Ga direct naar de content

Jrg. 35, editie 1721

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 3 1950

.

..-•

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
SÜRI NAMÈ.’.

c

Ben”Chten
“.
‘.

/

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIEN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMÏSCH INSTITUUT

35E
JAARGANG

WOENSDAG 3 MEI 1950

No. 1721

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. . Glasz; H., W. Lambers; J. Tinbergen;

F. de Vries; C. c’an den Berg (secretaris)

Redacteur-Secretaris: A. ‘de Wit.

Assistent-Redacteur: J. H. Zoon.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELC1Ë:

J. E. Mertens; R. Miry; J. e’an Tichelen; R. Vandeputte;

F. Vers ichelen.

Cegecens over adressen, abonzementen enz. op de laatste

bladzijde oan dit nsmner,

INHOUD:
.Blz

Surinan’e
door Zijne Koninklijke ‘Hooglieid P’ri,is

Berhhard ddr Nederlanden ………………..341.

De artikeleri van deze week …………………..
343

Sornmaire, simmanies ……………………..
343

Economische kaart van Suriiiame ……………..344

Economisch perspectief van Suriname
door A: Jonkers 345

De ontwikkelingskansen van de Surinaamse landbouw

en dç mogelijkheden, welke daaruit voor Neder-

land kuniien voortvloeien
door Ir 4…..tan der

Vlies……………………………………348

MechanÇsatie van de I&ndbouw in Surindme
door

Prof. Ir W. F. Eysoogel …………………..350

Het probleem van de devaluatie van de Surinaamse –

gulden
door J. A. Ilartog
en
E. H. Mulddr ……..353

Aantekening:
Het Jaarverslag van De Ncderlandsche 1unk
…………
355

Geld- en kapitadmarkt

……………………
358

Grafieken:
n:et liandoisverkeor tussen Suriiianie en Nededand
…….
358

Statistieken:

BaiikstatCn

………………………………….
85S
Dulteulandso handel van Surinnrno. ……………. . …

359
Slioepvaartbeweg1iig in
Surlisaino

.
………………..
359

SURINAME.
.

..
Hij, dïê het voorrecht’lieeft gehad Suriname nader te


leren kennen, zal de opgedane indrukken niet spoedig ver-
geten. Sedert lang heeft men, in de overtuiging dat dit
land de mogelijkheden
moet
bezitten om tot grotere wel-stand te komen, gezocht naar wegen en middelen om de
welvaart van de bevolking te vergroten. Bij nadere

kennismaking kan men niet aan de indruk ontkomen,

dat— ondtnks de mislukkingen, welke soms het deel waren
van de vele pogingen, die werden ondernomen— dit

streven van werkelijkheidszin getuigde. Een geringe be-

volking, gebrek aan kapitaal’ en behiefte aan weten-

,chapelijk onderzoek op elk gebied, vormden en vormen

echter in veld gevallen ‘d& belemmeringen,; welke staan tussen de planneii vain de vooruitstrevende leiding en de
verwezenlijking daarvan.. Ook al stemden de bereikte
resultaten soms tot tevredenheid, zij stimuleerden eerder

de wens om tot een snellere bloei van Suriname te komen,
dan-dat zij deze vervulden.

Wat hij een

bezdek aan Surinamé e.reneens bp

valt is
de grote belangstelling, dikwijls gegroeid tot genegenheid,

welke ïn alle lagen van dc bevolking yoor Nederland be-
staat. Ondanks de teleurstellingen, welke men in Suriname
soms heeft ondervonden, is er in de loop der tijden êen

gevoel van verbondenheid ontstaan, dat voor de toekom-
stige verhouding met Nederland van grote betekenis kan
zijn. Want dezQ vrhouding ,is niet, star; mèn zoekt naar
nieuwe vorrhen, welke recht doen an de mogelijkheden
tot grotere zelfstandigheid welke dit lamid biedt. Duidelijk

blijkt, dat de wens tot verbondenheid door samenwerking
en het streven naar grotère zelfstandigheid geen tegen-
stelling vormen, maar eerder élkaars complement zijn,.
Toeneming van eigen kracht, waartoe samenwerking op
economisch en ander gebied voor Suriname een noodzake-

lijke voorwaarde is, biedt de mogelijkheden tot grotere
zelfstandigheid in.de
ware zin vkn het woord.
Nederland kan in deze ontwikkelingsgang Suriname
zeer zeker waardevolle bijdragen leveren. InNederland heeft zich in de loop der jaren een fond van ervaringen
met de eigenaardigheden van de Surinaamse ,bodem en

natuur gevormd. Ons land heeft het wetenschappelijk
apparaat om de met de ontwikkeling samenhangende pro– blernen, op welk gebied dan ook, te analyseren. Het heeft
de mensen, in alle richtingen en graden van geschoold-

heid, die bereid zijn de voor de stimulering van de welvaart
noodzakelijke arbeid te verrichten. Het zal, indien hiertoe
alle krachten worden ingespannen, de investeringen kunnen
financieren, zonder welke eensnelle toeneming van het
levenspeil niet denkbaar is.

Gegeven de verhoudingen in en tussen Nederland en
Suriname, zal een ruime blik, een n’oortoarend optreden op
economisch gebied
van ons land kunnen leiden tot inten-
sievere betrekkingen, welke Suriname cd Nederland
beide
ten goede zullen komen.

DE SIJRIA
4
MSCIIE BA1K,1.
N.V.

,Herengracht 57 – Amsterdam

Geeft gaarne inlichtingen én adviezen

Ee. A. 0. Beuth van

Wkkevoort Crommelin

ASSOCIATIE CASSU

______
ROTTERDAMSCHE

BANK

Ainsterdatn-Z.

Tel. 25410

Come v. d. Lindenstraat 22

Verzekeringadviseurs.

LOD. S. BEUTH

specialist Gezins
,
en Oude.
KASSIERSINSTELLING

OPGERICHT IN 1806
FINANCIERING
dagsverzorging.

VAN
IMPORT-
Adviezen inzake:
EN EXPORT-
Pensioen-voorzieningen voor
Star en Personeel.

TRANSACTIES
Organisatie Bedrijfs- en Onder-
nemingspensioenfoncIsen.
HEERENGRACHT 179
0
AMSTERDAM.0
Aanvullingennormaljsatie van

250
VESTIGINGEN

IN NEDERLAND

bestaande regelingen.

BELASTINGCONSULTATIEBUREAU

.
A. L. F.
LEVERINGTON

Alle belastingzaken
Medewerkers:
E. J. de Boer, Oud.lnsp. d. Bel.
0. Sweepe Oud-Ontv. d. Bel.
Mr. Dr. B.
j.k
Steinmetz, Bel. jur.
N. A. Schol, Cand. Notaris.
J 1)

tlX1tt

ESTABLISHED 1878

An Independent Joürnal of Finance
klijke

Amsterdam:
le Helmersstr. 95

Tel.
85508
Haarlem:
Ged. Oude Gr. ii 8

Tel. 12468

aitd Trade
ndsche

ADVERTEER
kkerij

FL
N’ede

OBJECTIVE APPRAISALS

CONSIDERED JUDGMENT

oelonts

dam
IN DE

IMPARTIAL

OPINION

.
E S B

Contains most complete range of

British economic and financial statist-

ics published in any weekly journal

*

World wide circulation

*

Annual subscription rate: (post free-

to include all supplements)
£
3:26

(fi

33,40)

4 Speciai Suppiement on Economie Con-.
dition8 in The Netherla,uie wai publiShed

on Januarij 31 1948. 4 li,nited nunber
of
thiS Supplenzent remain for aale.

ZONDON:
51
CAITHOH STREET, E.C.
4
L1’iUI’ÏIhII1

MAAKT GEBRUIK van de rubriek
.,
Vacafures’ voor het

oproepen van sollicitanten voor leidende functies..

3
Mei 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

343


DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK,

A. Jonkers,
Economisch perspectief ç’an S’urinarne.

Suriname ziet zich voor de volgende problemen gesteld:

verstedelijking van de bevolking, arbeidstekort ten platte-

lande, onvoldoende gebruik van de grond en de natuur-lijke .rijkdommen, slechte behuizing en hygiêne, onvol-

doende gezondheidszorg, tekort aan onderwijsmogelijk-

heden en onvoldoènde commuhicatie. Gunstige factoren

om Suriname meer in de economische wereldactiviteit te

betrekken (in 1947 werd voor dit doel het Welvaartsfonds,

dat jedurende 5 jaren telkenjare f 8 mln ter beschikking

krijgt, ingesteld) zijn o.a.
6
huidige stand der landbouw-

techniek, die voor verschillende producten nieuwe pers-
pectieven opent en de revolutie, die zich in het Verre

Oosten voltrekt, welke een grote beperking van de goederen-
stroom naar het Westen tengevolge heeft. Een •bedrag

van f 40 mln is echter nit toereikend om Suriname

volledig te exploreren en de natuurlijke rijkdommen

in exploitatie te brengen. 1-Jet Fonds kan echter de om-
standigheden in het leven roepen, waardoor de risico’s

van investeringen worden verminderd. Mede om de
monetaire consequenties van de ontwikkelingspelitiek te
overzien is het nodig te komen tot een algemeen ontwikke-
lings- -en financieringsplan.

Ir
A.
P.
van der Vlics,
De ontnikkelingskansen van d
°

Surinaamse landbouu en de mogelijkheden,
we
lke

daaruit voor Nederland hunnen Qoort.’loeien.

Na een analyse van de verschillende gegevens, die op de

agrarische sector betrekking hebben, blijkt, dat bij de betaande toestand de gunstige geografische en biolo-
gische factoren geheel wegvallen tegen de grote nadelen,
welke worden veroorzaakt door de moeilijke, vaak vast-
gegroeide verhoudingen op sociaal en economisch gebied

en door de enorme achtersta,nd, welke is ontstaan door het
gebrek aan behoorlijke research. De voorwaarden worden vervolgens aangegeven, waaraan zal môeten worden vol-
daan om de Surinaamse landbouw wederom tot ontwikke-
ling te brengen. Aan deze voorwaarden kân worden vol-
daan, aangezien de Nederlandse Regering t.a.v. de finan-
ciering en het afnemen van de producten tegen wereld-
marktprijs hiervoor de zekerheid heeft gegeven; Het tempo
van de ontwikkeling is onder de huidige omstandigheden

afhankelijk van de mogelijkheid, welke voor Nederland
bestaat om tot kapitaaltransfer over te gaan.

Prof.
Ir W. F.
Eysvoogcl,
Mechanisatie van de landbouw

in S,riname.

De Nederlandse Regering heeft in Januari 1948 een

commissie naar Suriname gezonden met de opdracht het
gehelé probleem van de mechanisch gedreven landbouw,
zowel op nieuw in te polderen als op reeds in cultuur
zijnde gronden, in beschouwing te nemen. De conclusie
van de commissie luidde, dat mechanisch gedreven land-
bouw in Suriname goede perspectieven biedt, doch dat
aan de eerste pogingen, door de vele onbekende factoren,
waarmede men te doen zal krijgen,.ongetwijfeld risico is
verbonden. Schr. gaat nu in dit artikel uitvoerig na, w’elke
problemen zullen worden ontmoet bij en welke baten zijn te

yerwachten van de plannen tot’ mechanisatie van de

Surinaamse landbouw.

J. A. Hartog
en E. II.
Mulder,
Het probleem van de deçalu-
atie van de Surinaamse gulden.

De transfer van de iii Nederland ter financiering van de

plannen tot ontwikkeling der Surinaamse volkshuishouding
‘Le lenen Stit. Crt stuit op moeilijkheden. Krachten zullen
daarom in het werk moeten worden gesteld, welke de
neiging hebben het passief saldo op de Sur. handelsbalans
met Nederland te vergroten. De van sommige zijden
gedane suggestie om daartoe de Sur. gulden te devalueren
achten schr., na de gevolgen hiervan te hebben geanaly-
cerd, niet gewettigd.

SOMMAIRE.

A.
Jonkers,
Perspecties ëconomniues de la Guyane hol-

landaise.

Pour faire participer davantage la Guyane,ilollandaise
â l’activité économique mondiale, le stade actuel de la

technique agricole qui ouvre de nouvelles perspectives

pour plusieurs produits, forme e.a. un des facteurs favora-
bles. La révolution qui s’accomplit en Extrême-Orient,

causant une restriction considérable du courant des

marchandises vers l’Ouest, en constitue un autre. Le

,,’SVelvaartsfonds Suriname” disjose des rnoyens propres
ii diminuer les risques d’investissements. L’établissement

d’un plan général concernant le développement et le

financement est de rigueur.

Ir.
A. P. van der
Vlies,
Les moyens de développement en

faveur de l’agriculture de la Guyane Hollandaise et les

possibilités qui peuoent en résulier pour les Pays-J3as.

L’auteur indique les conditions qui doivent être remplies

afin de donner un nouvel essor â l’agriculture dela Guyane

Hollandaise. Le gouvernement Néerlandais a constitué,

en ce qui concerne le financement et l’achat des produits
agricoles aux prix du marché mondial, wie garantie pour

la réalisation des conditions énumérées.

Prof. Ir W. F.
Eysvoogel,
La mécanisation de l’industrie

agricole en Guyane 5ollandaise.

L’auteur vérifie, d’une manière détaillée, les problèmes
que réservent les projets de mécanisation de l’agriculture

en Guyane 1-Tollandaise ainsi que les avantages qu’on peut

esconipter.
T. A. Hartog
et E. II.
Mulder,
Le problème de in déoaluation

du florin en Guyane Hollandaise.

Les auteurs sont d’avis qu’ils ne disposent actuellernent

que de peu ou point d’indications justifiant une dévaluation
du florin en Guvane Hollandaise.

SUMMARIES.

A. Jonkers, Surinam’s economie prospects.

Favourable factors tending to have Surinam play a
more important part in the economie world activity
include the present technical position of agriculture, which
opens new perspectives for various products, and the
revolution in the Far East, which results in a considerable
curtailment in the flow of goods to the West. The Surinam
Welfare Fund may create the conditions for decreasing
investment risks. It is necessary to draw up a general
development and financing scheme.

Dr
A. P. van der Vlies,
The chances of deoeloping Surinam
agriculture and the pos.ibilities which may result

therefroni for the Net herlands.

An outline of the conditions which will have to he
complied with in order to redevelop Surinam agriculture.
With regard to the financing and sale of products at
world market prices the Netherlands Goverrment has
guaranteecl that the conditions mentioned hy, the writer

will be met.

Prof. Dr
W.
F.
Eysvoogel,
i1hechani.ation of agriculture
in Surinam.

A detailed survey of the prohiems which will have to
be faced and of the expected benefits of the plans for the
mechanization of agriculture in Surinam.

J. A. Hartog and
E. H.
Mulder,
The problem
of
the deoa-
luation of the Surinam guilder.

The writers conclude that at the moment there are
few or no indications justifying the clevaluation of the

Surinam guilder.

344

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Mei 1950

*

ECONOMISCHE KAART IAN SURINAME.

ATLANTISCH OCEAAI

4.

.

4

C

q

CVC C
K

“a
:
a
G%4AA

‘*
1
S
1
ÇM
gAL

f’1
x

II

S

(

S.

JH
‘4

BP
DJ
%

a
,J

Dan,

BP

oeg0

/ina

BP

0

1

B
.RAZILE

…-…’

1II

0

50

loo
1

1

1

1

1


1

a

=
aardnoten
h
=
honing
0
=

sinaasappelen

BP
=
bosproducten
H
=
hout
S
=
suiker

b

=
bananen
K
=

koffie
=

triplexfabricage

bauxiet


=

lucitersindustrie
V
varkensfokkerij

c

=
cocosnoten
?VJ
=
maïs
1
=

zeepindusirie

goud
R
=

runderfokkerij
=

vliegveld

=
grapefruit
X
=

rijst



=

spoorlijn

NE.I.

Een anderG-oork was de Opening van het Sue-
kanalaardoor de producten uit het Verre Oosten

dichter l)ij de markten van
)iet
Westen werden gebracht.

Onder deze omstandigheden werden investeringen in

de 9oct aan tr,ekkelijkcr’ en de grote financiële liehamea,…

in het mded’lnd, die zich toelegden op definancieiing

vantropihe agrarische grootbedrijvenwèndden zich af
vali, Niet al1een-ohet kapitaal maar ook op

deskundige—bedijfsleiders en wetenschappelijke onder-

-zoekers, die de ondergang van de Surinaamse groot-
landbouw mogelijk hadden kunnen verhinderen, oefende

Indonesië grotere aantrekkingskracht uit.

En tenslotte, de vi’ijgewordenen grepen de kans,,die de
opkömende cacaocultuur hun bood, gretig aan om eigen

bedrijfjes te beginnen. Wel werd gepoogd het arbeid-

tekort aan t&vullen door import van Aziatische emigranten,

doch dit bleek uiteindelijk geen soulaas te bieden, want
ook de Hindostanen en Javanen verkozen na hun contract-
periode een vrij landbouwersbestaan boven loonarbeid.

Tot 1896 wierp de cacaocultuur in groot- en klein-

landbouwbedrijven goede baten af. In 1895 bedroeg het”
aandeel der Creoolse bedrijfjes 13 pCt van de gehele

cacao-export. Toen trad een scherpe daling der markt-prijzen in en brak tot overmaat van ramp de krulloten-
ziekte uit. Tien jaar later was de productie tot
1/5
inge-
schrompeld. Voordat bestrijdingsmethoden konden worden
toegepast, waren de bevolkingsbedrijfjes, waarvan sommige

tot de omvang van middenstandsbedrijven (12-20 ha)
waren uitgegroeid, te gronde gegaan.

