijke staats-
eigendommen of elke willekeurige industrie onder de dek-
mantel van de bescherming der nationale veiligheid”.
Hët Congres – zo werd verder gezegd – zal nu hebben
uit te maken hoever de federale Regering in deze zal
kunnen en mogen gaan, terwijl daarbij tevens een felle
strijd in het vooruitzicht werd gesteld. Wij zijn inmiddels een klein jaar verder en thans ver-
nemen wij uit ,,The Christian Science Monitor”, Boston
van 5′ Juni 11., dat het Amerikaans Hooggerechtshof ten

aanzien van Louisiana en Texas in gelijke geest heeft

beslist als reeds eerder ten aanzien van Californië was
geschied.

liet blad geeft dit bericht in de navolgende bewoor-

dingen iveer:

,,The supreme court has given the fcderal Government

toprights over the o.il-rich tidelands off the coasts of

Texas and Louisiana”.

FIet was te verwachten, dat deze beslissing zé en niet

anders zôu uitvallen. Watons hier in West-Europa eigen-

lijk het meest verwondrt is, dat het blijkbaar in de

Nieuwe Wereld nog nodig is, hierover beslissingen van het

Flooggerechtshoî uit te lokken.

Iiaai-lern.

.

F. S. NOORDIIOFF.

EEN JtUSSISCIIE DUMPINOPOGIN TEN KOSTE VAN 11ET
OOSTELIJK BLOK?

Terwijl in West-Europa stap voor stap een betalings-
unie wordt voorbereid om de belangen der Westeuropese’
1andenin de toekomst in gelijke mate tebehartigen, heef t
Rusland zijn vazalstaten plotseling bevolen zich naar de

roebel te richten. Aan dit bevel was een koerswijziging
van de roebel van .1 dollar = 5,3 roebel op 1 dollar =

4 roebel voorafgegaan. De landen van het Oostelijk blok

lijden, aldus ,,Der Volksw’irt” van 7 dezer, hierdoor eeii
gevoelig verlies. Rusland betaalt nl. voor zijn aankopen,

die in principe plaatsvinden tagen de in dollars berekende

wereldprijs, een prijs, die in roebels uitgedrukt ca 25 pCt
lager ligt dan voor de korswijziging, terwijl de goderen,
die door Rusland aan de vazalstaten worden verkocht,

vrijwel niet in prijs zijn gedaald. De voor het Oostelijk

blok bestemde uitvoergoederen, zoals katoen, ijzererts,

vrachtauto’s, industriële halffabrïkaten en machines, zijn.
nl. niet in de, gelijktijdig met de nieuwe koersvaststelling

bekend gemaakte, prijsverlagingen begrepen. Slechts

landbouwmachines vertonen een geringe daling in prijs.
Daar nu de Sovjet-Unie in de eerste maanden van het
jaar door middel van handels- en betalingsverdragen de
landen van het Oostelijk blok zo vast aan zich heeft ge-

bonden, dat ca 75 pCt van de totale uitvoer dezer landen
naar Rusland plaatsvindt, betekent de goederenruil op
basis van de nieuwe roebel, aldus genoemd blad, dat de
vazalstaten dooi’ Moskou worden geplunderd. Bovendien

zijn er tekenen, die er op wijzen, dat Rusland de aldus
tegen lage prijzen verkregen goederen weer tegen lage
prijzen verder verkoopt. Klaarblijkelijk is hier dus sprake
van een eerste poging van een Russische dumpingpolitiek,

die is gericht tegen de economie van het Westen en waar-
van vooralsnog de vazalstaten in Oost-Europa de lasten
dragen.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

De gehlmarkt.

