Ga direct naar de content

Jrg. 35, editie 1715

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 22 1950

WÈü?Éf ö6kbN

Economisch–fSta,,tistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCJN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

35E
JAARGANG

WOENSDAG 22 MAART 1950

No. 1715

COMMiSSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;
F. de Vries; C. aan den Berg (secretaris).

Redacteur-Secretaris: A. de Wit.

Assistent-Redacteur: J. H. Zoon.

COMMISSIE VAN AD

VIES VOOR BELGIË

J. E. II’Iertens; R. Miry; J. aan Tichelen; R. Vandepuue;

P. Vers ichelen.

Gegeaens oaer adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde aan dit nummer.

INROIJD:
Blz.

De artikelen van deze week

………………….
223

Sommaire,

summaries

……………………..
223

Stabiele

of

fluctuerende

wisselkoersen?

(1)

door

Prof.

Dr F.

A.

G.

Keesing

………………..
224

Nogmaals: het aanbod V.V.R.A. en L.V.V.S.
door

Prof.

Mr J.

G.

Koopmans

…………………
226

Regeling van de rechtspositie van het staatsbedrijf der
P.T.T. door Prof. Mr C. W. de Vries …………
228

De tegemoetkoming in de oorlogsschade aan roerende

goederen (II)
door Mr N. H. Wiarda

………
.
230

Aantekening:
Het jaarverslag 1949 van de. Nationale Bank van België
232

Internationale notities:
Autoproductle

en

-uitvoer

……………………..
234
Het

Londense

relzigersverkoer

……………………
234

Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
234

De

Belgische geld-

en

kapitaalmarkt in

Februari

1950 door

V.

Van Rompuj

………………..
235

G r a f i e k e n
Indexcijters van grootbandelsprLJzen In Nederland
……..
236

Statistieken:
Banksaten

………………………………….
236
Stand

vait

‘s

Rijks

Kas

…………………………
237
Enige IndexctJfers van de industriële productie In Nederland
238
Indexeijfors van grootliandeisprijzen in Nederland
……..
238

DEZER DAGEN

zou men ervan gaan tollen (waarvoor het trouwens het ge-

ijkte seizoen is). Belangrijke gebeurtenissen vervelen voor-
bij en beslissingen werden genomen, drastisch zelfs voor
een generatie, die langzamerhand economisch het klappen

van de zweep l’ent.

In Indonesië toonde het nieuwe bewind een grote drijf-
kracht. De staatkundige constructie op Java veranderde
met spoed onder noodwetgeving. En daarachter werd de

samenstelling van een wisselkoerssysteem bekend gemaakt,

dat de import als globale grootheid, en daarmee de ver-
bruikskansen ook van essentialia, zal moeten beperken.

Onmiddellijk daarna kwam een geldzüivering, die althans
alle leerboekschrijvers een moment van vreugde deed op-
springen. Hier werd werkelijk halvering van de géldhoe-veelheid bereikt door het in tweeën knippen van bankpa-pier. In tegenstelling tot de onverstandige tovenaarsleer-
ling, heeft de Indonesische Regering één der uit het klieven
ontstan6helften niet de kans gegeven op eigen houtje aan het werk te gaan; deze is meteen gebonden. Zal deandere
helft, naar verwacht spoedig gesteund door nieuwe mak-kers, nu wellicht tweemaal zo hard gaan lopen? Ook in Nederland een hoos
van
feiten, doch meer pas-
send bij een gematigd kiimaat. Dat althans voor de land-
bouw de zaken ten goede bleek te hebben gestuurd, waar-
toe, overacht jaar, de Noord-Oost Polder, tot welker droog-
legging werd besloten, mede verder zal kunnen helpen.
Aan de Sociaal-Economische Raad, voor welke een keur
van mannen werd aangezocht, om op breder niveau het
bedrijfsleven met verminderde wrijving te doen draaien;
met grote belangstelling ziet men naar de voorbereiding
om dit werk op te zetten, zé dat het vaart zal kunnen hou-
den.
Op één punt echter kan men inNederland zijn draai niet
vinden. Niet zozeer om de aanvaarde verhoging van de benzineprijs, doch over de verhoging van het algemeen
prijspeil en de kosten van levensonderhoud zijn er zorgen.
Verhoging, die na de devaluatie te verwachten was, doch
die, naaO het prijspeil, de
5
pCt loonsverhoging reeds is

voorbijgegaan. Elke economist weet, welke cirkelbeweging
van prijzen en lonen hier kan beginnen: de lonen- en prijzen-
commissie wordt belaagd door zorgen rondomme.
Het wenden en keren om de koningsquaestie werd voor
België door de volksuitspraak niet beëindigd. Men blijft
het probleem van alle kanten bezien, waarbij het nog niet
is gelukt de tournure te vinden, die allen tot rust kan
brengen.
,,Geef mij een vast punt”, een verzuchting waarschijnlijk
ook van het Franseministerie, waarvoor stakingen, loonei-
sen èn budgetaire eisen voortdurend rouleien. Géén verzuch-
ting naar het schijnt van het Britse ministerie, dat vast
schijnt te houden aan een gekozen punt van uitgang, terwijl
de leden van de meerderheid daardoor eerder zuchten,
dat het Lagerhuis voor hen een te vast punt van verblijf
wordt.

Een vast punt, niet om de wereld te kunnen bewegen,
maar om haar tot rust te brengen, zoekt de Amerikaanse
Minister van Buitenlandse Zaken, die achtereen totale
diplomatie, een politiek voor Azië en zeven punten als
voorwaarden tot overeedstemming met Rusland formii-
leerde. . ,He, who is giddy, thinks the world turns round”,
zegt Shakespeare ergens. Ishet niet eerder zo, dat wie over
de draaiende aarde denkt, duizelig wordt?

N.V. KONINKLIJKE

NEDERLANDSCHE

ZOLiTINDUSTRIE

Boekelo – Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van

zoutzuur (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor

chloorbleekloog

natronloog, caustic soda.

DOCUMENTAIRE

ACCREDITIE VEN

INCASSEERINGEN

OP BINEN- EN

BUITENLAND

250 VE,STIGINGEN

IN NEDERLAND

ROTTERDAMSCHE

BANK

1L

S

CASSA’

KASSIERSINSTELUNG

OPGERICHT IN 1806

•;14

1 1 tcll:tS.

HEERENGRACIIT 179 • AMSTERDAM.0

CONSOLIDATED

NATURAL GAS COMPANY

(Opgericht op 21 juli 1942 onder de wetten von de
Stoot Delaware)

Gevestigd te Wilmington.

Ondergetekenden berichten, dat zij van rjdag. 24
lIaart 1950 af ter Beurze van Amsterdam, door bemid-
deling van de heren

Coffeng & Co.
L. J. Boef
en Mandersloot
&
de Bruijn

zullen doen verhandelen


Certificaten aan
toonder voor vijf Gewone Aandelen met een nominale waarde van $ 15.— per aandeel in
bovengenoemde vennootschap, uit té geven door Admi-
nistratiekantoor , ,Interland” NV., gevestigd te Am-
sterdam, op de voorwaarden vastgesteld bij akte dd. 8 Februari 1950, verleden ten overstaan van Notaris
W. Straub te Amsterdam.
• De eerste koers zal, rekening houdend met het ter
B
,eurze van Amsterdam voor certificaten van Ameri-
kaanse aandelen bestaande agio, worden vastgesteld
op basis van de slotnotering der aandelen te New York
d.d. 23 Maart 1950. De notering te New York bedroeg op
16 Maart j.l. $ 45% per aandeel.
De opneming der certificaten onder Rubriek II in de
Prijscourant van de Vereeniging voor den Effectenhandel
te Amsterdam is aangevraagd.

Exemplaren van een Bericht en afdrukken van de
administratie-voorwaarden zijn ten kantore van onder-
getekenden verkrijgbaar, alwaar ook een exemplaar van
het laatste jaarverslag van de Consolidated Natural Gas
Company ter inzage ligt. –

ROTTERDAMSCHE BANK N.V.
LABOUCIIERE
&
CO. N.V.

Ams ter dam, 18Maart1950.

Koninklijke

Nederlandsche

Boekdrukkerij

H. A. M. Roelants

Schiedam

-1

DEZE WEEK:

De Nederlandse Antillen

* Iedere week
zeer
veel nieuwe gevraag4 offertes

en aanbiedingen
van
binnen- en buitenland.
Plaats voor export een aanbieding in de rubriek

‘TRADE OPENINQS.

Abonnementsprijs f15.— per laar

KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM

Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit
s, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummet
van dezelfde week worden opgenomen.

22 Maart; 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

223

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK..

Prof. Dr F.
A.
G.
Keesing,
Stabiele of fluctuerende wissel-

koersen? (1).

Een doorbreking van het handelspolitieke bilateralisme

is dringend noodzakelijk. Afschaffing van het tweezijdige

con tingenteringssysteem leid t echter onvermijdelijk tot

het optreden van bilaterale onevenwichiigheden in’ hèt

betalingsverkeer; deze zijn slechts aaniaardbaar indien de

transferabiliteit der bij de liberalisatie betrokken va1ut’a’,

kan worden hersteld, zodanig, dat ieder land slehts

behoeft zorg te dragen voor zijn
totale
betalingsbalans-‘

evenwicht en dat het de thans zo belangrijke bilaterale

evenwichten volledig kan veronachtzamen. 1-let; probleem

is daarom, of de huidige wisselkoersen voor de bovenbe-

doelde liberalisa tie cum mul tilateralisatie een bevredigende
grondslag bieden, en’, zo neen, langs welke weg een zodanig

stelsel van koersrelaties kan worden, tot stand gebracht.

De vraag, in hoeverre vrije koersvorming geacht kan

worden de weg te banen, die leidt tot liberalisatie van de

handel op basis van een gemultilateraliseerd betalings-

verkeer, zâl in een volgend artikel worden beantwoord.

Prof. Mr
J.
G. Koopmans,
Nogmaals: het aanbod V. V.R.A.

en L.V.V.S.

Sedei’t de publicatie van de artikelen over bovengenoemd

aanbod in ,,E.-S.B.” van 25 Januari, 1 en 8 Februari

jl. hebben de ge’beui’tenissen in dit opzicht niet stil gestaan.

Verschillende nieuwe feiten hebben zich sindsdien voor-

gedaan, teiwijI er bovendien in de pers nog verschillende

beschouwingen verschenen, waaronder de artikelen van

Prof. Meyers in het Alg. Handelsblad en de beschouwing

van Di’s E. Katan in ,,E.-S.B.” van 1 dezer. Dit; alles

tezamen gaf schx. aanleiding tot het maken’ van enkele

nadere kanttekeningen bij zijn vorige uiteenzettingen. Zo
worden o.a. de nieuwe vermogensopstclling V.V.RA., de

beweerde jmparitas cred itorum”,
de
cessie-crediteuren

en de verhouding tussen geld- en effectencreditèuren

en de koerscorrectie voor effecten ter sprake gebracht.

Prof. Mr C. W. dc Vries,
Regeling aan de rechtspositie aan

het staatsbedrijf der P.T.T.

Het wetsontwerp tot regeling van de rechtspositie van

het staatsbedrijf der
ÏD.T.T.
brengt, ondanks de officiële

verzekering van het tegendeel, een belangrijke wijziging

in de praktijk van ons begrotingsrecht. Deze wijziging

is niet gewenst. \Vordt dit punt door de Regering terug-

genomen, dan is de baan vrij om deandere vijzigingen,

door het wetsontwerp van 1 November 1947 voorgesteld,

spoèdig door te zetten.

Mr N. H. Wiarda,
De tegemoetkoming in de oorlogsschade

aart roerende goederen (II).

Na in een vorig artikel (zie ,,E.-S.B.” van 8 Maart ji.)

td hebben nagegaan, welke tegemoetkomingen in de oorlogs-

schade in de Wet op de Materiële Oorlogsschaden zijn

voorzien t.a.v. roerende goederen, welke tot een bedrijf

behoren of tot het uitoefenen van een beroep dienen,

wordt thans nagegaan, Welke
tegemoetkomingen
zijn

voorzien m.b.t. bet huisraad en de niet tot een bedrijf

behorende rberende goedei’en van rechtspersonen en niet-

rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen.

SOM1ÇIAIRE.

Prof. Dr F. A. G. Keesing,
Les cours du change stables
ou
‘flucticants? (1).

La suppression de la politique commerciale bilatérale
est d’une nécessité urgente. L’abolition des systèmes de

contingentement entre deux partenaires conduit inévitable-
ment au déséquilibre bilatérale des coinptes de paiement;

,cet état de choses est acceptable è condition que la

liberté’ du transfert des devises puisse être rétablie de

sorte qua chaque pays ne doit plus s’occuper que de

l’équilibre du total de ses accords dc’ paiernent et qu’il puisse négliger complètement ses soucis résultant des

écjuilibres bilatéraux. Le point de savoir dans quelle ‘mesure la libre formation -des cours peut stimulei’ la
libération du commerce sur la base de comptes d6 paiement

multilatéraux, sera traité dans un article prochain.

Prof. Mr J. G. Koopmans,
A nouveau l’offre du V. V.R.A.
t
etdelaL.V.V.5.

Depuis la puhlication,dans l’,E.-S.B.” des 25janvier,let

8 février des articles de l’auteur susdit, plusieurs nouveaux

faits se sont produits et différents commentaires ont

éLé formulés. L’auteui’ ajoute quelques remarques ‘margi-
nales d ses exposés précités.
,

Prof. Mr C. W. dc Vries, Règleinent de 14 pos ition juridique
de l’administration des P.T.T.

Le projet de bi relatif au règlement de la position
juridique de l’administration des P.T.T. introduit, maigré

la dénégation officielle, une importante modification dans
la pratique du droit budgétaire. Cette modification n’est
pas souhaitable.

Mr N.
A.
Wiarda,
L’indemnisation des dommages de guerre
aux biens ineubles (II).

L’auteur vérifie les indemnités prévues par la bi sur

les dommages de guerre en faveur des mobiliers et des
hiens meubles, qui ne font pas partie d’une entreprise,.
et appartenant i des associations investies ou non de la
personalité civile. –

SUMMARIES.

Prof. Dr
F. A. G. Keesing,
Stable or fluctuating ratés of
exchange? (1).

It is urgently necesary that the bilateral ti’ade policy
should be broken ‘througk. Abolition of the two-sided
quota system will, howevei-, inevitahij’ lead to bilateral
disequilibriums in payments, which – are only acceptable

if transferabiiity of the currencies concerned -can he
restored in such a way that each country only has to take

care of
total
equilibrium in its balance of payments, \vith

complete disiegard of bilateral equilibriums. The question
as to vhat extent free rates of exchange may dear the
way towards liberalization 6f trade on the basis bf multi-lateralized paments will be answered in a second article.

Prof. Dr J.
G. Kooptnans,
Once more: the liquidation propo-
sals made by V.V.R.A. and L.V.V.S.’

Since the publications contained in ,,E.-S.B.” of Jan.
25th, Febi’. ist and 8th 1950, new facts have dëveloped,
which have induced the writer to add some further notes
to his previous reviews.

Prof. Dr C. W.
de Vries,
Regulation of the legal status of
the State Postal, Telegraph and Tele phone Service.

The bill governing the legal status of the State Postal,
Telegraph and Telephone Service will, although officially
denied, cause an important and undesirable change in the’
practical application of Netherlands budgetary legislation.

Dr
N.
H. Wiarda,
VVar damage compensation with regard
to personal property (II).

The writer examines the compensations covei-ed by
the law in repect of fuiniture and non-industrial property
belonging to corporations and private associations.

`

q]w,w)P,
wr’-r’

224

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

22 Maart
1950

STABIELE OF FLUCTUERENDE

WISSELKOERSEN?

De devaluatie van het pond sterling in Sèptenher
1949
heeft niet slechts geleid tot een ingrijpende herziening

van het tot dat momentbestaande complex van wissel-

koersen. De omstandigheid, (lat het Engelse besluit binnen

enkele dagen een lawine van koerswijzigingen vermocht

te ontketenen, de kennelijke labiliteit van een valutastelsel
dat uitdçukkelijk als stabiel was aangeduid, de weinig

bevredigend4 criteria op grond waarvan in het algemeen

de hoogte der onderscheiden devaluatiepercentages werd

bepaald, zij hebben alle de vraag doen rijzen, of het gel-

dende systeem van internationale samenwerking op valuta-

gebied w’ëllicht ten principale wijziging behoeft.

De recente monetaire geschiedénis heeft een merkwaar-

dige opeènvolging vertoond van perioden, gedurepde

welke stabiele en fluctuerende wisselkoersen elkander
afwisselden. In
1914
bezweek onder de druk der oorlogs-
omstandigheden het stelsel, dat gedurënde meer dan

veartig jaren tot aller tevredenheid had gefunctionneerd.

De overgang naar een systeem van wisselende koersen
was destijds geenszins gebaseerd op een wijziging in de
inzichten omtrent hetgeen als de meest gewënste organi-
satie van het internationale valutasysteem moest worden

beschouwd. Algemeen wenste men niet liever dan het

beproefde en betreurde stelsel zo spoedig mogelijk in ere
te herstellen. – –

De diepgaande verstoringen op monetair gebied maakten,
dat men eerst omstreeks
1925
tot de vooroorlogse normali-
teit kon terugkeren. De vreugde was echter van korte
duur. De crisis van
1929
demonstreerde, dat de hei’wonnen
stabiliteit haar noodzakelijke fundamenten ontheerde.
Tussen
1931,
en
1936
werd de gouden standaard volledig
geliquideerd en ten tweede male vervangen door een
stelsel van schommelende wisselkoersen. Ditmaal was de

nieuwe oriëntering wèl van principiële aard. Onder de
indruk van de voortwoekerende depressie trachtte ieder

land in de eerste plaats orde te stellen op eigen zaken,
zonder zich gebonden te achten door de beperkingen, die

een stelsel van vaste wisselkoersen onvermijdelijk aan de
nationale conjunctuurpolitiek oplegde. De tol, die voor de
bedongen vrijheid moest worden betaald, bestond evenwel
in een toenemende ontwrichting van het internationale

betalingsverkeer, met name veroorzaakt door een bij wijze
van wedloop bedreven voortschrijdende valu tadepreciatie..
1-let uitbreken van de tweede wereldoorlog veroorzaakte
een effect, dat precies tegengesteld was aan datgene wat
zich in
1914
had voorgedaan: de stabiliteit der koers-
verhoudingen werd hersteld, ditmaal op grondslag van
een stëlsel van valutarestricties. De tweede terugkeer
naar vaste koersen werd meer geïnspireerd door over-
wegingen van opportuniteit dan door een herziening van de principiële inzichten, dieaan de internationale samen-
werking ten grondslag lagen.
Toen men in
1944,
tijdens het overleg van Bretton
Woods besloot de koersstabiliteit als stelsel te continueren,
werd hiermede uitdrukkelijk toegegeveii, dat de inter-nationale ongebondenheid der vooroorlogse jaren niet
de resultaten had opgeleverd, die men er destijds van had
verwacht. Het inzicht zegevierde, dat de noodzakelijke
reconstructie slechts op de grondslag van internationale
samenwerking kon worden ter hand genomen. Deze

samenwerking vereiste een herstel van de discipline dp
valutagebied. Ieder land zou moeten beschikken over een
vaste valutapariteit; wijzigingen in de eenmaal vast-
gestelde koersvei’houding zouden slechts onder bepaalde

omstandigheden (in
,
geval van ,,fundamental disequili-
brium”) en met inachtneming van duidelijk omschreven

regels mogen w’orden tot stand gebracht. Dit is de status
quo, en onder dit régime zijn de onderscheiden koers-
w-ijzigingen van September
1949
tot stand gekomen.

rih
ans
rijst, zij liet voorshands aarzelend, de vraag, of

het aanbeveling zou verdienen voor de vijfde maal in
35
jaar over stag te gaan, en 0f wellicht de afschaffing der

koersstabiliteit opnieuw zou moeten worden overwogen.