3 Mei 1950.

ECQNøM1SCI1ST.

ISHE BERICHTEN

345

ECONOMISCH

VAN SURINAMk.

L.

Op 20 Januari ji. is de Interimrjeling voor Suriname

in werking getreden. De betekenis hiervan is ni’et,.ozeer,
dat Suriname autonomie verkreeg–. autonomibLhad

Suriname reeds lang – maar dat de meesterschap”iir
eigen zaken niet meer is opgedragen aan de door de Kroon

benoemde Gouverneur, met beperkte medezeggenschap

van een volksvertegenwoordiging, doch aan eèn Regings- –

college, dat verantwoordelijk is aan een eigên-vdi’tegen-
woordigend orgaan. Daarnevens is de medewerking van
de Surinaamse Regering in de gemeenschappelijké zaken

van het Koninkrijk geregeld.

Door deze hervorming is een zware taak op de schouders
der Surinaamse organen gelegd, omdat het land nog in

zo geringe mate tdt ontwikkeling is gekomen. Evenwel
valt deze overdracht van verantwoordelijkheid in een tijd,

dat in Nederland nieuwe belangstelling voor dit rijksdeel

groeiende is, hetgeen voor Suriname mogelijkheden opent,

die tevoren niet bestonden.
Wat ten behoeve van een land, maar zonder mede-
werking en medeverantwoordelijkheid der landzaten,
geschiedt, vindt over het algemeen weinig waardering. Onder het nieuwe bestel kunnen ontwikkelingsplannen

niet worden uitgevoerd zonder medewerking van een op

democratische grondslag verantwoordelijk landsbestuur;
t.a.y. investeringen van particulieren zal over het
algemeen met de landsorganen overleg moeten worden
gepleegd. De politieke risico-factor, gelegen in het streven
naar zelfstandigheid, is in landen met eigenmeesterschap

geëlimineerd, hetgeen voor uitheemse beleggingen van
niet te onderschatten betekenis is.

De welvaart vroeger.

De vaart der Noord-Nederlanders op de Guyana’s da-
teert waarschijnlijk van het eind der 16e eeuw. Uit Spaanse
bronnen is bekend, dat een Hollandse scheepsbevelhebber
in 1597 een aanval deed op de Spaanse vesting aan de
Orinoco. Abr. Cabiliau deed op zijn tocht van 1597-1598
Suriname aan. Zeker is, dat de schippers omstreeks
1600 gebruik maakten van een kaart van de kust van de

Amazone tot de Orinoco. De Surinaamse kust en rivieren
waren toen dus verkend. De ruilhandel met de Indianen
leidde tot vestiging. In 1613 waren er twee Hollandse –
handelsposten in Suriname. In 1625 vestigden Fransen
zich aan de Marowijne. Dat werd het begin van een reeks
van kolonisatiepogingen van Fransen, Nederlanders,
Portugese Joden en Engelsen. De Portugese Joden ver-
scheepten in 1650 reeds plantageproducten per Hollands
schip. Van Nederlanders, die zich in 1652 aan de Marowijne
en in 1654 aan de Commewijne vestigden, is bekend, dat
ze zich aanstonds op de suikercultuur toelegden.
De Engelsen bezaten in 1667, het jaar waarin Abraham
Crijnssen het land voor de Nederlanders veroverde, 500
plantages, waarvan 40 â 50 met suikermolens waren uit-
gerust.
In het tijdvak 1750-1775 vertegenwoordigde de uit-
voer van dit gebied een waarde van f 265 mln. In het jaar
1800 produceerden 640 piantages grote hoeveelheden
uiker, koffie, indigo, katoen en cacao.

De kentering medio 19e eeuw.

Voor hen die het vooroorlogse Indonesië kennen, en
de daar heersende omstandigheden vetgelijken met die
van Suriname nu, is het moeilijk te begrijpen, dat dit
land eens is beschouwd als de Nederlandse overzeese
bezitting met de meest gunstige vooruitichten.
In de op slaenarbeid gebaseerde welvaart kw’am
medio vorige eeuw een kentering. Een der oorzaken van
de achteruitgang was de emancipatie. Deze humanitaire daad nam de basis van een zekere en goedkope arbeids-

voorziening weg.

De vlucht uit de landbouw; balata, goud en bauxiet.

Inmiddels leek het, of de goudwinning voor de in liet
nauw gedreven kleinlandbouwers ruime arbeidsmogelijk-

heden zou bieden. De goudwinning is echter nooit van
grote betekenis geworden. Pogingen voor machinale ont-
ginningen zijn allé mislukt en ook de overheidsinspanning om het kleinbedrijf te stimuleren hebben gefaald. Redding

bood de winning van balata. B.lata, in 165 ontdekt door
A. Wildeboer, is het gestolde melksap van een boom van
de familie der Sapotaceëen. Het wordt gebruikt bij de
vervaardiging van drijfriemen en voor de isolering van
onderzeese kabels. De productie bedroeg in het topjaar
1913: 1.186 ton. De goud- en balatawinning leverden

in de jaren 1908-1913 50 pCt van de totale export-
waarde (1880-1924: 30 pCt).

De totstandkoming der overzeese radioverbindingen heeft de vraag naar balata doen verminderen. Amerika

en Europa nemen nog geregeld kleine hoeveelheden af
(in 1948: 370 ton, in 1949: 70 ton). Het heeft echter zijn

positie als voornaamste exportproduct moeten afstaan
aan de bauxiet.

Het voorkomen van bauxiet ‘verd, het eerst vermeld
door Du Bois in 1901. De economische waarde van deze
grondstof voor de aluminiumfabricage werd eerst bekend
toen de automobiel- en rliegtuigindustrie vraag deden
ontstaan naar een licht en toch sterk metaal. Thans
worden twee grote bedrijven geëxploiteerd ‘door de Suri-naamse Bauiciet Maatschappij, dochteronderneming van
de Alcoa, en een door de Billiton Maatschappij. De pro-
ductie ondervond een grote stimulans in de jongste wereld-
oorlog, toen Suriname een der voornaamste leveranciers
van deze strategisch uiterst belangrijke grondstof werd.

Productie van bauxiet.

Jaren

Tonnen van 1.000 kg

Waarde in $

1922

13,044

54.480

1930

263.015

1315.075

93’6

233,909

1.949.243

1939

504.062 ,

ca 12.000.000

De afhankelijkheid van de bauxiet maakt de wel-
vaai’t van Suriname wel uiterst kwetsbaar.

ECONOMISCH-STATIST

3 Mei 1950

Citcerr
ç’an Suriname.

(waarde t
1
1.U0 S.
gid.)
Producten

1944 1945 4949 1947 1949
Levende dieren

0.2

1 0,2

2

3
Voedingsmiddelen en dranken

117 ‘

8 1.432 3.423 2.525
Ruwe
r
v. i%
,
.
lig bewerkte
grondstofli
(Uijna uitslui-
tend bauxiet)

……….
6.761

7.01 4 10.01.17623.986
Bewerkte producten

,1

S

12

21

30 Onbewerkt goud en zilver,
gouden en zilveren munten

6.880

7.432 11.514 24.582 27.372
In 1949 bedroeg, bij een totale uitvoer van Sur. f 34

mln, de uitvoerwaarde van bauxiet ruim Sur; f25 mln

en die van de landbouwproducten ruim Sur. f 5 mln.

De cerstedelijking e’an de beeolking.

Een wat meer dan oppervlakkige studie van het hevolkings-

probleem van Suriname levert geen grond op voor de

stereotype visie, dat de Creool pel’ se afkerig zou zijn

van landarbeid.

Economishe motieven lagen ten grondslag aan zijn

voorkeur voor andere arbeid. Daarbij kwam nog, dat de

strenge familiediscipline, die in het Creoolse landbouwers-

gezin wordt gehandhaafd, het voor de jongere generatie

nog aantrekkelijker maakte om de onzekere en armoedige
levensomstandigheden van de keuterboer te verruilen
voor het lucratiever en meer sociale zekerheid biedend

bestaan van loontrekkende in de mijnhedrijven.
Van 1908 tot 1922 nam het aantal Creoolse kleinland-

bouwers wat toe; daarna slonk hun aantal weer enigszins.

In 1932 doet de malaise in de bosbouwbedrijven zich
voelen en tussen 1933 en 1940 stijgt de Creolenhevolking,
die van de kleinlandbouw bestaat, van 13.869 tot 26.325.

Het aandeel der kleinlandbouwers in de agrarische export

is nog steeds stijgend.

Evenals de Hindostanen en Javanen zijn de Creolen
zich meer op de cultuur van rijst en citrus gaan toeleggen.

De vraag naar cultuurrijpe gronden is toegenomen (het
tekort aan ingepolderde gronden bedraagt niettemin
slechts 6.000 ha). Van de vruchtbare kuststrook van

10.000 km
2
is slechts 30.000 ha voor de landbouw in ge-

bruik. Van de 200.000 zielen tellende bevolking was in
1938 34 pCt stadsbew’oner. Van de Creoolse bevolking
leefde 61 pCt in Paramaribo. hieruit spreekt een mate
van verstedelijking, die voor een agrarisch land uitzonder-
lijk hoog is en die ernstige sociaal-economische bezwaren

oplevert.
Wil echter een deel van de jongere generatie bewogen
worden terug te keren naar het platteland dan zal de
gelegenheid moeten worden gebôden tot het verkrijgen

van goed gefundeerde landbouwbedrijven’, die, mede dank
zij een goede overheidszorg op landbouwwetenschappelijk
gebied, een behoorlijk bestaansniveau en een redelijke

bestaanszekerheid kunnen bieden.

De opgace nu.

lIet probleem, waarvoor Suriname zich gesteld ziet,
laat zich als volgt samenvatten:

verstedelijking van een onevenredig deel der geringe

bevolking;
arbeidstekort ten plattelande;
onvoldoende gebruik van de grond;
onvoldoende kennis en gebruik van de natuurlijke

rijkdommen;
slechte behuizing en hygiëne;
onvoldoende gezondheidszorg;
tekort aan onderw’ijsmogelijkheden; S. onvoldoende communicatie, zöwel binnenslands als met
de buitenwereld.

liet onzekere en geringe arbeidsaanbod betekent
uiteraard een extra risico voor investeringen in de groot-
landhouwcultures. Uitbreiding van de suikerindustrie bijv. is herhaaldelijk bestudeerd, maar altijd afgestuit

op het arheidsvraagstuk. Dit gevoegd bij de onbekendheid

van het land en de onverdiend ongunstige reputatie die

het verkreeg als gevolg van mislukking van met ontoe-

reikd kapitaal en onvoldoende kennis geëntameerde

objecten, maken :kapitaalbezitters uitermate voorzichtig

om in Surinamiets te wagen.

De gr.ot1andbouw kon hierdoor niet tot ontwikkeling
konien en wat er was schrompelde ineen. Suiker, eertijds

een belangrijk exportproduct, moet worden geïmporteerd.

De suikerfabriek Mariënburg moest door arbeidstekort

haar aanplant inkrimpen; zij kon niet tot verjonging van

haar aan plan tmateriaal overgaan en kwam handen tekort

voor een doeltreffende bestrijding van ziekten en plagen.

De productie van deze fabriek, die in het oogstjaar 1937/ 38

12.500 ton bedroeg, was in 1947/48 slechts 2.960 ton.

Gunstige factoren.

De terhoudendheid ten aanzien van investeringen

doet zich overigens ook met betrekking tot andere onont-

wikkelde landen voor.

De ontwikkelingsprogramma’s voor de Engelse gebieden,

de ,,technical assistance” schema’s der Verenigde Naties

in het kader van het zgn. ,,point four program” van
President Truman beogen o.a. wegen te banen voor

particuliere beleggingen, door inzicht te geven in de ont-

wikkelingsmogelijkheden van deze landen.
Voor Suriname werd in 1947 voor dit doel door de

Nederlandse Regering het Welvaartsfonds Suriname

ingesteld.
Het wil voorkomen, dat de omstandigheden gunstig zijn
voor een breed opgezette poging om dit nog zo lege gebied
meer in de economische wereldactiviteit te betrekken.
De huidige stand der landbouwtechniek opent voor

verschillende producten nieuwe perspectieven. Voor de
mechanisatie van de suikercultuur bijv. wordt een proef
overwogen, die het mogelijk moet maken met een geringe
uitbreiding van het aantal arbeiders een groter areaal in

gebruik te nemen en een verveelvoudiging van de productie

te bereiken. Voorlopige berekeningen maken aannemelijk,

dat de kostprijs, die thans aanzienlijk boven de wereld-
marktprijs ligt, tot een veel lager peil kan worden terug-

gebracht.
Ook in andere takken van landbouw kunnen arbeid-
besparende werkmethodes met vrucht worden toegepadt,
terwijl landbouwwetenschappelijke steun de risico’s binnen

engere grenzen kan brengen.
Een andere voor Suriname’s landbouw gunstige factor
is hierin gelegen, dat de revolutie, die zich voltrekt in het
Verre Oosten, een grote beperking van de goederenstroom

naar het Westen ten gevolge heeft. Het is niet te verwachten, dat de export van landbouw-
producten uit die streken, die vooi de oorlog grotendeels

,,hongerexport” was, de oude omvang zal bereiken. Een der economische gevolgen der politieke bewustwording
zal waarschijnlijk zijn een grotere locale consumptie van
eigen voedingsge\vassen. Ook de snel toenemende bevol-
king zal de exportmogelijkheden beperken. Deze omstandig-
heden werken mee aan tekorten op de wereldmarkten,
welke door nieuwe productiegebieden dienen te worden

aangevuld.
Verder zijn de biologische en gebgrafische omstandig-
heden gunstig. Er is goede grond voor de verwachting,
dat Suriname voor de voortbrenging van sommige be-
langrijke marktproducten betere kansen biedt dan bijv.
sommige gebieden in Afiika, in welke grote kapitalen

worden geïnvesteerd.

liet lVeleaartsfonds.

Krachtens de wet, .waarbij het Fonds is ingesteld,

worden ten laste van de Nederlandse begroting gedurende
5 jaren telkenjare L8 mln ter beschikking gesteld.

a. lucht/cartering.
liet Welvaartsfonds heeft aanstonds de Noordelijke
helft van het land doen luchtkarteren. Deze luchtkartering

3 Mei 1950

. ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

347

is een uitermate nuttige grondslag voor het verdere onder-

zoek naar de mogelijkheden der oerproductie.

hout.

/
Tot de belangrijke rijkdomrnen van Suriname behoren

de onmetelijke bossen. P.

De vooroorlogse houtexport, bestaande .u.itonbekapt,
rondbekapt of vierkant bekapt hardhout, beliep lchts

ca 5 pCt van de totale exportwaarde. De houtindustrie

was uitsluitend ingesteld op de binnenlandse markt;
de waarde van de export van bezaagd hout bedroeg in

1949 40 pCt van de houtexportwaarde (in dat jaar Sur.

12,1 mln).

lIet wereidhoutverbruik bestaat nu echter voor ca
90 pCt uit zacht hout. Het is zeer oneconomisch dit zacht

hout in ruwe vor’m over Zee te vervoeren om het daarna

te doen verwerken.
Dit geeft de grondstoffenleverende landen een kans op

de vestiging van grote fabrieken van houtproducten.
De firma Bruynzeel heeft in Paramaribo een triplex-
fabriek ingericht, terwijl daarnaast een zagerij in productie

is. Ook de firma Pont heeft een grote zagerij in bedrijf

gesteld.

Voor de ontwikkeling van een houtindustrie moet
zekerheid bestaan van grondstoffenvoorziening, zowel
wat volume, soort, kwaliteit als wat regelmatigheid in
levering betreft. Aan dee desiderata kan alleen worden
voldaan dor machinale bosexploitatie. De investeringen,

die hiermede zijn gemoeid, zijn alleen economisch ver-
antwoord voor grote boscomplexen met een regelmatige,

gunstige samenstelling van de houtopstand.
Nu is het Surinaamse bos over het algemeen van zeer
grillige samenstelling: Een voorlopige bestudering van de

luchtkaarten heeft echter geleerd, dat bruikbare öbjecten
wel vallen uit te cheiden. Indien nader onderzoek zulks

bevestigt en de research naar de technische en chemische
verwerkingsmogelijkheden gunstig uitvalt, kan dit een

revolutie in Suriname’s economie betekenen. –
De inrichting van één pulpfabriek zou de handels-

balans een geheel ander beeld kunnen geven.

mijnbouw.
Ook het onderzoek naar liet voorkomen van mineralen
en de exploiteerbaarheid daarvtn is tot dusverre niet

systematisch aangepakt.
Een door het Welvaartsfonds gefinancierde wetenschap-
pelijke expeditie heef t nieuwe belangrijke bauxietvoor-
komens ontdekt. IJzerertsen komen in grote hoeveel-
heden voor. Vroegere onderzoekingen hebben geen ont-
ginningen ted gevolge gehad, omdat het erts niet aan de
gestelde eisen voldeed. Het is echter geenszins uitgesloten,
dat – evenals in Demarara – bruikbaar erts voorhanden
is. Diamant heeft onlangs weer de aandacht getrokken
door de vondst van 51 diamantjes. De plaats van oorsprong

is nog niet ontdekt.
Een volledige geologische verkenning zal ook kartering

van de Zuidelijke helft van het land nodig maken enaan-

zienlijke qommen kosten.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan van het
Welvaartsfonds is slechts een fractie van de voor een
volledig geologisch onderzoek benodigde bedragen uit-
getrokken. Toch zal een dergelijk onderzoek, dat zich zal
moeten uitstrekken over meer jaren, niet achterwege

mogen blijven.

visserij.
Een andere sector der oerindustrie, die de aandacht
heeft, is de visserij. De visserij verkeert in Suriname in
een zeer primitief stadium. Een groot deel der gevangen
vis kan door bederf als gevolg van ondoelmatig materiaal
niet worden verkocht. Daardoor doet zich het merkwaar’
dige feit voor, dat, hoewel het land veel goed viswater
heeft, Paramaribo soms een tekort heeft aan vis.