De geidmarkt was de afgelopen week zeer krap, waar-
schijnlijk mede, doordat de terugstroming van bankpapier van het publiek naar de banken na de ultimo minder groot
van omvang is geweest dan waarop de banken hadden ge-
rekend. Dinsdag 18 Juli werd de callgeldnotering verhoogd
tot het iiaximum van.11 pCt, op welk peil zij verder ge-
handhaafd bleef. De rnarktdisconto’s kwamen aanzienlijk
boven de 1+ pCt. Zo werd één en twee maandspapier voor


13 pCt aangeboden, October-, November- en Decemberpa-
pier voor 1/ pct, terwijl langere termijnen
19/
pCt

noteerden. Er was echter zo weinig vraag aan de markt,

dat zelfs een beroep werd gedaan op de circulatiebank, die volgens haar weekstaat op 17 Juli reeds een bedrag
van f7 mln had gedisconteerd tegen het officiële disconto

van 2
t
t
pCt.

26 Juli 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1305

De kapitaalmarkt.

.

De aandelenmarkt kwam gedurende de verslagweek op
een hoger niveau; de verbetering strekte zich, zoals duide-
lijk uit onderstaand staatje blijkt, vrijwel over alle sectoren

‘van de markt uit. Meer vertrouwen in de militaire enpoli-

tieke situatie enerzijds,
dl
het besteden var meer aandacht

aan de infiatoire kansen anderzijds vormden hiervan de

oorzaak.

Op Vrijdag stond de inschrijving open op f16 mln

nieuwe aandelen Kon. Ned. hoogovens. I-Ioewl ook in
dit geval de emissie een succes werd in die zin, dat er nog
koprs te vinden waren voor de claims,,was de claimprijs

zo laag, dat de nieuwe aandelen op ca 112 pCt uitkamen

(koers oude aandelen op 23 Juni 153 pCt, op 31. December.

197 pCt). Gebrek aan liquide middelen bij particuliere be-
leggers voor nieuwe aandelenbelegging, en tegenzin om
op de huidige relatief lage koersen andere effecten met•

verlies te verkopen om geld voor inschrijving te verkrijgen,

speelden hierbij vermoedelijk mede een rol.

De obligatiemarkt vertoonde voor het eerst sinds ge-

‘ruimç tijd een daling, welke verband hield met aanbod
van Nederlandse staatsobligaties door de arbitrage in het
kader van ruiltransacties met het buitenland.
14 Juli
21Juli

Aand. indexcijters
1950 1950

Algemeen

……………….
1399
142,4

Industrie

………………..
202,8 203,6

Scheepvaart

……………..
132,6
138,1

Banken

………………….
117,9
11
.
9
l

Indon.,

aandelen

.
………..
49,5
52,0

Aandelen
/

A.K.0.

……………
.
……
.167k
167

Philips

………………….
210*
215*

Unilever

…………………
194*
203

I-I.A

………………….
140
145

Amsterdam Rubber

……….
122.
128

lI.V.A.

………………….
1j4
118

Kon.

Petroleum

…………
205
,
,
1

261*

Staatsobligtties.

2pCt

N.W.S.

……………
80
79

3-3k pt

1947

………….:
98/i
/81

3 pCt

Invest.certif
….
……….
/16
.

98/

3 pCt Dollarlening

……….
95
96/

¼

GRAFIEK.

Aantal nerloren arbeidsdagen door werlcstakinjen en

uitsluitingen in Nederland.

(per kwartaal)

600006

Aj

1046

1
047

,
048

1940

50

De horizontale lijn geeft aan liet kwartaalgemiddelde vac 1928
t/m 1939.

Bron:
C
.
B
.
S.

STATISTIEKEN.

DE NEDERLANDSCIIE
BANK.
(Voornaamste oosten in duizenden guldens).

0
0
0

.0
G
82°

.9
E
,

rz.9
:2

0.
Q
<)’
o0

4-2
‘9.0
0
cd
00
0

0

30

Dec. ’46
700.876
4.434.788
100.816
153.109
2.744.151
12 Juni ’50
884.464 101.506
970.268 142.304
2.824.067
19

Juni ’50
884.601
102.054
1.062.126
140.296
2.802.363
26 Juni ’50
884.726 142.282 960.376
143.781
2.817.746
3

Juli

’50
884.829
164.361
926.674
1 53.252
2.91 0.922
10 Juli

’50
884.960 165.574
978.672
141.907
2.868.746
17

Juli

’50
885.110
236.067
937.442
73474
2.865.182
24

Juli

’50
885.228
.