Welke argumenten liggen ten grondslag aan hetgeen op

het eerste gezicht als wispelturigheid zou kunnen worden
beschouwd?

De accentverschuiving, die men op ‘dit ogenblik kan

waarnemen, berust stellig niet op het inzicht, dat het pad
der geordende internationale samenwerking op valuta-

gebied zou moeten worden -verlaten ten gunste van een

ongebreid eld economisch nationalisme. Er bestaat dus
in ieder géval een duidelijk verschil tussen de toestand
van nu en die van omstreeks 1933,
toen men zich bepaalde-
lijk van de knellende handen van die samenwerking

wenste te bevrijden. De vraag, zoals die thans wordt op-
geworpen, is er eerder een van doelmatigheid. Zij hangt

samen met de technische werking van het valutastelsel,
dat sedert
1945
heeft dienst gedaan, en met de moeilijk-

heden, die zich te dien aanzien scherper beginnen af te

tekenen. De bedoeling is niet de internationale samenwer-

king af te schaffen, maar veeleer haar beter te organi-
seren.

Toen in
1945
de onderscheiden landen aan het Inter-nationale Monetaii’e Fonds hun pariteit moesten mede-

delen, was voor de mçeste hunner de vooroorlogse conti-

nuïteit grondig verstoord. Er bestond in een ‘aantal ge-

vallen geen gevestigde koersrelatie waarbij men op een

of andere wijze kon âanknopen. De nieuw te fi&eren koers

kon dus eerderworden beschouwd als een uitgangspunt
vooi’ de te ondernemen reconstructiepolitiek dan als de
constatering van een op dat tijdstip bestaande economi-
sche realiteit. In Nederland is na de bevrijding vrijwat

critiek uitgeoefend op de aanvankelijk vastgestelde
dollarkoers, op grond van het argument, dat deze aan de

destijds bestaande koopkrachtspariteit onvoldoende recht

zou doen wedervaren. De toenmalige economische ver-
houdingen waren echter dermate verwrongen, dat het

toch reeds moeilijk hanteerbare begi’ip , ,koopkrachts-
pariteit” iedere reële inhoud miste. Onder de gegeven

omstandigheden kon men zich troosten met de gedachte,

dat de nieuwe ko’erst’erhoudingen voorshands uitsluitend
dienst ‘zouden doen ten behoeve van een dooi’ de Overheid,
op strikte wijze geleid handels- en betalingsverkeei’.
Hetzelfde standpunt werd blijkbaar gehuldigd’ door de

Board van het Interndtionale Monetaire Fonds, die, hoewel
hij de bevoegdheid bezit met ieder land over de aange-
melde pariteit in dscussie te treden, alle officieel opge-
geven koersverhoudingen zonder commentaar aanvaardde.
Op grondslag van dit stramien van koersrelaties konden dus tegelij kertijd de reconstructiepolitiek dci’ afzonder-
lijke landen alsook de wederaanknoping van de relaties
in het internationale handels- en dienstenverkeer worden
ter hand genomen.
**
*

1-let ligt niet’ in de bedoeling in dit bestek een overzicht

te geven van de vele en grote moeilijkheden, die zich op
het gebied van het internationale betalingsverkeer ge-

durende de laatste vier jaren hebben voorgedaan.
1-let is veeleer van belang na te gaan, welke de belangrijkste
eigenaardigheden zijn van de Europese monetaire situatie
op dit moment, omdat met name op grond van de
1
actuele
omstandigheden de overgang naar een gewijzigd stelsel
van wisselkoersbepaling in sommige kringen als wenselijk
wordt beschouwd. De voornaamste kenmerken van de
toestand van het ogenblik kunnen als volgt worden
samengevat.

Het einde van het thans lopende Marshall-jaar markeert
een keerpunt in de Amerikaanse hulpverlening. Na 1
Juli
1950 zullen de Europese landen slechts mogen rekenen
op een dollarliulp die snel minder wordt en die in ieder
geval op 1 Juli
1952
zal verdwijnen. Bovendien wordt

1
.
ul

1.
22 Maart 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

225

or van Amerikaanse zijde naar gestreefd de resterende

hulp in zodanige vorm te versliekken, dat zij een bijdrage

vormt tot de totstandkoming van een monetair systeem
dat ook na medio 1952 op eigen krachten zal kunnen

voortbestaan.
Hoewel de E.C.A.-hulp zonder de geringste twijfel de

econoni ische posities der onderscheiden landen heilzaam

heeft beïnvloed, heeft zij tot versteviging van de Europese
economische samenwerking tot dusverre weinig bijge-

dragen. 1-Jet uitblijven van deze samenwerking heeft in

Amerika teleurstelling en wrevel gewekt. De Amerikaanse

autoriteiten hebben niet nagelaten er op te wijzen, dat
speciaal op dit gebied op korte termijn spectaculaire
resultaten moeten worden tot stand gebracht, indien

Europa zich van de voortzetting der hulpverlening tot

1 Juli 1952 wenst te verzekeren.

De pogingen om in Europees verband tot grotere samen-
werking te’ geraken, werden langs verschillende wegen
ondernomen. Iii de eerste plaats hebben cle O.E.E.C.-
landen 50 pCt van hun onderlinge handelsverkeer, op

basis van het verloop gedurende 1948, van quantitatieve

restricties bevrijd, indien inmiddels een bevredigende

regeling voor het intra-Europese betalingsverkeer tot
stand komt, zal dit percentage vr 1 Juli a.s. tot 60
woi’den opgevoerd. Tegelijkertijd zijn besprekingen gaande
nopens de opheffing van beperkingen inzake het diensten-
en kapitaalopbrengstenverkeer (de zgn. , ,invisibles”),

terwijl’de vraag in hoeverre de bestaande douanetarieven
de effectieve bevrijding van het handeisverkeer belernme-
ten, in studie is genomen.

In de tweede plaats wordt door de O.E.E.C. onderzocht
langs welke w’eg de Eiropese landen hun onderlinge
betalingsverkeer kunnen multilateraliseren. Aanvanke-

lijk leék het of op dit gebied een belangrijke mate van
overeenstemming kon worden geconstateerd, maar nader
bleek dat er’ nog diepgaande verschillen van mening
zullen moeten worden overbrugd. De betrokken bespre-
kingen worden voortgezet, maar een voorspelling omtrent
haar resultaten kan op dit moment nog niet worden ge-

geven.
In de derde plaats is men, uitgaande van de stelling,
dat de besluiten geldende voor de gehèle O.E.E.C. de
neiging hebben nooit verder te gaan dan aanvaardbaar is
voor het land met de slechtste economische positie, over-
gegaar
I
tot onderhandelingen teneinde te geraken tot
regionale groeperingen. ,De filosofie van het regionalisme
berust op de verwachting, dat een beperkt aantal landen
hun samenwering wellicht aanzienlijk verder kunnen
ontwikkelen dan mogelijk is binnen de cornplete groep.
Zou een daartoe strekkende poging succes opleveren, dan zouden zich binnen’ de O.E.E.C. bepaalde kernen
kunnen vormen, waarbij- de overige landen zich eventueel
op een later tijdstip zouden kunnen aansluiten. Een
regionaal accoord tussen Engeland, Zweden, Denemarken
en Noorwegen nopens enige aspecten van het onderlinge
betalingsverkeer dier landen (,,Uniscan”) is inmiddels
tot stand gekomen. Besprekingen, .die •gevoerd worden
tussen Frankrijk, Italië, België, Luxemburg en Nederland
(,,Finebel”) hebben nog niet tot definitieve conclusies

geleid.
De Amerikaanse aansporing tot liberalisatie, het
nieuwste Parijse wachtw’oord, komt stellig niet op een ongelegen tijdstip. In een aantal Europese landen is de
interne economische situatie zover geëvolueerd, dat de
dwingende nationale overwegingen, die aanvankelijk tot
aanvaarding van het handelspolitieke bilateralisme
noopten, veel van haai- betekenis hebben verloren. Deze
ontwikkeling manifesteert zich in het feit, dat binnens-
lands de inllationnistische lendenties geheel of in hoofd-
zaak zijn beteugeld, terwijl in samenhang daarmede het
globale betalingsbalansevenwicht (hetgeen niet per se
inhoudt het evenwicht met het dollargebied) wordt
benaderd. Er bestaat dus ongetwijfeld van Europees

standpunt alle aanleiding om waar dit mogelijk is (le

knallende handen van het hilateralisme te slake;. Neder-
land speelt op dit gehiêd een actieve rol, en is bereid in

het Europese verkeer aan een vèrgaande mate van multi-
lateralisatie zijn medewerking te verlenen.

De opruiming van de bilaterale handels- en betaijngs-

belemmeringen, hoezeer noodzakelijk en gewenst, stelt
echter op monetair gebied nieuwe problemen aan de

orde; het is met name in dit verband, dat het strijdpunt

vaste of fluctuerende wisselkoersen” zin actuele betekenis
verkrijgt. –

Het is zonder nadere toelichting duidelijk, dat de eerder
vermelde overwegingen, die in 1945 de keuze van tamelijk
willekeurige wisselkoersen rechtvaardigden, niet langer
aanwezig zijn. De wisselkoers, die aanvaardbaar is als

uitgangspunt voor een van overheidswege in dle tails
gedirigeerde reconstructiepolitiek, zich voltrekkende op

de grondslag van bilaterale accoordverhoudingen, is niet
noodzakelijk dezelfde als diegene, die past hij het huidige

economische klimaat. Van èen tot in onderdelen geleide

economische politiek is in vele Europese landen reeds
sedert geruime tijd geen sprake meer, terwijl een toene-

mende neiging tot afschaffing van het gecontingenleerde
internationale liandelsverkeer valt waar te nemen. De
vraag rijst derhalve: welke koersverhoudingen passen’ hij
de huidige oriëntering, en, indieh deze koersen niet in
overeenstemming zijn met de bestaande pariteiten, hoe
moeten zij dan worden bereikt?

Bij de analyse van dit l)rohleern kan men zich uiteraard
niet losmaken van de koersherzieningen, die in de maand
September 1949 zijn tot stand gebracht. In de maanden,

die aan de devaluatie van het pond voorafgingen,
was het geleidelijk duidelijk geworden, dat de toen be-
staande pariteiten in verscheidene gevallen ondem’ druk

stonden. In de eerste plaats gold dit de verhouding van
de meeste Westeuropese valuta’s ten opzichte van de
dollar, maar bovendien waren ook diverse Europese
pariteiten onderling ,,out of step”. De devaluatie van het
pond werd met name uitgevoerd teneinde de verhouding
tussèn sterling en dollar te normaliseren. De maatregelen,

die verscheidene andere landen naar aanleiding van het
Britse besluit namen (of nalieten te nemen) bewerkstellig

den echter, dat ook de relaties tussen een aantal West-
europese valuta’s onderling wijziging ondergingen.

De modaliteiten van deze devaluatielawine lokten in brede kring commentaar uit. De Bitse maatregel kwam
stellig niet onverwachts, maar de hoogte vkn het Engelse devaluatiepercentage vormde allerwegen een verrassing. Doordat Engeland ieder overleg achterwege had gelaten,
waren de overige regeringen gedwongen op de kortst
mogelijke termijn haar eigen standpunt te bepalen, zonder
dat zij’ op haar beurt haar actie konden afstemmen op
hetgeen elders te zelfder tijd werd overwogen, lIet gevolg
was, dat het nieuwe stelsel van koersrelaties tot stand
kwam zondem’ – coördinatie en zonder dlat men zich had
kunnen beraden over de vraag, of de nieuwe vet-houdingen
vdor de Europese samenwerking gunstig waren of schade-
lijk.

1

let gevoel van onhehaaglijkheid, Waarin de algemene
devaluatie Europa achterliet, werd versterkt door het feit,
dat Engeland de devaluatie van het pond aandiende
als een maatregel, die niet voor herhaling vatbaar zou
zijn. De Britse autoriteiten hadden lang gedraaId en hadden
tenslotte aan de devaluatie van het pond een zeer ingi’ij-

pend karakter gegeven, om daarmede des te duidelijker
te demonstreren, dat de nieuwe sterlingkoers bestemd
was om met de uiterste kracht te worden verdedigd.
Onder deze omstandigheden werd onvermijdelijk de
vraag opgeworpen, op welke wijze men de zekerheid zou
kunnen verkrijgen, indien te eniger tijd mocht blijken dat de ongecoördineerde koei’sherziening niet het ge-wenste effect zou sorteren, dat tenslotte juiste wissel-
koersen zouden worden tot stand gebracht.

r

226

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Maart 1956

Op dit moment is het stellig nog niet mogelijk over de

verdiensten van de sinds enige maanden gewijzigde pan-

teiten een definitief . oordeel uit te sprekén. Algemeen

is men geneigd af te wachten, hoe het internationale

handelsverkeer zich onder invloed der nieuwe koersver-

houdingen zal ontwikkelen, en grosso modo kan men vast-

stellen, dat de huidige pariteiten, ook in hetintra-Europese

verkeer, realistischer zijn dan haar voorgangstèrs. De vraag

is hiermede ten ‘principale echter niet opgelost. Wat staat

er te gebeuren, indien in de loop der komende maanden
duidelijk mocht worden, dat hij de huidige koersverhou-

dingen sommige spanningen voortbestaan of nieuwe
spanningen optreden?

1-let probleem, dat op kort termijn om oplossing

vraagt, kan als volgt worden samengevat. Algemeen

wordt toegegeven, dat een doorbi’eking van het handels-
politieke bilateralisme als dringend moet worden be-

schouwd. Afschaffing van het tweezijdige contingente-
ringsysteem leidt echtei’ onvermijdelijk tot liet optreden
van bilaterale onevenwichtigheden in het betalingsverkeer;

deze zijn slechts aanvaardbaar indien de transferabiliteit

der bij de liberalisatie betrôkken valuta’s kan worden
horsteld, zodanig dat iedei’ land slechts behoeft zorg te
dragen voor zijn
totale
betalingsbalansevenwicht en dat

het de thans zo belangrijke bilaterale evenwichten volledig
kan veronaclitzamen. Le vraag is daarom, of de huidige

wisselkoersen voor de hovenbedoelde liberalisatie cum
multilateralisatie een bevredigende grondslag bieden, en,

zo neen, langs welke weg een zodanig stelsel van koers-
relaties kan worden tot stand gebracht.

Indien de jongste, ongecoördineerde pariteitsherzie-
ningen niet ‘tot het gewenste ‘resultaat mochten leiden,
bestaat er weinig reden om aan te nemen, dat een her-
haalde golf van koerscorrecties (indien cie landen al tot

overweging daârvan bereid zijn) daartoe wèl zou bijdragen.

Op grdnd daarvan poneert men in sommige kringen,
dat men langs de weg van een reeks onderling onafhanke-
lijke souvereine maatregelen nimmer het gestelde doel

zal bereiken. De noodzakelijke multilateralisatie van het

internationale betalingsverkeer zou slechts kunnen

worden verwezenlijkt, indien de regeringen bereid zijn

om de onderscheiden valuta’s in staat te stellen onder de

invloed van de werking van vraag ei’i aanbod haar eigen
niveau te zoeken. De bedoeling van deze opvatting is
dus niet het ontketenen van een nieuwe depreciatiewedloop,
maar veeleer ‘het ontwerpen van een procedure, die ge-
schikt is on’i aan, het in het accoord van Bretton Woods

belichaamde stelsel van internationale valutadiscipline
zijn effectieve vorm te geven. In hpeverre kan vrije koers-
vorming geacht worden de weg te banen, die leidt tot
liberalisatie van de handel op bâsis van een gemultilate-
i’aliseerd betalingsverkeer?

Deze vraag zal in een volgend artikel worden be-
antwoord.

“s-Gravenhage.

Prof. Dr
F. A.
G. T4EESING.

NOGMAALS: HET AANBOD V.V,R.A.

EN L.V.V.S.

Sedert de publicatie van mijn artikelen over boven-

genoemd aanbod in dit weekblad, nu’ ca anderhalve

maand geleden, hebben de gebeurtenissen in dit opzicht
niet stilgestaan. De volgende nieuwe feiten hebben zich
sindsdien voorgedaan:

a. de schriftelijke en mondelinge gedachtenwisseling
in de Eerste Kamer over I’Ioofdstuk VII B der Rijks-
begroting (Financiën), in de loop waarvan de Minister
-een verlengingvan de termijn voor de aanvaarding van
het aanbod heeft bekend gemaakt;
de pleidooien – afzonderlijk ‘voor L.V.V.S. op 13

Februari en voor V.V.R.A. op 6 Maart jl. gehouden –

in de voor de Afdeling Rechtspraak van de Raad voor het

Rechtsherstel aanhangige app61zaken tegen het aanbod,

van – welke pleidooien in de pers uitvoerige uittreksels
zijn verschenen;

de ter gelegenheid vn deze pleidooien vap de zijde

van het Beheersinstituut overgelegde nieuwe vermogens-
opstelling van V.V.R.A. per 31 December 1949;

een door beheerders gepubliceerde nadere verduide-
lijking van de opvatting der Regering omtrnt de positie

der cessie-crediteuren (avondbladen van 9 Maart jl.).
Bovendien zijn er in de pers nog verschillende be-

schouwingen verschenen, waaronder ik in het bijzonder

vermeld de – ook in brochurevorm verschenen
1) –

artikelen van Prof. Meyers in liet Alg. I-Iandelsblad, als-

mede debeschouwingen van Drs E. Katan in,,E.-S.B.”
van 1 dezer
2).
Dit alles tezamen geeft mij aanleiding tot
liet maken van enkele nadei’e kanttekeningen bij mijn
vorige uiteenzettingen. –

De niedwe Qermogensopstelling V. V.R.A.

Allereerst volgen hier de herziene cijfers van V.V.R.A.

per tilt. December 1949, in dezelfde verkorte vorm waarin

ik in mijn eerste artikel de oorspronkelijke cijfers – per
ult. 1948 – heb weergegeven; de verschillen met deze
vroegere cijfers zijn tussen haakjes achter iedere post

vermeld. (Alle bedragen ook ditmaal in millioenen guldens,
met afronding tot op f0,5 mln).