Het Welvaartsfonds heeft een plan voor opvoering der
visvangst doen opstellen; de mogelijkheden voor een vis-
meelindustrie zijn op liet eerste gezicht gunstig en dienen

nader te worden onderzocht.

landbouw.

De economische ontwikkeling in een tropisch land moet
haar grondslag vinden in de landbouw.

Enige in betrekkelijk kort tijdsbestek uitvoerbare
plannen zijn ontwikkeld, wëlke doorhun opzet de moeilijk-

heden van het arbeidstekort omzeilen en die hefbomen

kunnen \vorden voor de ontwikkeling van de gehele agra-.

rische sector.

Aan liet plan van de Commissië-Eysvoogel c.s. voor de

vestiging van een aantal gemechaniseerde rijstbedrij ven
in een modern ingerichte polder van 5.000 ha, wordt in
een ander artikel in dit nummer een uitvoerige beschou-

wing gewijd. 1-let plan is eigenlijk een aanloop om tot in-
poldering van veel grotere oppervlakten .te komen, waar-

door het gehele werk wat omvang en betekenis aangaat
zal kunnen worden vergeleken met de Zuiderzeewerken.

Het Welvaartsfonds neemt in de kosten van de eerste
opzet deel met een bedrag van f 3,6 mln. De totale kosten

zullen ongeveer 1 20 mln bedragen. 1-let verschil kan op

commerciële basis worden aangetrokken, aangezien het
plan in zijn geheel rendabel is. –

Het .Lelydorpplan beoogt de stichting van een groot
aantal kleine en middelgrote boerenbedrijven in de directe
omgeving van Paramaribo.

Het uitgekozen terrein is een bestaande p_older, welke
thans gedeeltelijk met struikgewas is overdekt. In het

verleden is op deze grond met goed resultaat cacao, koffie,
katoen, indigo en suiker verbouwd. Er zijn nu enige
Hindostaanse en Javaanse boeren gevestigd, uit wier

bedrijfsresultâten eveneens blijkt, dat de grond geschikt
is voor de landbouw. –
De bedrijven zijn zodanig gedacht, dat het risico van
• de boer zo gering mogelijk is. Naast voedselgewassen
zullen handelsgewassen worden verbouwd, die in coöpera-
tieve verwerkingsbedrijven zullen worden verwerkt.
Ook veeteelt is in het schema opgenomen. In het kader

van dit plan zal worden getracht een aantal stadsbewoners
terug te brengen naar het platteland. Mogelijk zullen naast
Creolen, Hindostani en Javanen ook Nederlandse boeren en Indo-Europeanen in het plan kunnen worden opgeno-
men. De bedrijven zullen groepsgwijs met machinale

landbouwwerktuigen worden uitgerust.
Andere maatregelen ter verhoging van het rendement
der agrarische productie zijn modernisering van bestaande
polders en de oprichting van een citruscentrale ter ver-betering van de verzorging van, het citrusfruit.
Een cacaopepinière is ingericht, waarin door liet

,,Imperial College for Tropical Agriculture” op Trinidad
gekweekte variëteiten op een eigen manier worden ver-
menigvuldigd. Honderdduizenden hoogproducerende plan-
ten komen hierdoor beschikbaar. De verwachting is, dat de
cacaocultiur in Suriname hierdoor een nieuwe toekomst
tegemoet kan gaan.

t.
industrialisatie
De ,,terug naar het land”-campagnes hebben nergens
het resultaat. gehad, dat er van werd verwacht en zo zal
ook, al ga’at een deel van de stadsjeugd zich toeleggen op
het boerenbedrijf, voor een ander deel toch emplooi
moeten worden gevonden in de fabriek. De houtverwer-
kingsindustrie werd reeds genoemd. De oprichting van een
vruchtenverwerkingsbedrijf. staat op het programma.
Naar mate de landbouwplannen vorderen zal er ruimte
komen voor rijstpelmolens, verwerkingsinstallaties voor

aardnoten, sojabonen, vezel e.d.

g. andere objecten.


Aandacht wordt besteed aan de verbetering van het
verkeer, plannen voor de haven zijn uitgewerkt, enige
binnenschepen voor het rivierverkeer zijn aangekocht.
Een Volkscredietbank, opgericht met kapitaal van het
Welvaartsfonds, is op 1 Januari 1949 geopend.

348

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Mei 1950

Bedragen zijn beschikbaar gesteld voor cultuurbevorde-

ring, voor ziekenhuisbouw en voor verbetering der water-

voorziening in de districten.

Voor de verbetering van de volkshuisvesting is de bouw
van duizenden volkswoningen nodig: Een type woning is

geconstrueerd, dat aan redelijke eisen van comfort voldoet.


Van dit model zijn 700 woningen in aanbouw. Het Fonds

neemt het onrendabele deel der bouwsom voor zijn rekening.

Een eerste proef met immigratie van arbeiderezinnen

uit het Caraïbische gebied is mislukt.
De pogingen om de arbeidsvoorziening der grootland-
bouw weer op gang te krijgen worden echter voortgezet.

En zo is er meer; practisch is er geen terrein van sociaal-

economische overheidszorg, waarin het Fonds de taak der Landsregering niet steunt.

‘Een algemeen ontnvikkelings- en financieringsplan nood-
zakelijk.

Het is duidelijk, dat een bedrag ‘an f 40 mln niet toe-

reikend is om Suriname volledig te exploreren en de natuur-

.lijke rijkdommen in exploitatie te brengen.
Het Fonds kan echter als een katalisator werken en

de omstandigheden in het leven roepen, waardoor de risico’s

van investeringen worden verminderd, althans juister
kunnen worden aanvaard.
Ook zijn de kansen op steun van internationale organi-
saties groter, wanneer Nederland, hoewel zelf in weder-

opbouw, door belangrijke fondsen beschikbaar te stellen,
blijk geeft vertrouwen te hebben in Suriname’s toekomst.

Bij dit alles dient in het oog te worden gehouden, dat
in een maatschappij met een zo beperkt geidvolume als
de Surinaamse een grote toevloed van kapitaal in een
kort tijdsbestek ernstige monetaire spanningen kan ver-
oorzaken.

Deze gevaren doen zich uiteraard niet of slechts tijdelijk
voor, indien de beleggingen in korte tijd resulteren in een

groter goederenaanbod. Maar een belangrijk deel der
investeringen, die Suriname behoeft, zullen eerst op lange

termijn een verhoogde goederenopbrengst geven. Het
spreekt vanzelf, dat de uitzetting van .het geldvolume,

die kan worden toegelaten voor werken, die in een verdere
toekomst hun volle productief effect sorteren, ruimer kan
zijn naarmate de toevloed van beleggingen, die op korte
termijn de goederenhoeveelheid vermeerderen, groter en
regelmatiger is.

Uit een oogpunt van monetair beleid is het dus food-

zakelijk t.a.v. investeringen selectief en planmatig te
werkte gaan.

Het is ook van bijzonder belang, dat een voorzichtig
begrotingsbeleid wordt gevoerd, opdat deficit-financie-
ringen in de overheidssector tot eeji minimum beperkt
blijven. Geheel zal dit wel niet te voorkomen

zijn, wil de
overheidsapparatuur zodanig kunnen worden verbeterd,

dat ze voldoet aan de eisen, die de nieuwe ontwikkeling
stelt. In elk geval moet in de eerste jaren een tekort op de
kapitaaldienst worden verwacht. Mede om de monetaire consequenties van de ontwikkelingspolitiek te overzien,

is het nodig te komerf tot een algemeen plan, waarin o.a.
de mogelijkheden worden gepeild, de prioriteiten worden
aangegeven, een tijdschema vanuitvoering wordt beraamd,
het geldvolume wordt geschat, dat in verschillende stadia
van uitvoering tOelaatbaar is, de ontwikkeling der handels-
en betalingsbalans wordt becijferd, enz.

Het opstellen van een algemeen ontwikkelings- en
financieringsplan staat op het programma van het Wel-‘
vaartsfonds. Zulk een schema moet uiteraard soepel zijn,
zodat het kan worden aangepast, indien zulks nodig is.
Het zal geen voorschrift kunnen zijn, mâa
r wel een leid-
draad, van onschatbare waarde ook voor de beoordeling
van de wijze, waarop de verdere openlegging van het land
en de exploitatie van deszelfs natuurlijke hulpbronnen
kunnen worden gefinancierd.

‘s-Gravenhage.

A. JONKEItS.

DE ONTWIKKELINGSKANSEN VAN DE

SURINAAMSE LANDBOUW EN DE

MOGELIJKHEDEN, WELKE DAARUIT

1VO0R NEDERLAND KUNNEN VOORT-

VLOEIEN.

In Nederland is er in brede kring weinig meer van be-

kend, dat Suriname eens tot de rijkste tropische landbouw-

gebieden ter wereld behoorde. Omstreeks 1700, toen Am-

st&rdam de grote stapelplaats van tropische producten

was, die elders in Europa goede aftrek vonden, werd in

Suriname in het lage vruchtbare kustgebied, langs de

rivieren en kreken, de ene plantage na de andere geopend.

Eerst werd alleen suiker, later ook koffie verbouwd.

Katoen en cacao vonden in steeds grotere hoeveelheden

hun markt in holland. Een goede maatstaf voor de bloei
van de landbouwbedrijven in die tijd vormt liet uitvoer-

cijfer van de ongeveer 500 werkende plantages gedurende
de periode van 1750-1775, toen voor f 265 mln aan

toenmalige geldswaarde werd geëxporteerd. Aan cheeps-

vrachten werd naar schatting jaarlijks f 800.000 uit-

gegeven. Nauwelijks 100 jaar geleden was de uitsluitende

vaart op Suriname bijna de nog enige bloeiende tak van
handel en scheepvaart voor Amsterdam.

Stelt men hier tegenover het snelle economische verval

tegen het midden en einde van de vorige eeuw en het feit,
dat thans nog slechts een 40-tal plantages geheel of ge-

deeltelijk in bedrijf is, dan blijkt hieruit wel zeer duidelijk,

dat het vertrouwen in de rendabiliteit van de Surinaamse

landbouw in de laatste eeuw ernstig is geschokt. De snelle
achteruitgang was toe te schrijven aan tal van oorzaken,
die voor het ene deel lagen in de plotselinge wijziging

der omtandigheden in Suriname zelf en die voor het

andere deel berustten op het veranderde wereldbestel;

oorzaken, die, omdat ze buiten het bereik van de ge-
interesseerden in Suriname lagen, toentertijd onmogelijk
konden worden weggenomen.

Met de grote trek van het Nederlandse kapitaal en de
leidinggevende krachten naar Indonesië, waar de verhou-

dingen mede door de opkomst en de intensivering van

het verkeer, zoveel gunstiger lagen, verloor Suriname
haar min of meer mofiopolistisch karakter. Als gevolg
hiervan nam de belangstelling voor het gebiedsdeel gaande-
weg af, hetgeen tenslotte gedurende een lange reeks van jaren tot een verwaarlozing van ‘het land leidde. Al deze

tijd heeft het door gebrek ‘aan voldoende middelen de

steun van het toegepast wetenschappelijk onderzoek in
het algemeen en die van geoutilleerde proefstations in
het bijzonder moeten ontberen. Gebrek aan geld, arbeid,

een in alle opzichten verwaarloosde en ondoelmatige
outillage en het verkleefd zijn aan verouderde landbouw-

methodes maakten voorts, dat mislukkingen en calami-
teiten in de cultures niet uitbleven; Bij de eenzijdig ont-
wikkelde economie gaf dit niet alleen tot ernstige gevolgen
in het land zelve aanleiding, maar ze namen-ook alle
vertrouwen in de rendabiliteit van het land weg.

Stelt men zich met dit beeld voor ogen de vraag, of
en met welke kans van slagen de landbouw in Suriname
wederom tot ontwikkeling kan worden gebracht, dan kan
men bij het beantwoorden daarvan twee wegen bewan-
delen. De ene weg volgend, kan men in finesses de oor-
zaken opsporen, die tot het verval hebben geleid en trach-
ten tot een oplossing te komen door na te gaan in hoe-

verre bij het wijzigen van de omstandigheden een moge-
lijke verbetering in de bestaande toestand kan worden
gebracht. Bij de andere.weg, welke in het hieronderstaande

zal worden gevolgd, wordt de geschiedenis zoveel mogelijk
buiten beschouwing gelaten. Op grond van de feitelijke

omstandigheden zal worden nagegaan, wat er van de
verschillende factoren, die het• productieproces, in casu
de landbouw, beïnvloeden, bekend is. Immers, van de
mate van de kennis van deze factoren hangt de nauwkeu-

-.

-#

rj
‘i

3 Mei 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

349

righeid af, waarmede cle mogelijkheden en de risico’s,

m.a.w. de kans van slagen, kan worden geschat. Deze
wordt daarnaast echter op gelijke wijze beïnvloed door

de mate van zekerheid, waaronder ook voor de toekomst

de te telen producten kunnen worden afgezet.
Om niet te veel buiten het korte bestek dezer verhande-

ling te geraken, zal niet op de technische details van de

het productieproces bepalende factoren wqrden ingegaan,
maar zal ermede worden volstaan telkens het complex
van factoren, dat een afzonderlijk milieu vormt, in het

kort te bespreken.

lIet geografisch milieu.

Geografisch ligt Suriname in het grensgebied tussen
de twee Amerika’s gunstig, terwijl de afstand tot het
consumptiegebied in Europa niet groter is dan van welk

ander tropisch land van enige omvang. Het lage land van

Suriname, dat voor de landbouw in aanmerking komt,

wordt doorsneden door diepe, deels voor zeeschepen
bevaarbare i’ivieren, die vaak over grote afstanden pa-

rallel aan de kust lopen en bovendien op verschillende
plaatsen onderling door kreken met elkaar zijn verbonden.

Dit levert voor een areaal aan grond van rond 2j mil-
lioen ha het niet te onderschatten voordeel van goedkoop

watertransport op.

liet biologisch milieu.

Dit fiiilieu wordt bepaald door bodem en klimaat.

Het klimaat is, hoewel tropisch, zeer draaglijk en levert,
zoals zulks uit de geschiedenis is gebleken, en zeker bij
de huidige stand van de medische wetenschap, zelfs voor
een blijvende vestiging vanEuropeanen geen bezwaren op.
In de oude en jonge kustvlakte is de, volgens de vele
over een lange reeks van jaren genomen waarnemingen,

gemiddelde regenval en de verdeling daarvan voor de
landbouw in het algemeen gunstig. Van het productievermogen van de grond van de jonge
kustviakte van circa 1 millioen ha, die rijstopbrengsten

aflevert, welke tot de hoogste ter Nyereld behoren, kun-
nen hoge verwachtingen worden gekoesterd. Wetenschap-
pelijk is van deze gronden echter betrekkelijk-weinig
bekend. Een nauwkeurig bodemonderzoek, proefnemingen
op landbouwkundig gebied in het algemeen en op cultuur-
technisch gebied in het bijzonder, zijn daarom van het
allergrootste belang, om over het productieve vermogen
en het gebruik dezer gronden een juist inzicht te krijgen.

Zonder voorafgaande inpoldering zijn déze gronden
voor de landbouw echter waardeloos. De aanleg van deze
polders is, omdat zij aan hoge waterstaatkundige eisen
moeten voldoen, betrekkelijk kostbaar. Zij moeten ni. zodanig worden ingericht, dat de wateraf- en -toevoer
zodanig kan worden geregeld, dat de landbouw van het water liet grootst mogelijke profijt heeft en liet voor de
bedrijfsvoering een zo gering mogelijk risico oplevert.
De ervaring, welke tot nu toe bi dit opzicht in Suriname is opgedaan, is bepaald onvoldoende, om met zekerheid

te kunnen zeggen, op welke wijze de waterverdeling voor
de verschillende gewassen moet plaats hebben. Het is
op grond van de bestaande gegevens dan ook onmogelijk, om in een exact cijfer uit te drukken, tot welke verhoogde
opbrengst-resultaten een gunstige waterverdeling zal

kunnen leiden.
Over de samenstelling en de gebruiksmogelijkheden,
welke behoren tot de-oudere, golvende kustvlakte van
circa 1,5 millioen ha, het zgn. savannahgebied, is zo goed
als niets bekend. hoewel het zeker is, dat de bodem in
dit gebied zeer arni is, wil dit niet zeggen, dat hij, geziei
de gunstige klimatologische omstandigheden, bij een juiste

behandeling en bemesting niet rendabel en mogelijk zelfs
niet zeer rendabel is te maken. De kansen, om de land-
bouw in deze savannah’s met succes te bedrijven, zijn

in tegenstelling tot de jonge kustvlakte zonder voor-
afgaand wetenschappelijk, practisch en methodiscli on-

derzoek uitermate gering. Zolang de resultaten van dit

onderzoek niet vaststaan, valt dus het voordeel, dat in

deze vlakte geen dure inpolderingen nodig zijn, weg.

Het economisch milieu.