280.296
942.536
91.382 2.859.255

Saldi in iekening courant

S
91
44)
0)9
4)P0
cn

‘9,u,u
43

30

Dec. ’46
12 Juni ’50
456.186
794.635
2.331
26.726 466.774
607.013
19

Juni ’50
456.009
794.635
2.331
51.628
471.711
690.479
26 Juni ’50
414.868 872.652
2.277
34.765
403.032
.647.876
3 Juli

’50
248.907 911.425
1.735
27.873 482.330 618.556
10
Juli

’50
271.715 911.425
1.732
47.129 496.798
641.553
87

Juli

’50
.303.352
911.425
1.727
47,035
514.942
555.248
24

Juli

’50
425.135
914.233
1.221
42.110
507.113 523.528

BANK
VAN ENGELAND.

(Voornaamste Oosten 1fl millioenen noddenl.

.9
00.

.9
.
‘o9

000)
=0 0.4)

25 Dec. ’46
0,
1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
1,3
28 Juni ’50
0,4
1.349,4
1.350
1.293,9
56,5 6,5
5
Juli

’50
0,4
1:349,2
1.350
1.302,6
47,8

6,5
12
Juli,
’50
0,4
1.369,3
1.350
1.308,4
41,9
6,6

Other securities
Deposits

,’c
,o

‘9’9

o,
0)

c
Q

0
0
‘9

25 Dec. ’46
311,8
13,6 15.8
346,5
10,3

278,9
28 Juni ’50
513,8
15,4
35,4
609,5
11,9
209,0
,292,1
5 Juli

’50
537,6
23,1
24,0
620,8
13,4
217,9
292,4
12 Juli

’50
553,4
18,2
24,5
626,5
18,6
228,7 282,9

NATIONALE BANK VAN BELGIË. (Voorniamste posten in millioenen francs).

0.,
09
0
.0
0)
0

0
.66
,

.
…,,
CZE
60,0
0.

0

16

Sept..

1948
28.136
11.042
427
9.986
103
414
15 Juni

1950
29.566
8.782 1.162
10.919
305
351
22 Juni

1950
29.415
7.629
850
10.512
219 335
29 Juni

1950
29.058
8.295
618
11.907
314
307
6 Juli

1950
28.985
8.370
597
13.730
557
270
13Juli

1950
28.598
8.368
646
14.228
634 263

Rekening
courant
saldi.
0
50,
1

.9
‘ci
c
d
,8

0)

.0w)
‘0
-.,,
00)
,40
0′
cd

0/)

16

Sept,.

1948
657
91.729 81.568
22
2.425
6.251
15
J’uri

1950 1.051
93.644 85.166
131
1.663 4.568
22 Juni

1950
1.054
93.472
84.937
1

71
1.858

4.523
29 Juni

1950
1.058
95.287
86.132
1

114.
1.620
5.064
6 Juli

1950
1.062 96.870
88.173
1

39
1.670 4,624
13 Juli

1950
1.079 90.868
88.313
38
1.789
4.529

/

606
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

.
‘.
20 Juli 1950
/

OVJIIIZICI1’l’
VAN
11E O1’DREN(S’L’ DEIO,1IIJKSMIDDELEN
‘).
STAAT 1.

.
Ontvangsten op nict-kohierbolastingen. Kalenderjaar 1950.
X 1 1 mln

.
.
Totaal

Benaming dcrmiddelcn Febr.
Mrt
Apr.
1d
1tnhh

:
jaar
1950

‘ Mci 1950

Loonbelasting
70,1

65,2 24,2
71,4
06,9
297,5
500,0
Dividendbc!asling

.
.