Activa.
Direct realiseerbare activa (posten
1, 2,
4, 6
en
7)

.,.,.,,,.,.,..,.,,,,’…,.,,,

94,5

(— 40,5)
Diverse activa en debiteuren (posten 5,
10,
11,
12 en
18)

,,..’…,.,,,,,,,,….,.,

5,5

(+

1,5)
Vordering op de Staat wegens kampen
(post 3)

……………………….5,5

(

Oflv.
In Duitsland verloren geraakte staatsobli-
gaties (post
8) ‘)
………………,,,

1

(+

1

Uitbetaald aan erkende crediteuren (post
9)8)
43

(+ 43
Buitenlandse effecten en vorderingen (posten
13 t,e.m.
17)

……………………

P.M.

(
onv.
)

Passiva.


149,5

(+ 5

Schulden aan
L.V.V.S.
(posten
19
en 20)

108

(— 2

Overige crediteuren (Post
19)
…………
142,5

(+

2

250,5

( onv.

‘) Vgl. d& overeenkomstige post
hij L.V.V.S.
ad f21,5 mln; zie
van 25 lanuari
ji.
Uitkering van
30
pct. ingevolge circulaire van October 1948,
geschied in de loop van 1949.

De belangrijkste mutatie, vergeleken bij de vorige op-
stelling, is de vermindering van de direct realiseerbare

activa als gevolg van de inmiddels plaatsgevonden hebben-
de voorlopigo uitkering ad 30 pCt aan de erkende credi-
teuren. Op zichz’elf brengt deze mutatie uiteraard in de
verhouding tussen activa en passiva geen verandering.
Intussen blijkt daarnaast —gedeeltelijk tengevolge van een
gunstiger waardering van bepaalde activa, gedeeltelijk door

andere oorzaken, waaronder vermoedelijk ook een zeker
bedrag aan revenuen over 1949 – het totaal der activa
rond f 5 mln méér te bedragen dan in de vorige opstelling,
trwijl aan de passiefzijde enerzijds een post van 12 mln ten behoeve van L.V.V.S. is komen te vervallen, ander-

zijds ‘de post ,,overige crediteuren” met een ongeveer
gelijk bedrag is gestegen. 1-let totale tekort, aanvankelijk groot f 106 mln, is derhaltre tot f 101 mln gedaald, en het
uitkeringspercentage, dat zonder extra-bijdrage van de
Staat mogelijk zou zijn, is daarmede gestegen tot59,6 pCt, dus m.a.w. vrij dicht genaderd tôt dat van de aan crediteu-

ren aangeboden definitieve uitkering ad 60 pCt. Anders uit-‘
gedrukt: de exti’a-bijdrage van de Staat’in deze boedel
blijkt slechts ca f 1 mln in plaats van de, uit de aanvanke-

•’) Ook de artikelen van schrijver dezes in dit weekblad zijn in-
middels in brochurevorm verschenen (Uitg. Kon. Ned. Boekdr.
H. A. 31.
Roelants, Schieclam).
) Een brochure van 31r
W.
Wentholt ga ik hier stilzwijgend voor-
bij. aangezien diens beschouwingen
op
een
te
groot aantal elementaire
misvattingen berusten, dan dat een discussie hierover enig nut
zou
kunnen afwerpen.

22 Maart 1950

1
ECONOMISCH-STATISTISCHE’BERICHTEN

227

lijke cijfers af te leiden, f6 mln te bedragen: een feit,

waarop ook van andere zijde – ‘op zichzelf uiteraard

volkomen terecht – reeds is gewezen. Tegenover de te
dezer zake gegeven minder welwillende commentaren

(waaraan zelfs het vermoeden is verbonden, dat de

werkelijke eindcijfers nôg wel eens ‘gunstiger, en,daarmede

de ,,bijdrage” van de Staat nog geringer, zo niet negatief
zou kunnen blijken te zijn) moge echter als meer voor de

hand liggende verklaring worden gesteld, dat de Staat

bij het doen van het oorspronkelijke aanbod vermoedelijk

reeds gerekehd heeft met de mogelijkheid van een zekere
speling in de cijfers pei’ uIt. 1948
i9
de thans gebleken
orde van grootte, en slechts om deze reden het gegarn-
deerde uitkeringspercentage op 60 pCt in flaats van op
58 pCt heeft gesteld. Dit komt ook geheel overeen met het

bij meer dan één gelegenheid – o.a. in het Eerste Kamer-

debat – van regeringszijde ingenomen standpunt, dat de

Slaat met het aanbod in wezen niet anders bedoeld heeft
dan het geven van een
garantie,
in welk kader derhalve
een min of meer substantiële extra-bijdrage
in de boedel
V. V.R.A.—
in tegenstelling tot L.V.V.S., iaar tegenover
deze bijdrage een offer in de vorm van afstand van rechts-

herstelaanspraken verlangd wordt – slecht zou passen.

Van de boedel L.V.V.S. kon nog geen nieuwe vermogens-
opstelling worden overgelega, hetgeen, gezien de veel
omvangrijkei’ ‘ en ingewikkelder administratie van di
lichaam, geen verwondering behoeft te wekken. De wijzi-
gingen in de cijfers van V.V.R.A. hebben op die van

L.V.V.S. slechts een betrekkelijk geringe invloed; de
activa zulleii hier nl. 60 pCt van f 2 mln, dus ruim 1 1 mln,
minder
t
worden, terwijl aan de andere kant de passiva met f 2 mln zullen dalen
3);
in het vroeger berekende
mogelijke ui tkeringspercentage (zonder extra-bijdrage)
ad 63 PCI komt hierdoor praktisch geen verandering.

In de geconsolideerde verniogensopstelling van beide
lichamen tezamen – zie mijn artikel van 25 Januari —
zou het totaal der activa volgens de thans bekende ge-
gevens stijgen tot f 235 mln (tevoren 230) en dat der passiva onveranderd f 381 mln blijven bedragen; het
totale tekort zoti dientengevolge dalen tot ,f 146 mln,
het gemiddelde dekkingspercentage zou ca 62 pCt be-
lopen (tevoren ruim 60 pCt) en de maximale bruto-bijdrage
van de Staat bij algehele aanvaarding van het aanbod
rond f18 mln (tevoren f23 mln), w’aarvan f17,5 mln.

ten behoeve van de L.V.V.S.-rediteuren en ca f 0,5
mln ten behoeve van de ,,externe” V.V.R.A.-crcditeuren

De beweerde , , imparitas èreditoruni”.

Over dit punt kan ik, na mijn vroegere uiteenzettingen,
ditmaal zee!’ kort zijn. Bij de pleidooien is over dit onder-
werp van weerszijden nog het nodige gezegd, en het woord
is thâns aan de Afdeling Rechtspraak. Ik moge daarom
hier volstaan met’ een twee Cal constateringen: ten eerste, dat de ,,vcl6 leden” dci’ Eerste Kamer, die zich aanvanke-
lijk in het Voorlopig Verslag achter de bekende brief van de vijf hoogleraren hadden geplaatst, zich. klaarblijkelijk
hebben laten overtuigen door het ministeriële tegenbetoog in
de Memorie van Antwoord, waarvan de zakelijke stekking
in hoofdzaak dezelfde was als die van mijn artikel van
1 Fehruarijl. ; bij de daarna gehouden mondelinge gedachten-
wisseling is althans over dit punt met geen woord me&r
gerept. En ten tweede, dat ook Pi’ôf. Meyers in zijn latere
artikelen en zijn brochure in het geheel niet mcci’ over een
,,imparitas”
ten laste van deniet-aanvaarders
spreekt, maar
alleei nog ovér een z.i..onbillijke verdeling van de extra-

3)
De bij V.V.R.A. lager geraamde verplichting wegéns zoekge-
raakte effecten ad f 2 mln berust fl1. op de veronderstelling, dat voor
&cze effecten – evenatsfvoor de in mijn artikel van 25 Januari
besproken staatsfondsen t.z.t. duplicaten zullen kunnen worden
afgegeven, waardoor dan tevens een dienovereenkomsttge schuld
an L.V.V.S. aan haai’ crediteuren zal komen te vervallen.

bijdrage van de Staat
over de verschillende groepen aan-
vaarders,
hetgeen iets geheel ander is; zijn betoog luidt
nl. thans aldus, dat de Staat, indien hij niet tegenover de

cessie-crediteuren ‘onnodig vrijgevig zou zijn geweest,

tegenover de dooi’ hem verwachte bate uit de over te
di’agen rechtsherstelaanspraken een hoger aanbod aan de

overige crediteui’en – met name dus aan de oorspronke-
lijke effectejicrediteuren – had kunnen doen.

Nogmaals: de cessie-crediteuren.

Zowel het door Prof. Meyers hieromtrent opgemerkte
als het reeds genoemde am’tikel van de heer Katan nopen mij, ‘op deze quaestie van de cessie-ci’editeuren,w’elke de

bi’on van veel misverstand blijkt te zijn, nog iets nader

in te gaan. Beide schrijvers gaan er kennelijk van uit,

dat behalve de reeds bestaande cessie-crediteuren ook zij,
die dit – niet slechts tijdens de tei’rhijn voor aanvaar-

ding van liet aanbod, maar ook na afloop van die termijn –

nog lulleii woi’den, van de gunstige voorwaai’den van het
aanbod kunnen profiteren. In mijn artikel van 8 Februari
heb ik er reeds op gewezen, dat dit volstrekt niet zonder
meer vaststond, maar dat in dit opzicht tal van onzeker-

heidsfactoren bestonden. Toegegeven moet intussen
worden, dat de tekst van de ooi’spronkelijke circulaire
van beheerders op dit punt aanleiding tot misverstand
kon geven, waarvan o.a. ook de heer Katan de dupe

blijkt te zijn geworden: Nadat hiei’op ter gelegenheid van
de pleidooien
01)
13 Februari eveneens was gewezen,
hebben beheerdei’s – gelijktijdig met de bekendmaking

van de verlenging van de aanvaardingsterniijn
4)
– op
dit punt, op verzoek van de’ Regering, een aanvullend
commentaar gepubliceerd, waaruit thans’ duidelijk blijkt,
dat na afloop van de termijn aanvaarding alleen nog
mogelijk zal zijn door hen, die
door omstandigheden
van hun vil onafhankelijk
niet eerder hebben kunnen
opkomen, en dat daartoe in het algemeen
niet zullen
worden gerekend zij, tegen wie né die datum een vonnis
tot teruggave van een of meer effecten aan de vroegere
bezitter(s) zal w’oideb uitgesproken. De omstandigheid,
dat een terecht gevraagd i’echtshei’stel zijn beslag nog niet heeft gekregen – of, zoals Mi’ Veegens het bij zijn

pleidooi ietwat drastischer foi’rnuleerde, dat, de tegen-
woom’dige bezittei’ van-het effect ,,het liedje van verlangen
heeft gezongen” – is, aldus de mededeling van beheerders,
in het algemeen
niet
van de wil van deze ‘tegenwoordige
bezitter onafhankelijk. De tegenwoordige bezitters, die
in deze l:ositie verkeren, en clie menen, in liet ergste geval
nog altijd op de gunstige condities van liet aanbod te kun-
nen terugvalleh,’ mogen zich dit voor gezegd houden.

Inderdaad bestaat er dus voor hen, zoals ik reeds in mijn
artikel van 8 Februari stelde, alle aanleiding om thans
te ovérwegen, of zij er niet beter aan doen hun positie
veilig te stellen door nog tijdig binnen de termijn voor het
aanbod vrijwillig rechtsherstel aan te bieden; weliswaar

bestaat de mogelijkheid, dat een zodanige transactie,dan
niet meer véér 1 Juni volledig haar beslag kon krijgen,
maar dkt zou dan mi. inderdaad aan ,,een omstandigheid
buiten hun wil” zijn’ toe te schi’ijven.
Afgezien van dit mogelijke rechtstreekse belang voor
1

de tegenivoordige bezitters-in-zwakke-positie, heelt dale
zaak echtèr voor de beoordeling van het aanbod als
geheel ook nog een andei’e kant. Immers, het verwijt,
dat de cessie-crediteuren naal’ verhouding te gunstig
wprden behandeld, en vooral hel argument, dat dit de
Staat, resp. de overige ci’editeuren-aanvaardei’s – uiteraard
nooit de niet-aanvaarders, wier positie immers door het

‘)
Deze termijn loopt thans tot 1 maand na de uitspraak in de
aanhangige revisie-zaak betreffende het -regelmatig beursverkeer
(de zgn. ,,clode-mus-procedure”), doch uiterlijk tot t Juni ek. In
de bedoelde revisie-zaak zal op 4 April as, voor de Afdeling Recht-
spraak worden gepleit,

228

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Maart 1950

1-

aanbod materieel niet slechter kan worden
5) –
grote
sommen zal kosten, verliest hierdoor veel van zijn kracht.
In dit vërLand is interessant het door Mr Veegens in zijn

pleidooi namens het Beheersinstituut gonoemde bedrag
van het totaal der tot dusver geëffectueerde cessies uit
hoofde van effectenvorderingen, ni. f 3,6 mln (met in-

begrip van koerscorrectie), d.i. slechts L pCt van het

totale passief van de boedel en nauwelijks meer dan 2

pCt van het totaal der effectenvorderingen (zie beneden).
Zelfs al zou men aannemen, dat de zwakke broeders”

onder de tegenwoordige bezitters in groten getale dc
hierboven bedoelde, in het communiqué van beheerders

verscholen, wenk ‘ter harte nemen, kan dus nauwelijks

worden verwacht, dat het aantal der cessie-crecliteuren,

die van de voor hen gunstige condities van het aanbod

zullen kunnen profiteren, ooit in de tientallen procenten
zal kunnen lopen, waarmede dus aan de te, dezer zake

geuite kritiek, althans quantitatief gezien veel van haar
betekenis ontvalt.

De eerhouding tusse geld- en ejfectencrediteuren en de
koerscorrectie t’oor e//ecten.

Behâlve het reeds genoemde cijfer van f 3,6 mln voor
cie cessie-crediteuren, is bij het pleidooi inzake L.V.V.S.

namens het Beheersinstituut nog een ander belangrijk

gegeven genoemd, nl. de globale verhouding tussen het
bedrag der effectenvorderingen en dat van de geldvorde-

ringen. De effectenvorderingen zouden volgens deze mede-

deling, zonder de in mijn artikel van 1 Februari jl. uit-
voeriger besproken’, ,koerscorrectie”, globaal genomen twee

derde gedeelte, en met inbegrip van deze koerscorrectie
drie vierde gedeelte van het totaal der pssiva bedragen;
in absolute cijfers komt dit uit op rond fl.50 mln effecten-

vorderingen exclusief koerscorrectie (met inbegrip hiervan

f 175 mln) en rond f 65 mln geldvorderingen. Aan deze
cijfers kan ik bovendien nog een gegeven toevoegen, dat

ik aan een mededeling van beheerders ontieen en met hun
goedvinden hier vermeld, nl. dat het totale bedrag van
de koerscorrectie ad 1′ 28 mln (volgens de vermogens-

opstelling per uit. 1948) uiteenvalt in twee posten van

enigszins verschillende aard, nl. f 6 mln, wélke betrekking

hebben op een verbeterde boeking van de door L.V.V.S.
in hezettingstijd
in werkelijkheid onioan gen
opbrengsten
– tilt is dus een bedrag, dat onder alle omstandigheden tot
het passief van de boedel zal behoren – en f 22 mln wegens

de bedragen, waarmede’ de geüniformeerde koersen pel’

4November 1947 (volgens liet gewijzigde artikel 59 van het
Besluit Herstel Rechtsverkeer) de werkelijk ontvangen opbrengsten te boven gaan.

Met betrekking tot deze laatste post ad f 22 mln blijft liet voorlopig onzekér, of zij, afgezien van het aanbQd,

tot de passiva van de boedel moet worden gerekend;
zoals ik in mijn vorig artikel uitvoeriger uiteenzette, is
dit afhankelijk van de uitleg, welke de rechtsprekende

flat liet aanbod inderdaad zo moet worden uitgelegd, dat de garantie van cle Saat ook de niet-aanvaarders tegen ,,aantastirig’
van dc boedel door de uitkeringen aan de aanvaarders dekt, is,
voor zover het reeds niet reeds uit de circulaire zelf bleek (aldus mijn opvatting in mijn artikel van t Februari) te allen overvloede
door de Minister in zijn schriftelijke antwoord en zijn mondelinge
dupliek aan cle Eerste Kamer nog eens uitdrukkelijk bevestigd: nu hierop de aanvaarding van de begtoting met inbegrip van de
desbetreffende melnoriepost is gevolgd, kan dus worden gezegd,
dat ook de wetgever aan deze, overigens voor de hand liggende en
redelijke, interpretatie van de garantie zijn goedkeuring heeft ge-
hecht. liet argument van de ,,aantasting” van de boedel is dan ook
mi. zelfs formeel gesproken niet juist (materieel zeker niet!); immers,
zelfs al ontvangen de aanvaarders ook hun aandeel in de extra-
bijdrage in eerste instantie uit gelden van cle boedel, dan ontvangt deze toch voor het aldus ,,teveel” betaalde
op
het
zelfde
ogenblik
in
de plaats hiervan een gelijkwaardig ander aclief in de vorm van een
garantievordering op de Staat. Er vindt dus inderdaad niets anders
plaats dan een mutatie in de
soort
der activa; en zelfs een in de
grond zeer onbelangrijke,. nl indien men bedenkt, dat de liquide
acitva, welke volgens deze redenering zouden worden ,,aangetast’,
zelf ook weer voor zeker 90 pCt uit directe of indirecte voriirriflgen
op die zelfde Staat bettaan!

instanties aan de omvang der schadevergoedingsplicht ex

artikel 59 zullen geven. Aangezien dit punt ook bij de recen-

te pleidooien ter sprake is gebracht, is het zelfs mogelijk, dat

de Afdeling Rechtspraak hierover bij de binnenkort te ver-

wachten uitspraak over het aanbod zelf incidenteel een be-
slissing zal geven, zodat het in dit stadium weinig doelmatig

schijnt, ‘de verschillende in dit opzicht bestaande moge-

lijkheden verder quantitatief uit te werken. Voor het

ogenblik volsta ik dus met es’ op te wijzen, dat, hoe ook de

beslissing ten deze moge luiden, deze m.i. in geen geval
kan leiden tot de door de heer Katan getrokken conclusie,

dat de extra-bijdrage voor de oorspronkelijke effecten-
crediteuren in w’erkelijkheid niet meer dan ca 3 pCt – het

verschil tussen de door hem berekende mogelijke uit-

kering van ca 67 pct en de 70 pCt van het aanbod – zou.

bedragen. Indien hiertoe aanleiding blijkt te bestaan,
stel ik mij voor na de uitspraak nog nadei’ op dit quantita-

tieve aspect terug te komen.