Zowel de maatschappelijke als de economische struc-

tuur van Suriname kenmerken zich door een grote eenzij-

digheid. Opmerkelijk is, dat in dit agrarisch land, inclu-sief de plantages, slechts rond 30.000 ha bouwland aan-

wezig is, rond
1/3
van de bevolking of ruim 70.000 zielen

in de hoof dstad, Paramaribo woont, slechts circa
1/3
daar-

van in de landbouw werkzaam is en 85 pCt van de totale
exportwaarde wordt ingenonen door de bauxiet. In 1948
werd de landbouwproductie ruw geschat op rond f 13 mln
Sur. Crt, waarvan 1 2 mln voor de grote en f 11 mln voor

de kleine landbouw, terwijl voor rond f 3 mln Sur. Crt
werd uitgevoerd, dit tegenover een import van f 8 mln

aan voedingsmiddelen en dranken, waarvan circa 75 pCt

uit essentiële voedingsmiddelen bestond. Opvallend is
voorts, dat Suriname’s landbouw grotendeels als mo-

nocultuur wordt bedreven; men baseert zich dus in het

algemeen op de verbouw van één geas, hetgeen de land-

bouwbedrijven uiterst k\vetsbaar maakt.
Een analyse van de verschillende gegevens, welke op
de agrarische sector betrekking hebben, leidt tot de vol-
gende gevolgtrekkingen:
le. het binnenlandse consumptieve vermogen laat

voor een uitbreiding van de landbouw slechts weinig
ruimte toe, zodat bij een verhoogde landbouwproductie reeds dadelijk naar afzet in het buitenland moet worden

gezocht; –
2e. er
is gebrek aan doelmatig ingepolderd land. De
hoge kosten, welke daaraan zijn verbonden, kunnen niet

in voldoende mate door Suriname worden opgebracht; 3e. door onyoldoende middelen werd het landbouw-

kundig en wetenschappelijk onderzoek jarenlang ver-
vaar1oosd. Door de geringe steun van de landbouvoor-
lichting in het verleden, de gebrekkig ingerichte polders
en het systeem van de monocultures zijn de risico’s in
de landbouw dermate groot, dat een groot deel der bevol-
king een uiterst pover bestaan in de stad Paramaribo ver-

koos boven het leven op het platteland;•
4e. liet hierdoor ontstane tekort aan goedkope land-
arbeiders heeft er toe geleid, dat de grotere landbouwbe-
drijven in verval raakt’en en plaats maakten voor de kleine
landbouw, die evenwel door de omstandigheden gedwon-
gen, niet boven het keuterbedrijf kon uitgroeien.

Tracht men uit liet bovenstaande ten aanzien van de
ontwikkelingskansen van de landbouw een conclusie te
trekken, dan blijken bij de bestaande toestand, de gunstige
geografische en biologische factoren,’ die in het voordeel

zijn, geheel weg te vallen tegen de grote nadelen, welke
worden veroorzaakt door de moeilijke, vaak vastgegroeide
verhoudingen op sociaal en economisch gebied en verder
door de enorme achterstand, welke is ontstaan door het
gebrek aan een behoorlijke research. –
Het doorbrekeri van de kwade kansen zal slechts mo-
gelijk zijn, wanneer aan bepaalde voorwaarden w’ordt
voldaan. Do9r het beschikbaar stellen van kapitaal en
deskundige arbeid kunnen maatregelen worden getroffen,
oni zowel liet geografisch als het biologisch milieu in op-
timale omstandigheden te brengen, hetgeen kan worden
bereikt door de bestaande waterwegèn, te verbeteren,
kanalen en doelmatig ingerichte polders aan te leggen en
door de gronden op de juiste wijze to behandelen.
rr
ege
lijk
er
tiid en hiermede samenhangend zal slechts
door wetenschappelijk en practisch onderzoek in het alge-
meen en van civieltechnisch en landbouwkundig onder-
zoek in het bijzonder zijn vast te stellen, welke landbouw-
methodes het meest nuttige effect zullen opleveren.Hand
in hand gaan hierbij de vraagstukken, op welke wijze
aan het arbeidstekort ten plattelande kan worden tege- –
moetgekomen door naar arbeidsextensieve bedrijfsvor-

r

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Mei 1950

men te zoeken en na te gaan, in hoeverre door inschake-

ling van landbouwmachines het tekort aan handen in

speciale perioden kan worden aangevuld en in hoeverre
zij er toe kunnen bijdragen, om de jaarlijks beschikbare
arbeidsuren van het boerëngezin zo effectief en regel-
matig mogelijk over het jaar verdeeld, te benutten.

Een uitwerking van dit vraagstuk, waarbij uiteraard

door het ontbreken van voldoende gegevens een grote

reserve in acht moet worden genomen, heeft tot de con-
clusie geleid, dat het mogelijk moet worden geacht, om
met inschakeling van landbouwmachines in de jonge,

kustvlakte rendabele bedrijven, die grotendeels op gezins-

arbeid berusten, te stichten, variërend van 8-80 ha

bruto. Bij deze studie werd deels gesteund op de beschik-

bare Surinaamse gegevens en ervaringen en deels op de

ervaring, welke in vergelijkbare gebieden en bij gelijk-

soortige objecten elders is opgedaan.

Wat de
l
gewassenkeuze betreft, bieden de kleinere en
middelgrote bedrijven, welke werden ontworpen, uiter-

aard meer variatiemogelijkheden dan de grote sterk ‘ge-

mechaniserde bedrijven, liet tekort aan landarbeiders, evenals de onvoldoende wetenschappelijk landbouw-

kundige kennis en practische ervaring, nopen er voors-

hands toe de bedrijfsschema’s zo eenvoudig mogelijk te

houden en ze naast veeteelt voor de natuurlijke bemesting

voornamelijk te baseren op de verbouw van eenjarige

gewassen, zoals rijst, maïs en oliehoudende zaden. Niette-

min vereisen deze in opzet zo eenvoudig mogelijk gehou-

den mechanische landbouwbedrijven op technisch, econo-

misch en sociaal gebied reeds zulke grote voorzieningen,

dat zij – afgemeten naar moderne bégrippen – als niet
gering en naar die van Surinaamse begrippeii zelfs als
zeer aanzienlijk moeten worden beschouwd, zodat van

economisch standpunt uit bezien, zij slechts kunnen wor-

den opgebracht, wanneer kan worden teruggevallen op

de steun en het bestaan van een voldoend groot aantal
levensvatbare bedrijven. Dit schept de noodzaak om –

wil hieraan tegemoet worden gekomen en wil men

bevorderen, dat de landbouwontwikkeling een gezonde

kans van slagen krijgt – al dadelijk min of meer in het

groot tot inpoldering, ontginning en vestiging van op
coöperatieve grondslag samenwerkende landbouwbedrij-

ven over te gaan. ‘Ook dan 4al het economisch ver-
antwoord zijn, om de uitgaven te doen, welke vereist
worden voor het opbouwen van een doelmatige outillage
en research, die de grondslag moeten vormen voor het

intensiveren van de bedrijven en het oplossen van de pro-

blemen, welke samenhangen met de vérwerking van
geteelde landbouwproducten tot houdbare producten van
goede en constante, kwaliteit.
liet moet als een gelukkige omstandigheid worden

beschouwd, dat de’ Nederlandse Regering, steunend op
het initiatief, dat hierbij vah het Welvaartsfonds van
Suriname en van de Nederlandse boeren is uitgegaan,
ten aanzien van de financiering en ten aanzien van het
afnemen van de producten tegen wereldmarktprijs de

zekerheid heeft gegeven, dat aan de voorwaarden, zoals
deze hierboven zijn uiteengezet, kan worden voldaan.
Hierdoor is een hechte ‘grondslag gelegd, welke voor de

Surinaamse landbouw een gezonde kans biedt, om tot

een snelle ontwikkeling te, komen.
1.
Zoals uit het voorgaande voldoende moge blijken, kan
van het complex van problemen, dat de Surinaamse
landbouw beheerst, geen doeltreffende studie worden ge-

maakt, wanneer niet tegelijkertijd tot uitvoering van de

projecten, warin de verpieuwende ideeën zijn verwerkt,
wordt overgegaan. Al doende moet er dus gestudeerd
worden. Dit brengt ongetwijfeld risico’s n’et zich, die
weliswaar hij een juist beleid tot . normâle proporties

kunnen worden teruggebracht, maar die niettemin ge-
nomen moeten worden, wil men bereiken, dat de lacune
in de kennis omtrent de Surinaamse landbouw in de

kortst mogelijke tijd wordt opgevuld. De omstandigheid,

dat het mogelijk wordt geacht om onder de minimaal te

stellen eisen uitvoering te geven aan het stichten van be-

drijven, die reeds bij het begin redelijk renderen, levert

ten aanzien van de later te verwachten rendabiliteit

het zeer grote vordee1 op, dat van de resultaten van het

wetenschappelijk onderzoek niet anders dan goed profijt

kan worden verwacht. De enorme productievermeer-

deringen, welke nl. elders ter wereld als resultaat van hel

wetenschappelijk landbouwonderzoek werden verkregen,

wettigen tea volle de verwachting, dat ook in Suriname

deze research niet alleen de rendabiliteit der bedrijven,

doch ook de dredietwaardigheid van het land aanmerkelijk

zal kunnen verhogen.

Van de resultaten, welke met de gemoderniseerde land-

bouwbedrijven in de komende jaren in Suriname worden
bereikt, zal het afhangen, in welke mate in de toekomst

de landbouw in dat land op de steun van het particulier

initiatief en die van de Nederlandse kapitaalmarkt zal

kunnen rekenen. Het tempo, waarin de ontwikkeling kan

plaatsvinden, wordt onder de huidige omstandigheden
afhankelijk gesteld van de mogelijkheid, welke voor Ne-

derland bestaat om tot kapitaalstransfer over te gaan

en welke gebonden is aan de ruimte, welke de betalings-

rekening met Suriname daarvoor toelaat. lIet is duide-
lijk, dat, wanneer naast een afzet van de Surinaamse

landbouwproducten naar Nederland, er ook nog een ka-

pitaalstransfer op enigszins belangrijke schaal moet plaatst
vinden, dit Suriname van zijn kant voor de noodzaak

stelt om zoveel mogelijk in Nederland te kopen. De di-

recte en indirecte voordelen, welke hieruit voor de Neder-

landse handel en- industrie en ook voor de Nederlandse
w’erkkrachten kunnen voortvloeien, zijn in bescheiden

mate op korte termijn te realiseren; zij kunnen op lange
termijn zeker tot belangrijke proporties uitgroeien. Met
nadruk dient er op te worden gewezen, dat, om ditdoel

te bereiken van Nederlandse exporteurszijde meer aan-
dacht en zorg dan tot nu toe moet worden besteed aan
de thans nog kleine en ongetijfeld moeilijke Surinaamse

markt en dat door het opdoen van zoveel mogelijk kennis

omtrent het land ffieer begrip moet worden opgedaan

van de bestaande omstandighedei. Wanneer in deze zin
een behoorlijke en goed gerichte activiteit wordt ont-

.plooid, zullen de voordelen, welke uit deze samenwerking
kunnen voortvloeien, niet alleen aan Suriname, maai’
zeker ook in even grote mate aan Nederland ten goede

komen. /

‘s-Gravenhage.

Ir A. P. VAN DER VLIES.

MECHANISATIE VAN DE LANDBOUW

IN SURINAME.

Wil men een inzicht krijgen ir de proilemen, wa’ar-
voor de Surinaamse landbouw is gesteld, dan is het nodig
iets te weten van de bodemkundige gesteldheid van, dit
Rijksdeel. De economische structuur toch hangt daar-
mede ten nauwste samen en deze is weer onverbrekelijk

verbonden met de landbouwproductie.
Aân de Noordkust van het Zuidamerikaanse vaste-
land gelegen, bestaat Suriname, wanneer men van de
zee landinwaarts gaat, uit drie duidelijk onderscheiden

zones: eén volkomen vlakke, zeer moerassige kustviakte,
een oudere gordel, die iets hoger ligt en reeds enig relief

vertoont, en een uitgestxekt heüvelland met verspreide
lage bergtoppen. De waterschiding met het Amazone-
stroomgebied is tevens de staatkundige grens met Brazilië,
en het land heeft als gevolg daarvan een betiekkelijk

eenvoudige vierkante vorm. De beide grensrivieren,

de Marowijne en de Corantijn, ôntspringen op de water-
scheiding; de bronnen der door het land zelf stromende
rivieren, waarvan de Suriname-rivier de voornaamste

3 Mei 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8-51

is, liggen noordelijker, liet heuvelland is sterk verbrok-
keld en met zwaar bos bedekt; het is daardoor, behalve
langs de rivieren, praktisch ontoegankelijk.

Voor de landbouw is voorlopig alleen van belang de

kustvlakte, die zich evenwijdig aan de kust uitstrekt

en zich van 20 km, bij de grens met Frans Guyana, ver-
breedt tot 40 â 50 km bij de grens met het Engelse deel

van dit kustland. 1-let achterliggende gebied, dat neer

dan 90 pCt van Suriname omvat, is voorlopig alleen van

belang door het in aanzienlijke mate voorkomen van

bauxiet en dQor de houtrijkdom, twee belangrijke steun-

pilaren van Suriname’s economie.
In deze kustvlakte, die uit zware klei bestaat, plaat-
selijk doorsneden door uit zand opgebouwde oude strand-

vallen, wordt sedert de 17e eeuw plantagelandbouw

gedreven. De plantages strekken zich langs de Suriname-rivier en haar affluenten uit en in vroeger jaren ook langs

enkele andere rivieren. Hun opzet is eenvoudig: men

omdijkte een strook oeverland, groef er afwateringssloten
in en loosde door een eenvoudig uitwateringssluisje bij eb

op de rivier.
Deze plantages zijn tegenwoordig, behalve die langs

de Suriname-rivier en haar afflunt de Comïnewijne,
geheel verlaten, en ook in dit centrale gedeelte van Suri-name, dat voor het transport der producten het gunstigst
is gelegen, ziet men tussen de nog in exploitatie zijnde
ondernemingen, vele andere waai de met slingerplanten
overgroeide koffiebonen een trieste indruk maken. Oor-
zaak: gebrek aan arheidskracliten; de geringe bevol-
king van Surinanie is bij lange na niet in staat de arbeids-
krachtèn te leveren voor de arbeidsintensieve cultures
(tegenwoördig praktisch alleen koffie en een klein opper-
vlak suiker), die op de plantages worden gedreven.

Sedert het begin van deze eeuw heeft ich echter in
het uiterste ‘\,Vesten van deze zelfde vlakte een geheel

ander type landbouw ontwikkeld. Hindostaanse arbeiders, geworven voor de plantages, vestigden zich daar toen. hun
contract was afgelopen. Zij legden met steun van het

Gouvernement polders aan en verbouwden daarin rijst.
De hoge rijstprijzen, die van het begin van de tweede
wereldoorlog af gelden, hebben hun welvaart gebracht
en er wordt dus sterke aandrang uitgeoefend om door
aanleg van nieuwe polders verdere mogelijkheden voor
deze rijstcultuur te, scheppen. Een deel van het door
Nederland beschikbaar gestelde Welvaartsfonds zal voor

deze polderaanleg worden gebruikt.
Toch heeft ook deze vestiging, die op zichzelf beschouwd
een groot succes is geworden en zich reeds heeft uitge-breid tot 6.000 ha, het land Suriname als geheel slechts
weinig baat gebracht. Rijstcultuur, wanneer zij op tro-
pische wijze wordt gedreven, brengt per hoofd slechts
weinig op en laat gewoonlijk slechts een gering overschot
voor export. Dat landen als Burma en Siam aanzienlijke rijstexporten kenden in het verleden, zegt in dit verband
weinig; de sociale toestanden in deze landen waren zo-

danig, dat de credietgever de verbouwde rijst kon uit-
voeren, ook wanneer voor de bevolking slechts minder-

waardig voedsel overbleef.
In Nickerie, zoals het Surinaamse rijstiand heet, be-
werkt een Hindostaanse familie met 4-8 kinderen een
oppervlakte van 2 â 8 ha, wanneer dit, zoals tot voor

enkele jaren het geval
was,
met de hand moet geschieden.

Worden ossen gebruikt, zoals met de stijgende welvaart
meer en meer gebruikelijk wordt, dan kan deze opper-
vlakte toenemen tot S ha. Ook bij de goede opbrengst
van 30 quintaal padi (gedorst graan) per ha (hetgeen
gelijk staat met 1.800 kg witte rijst per ha) betekenVdit
per hôofd van de landbouwende bevolking slechts 500
resp. 1.000 kg per jaar, dus per hoofd van de consume-
rende bevolking aanzienlijk minder. In 1946 bedroeg de
rijstproductie over geheel Suriname per hoofd van de
bevolking ca 165 kg witte rijst. Er is dan ook slechts
een beperkt overschot voor uitvoer beschikbaar. Eerst

wanneer de tractor wordt ingevoerd, kunnen grotere

oppervlakten worden bewerkt en kan de voor uitvoer

beschikbare hoeveelheid een belangrijke bijdrage gaan –

leveren tot het deviezenvermogen.
Inderdaad ziet men, dat in de laatste jaren van het

verdiende geld tractoren worden gekocht; een vijftig-

tal van deze, werktuigen is thans in Nickerie aanwezig.
Doch met het aanschaffen van tractoren is men er niet.