1,6 5,0
2,3 2,0
3,1
14,7
45,0
Commissarissenbel.

. .
0,7
0,6
0,2
0,8
0,3,
2,6
6,5


Vereveningsheffing

. .
24,2
24,6 8,7
25,5
22,9
106,0 210,0
Rechten op de invoer.
.
28,4
26,9
34,7
30,5
41,4
161,9
300:0
Statistiekrecht
,

0,7
.0,8
1,2
0,9. 1,0
4,6
7,0
Bijzonci. Wijnbelasting



– –
0,0
,

0,0
Accijns
op
zout
0,3
0,2 0,2
0,4
0,2
1,3
7,0
Accijns op gedistilleerd
75
6,7
8,3
7,2


7.5
37,1
90,0
Accijns op bier

1,1
1,2
1,2
1,4
1

3
6,2
16,0
Accijns op suiker

. . .
.
8,4
8,2
.

8,1
6,8

7,7
39,2
80,0
Accijns op tabak

. . . .
24,1
19,2
.

24,4
15,1 19,5
102,4
190,0
Belast, op gouden en
0,1 0,1
0,3
zilveren werken

. .

0,1
0,1 0,1
0,7
Omzetbelasting
86,1
96,2
60,5
80,1
88,8
417,7 110,1
Rechten van zegel

).
.
1,3
1,6
1,7 1,6 1,5
7,8

Rechten van registratie
4,6 2,7


3,3 2,7
3,2
16,6
35,0
Rechten van successie,
enz
5,9 4,8
6,1
5,9 5,3
28
,1
65,0
Motorrijtuigenbelasting
2,8 2,9 3,0
8
1
6

.
5,6
22,8
40,0
.Totalen
267,8

.
267,6

188,4

267
1
0
2713,0
1.266,8
2.470,2

*) HIeronder begrepen

zegelrecht

nota’s

van
makelaars en commis-

sionnaiis in effecten
.
.
.

0,4 0,3

0,3

0,3
0,3
1,5

STAAT II.
Ontvangsten op kohierbelastijigon.
.
x

1.1 mln

.
otaal

Jan,
Benamingdermiddclen
1
;
t
o
.
1950
19Il

/

11

t/st.

Mei
.
950

Inkomstenbelasting ……..

42,2
43,8
62,5
.
65,8
82,7.
296,9
Vermogensbelasting
3,1
.

/

3,3

.
5,3
3,9
.
6,0
21,5
..

Vennootschapsbelasting

.
44,9 51,4
60,1
25,4
22,0
203,8
Grondbelasting ‘)
7,8
.

3,8

1,9
1,2
2,0
-16,7
Personele belasting ‘)
5,6 6,5
7,8
62
7,3
33,3
Ondernemingsbelasting
‘)

.
14,0
17,4
26
3
7
18,5 29,7
106,2
Totaal…………….
117,5

1
126,0

1

164,3
121,0 149,6
078,4

‘)

mcl.
gemeentèlijke
en provinciale opÇenten, resp. vcrmenigvuldigingsfactor.

STAAT III.
.

Ontvangsten op
buitengewone middelen. Kalenderjaar 1950.
X
11
mln

Totaal
Bcnamingdermidclelen
Jan.
Febr.
Mrt
Apr.
Mei

Rainmg
1950
1950
.

1950
,.

‘1950
1950

.
t/mult.
jaas
1950

.
Mei

.
1950

Vemoensbelasting
.

7,3
6,8

-,

5,8

.

5,1
4,6 29,6
150,6
Vermogensheff. ineens
3,9
3,5

3,4

2,2

2,3
.

15,3
50,0
Betaald als volgt ‘):
uit

zekerheidstellingen
0,3
0,4

0,0

.1,0
0,0
.

1,7
uit geblokkeerd geld en
inschrijvingen Groot-
boek 1946
9,7
13,3

4,0

2,0 1,0 30,
Uit

overige

geconsoli-

deerde staatsschuld

1,7′)


5,8′)

3,02)

.

