AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN’
EconomischmwStatistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
1
35E
JAARGANG
WOENSDAG 11JANUARI 1950
No. 1705
COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. 1V. Lambers;.J. Tinbergen;
F. de Vries; C. aan den Berg (secretaris).
Bedacteur-Secretarisi A. de 1J’it.
Assistent-Redacteur: J. H. Zoon.
COMMISSIE VAN AD VIES VOOR BELGIË:
J. E. Menens; 1?. Miny; J. van Tichelen; R. Vande putte;
F. Vers ichelen.
Ç
egeaens over adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde cnn dit n’ummer.
INHOUD:
Blz.
De
artikelen
van
deze
week
…………………
23
Sommaire,
summaries
……………………..
23
Belastingverlichting en nieuwe ondernemingen
door
Mr
H.
F.
van
Leeuwen
………………….
24
De financiële poitie van Indonesië
(1) door Prof. Dr
J.
P.
Ilaccoû
.
…………………………..
25
De agrarische domeinbezittingen in de vier Noordelijke
provinciën
door Ir J. Nysingh
………………
27
Chômage et ernploi en Belgique
door L. É. Reneau
29
De Internationale Tarwe-Overeenkomst van 23 Maart
1949
door J.
Sehilihuis
……………………
30
A
a n t e k e n
i
n g:
,,Plaiuiing” in (ie RuSsische zojie van 1)uitsland
……..
32
Internationale
notities:
Moeilijkheden in het Internationale spoorwegbedrijf
84
i)c
wereidetaaiproductie
In
1983
………………….
34
Ijifiatoiro tejidenties In
Zuid-Afrika
Ontvangen
boeken
………………………..
35
Geld-
en
kapitaalmarkt
……………………
36
Grafieken:
)e
energievoorziening van Nederland
………………
37
S t a t
i
s t
i e k e n:
Bankstaten
………………………………….
37
Stand
van
‘s
Rijks
Kas
…………………………
38
In-
enuitvoer van
Nederland
……………………
38
in-
en
uitvoer
van
België
……………………….
89
In-
en
uitvoer
van
Indonesië
……………………
89
Productie cii ecpori van natuurruhber
………………
39
DEZER DAGEN
wordt weer naarstig overlegd. Door de Nederlandse eco-
nomie vloeit gestaag de 5 pCt loonsverhoging voort en lokt
even onherroepelijk haar consequenties uit. Hier wordt
een prijs verhoogd, daar een omhoogbrengen van tarieven
bezien. Het ,,klotst voort in eindeloze deining”. Niet
geheel juist is gelukkig de in het sonnet bijbehorende slot-
regel: ,,en kent zichzelve niet”.
De Eerste Kamer mag zich gaan beraden op een naar
vertakking der consequenties sterk gelijkend vraagstuk.
De Memorie van Antwoord over het wetsontwerp betref-
fende de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie is versche-
nen, liet ziet er niet naar ‘uit, dat deze bloem, volgens
sommigen tot de netels behorende, in de knop zal worden
gebroken. Al zullen er zijn, die, in tegenstelling tot het
sentiment van Kloos, het niet zouden betreuren als (leze bloesem voor de uchtend van haar bloei zou vergaan.
,,Zu ‘t al zinken en vergaan”. De Minister van Buiten-
landse Zaken van Groot-Brittannië, Bevin, heeft zich naar
Colombo begeven voor een conferentie met de vertegen-
woordigers van de Dominions. HeLhoofdpunt der bespre-
kingen vormt de mogelijke consequentie van de commu-
nistische overwinning in China, door Groot-Brittannië
inmiddels erkend. Men beseft goed, dat de periode ,,het
Empire is gésloten, de poorten gaan niet open”, voorbij is.
Wat zal de beste grendel zijn? President Truman heeft
in zijn grote jaarlijkse rede over de gelegenheid des lands
weer op het inmiddels befaamde punt vier gewezen: het
omhoog brengen van het levenspeil in onontwikkelde ge-
bieden door technische en financiële hulp van het Westen. Maar zoals Micawber, geraden om een nieuw leven te be-
ginnen, op sombere toon zei: ,,I-Iet kapitaal, mejuffrouw,
het kapitaal”.
Zal dit kapitaal door de Verenigde Staten ter beschik-
king worden gesteld, anders dan door substitutie van oor-
spronkelijk voor het Westen ioorziene hulpbedragen?
De President ziet geen concurrentie, maar complementari-
teit. Een deel der Congresleden, die ook aan de dit jaar
komende verkiezingen denken, zouden de deur wat dicht
willen doen. Sterk vrezen zij de inflationistische trek door
de voortdurende geweldige gaping tussen ontvangsten en
uitgaven op de Federale begroting.
Over de drempel van het Congres zullen nog krassende
klanken, voor Europese oren, komen, als dit overleg wordt
voortgezet; maar de zwanenzang van de Marshall-hulp
zal men waarschijnlijk nog niet horen. Daarvoor voelen de
Verenigde Staten zich nog te zeer in de rol van de prinses
in het sprookje van de zwanenbroeders. Zij zijn bereid
ijverig voort te breien om tijdig gereed te zijn met de uit-
rusting, die de West-europese landen weer tot normaler
toestand moet transformeren.