Niet-opkomende rechthebbenden

Tenslotte nog een enkele opmerking over een punt,

waaromtrent eveneens veel misverstand blijkt te bestaan,
t.w. de saldi der crediteuren, die uiteindelijk niet zullen

opkomen. De heer Katan beperkt zich hieromtrent tot
een in vragende vorm gestelde opmerking. Van verschil-

lende andere zijden is echter meer of minder positief
beweerd, dat de Staat zich door het aanbod onredelijker-

wijze de baten zou verschaffen, welke anders, ten gevolge

van dit niet-opkomen van crediteuren, aan de mede-credi-
teuien, zouden toevallen. Deze redenering is onjuist. Im-
mers, ook zondei het aanbod zouden, volgens de normale

regelen van het burgerlijk recht in zake vorderingen an on-
bekenden (Consignatiekas 1) en onbeheerde nalatenschappen,
de vorderingen en andere activa, waarvoor zich na afloop

van alle daarvoor gestelde termijnen niemand zou melden,

aan de Staat toevallen. Fiet aanbod verschaft aan de Staat
dus geen enkel voordeel, waai’op deze niet, ook afgezien

hiervan, vroeger of later aanspraak zou kunnen maken.
De boedels als zodanig – m.a.w. de mede-crediteuren

– zouden hiervan volgens de bestaande regelen in geen
geval hebben kunnen profiteren.

‘s-G ravenhage.

J. G. KOOP3[ANS.

REGELING VAN DE RECHTSPOSITIE

VAN HET STAATSBEDRIJF DER P.T.T.

Moet het \vetsontwerjD, hij de Staten-Generaal ingediend
bij Koninklijke Boodschap van 1 November 1947
1),

sirekkende tot regeling van de rechtspositie van het
staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie,,

worden ingetrokken? 1-let antwoord moet bevestigend
luiden, wanneer het bedrijf zelf schade lijdt door het feit,
dat de parlementaire behandling van dit wetsontwerp stokt. Die schade is reeds in zoverre aanwijsbaar, dat
in het wetsontwerp ook belangrijke plannen zijn helichaamd,
welke met de meeste spoed konden worden verwezenlijkt,
wanneel’ niet een hegrotingskwestie van principiële be-
tekenis het afdoen van het wetsontwerp van 1 November
1947 blijkbaar belemmerde.
,,Blijkhaar”, want het Voorlopig Verslag der Tweede
Kamer, waarin vele bezwaren tegen het wetsontwerp
werden geuit, verscheen reeds op 18 Maart 1948. Het is nu
?miaart 1950. Dit Verslag bleef tot heden, dus twee jaar,
onbeantwoord. En zulks ondanks het feit, dat de leden
der Tweede Kamer algemeen van oordeel waren, dat het P.T.T.-I3edrijf thans goed functionneert en dat ,,alle lof”
voor de huidige bedrijfsvoering op het officiële papier
tot duidelijke uitdrukking werd gebracht.
Aan die lof moet iets worden toegevoegd. D&rtoe wordt
hier een poging gedaan ‘Wordt het wetsontwerp inge-

‘)
Zitting
1947-1048,
no. 636.

22 Maart 190

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

229


1

trokken, dan
it
de baan vi’fj voor liet verwezenlijken

van belangrijke plannen,, welke niet liggen op het be-

grotingsgebied. Maar dat begrotingsgebied is juist de

moeilijkheid.

6
* *
*

Eerst worde de feitelijke tand van zaken vermeld.

Bij dewet van 7 April 1949, Staatsbiad J. 168
2),
werd

weer, naar oude regelmaat, de b6groting van de PTT.,

ditmaal voor het jaar 1949, vastgesteld, zulks dit keer

zonder dat het bij de Staten-Generaal ingediende regeriigs-

ontwerp door een amendement van cle Tweede Kamer

as gewijzigd. Er waren geen moeilijkheden. Ook vobr
volgende jaren zijn die niet dreigende.
Op de artikelen 1, II en III van het ontwerp is practisch
geen alnendement van de Tweede Kamer mogelijk
3).

De hij het wetsontwerp echter gevoegde ,,staat” van

begrotingsonderdelen, betreffende de baten en lasten,
is ook een deel van het w’etsontwerp, dat bestemd is in
het staatsbiad te worden opgenomen. Zulks is ook telken

jare geschied. Die ,,staat” behoeft dus de goedkeuring
der Staten-Generaal. Op ,de getallen en
op
de onder-
werpen, in cle ,,staat” genoemd, zijn dus amendementen
van de Tweede Kamer mogelijk. Vandaar de mogelijkheid

voor klachten van ambtelijke zijde over de nuttigheid
of de wenselijkheid van eventueel in de Tweede Kamer
bij amendement aangebrachte wijzigingen. Onze Tweede
Kamer maakt daarvan werkelijk geen misbruik
4).

**
*

J3ij Koninklijke Boodschap van 1 November 1947 werd
het bovengenoemde wetsontwerp op cle rechtspositie
van de P.T.T. ingediend, vergezeld van een Memorie van Toelichting, waarbij duidelijk werd gehiaakt, dat

een herziening van de algemene Bedrijvenwet gewenst
was. Maar dat zou tijd kosten! En dus zeide Minister Neher, in zijn Memorie van Toelichting op het wets-

ontwerp-rechtspositie P
.
T
.
rr
.:

Zonder in bijzonderlfe(len te vervallen op welke verschillende
punten dc toepassing van de geldende comptabele wetten in dc
practijk tot moeilijkheden aanleiding geeft, kan in het algemeen
de aandacht er op worden gevestigd, dat een herziening van de
l3edrijvenwet gewenst is. Een zodanige wijziging zal aan voorhe-
reicling en verdere uitwerking nog zeer veel tijd vergen. Het verdient
mitsdien aanbeveling om op korte termijn op dit punt incidenteel
te voorzien nu toch een wettelijke regeling ten aanzien van
P.T.T.
moet worden getroffen ter vervanging van de bestaande tijdelijke
regeling, welke uit de hezettingstijd dateert. Afgezien hiervan is
liet bovendien de vraag of een algemene regeling, als vervat in een
algemeen geldende Bedrivenwct, uit baar aard ivel de meest toe-
passelijke kan zijn voor afzonderlijke bedrijven, die onderling een
totaal verschillend bedrijfskarakter en onderling afwijkende be-
hoeften bezitten.
Het komt de ondergetekende met het oog, hierop alleszins ge-
rechtvaardigd voor, indien – in afwachting van een algehele
herziening – een ‘afzonderlijke regeling itiet betrekking tot het
beheer van een op de voorgrond tredend Staatsbedrijf in de practijk
wordt getoetst. De ervaring, hiermede opgedaan, kan t.z.t. een
nuttige bijdrage vormen voor een algehele herziening. Het wordt
wenselijk geacht ccii beheersregeling in het leven te roepen, die
aan het bedrijf meer zelfstandigheid kaft verlenen dan thans op grond van de meergenoemde Bedrijvenwet mogelijk is”.

‘) Waarom zou toets het Departenient van ,Tustitie volharden,
hij het jaarnumnier van het Staatsblad ook nog een letter te voegen? NadeLondense tijd heeft dit geen gJeda zin meer. isditsleur? Hetjaar
1950
kreeg de letter:
K.
Loopt Nederland zo het alphabet af? En
dan later een jaartal niet A.A.
Hoe lang gaan wij dan hiermede
nodeloos
(1001′?
9 Dc
artikelen der wet luiden
Artikel
1
De begroting van het staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en
Telefonie voor het dienstjaar
1949
wordt vastgested zoals deze is
aangegeven op de hij deze wet behorende staat.
Artikel
II
Op alle artikelen der lasten van afdeling 1 kan uit elk artikel
worden af- en overgeschreven.
Artikel
III
Voor de bedragen, geboekt in cle rekening en verantwoording,
bedoeld in artikel
5,
lid
2,
van Verordening
No. 67/1941,
als lasten
(Ier exploitatie, onderscheidenlijk als kapitaalsuitgaven, genoemd in de artikelen
5,
lid 1,
sub
1,
en
6,
lid
1,
sub
d
en e, van de Be-
drijvenwet
1928
(St(tatsbtad
No. 249),
blijft bij het onderzoek der
Algemene Rekenkamer het bepaalde in de laatste zinsnede van
artikel
79,
sub
a,
der Comptabiliteitsivet
1927
(Staatsblad
No. 259)
buiten toepassing.
4)
Men bedenke eens, welke lastige parlementaire bemoeienis in
Zwlterland wordt ondervonden bij het beheer van liet staatsbedrijf
der spoorivegen. Slechts een zeer enkele maal werd in onze Kamer
een amendement op de begroting van het PTT-bedrijf aangenomen.
Het debat daarover is echter telkenjare belangrijk, ook dit jaar
(zie de Kainerstukken voor de begroting voor
1950,
Memorie van
Antwoord, Maart
1950).

Dit is toch duidelijke en eenvoudige taal.

Waai’om maakte nu de Tweede Kamer zo veel bezwaar?

Waarom verschijnt de Memorie van Antwoord niçt? De
conclusie schijnt gewettigd, dat liet democratiscli-parle-
mentaire stelsel hier toch slecht werkt. Men komt toch

niet verder door eenvoudig het wetsontwerp nu twee

jaar – te.laten liggen.

In beginsel wil het wetsontwerp de positie van de

Staten-Generaal ten deze niet wijzigen. De Minister
schreef:

,,Overigens moge de aandacht er op worden gevestigd, (lat in dc
bevoegdheden van de Staten-Generaal ten aanzien van de beoor-deling van het PTT-bedrijf door het aanhangige ontwerp generlei
wijziging wordt beoogd. De eindcijfers van de PTT-begroting
immers zullen worden opgenomen bij cle begroting betreffende liet
Ministerie, onder hetwelk liet bedrijf ressorteert, zodat aldus de
Staten-Generaal de volledlige gelegenheid blijven behouden om in
onderling overleg met de Regering van gedachten te wisselen om-
trent het ter zake gevoerde beleid, alsmede om klachten en even-
tule desiderata naar voren te brengen”.

Generlei wijziging? Dit is het punt.

Worden de verbeteringen, welke het wetsontwerp

beoogt ten aanzien van de rechtspositie van dit staats-bedrijf aan te brengen, in liet staatsblad geplaatst, dan
zal de winst van dit bedrijf in de begroting van liet de-
partement, \vaarondei’ de P.T.T. ressorteert
5
), in één
post worden opgenomen, welke de uitslag van het gehele
gevoerde beleid bij de P.T.T. over het afgelopen dienstjaar

onderwerpt aan de goedkeuring der. Staten-Generaal. De
,,Staten-Generaal krijgen éénf getal ter vaststelling v56r
zich. ‘

Is dit nu ,,generlei wijziging” of,. is dit een revolutie
op begrotingsgebied?
De
rr\veede
Kamer bracht een moeilijk te lezen Voor-
lopig Verslag uit. Ei’ werd tot ondersteuning yan liet
ontwerp dooi’ vele leden waardering uitgesproken in
zoverre de strekking daarvan past in’ het kader van de
huidige ontwikkeling tot publieki’echtelijke bedrijfsorga-
nisatie en functionele decentralisatie van de siaafstaak.
Is dit wel juist? De grote rijksdiensten en -bedrijven, de
pi’ovinciale en gemeentelijke bedrijven passen juist zeer
moeilijk in de nu ondei’tussen aangenomen wet
01)
de
‘P.B.O. Niemand ontkent de behoefte aan zelfstandig-
heid van een bedrijf, dat f 800 nln omzet, behoudens
het toezicht dci’ Staten-Generaal. Wordt die zelfstandig-
heid aan de bedrijven der openbai’e lichamen dooi’ de
P.B.O. gelaten? Dan verandert er althans niets. De vraag is nu, of inderdaad in liet wetsontwerp een
gelukkige middenw’eg is gekozen: méér vrijheid voor het
P.T.T.-bedrijf enerzijds en niet algehelé onttrekking aan

de contrôle dci’ Staten-Generaal anderzijds.
Is het voor de Staten-Generaal voldoende, dat één
eindcijfer wordt opgesteld in de Middelenwet, afdeling: Verkeer en Waterstaat?
In de Memorie van Antwoord ‘zou dus deze vraag
bevestigend moeten worden beantw’oord. Er moet dan
op worden gewezen, dat’ alle ‘bedrijfscijfers, welke hebben
geleid tot de goedkeuring dci’ begi’oting door de Minister
van Verkeer en Waterstaat
6)
onder de stukken aan de
Staten-Generaal zullen worden overgelegd. Niets wordt
aan de Staten-Generaal onthouden. De Tweede Kamer
der Staten-Generaal kan het cijfer wijzigen. Daartegen
‘kan het bedrijf zich niet verzetten. 1-let zou dan de taak
van liet bedrijf ‘zelf zijn, om, met erkenning van liet
nieuwe cijfer, de begroting dienovereenkomstig te wijzigen.

6)
Tbans het Departement van Verkeer en Waterstaat. Flet
wetsontwerp
1947-1948, No. 636,
droeg de handtekening van drie
Ministers, met als eecste ondertekenaar de Minister van Weder-
opbouw en Volkshuisvesting, oud-directeur-generaal van de
PTT.,
zijnde dus een minister-deskundige als geen ander.
6)
Het ivetsontwerp roept deze bevoegdheid van de Minister
(artt. 10 en
11)
inderdaad in het leven, terwijl de Algemene Reken-
kamer (art.
12
v’kn het ontwerp) het toezicht houdt op het geldelijk
beheer van het bedrijf.
Art.
14
zegt: ,,De zuivere winst wordt door liet Rijk genoten”. De Middelenwet, afdeling: Verkeer cii’ ‘Waterstaat zal deze post
dus vermelden.

230

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Maart 1950
Deze redenering is echter niet geheel juist. Wanneer de

Tweede Kamer het bedoelde eindcijfer wijzigt, doet de Ka-

nier dat hij een amendement, waarbij wordt toegelicht,

welke wijziging wordt begeerd. FIeel Nederland en ook de

Minister en de administratie weten, welke
wijziging
in het
beheer van de P.T.T. door de Tweede Kamer vrdt he-

geerd. Men weet, welke daad met de wijziging van de

begrotingspost wordt afgekeurd. De Tweede Kamer mengt

zich dan inderdaad in hct beleid van het bedrijf.

De directeur-geheraal van het bedrijf en de Minister

kunnen dus niet zeggen, dat zij nu verder met inachtneming

der gewijzigde begrotingspost, het beheer naar beste

weten zullen voeren. Neen, zij moeten met- de grond
van het amendement rekening houden. Anders zoude

langs een omweg toch weer tegen de bedoelihg van de

Tweede Kamer worden ingegaan. En .dat gaat niet.

Met andere woorden, de thans voorgestelde wijziging

van de behandeling van de begroting helpt het bedrijf

allerminst aan meer vrijheid dan nu bestaat. De gebonden-

heid aan de wensen der Tv’eede Kamer blijft precies

gelijk. . .
**
*

Tot nu toe werd van de veronderstelling uitgegaan,
dat de invlbed van de Staten-Generaj. op het vaststcllen

van de iinst van het bedrijf een wezenlijke bétekenis
zoude kunnen hebben voor de gestie van het bedrijf.

Dit is ook het uitgangspunt vân het wetsontwerp. Een

ontwerp van wet aan de Staten-Generaal een zekere be-
voegdheid gevende, zal aan dit hoge collége toch niet

een macht toekennen, die niet te gebruiken is. Daarom
een vraag. Thans w’ordt de begroting voor 1950 vast-
gesteld door een wet van ongevëer April 1950. Maar
wanneer is de winst van het P.T.T.-bedrijf over 1950

vastgesteld? Eerst moet de rekening over 1950 door de

Minister van Financiën zijn goedgekeurd. Wordthet dan
niet 1952 of 1953 véérdat de Staten-Generaal tenslotte

in de uiteindelijke gelegenhëid worden gesteld de winst

vast te stellen? En heeft dan de beslissing van het parle-
rfient nog praktische betekenis voor de gestie van de

P.T.T.? Dât wordt een moeilijk geval, waarover in het

•Voorlopig Verslag van Maart 1948 niet w’ordt gesproken.

Is dus deze wijziging in de invloed van de Tweede Kômer
niet een revolutie in ons begrotingsrecht? De bedoeling
– is, dat er niets principieels wordt veranderd. Dit gebeurt
echter wel.
A

Maar dan is er ook geen enkele reden om de voorge-‘

stelde begrotingsw’ijzïging te wensén. In de Memorie
van Antwoord – tenzij ‘het wetiohtwerp 1947-1948
no. 636 geheel wordt ingetrokken – ware de wijziging
in de methode van het behandelen der begroting van

het bedrijf van de P.T.T. terug te nemen.
Is deze moeilijkheid opgelost, doordat teruggekeerd
wordt tot het nu geldende’begrotingssysteern, dan kunnen
hèel wat belangrijke pldnnen op ander gebied, krachtens
dit ontwerp 1947-1948, No. 636, aanhangig; worden ver-
wezenlijkt, die nu nog maar steeds moeten blijven liggeii.

**

Een laatste opmerking. In het Voorlopig Verslag vn
Maart 1948 wordt door enkele Kamerleden geklaagd,
dat de Algemene Rekenkarner zich in zake de materie
van dit wetsontwerp heeft gewend met een schrijven aan

•de Staten-Generaal. –
Is dit een onderwerp van een klacht van een lid van de
,Staten-Geûeraal? Is juist deze bevoegdheid aan de Alge-
mene Rekenkamer niet gegeven ten einde het parlement
zelfstahdig in te lichten? Wensen dze Kamerleden alleen de ‘eer te genieten doorde Regering te worden ingelicht?

Buigen deze Kamerleden alleen voor ambtelijke regerings-
stukken? -.
De Stat wordt slecht gekend. Zelfs door Kamerleden.
Hoe kan men elders beter verwachten?

Rotterdam.

C. W. DE VRIES.

DE TEGEMOETKOMING IN DE OORLOGS-
SCHADE AAN ROERENDE GOEDEREN,

111),

Huisraad.

Tot het huisraad rekent de wet alle niet tot de uitoefe-
ning van een bedrijf of beroep dienende roerende goederen

van natuurlijke personen, voor zover zij tot een bepaalde

huishouding behoren, daartoe behoord hebben of bestemd

zijn daartoe te gaan behoren, dan wel binnen de persoon-

lijke sfeer van de getroffene vallen. Een geheel andere

en tevens ook veel ruimere omschrijving dan die van
art. 571 B.W.

De tegemoetkoming in de oorlo’gsschade aan huisraad valt uiteen in twee gedeelten, nI. de bijdrage, voorzien in
de Eerste Uitvoeringsbeschikking van liet vervallen Besluit

op de Materiële Oorlogsschaden 1945, nader aan te duiden

als bijdrage, en een toeslag op deze bijdrage (art. 10).
De bijdrage wordt als volgt berekend.