3
1
0
3,0
i

‘1,5
met Vrij geld

………’
2,9

,
2,7

1,6

1,8

.
2,6
11,6
/
1)
Benaderende cijfers.
,
II)
mcl.
correcties voor
voorgaande.perioden.

STAAT IV.


Aanslagregellng
der kohierbelastingen
en buItengewone
heffingen
‘).

,
x fi
mln

Nog te ontvangen op
In.-Jan.

t/in Mci
1
50
In Jan. t/in Mei’50
Totaal ontvangcn in
Nog te ontvingen op
alle t/in uit. 1949 op-
opgelegde
aanslagen
opgelegde

aanslagen
Jan.

t/in

Mei
‘1950
alle

opgelegde

aan-
Benaming gelegde aanslagen per
hoekingstijdvak boekingstijdvak
op alle opgeleg(le
slagen per

uIt.

Mei

der middelen
31 Dec. 1949
1949/1950
1950/1951
aanslagen
1950
t
1
-t
2
3
4

5

Inkomsteisbela0ting
.

5494
519,5
0,1


296,9 772,3
Verinogcnsbelasting
. .
29,0

.
58,2
0,0
21,5 65,6
Vennootschapsbelast
143,6

10,0
155,7
,

203,8
.
85,4
Grondbelasting ‘)
. . . .
17,0
0,2
,

22
5
5

16,7
,
,
22,9
Personele

belasting’)
29,7

.
25,4 0,0
.

33,3
.
21,9
Ondernetningsbelas-

ting

y

………..
214,7
‘lOOp
,

‘1,5

,


‘106,2
269,9′

Totalen
983,3 753,3

179,8 678,4
.
‘1.238,0
Vermogensa anwasbe-

lasting
+
.vermo-
gensheffing ineens..
l

385

22
45
318

.

‘) Bij deze staat geldt

kolom 1
+
2
+
3

t
=
5.
‘) mcl.

gemeentelijke en provinciale opcenten,
resp. vermenigvuldigingsfactor.
‘) Bij de buitengewone middelen komt geen boekingstijdvak
voor.

‘)
Ten gevolge van afrondingen behoeven de totalen niet met de,som der posten overeen te stemmen.

S

–.
.” – -.

26 Juli 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

607

STAAT V.

-.

Vergelijking tussen de ramIngen
en
de aanslagen dor kolilerbolastingon.

x 1 1 mln

middelen
jaar
:

j?0

Inkomstenbelasting

. . . .
700,0
539,5
740,0
0,1
Vermogensbelasting

55,0 58,8
60,0
0,0
Vennootschapsbelasting


175,0 365,1
.250,0
148,7
Grondbclasting
‘)
30,0
27,0
30,0
3,1
Personele belasting
1)

. .
24,0

.
22,1
.

24,0′
0,0
Ondernemingsbelasting

1)

55,0 98,4
100,0
0,6

Totalen

1.039,0
1.1 11,0
1.204,0
152,5

Excl. gemeentelijke en provinciale opeenten, rcsp.vermenigvuldigingsfactor.

TOELIC11TINO BIJ lIET OVERZICI{‘L’
‘%AN
DE OPJ3EENOST DER
is gevorderd met het o’pleggen van aanslagen en tevens, welkbedrag
R.IJKSMIDDELEN.
nog moet wdrden ontvangen op reeds opgelegde aansfagen.
De

kolommen

2

en

3

betreffen

de

door, ‘de belastingdienst
Staat 1
OH
1
1.
in 1950 opgelegde voorlopige en definitieve aanslagen (dehiteuren-
administratie).
Deze staten vermelden de werkelijk in elke maand ontvangen
Een voorlopige of definitieve aanslag inkomstenbelasting

1949
•bedragen (kasadministratie).