De zwanenbroeders, anderzijds een slechte vergelijking.
VTant deze deden zelf niets dan wachtend rondcirkelen.
Wat men ook mag denken van het Europees geconfereer,
in de landen zelf gebeurt wel iets. In Groot-Brittannië kon
worden gewezen op een sterke verbetering van de betalings-
balans in het laatste kwartaal, zij het iiiede door eenmalige verschijnselen. En iii Frankrijk blijft, ondanks alle spreken
over de, inmiddels aangenomen, begroting, het prijspeil
stabiel. Flet spel ,,zwaan kleef-aan”, in Europees verband,
moet men echter nog leren.
RbTTERDAMSCHE
BANK
A
CASS’A
KASSIERSINSTELLING
OPGERICHT IN 1806
HEERENGRACHT 179
S
AMSTERDAM.0
WCOMOTIEf
SPE
71
-11)
M
A:_
GENEVER
• ..
tinizt
ESTABLISHED 1878
S
An Independent Journal of Finance
and Trade
‘t.
*
OBJECTIVE APPRAISALS
CONSIDERED JUDGMENT
IMPARTIAL OPINION
:
Contains most’ complete range of
British èconomic and fitancial statist-
ics published in any weekly journal
*
World wide, circulation
Annual subscription rate: (post free-
to inciude all supplements). £ 3:2:6
(fi 33,4o)
A Special Supile,nent
0fl
.Sjconomic Con-
‘ditions in rheHetherla,ds was published
on Januarij
31 1948. A
limited number
– of this Suppiement remain for sate.
LONO: 51 CAHNON STREET,
E.C. 4
Annonces,’ waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit
is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer
van dèzelfde week worden opgenomen.
DE TWENTSCHE BANK
N.V.
MAANDSTAAT OP 31 DECEMBER 1949
Kas, Kassiers en Daggeldleningen
…………
t
22.458.810,35
Nederlands
Schatkistpapier
………………
…
566.466.562,47
Ander
Overheidspapier
………………….
..
10.247.807,0 9
Wissels
………………………………
..
1.807.146,14
Bankirs in Binnen- en Buitenland
………….
20914,751.39
Effecten
en
Syndicaten
…………………
..
1.980.802,83
Prolongatiên en Voorschotten tegen Effecten ..
9.258.053,17
Debiteuren
…………………………..
..
113.408.127,58
Deelnemingen (mcl. Voorschotten) … ……….
..
10.226.510,92
Gebouwer.
…………………… ………
..
3.500.000,—
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen
•.
. –
831.850,11
1′
761.100.422,05
Kapitaal
…………………………….t
44.800.000
1
–
Reserve
………………………………
..
15.000.000,-
Bouwreserve
…………………………..
3.000.000,—
Deposito’s
op
Termijn
………………….
85.438.455,48
Crediteuren
……………………………
..
594.992.194,55
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen
….
..
17.037.921,91
Reserve voor Verleende Pensioenen
.
……..
831.850,11
t 761.100.422,05
1111111
AFWIKKELING
VAN
NALATEN.
SCHAPPEN
250 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
N.V. KONINKLIJKE
N EDE R CA N D SC H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo – Hengelo
ZOUTZ1EDERIJ
Fabriek van
zoutzuur (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
chloorbleekloog
natronloog, caustic soda.
1
-. •’
–
, ..
S –
11 Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE• BERICHTEN
23
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Mr ii. F. van Leeuwen,
Belastingverlichting en nieuwe onder-
nemin gen.
lIet wetsontwerp ,,Belastingherziening 1949″ draagt
niets hij tot verbetering van het industriële klimaat voor
nieuwe ondernemingen. Voordat een nieuw bedrijf loopt
is in totaal aan belastingen over het vermogen 5 pCt van
het kapitaal verloren gegaan. Andere oprichtings- en
eerste verlieskosten en aanloopverliezen eisen ook nog
een flink percentage van het risicodragend kapitaal. De
aandeelhouders moeten op een rente.derving van minstens
15 pCt rekenen. Onder deze ongunstige omstandigheden
moet de nieuwe onderneming een, voor fiscale doeleinden,
systeem van afschrijving kiezen, waaraan men ook in e
toekomst is gebonden. Schr. heeft een lijstje opgesteld
van de minimum verlangens op fiscaal gebied voor jonge
ondernemingen.
Prof. 1)rJ. F. Ilaceoû,
De financiële positie van Indonesië (1).
Orn het begrotingstekori duurzaam te beperken, zijn
nodig: 1. het zetten van een taakstelling met exact gefor-
muleerde prioriteiten; 2. een zodanige openlegging der
cijfers, dat men een duidelijk inzicht krijgt. Van de taak-stelling blijkt uit de medio December gepubliceerde nota
betreffende de toestand van ‘s Lands financiën niets.