Voor zôver het de verloren gegane of onherstelbaar

beschadigde goederen betreft, wordt de voor die goederen

bestede aankoopprijs in aanmerking genomen, verminderd
met een redelijk bedrag ioor afschrijving, met dien ver-

stande echter, dat het schadebedrag niet beneden de

op 9 Mei 1940 geldende verkoopwaarde mag komen. Over-

dadige luxe wordt ook hier buiten beschouwing gelaten.

Zijn de verloren gegane of onherstelbaar beschadigde

goederen van meer luxueuze aard dan nodig is voor ‘een
ddelrnatig gebruik, dan wordt er bij de bepaling van het

schadebedrag van uitgegaan, alof andere, voor liet zelfde
doel bruikbare, doch eenvoudige en tevens deugdelijke
goederen verloren zijn gegaan of beschadigd zijn.
Be”paalde giiederen, o.a geld en geldswaardige papieren,

dranken, rookartikelen en aidere genotmiddelen, alsmede

goederen zonder haidelswaarde, worden bij de bepaling
van het schadebedrag buiten beschouwing’gelaten.

Een aantal andere goederen, welker bezit op een zekere

Överdaad ivijst, bijv. bontmaniels, sieraden en andere

kostbaarheden, tafelzilver, pleiziervaartuigen, verzame-
lingen e.d., zijn ondergebracht in zekere categorieën. Voor

een dergelijke categorie mag in totaal niet meer dan een

bepaald’ bedrag in aanmerking worden genomen.

Zo mag bijv. voor pleiziervaartuigen met toebehoren,
automobielen, rijtuigen, paarden en andere voorwerpen,
behorende tot een speciale liefhebberij in totaal niet meer
dan f 400 in aanmerking worden genomen.

In geval van herstelbaré schade ijordt liet bedrag der
werkelijke herstelkoten in aanmerking genomen, doch
niet meer dan liet schadebedrag bij algeheel verlies.

De bijdrage in de huisraadschade wordt vastgesteld per
gezin, niet per hoofd.

Zij is gebonden aan een zeker maximum. Dit maximum
is afhankelijk van de huurwaarde van de door het ge-
troffen gezin bewoonde woning of, als de schade op een
schip is geleden,’ van de grootte en het type van dat schip.

Bovendien wordt het voor elk inwonend gezinslïd, dat
de leeftijd van zes jaren nog niet had bereikt met f150

• en voer elk ander inwo’nend gezinslid met f 250 verhoogd.
Alle leden van het gezin, behalve het gezinshoofd en
diens echtgenote, worden daarbij als inwonende gezins-

• leden beschouwd. Een in Groningen woonachtig gezin van
vier personen, man, vrouw en twee kinderen, waarvan één

boven en één onder de zes jaren, zal bijv., als het een.
huur van 1 600 per jaar verwoonde, op geen hogere bijdrage
aanspraak kunnen maken, dan op ‘f6.375 +
f250
+
f 150 = 1 6.775.

/

Boven de bijdrage wordt een toelag verleend. Zij wordt
vastgesteld op de uitkomst van de formule:

‘) In het eerste artikel, gepubliceerd in„E.-S.B.” van 8 Maart
ji., werd nagegaan, welke tegemoetkomingen in de wet zijn voorzien
ten aanzien van de beroeps- en bedrijfsuitrusting, de handels- en
bedrijfsvoorraden en de vaartuigen.

rT1rrr’7

22 Maart 1950

,

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

231

basisbedrag
x
kernfactor
x
beschadigingsfactor
x’
prijs-

stijgingscoëfficiënt.
Het basisbedrag vertegenwoordigt practisch gesproken

de waarde van het verloren gegane of onherstelbaar be-
schadigde huisraad op 9 Mei 1940, zij het, dat de luxe-
artikelen en de boven gememoreerde aan bijzondere maxirna

gebonden categorieën van goederen op dezelfde wijze in

het basisbedrag zijn verw’erkt als in de bijdrage, dus door

uit te gaan van eenvoudige, doch deugdelijke artikelen,
bruikbaar voor hetzelfde doel en bedoelde categorieën

tot ten hoogste die bijzondere maxim,a in aanmerking

te nemen. T-let hasisbedrag, de waarde per 9 Mei 1940 dus, wordt
vermenigvuldigd met de kernfactor.

De kernfactor geeft aan, welk gedeelte van het huisraad

als strikt noodzakelijk moet wôrden beschouwd.
Voor de lage huurwaarden en kleine schepen is Zij 1.
Zij daalt met de stijging van de huurwaarde en de grootte

van het schip en stijgt met de grootte van het gezin. Zij

komt niet beneden de 0,6.
Na cle vermenigvuldiging van het basisbedrag met de

kernfactor heeft men de beschikking over de waarde
per 9 Mei 1940 van het strikt noodzakelijke huisraad.

De beschadigingsfactor geeft aan in welke mate schade
is geleden. Bij algeheel verlies bedraagt zij 1. Uit sociale
overwegingen is zij, ongeacht de grootte der geleden schade,
ook voor de lagere huurwaarden en de kleinere schepen op

1 gesteld. In alle andere gevallen is zij een breuk, die de

verhouding bedoelt weer te geven van hét verloren gegane
tot het totale huisraad.
Door toepassing van de beschadigingsfactor wordt be-

reikt, dat naar mate de schade groter is, de toeslag een
groter percentage van de waarde per Mei 1940 der ver-
loren gegane goederen uitmaakt. Er is dus sprake van een

zekere progressie, die daarin haar oorzaak vindt, dat de
zw’aarder getroffenen voor grotere aanschaffingen staan
en daarom meer moeten bijpassen dan de minder zwaar
getroffenen.
Tenslotte dê prijsstijgingscoëfficiënt. Deze vertegen-
woordigt het verschil tussen de prijsindex van het jaar,

waarin de bijdrage is vastgesteld en de prijsindex van
1940. De prijsindex van 1940, 1941 en 1942 bedraagt één,

die van 1943 anderhalf en die van 1944 en volgende

jaren twee. . –
Indien de bijdrage in 1945 is vastgesteld, bedraagt de
prijsstijgingscoëfficiënt één
r(twee
min één).
Voor de lagere huurwaardefi en de kleinere schepen
bedragen de toeslagen dus in het algemeen 100 pCt van de
w’aarde per Mei 1940 van het verloren gegane huisraad,
want zowel de kernfactor, als de beschadigingsfactor als

de prijsstijgingscoëfficiënt zijn in die gevallen één.
Toeslagen beneden f 50 worden niet beschikbaargesteld.
Bijdrage en toeslag tezamen bedragen niet meer dan
tweemaal het bedrag der bijdrage, doch ten hoogste

f 11.250, vermeerderd met 1300 voor elk inwonend ge-
zinslïd onder de 6 jaar en 1500 voor elk inwonend gezins-
lid van 6 jaar of ouder.
Tenslotte worden bijdrage en toeslag in geval van alge-
heel verlies, d.Nv.zI indien het verlies 75 pCt of meer van
het op schade-datum aanwezige huisraad bedraagt, te-
zamen in ieder geval op f 1.250 gesteld. /

Niet tot een bedrijf behrende roerende goederen van rechts-personen en niet-rechtspersoonlijkheid bezittende erenigingen.

1-let gaat hier voornamelijk om de roerende bezittingen
van allerlei verenigingen, stichtingen, genoo Lschappen e.d.
Blijkens art. 10, lid 18, heeft de Directeur van het Bu-
reau van het Commissariaat voor Oorlogsschade het in
zijn macht te bepalen, dat terzake van de aan doz6 roe-
rende bezittingen geleden oorlogsschade al of niet een
bijdrage zal w’orden verleend. Een aanspraak op een
bijdrage bestaat ei- dus niet.
Besluit genoemde Directeur echter een bijdrage toe te

kennen, dan wordt het schadebedrag op dezelfde wijze
vastgesteld als de bijdrage in de oorlogssëhade aan be-

roeps- en bedrijfsuitrusting en, indien het vcorraden be-

treft, als de bijdrage in de oorlogsschade aan handels- en
bedrij fsvoorraden.

Dat wil nog niet zeggen, dat zonder meer een bijdragè
tot het dusdanig vastgestelde schadebedrag zal worden

verleend. FIet is ook mogelijk, dat de bijdrage slechts een

gedeelte van dat bedrag zal omvatten of, dat zij welis-
waar het volle bedrag omvat, maar onder zekere voor-

waarden wordt toegekend. – –

De in de wet aan voornoemde Directeur verleende
bevoegdheden berustten onder de wérking van het vôér
de totstandkoming der wet geldende Besluit op deMate-
riële Oorlogsschaden 1945 bij het Commissariaat voor

,Oorlogsschade, een uit vijf leden bestaand niet-ambtelijk
college met een ambtelijke secretaris. –

Dit college heeft de belanghebbende verenigingen, stich-

tingen, gnootschappen ed. onderverdeeld in drie cate-
gorieën, een categorie, die niet v
r
oor een bijdrage in aan-
•merking komt, een categorie, die slechts voor bepaalde,
voor de vervulling harer functie essentiële goederen een

bijdrâge ontvangt en. een categorie, die voor al haar
roerende bezittingen ,vaaraan oorlogsschade is toegebracht,
een bijdrage ontvangt.

Tot de eérste categorie behoren o.a. de landverraderlijke
instellingen, tot de tweede de sfortverenigingen en tot
de derde de kerkgenootschappen.

Dat de hierop in het verleden gebouwde praktijk zal
worden omgebogen, lijkt weinig waarschijnlijk.

Floewel dit zeker niet direct de bedoeling is geweest,
valt het o.i. niet te ontkennen, dat, als eenmaal een bij-
drage is verleend, daarboven ‘ook nog een crediet of,
zo de betrokken vereniging of stichting of het betrokken
genootschap -zelf voor de vereiste middelen zorgt, een rehtevergoeding met in het vooruitzicht een uitgestelde
bijdrage over 10 jaar zal kunnen worden verleend. Dit
echter alleen, indien zulks in het algemeen belang is te
achten, hetgeen bijv. het geval zou kunnen zijn met be-
trekking tot de niet of w’einig gesubsidieerde bewaar-
scholen.

Zoals vanzelf spreekt, zal, als men aanneemt, dat ver-
lening van een crediet of’ rentevergoeding met de ver-
wachting ener uitgestelde bijdrage mogelijk is, een in
principe verleende aanspraak op een crediet of rente-
vergoeding met de medewerking van de Minister van Fi-
nanciën ook kunnen worden afgekocht.

Tenslotte nog een paar woorden over de uitgaven wegens
schadebeperkende voorzieningen (art. 11, lid 3) en herstel
in eigen beheer (art. 12, lid 4). –

Schadebeperkende Poorzieningen.

Zijn gelden uitgegeven om tetbor gegane goederen terug
te vinden of een verdere waarde-achteruitgang of ver-
nieling van beschadigde goederen te voorkomen dan wordt
de bijdrage, voor zover dit redelijk en verantwoord is te
achten, met het uitgegeven bedrag verhoogd.

I-letzelfde geldt ten aanzien van vaartuigen met be-
trekking tot de bergingskosten en de sleepkosten naar de
werf, waâr zij worden gerepâreerd.

Herstel in eigen beheer.

Als een bedrijf een eigen reparatie-afdeling bezit, zal
het er veelal de voorkeur aan geven de herstelwerkzaam-
heden zelf uit te voeren. De bijdrage zal dan ten hoogste
op de werkelijke kosten dezer werkzaamheden mogen
worden vastgesteld, d.w.z.
01)
het’ totaal van de aan-
schaffingsprijzen der verbruikte materialen en het bedrag
der betaalde lonen en sociale lasten, alles zonder winst-
opslag.

232

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Maart 1950

Personeelskosten, die er anders ook zouden zijn geweest,
blijven buiten beschouwing, tenzij het personeel aan

andere productieve arbeid is onttrokken.

‘s

Gravenhage.

Mi’ N. H. \VTARDA.

AANTEKENINÖ.

HET JAARVERSLAG 1949 VAN DE NATIONALE BANK
VAN
BELGIË.

liet jaarverslag 1949 van de Nationale Bank van België,

dat op 27Februari ji. aan de Algemene Aandeelhouders-
vergadering werd voorgelegd, bevat, naast de gegevens

over het bedrijf van de Bank, een uitvoerig overzicht van

de ontwikkeling in België in de monetaire en de reële

sfeer gedurende het afgelopen jaar. Enkele aspecten
hiervan zullen hieronder worden weergegeven.

De ontwikkeling in de monetaire sfeer.

De totale geldcirculatie, die
na
de gebruikelijke toene-
ming aan het einde van het jaar, in Januari en Februari

sterk wa§ verminderd, vertoonde van Maart tot het einde
van het derde kwartaaj opnieuw een opwaartse beweging.

Deze houdt’ voornamelijk verband ‘met het toenemen van de deviezenreserves, als ‘gevolg van het gunstige

saldo op de betalingsbalansgedurende hét eerste halfjaar;

Bovendien stegen de voorschotten aan de schatkist en
de parastatale instellingen in het ram der geldende

overeenkomsten gedurende deze periode, liet verminderen

van de credieten aan het particuliere bedrijfsleven ge-

durende hetzelfde tijdvak hief de invloed, die de ver-
ruirnende factoren uitoefenden, ten dele op.
In de loop van liet laatste kwartaal leidde de daling

van het deviezentegoed, alsmede de vermindering van de

voorschotten aan de Staat tot een zekere contractie,

ondanks de uitbreiding van de credieten aan het bedrijfs-
leven. Nochtans overtrof de eldcirculatie per ultim,o November die van 65n jaar tevoren met frs 6,1 mrd,

hetgeen een vergroting betekent met 4,2 pCt. Deze expan-
sie betrof zowel
het chartale als het
girale geld. 1-let eerste
nam van November 1948 tot November 1949 toe met
frs 3,4 mrd, of wel 4 pct, hetgeen uitsluitend is toe te

schrijven aan de verhoging van de biljettenomloop der

Nationale Bank, daar de betaalmiddelen uitgegeven voor
rekening van de Schatkist, verminderden. Het girale geld
vei’meerderde gedurende dezelfde periode met frs 2,7
mrd, U. 4,5 pCt. Het percentage, dat het giraal geld

uitmaakt van de totale circulatie bleef op hetzelfde peil,
nl. 41 pCt.

De toeneming van de beschikbare geldmiddelen-schijnt
geen inflationistische uitwerking te
hebben gehad; de
psychologische invloed van liet prijsheloop op’ de wereld-

markten en in liet binnenland, alsmede de gewijzigde voor
uitzichten, hebben de ondernemers aangezet tot het aan-
houden van belangrijk grotere kasvoorraden. De
schepping
van nieuwe hetaalmiddelen werd dan ook door een ver-minderde omloopsnelheid van het geld geneutraliseerd.
\TOOr
de overige aspecten van de monetaire ontwikke-
ling, ni. de overheidsfinanciën, de daggeldmarkt en de

effectenmarkt zij verwezen naar’het artikel van de heer
Al. D’Haeze
1)
en de maandelijkse overzichten van de
heer V. Van’Rompuy over
de Belgische geld- en kapitaal-
markt.

De ont(vikkeling in de jeële sfeer.

,

De. ontwikkeling in de reële sfeer werd,
zoals uif het
verslag valt af te leiden,
na een korte periode van toene-
mende bedrijvigheid, gekenmerkt door een over het al-
gemeen dalende conjunctuur.

ZW handhaafde zich de uitbreiding van de productie
gedurende het eerste kwartaal, doch het aan het einde

‘)
Zie:,,
De Belgische begroting 1950″ in ,,E.-S.B.” van 1
FebruarI 1050,
J)lZ.
88.

van dèze periode bereikte peil was tevens het hoogtepunt
van het jaar. De afneming van de bedrijvigheid

aan-
vankelijk traag tekende zich duidelijker af, naarmate

zij zich uitbreidde tot de basisindustrieën. Deze afneming
is, aldus het verslag, niet te wijten aan een voorafgaande
inkrimping van het binnenlands vdrbruik, de investeringen
en
cle buitenlandse afzet, maar houdt blijkbaar verband
met
een verminderde vraag van de bedrijven, die naar
aanleiding
van de prijsdaling en onder
het vooruitzicht
van afzetmoeilijkheden
op buitenlandse markten, hun
voorraden, gingen inkrimpen. Niet alle takken van nijver-

heid werden echter getroffen en sommige sectoren, die het
eerst moeilijkheden hadden ondervonden, w’isten zich
aan de nieuwe toestand aan te passen.

De agrarische productie was in het afgelopen jaar. zeer

groot. De voortgebrachte hoeveelheid tarwe wordt geraamd
op 500.000 ton, tegen 330.000 ton in 1948: 1

lierbij moet
echter worden bedacht, dat het areaal met 10.000 hal
werd uitgebreid. Dank zij een uitstekende suikerbieten-

oogst en uitbreiding van het areaal kon de suikerproductie
tot 300.000 ton

U. 80.000 ton meer dan in 1948

worden opgevoerd, waardoor de binnenlandse behoeften,
die naar schatting 265.000 ton bedragen, ruimschoots
werden gedekt. De rijke fi’uitoogst, die de afzet verre

overschreed, veroorzaakte dalende fruitprijzen; de pro
ductie van groenten verminderde ten opzichte van 1948

en de voortbrenging van dierlijke producten was, ondanks
het herstel van de veestapel, nog ontoereikend, zodat

vlees, boter en melk moesten worden ingevoerd.

Sedert Augustus 1948 werden,
zowel
op de binnenlandse
als op de wereldmarkt, tekenen van vei’zadiging merk-
baar en de landbouwprijzen begonnen, hoewel onderbroken
van April tot Juni 1949, te dalen. Daar de
productiekosten
een vrij star beloop hadden, werd de marge tussen het

indexcijfer van de landbouwprijzen en dat van de productie-
kosten

een eenvoudige indicator van de rentabiliteit

negatief.

Inde.’ccijf ei’s oan, de landbouwprijzen en de product iekosten

(1936

38 = 100).

Landbouwprijzen

Productic-
pl~n
t-
,
‘aardige
houderij
Totaal
kosten

1947 Dec
407 387
396
366
1948 Dec
343 435 397
386
1949 Jan
348 432
398
392
1949 Mei
374 420
401
385
317
.

374 350
392
1949

Sept …….

..
1949

Oct.