.
behoort normaliter in het boekingstijclvak 1 949/’50 te worden opgeno-
Bij de omzet- en loonbelasting en vereveningsheffing moet de
men; een

uiteraard voorlopige

aanslag inkomstenbelasting
afdracht in principe één maal per kwartaal geschieden, fl1. in Ja-
1950

in het boekingstijdvak

1950/’51.
nuari, April, Juli en October.
Staat V.
Staat
111.


Deze staat maakt een vergelijking mogelijk tussen de in’ totaal
Ook hier zijn de werkelijk ontvangen bedragen vermeld (kas-
t/m einde van de maand opgelegde aanslagen en de raming. In
administratie), terwijl bovendien de wijze vals betaling is aange-
deze staat zijn-t’in.tegenstelling met staat IV

de aanslagen in de grondbelasting,

personele. belasting en, ondernemtngsbelasting
geven.

.

,’
vermeld exclusief de gemeentelijke en’provinciale opeenten, resp.
Staat IV.
vermelligijuldigingsfactor, daar deze laatste ook niet in de raming
Uit deze staat kan worden’ afgelezen hoe ver cie belastingdienst
zijn opgenomen.

STAND VAN
‘8
RIJKS KAS.

V o r d e r i n g e n

IS Juli 1950f

7Juli1950

Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij

lie Nederl.

Bank, N.V.
î

294.446.903,41
t

249.925.320,63
Saldo
van
‘s Rijks Schatkist
bij

de

Bank voor Neder-
landsche

Gemeenten

……

16.212.327,57
,,

13.820.848,18
Kasvorderingen

wegens

cre-
dletverstrekking

aan

het
buitenland

……… …..

Daggeldiening

tegen

onder-

…….

.



Saldo

der postrekeningen
van
Rijksconspt-ahelen

……
321.686.648,34
282.964.1 63,51
Voorschntten op ultimo Juni,
resp. Mei’50 aan degenieen-
ten Wegens aan haar uit te
keren belastingen
– –
Vordering in rek, courant op:

p
and
.
………………….

VS: Indonesië …………
53.455.002,15
53.455.002
1
15

….

12.354.231,41
1.2.634.316
1
41
Ned. Antillen

…………
– –
Het Algemeen Burgerlijk Pen-

….


Suriname

………………

Het

staatsbedrijf’ der

1?.,

T.

……..

sioentonçis

………………….

enT
.

……………….
‘-

Andere staatsbedrijven en In-
……

stellingen

…………..


524.907.051,73 ,,

516.352.276,35

Verplichtingen

Voorschol,

door

De

Nederl.
Bank NV., verstrekt
– –
Voorschot,

door

De

Neder- landsche

Bank

N.V.

In
rekening courant

verstrekt


Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten

Schatkistbiljetten

in

omloop
t 2067.691.000,-
,,2062.698.500,-
Schatkistpromessen

bij

De

Nederlandsche

llank

N.V.
ingevolge

overeenkomst
van 26 Februari

1947

,…,,1350.000.000,-
,,8350.000.000,-
Schatkistpronsessen in omloop
(rechtstreeks bij De Nederl.
Bank N.V. is geplaatst nihil)

/
5.486,2 mln, wo. garantie.
Bretton

Woodsf 1.245 mln
,,4241.200.000,-
,,4244.100.OQO,-



Sluntbiljetten in omloon


.

138.2 62.268,50
,,

138.133.939
1
50
liaggeidlenlngen

……………..

Schuld op

ullimo Juni

resp.

Me. 1950 aan de geilleenteli wegens aan baar uit te keren

152.344.045,14
,,

141.652.354,73
Schuld

In

rek. courant

aan:
V.S.

Indonesië

………..

.


Suriname
…………….

belastingen

……….

…..

Ned.

Antillen

……….
13.562.034,86
,,

‘13.509.025,05
[let Algemeen Burgerlijk Pen-

…….. ……..

sioenfonds

…………..

….

4.605.612,80
,,

8.249.025,39
liet

staatsbedrijf

der

P.,

T.
…..

en

T.