Van een openlegging der cijfers heeft men afgezien, omdat
liet apparaat ontbreekt. Daarmee is automatisch de mo-
gelijkheid weggenomen om principieel tot een sanering
der staatsfinanciën te komen. Alen had alles op alles moeten zetten om voor deze sanering het apparaat te
krijgen. Na het vraagstuk der begrotingstekorten aldus
principieel te hebben gesteld, geeft schr. een beeld van de begroting, waarna de tekort-financiering en het vraagstuk
van de geldcirculatie worden behandeld.
Ir J. Nysingli,
1)e agrarische domeinbeziuingeï in de vier
Noordelijke pooinciën.
Deze domeinbezittingen beslaan thans in totaal onge-
veer 16.000 ha. Na te hebben uiteengezet, hoe de Staat
aan deze bezittingen is gekomen, toont schr. aan, dat vele
dezer domeinohjecten een bijzonder nuttige rol vervullen
in het algemene landbouwbelang. liet gemiddelde peil
der domeinboerderijen ligt hoger dan dat van landbouw-bedrijven in de omgeving; de domeincomplexen oefenen een goede invloed op de omwonende-boeren uit.
L.
E. Reneati,
1Ve,kloosheid en werkgelegenheid in J3elgië
Zoals bekend, beweegt de werkloosheid in België zich
sedert begin 1948 in stijgende lijn. in October jl. bereikte
zij een daggemiddelde van 251.077, tegen 67.292 in 1946.
De tot nu toe genomen maatregelen, wo. omscholing en
tewerkstelling door de Overheid, hebben weinig resultaat
gehad. Een andere w-eg zal moeten worden ingeslagen.
De werkloosheid zal, zo meent men, kunnen worden be-
zworen door stimulering van de effectieve vraag. Dit
O
impliceert een investeiingspolitiek van de Overheid, die,
tezamen met de particuliere investeringen, het volume,
vereist voor ,,full employment”, moet realiseren.
J. Schilthuis. De internationale Tarct’e-Overeenkornst van
23 Maart 1949.
liet zwaartepunt der Internationale
rFal,\,,,e
Overeen
komst ligt in de toezegging dr deelnemende uitvoer-
landen om jaarlijks tegen een bepaalde maximurnprijs
gedurende de 4 oogstjaren 1949/’50 t/m 1952/’53 een
zekere hoeveelheid tar’,ve te leveren aan de gezamenlijke invoerlanden, die zich hebben verbonden om die hoeveel-
heid tegen een zekere minimumprijs af te nemen. De
praktijk zal moeten leren, of de overeenkomst de vrijheid
beperkt, die cle handel voor volledige ontplooiing nodig
heeft en zo ja, of de ondervonden hinder dan zodanig is,
dat hij zwaarder weegt dan het voordeel der prijsstabili-
satie, welke de overeenkomst beoogt.
SOMMAIRE.
Mr H. F. vasi Lëeuweii,
Le dégrèvement des impôts ei les
nonoelles entreprises.
L’auteur démontre que l’ïndustriel ou l’actionnaire qui
risque son capital clans une nouvelle entreprise, doit
disposer d’un large esprit d’initiative, attendu que le climat indistriel est
lom
d’être parfait. Le projet de
bi: revision des inipôts 1949, ne contrihue guère & l’amé-
lioration de ce climat. L’auteur rédige une liste repro-
duisant les desiderata les plus modestes dans le domaine
fiscal en faveur de jeunes entreprises.
Prof. Dr J.
F. llaceoû,
La position financiè,e de l’Indo-
nésie (1).
–
L’aiteur traite, d’une manière détaillée, de la position
financière cle l’lndonésie en se référant 6 la note sur la
situation des finances du pays et publiée & mi-décemhre
par le département des finances.
Ir J. Nysingh, Le domaine agricole dans les quatre pro oinces
septentrionales.
Ce domaine couvre environ 16.000 ha. Après avoir
exposé comment l’Etat a acquis ces terres, l’auteur
démontt’e que le domaine joue, en règle générale, un
rôle extrêmement utile dans les intérêls généraux de
1′ agriculture.
L. -E. Reneau,
Chômage ei emploi en Belgique.
J. Sehilthuis,
L’accord international du blé du 23 mars 1949.
La pratique nous enseignera si la convention du blé
limite la liberté, dont le commerce 6 hesoin pour son
développement, et dans l’affirmative, si les inconvéniedts
élrouvés par l’application de la convention sont plus
graves que la stahilisation des prix visée par cette conver.-
tion.
SUMMARIES.
Dr H. F. van Leeuwen,
.Relief fiorn taxation and new unde,’-
talcings.
Those who invest capital in a new undertaking must
PO5SS5
exeeedingly great enterprising spirit. The 1949
Tax Revision bill will not improve the industrial Situation
for new undertakings. Minimum fiscal wants for young undertakings are suggested by the writer.