Ten eerste vergt d tractor een deskundig onderhoud,

waaraan thans nog veel ontbreekt, doch bovendien vormt,

wanneer men meer land in cultuur neemt, al spoedig

ook het oogsten een probleem. En als men ook daarvoor
kostbare werktuigen gaat aanschaffen, treedt de nood-zakelijkheid op de voorgrond, om het land intensiever

te benutten en te trachten na de rijstoogst in de op de

regentijd volgende drogere maanden een tweede oogst

van het veld te halen. Dit brengt echter verschillende

landbouwkundige en cultuurtechnische moeilijkheden

mede en de kansen hiervan kunnen dan ook alleen worden
beoordeeld, als het gehele probleem met al zijn facetten
in ogenschouw wordt genoi

nen.
De Nederlandse Regering heeft dit ingezien en in Ja-

nuari 1948 een commissie naar Suriname gezonden, be-staande uit de landbouwkundige ingenieurs Van Beuke-ring en Verhoog, benevens schrijver dezes, met opdracht
het gehele probleem van de mechanisch gedreven land-bouw, zowel op nieuw in te polderen als op reeds in cul-

tuur zijnde gronden, in beschouwing te nemen. Na een verblijf van drie maanden in Suriname bracht de com-
missie in Augustus 1948 rapport uit. De conclusie luidde,
dat mechanisch gedreven landbouw goede perspectieven
biedt, doch dat aan de eerste pogingen, door de vele on-
bekende factoren, waarmede men te doen ‘zal krijgen,
ongetwijfeld risico is verbonden. Aangeraden werd
daarom gebruik te maken van een reeds gedemonstreerde
bereidheid bij verschillende Nederlandse boeren om naar
Suriname te emigreren. Als vaststaand kon toch worden
aangenomen, dat de gemechaniseerde landbouw alleen
succes zou hebben, indien zij werd aangevat door boeren,
die met deze landbouw in de gematigde luchtstreek in
alle opzichten vertrouwd waren; Tevens gaf de commissie
in overweging om zo spoedig mogelijk een rijstproef-
station in te richten, dat zowel de bevolking van Nickerie
als de nieuw op te richten bedrijven van advies kan dienen.

De Regering heeft zich verder doen
voorlicJiten
om-

trent de geldelijke consequenties van een dergelijk on-

dernemen door een commissie van deskundigen onder
voorzitterschap van de Directeur-Generaal van de Land-
bouw Ir C. Staf. Het advies van deze commissie heeft
er toe geleid, dat in Augustus 1949 do ,,Stichting voor
de Ontwikkeling van Machinale Landbouw in Suri-
name” werd opgericht, die thans haar werk is begonnen. Inmiddels werd in Suriname een proefpolder van 200 ha
aangelegd, die thans nagenoeg gereed is en waarvan 100 ha reeds ontgonnen en in cultuur zijn gebracht.

Wat stelt deze Stichting voomde Ontwikkeling van de

Machinale Landbouw zich nu voor?
Aangevangen zal worden met het aanleggen en ont-
ginnen van een polder van 5.000 ha, ca 30 km ten Oosten
van de bestaande vestigingen in Nikerie. Nederlandse
boeren zullen bij de ontginningswerkzaamheden assis-
teren en zich, wanneer de kinderziekten zijn overwonnen,
als zelfstandige boeren in deze nieuwe polder vestigen.
Men hoopt dit binnen vijf . jaar
,
te bereiken. Blijkt

dan, dat een dergelijk ondernemen rendabel is (de op-
gestelde becijferingen wijzen dit uit, doch het bewijs
kan uiteraard alleen in de praktijk worden geleverd),
dan zal men regelmatig met de aanleg van dergelijke
polders voortgaan, met als eerste doelstelling een opper-
vlakte van 50.000 ha, (d.w.z. ongeveer de grootte van de
Noord-Oost polder der Zuiderzeewerken).
Oppervlakkig gezien kan dit doel dus eerst na vele

352

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Mei 1950

jaren worden bereikt. Men dient zich echter wel te reali

seren, dat hier, zoals overal, de eerste schreden de moei-

lijkste zijn. De streek is geheel onbewoond en Vrij ver

van de bewoonde wereld verwijderd. Dit is noodzakelijk,

omdat men de gevestigde bevolking ook ruimte van uit-
breiding moet laten. Alleen reeds het oprichten van een

doeltreffende uitvoeringsoranistie zal .tijd en geld

eisen. Verder zal bij de ontginning ongetwijfeld leergeld
moe
t
en
i,
wor
d
en
betaald; ondanks een nauwkeurige be-
studering van het vraagstuk zal men op vele moeilijk-

heden stuiten.. Overhaasting is in een dergelijk geval

fataal en zou trouwens in strijd zijn met onze beste natio-
nale karaktertrekken.

Voor de volgende polders gelden deie bezwaren in

‘steeds mindere mate en deze zullen dus in veel sneller

tempo tot uitvoering kunnen komen. Naar ruwe schat-

ting zal de 50.000 ha kunnen worden bereikt in 15 jaar.

Zoals vanzelf spreekt zal dan ook de vestiging een

ander karakter aannemen. Voor de eerste polder wordt

een scherpe selectie toegepast, dôch daartegenover wordt

de boeren, die aân het werk deelnemen, voorlichting,

geneeskundige verzorging en een beperkt inkomen gega-
randeerd; zolang zij niet zelfstandig kunnen werken. Voor

de volgende polders zal dit in steeds mindere mate nodig

zijn en al spoedig zal men een gereedkomende polder

kunnen openstellen voor gegadigden zonder verdere

bijzondere maatregelen. De Nederlandse boer, die niet

met dit land bekend is, kan dan immers een jaar bij één
der reeds gevestigden gaan werken om met alle knepen
van de gemechaniseerde landbouw in de tropen bekend
te raken. Op deze wijze zullen ook de inwoners van Suri-
name automatisch gelegenheid krijgen om een boerderij
in de nieuwe polders te verwerven.

Thans nog iets over de problemen, die zullen worden
ontmoet, en de baten, die bij het slagen van deze onder-
neming zijn te verwachten.

Mechanisch gedreven rijstbouw is met de tegenwoordig

ter beschikking staande landbouwmachines zonder enige
twijfel mogelijk. In de Verenigde Staten van Noord-

Amerika wordt langs de Golf van Mexico (in het bijzonder

in Texas en Louisiana) rijst verbouwd. Alles geschiedt
daar mechanisch: het bewerken van het land, het zaaien,
het oogsten, het dorsen en het drogen. Zelfs worden tegen-

woordig belangrijke oppervlakten bezaaid vanuit de vlieg-
machine. Het feit, dat rijst in water
,
groeit, levert
daarbij gen bezwaar op; ook bij het dogsten met de
hand, wordt liet veld enige weken vôôr.de oogst droog-
gelegd. En wanneer het seizoen niet medewerkt en
de herfst regenrijk is (zoals het geval’ was tijdens het
bezoek van schrijver), ondervindt het oogsten slechts
weinig stagnatie. Men wacht slechts tot de aren door de zon zijn gedroogd; de zware oogstmchines, die op grote
rubberbanden lopen, kunnen door het water rijden zondér
te blijven steken.
Voor een rijstaanplant zijn zowel hevloeiing als afwa-
tering nodig; hierbij zal men in Suriname geen bijzondere

moeilijkheden ontmoeten. De regenval in Ie zgn. grote
regentijd (Mei—Sept.) is zwaar en bevloeiing zal dan
ook slechts het karakter van een aanvulling in droge
jaren dragen. Zij is mit een eenvoudige pompinstallatie
uit de kanalen te verwezenlijken. Voor de afwatering

van de met rijst beplante velden zal men hoofdzakelijk
gebruik maken van het getijverschil in de Nickerie-rivier.
Zoals reeds opgemerkt werd, zal evenwel, wanneer
men een gezond landbouwbedrijf wil vestigen, niet kun-
nen worden volstaan met één oogst per jaar. In de op
de regentijd volgende drogere maanden zal men een tweede
oogst in de grond moeten brengen en hieraan zijn, naar
het onderzoek heeft geleerd, verschillende moeilijkheden
verbonden. Daar deze de economie van het project sterk
beïnvloeden, zullen zij, al zijn zij van specifieklandbouw-
technische aard, nader moeten worden beschouwd.

Als gewas schijnen mais en soya voor de tweede oogst

het meest te beloven. Proefstationsarbeid zal moeten

uitmaken, welke de meest geschikte variëteiten zijn in
het Surinaamse klimaat, dat ook in de drogere maanden
nog een rijkelijk hoge regenval aanwijst. Verder zal de

drainage voor deze gewassen veel intensiever moeten zijn dan

voor rijst, en men zal daarvoor dus niet met de zgn. na-

tuurlijke afwatering kunnen volstaan. Een studie van de
regenval wees uit, dat regenbuien tot 70 mm per etmaal

(d.w.z. 10 pCt van de jaarlijkse Nederlandse regenval)
in hetzelfde etmaal zullen moeten worden uitgeslagen.
Hiervoor zullen krachtige gemalen nodig zijn.

Doch daarmee is men er niet. Ook de leek op landbouw-

kundig gebied weet tegenwoordig, dat de aanwezigheid

van organische stof in de akker van het groötste belang

is. In de tropen is dit evenzeer het geval, met als bijkom-

stige moeilijkheid, dat de humus daar snel wordt vernie-

tigd en dus, meer dan in de gematigde luchtstreek, een
regelmatige aanvulling behoeft. Daarvoor zou nodig
zijn een intensieve bemesting met organische mest, doch

dit is in mechanische bedrijven zeer bezwaarlijk te ver-

wezenlijken. In de nieuwe polders zal men dan ook op
andere wijze tot dit ,,humusbehoud” moeten komen;

een deel van de akkers zal periodiek onder gras moeten
worden gehouden.. –

Deze benutting van waardevolle grond als weide is

economisch een ernstige ,,draw-back”. Melkbedrijven

toch zijn in een dergelijke afgelegen streek alleen mogelijk,

indien men op grote schaal tot melkverwerking overgaat.

Dit eist investering van een belangrijk kapitaal en hiertoe zal voorlopig niet kunnen worden overgegaan. De boeren
zullen dus deze weiden moeten benutten voor slachtvee
en het rendemenî hiervan is, mede door de matige kwa-

liteit van het inheemse gras, belangrijk geringer dan van
akkerbouw. –

In verband hiermede is de verhouding akkerland-weide
van het grootste belang. Van biologisch standpunt zou

deze op 2 : 1 moeten worden bepaald, doch vermoedelijk
kan, indien alle mogelijke zorg.aan het behoud van de
humus wordt besteed, wel met een kleiner percentage

weide genoegen worden genomen.

Een volgend punt, dat een grondig onderzoek eiste, is
de meest wenselijke grootte der bedrijven. Bij de vast-stelling hiervan is er van uitgegaan, dat de boerderijen
in geinsarbeid zullen worden geëxploiteerd. De arbeids-

moeilijkheden, die Suriname ondervindt, dwingen hiertoe,
zodat dus het- Amerikaanse type ,,rice-farm”, waar men
meerdere arbeiders houdt en in de oogsttijd nog los perso-
neel aanneemt, is uitgesloten.
De bedenking is gerezen, dat zuivere g.zinsarbeid
een zwakke economische basis is, omdat dan in geval van ziekte van de boer de boerderij verloopt. Daarom
zal een coöperatieve organisatie in het leven worden ge-
roepen, die over zoveel tractoren e.d. beschikt, dat in,
geval van ziekte tegen betaling kan worden bijgesprongen.
Een dergelijke organisatie-is nl. toch nodig omdat men

de kostbare oogstrnachines beter in coöperatief verband
kan laten werken. Bovendien zal uiteraard iedere boer
trachten een jonge kracht uit de gevestigde bevolking
als chauffeur op te leiden. Daar hiervoor wel animo blijkt
te bestaan, zal op deze wijze vermoedelijk na enkele jaren
een uitweg uit deze impasse zijn gevonden.
Gezinsarbeid voorop stellende, wordt de grootte der
boerderij enerzijds bepaald door het beschikbare aantal
man-uren en aan de andere kant door het aantal uren,
dat de werktuigen per jaar moeten lopen oai tot een eco-nomische exploitatie te kunnen komen.
– De arbeidsanalyse leert, dat de grondbewerking, zo-
wel die voor de rijstaanplant als die voor de zgn. tweede
gewassen, de ,,hottle-neck” is. De analyse van het ma-
chinepark leert, dat de zware pogstwerktuigen ‘(combines,
maispickers e.d.) steeds in het bezit van meerdere boeren
zullen moeten zijn, omdat één boerderij een dergelijke

3 Mei 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

– 353

kapitaalsuitgave niet kan dragen. Dit heeft er toe ge-

leid deze onder te brengen in een coöperatieve Organisatie.

Verder blijkt het wenselijk aantal van 1.600 tractor-uren
per jaar niet te kunnen worden gehaald en blijft men

daar zelfs vrij belangrijk onder. Op grond van het voorgaande is gebleken, dat slechts

een beperkt aantal combinaties van akkerland en weide
mogelijk is. Daarvan zijn uitgewerkt:

48 ha akkerland – 24 ha weide,

60 ha

– 1 ha

60 ha

– – 30 ha
De laatste combinatie blijkt in feite de beste te zijn
doch moet voor de eerste polder, waarvan de aanlegkosten belangrijk boven die van de volgende zullen liggen, buiten

beschouwing blijven, omdat te veel kind voor één boer-
derij in beslag zou worden genomen.
De combinatie 48L24 is de beste van het standpunt van ge-
zinsarbeid en’van humushehoud uit bezien, doch het aantal

tractor-uren bedraagt slechts 52 pCt van het gewenste
en de baten zijn bij een dergelijke kleine oppervlakte

aan akkerland slechts matig, hetgeen voor een vestiging

in de tropen te weinig aantrekkelijk werd geoordeeld.
‘Daarom is voorlopig de combinatie 60-12 gekozen.
1-lierbij zijn de baten beter en het aantal tractor-uren
is 66 pCt van het gewenste. De gezinsarbeid is niet toe-
reikend, doch met hulp van eeh jeugdige kracht kan dit

worden opgelost. 1-lumusbehoud is alleen mogelijk, indien

door het illanten van groenbeinsters of dergelijke maat-regelen bijzondere zorg aan de akker wordt besteed.
In de polder van 5.000 ha zullen dus ca 70 van derge-lijke boerderijen een plaats vinden; het juiste aantal kan
slechts worden bepaald als het definitieve project ge-
reed is.
Volgens de voorlopige raming zullen de totale inves-
teringskosten voor deze polder ca 20 millioen gulden
bedragen, per boerderij dus bijna 300.000 gulden. Waar
het slechts een raming betreft kan, zoals vanzelf spreekt,

niet worden ingegaan op de kosten der verschillende
onderdelen; alleen is het wellicht belangwekkend mede
te delen, dat de mechanische uitrusting van de boerderijen en van de coöperatie 4 millioen gulden zal eisen, derhalve
800 gulden per ha. Men ziet hieruit, dat de geldelijke
consequenties van mechanisering van de rijstbouw niet

moeten worden onderschat.
Wat de baten ‘betreft, deze zijn te onderscheiden in
vrijwel vaststaande (één rijstoogst per jaar en de verkoop
van slachtvee) en in baten, waarover minder zekerheid
bestaat (de tweede oogst). Neemt men de opbrengst
aan padi aan op 25 quintaal per ha (tegen 30 op de in

cultuur zijnde gronden omdat met de hand overgeplante
rijst altijd een ietg grotere opbrengst geeft dan uitge-
zaaide), dan betekent dit voor 60 x 70 = 4.200 ha,10.500
ton padi of 6.030 ton witte rijst.
De tweede oogst zal kunnen bestaan uit sojabonen,
mais, grondnoten, millet e.d., dan wel uit een tweede
rijstoogst. Voor het laatste is echter nodig, dat daarvoor
geschikte variëteiten uit Indonesië of elders worden inge-
voerd; de in Suriname inheemse rijstvariëteiten lenen

zich niet voor cultuur buiten de zgn. grote regentijd.
Waar geen ervaring op enigszins belangrijke schaal

met de genoemde tweede gew’assen bestaat (de drainage
in de bestaande polders is daarvoor onvoldoende) is het
uiteraard moeilijk een schatting te maken van de opbrengst.
In analogie met Indonesië zal men echter mogen rekenen

op 4 â 5.000 ton sojabonen, of op 8
6L
10.000 ton mais.
Het heeft weinig zin om de waarde van deze gewassen
in geld uit té drukken daar, in het bijzonder voor rijst,
vrijwel overal ter wereld de vorming van een Vrij prijs-
peil door overheidsmaatregelen wordt tegengegaan. Tegen
de door Nederland in 1949 betaalde prijzen bedraagt
de waarde tussen 5 en 6 millioen gulden.
1-Jet jaarlijks op de markt te brengen slachtvee zal 5

â 600 stuks bedragen. Tegen f 250 (Surinaams courant)

of f 500 (Nederlands courant) per stuk bedraagt dit

250 k 300.000 gulden, een betrekkelijk onbelangrijk be-

drag, vergeleken met de waarde van de oogst.

De gegeven cijfers tonen echter voldoende aan, dat,
indien deze polderplarinen slagen, de waarde van Suri

name’s uitvoer een aanzienlijke yerhoging zal onder-
gaan. Afzet van de rijst is mogelijk in Nederland, waar

in 1948—’49 25.000 ton werd ingevoerd, welke hoeveel-

heid nog slechts de helft van de vooroorlogse consumptie

vormt. Ook oliezaden en mais kunnen hier worden afge-

zet. Door deze polderplannen wordt dus het belang van
beide Rijksdelen gediend en men kan dan ook slechts
hopen, dat zij met succes zullen worden bekroond.

Wageningen.

Prof. Ir
W. F.
EIJSVOOGEL.

HET PROBLEEM
VAN DE DEVALUATIE

VAN DE SURINAAMSE GULDEN.

De &Lrinaamse handels-‘ en betalingsbalans.

Wanneer men de Surinaamse handelsbalans beziet,
dan blijkt, dat deze vrijwel steeds een passief karakter
heeft gehad. 1-let volgende staatje moge een indruk geven
van de grootte van de Surinaamse in- en uitvoer.