………………..
,,

284.447.099,70
G.124,97

Schuld

aan

diverse

instellin-

……305.577.167,34
Andere

staatsbedrijven

……………

gen In rekening met
.

Itijks
Schal,kiI

………………
1125.808.982,28
,,1128.457.882,28

SCELATTINU VAN DE \VERELDSUHEItOO(‘,ST.

(in duizenden tonnen ruwe suiker).


1939-
1946- 1947-
1948-
1949-

1

1937-
1938
1940
1947
1948
1949
.

1950

Beetwortelsuiker:

Duitsland

.
. . .
2213
2.579′),
987 770
1.283
1.140
‘l’sjechoslowakije

741
640
592
345
625
620
562.
‘)
419
54-1
682

815
Oostenrijk

. . . –
157
‘)
24 36 48 80
Frankrijk

– . .
.-
/
969
-1.144
750 650
950
850
België
240 263
232

136
255 340

Polen

………..

Nederland

– . . .
246 240 235 217 280′ 375
Denemarken

– –
251
252
212
221
260
300
Zweden
345
311
286
.240
287 275
352 480 270
235
448 490
Ver.

Koninkrijk
426 536
600
463
615
500
Italië

………..

2.500 2.540
1.000 1.595 1.950 2.350
U.S.S.R

…….
Totaal. Europa
(mcl.
over, landen)
9.680
9.723
6.182
6.116
8.732

8.123
Ver. -Staten
. . . .
1.232
1.575 1.396
1.684
1.173 1.435
Totaal beetwortel-
suiker

(inclVsief
andere landen)
11.054
11.455
7.721
‘7.941
10.049
10.735

Rietsuiker:

3.018 2.816 5.758
5.960
5.146
5.100
San Domingo .
419 448 458
415
460 450
333
322
53

1
.

662
698
.

730
Ver.

Sta

ten

– . .
408
464
380 336
430

480
hawaii

……..

820 850

779
745
850 875
Porto Rico

– . .
962 910
971
988
1.140
1.150
Philippijnen

.-
940
961

75
357
650
715
‘Brits Guiana

.
-196
.152
173
164
184
201

Cuba

……….

Mexico ……….

Brits \Vest-Ind,
401
347
452
440
617
624
Zuid-Afrika
. . .
452 532
424
457 544 500
Australië

….
810
928

552
605
944

950
Mauritius

– , .
314 250
288
345
390
410 BraziliC
985

..

1.178 1.676
-1.535
1.550

1.350
Argentinië

– . ,
410
539 626 597
557
540
338 466 405
465
465
480
India en Pakistan
3.240
3.014
3.360 4.010
3.600
3.500
500 370
250-
350
380 350

Peru

…………

‘1.380
1.600
8
43
250
325
China
.
……….

1.152 1.140

60
287
620
600
Totaal rietsuiker

(mcl.

andere

lan-

Java

…………
Formosa

……..

18.064 18.285
18.051
19.93

2
20.638 20.543
den)

…………..

To taal beetwortel-
en rietsuiker (mcl.
andere landen)

. .
29.118
29.740 25.772

27.873
30.687 31.278

Bron:
,,Records
and Statistics”.


‘)
inclusief Oostenrijk
en
Polen.

‘)
opgenomen onder Duitsland.

11

KON.. NEDER•L. BOEKDRUKKERIJ- -‘

H. A. M.. ROELANTS – SCHIED-AM

* . THENEW

*

• CHAMBERS’S

ENCYCLOP/EDIA

.

EN

Just published
Infifteen voluines

tON OO

ENTIRELY NEW * A WORK OF
WORLD STANDING AND AUTHORITY

THE
FINANCIAL TIMES, April 24, 1950:
The editor has had the the collaboration of a for-
midable team of learned men… The history and duties of
the Stock Exchange are admirably expounded hy Mr.
W. T. King, editor of The Banker”.conomics is
marked by .a contribution full of original thought
from Prof. Hayek; and the problems of the Interna-
tional Trade engage the sharp wits of’Prof. Harrod.
Some first-i’ate political portraits come from the pen
of Mr. G. M. Young.’
.
……

COMPLETE
f
544
9

Delivery exclusively through the book-trode

*
Fill in this
coupon now!