Prof. Dr J. F. Haccoû,
Indonesia’s tinancial posilion (1).
A detaibed review of Indonesia’s financial position,
hased on the note published hy the indonesian Finance
Department around the middle of December.
Dr J. Nysisigli,
The agiarian c,own-lands in the four northern
pro oinces.
The agrarian crown-lands in the four norihern pro-
vinces cover an area of 16,000 11ectares. On the whole,
they play a useful part in the general interest of agri-
culture.
L. E. Rencati, Unemploymeni and employnient. in Belg juni.
The measures which have to date been taken in Belgium
for combating unempboyment have not heen very successful.
It is believed that unemployment may be warded off by
increasing the effective demand.
rp5
implies a govern-
ment investment-policy which, together with private
investments, is to realize the volume necessary for full
employ men t.
J. Schilthuis,
The International Wheat-Agreernent of M&rch
23rd 1949.
Practice will have to show whether the Wheat-Agree-
ment will restrict free trade and, if so, whether the impedi-
ments caused by the Agreement outweigh the intended
stabilization of prices.
24
,
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Januari 1950
BELASTINGVERLICHTING EN NIEUWE
ONDERNEMINGEN,
Het ontwerp van wet, ingediend als ,,Belastingherziening
1949″, is geen belastingherziening 1949 geworden. Na de
indiening op 1 Juni 1949 zijn tiouwens reeds wijzigingen
in uitzicht gesteld, die het in werking treden in ieder
geval naar een later tijdstip verschuiven. Merkwaardig
is, dat geconstateerd moet worden, dat de aankondiging
dézer verschuiving zo weinig protesten heeft uitgelokt.
Dit uitblijven van protesten is intussen wel verklaarbaar,
omdat men vrij algemeen heeft kunnen vernemen, dat
het bedrijfsleven zich weinig gebaat voelde hij de zgn.
,belastingverlichting”.
Hier komt nog hij, dat men op grond van ministeriële
bepalingen op het stuk van vervroegde afschrijvingen op
nieuw aangeschafte bedrijfsmiddelen veelal arrange-
menten met de fiscus heeft kunnen treffen, die reeds
lagen in de lijn, van hetgeen in het wetsontwerp nader
werd vastgesteld. De practische betekenis van de in-
trekking Van het aanvankelijke ontwerp is derhalve niet
groot, en liet ligt wel in de rede, dat men zich om het
uitstel van de op zichzelf belangrijke bepalingen omtrent vervroegde extra afschrijvingen niet zo zeer bekommert.
Moeilijk kan intussen aan de Minister van Financiën worden toegegeven, dat snelle afschrijving van de zgn.
,,kop” der nieuwe investeringen in de jaren 1946-1949
verricht, thans na de devaluatie niet meer nodig zou zijn,
gelijk wordt betoogd in de nota, waarbij wijzigingen in
diverse belastingen worden aangekondigd. De werkelijke
rendabiliteit van alle uitbreidingen, die tegen drie â vier-
maal vooroorlogse kosten zijn en worden verricht, staat
nog steeds op de tocht, en zal op de tocht blijven staan
zolang te rekenen is met een drie h viervoudg prijsniveau
voor investeringen, tegenover een consumptiekrâcht,
die in geld uitgedrukt op slechtsongeveer het tweevoudige
van het vooroorlogse niveau staat. Bij de woningbouw
zijn de niet rendabele bouwkosten voor een ieder, die
zich even in de materie verdiept, duidelijk zichtbaar.
De Nederlandse arbeid kan geen huis voortbrengen,
waarin zonder subsidie de Nederlandse arbeider kan
wonen. Doch dezelfde ongezonde spanning is alom aan-
wezig. liet is vrijwel uitsluitend te danken aan de extra-
winsten, welke onder de protectie van schaarste-economie
zijn behaald met het oude productie-apparaat, dat be-
staande ondernemingen na de oorlog uitbreidingen en
vernieuwingen hebben kunnen verrichten, zonder desa-
streuse gevolgen te ondervinden van de wanverhouding
tussen kosteri en opbrengsten voor nieuwe investeringen.
Wanneer de vraag wordt gesteld, wie eigenlijk gebaat
zijn bij de bepalingen omtrent de vervroegde afschrijving,
moet worden geantwoord, dat hierdoor slechts ondernemin-
gen zijn gediend, die met zodanige resultaten werken,
dat zij die extra afschrijvingen verdienen, m.a.\v. de oude
gevestigde ondernemingen, die zich uitbreiden en ver-
nieuwen. liet betreft intussen in de eerste plaats een liquiditeitsvoordeel, want uiteindelijk kan niet ineer
wörden afgeschreven ‘dan de kostjrijs. Men bereikt dus
een belastingverschuiving en een kasvoordeel en daar-
boven het gevoel van veiligheid, dat men niet voor zware
afschrijvingen zal komen te staan in latere jaren, waarin
winsten wellicht niet worden gemaakt.