……
321
353 340
391
1949 Nov
.328
350
341 391

De landbouwers vroegen om steunmaatregelen, die zij
verkregen in de vorm van een invoerverbod op rundvee,
paarden en varkens, terwijl, om een prijsdaling van de

boter te voorkomen, de invoer uit Nederland geschiedt’
tegen een ps’ijs, die de prijs van de Nederlandse
markt
ruim overtreft. De verwezenlijking van de Voor-Unie

heeft vooral na de devaluatie sterke onrust veroorzaakt
in la,ndbouwkringen. Zij eisten handhaving van het proto-
col

van 9 Mei 1947, dat
in minimum

inverprijzen voorziet,
waarbij elke partij de invoer uit het partnerland mag
beperken en zelfs stopzetteh.
Dè werkloosheid breidde zich in 1949 naar verhouding
minder snel uit
dan in het voorafgaande jaar. Niettemin
steeg de werkloosheid vöortdiiirend. Slechts in enkele
bedrijfstakken, nl. in de chemische, de glas
– en
de textiel-
nijverheid, bleef zij stabiel of vertoonde zij een geringe
daling. In de metaalnijverheid en de steenkolenmijnen,
die voorheen nog niet door de algemene achteruitgang

w’aren getroffen, breidde zij zich evenwel uit. Voorts
deden zich enkele structuurwijzigingen in de
wei’kloosheid
voor. Zo steeg het aalntal geheel werklozen belangrijk
meer dan de gedéeltelijk werklozen en bereikte een maand-

22 Maart 1950


ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

233

gemiddelde van ca 10 pCt de loontrekkende bevolking.
Ca 37 pCt daarvan is jonger dan 30 jaar; slechts 25 pCt

ouder dan 50. Ook de gemiddelde duur der werkloosheid
steeg, terwijl de geographische spreiding
2)
niet meer zo

sterk was afgetekend. Oider de factoren, di& het meest
duidelijk invloed op de werkloosheid uitoefenden, noemt

het verslag, naast de toeneming van het aantal werkkrach-

ten, enerzijds de verbetering der productievoorwaarden,

anderzijds de afnemende bedrijvigheid.
De prijzen vertoonden in het afgelopen jaar een dalende

tendentie. Hoewel de terugslag van de na de devaluatie

gestegen dollarprijzen op de groothandeisprijzen sneller werd gevoeld dan de daling der sterIingpijzen, werd,het
algemeen indexcijfer van het Ministerie van Economische
Zaken slechts in geringe mate beïnvloed; de dalende

beweging kwam tot staan, maar maakte geen plaats voor

een opwaartse. De kleinhandeisprijzen vertoonden een met
de groothandIsprij zen overeenstemmende beweging. 1-let
gemiddelde loonpeil overtrof in September 1949 nog in
lichte mate dat van het begin van het jaar. De verminde-

ring der werkgelegenheid begon evenwel in de laatste
maanden een voor de arbeiders ongunstige invloed uit

te oefenen op de lonen.
mdcxcii Iers aan giool- en kleinhandels prijzen.

(1936-38 = 100)

Groothandels-
prijzen
Kleinhandels-
prijzen

Algemeen
Vocdmidd
Algemeen

1949
Jan
390 384
393
Mei
372
359
379
Juli
/
364
861
379
Sept
361
362
.

379
Nov
361
359
377
Dec
357
375

De gunstige ontwikkeling, die reeds de vorige jaren in
het gôederenverkeer tussen de B.L.E.U. en het buitenland
werd w’aargenomen, tekende zich in de eerste zeven maan-
den nog sterker af, waarna evenw’el een kentering intrad.
De vooruitgang, die gedurende het eerste deel van hel jaar
aan de uitvoerzijde werd geboekt, is nagenoeg gehedi toe
te schrijven aan de gestegen afzet van de vijf grote uitvoer-
industrieën, ni. de ijzer- en staalnijverheid, dle metaalver-werkende bedrijven, de textiel- en kledingbedrijven en de
non-ferro metalenindustrie. Deze grote uitvoer werd gro-
terideels mogelijk gemaakt door de toepassing van het

Zie: ,,C hômage cd emlilOi en Belgique” door L. E. Reneau, in
,E.-S.B.” van 11 Jaiivari 1950, blz. 29.

plan voor Amerikaanse hulpverlening aan Europa; de

toeneming van de uitvoer naar O.E.E.C.-Ianden ‘was op-

vallend. De uitputting der trekkingsrechten was wellicht

niet vreemd aan de aanvankelijke daling van de uitvoer,
hoewel andere factoren, zoals de prijsdaling, het geleidelijk

verdwijnen van de ,,sellers’ marke.t” en het vooruitzicht

van sommige geidmanipulaties naderhand eveneens hun
in’loed deden gelden. Het maandgemiddelde van de invoer

daalde van 1948 op 1949 van frs 7.293 mln tot frs 6.801

mln, hetgeen enerzijds verband houdt met de vermindering der ingevoerde hoeveelheden, anderzijds met de prijsdaling
op de markten van herkomst. Hierdoor en door de gunstige

uitvoerresultaten der eerste zeven maanden beliep het
percentage van de invoer, dat door uitvoer kon worden
gedekt 98 in 1949, tègen 85 in 1948 en 92 in 1936/’38. Op

merkelijk is voorts de verschuiving, welke zich vooMeed

in het aandeel van de verschillende landen in België’s
buitenlandse handel: Duitsland wérd in de loop van 1949

België’s tweede afnemer en de volgorde is nu: Nederland
Duitsland, Verenigd Koninkrijk en Frankrijk; in 1938 was

de volgorde juist omgekeerd. De volgorde der voornaamste

leveranciers in 1949 was: Verenigde Staten, Frankrijk,
Verenigd Koninkrijk, Nederland en Duitsland.

De betalingsbalans zal, dank zij de gunstige handels-
balans in de eeiste 7 maanden, waarschijnlijk in evenwicht
zijn. Dit resultaat is te meer merkwaardig, daar het werd bereikt zonder dat de B.L.E.U. in 1949 een schenking in
het kader van het .Marshall-plan ontving, terwijl de voor-
wraardelijke hulp werd gecompenseerd door aan de Europe-

se debiteui1anden verleende trekkingsrechten. Onderstaan-
de tabel geeft de betalingsbalans der B.L.E.U. over 1947,
1948 en het eerste halfjaar van 1949.
Het verslag wijst er herhaaldelijk met’ nadruk op, dat
l)ij beschouwing der cijfers voor het eerste halfjaar 1949
rekening moet worden gehouden met liet feit, dat bepaalde
tendenties, die tot dusver buitengewoon gunstig waren, in
latere maanden verawakten of zelfs omsloegen. Voorts
dienen ‘seizoensinvloeden in aanmerking te worden genomen.
Uit het bovenstaande blijkt, dat het jaar 1949 voor

België een jaar is geweest van een zekere achteruitgang,
velke zich vooral in de tweede helft van liet jaar manifes-
teerde..,, In de toekomst zal onze economie nog met ernstige
problemen af te rekenen hebben”, zo zegt het verslag. ,,De
Bank kan op de meest doeltreffende wijze bijdragen tot
hun rationele oplossing in een régime van vrijheid, door
de contrôle op het gezamenlijk credietvolume derwijze uit
te oefenen dat alle rechtmatige behoeften worden bevre-
digd, dch zonder inflatie, noch ten voordele van de par-
ticuliere sector, noch van cle Staat”.

Betalingsbalans aan de J3elgiseh-Luxenzburgse Economische (J,; ie.

(in flhillioeiïen fit)

Lopendc transacties:
Goederen (f.o.b.)
Vervoer
Vreemdclingenverkeer
\Verkkrachtcn ……….
Inkomsten uit invest.
Schenkingen
Diversen…………..
Totaal

…………
Vergissingen en weglutingon
Eind totaal

……..

Transacties op de k

a8itaal-
rekening:
RepatriCringen ……….
Invest. en leningen (part.)
Leningen en terugbet.
(Oijerh.)
Deeln. I.M.F. en I.B.H.O.
Goud- en deviezenbezit
(vermeerdering-, of ver-
mindering
+) ……..

Totaal

…………

1947
1948 1949

Credit’

Debet
Saldo
Credit
Debet
I

Saldo
Credit

Debet
Saldo

60.670
77.020
-16.350
75.453
80.700

5.247
43.733
37.155
±
6.578
1.855
7.664

5.809
3.860 7.450

3.590
1.498
3.407

1.909
1.713 1.419
+

294
718
2.820

2.102
490
1.065.

575
2.027
329
±
1.608 3.570
1.031
+
2.539
.

1.629
651
±

977
1.456
1.313
±

143
4.786 3.046
+
1.740
1.892
1.655
+

237
642
,
+

642 3.366 2.380
+

986
6.565
6.321
±

244
8.780
2.732
+
6.048
1.497
2.866

1.369
1.536
1.480
+

56
77.143 90.477
-13.334
03.250 100.293

7.043
57.342
51.736
+
5.608
±

344
-368
±

11
-12.990


7.411
+
5.619

11.639
82
+
11.557
4.008
153
+
3.855
586,
65
±

521

302

802 2.284 1.985
+

299 879
853
+

26

1.354
3.214

1.860
3.603
2.205
+

1.3’s8
1.205
1.759

554


11.329
-11.329
– –

– –

+15.424
+
1.859

5.612
+12.900
+

7.411

5.619

234

1

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN.

22 Maart 1950

INTERNATIONALE NOTITIES.

AUTOPRODUCTIE EN -UITVOER.

De ,,New York Herald Tribune” heeft naar aanleiding

van de twintigste Internationale Automobieltentoonstelling,

die op 16 dezer te Genève werd geopend, een ,,Auto Suppiement” doen verschijnen, waarin men Ô.a. een

overzicht aantreft van de outoproductie en -uitvoer in

een aantal belangrijke productielanden, met uitzondering

van de Sovjët-Unie.

Auto productie.

(in duizenden stuks)

1938
1

1947 1948 1949

Verenigde Staten

. .
P
2.001,0
3.558,1
3.909,2
5.118,9
V
488,2
1.239,5
1.376,2
1.130,5
Verenigd Koninkrijk

P
341,0 287,0 334,8 412,3
V
104,0 154,7 173,3 216,4
Canada

……….
P
123,7
167,3
166,9
192,5
V
42,3
90,7
97,2 97,2
Frankrijk
182,4
66,3
100,1
187,7
V
45,0
70,9

.
98,3
97,9′
West-Duitsland

. . . .

P
174,12)
9,6
30,0
104,0
V
118,02)
13,4
29,2
59,0 Italië

…………
P
59,0
25,4
44,4
65,4
V
11,7
18,3
15,6
20,7
Japan

……….
V
33,6
11,1
20,0
27,6′)
Tsjechoslowakije

. .
P
12,6
2
)
9,4
25,2
25,0′)
V
3,9′)
5,3
Oostenrijk

……..
V
1,2′)
1,4
0,7
1,8′)

P =
personenauto’s;
V =
vrachtautö’s
1)
schatting;
‘) 1937.

In de meeste landen werden in 1949 de bestaande

productierecords gebroken; in West-Duitsland en Ja-
pan bleef de productie echter nog beneden vooroor-
logs niveau, hoewel zij in eerstgenoemd land een aanzien-

lijke stijging t.o.v. 1948 vertoonde. Ook de uitvoer van de

voornaamste productielanden, uitgezonderd die van de

Verenigde Staten, gaf in 1949 een sterke toenemiug
t.o.v. het voorafgaande jaar te zien.

Opmerkelijk is, dat de uitvoer van auto’s van de Vei’-‘

enigde Staten, ondanks het feit, dat de productie 17 jCt
groter was dan in 1948, t.o.v. dat jaar met 36 pCI

is gedaald. De oorzaken hiervan zijn gelegen in

de grote binnenlandse vraag, de vrijwel overal heersende
dollarschaarste en de hoge prij zon der Amerikaanse
producten. De Amerikaanse producenten zien zich dan
ook geplaatst tegenover een steeds toenemende concurren-
tie op de Europese markten.
Vooral Engeland en Frankrijk stonden er, w’at de uit-
voer betreft, aanzienlijk beter voor. De’Franse uitvoer van personenauto’s, vrachtauto’s en chassis met motor
ovei’schreed in 1949 die van 1948 met resp. 42, 35 en 25 pCt
en was in totaal ongeveer viermaal zo groot als de vooroor-
logse. De Engelse uitvoer was t.o.v. 1948 met 20 pCt toge-
nomen en was 4v-maal zo groôt als in 1938. 1-loewel de

Engelse productie slechts h/ bedraagt van die der Ver-
enigde Staten, was de uitvoer in 1949 groter dan die
van laatstgnoemd land, waardoor Engeland in 1949
‘s werelds grootste auto-exporteur werd.

lIET LONDENSE REJZIOERSVERKEE13.

In rrijwel alle besprekingen betreffende het leven en
werken in Londen treden de financiële en sociale kosten
van h&t Londense reizigersverkeei’ op de voorgrond. Tot
voor kort echter misten deze besprekingen voldoende
steun van feitelijke gegevens en daarom is het,
aldus rfh
e

Economist” van .11 Maart ji., prijzenswaardig, dat. de
,,London Transpôrt Executive’ de resultaten van een
waardevolle enquête, die betrekking had op bijna 3.000
gezinnen, heeft gepubliceerd.
Zij, die dagelijks in de rij staan voor de bus of in een
benarde positie aan de lus hangen, zullen, aldus genoemd
blad, verrast zijn uit deze enquête te vernemen, dat
45 pCt van alle gezinnen geen gezinslid heeft, dat regel-

matig naar zijn werk gaat met openbare vervoermiddeleri

en dat resp. 17 en 14 pCt van alle werkende Londenaai’s

naar het werk loopt of fietst. Uit eigen ervaring zullen

zij echter kunnen bevestigen, dat het reizigersverkeer

t.o.v. vôôr de oorlog met 45 pCt is toegenomen. De oorlog

stimuleerde het wegtrekken uit het centrum van ‘Londen;

ook na de oorlog handhaafde zich dze tendentie. Welke

genoegens de voorsteden ook mogen bieden, zij hebben

in ieder geval een hogere tol geëist aan tijd en geld. De

gemiddelde Londenaar heeft nl. 42 minuten nodig om

zijn werk te bereiken en hij geeft daarvoor per w’eek

4 s. 1 d. uit. Zij, die verder van het centrum wonen, spen-

deren meer aan reiskosten. De bus is verreweg het he-

langi’ijkste vervoermiddel; 55 pCt van hen, die gebruik

maken van openbare vervoermiddelen, reist per bus,
20 pCt per trolley-bus, 17 pCt per ondergrondse’ en 8 pCt

per tram. Hoewel in het ten noorden van de Theems

gelegen deel meer w€’lgestelden wonen dan in het zuidelijk

gedeelte yan Londen, is het gemiddeld per gezin en per

week aan openbare vervoermiddelen uitgegeven bedrag daar lager.

Ovei’ het algemeen bleken de gemiddelde uitgaven lager
te zijn – nl. gemiddeld 6 s. 5 d. per week per gezin –

dan werd verondersteld, doch de ,,kosten” aan tijd en

energie hogei’. ISat gemiddeld 84 minuten per dag worden

doorgebracht onder omstandigheden, die dikwijls slechter
zijn dan die bij veevervoer, is wellicht een belangrijk argu-

ment voor voorstanders van decentralisatie. Voorlopig

zullen de Londenaars echter nog altijd met Macaul

zeggen, dat ,,An acre in Middlesex is hetter than a pi’in-
cipali ty in Utopia”, hoewel Macauly zich waarschijnlijk
nooit iets heeft kunnen voorstellen, dat kan worden ver-
geleken met de ,,Distrïct Railway” op een regenachtige

Noemberavon d.

GELD- EN’ KAPITAALMARKT.’

De geldinarkt.

De verruiming op de geldmarkt, w’elke de vorige week

een aanvang nam, zette zich gedurende de afgelopen week
in versterkte mate voort. Eet feit, dat wij thans in een
periode komen, waarin in verhouding .tot de laatste 6
weken nogal veel schatkistpapiei’ afloopt, is hieraan
uiteraard niet vreemd. Naar schatting vervalt e.r in Maart
.f 350 mln van dit papier (Februari fl75 mln), terwijl het
zwaartepunt der aflossingen in de tweede helft der maand
is gelegen.
De banken krijgen hierdoor thans in eerste instantie

voortdurend de besöhikking over betrekkelijk grote be-
dragen in de voi’rn van saldi bij de circulatiebank. Deze
middelen worden, zoals gebruikelijk, voor het gi’ootste
deel wederom direct in nieuwe jaarspi’omessen herbelegd.
Die instellingen echtei’, welke debet stonden bij de circu-
latiebank, waren de afgelopen week in staat met deze –
gelden een deel van deze hoog rentende schuld af te lossen.
Reeds op de weekstaat van De Nederlandsche Bank Ir
Maandag 13 Maart bleken de voorschotten en beleningen
dan ook met f 12 mln

te zijn afgenomen, en waarschijnlijk
zal deze daling in het verloop van de week nog verder zijn
vooi’tgeschreden.

Een derde manier, waarop de toevloeiende middelen,
werden aangewend, was de aankoop op de geldmarkt
van dât schatkistpapier, dat daarvoor qua looptijd in
aanmerking kwam. Deze aankopen hadden een prijsstijging
= discontodaling van verschillende termijnen van dit
papier tengevolge; 1 t/m 4 maandspapier noteerde 1/-

September t/in – Januaripapier 1
7
/
16
_1
1
/
4
pet.
Tenslotte waren de banken’ in staat meer geld op cali
aan de geldmarktmakelaars te verstrekken. Dit groter
aanbod leidde ertoe, dat dë callgeldrente Donderdag van
1j pCt tot 1 pCt werd verlaagd, en Zaterdag zelfs tot
3/4

22 Maart 1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

235

pCt, het niveau kenmerkend voor ruime geidmarkt-

situ aties.
Gedurende de verslagweek vond een aflossing plaats van

f 250 mln bij De Nederlandsche Bank ondergebracht

schatkistpapier uit , ,vrijgegeven” Marshali-geld. De

eld markt werd door deze , ,vestzak-hroekzak’ ‘-transactie

van de Staat uiteraard niet beïnvloed.

De kap itaalinaikt.

De nieuwe ,regeling, welke in Indonesië is getroffen
t.a.v. de Indonesische gulden, stond de afgelopen week in

het centrum van de belangstelliitg. 1-let was duidelijk,
dat de beroepshandel noch het beleggend publiek aan-
vankelijk wist, ei deze maatregel nu als een hausse- of als
een baissemotief moest worden opgevat. In het laatste

deel vande week kreeg een dalende tendentie voor Indone-
sische fondsen de overhand. Dit was in overeenstemming
met de ervaringen in het verleden opgedaan hij ,,ge’one”

devaluaties. Aandelen van ondernemingen in devaluerende

landen daalden nl. meestal op buitenlandse beurzen,

m.a.w. de koersstijging uitgedrukt in de gedevalueerde
munteenheid werd overtroffen door de daling van de

betreffende valuta t.0.v. de buitenlandse munten.