Jaar
Uitvoer
Invoer
(x

1.000

Sur.
gid.)


(x

1.000
Sur.
gld.)
1937
7.613 6.867
1938
6.609
6.862
1947
‘24.582
30.982
1948
27.383

.
36.172
Bron:
Handelsstatistiek van Suriname.

In 1948 vertoonde de handelsbalans dus een tekort
van 8.789.000 Sur. Crt. Het valt echter te betwijfelen,
of dit bedrag de werkelijkheid juist weergeeft, want het
is niet onwaarschijnlijk, dat de bedragen van de bauxiet-
uitvoer in de handelsstatistiek te hoog zijn opgevoerd, nl. tégen wereldmarktprijzen, die hoger liggen dan dat
deel der prodhctiekosten, dat aan Suriname ten goede
komt; dit in verband met het feit, dat de Surinaamse
bauxietproductie in handen is van buitenlandse maat-
schappijen. 1-lierop komen wij nog nader terug. 1-let is dus

waarschijnlijk, dat het handelsbalanstekort nog groter was,
dan door de cijfers uit de handelsstatistiek wordt gesugge-
reerd. ‘Welke de posten zijn, die ondanks het passief zijn
der handelsbalans het evenwicht in de betalingsbalans
bewerkstelligen, is moeilijk na te gaan, doch naar alle
waarschijnlijkheid zijn buitenlandse kapitaalverstrekkin-

gen en militaire uitgaven van de Nederlandse Regering

in dit verband van betekenis.
De. invoer van Suriname bestaat voor het grootste
deel uit consumptiegoederen. Deze goederen worden in het
land zelf vrijwel niet voortgebracht (behoudens enkele
uitzonderingen, zoals rijst). 1-let is daarom aannemelijk,
dit, wanneer het nationaal inkomen van Suriname toe-
neemt, dit een stijging van de invoer met zich zal brengen,
gelijk aan of slechts weinig minder dan de ‘inkomens-

toeneming. –
Een beschouwing van de export leert, dat hierbij de
uitvoer van bauxiet een overheersende rol speelt.

Jaar

Totale uitvoer

tJitvoer van

Kolom
3 als
percen-
bauxiet

tage van
kolom 2
(x 1.000
Sur. gid.) (x 1.000 Sur. gid.)
1947

24.582

17.540

71,4
1948

27.383

21.856

79,8

Naast bauxiet wçrdt nog wat citfusfruit, hOut en balata
uitgevoerd, doch ten opzichte van de hauxiet mag men deze
exporten weinig belangrijk noemèn. De bauxiet wordt in•
Suriname gewonnen door twee grote maatschappijeii:
de Amerikaanse ,,Aluminum Company of America”
(Alcoa) en de Nederlandse ,,Billiton Maatschappij”. Beide

354

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Mei 1950

maatschappijen exporteren hun product naar de Verenigde

Staten. Aangezien het buitenlandse ondernemingen zijn,

verdwijnen de winsten naar het buitenland. Niettemin

vormt de aanwezigheid van bauxiet een bron van wel-

vaart vooi Suriname. Naast de door de beide maatschap-

pijen in Suriname uitbetaalde lonen heeft nl. het Gouverne-
ment grote inkomsten uit hoofde van belastingen, con-

sessiegeld en, retributies, exportrechten, riviergelden enz.

Het deel van de bauxietexport, dat aan Suriname ten goede

komt, mag mn veilig
op
minimaal 50 pCt stellen, uit
welk percentage het belang van de bauxietexport voor

Suriname wel blijkt. De reeds eerder uitgedrukte twijfel
aan de betekenis van de bauxiet-uitvoercijfers ‘in de

Surinaamse handeisstatistiek moge door bovenstaande
feiten tevens enig relief hebben gekregen. Om deze redenen

i§ ook het overschot van de Surinaamse handelsbalans met
de Verenigde Staten problematisch: Dit overschot bedroeg

volgens de handelsstatistiek in 1948 5,6 mln Sur. Crt.
Waar de export naar de Verenigde Staten vrijwel geheel

uit bauxiet bestaat, lijkt het ons waarschijnlijk, dat het

genoemde overschot sterk geflatteerd is.

Ten opzichte van Nederland is
1
de Surinaamse handels

balans steeds sterk passief geweest. In 1948 was de situatie

aldus:

Invoer uit Nederland

………………..
11,1
mln Sur. Crt
Uitver naar Nederland
S
………………
2,8

Tekort

…………………………….
8,3
mln Sur. Crt

Ondanks dit tekort op de handelsbalans, was toch,

althans in 1949, de betalingsbalans nagenoeg in evenwicht.
Omtrent de oorzaken hiervan bestaat voor ons geen

volkomen zekerheid, doch waarschijnlijk zijn de militaire

uitgaven in Suriname door de Nederlandse Regering

hieraan voor een belangrijk deel debet.

Plannen tot ontn’ik1celing der Surinaamse volkshuishouding.

De onstandigheden, waaronder een -groot deel der

Surinaamse bevolking leeft, zijn weinig bevredigend te
noemen. Vandaar, dat het probleem, hoe verbetering te
brengen in de sociale en economische verhoudingen,

reeds geruime tijd de aandacht heeft. Begin is gemaakt
met de uitvoering van een plan, opgesteld door een
commissie onder leiding van de Wageningse hoogleraar

Eysvoogel.

liet plan Eysvoogel, waarvan de uitvoering is opge-
dragen aan de ,,Stichting voor de Ontwikkeling van
Machinale Landbouw in Suriname”, beoogt het inpolderen
van 50.000 ha land met uitbreidingsmogelijkheden tot 100

â 200.000 ha. Zowel kapitaal als arbeid zullen hiervoor
moeten worden ingevoerd. Als. eerste project wordt uit-
gevoerd de aanleg van een 5.000 ha grote polder, waarop

ca 70 boerderijen kunnen worden gevestigd (ieder van deze
boerderijen heeft 60 ha akkerland en 12 ha veeweide).
De boerderijen zullen bevolkt worden met kapitaal-

krachtige Nederlandse boeren, welke in hoofdzaak rijst

en soja moeten verbouwen. De bedragen, welke boven-
genoemde Stichting voor de uitvoering van dit eerste
project nodig heeft, zullen als volgt worden besteed:

(alle bedragen in gedevalueerde Nederlandse guldens) In Nederland

…………………….
3,6
mln

In Suriname

……………………..
f2,2
In
de Verenigde Staten

…………….
2,0
In het sterlinggebied ………………..
2,2

Deze bedragen zijn enigszins verouderd, met name
worden de dollar- en pondenbedragen tegenwoordig

hoger geschat. Op goede gronden mogen wij echter aan-
nemen, dat het algemene beeld ook nu nog vrij goed door
bovenstaande cijfers wordt weergegeven.
De transfer van dete lenen bedragen is als volgt gedacht:

le. van de f 2 mln aan dollars is 50 pCt nodig in het

eerste jaar en de rest in het tweede en derde jaar;

2e. aan deviezen uit de sterling-area (inclusief Neder-

land) is nodig
f
5,8 mln, verdeeld over drie jaar;

3e. wat betreft de in Nederland te lenen Sur. Crt

(12,2 mln Nederlandse guldens) is f 4 mln per jaar nodig. De overmaking van de dollar- en pondenbedragen ver-

oorzaakt geen bijzondere problemen. De transfer van de

in Nederland te lenen Sur. Crt stuit echter op moeilijk-

heden. Op het eerste gezicht Ieek’het, dat deze bedragen

gemakkelijk zouden kunnen worden overgemaakt in ver-

band met het sterk passieve karakter van de Surinaamse

handelsbalans met Nederland.

1-loewel men zich eind 1948 een overschot
01)
de Neder-

landse betalingsbalans met Suriname voor 1949 had voor-

gesteld, bleek zij nagenoeg in evenwicht te zijn. De oorzaak

hiervan moet, zooals reeds eerder werd opgemerkt, o.a.

worden gezocht in militaire uitgaven door Nederland in Suri-

name. Wil het mogelijk zijn, dat Nederland additionele be-

dragen ter investering naar Suriname transfereert, dan

zullen krachten in het werk moeten worden gesteld, welke

de
neiging
hebben het paSsief saldo op de Surinaamse

handelsbalans met Nederland te vergroten, daar anders de

mogelijkheid bestaat, dat de ,,swing”van het handelsver-
drag overschreden en afdekking door Nederland in harde

valuta noodzalelijk wordt. Om aan deze moeilijkheid
tegemoet te komen werd van sommige zijden de suggestie

gedaan om de Surinaamsê gulden te devalueren.

Analyse yan de geQolgen oan depaluatie ç’an de Suri-

naamse mitnt.

Devaluatie van de Surinaamse gulden kan men van drie

gezichtshoeken uit beschouwen.

– In de eerste plaats kan men zich afvragen, of devaluatie

het bovengnoemde transferprobleem tot oplossing kan

brengen. Dit lijkt ons niet het geval te zijn, daar devaIuatie
het passief saldo van de handelsbalans van Suriname met
Nederland naar alle waarschijnlijkheid niet zal vergroten.

Immers, devaluatie heeft het effect in eerste instantie de
prijs van buitenlandse goederen in Suriname te verhogen

en de Surinaamse goederen in het buitenland in prijs te

doen dalen. 1-lieruit volgt normaliter een tendentie tot
vergroting van de export en verlaging der import, m.a.w.
vermindering van de hoeveelheid Sur. Crt, welke
ter beschikking van de Nederlandse volkshuishouding
komt. Het lijkt ons zeer onwaarschijnlijk, dat van de andere

posten van de Surinaamse betalingsbalans met Nederland een sterke tendentie in tegengestelde richting zal uitgaan.
1-Jet komt ons voor, dat Suriname zich ook langs andre
wegen het benôdigde bedrag aan Sur, Crt zou kunnen ver-
schaffen, bijv. door binnenlandse leningen’ (eventueel

onder garantie van de Nederlandse Regering) of door
geldschepping. Inflationistische gevaren van geldcreatie
zijn o,i. in Suriname niet zo zeer te vrezen, aangezien de
hieruit voortvloeiende inkomensvergroting vrijwel volledig
geneutraliseerd zal worden door verhoging van de invoer,
zoals wij reeds in het voorgaande hebben uiteengezet.

Voor zover men er in slaagt deze impprten te doen be-trekken van de landen, waarmee Nederland een actieve
betalingsbalans heeft, of uit Nederland zelf, kan men
zeggen, dat het transferprobleem tot oplossidg is gebracht.

In de tweede plaats kan men een devaluatie bezien uit

het oogpunt van zijn invloed op de handelsbalans bp korte

termijn. Door zijn overheersende omvang kunnen we ons
hierbij, ,vat de export betreft, zonder bezwaar, beperken
tot de bauxiet-uitvoer daar de Verenigde Staten. Devalu-
atie van de Surinaamse gulden komt neer op een verlaging
van de dollarkostprijs van de bauxiet voor de beide

buitenlandse maatschappijen. We mogen nl. aannemen,
dat de kosten, die deze ondernemingen in Suriname moeten
maken (loonbetalingen, etc.) niet direct evenredig met het
devaluatiepercentage zullen stijgen. Het totale kosten-
bedrag in Surinaamse guldens vertegenwoordigt na deva-

çPpT”v’+
.WW

P
“r”rr

3 Mei 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
355

matje daardoor een geringer dollarbedrag dan voorheen

het geval, was. Bij constante productie behoeven de
Ijauxietmaatschappijen dus een geringer bedrag aan
dollars ter beschikking van de Surinaamse volkshuis-

houding te stellen. In dit geval komt devaluatie dus in

wezen neer op een overdracht van reëel inkomen van de
Surinaamse bevolking naar de beide buitenlandse maat-
schappijen. 1-Jet is zeei’ onwaarschijnlijk, dat de beide

ondernemingen in deze kostprijsverlaging aanleid)ng

zullen zien, hun bauxietproductie in Suriname zodanig

uit te breiden, dat het totale dollarbedrag, dat Suriname
op deze wijze ten goede komt, groter of gelijk wordt aan
het bedrag van voor de devaluatie, m.a.w. de dollarin-
komsten en daarmee het eventueel actiefsaldo t.o.v. de

Verenigde Staten zullen zeer waarschijnlijk afnemen.
Wanneer we tenslotte de invloed van een devaluatie

op de handelsbalans op lange termijn bezien, dan kunnen

ook hier weinig aanwijzingen worden gevonden; die op de

noodzaak van een dergelijke stap duiden. Volgens de bestaande plannen zal in de toekomst ook
de export van rijst van betekenis worden. Voor ,de afzet

hiervan
zal
devaluatie waarschijnlijk niet nodigzijfl, aan-
gezien de kostprijs van de Surinaamse rijst, welke volgens
het iapport Eysvoogel, conservatief geschat, ongeveer
f14 Sur. Crt per quintaal zal bedragen, ver beneden c&e

wereldmarktprijs (f 30 Sur. Crt per quintaal) ligt. Hoewel
de mogelijkheid niet uitgesloten mag worden geacht,

dat de wereldrijstprijs in de toekomst zal dalen, is de be-
tekenis van deze mogelijkheid niet dusdanig, dat de be-
zwaren tegen devaluatie, geldend voor de naaste toekomst,

hiermede hun klem zouden verliezen.
Ongeacht de vrij grote onzekerheid, waaraan deze

laatstn (lange-termijn) beschouwing laboreert, kunnen we
dus als eindconclusie formuleren, dat er momenteel weinig
of geen aanwijzingen te önzer beschikking staan, die

devaluatie van de Surinaamse gulden wettigen.
A.RotterdDm.

..

.

G.

AANTEKENING.

lIET JALARYERSLAG VAN
DE NEDERLANDSCIIE
))ANK.

Het is een goede gewoonte om in het jaarvrslag ‘van
onze centrale bank aan de beschrijving van de economi-
sche ontwikkeling in ons land een overzicht van de con-
junctuur in de Verenigde Staten, die – vooral nu – voor
West-Europa van zo veel belang is, en vati die der West-
europesë landen vooraf te doen gaan. Het jaar 1949 ‘werd in de Verenigde Staten gekenmerkt
door een iets geringere bedrijvigheid dan in 1948 en deze
‘ontwikkeling had een belangrijke invloed op de inter-
nationale handelsbeweging. Terwijl in 1948 de stijging
van de Amerikaanse invoer t.o.v. 1947 met 23 pCt een
belangrijke bijdrage had geleverd tot de verbetering der
dollarpositie van de overige landen, gaf in het afgelopen
ja’kr de invoer een daling te zien van $ 502’mlri. De uit-
voer vertoonde eveneens een daling, die vooral in het
laatste kwartaal zeer markant was. Het uitvoeroverschot
daalde van $ 5,53 mrcl tot $ 5,37 mrd, hetgeen betekende,
dat het dollatekort van de overige landen, voor zover
voortvlociend uit het göederenverkeer met de Verenigde
Staten, in 1949 slechts een vermindering te zien gaf ‘an $ 159 mln, tegen S 4,1 mrd een jaar tevoren. Deze ont-
wikkeling is van grote betkenis geweest voor de belang-
rijke monetaire gebeurtenissen in September ji.
In de Westeui’opese landen ging de economische ont-
wikkeling over het algemeen nog in opwaartse richting,
hoewel het tempo vergeleken met dat van 1948 aanzien-
lijk was vertraagd en zich in enkele landen tekenen van
&Ten lichte achteruitgang manifesteerden. Van een homogene
conjunctuurbe”veging in de Westeuropese landen is dan
0
ok nog geenszins sprake. Het feit, dat de productie in
nagenoeg alle O.E.E.C.-landen een stijging vertoonde,

weerspiegelde zich in de toeneming van cle uitvoer dezer

landen, een toeneming, die evenwel belangrijk bij die in

1948 ten achter bleef. Daar de gezamenlijke invoer dezer

landèn, in dollarwaarde berekend, in 1949 reeds een kleine
achteruitgang vertoonde, was het invoeroverschot aanzien-

lijk geringer dan in 1948. Het versèhil beliep nl. $ 1,98 mrd;

dat tussen 1948 en 1947 $ 1,35 mrd. Hieruit mâg men
echter niet concluderen; dat het Europese dollartekort

in 1949 e en vermindering van gelijke omvang zou hebben

ondergaan. Een deel dezer verlaging van het invoerover-
schot moet nl. worden toegeschreven aan verhoogde uit-
voer naar overzeese gehiedsdelen, -die voor deze uitvoer
niet ten, volle een rechtstreekse tegenprestatie leverden.
Voorts verbeterden de O.E.E.C.-landen hun handels-

balans met Latijns-Amerika, waarvan belangrijke landen

niet tot het dollargebied kunnen worden gerekend, met
naar schatting ca S 640 mln. Zo mag het dan ook geen ver- –

wondering wekken, dat blijkens Amerikaanse gegevens de

handelsbalans van de Verenigde Staten met de O.E.E.C.-

landen geen enkele verbetering te zien gaf. Uit staat 1 (zie

hlz. 356) blijkt, dat de spreiding in de exportvergroting van

de verschillende O.E.E.C.-landen zeer groot is.

Gezien tegen de achtergrond van de internationale
conjunctuur mag de economische ontwikkeling in Neder-
land gedurende het afgelopen jaar redenen tot tevreden-
heid geven. Terwijl immers, zoals gezegd, in de meeste
landen de expansie van het economisch leven een duide-

lijke vertraging vertoonde en er zelfs in enkele gevallen
reeds een zekere contractie viel waar te nemen, kon in
Nederland nog in alle opzichten van ee’n aanzienlijke ver-

betering van de economische toestand worden gesproken.
Aangezien in een vorig nummer van dit blad
1)
reeds een

aantal aspecten van de economische ontwikkeling van
Nederland naar voren is gebracht, zij thans volstaan met het weergeven van slechts enkele der meest belangwek-
kende punten uit het gedetailleerde versla’g hieromtrent

van De Nederlandsche Bank.