De stelling wordt meer en meer verkondigd, dat verdere
industrialisatie van Nederland alleen maar mogelijk is
door geleidelijke vergroting en uitbreiding van het arbeids-
vela van bestaande ondernemingen. Indien men zich
hierbij wil neei’leggen, kan men bij de gedachtengang
van het wetsontwerp tot belastingherziening 1949 be-
rusten. Denkt men minder défaitistisch, en gelooft men
nog in de kans van nieuwe ondernemingen, dan moët
iiet de meeste nadruk worden geconstateerd, dat het
wetsontwerp niets bijdraagt tot verbetering van het
industriële klimaat voor deze nieuw’elingen.
Hoe toch is haar positie? Zij beginnen haar oprichtings-
kosten te betalen, waarvan de voornaamste post is: re-
gistratierecht 2. pCt. Verder hebben zij in tegenstelling
met oude ondernemingen, die gemakkelijk algemene en
aanloopkosten van een nieuwe tak van bedrijf weg kunnen
boeken tegen baten uit hun oude bedrijf, algemene kosten
van beheer en aanloopverliezen onder ogen te zien, die
zij 6f moeten activeren 6f als verlies nemen. De onder-
nemingsbelasting heft tot dusver pCt van het kapitaal per jaar, zodat men veilig kan aannemen, dat in totaal
aan belastingen over het vernogen 5 pCt van het kapitaal
verloren is gegaan voordat het bedrijf loopt. Voor andere
oprichtings- en de eerste verlieskosten, zomede voor aan-
loopverliezen mag men ook nog een flink percentage
van het risicodragend kapitaal. rekenen. Buitengewoon
optimistis0i moèt men zijn om binnen 5 jaren rentabiliteit
te verwachten. De aandeelhouders hebben dus gedurende
vijf jaren te rekenen met rentederving, welke op minstens
15 pCt in totaal is te stellen.
Onder weinig fleurige omstandigheden wordt de baby
gedwongen voor fiscale doeleinden een systeem van af-
schrijving te kiezen, waaraan men ook in de toekomst
is geboialen. Kiest de onderneming een systeem van
zware afschrijvingen, dan is de kans groot, dat deze niet
geheel kunnen worden verdiend. Er ontstaan dan ge-
durende de jaren der zware afschrijvingen fiscale verliezen,
waartegenover in, de toekomst na voltooiing der zware
afschrijving hogere fiscale winsten zullen staan; doch
wegens de beperking van de termijn van verliescompen-satie tot slechts een paar jaar, mag men die eerste fiscale
verliezen in de toekomst niet aftrekken van de hogere
fiscale winsten, waarvan zij de oorzaak zijn. Bij te zware afschrijving betaalt men dus
01)
de duur extra-belasting.
Indien men daarentegen een te licht afschrijvingssvsteem
kiest, is de kans groot, dat de onderneming, doordat als.
winst wordt aangemerkt wat afschrijving had moeten
zijn, wordt uitgehold.
Wanneer men dit alles in aanmerking neemt, is liet
duidelijk, dat de ondernemer of de aandeelhouder, die zijn
kapitaal in een nieuwe zaak waagt, met een ongelooflijke dosis ondernemingsdrang en optimisme behel)t moet zijn
en dat er wel iets aan het industriële klimaat ontbreekt.
Wij zouden daarom een lijstje willen opstellen van de
minimum verlangens op fiscaal gebied van jonge onder-
nemingen:
keuze van afsclirïjvingssysteem: vrij, zonder vor
de toekomst bindende schema’s;
compensatie van aanankelijke verliezen met later
te maken winsten gedurende onbeperkte termijn toe te
staan;
een primaire kapitaalsbeloning dient als bedrijfslast,
vrij van vennootsch apsbelas tin g te kunnen worden aan-
gemei’kt. Voor zover in de aanloopjaren niet verdiend,
moet de gederfde rente later op aandelen of te creëren
winstbewijzen ongehinderd door vennootschapsbelasting.
of dividendbeperking kunnen worden uitgekeerd;
opheffing der ondernemingsbelasting op het ver-
mogen, gelijk voorgesteld in een aanhangi
g
wetsontwerp;
de beloning voor het toezicht op de. leiding namens
aandeelhouders dient vrij te zijn van vennootschaps-
belasting en commissarissenbelasting;
uitstel van betaling van registratierecht, totdat zulks
uit de winst mogelijk wordt.
• Ik vlei mij niet met de gedachte, dat de nieuwe onder-
nemingen hij overneming van mijn suggestie nu erg hard
uit de grond zullen groeien. De moeilijkheden, welke over-
blijven, zijn waarlijk nog groot genoeg.
Amsterdam.
Mr
IT.
F.
AN
LEEUWEN.
k.
11 Januaii 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
25
DE FINANCIËLE POSITIE VAN INDONESIË.