Wat de Nederlandse aandelen betreft, trok dc afgelopen
week het op de markt brengen van een aantal emissies de
aandacht. 1-let ging hier uitsluitend om kapitaalsuit-
breiding-van bestaande ‘ondernemingen, dus om emissies

met claims. De inschrijvingskoersen waren niet vei- boveh
pari gesteld (Alhatros 110 pCt, 1-lero 106 pCt, Vulcaans-
oord 110 pCt), waarschijnlijk om zo hoog mogelijke theore-

tische claimprijzen t.verkrijgen, en daarmede de kans op
mislukking zoveel moglijk te beperken.
In de verslagweek werd door een
,
beschikking in de
Staatscourant de mogelijkheid geopend tot uitgifte van
,,opbouwobligaties” tot een bedrag van tep hoogste 1500 mln. Deze staatsobligaties, rentende 2, pGt, bij een loopt
tijd van maximum 20 jaar, zullen worden verstrekt aan
hypotheekhouders met in de oorlog verwoeste onder-
panden. Zij zullen verhandelbaar’zijn en k pari in betaling

kunnen wôrden gegeven aan de Staat, indien de aanbieder
voor een overeenkomstig bedrag besteedt voor nieuwbouw
of hypotfwek op nieuwbouw. Op grond van deze conditie

wordt verwacht, dat de nieuwe ohligaties t.z.t., ondaFiks
de lag6 rentevoet, niet vel’ van pari zullen noteren.

10 Maart 17 Maart

Aand. indexeijfers

1950

1950

Algemeen

. … … ……….. ….160,4

158,3

Industrie …………………..223,9

220,9

Scheepvaart ………………..153,1

152,2

Banken ……………………132,0

129,6

Indonesische aandelen

64,1

63,2

Aaiidelon

A.K.0.

…………………..
180k
1781

Philips

……………………
229
227

Unilever

………………….
222e
2181

Il.A.L.

…………………….
159
1571

Amsterdam Rubber

…………
146 145

H.V.A.

……..

.

………….
147

Kon.

Petroleum

…………..
285j
2831

Staatsobligaties

21 pCt N.W.S.

……………..

81/
16

80
7
/
8

3-31 pCt 1947 ……………./
16

9
8/
1
6
3 pCt Invest. certif

………..

3 pCt Dollarlening

…………

987
/8


DE BELGISCHE GELD- EN

KAPITAALMARKT IN ‘FEBRUAiU 1950.

De geldmarkt.

De i’ede, die door de gouverneur van de Nationale Bank,

de heer Frère, werd gehouden op de jaarlijkse algemene
vergadering van aandeelhouders van vermelde instelling,

werd hier zeer opgemérkt.

• Twee passges trokken voornamelijk de aanklacht. In

de eerste plaats geldt het de opvattingen van de heer

gouverneur inzake het toekomstig monetair statuut van
– België, die in de grond er op neerkomen a. de vaststelling
van de goudwaarde van de frank in het vervolg te laten

gebeuren door het Parlement en b. de Nationale Bank,

opnieuw te verplichten minstens 40 pCt dekking in goud
öf in deviezen, met minstens 30 pCt dekking in goud

tegenover de verbintenissen op zicht aan te houden. Een
besluit, door de Ministerraad gedui’enrle de oorlog in Lon-

den genomen, legde de vaststelling van de wisselkoers van

de frank in handen van de Regering en een ander besluit

van dezelfde Regering schafte de vooroorlogse bepalingen
af, inzake de minimumdekking van de verbintenissen op
zicht, nadat deze laatste beschikking van de statuten van
‘de Nationale Bank reeds was geschorst door een verorde-
ning vn de bezetter. Beide besluiten van de Regering van
Londen hebben tot op heden hun rechtsgeldigheid behou-

den en liggen mede aan de basis van het huidig Belgisch
monetair statuut.

Een tweede pasage heeft betrekking op de besteding
van de meerwaarde van de goudvoorraad, resulterend uit
de devaluatie van de frank in September jl. Aan die meer-
waarde – nagenoeg frs 4 mrd – werd tot op heden nog
geen bestemming geeven. In dit vei’band sprak de heer Frère de wens uit, dat het btdag in kwestie zou worden

aangewend om de geconsolideerde schuld van de Schatkist
aan de Nationale Bank voor een deel af te lossen. Zoals
bekend, lag het aanvankelijk in de bedoeling van de Re-

gering dit bedrag aan te wenden tot financiering van
1
de
buitengewone begroting. Volgens de heer Frère zouden
hiertoe voldoende middelen kunnen, worden gevonden op
de kapitaalmarkt. Detoekenning van de meerwaarde ligt
nochtans in handen van het Parlement. FIet blijkt nu de
bedoeling te zijn van de heer Liebaert, Minister van Finan-ciën, een wetsontwei-p in te dienen, waarbij de meerwaarde
zou worden toegekend aan de Schatkist. ,I-Iet bedrag zou
op een speciale actiefrekening worden geplaatst bij de
Nationale Bank: In een overeenkomst tussen de Minister
van Financiën en de gouverneul- van de Nationale Bank
zou w’orden bepaald onder welke voorwaarden en voor
welke doeleinden de Schatkist die rekening zou mogen
aanwenden. Omtrent de inhoud van die overeenkomst
werden tussen de heren Liebaert en Frère besprekingen
gevoerd, maar hierover is nog niets bekend.

In verband met de feitelijke ‘evolutie van de geldmarkt
dient aangestipt, dat de markt erg krap blijft, zôwel in
de pivate als in de overheidssector. De rentevoeten onder-
gingen geen wijzigingen, maar op de daggeldmarkt was
het aanbod zo gering, dat de parastatale organismen voor
hei’disconto in zekere mate beroep moesten doen op voor-
schotten van de Nationale Bank. Ook de Schatkist had
het nit bijster ruim. Daar ook de daling van de goud- en
deviezenvoorraad v.an – de cii’culatiebank een einde nam,
ontstond een licht stijgende tendentie van de geldomloop

bij de Nationale Bank. Bij de private banken bleven de
deposito’s nagenoeg stabiel.
Op de niet-officiële goudmarkt viel de sterke baisse aan
te stippen van de gouden stukken onder invloed van de
dalingen op de internationale markten (gouden pond: 600
tegen 633 vorige maand). Arbitrage van goud tussen
Parijs en Brussel tegen dollars, Zwitserse franken of Franse

236

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Maart
1950

franken, veroorzaakte een lichte hausse van laatstvernielde

munten (dollar 51.1 tegen 50k; Franse frank 13,6 tegen 13,1

en Zwitserse frank 11,5 tegen 111,75).

liapitaalniarkt.

De hoge bedrijvigheid op de ernissiemarkt voor obligaties

blijft aanhouden.
Op
6 Maart werden de ititekenirigen

opengesteld op frs
650
mln
4
pct -Kasbons van de Regie

van Telegraaf en Telefoon. Het papier geniet staatswaar-

borg en heeft een looptijd van
5
of
10
jaar naar keuzevan
de houder. lIet is terugbetaalbaar na
5
jaar
fi
pari en na

10
jaar i 105 pCt. Het getuigt voor de ruimte van de markt,

dat die lening op nauwelijks één dag van de hand ging.

Voor de maand Maart wordt de eerste lening verwacht,

die cle Kolonie op de BrussQlse markt wil plaatsen tot

financiering van het tienjarenplan voor de economische en

ociale ontwikkeling van Belgisch Kongo. e modaliteiten

van uitgifte zijn nog niet bekend, maar het zou gaan om

een bedrag van frs
1
mrd. In de loop van April zou-de derde
schijf komen van de Lening tot Wederopbouw, groot frs 3,5

mrd, die, zoals de vorige schijven met loten zal zijn begif-
tigd. Tenslotte wordt voorzien, dat vôér Juni de Staat
nog een belangrijke lening zal trachten te plaatsen tot

financiering van de buitengewone begroting.
De markt voor uitstaand papier stoort zich nochtans

niet aan die nakende afroming van de markt,’ evenmin
als aan de krapheid van de geldmarkt. De koersen zetten

hun langzaam stijgende beweging verder. De hausse was
liet meest uitgesfroken hij de kasbons van cle steden en

bij de industri6le obligaties. 1-let schema van de type-
rendementen zag er per einde maand uit als volgt:

Netto-rendementen Qan de 000rnaanzste’ obligatietypes
1).

ObI

L

td

Aug., Dec.

Febr.
igatic ipe

001) 0

194,8

1949

1950

Schatkistcertificatefl . .

3 i 10 j.

4,83

4,64

4,62
Kasbons steden

3
t 10
j.

5,07

4,79,

4,55
Staatsrentefl meer dan .

30 j.

4,73

4,49

4
3
45
Industriële obligaties . . . .

12
e
15 j.

6,06

5,31

5,15

‘) Er werd rekening gehouden met eventuele terugbetalings-
premiën
op’
de vervaiclag.

Opxnerkenswâard
is, dat in de loop van Februari de
Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid
de basisrentevoet voor gewone voorschotten van’5,75 heeft teruggebracht tot 5,5 pCt. Tevens disconteert de N.M.K.N.
voortaan wissels, die voortkomen van verkoop op afbeta-

ling. Een dergelijke verkoopspraktijk heeft sedert een jaar
hier een aanzienlijke uitbreiding genomerL

Op
de aandelenmarkt blijkt het omzetcijfer zich te stahi-

liseren op een dagelijkse omzet van frs
40 h 50
mln. De

koersen zetten hun langzaam stijgende beweging verder.
Er dient echter te worden aangestipt, dat de îoidsen met

betere rendementsperspectieven, zoals bouw- en textiel-
waarden, waarop sedert enkele’ maanden een speculatieve
hausse wras ontstaan, enigszins in koerg daalden. De kolo-
nialen daarentegen gingen opnieuw vooruit.

Koerspeil op de aandelenbeurs te Bruse1.

(indices basis 1936-’38 = 100).

.1
31-12-48

31-12-49
1
28-2-50

lidustri9le aandelen

1114

169

176
Openbaar nut ………….93

142

147
Financiële instellingen

92

117

123
Koloniale aandelen

225

, 233

253
Gemiddeld koerspeil

‘149

176

183

Tenslotte zij vermeld, dat. de opening van de termijn-
markt’op de aandelenbeurs werd aangekondigd voor 27
Maart as. hiervan wordt een aanzienlijke ‘vorhoging van

het dagelijkse omzetcijfer verwacht.

Brussel.

. V. VAN
ROMPUY.

GRAFIEK.

Indcxcijfers grooth andeis prijzen in Nede,’la nd.

– (Juli
1938/Juli 1039 = 100).

300
200

devaluatie

0

0
1945

1945

, 19′.7

19L,6

19i.9

SO
voedingsmiddelen

– – – grond. e,i liulpstolle,,

algewerkte Oroducte
,

slgemees indexcii1er

Bröh: C.B.S.

STATISTIEKEN.

1)E NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).

0

12.0

m

-_
5od

,

1.
o
‘-
a

0

c

*

=

,

30

Dec. ’46.
700.876
4.434.786
105816
153.109
2.744.161
6’Fcbr. ’50
882.866
102.093. 694.119
174.916
2.988.360
13 Fcbr. ’50
883.012
82.608
669.641
157.363
2.957.260
20 Febr. ’50
883.073 70.063 694.778 145.900
2.945.330
27 Febr. ’50
883.155
(4.518
693.683
174.043
3.006.642
6 Mrt

’50
883.305 68.309 732.228
156.914
2.990.803
13 Mrt

’50 883.463
69.418
737.838
145.180
2.950.127
20
Mml

’50
883.287
71.815
751.694 140.584
2.919.603

Saldi in rekening courant

12

mv,
‘-iu
9P
.2
vv
mv)w
-Cv

‘Svsoa

2/)
W,1.

30
1
Dec. ’46
6 Febr.’50
570.881
642.306
1.949
32.513 507.060
384.523
13 Febr. ’50
528.253
692.602
1.947
26.638
5-18.512
357.454
20 Febr. ’50
521.54,6
714.261
1.944
27.960 487.837
393.783
27 Febr. ’50
443.735
714.233
1.922 30.270
517.837
404.088
‘6 Mrt

’50
414.472
770.039
4.916
30.508
539.516 381.477
13 Mrt

’50
521.963
520.900
6.880
33.781
448.656
361.329
20 Mrt

’50
561.908
520.900
1.874
46.796
397.911
423.645

DE JAVASOFIE BANK.
(Voornaamste Oosten 1fl duizenden guldens).

12
.
2/.v’
..
a
az
12”
12

)

Data

.33-
3

31
MnL

’47
677.080 35.363
33.256
85.402
255.201
15 Febr.

’50
674.695
45.601
14.726
66.302
1.685.811
22 Febr.

’50
674.695
.5

1.139
14.750
66.334
-1.728.750
1 Vn.

’50
674.695
49.615
14.723
64.661
1.718.836

.
Rekening courant

.
saldi
.
1
2/
.
Data
2/

F’ v)

.2,0

‘E
0
cv


‘h°cv’-

31 Mrt

’47 81.527
453.8

16


503.718
15 Febr.

’50
/.0.247
961.955


6.288.857
22 Febr.

’50
42.433
968.213
– –
1.331.745
‘1
Mrt

’50
41.236 979.098


1.301.214

Muntbiljettencirculatie per 31 Maart 1947 t 646.830.979. Muntbiljettencirculatie per 15 Febr. 1950 t 1.021.853.083.
Muntbi!jettencirculatie per 22 Febr. 1950
t
1.026.343.995,50.
Muntbiljettencirculatie per 1 3lrt 1050
t
1.038.070.277,50.

.i
.


V w…

‘•’r’

‘/

22 Maart
1950

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

237

1

11

3

DE NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte balans op 20 Maart 1950.

Activa.

Wissels,

t


scld brieven
i
500,-
n

scon
0

1
.
500

1)
\Vissels,

seliatkistpapi6r

en

schuldhrieven,
door de Bknk gekocht (art

15, onder 40,
van de Bankwet 1948)
Scbatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der Nederlanden Ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947 …. ..1.350.000.000,-

\Toorschotten
f
Hobfdbank t

135.681.804,57 ‘)
in rek. crt

1
oponderpand

Bijbank

342.006,18
(lncL belenin-
1
gen)
I

Agentsch.

,,

4.559.930,96

f. 140.583.741,71
Op effecten

enz ………

..

139.695.225,02
1
1
Op goederen en celen

..,,

888.516,69 140.583.741,71

Voorschotten aan het Rijk (art. ’20 van de
Bankwet 1948)
Boekvordering op do Staat der Nederlancien
Ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1947

…………………………
..1.500.000.000,-
Munt en munt.materiaal:
Gouden

munt en gouden
muntmateriaal ……t

870.794.305,41
Zilveren munt enz…..12.493.027,52
883.287.332,93

NATIONAlE BANK VAN
BELGIË.

(Voornaamste posten in millioenen francs).

11,
0)
0..
‘0)
‘0
0,5
.bO
j
v


0
0)
,..a’

16

Sept.

1048
28.136
11.042
427
9.986
303
414
9 Febr.

1950
29.754
8.134
2.058
110.991
260
589
16 Febr.

1950
29.754
8.251
2.09 1 ,
110.251
296
587
23 Febi’,

1950
29.747
7.977
1.874 ‘
10.307
261
573
2 Mrt

1950
9 Mrt

1950
‘29.820
30.191
8.217
8.613
1.976
1.668

j11.360
11.844
339
263
540
508

Rekening courant saldi
0

h
1

‘0
0 00)
‘9
0
0

0
0
.0

1
It
to

III

Sept.

1948
657
91.729 81.565
22
1

2.425

6.251
9 Febr.

1950
915
95.173
87.057
195
1

1.245

4.335
16

Febr,

1950
915
94.558
1
86.317
305
1

1255
1

4.371
23 Febr.

1950
1
915
14.220
86.114
198
1

1.215
1

4.309
2 3rrt

1950
1
952
96.067
87.664
1

182
t

1.258
1

4.504
91\Irt

1950
975
96.052
87.350
268
1,211

4.641

Papier op het buitenland t 71.814.936,86
Tegoed bij correspondenten
in het buitenland ……750.407.670,71
Buitenlandse betaal-
irmiddelen

………… ..1.286.275,97
,, 823.508.883,52

Vorderingen in guldens op vreemde circulatte-
banken en soortgelijke instellingen

…. …369.406.204,82
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en voorzieningsfonds …………..121.168.182,47

Gebouwen en inventaris …………….

..2.000.000,-
Diverse rekeningen

………………..

..294.392.207,85
5.484.347.053,30


Passiva.

Kapitaa

…………………………
t

20.000.000,-
Reservefonds

……………………..
..15.333.335,71
Bijzondere

reserves

…………………
61.674.999,18
Pensioenfonds

…………………………
….
22.811.531,49
Voorzieningsfonds

personeel

in

tijdelijke
dienst

………………

. …………
..1.499.667,79
Bankbiljetten In omloop (oude uitgitten) …,,
66.871.105,-
Bankbiljetten

in

omloop

(nieuwe uitgifte)
,, 2.919.602.815,-
Bankassignaties In omloop

…………..
..101.236,60

Rekening courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist

…..t

561.907.556,53
‘s Rijks

Schatkist

bij-
zondere rekening ….

..

520.899.611,65
Gebiokkeerde saldo’s ..,,

1.873.936,56
Saldo’s

van

banken in
Nederland

……….

..66.796.415,14
Vrije saldo’s van vreem-
de eirculatiebanken
en
soortgelijkeinstellingen ,,

397.911.087,54
Andere Vrije saldo’s ….

..423.645.248,26
.
1.953.033.853,68
Crediteuren in vreemde geldsoort

……
..23.592.526,49
Diverse

rekeningen

………………….
399.825.982,36 5.484.347.058,30

1)
Waarvan schatklstpapler rechtstreeks
door de bank In disconto genomen . . . . t


1)
\\’aarvan aan Indonesië (Wet van 15
Maart 1933, Staatsblad no. 99) ……..

..34.259.225,-
Circulatle der door de Bank namens de
Staatin hetverkeergebrachte mimuntbiljetten
,,
136.316.766,50

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen francs),

B
Oe0)
Data

o

0)0

S

31

Dec.

1946
4.949,9
158,0
238,7
52,7
4,090,7
1.163,7
28 Febr. 1950
6.231,8 264,0
90,6
41,7 4.245,1
2.005,5
7 Mrt

1950
6.247,4
264,4
89,8
41,7
4.195,5
2.076,5′
15 Mrt

1950
6,247,2
265,1
89,2
41,7
4.147,6
2.127,1

STAND VAN ‘s
RIJKS RAS.

Vorderingen
7
Mrt 1950
28 Febr. 1950

Saldo van
‘s
Rijks Schatkist
.
bij De Nederl.

Bank
N.V.
t

420.903.695,29
t

429.197.762,12
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist
bij

de

Bank

voor

Neder-
landsche

Gemeenten
317.750,03
,,

1.722.498,80
ICasvorderingen

wegens

ere-
dietverstrekking

aan

het
buitenland

flaggeldlening

tegen

onder-
pand
………………
-,

Saldo

der postrekeningen van
Rijkscomptabelen

.
. .
306.676.074,98
,,

284.499.856,87
Voorschotten opultimo Januari

……

1950

aan

de

gemeenten
wegens

aan

haar

uit

te
keren belastingen


Vordering in rek, courant
op:
V.S.
Indonesië
……. . ….
48.135.002,15
48.135.002,15
Suriname

…………..
29.362.316,06
,,

29.362.316,06
Ned. Antillen

…………


Het Algemeen Burgerlijk ?en-

….