In de eerste plaats vraagt de betalingsbalans, waarin
een verdere verbetering van onze internationale betalings-
positie tot uitdrukking komt, de aandacht (zie staat II,

hlz. 356).

Zoals uit tabel II blijkt, resulteerde het betalings-
verkeer in 1949 in een bruto-betalingsbalans-tekort
van f 971 mln, een verbetering t.o.v. 1948 met f 535 mln.
Dit bruto-tekort was het gevolg van een tekort op
de lopende, rekening ten bedrage van
f
239 mln, ver-

meerderd met aflossingen ad f 213 mln en verleende

credieten aan de overzeese ‘gebiedsdelen ad f 519 mIni
Bij een beoorçleling vande verbetering in de lopende
rekening dient men rekening te houden met het feit,
‘dat dze voor een bedrag van f 327 mln het ge’olg was van
een verbetering in het verkeer met Indonesië. liet moet
derhalve worden betwijfeld, of deze verbetering zich onder
de gewijzigde omstandigheden ten volle zal kunnen hand-
haven. Anderzijds mag in aanmerking worden genomen,
dat naar schatting ca 1 125 mln van het genoémde bedrag
door Indonesië werd gefinancierd uit de ten laste van de kapitaalrekening gebrachte credietverlening, zodat vooi’
dat gedeelte wel de lopende rekening, maar niet het bruto-

hetalingsbalanstekort werd beïnvloed. Zoals reeds in het
vorige verslag
2)
wei’d gemeld, was in 1948 een belangrijke
achterstand ontstaan inde,remboursering der aan Neder-
land, beschikba’ar gestelde E.C.A.-hulp, waardoor het
noodzakelijk was ter voorfinancieing van de toegestane
aankopen over te gaan tot verkoop van goud en tot het
aanwenden van een deel der uit de liquidatie van Amei’i-
kaans effectenhezit verkregen middelen. in 1949 is een
deel van deze achterstand, dat gesteld kn worden op
f 148 mln, ingehaald. Dit bedrag, alsmede het overschot

‘)
Zie: Het zesde vers’ag van dc Nederlandse Regering hCIl'(‘f-
fende de werking van het E.R.P.”, in ,,E.-S.B.” van 26 April 1050.
) Zie: ,,E.-S.B.” van 4 Mei
0949,
btz. 355,

356
ECONOMISCH

STATISTISCHE BERICHTEN

3 Mei
1950

STA’AT 1.
Stijging ean in- en u.itooer in 1949, uitgedrukt in pCt van 1948.

llnvoer
Uitvoer
Invoer
Uitvoer
1
Invoer Uitvoer

België/Lux.

……

10
+
5
+
27
West-Duitse
Denemarken
+
12
+
17
Noorwegen

+

3

5
Bondsrepubliek
.
±
49
+
74

5
+
36

,
+
55
Ijsland
……….

12

32
Griekenland

. .
.

9

.

+
4

Nederland

………-

2

Portugal


15
-12
Zweden

……….

20

5

Frankrijk

………

Ierland

……….
-14
+
13

Oostenrijk

………+ 64

.

Turkije

……….

+

6
+
26
Zwitserland

……
-’24

Italiii

…………
.-
2
.
+

1
Ver. Koninkrijk

. .


.
.+

1
.. ..

Totaal

………’

t
+
11

S1AAT II.

.

Betalingsbalans ean Nede,’land.

1. Lopende rekening.
(in millioenen guldens).
Totaal
Waarvan U.S, S
Total
J
Waarvan U.S. S

19471
1948 1949
1

19471
1948
1

1949
17
1948
1941,
1947

4948

1949

Goecierenexport
1.772
2.738
3:406
174
223
187
Goederenimport
3.595
4.164
4.588
1.371
1.207
870
Dienstenverkeer …. …..
952 1.207
50
88
478
Dienstenverkeer, particu-
Coupons, dividenden en
.774
..
433 424
163
107 82
andere kapitaalopbr..
221′
287 443
90
70
117
Dienstenverkeer,

Over-
.

Tekort lopende rekening
1.556
947 239
1.258
9 96
550

Her

……………..447

held

…………..
167 63
12
,

13

6
Coupons,

dividencien en
andere kapitaalopbr.

……

(wo. rente van credieten)
1
97 155 220
1

26
50
74 1 4.333
1
4.924
1
5.295 11.572
1 1.377 11.032 1

4.3
3
31
4.9241 5.29511.5721

1.377 11.0K

II. Kapitaalrekening.
(in millioenen guldens).

Totaal

1
\Vaarvan IJS.
$ 1

Totaal

Waarvan U.S. $

1947
t
1948
1
1949

1947
1
1948
1
1949
1

1517
1
1545
1
1515

1517
1
1545

45/5

Tekort lo’penderekening
1.566
947
239
‘1.258
996 550
637
376
175
Aflossing op ontvangen
overheidseredieten

.
.
640
171
213
469 115
113
17
45
-27
Verleende

overheidsere-
32
.40
50
360 388
519
37
,28
29
Bruto betalingsbalansté-
785
357
29

dieten (netto) …………

2.566 1.506
971
1.764
4.139
692


111
278
Vermeerdering goudvoor-

186
608

kort

………………



110


110
Vermeerdering deviezen-
raad

…………….

voorraad van De Ne-
derlandsche Bank
.4

Vermindering van activa

in het buitenland
(netto)
1.010
296 189
Vermeerdering van ver-
plichtingen

aan

het buitenland (netto)

.

62
189
97
Diverse kapitaaltransac- ties (netto)
156
100
84
Ontvangen overheidsere-
1.211 519
65
dieten

………….
E.C.A.-hulp (netto): a. ontvangen crediet

111
273
b.,,

schenkingen

225
768
Vermindering goudvoor-
raad;

deviezenomzet-
tingen van De Neder-
landsche Bank

447

180
– 1
293

40 -96
2.762 1.620 1.476 11.764 1.155 1.017

op de uit het private kapitaaWerkeer vrijgekomen dek-
kingsmiddelen, tezamen een bedrag van
f 505
mIn, kon
worden aangewend tot een hoognodige versterking van
de goud- en deviezenreserves der Bank:
f110
mln werd
toegevoegd aan de goudvoorraad,
f 215
mln aan de
dollarvoorraad en
f 180
mln kwam de netto-voorraad aan
overige deviezen ten goede.

Analyse pan de oorzaken nan de oeranderin gen in de hoeoeel-
heid erj geld.

(in millioenen guldens).

1947

1948

1949

Geidscilepping door’bn t.b.v. de Overheid

525

545

100
Toeneming
v.
d. credietverlening aan het
bedrijfsleven

……………………165

180

150
Deblokkering van saldi hij geldscheppen-
de instellingen

………………..

..165

120,

70
Stijging van de goud- en deviezenreserves
van De Nederlandsche Bank en de ban-
delsbanken …………………….110

– 60

440
,Vermindering geldhoev. door stortingen
.
op de ,,loeal currency”-rekeningen

– -347 -650
Vermindering resp. vermeerdering van de
geldhoeveelheicl door toeneming resp.
afneming der eigen middelen van het

.


bankwezen …………………….- 56


10

10
Vermindering resp. vermeerdering van de
geldhoeveelheid door toe- resp. afne-
ming van dc Vrije termijndeposito’s hij
de liandelsbanken en diverse andere
posten ………………………..-150

– 50

100
Toeneming hoeveelheid vrij geld

761

378′

220

De
/
binnenlandse moisetaire ontwikkeling vertoonde
gedurende do eerste tien maanden van
1949
een merk-

(neto)

196

114

395

-‘

16

215
2.762 11.620 11.1,76 1 1.766 11.155 1 1.017

waardige stabiliteit. De hoeveelheid vrij geld vermeer-

‘derde pas in de laatste twee maanden, waardoor de
circulatie per ultimo December f 220 mln meer bedroeg
dan per ultimo
1948.
In nevenstaande tabel is een
analyse van de oorzaken dezer toeneming gegeven.
Deze geringe geldcirculatiestijging ‘nam niet weg, dat
in
1949
weder, een belangrijke vordering kon iiorden
gemaakt op de weg naar herstel van het interhe monetaire
evenwicht, hoewel thans nog niet met zekerheid is vast
te stellen
of
reeds kan worden gesproken van volledig
herstel. Wanneer echter in aanmerkihg wordt genomen,

dat het nationaal inkomen zich op een niveau van ca
f15
mrd bevindt, terwijl de geidhoeveelheid ca
f7,5
mrd
bedraagt, dan blijkt daarmede een verhouding te zijn
hersteld, die ook voor de oorlog – in
1934 – 1938 40

50
pCt -.’ reeds placht voor te komen. In de belangrijke
vei’mindering, die het bedrag der uit de geldsanerin voort-
gekomen geblokkeerde middelen onderging, nl. van
f 3,58
mrd per ultimo
1948
tot
f 1,11
mrd per ultimo
1949,
komt eveneens de verzwakking van de poténtiële in-flatoire
krachten, die in
1948
‘nog in onze volkshuishoudirig’aan-
wezig w’aren, naas’ voren.
Of
onder de huidige omstandig-
heden, bij eventuele ‘opheffing van de nog in het binnen-
lands verkeer bestaande loon- en pi’ijsbindingen en bij

herstel van een grotere mate van ‘vrijheid in het lopende
internationale verkeer, de geneigdheid van het publiek
tot het aanhouden van kasgeld bovengenoemde verhouding
dichter bij de hogere 0f bij de lagere limiet zou brengen,
kan nit voorspeld, maar slechts ervaren worden. En

3 Mei 1950

ECONOMISCH-STATISflSCHE BERICHTEN

357

hier ligt de kern Van het voornaamste risico van de libera-

lisering van het internationale erkeer voor de betalings-

balanspositie. Elke duurzam’e vermindering van de kas-

behoefte, dat is verroting van de omloopsnelheid van liet
geld, brengt voor publiek en bedrijfs1e’en de mogelijkheid

met zich om gedurende de periode, waarin de vergroting
der oiiloopsnelheid zich afspeelt, ‘meer koopkracht te

besteden dan uit de lopende bijdragen tot het productie-

proces is verdiend. Dit heeft een infiatoire werking en zal

de tendentie hebben onï, rechtstreeks of indirect, een
hetalingsba1anste1ort te veroorzaken. 1-let herstel van de

verhouding tussen geldhoeveelheid en nationaal inkomen,
zoals die bestond in 1938, ende ervaringen opgedaan met de
liberalisering van het binnenlands verkeer, rechtvaardigen

volgens ht verslag de conclusie, dat in ons land in elk

geval niet meer kan worden gesproken van infiatoire
spanningen van ernstige aard. 1-Jet volledig herstel van

het monetaire evenwicht acht het verslag binnen ons bereik

te zijn gekomen.
Wat betreft de overheidsfinanciën merkt het verslag
op, dat deze, zich in het afgelopen jaar gunstiger hebben

ontwikkeld dan mocht worden verwacht. Het resultaat

van het beloop van inkomsten en uitgaven van ‘s Rijks
Kas in 1949 kan aldus worden samengevat, dat dank zij de
inning der buitengewone heffingen en van een groot
bedrag aan achterstallige belastingen, de totale rijks-
uitgaven, exclusief de credietverlening aan Overzeese
Gebiedsdelen, uit de belastinginkomsten en overige

middelen kon wordén gedekt, waarbij een kasoverschot

van f177 mln resteerde. 1-let toekomstbeeld is echter veel
ongunstiger. Men dient nI. niet te vergeten, dat liet peil
der uitgaven zich belangrijk verheft boven het niveau der
,,normale” inkomsten. Het is aan tijdelijke omstandigheden

te danken, dat deze situatie op het ogenblik’niet leidt

tot ernstige consequenties. Wanneer echter niet spoedig meer overeenstemming wordt verkregen tussen het peil
van normale inkomsten en uitgavèn, dan kunnen deze
consequenties niet uitblijven.

De binnenlandse, vlottende schuld van het Rijk, na
aftrek van de vorderingen van het Rijk, op de geldschep-
pende instellingen, gaf een vermindering té zien met
f1.091 mln en bedroeg per ultimo December 1949 f 9.349
mln. Ten aanzien van de mogelijke inflatoire gevaren,
welke van de grote vlottende schuld uitgaan en de moge-
lijkheid om dze gevaren door middel van een consolidatie-

politiek te bezweren, komt het verslag tot de conclusie; dat deze gevaren niet moeten worden overschat, terwijl
men zich van de omvang der voor consolidatie in aan-merking komende bedragen geen te grote voorstelling
moet maken.

De inleiding tot het vorige jaarverslag werd besloten
met de uitspraak’., ,zonder evenwichtige financiën gcen
monetair evenwicht, zonder monetair evenwicht geen
betalingsbalansevenwicht….”. Wanneer de vorderingen,
welke ons land op deze drie gebieden heeft gemaakt,
worden samengevat, dan blijken deze van ongeveer gelijke
orde van grootte te zijn geweest. Dat deze drie evenwichten
in de algemene tendenties nauw verband houden, lijdt geen
twijfel. De ‘President van De Nederlandsche Bank heeft er
bij een vorige gelegenheid op gewezen, dat vermindering

van het betalingsbalanstekort slechts op drie wijzen tot
stând is te brengen; nl. door meer te produceren, minder
te investeren, of minder te consumeren. Steeds leidt de
weg via een verbetering van de monetaire toestand en de
verbetering van de monetaire toestand wordt bijna steeds
bereikt door ierbetei’ing van de toestand der staats-
financiën.
Vaii .productievermeerderingis slechts in beperkte
mate een verbetering van de betalingsbalans te verwachten
n practisch gesproken slechts your dat deel van de met

de productievermeerdering gepaard gaande inkomens-
vermeerdering, dat in de vorm van, belastingen of in de

vorm van aan de Staat overgedragen besparingen de

staatsfinanciën ten goede komt. Dat deel inagonder de
,huidige omstandigheden slechts op 30 â 40 pCt van liet

bedrag der productievermeerdering worden geschat.

Vermindei’ing van de productieve investeringen komt, gezien de grote bevolkingsvermeerdering in •ons land;

stellig liet laatst als doelstelling van economisch beleid
in aanmerking. Wat de derde mogelijkheid betreft zullen,

we moeten aanvaarden, dat vermindering van verbruik
slechts zelden vor de volle 100 pCt een gunstig reijdement

voor de betalingsbalans zal .afweipen, maar in vele ge-•

vallen gedeeltelijk zal leiden tot vermindering der pro-

ductie. Want wanneer, deze verbruiksvermindering zich
richt op in het binnenland geproduceerde goederen en
diensten, dan zullen daardoor vaak productieve krachten,

die niet of moeilijk dienstbaar zullen kunnen worden

‘gemaakt aan de export, werkloos worden.

Veimindaring van verbruik als middel tot verbetering

van de betalingsbalans leidt zo goed als steeds via de
fiscus. Vermindering van verbruik d.m.v. prijsverhoging
kan, daar deze prijsverhoging niet anders dan inkomens-
verschuiving betekent, \veiriig tot betalingsbalansver-

hetering bijdragen. Een belangrijk beter rendement zal

worden afgeworpen door verbiuiksverminderingen, diê
worden teweeggebrac’ht door maatregelen of handelingen,
welke rechtstreeks en ten volle de overheidsfinanciën
gunstig beïnvloeden. De vrijwillige verbruiksverminde-
ringen vinden meestentijds in overwegende mate langs
directe of indirecte weg haar bestemming in een belegging

in staatsfondsen en leiden in dat geval ten volle tot vel’-
betering der staatsfinanciën. De afgedwongen besparingen,
welke worden geïnduceerd door vermindering der overheids-
subsidies op de kosten van levensonderhoud of door ver-

hoging der op de kosten der verbruiksgoederen drukkende
indirecte belastingen leiden uiteraard ten volle tot ver-

betering der staatsfinanciën en zii1len, mits de Overheid
haar budget niet verhoogt, haar volle invloed op liet
betalingsbalanstekort kunnen doen gelden.

De invloed van de devaluatie op het betalingsbalans-
tekort kan voorlopig nog maar gering zijn geweest. Of de, tén aanzien van de dollar tot stand gebrachte koerswijzi-
ging inderdaad de voorwaarden voor een herstel van het
betalingsbalansevenwiclit tussen Europa en, het dollar-,
gebied zal scheppen, zal eerst de, toekomst kunnen leren.

De ervaring in het eigen land rechtvaardigt de conclusie,
dat de devaluatie zal leiden tot een verminderde aandrang
tot aankoop van industriële goederen in de Verenigde
Staten. Of ook de vraag naar grondstoffen en voedings-
middelen belangrijk zal dalen, lijkt, hij liet ontbreken van
vervangende leveranciers, twijfelachtiger. Wat de export
naar het dollargebied op de duur zal brengen is moeilijk te voorspellen. De ongunstiger, ruilvoet zal op zich zelf
reeds een grote extra prestatie vorderen. De mening, die
in sommige kringen bestaat, dat liet gehele Europese
dollartekort slechts een speciaal geval is van de gevolgen
van inflatie voor de ontwikkeling van een betalingsbalans,
welke gevolgen na liet herstel van het monetaire evenwicht
in alle Europese landen zullen verdwijnen, wordt doo’r de
President niet gedeeld. Daarvoor is het dollarvraagstuk
reeds te oud, hetgeen o.a. blijkt uit het feit, dat al vÔôr
de oorlog een belangrijk deel van het Engelse goud-
bezit naar Amérika afvloeide. De President meent dan ook,
d,a’t, naarmate steeds meer Europese landen het interne’
evenwicht herstellen, het dollartekort aanzienlijk zal ver-
minderen, maar dat er niettemin een harde kern, van
een. dollartékort zal overblijven, die bij de bestaande ver-
houdingen niet kan worden overbrugd, tenzij Amerika’
de invoer van Europese goederen in belangrijke mate zou
vergemakkelijken. Er wordt veel gesproken over de vor-
mifig van één grote Europese markt, doch het valt moei-
lijk in te zien, welk acuut econoniisch probleem daarmee
zou kuhnen worden opgelost. Wat de Europese landen

EI

358

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Mei 1950

nog dringender nodig hebben dan een ruimere markt bij

elkander, is een ruimere markt in de Verenigde ‘Staten.