Ii,ledio Dcember werd door het Departement van
Financiën hier een nota gepubliceerd betreffende do
toestand van ‘s Lands financiën. Dit stuk is in meer dan
een opzicht, een interessante documentatie, welke juist
doordat in de financiële sector de gegevens zo schaars
zijn, een nadere beschouwing ten volle waard is. Uiter-
aard kan een dergelijke beschouwing niet volledig zijn,
maar moet zich tot hoofdzaken beperken.
liet valt grotelijks te betreuren, dat niet op de voet
van de in ,,Ind. Stbl.” 1049, nos 15 t/m 36, afgekondigde
begroting 1947 ook voor de latere begrotingen verder
doorgevoerde specificaties zijn overgelegd, waardoor een
dieper inzicht zou hebben kunnen zijn verkregen. Een
ander bezwaar is, dat in de nota wordt gewaarschuwd,
dat de cijfers maar ,betrekkelijk vergelijkbaar zijn. Wat
het eerste betreft, het doet als een tegenstelling aan,
dat betoogd wordt, dat de omvang van de begroting
dusdanig is uitgegroeid, dat deze voor het bestaande
apparaat niet langer hanteerbaar werd geacht, terwijl
elders wordt medegedeeld, dat op hetzelfde departement
een afdeling contrôle administratie 1942 t/in 1945, als-
mede contrôle administratie buitediandse kantoren na
1945″ werd ingesteld.
Fi’incip ieel.
lIet grote vraagstuk, waarvoor de Regering stond,
was om voor een belangrijk begrotingstekort, gedeeltelijk
ontstaan door buitengewone, gedeeltelijk door andere
oorzaken, een oplossing te vinden in die zin, dat dit tekort
duurzaam zou kunnen worden beperkt. Daartoe waren dus twee maatregelen nodig, nI. in de eerste plaats het
zetten van een taakstelling met exact geformuleerde
prioriteiten en in de tweede plaats een zodanige open-
legging der cijfers, dat men een duidelijk inzicht kreeg.
Van de taakstelling blijkt uit de nota niets; alleen wordt,
overigens terecht, geconstateerd, dat als voornaamste
doel ‘van de Overheid mag worden gesteld het scheppen
en instandhouden van een (geordende) rechtsstaat, ge-
paard aan het zoveel mogelijk bevorderen van de volks-
welvaart in de ruimste zin des woords; dit kan bezwaarlijk
als een taakstelling in engere zin worden beschouwd en
prioriteiten worden hier in het geheel niet gesteld.
Van een openlegging der cijfers heeft men afgezien,
omdat het apparaat ontbreekt. lIet komt ons voor, dat
daarmede automatisch de mogelijkheid is weggenomen
om inderdaad principieel tot een sanering der staats-
financiën te komen. Juist omdat de volkswelvaart tot
onmisbare voorwaarde heeft gezonde budgetaire politiek,
had men m.i. alles op alles dienen te zetten om voor
deze sanering het apparaat te krijgen. In de jaren na 1945
toch werd van alles opgezet en daardoor moest de ont-
wikkeling scheef groeien. liet was nu de tijd geweest
om in het kader van een juiste en scherp geformuleerde taakstelling te komen tot het maken van een organische
eenheid: In plaats daarvan is men gekomen tot een viel’-
jarenplan, waarbij men werkt met het totale budgettekort,
dat (lan in 1952 zou moeten zijn weggewerkt. Onwihle-
keurig komt het rij mpje van Josephus Jitta in herinnering:
,,A)s men dan niet verder kan, dan maakt men een zoveel
jarenplan”. liet komt mij voor, dat het juist een der be-
langrijkste talçen van deze scheidende Overheid zou zijn
geweest door vergaande openlegging der cijfers richt-
lijnen te geven, althans de weg te openen voor liet stellen
van richtlijnen voor versobering dci’ overheidshuishiouding,
ook al omdat deze versobering gedeeltelijk had moeten
worden gevonden in een bezuiniging op het ambtelijk
apparaat. liet is ons bekend, dat in deze geest wel stappen
op het Departement van Financiën zijn gedaan. liet
is hier te lande een bekend feit, dat het ambtelijk apparaat
is uitgegroeid en dat het in zeer veel sectoren 5f slechts
nominaal een taak heeft 5f wel sterk gehandicapt is dooi’
het ontbreken van geschikte krachten. Algemeen is hier
de klacht op de departementen, dat juist in de midden-
groep en de lagere categorieën de geschikte ki’achten oi’it-
breken; vaak vraagt men zich af, of niet mede de oorzaak
ligt in het ontbreken van de geschikte sub-leiders en het
achterwege laten van een herorganisatie, waarbij het werk
wordt aangepast aan de beschikbare mensen. Ik weet,
dat dit revolutionnait’ klinkt en hier te lande in het de-
partementale weinig instemming zal ontmoeten, maar de
toeschouwer valt dit steeds weer op. Nog verder gaande,
men poogt het gebrek aan efficiëntie in tal van overheids-diensten op te vangen door meer routine-krachten, terwijl
juist daardoor cle efficiëntie nog verdem’ teloor is gegaan.