– –
Het staatsbedrijf der

P.,

T.

….
……..

sioenfonds

…………………..

– –
enT.

………… …………..
Andere staatsbedrijven’
en
in-
stellingen

……………..
637.858.079,32
,,

437.408.000,12

Verplichtingen

Voorschot,

door

De

Nederi.
Bank N.V., verstrekt


Voorschot,

door

De

Neder-
landsche

Bank

N.V.

in
rekening Courant

verstrekt


Schuld aan de Bank voor Ne-

derlandsche Gemeenten

Schatkistbiljetten

in

omloop
t 2006.690.600,-
t 2005.390.600,-
Schatkistpromessen

bij

De
Necterlandsche

Bank

N.V.
ingevolge

overeenkomst
1600.000.000,- ,,1600.000.000,-
Schatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks bij De Nederl

Bank N.V. is geplaatst-nihil)
15.865,1

mln, wo. garantie
J3ret.ton

\Voods f1.151 mln
,,4714.100.000,-
,,4741.300.000,-

van 26 Februari 1947

……

Daggeldleningen


Muntbiljetten In
omloop

….
137.684.645,-
,,

138.400.905,50
Schuld

op

ultimo

Januari
1950

aan

de

gemeenten
wegens aan haar uit te keren
belastingen

……..
. ….
132.753.695,13
,,

132.753.695,12
Schuld

in

rek, courant

aan:

V.S.
Indonesië
– –
Suriname

………
. ….


Ned.

Antillen

……….

….

17.140.985,61
,,

18.430.946,65
Het Algemeen Burgerlijk Pen-

sioentonds

…………….

….

32.354.397,99
,,

41.109.808,16
liet staatsbedrijf der
P.,

T
.

en

T.

………………
250.350.697,69

……..

,,

262.595.028,12
Andere

staatsbedrijven

….

……

……-


Schuld

aan’ diverse

instellin-

…..

gen In rekening met
‘s
Rijks

……….

Schatkist

………..
…….
1592.846.903,06
,,1
579.528.263.0!

238

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

22 Maart 1950

ENIGE INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIËLE PRODUCTIE

IN NEDERLAND’)

1938
=
100,
os

os
..
os
0<
os 4-

os
“os

os
t)

Algem.

productie-index
vandeindustrie

….
94
113 126
III 133 138
140
136
75 82
87 88
90
90
88
91
Electriciteit

afgeleverd
aan het net
142
173
196
174
188
218
238
252

Steenkolen

………….

98
120
124
12
109
125
135
137
Stikstofmeststoffen

.
67
82
88 86
77
97
94
102
108
165
162
133
129
142 160
152

Gas

……………….

Walsproducten van
ijzeren staal ‘)

.
. .
137
210
214
304
268
318
67
122
153
151
170
149
150
128

Ruwijzer

…………..

114 129 124
141
129
120
133
110
69
93
104
105
107 115
122
116
57
110
109
81
ror
107
115
107
Rubber

(gehele indus-
200 288
.
24 1 249 305
Courantenpapier

….
40
81
81
85
84 80
109 67
Katoen- en linnenweve-
t

Rijwielen

…………
Cement

…………..
Metselstenen

……….

60
71
79
87
81
83 87
83

Deuren

……………..

Tricotage-industrie

.
85
107
134 120
141
147
165
169

trietak)

………..

110 137 107
133
138
119
60
.
61
.
.

rijen

…………….

Sigaretten …………
124
.
133
.
161
.

Schoenen

………..
Sigaren

………….60

70
83
111
92 83
4
60
Boter

……………52
Margarine

……….

..
..
109
149
.
k0l
194
201
235
213
Kaas

…………

..
51
77
146
121
90
70
74

BANK VAN ENGELAND.

(Voornaamste posten in millioenen ponden).

Id

10
1010
.
0

l0;.
000)

C5′
°
.
(5

0,2
1.449,1
1.450
1.428.2
f2,1
1,3
0,4
1.299,3
1.300
1.248,5
51,8,
5,3

=

eb,
0
,4
1.299,3
t “00
1247,2
53,2
5,2
0,4
1.229,3
1.300
1.250,8
49,6
5,1

Other securities
.Deposits

ILI
E-
(b
0)

0
Id

!___
__i

IQJ

10,3
-..
25 Pec. ’46
311.8
13.6

15.8
346,5
275,9.
15 Febr.’50
468,2
19,7
26,4
553,0
18,4
131,7
287,2
22 Febr.’50
463,9 22,0 22,8
548,6
14,0 136,0
285,2
1 Mrt ’50
457,8
22,7
33,7
550,4 13,7
136,0 284,3

1)
,,Mededelingen”;

betekent: de gegevens ontbreken; ge-
corrigeerde gegevens zijn cursief gedrukt.
‘) 1940 = 100.

INDEXCIJFERS VAN (IROOTHANDELSPRIJZEN

IN NEDERLAND
1)
.

Juli ’38-Juni39
= 100
1947
1

1948,
1949
‘•

VoedIngsmiddelen:
‘230
228
231
240 245 250 233 253
285
290 294
totaal

‘………:.
214
231
243
265
270 275
Grondstoffen:
houtw. buitenlands
631
567 529 517
517
547
chem. producten

.
342
376
383
358 357 357
textielwaren
284
283
290 306 309
314 243
304
553 738 725
732

plantaardige

…….

metaalwaren
294
306
311
315 298
298

dierlijke

………..199

papierwaren
474
524
388
392
392
430
hulpstoffen
201
216 264 265 265 283

Ieder

…………

328
342
370 378
372
384
Afgewerkte produeton: glas, aardewerk enz
256
269
282
286
290
291

totaal

…………..

390 382
375
371
371
376
houtwaren

……….
chem. producten
.
318
325
362
374
376
377
textielwaren
344
360
382
416
418
421
321
330
376 399
404
409
papierwaren
303 347 355
342
342
342
lederwaren

……….

gefabr. voed. midd
223 225 235
235
236
236
263
270
273
274 274
276
metaalwaren

…….
276 283 297
303
304
305
totaal

…………..
A.Igem. indexcljfer ….
271 281
296 306
306
310

‘)Bron .,, Statistisch Bulletin van het CBS.”;’ gecorrigeerde
gegevens zijn cursief gedrukt.
‘) De wegingscoëfficiênten zijn vastgesteld overeenkomstig de
verhoudingen in 1941.

BANK VAN FRANKRIJK.

(Voornaamste posten in millioenen franco).

Voorschotten aan de Staat


o

Data
C055
0)
10
,
10
,..
0)0.-
0 0
.
5)

(0

26 Dec.

1946
94.817
118.302
59.449
67.900 426.000
9 Febr.

1950 52.981
375.225
125.042
163.200
426.000
16 Febr.

1950
52.981
362.611
125.042
165.000 426.000
23 Febr.’

1950
52.981
378.946
125.042
165.200 426.000
2 Mrt

1950
52.981
373.128
125.042
164.600
426.000

Deposito’s Bankbil


1

accords
_______
Data
jetten
de coöp.
circulatie
Totaal
Staat
1
écono-
Diversen

____

26 Dec.

1946
721.865
63.458
9 Febr.

1950
1.285.453
129.073
10
11.316
117.748
16 Febr.

1950
1
1.269.627
131.095
74
13.406
117.615
23 Febr.

1950
1

1.271.387 135.092
79
14.155
120.858
2 Mrt

1950
1
1.317.002
121.689
16
17.078
104.596

Te koop
FIAT
iioo
1948, in
AANGEBODEN:


z. g. st. Desk. onderz. toege-

L
oetriselle Elilot

ADHESSEERMACJIINE

1 staan. H. J. CASSEE, Don-
met iijsiapparaai., in prima 1 kerelaan 10,

Bloemendaal.
staat. Lage prijs! Br. onder 1
No. ESI3 1682, boe, v. d. bi

1 Tel. 22542′.
1ostbus 42, Schiedam. _:l.)

Te koop: Pontiac 1938, nwe
Gevr.
van part.:
Personen-
banden, super cushion, nwe auto, n.o.d. 1946, liefst
Che-
motor, zoeklicht, enz. Prach- vrolet of Pontiac. Aanb.
tige wagen. Prijs
f
3450. De- I Veldm. Montgomeryweg 48,
kenfabriek , ,De Eendracht”, I Soesterberg. Tel. K 3403, no.
Kanaalpad 7, Apeldoorn. 1567.

“tattzt

fl1

ESTAJILISHED 1878

An Independent Journal of Finance
and Trade

*.

OBJECTIVE APPRAISALS

CONSIDERED JUDGMENT

IMPARTIAL OPINION

*

ontains most complete range of

British economic and financial statist-

ics published in any weekly journal

*

World wide circulation

*.

.5

Annual subscriptiot rate: (post free-

to inciude all supplements) £ 3:2:6

(fi 33,40)

4 Spedal Suppiernent on E.-.onornic Con-
diti.,ns in The Netherta,,d.s was pubtishe4
on Jan u’ary 31 1948. 4 timited number
of this Suppienoent revlain for

LONJM.).N: 61 CAJ’TNON STJIEET, E.0
4

N.V. HERO CONSERVEN BREDA

GEVESTIGD TE BREDA

DE MAATSCHAPPIJ ‘TOT FINANCIERING

VAN HET NATIONAAL HERSTEL N.V.

Uitgifte van nominaal
f 750,000.— aandelen,

in stukken groot nom. f1000.— aan toonder,

ten volle delende in de Winst van het lopende boek-
jaar, eindigende 31 December 1950, en volgende
boekj aren.

Ondergetekende bericht, dat zij de inschrijving op bovenge-
noemde aandelen, uitsluitend voor houders van aandelen, open-
stelt op
Maandag 27 Maart 1950,

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur, bij haar
kantoren te
Amsterdam, Rotterdam, ‘i-Gravenhage
en
Breda,

tot den koers van 106 pCt.,

op de voorwaarden van het prospectus dd. 16 Maart 1950.

Prospectussen en inschrjvingsbiljetten zijn verkrijgbaar bij de
Inschrjvingskantoren.

Nederlandsche Handel-Maatschappij, N.V.

Amsterdam, 16 Maart 1950.

AD

Nederlandsche

Handel-Maatschappij,
N.V.

DEVIEZENBANK

Hoofdkantoor: Amsterdam,
‘t

Vijzeistraat 32

115

kantoren

in

Nederland
en
Azië
New York

Londen

Tanger

VOORLICHTING OP FINANCIEEL

EN ECONOMISCH. GEBIED

roept aandeêlhouders op tot het bijwonen van een

Jaarlijkse algemene vergadering

van aandeelhouders

te houden op 28 Maart 1950 te 15 uur in het kantoor-
gebouw van.de maatschappij, Kneutrdijk 6 te ‘s-Gra-
venhage.

A GEN DA:

Opening.

Goedkeuring notulen vorige vergadering.
Jaarverslag van de directie.

Vaststelling van de balans op 31 December 1949 en
de winst- en verliesrekening over het vierde boek-
jaar.

.

Vaststelling van het dividend.

Benoeming van een lid van de ,Raad van Toezicht
in verband met het periodieke aftreden van een
commissaris ingevolge art. 18 sub 4 van de statu-
ten der vennootschap.

Rondvraag.

.
S. Sluiting.

De jaarstukken ligenter inzage ten,kantore van de
maatschappij, Kneuterdijk 6 te ‘s-Gravenhage, alsmede ten kantore van De Nederlandsche Bank NV., Afdeling
Secretarie, te Amsterdam. –

Houders van ‘aandelen aan toonder, die genoemde
vergadering wensen bij te wonen, dienen hun aandelen
uiterlijk 25 Maart 1950 tegen reçu, dat tevens als bewijs
van toegang tot de vergadering zal dienen, te hebben
gedeponeerd bij een van de volgende banken:

Amsterdamsche Bank N.V. De Twentsche Bank N.V.
Jleldring & Pierson.

Incasso-Bank N.V. Lippmann, Rosenthal & Co.
R. Mees & Zoonen.
Nederlandsche Randei-Maatschapij N.V.
Nederlandsch Indische Handelsbank N.V.

Pieron & Co.


Rotterdamsche Bank N.V.
De Nederlandsche Bank N.V., Afd. Bewaar-
neming, Oude Turfmarkt 127, Amsterdam.
De President-Directeur:

J. F. POSTHTJMA.

+

JTacaturt

+

JURIST
wonende -in Den Haag, 45 jaar oud, met ruime ervariiig op
financieel en economisch gebied, zoekt. nevenbetrekking,
waarvoor gedeelte van de dag en de avonduren beschikbaar.
Brieven worden gaarne ingewacht onder no. ESB 1681, bur. v. d. blad, Postbus 42, Schiedarn. –

TECHNISCH-ECONOOM
45 jaar, gewend leiding te geven, de moderne talen vlot beheersend, wenst van positie te veranderen. Prima ref.
beschikbaar.
Br. onder no. ESB 1683, bur. v. d. blad, Postbus 42,
Schiedam.

GEMEENTE ALMELO

Burgemeester en Wethoudérs der gemeente Almelo
roepen sollicitanten op naar debetrekking van

HOOFD
van het op te richten –

SOCIOGRAFISCH BUREAU

Salaris
f
5300.— tot f6200.— (+ 5 pCt.), aanstelling
boven het minimum is mogelijk.
Vereiste: Drs. in de Sociografie. Practische ervaring
strekt tot aanbeveling.

wil

Sollicitaties op zegel met uitvoerige inlichtingen te
richten aan B. en W. binnen 14 dagen na verschijning
van dit blad.

herplaatsing wegens misstelling

LEVER BROTRERS & uNr-
LEVER N.V. ROTTERDAM

RECEPISSEN VAN 3
%
CONVERTEERBARE
OBLIGATIËN, LENING 1949
DeRaad van Bestuur be-
richt, dat bovenvermelde re-
cepissen stuk om stuk, tot
15 Januari 1951 kosteloos,
ter verwisseling in defini-
tieve obligatiën voorzien
van coupon No. 3 per 1 Juli
1950 e.v., kunnen worden
aangeboden bij de kantoren,
aan de voet van recepissen vermeld, van 15 Maart a.s.
af op iedere werkdag van
9-12 uur v.m., behalve des
Zaterdags.
De recepissen moeten ver-
gezeld zijn van onderte-
kende nummerlijsten, waar-
op de nummers naar volg-
orde zijn gerangschikt.
Na 15 Januari 1951 komen
de zegelkosten ad
f
7.50 per
obligatie van
f
1.000.— no-
minaal voor rekening van
de aanbieder.
Rotterdam, 10 Maart 1950.

Fu. A. 0. Beuth van

Wickevoort Crommelin

Amsterdam.Z, Tel.
25410

Corns v. d. Lindenstraat
22

Verzekeringadviseurs.

LOD. S. BEUTØ

specialist Gezins’ en Oude-
dagsverzorging.

Adviezen inzake:

Pensioen-voorzieningen voor
Staf en Personeel.

Organisatie Bedrijfs- en Onder-
nemlngspensloenfondsen.

Aanvullingen normalisatle van
bestaande regelingen.

ADVERTEER IN DE

ESB

Het hoofdbestuur van de

Algemene Nederlandse Landarbeidersbond

(aangesloten bij het N.V.V.)

roept sollicitanten op naar de functie van

SOCIAAL-ECONOMISCH ADVISEUR

Vereisten: Universitaire opleiding

(Wageningen of
Rotterdam), econosnisch-landbouwkundige studierich-
ting. Salarisregeling in onderling overleg vast te stel-
len. Sollicitaties (uitsluitend schriftelijk) uiterlijk
15 April a.s. in te dienen bij het Hoofdbestuur van de
A.N. LE, Catharijnesingel 38, Utrecht.

N.V. NIEUWE AFRIKAANSCHE’

HANDELS-VENNOOTSCHAP

GEVESTIGD TE ROTTERDAM

UITGIFTE

Nominaal f. 1.115.400,-

ten volle delende in de winst over het
boekjaar 1′ November 1949-31 October 1950

tegen de koers van 140%

van

gewone aandelen

De inschrijving op bovengenoemde aandelen wordt uit-
sluitend voor de houders van gewone en 6 pCt. cum.
preferente winstdelende aandelen opengesteld op

DONDERDAG, 30 MAART 1950

van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 uur, ten
kantore van

de Heren R. MEES
&
ZOONEN

te Rotterdam en ‘s-Gras enhage.

de Heren BEELS
&
CO. – DE CLERCQ &

BOON HARTSINCK te Amsterdam

op de voorwaazden van het prospectus dd. 20 Maart
1950.

Prospectussen en inschrijvingsbiljetten benevens, tot
een beperkt aantal, exemplaren van het• laatste jaar-
verslag en de statuten, zijn bij de inschrijvingskantoren
verkrijgbaar.

R. MEES
&
ZOONEN

BEELS
&
CO.—DE CLERCQ
&

BOON HARTSINCK.

Rotterdam
20 Maart 1950.
Amsterdam

Economisch – Statistische

Berichten /

Adres voor Ned.erland: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (
W.).
Telefoon
Redactie en Administratie 38040. Giro 808.
Bankiers: R. Mees en
Zoonen, Rotterdam.

Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecsaliseerde Eko-
nomie, :4, Universiteilstraat, Gent.
Abonnementen:
Pieter de Hoochstroat’ 5
,
Rotterdam (W.). Bankiers: Banque de Commerce, brussel.

Abonnementsprijs, franco
per post, voor Nederland
f
26,—
per jaar;
voor
België/Luxemburg f
28,- per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in Belgische francs bij de Banque de Commerce te Brussel
of op haar Belgische postgirorehening
no
260.34.

Uniegebieden
en Overzeese Rijksdelen (per zeejost) f

overige
landen /
28,— per jaar.

Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts
worden beëindigd
per ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan het
Bijkantoor
Westzee-
dijk,
Rotterdam (
W.).

ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties té
richten
aan de
Firma H. A. M. Roelanis, Lange Haven
141,
Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).
Advertentie-tarief f
0,40
per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
f o,6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties
zonder
opgaaf van redenen te veigeren.

N.V. ,,VULCAANSOORD”

GEVESTIGD TE TERBORG, gemeente Wisch.

Uitgifte van f 250.000.-

gewone aandelen

in stukken groot nom. f1000.— aan toonder.

Ondergetekende bericht, dat de inschrijving op bovengenoemde
aandelen, uitsluitend voor houders van claims van gewone
aandelen, zal zijn opengesteld op

Maandag 27 Maart 1950

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur, bij haar
kantoren te
Am8terdam, Rotterdam, ‘a-Gravenhage
en
Arnhem,

tot den koers van 110 pCt.

Prospectussen en inschrijvingsformulieren zijn bij de kantoren van inschrijving verkrijgbaar.

De Twentsohe Bank N.V.

Amsterdam, 17 Maart 1950.

Losse nummers 75 cents, resp 12 B. francs.

Auteur