Want alleen door een zeer ruime markt in Amerika zal

het voor Europa mogelijk zijn de voor zijn bestaan zo

essentiële invoer uit de Verenigde Staten en het overige

dollargebied te verwerven, niet door giften, noch door

credieten, maar door het onderhouden van een wederzijds

goederen- en dienstenverkeer op het hoogst bereikbare

niveau.

Een aardige illustratie, dat het verhaal als zou ,,de”

beurs’ toekomstige gebeurtenissen in de koersen verdis-

conteren, naar het rijk der fabelen moet worden verwezen,
werd de afgelopen week geleverd door de koersdaling van

aandelen Unilevei’. De resultaten van de Amerikaanse

dochtermaatschappijen van dit concern zijn niet gunstig,

zoals reeds ruime tijd geleden werd gemeld in Ameri-

kaanse tijdschriftartikelen. Thans, nu dit bericht via

Engelse en Nederlandse publicaties een ruimer kring

bereikt, vindt de koersdaling eerst plaats.

21 April 28 April

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Dc geldmarkt.

De zojuist gepasseerde maandwisseling geldt bij traditie

als een der moeilijkste ultimo’s van hët jaar, d.w.z. dat er

dan hij de banken grote onttrekkingen plegen plaats te

vinden door rekening-houders, die giraal- in ‘chartaal geld

omzetten. Reeds aan het begin van de verslagweek

(Maandag 24 April) waren de gebruikelijke symptomen

van een verkrapping te constateren. De voorschotten van

De Nederlandsche Bank aan banken ep discontohandelaars

op onderpand van schatkistpapier en effecten, bleken op

die dag ni. met f 16 mln t.o.v. de week tevoren te zijn

gestegen, terwijl de saldo’s van Nederlandse banken met
112 mln waren gedaald. De eerste weekbalans van De

Nederlandsche Bank na de ultimo zal moeten uitwijzen,
in welke mate deze verschijnselen omstreeks de maand-
wisseling zelve nog verder versterkt zijn, en of wellicht zelfs discontering – de onvoordeligste manier van geld

opnemen – heeft plaats gevonden.
Cailgeld, dat onveranderd het maximum percentage van lç pCt noteerde, werd door de discontohandelaars
uiteraard gretig gezocht. De krapte kwam voorts tot uiting

in een stijging van de marktdisconto’s boven 11 pCt,

hetgeen betekent, dat degenen, die om ,,geld te maken”

schatkistpromessen op de markt verkochten, over de

resterende looptijd van dit papier, dat zij vroeger tegen

een disconto van 11 pCt bij de Agent var het Ministerie

van Financiën hadden gekocht, verlies moesten nemen.
De disconto’s, waartegen de handelaars tegen het
einde van de week bereid waren de verschillende termijnen
te verkopen resp. te kopen, bedroegen:
Mei en Juni

Juli
1/16-4,
Augustus t/m Novem-

ber 1/16—/8,
December en later

Do kapitaalmarkt.

Tengevolge van enkele flauwe dagen in het einde van de
verslagweek kwam deaandelenmarkt op een lager niveau.
Het verdient echter opmerking, dat de andelenindexcijfers
van 28 April, vermeld in bijgaand koersstaatje, practisch
niet afwijken van die van 31 Maart jl., toen de daling, die
na de deviezenrnaatregelen in Indonesië inzette, tot stil-
stand was gekomen. De algemene index bijv. bedroeg toen
148,8, thans 148,1. Momenteel is derhalve, om met Dow
te spreken, het vorige minimum van de baisse-markt nog
niet in sterke mate ,,dcorbroken”. Pas uit de ontwikkeling
gedurende de volgende weken zal kui’tnen blijken, of het
aandelenkoersniveau zijn dalende tendentie weer heeft
hervat, en of de maand April zal, moeten worden aange-
merkt als een horizontale trede in een weg naar beneden.
Gedurende de afgelopen week circuleerden er geruchten
over een devaluatie van de Indonesische gulden, waarbij
zelfs de nieuwe koers werd genoemd (1 Indon. gld = 0,25
Ned. gld), welke .geruchten overigens
promp+
werden
gedementeerd. Dat reeds thans, nog geen twee maanden
na de dviezenmaatregelen in Indcnesië, die al op een
devaluatie neerkwamen, weer nieuwe devaluatieberichten

circuleren, mag wel zeer opmerkelijk worden genoemd,
al is zulks, hijv. bij cle Franse franc, ook in het ver-
leden wel meer voorgekomen.

Aand. indexcijfers


1950
1950

Algemeen

………………..
150,6
,148,1

Industrie

………………….
213,6
210,8

Scheepvaart

………………..
145,9
144,9

Banken

……………………
126,7
125,4

Indon,

aandelen

…………..
56,2
54,3

Aandelen

A.K.0……………………
172
169

Philips

……………………
228k
225

Unilever

………………….
213k
2031

H.A.L
.

……………………
156 153

Ams1erdam Rubber

…………
1311
1251-

H.V.A.

……………………
.129k
124k

Kon.

Petroleum

……………
278.
273

Staatsobligatiçs

2

pCt

N.W.S.

…………….
81
1
/
8

81

3-31

pCt

1947

……………..
98/
9/16

3

pCt

Invest.

certif.

……….
99,-
99:

3 pCt

Dollarlening

…………
l8
98,j-

GRAFIEK,

Het handels er/ceer tussen Suriname en Nederland.

(in pOt van de waarde van de totale buitenlandse
handel van Surinaine)

50

25

0
030

1935

I0’40
net aannee, van
N,ve:ta,, ii, de

net aa,,defI ,a, $ede,Ia,d ,, ut uII,,e, na, Sur,,n,r,e

Bron: ‘Handetsstatistiek van Suriname.

STATISTIEKEN.

NATIONALE BANK VAN ZWITSMtLAND.

(Voornaamste posten in millioenen francs).

Data

‘•
vo
.
,,
•-
..

8

31

Dec.

1946
4.949,9
.

158,0 238,7 52,7
4.090,7
1.163,7
8 April 1950
6.248,7
280,1
90,0
61,3
4.236,0′
2.058,9
’15 April 1950
6.267,0
284.0
88,9
41,3
4.148,7 2.147,0
22 April 1950
6.236,2
298,1
89,2
41,3
4.129,7

2.161,8

,
1

L.9

3 Mei 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIÇHTEN
359

NATIONALE
BANK
VAN
BELGIË.
Q
(Voornaamste posten
in millioenen
trancs).
BANK VAN ENGELAND.

0
8

(Vooinaamste posten in millioenen ponden).
,
0

.

.
‘0

.

0
%
o•-,
0
0
‘0
‘0Q
0’0

L

0
0
.2
0′
‘.
0


0

0.

!–

00
bn
‘-.,
o;:
D.0


0

‘OQ

4
0

16 Sept.
1948
28.136
11.042
427
9.986
303
414
23
Mrt
30
Mrt
1950
1950
29.906
29.880
8.869
8.952
1.143
1.546
11.107
11.913
209 319
494
481
1
25 Dec. ’46
0,2
1.449,1
1.450
1.428,2
22:1
1,3
5 April
1950
29.819
9.084
1.519
11.958
257
480
5 Apr. ’50
0,4
0 , 4 1.299,3 1.300
1.282,1
18,3

1
5,5

13 April
1950
29.716
9.366 1.249
11.858
253
461
12 Apr. ’50
1.299,3
1.300
1.288,1
12,3

1
5,4
20 April
1950
29.682
j
9.709 1.243
10.896
275
450
19 Apr. ’50
0,4
1.299,3
1.300
1.282,7
17,7
5,5

Rekening
courant saldi
Other securitles
Deposits
0

co
1
0)

1

0
.

.

.
0
.
0′

It
0
1
0
0

P
.0)
0
Id
0
0

i•iO
0
o
,6
.0

0

0
o
0

cd

25Dec. ’46
1

311,8
i3,6
15.8
346,5
10,3
1

278,9
16 Sept.
1948
657
91.729
81.568
5 Apr. ’50
1

496,3
12,2
23,5
538,1
9,3
1

160.0
285,4
22
2.425
6.251
12 Apr. ’50
1

519,5
13,6
21,9
554,9
18,7
‘168,4
283,1
23 Mrt
1950
994
95.181
86.402
209
1.495
4.943
19 Apr. ’50
510,9 23,7
23,3′
563,3
14,1
169,8
293,3
30 Mrt
April
1950
1950
1.008
1.016
96.346
96.208
86.659
87.799
281
204
1.476
1.398
5.620
4.268
13 April
1950
1.022
95.594 87.260
231 1.440
4.328
20 April
1950
1.025
94.615
86.314
262
1.471
4.365

BUITENLANDSE HANDEL VAN
SURINAME.
(in
duizenden Surinaamse guldens)

II
Nederland
Verenigde Staten

.
II
Overige landen
Totaal
Jaar
[imt
export
saldo

import
export
saldo
import{
export
saldo
Import

export
saldo

1928
4.720

6.734

+2.014

2.733
2.636

97
1.742
2.315
+

573

9.195

11.685
+2.490
1929
4.633

3.690

943

2.350
3.050
+

700
1.656
1.207

449

8.639
..
7.947

692

1930
5.220

3.266

-1.954

2.202
3.705
+1.503
1.766 1.619

347

9.188
8.390

798
1931
3.584

2.469

-1.115

1.611
2.431
+

820
1.432 1.118

314

6.627 6.018

609
1932
2.301

1.928

373

1.212. 1.721
+

509
2.137
967
-1.170

5.650
4.616
-1.034
1933
1.911

1.639

272

974
1.434
+

460
2.014
729
-1.285

4.899
3.802
-1.097
1934.
2.359

2.291

68

878
1.328
+

450
2.122
704
-1.418

5.359
4.323
-1.036

1935
2.291

1.875

416

970
14.708
+ 738
2.157
.334
-1.823

5.418
3.917
-1.501
1936
2.218

1.421

797

1.173 3.377
+2.204
2.361
383
-1.978

5.752
5.181

571
1937
2.684

1.719

965

1.542
4.963
+3.421-
2.641
931
–1.710

6.867 7.613
4-

746-
1938
2.573

1.740

833

1.756
3.861
+2.105
2.533 1.008
-1.525

6.862
6.609

253
1939
2.715

1.315

-1.400

2.364 5.717
+3.353
2.803
927
-1.876

7.882
7.959
+

77

1960
1

1.147

108

-1.039

4.897
6.621
+1.724
2.476

.590
-1.886

8.520
7.319
-1.201
1941
4

4

6.780
10.633
+3.853
2.646
765
-1.881

9.430,

11.398
+1.968
1942
t

1

11.001
11.466
+

465
3.422
1.044
-2.378

14.424

12.510
-1.914
1943

11.525
13.350
+1.925e

10.743
823
-9.920
.

22.268

14.173
-8.095
1946

9.329 6.627
-2.702
6.316
254
-6.062

15.645
6.881
-8.764

1945 .

116

+

116

7.243
7.022

.221
5.384
294
-5.099
.12.627
7.432
-5.195
1946
1.578

1.378

200

8.700 9.529
1
+

829
5.433
607
-4.826

15.711

11.514
-4.197
1937
6.085

3.228

-2.857


17.8&5
18.328
+

443
7.012
3.026
-3.986

30.982

24.582
-6.400
1948
11.139

2.827

-8.312

17.741
22.252
1
+4.511
7.292
2.304
-4.988

36.172

27.383
-8.789
1949
1
)
1 10.304

4.075

-6.229

18.80
24.748
1
+5.942

1
7.923
2.429
-5.494

37.033
.

31.252
-5.781

Bron:
Handeisstatistiek ‘van Suriname.

1949: Eswin.
,Voor
‘)
Schatting:
9 maanden op jaarbasis.

SCHEEPVAARTBEWEGING IN
SURINAME.
(Aangekomen sclicpen)

II

gem. 1937/39
.
1947 1948
Varende onder de vlag

aantal

m’
aantal
in’
aantal
m’
k
~~
m’
van:

Brazilië

…………….


3
1.041
2
263

.

2
116
2

4.381
12


72.513

1
12.217

3
3954
218.683
4
21.664
3
‘15.919

4
7.500
Groot-Brittannië

38


17.206

. 97

482.620
32
32.285
33
‘28957

5
5.193
Nederland …………..
137
467.859
112
331.962

99
116.120
Noorwegen

Canadi

……………….

90
400.292
106


537.584

102
276.234

Frankrijk

…………….24

Panama

…………..


4
18.296
104
520.547

122
210.006
Verenigde Staten
10

51282

380
3.538.394
324
3.247.527

61
252.008
Andere landen

……………149

589.159

……….

’11

43.807

2
5.756
50
461.839

106
329.092

Totaal
…………..631

1.410.139

664
.4.537.800.
735
5.156.815

504
1.200.223

Bron:
Eswin.
‘)
eerste drie kwartalen.

KON.
NEDERL. BOEKDRUKKERIJ H. A.
M. ROELANTS
– –
SCHIEDAM

Vraag en Aanbod inzake Kantoorbehoeften, Brandkasten, Machines,
Gebouwen, Industrieterreinen, enz.

I.B.RANDKAST

1
TE KOOP AANGEBODEN

Afmetingen: 1.45 in x 4.90 m X 0.75 m. Twee-
deurs met gebeimsiot 32 kleine en 2 grote loketten.

Tebezichtigen:

Simons’ Buizen- en Staalhandel.

Feyenoorddijk 90, Rotteidam. Tel. 72050 en’71585

Groot Fabriekskantoor aan de Linkér-Maas-
oever, Rotterdam, vraagt voor spoedige indienst-
treding ter assistentie aan de Hoofdboekhouding
een bekwaam

BOEKHOUDER

met diploma S.P.D. of M.B.A. of vergevorderde
studie.

Leeftijd niet ouder dan 25 jaar.

Brieven me’t volledige gegevens omtrent school-
opleiding, practijkervaring, leeftijd en referenties,
onder No. ESE 1724, bur. v. d. blad, Postbus 42,
Schiedam.

Financiële instelling
vraagt
voor zo spoedig mogelijke
indiensttreding

MANNELIJKE KRACHTEN

VereiSt wordt: a. einddiploma 5-j. H.B.S. .b: mini-
mum pract.-diploma boekhouden. Bij voorkeur staats-
practijk-diploma, of de daarmede gelijkstaande diplo-
ma’s van het N.I.v.A.

Zij, die gedurende enige jaren practische ervaring
hebben opgedaan in een administratieve werkkring,
alsmede interesse hebben in economisch onderzoek, ge-
nieten de voorkeur. Geboden wordt een interessante
werkkring, met goede toekomstmogelijkheden.

Br. onder no. ESB 1725, bui’. v. d blad, Postbus 42,
Schiedam.

t

groen, in z. g. cond. Techn.

Te koop aangeb. Volkswagen,

Schakel in voorkomende

ondeiz. toegest. Muvestr. 9,
Zaandam. Telefoon 4864.

gevallen deae rubriek in.

DEZE WEEK:

Brief uit Djakarta

* Iedere
week
zeer veel nieuwe
gevraagde
offertes
en
aanbiedingen
van
binnen
,
en buitenland.
Plaats voor export een aanbieding in
de
rubriek

TRADE OPENINQS.

Abonnementsprijs f15.-‘- per jaar

KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A.
M:
ROELANTS – SCHIEDAM

Abonneèrt U op

DE ECONOMIST

Maandblad onder redactie van Prof. P. Hen-

nipman, Prof. P. B. Kreukniet, Prof. H. W.

Lambers, Th. Ligthart, Prof. J. Tinbergen,

Prof. G. M. Verrjn

Stuart, Prof. F. de Vries,

Prof. J. Zijlstra.

Abonnementsprijs
f
22.50; fr. p. post
f
23.60;
voor studenten
f
19.—; franco per post
f
20.10

Abonnementen worden aangenomen door de

boekhandel en door de uitgevers

Ecônomisch – Statistische
Berichten

Adre8 voor Nederland: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W). Telefoon Redactie en Administratie
38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.

Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
tJniversiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de .Hoochstraai
s,
Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f
26,—
per jaar;
voor België/Luxemburg f
28,.
per jaar, te voldoen door storting van de
t.genwaarde in Belgische francs bij de Ban que de Commerce te Brussel
of op haar Belgische postgirorekening
fl0
260.34.
Uniegebieden en Overzeese Rijksdelen (per zeepost).f
26,—,
overige
landen
/
28,—
per jaar.
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stikken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven
141,
Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).
Advertentie-tarief f
0,40
per mm. Contract-tarieven
op
aanvraag. Rubrieken ,, Vacaturei” en ,,Beschikbare krachten”
/
o,6o
per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertentfes zonder opgaaf’ van redenen te weigeren.

Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.

Auteur