Zolang men niet tot een ingrijpend onderzoek op de de-
partementen komt, zal veel blijven bestaan, dat bij een
juiste soberheid zou verdwijnen, zelfs hij een juiste be-
heervoering zonder soberheid, maal’ met het beginsel
der efficiëntie zou moeten worden gewijzigd; thans zullen
beleidsuitgaven achterwege moeten blijven ton gevolge
van een onnodig kostbaar beheer. Vooi’ een overheidsbudget is vooral een groot gevaar
het toenemen van de personele uitgaven en die van de
dienst der leningen, omdat deze juist aan het apparaat
het inflexibele geven, dat een versobering in de weg staat.
Voor de personele uitgaven toont het beeld der begro-
tingen een gevaarlijke ontwikkeling, zoals het volgende
staatje doet zien:
1947
551,2 millioen gulden
1948
834,4
1949
887,5
,,
,,
+ 59 millioen gulden salarisverho-
ging = 946,5 millioen gulden.
Hierbij moet worden bedacht, dat in 1948 en 1949
de taak der Ovei’heid belangi’ijk werd uitgebreid, doch de
totalen zijn ontstellend, indien men deze stelt tegen de
achtergrond van de belastingopbrengst, welke voor 1949 wordt geraamd op 809,9 milhioen gulden.
Het begrotingsbeeld.
liet spreekt vanzelf, dat het beeld der begroting sterk is beïnvloed door de bijzondere omstandigheden en dat
naar beide zijden, zowel wat de uitgaven als wat de ont-
vangsten betreft. In tabel A wordt een beeld van de
totalen gegeven, waarin ook de eerste raming voor 1950
wordt opgenomen (de doom’ mij aangebrachte com’recties
zijn in noten vermeld). In dit beeld valt duidelijk op de stijging der uitgaven,
welke mede verband houdt met de omvangrijker taak,
welke in de 1oop der jaren ontstond. In de nota wordt
geconstateerd, dat de begrotingen 1948 en 1949 vrij
aardig de uitkomsten over die jaren zullen weergeven.
Hierbij dient nog te worden bedacht, dat in de uitgaven
niet, meer de volledige uitgaven van liet regeringsapparaat
zijn vei’werkt: voor de negara’s, welke een zelfstandig
apparaat hebben gecreëerd, is alleen het saldotekort op-
genomen. Vooi de Negara Indonesia Timur was dit voor
1948 109,7, voom’ andere autonome gebieden 75,3 millioen
gulden, terwijl het voor 1949 wordt geraamd op i’esp.
114,4 en 86,3 mihliodn gulden; voor Sumatra Timum’
staat 1948 P.M., 1949 met een tekort van 58,7 millioen
en voor Pasoendan paraisseert 1949 met 164 millioen
gulden.
In de nota wordt in verband met de tekorten grote
aandacht besteed aan de kosten van justitie, politie, leger
en marine en wordt het volgende overzicht verstm’ekt
(zie tabel B.).
hierbij wordt aangetekend, dat in dit overzicht niet zijn
opgenomen de kosten voor de zeepolitie, de negara-
uitgaven vooi’ de politie en het dooi’ Nederland betaalde
deel van de kosten van het K.L. Bedacht dient te worden,
dat dit tegenover elkaar stellen van het tekort op de ge-
hele dienst en de bruto-uitgaven van bovenstaand over-zicht suggesties wekt, welke niet geheel juist zijn. In de
26
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Januari 1950
t’:.
TABEL A
–
Ilegro-
Uit-
Begrotingen
ting
komst
1947
1947
1948
1949
1950
36,9
75,41)
74,52)
69,88)
391
‘52,1
44,7
60,7
Financiln
………………………………..
199,6
437,2
600,7
464,5
Regering
en
Hoge
Colleges
……..
…………………………….
Financieringsdienst
…………………………………………
347,3 673,9
837,22)
Departement
van
Binnenlandse
Zaken
…………………………
370,6
372,8
266,0
Departement
van
Justitie
……………………………………
Opvoeding, Kunsten en Wetenschappen
99,6
.
227,6 161,0 140,7
Gezondheid
……………
. ………………….
69,9
90,6
80,0
86,1
Economische
Zaken
……………………….
..231,7
..
89,0
1′
‘
7
40,9
45,0
..
285,7
,
,
52,8
58,1
349 1
/
1
180,6 172,6
-‘
‘
152,9
183,2
Verkeer, Energie en Mijnwezen
…………………
71,5
64,6 47,8
56,5
Waterstaat en Wederopbouw
…………………..
Sociale
Zaken
……………………………….
192,3
192,7
216,6
45,7
Landbouw en Visserij
………………………..
S
ehéepvaart
………………………… ……..
–
Oorlog
.
………
……………
.
……..
.
…………………..
1.657,4
..
884,3
2.508,9
2.699,2
2.486,1
Marine
………..
………………………………………..
1.271,3
889,7
889,6
1.130,5
50,0
..
50,0
.50,0
77,2 2.978,7
..
1.824,0 3.448,5
3.906,9
2.486,1
Ontvangsten …………………………………………
1.033,8
..