*

ORDER FORM
To MEULENHOFF & CO N.V. – Beuliiigstraat 2
AMSTERDAM
or to your usual supplier.
Please send nse:
Descriptive booklet with full details of the
CHAMBERS ‘S ENCYCLOPAFDIA …………………… free
complete set(s) C1IAMBIiRS ‘S ENCYCLOPAE-
DIA at El. 544.-
NAME:

…………………………………

DATE
……………….
ADDRESS
.

…………………………………………………

E.S.I.

Ook voor Beschikbare Krachten is een annonce in
,,,Economisch-Statistlsche Berichten” de aangewezen wég. Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons
bezit Is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het
nummer van dezelfde week worden opgenomen.

UNIVERSITEIT VAN PRETORIA

DEPARTEMENT BEDRYFSEKONOMIE

Aansoeke word ingewag van behoorlik gekwa-
lifiseerde persone vir die pos van Senior Lektor
in die Bedryfsekonomie. Die salarisskaal aan
die pos verbonde is £ 780x 40 : 940, plus ‘n ty-
delike lewenskostetoelae
4
wat tans ongeveer
£ 50 per jaar vir ongetroudes en ongeveer £ 200
per jaar vir getroudes bedra. ‘n Hoër aanvang-
salaris zal oorweeg word indien die aangestelde
persoon se kwalifikasies en ervaring dit reg-.
verdig.
Die vak moet deur medium Afrikaans gedo-
seer word.

Sollisitasies vir bogenoemde vakature, vergesel
van volledige besonderhede in verband met
akademiese kwalifikasies, publikasies, ervaring,
ouderdom, ens., moet die ondergetekende bereik
v56r 31 Augustus 1950.

J. C. V. Breytenbach.

REGISTRATEUR

Grote lmportmaatschappij te ‘s-Gravenhage

zoekt een

LEIDER

voor haar administratie

Alleen prima krachten welke in een overeen-
komstige functie met succes werkzaam zijn ge-
weest, gelieven te reflecteren. Eigenhandig ge-
schreven brieven met vermëlding van levens-
loop, behaalde diploma’s en laatstgenoten salaris
onder No. E.S.B. 1788, Bur. v. d. bi., Postbus 42,
Schiedam.

Economisch – Statistische

Berichten

PONTIAC

Particulier biedt zijn in prima
staat verkerende SEDAN 1947,
te koop aan.

Br. ond. nr
. E.S.E. 1789, bur.
v. d. bi., Postbus 42, Schiedam

Moderne keramische grootindustrie in het Wes- ten des lands zoekt in verband met uitbreidings-
en , nieuwbouwplannen ter uitbreiding
der
directie

ALL-ROUND INGENIEUR

met ruime bedrijfservaring in massafabricage.
Middelbare leeftijd. tJitvoerige eigenhandig ge-
schreven brieven onder no. E.S.B. 1786, bur. v. d. bi., Postbus 42, Schiedam.

Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W).
Telefoon Redactie en Administratie
38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.

Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
flomie,
14,
Universiteitstraat, Geni.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland t
26,—
jer jaar,
voor België/Luxemburg f
28,-
per jaar, te voldoen door storting van de tegenwaarde in Belgische francs bij de Banque de Commerce te Brussel
of op haar Belgische postgirorekMing no
260.34.

Uniegebieden en Overzeese Rijksdelen (per zeepost) f
26,—,
overige
Landen
/
28,— per jaar.

Abonnementen kunneh ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per uttimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor iVestzee-dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties ‘te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven zr, Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).
Advertentie-tarief f
0
,4
0
per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
10,60
per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.
MAAKT GEBRUIK

VAN DEZE RUBRIEK

Losse nummers
75
cents, resp 10 B. francs.

Auteur