629,3
2.003,2
2.602,1
1.871,1
Tekort
gehele
dienst
……………………………………
1.944,9
..
1.194,7
1.445,3
iToV
615,0
‘)
cxci. 100
millioen gulden voor marine over
1946
en
1947
(in deze jaren
zelf opgenomen)
en
50.
millioen gul
den voor
1948
(afzon
derlijk
opgebracht).
2)
cxci. kosten marine (voor zover bekend afzonderlijk opgebracht).
‘)
in aftrek gebracht
110
millioen
gulden in verband niet kwijtschelding van
twee milliard
gulden.
1′
1,
9
r
eerste plaats heeft elke rechtsstaat een justitieel en gezags-
apparaat, alsmede een’ leger nodig en de kosten van dit
laatste zijn door de groter geworden mechanisering be
langrijk hoger geworden dan vroeger. Maar in de tweede
plaats spelen in het nadelig saldo van de gehele dienst,
ook hij de middelen, zeer speciale invloeden mede, op
welke ivij nog terugkomen. 1-let hoofdbezwaar tegen een
opstelling als de onderhavige is echter voor mij wel dit,
dat, als het bevorderen van de meest essentiële behoefte
van een gemeenschap zo kostbaar iordt, men dan als
onvermijdelijke consequentie dient te aanvaarden, dat
andere behoeftenbevredigingen dier gemeenschap tpt
het uiterste w’orden teruggebracht. Doet men zulks niet,
dan verstoort men de verhoudingen nog veel sterker
e’n dit is te gevaarlijker voor een land, waar dergelijke ver-
storingen onvermijdelijk in de betalingihalans tot uiting
komen. Ik heb ook daarom’tegen het voorgaande over-
zicht bezwaar, omdat dit aan de w’onde plek voorbij-
gaat en de aandacht afleidt van een veel belangrijker
en bovendien veel ernstiger symptoom,
4
nl. de verhou-
dingen bij de gewone dienst.
TABEL
B.
Totaal
bruto
uit-
1938
I
1939
1946
1947
1948
1949
[eger
………
….
102,5
121,3
306,8
889,7 889,6
1.130,5
marine (voor de ja-
ren
1946,
1947
en
1948
gecorri-
geerd)
49,7
51,4
50,0 50,0 50,0
•77,2
politie
……….
20,7 20,7
‘31,3
48,4
139,7
125,4
)ndernemings- wachten
–
….
–
–
–
21,8 35,0
iustitie
12,3
12,8
20,0
13,7
39,7
33,4
Totaal
185,2
206,2
408,1
1.001,8
1.140,8
1.401,5
rotaal nadelig saldo der begroting
.
51,5 46,5
1.074,1
1.194,7
1.445,3
1.304,8
Dit overzicht van de gewone dienst nu geeft niet de
indruk, dat hier, ivaar zulks zeker had moeten gebeuren, zo krachtdadig naar aanpassing van de geivone uitgaven
aan de – toch reeds opgevoerde – middélen is gestreefd,
getuige het volgende overzicht van de netto-uitgaven
voor deze dienst (zie tabel C.).
Indien men deze opstellingen voor de gewone dienst
nader in beschouwing neemt, dan blijkt wel, dat hier be-
langrijke nadelige saldi liggen, welke juist, omdat,zij op
de gewone dienst zijn oitstaan, een permanenter karakter
hebben dan de buitengewone ömstandigheden, met welke
in de nota het nadelig saldo wordt vergeleken. Daarbij
dient te worden bedacht, dat de eerste raming van het
tekort voor 1950 in hoge mate geflatteerd is doordat de
uitgaxen voor leger en vloot niet zijn geraamd; neemt
men deze op liet niveau van 1949, dan wordt het tekort
1950 op de gewone dienst 662 millioen gulden. Dan wordt
dus nog niet eens gedacht aan de extra-kosten, welke elke
federatie boven de eenheidsstaat zal vereisen. Dat ooit
niet doelbewust naar versobering tot het uiterste is ge-
streefd, blijkt wel uit. enkele indicaties in de nota. Wel
wordt medegedeeld, dat op de uitgaven van Vele departe-
menten 7 pCt werd besnoeid, nadat reeds
op
een romp-
begroting 1948 ivas gewerkt, waardoor voor alle nieuwe
objecten speciale goedkeuring nodig ivei’d. Doch lIet
principe van de rompbegroting zelve was reeds fout,
omdat dit een doelbewusteversohering onmogelijk maakte
door juist van het principe van de consolidatie van lIet
bestaande (ook van de uitwassen) uit te gaan. Ook het
feit, dat voor 1949 oorspronkelijk een tekort van meer dan
twee milliard gulden bestond, dat uiteindelijk werd terug-
TABEL
C.
Uit-
(,’CWOnC ilieiist netto
komst
1938
Regering en Hoge Colleges
.
3,3
Departement van Justitie
.
12,8
11
FinanciOn
79,8
Financieringsdienst
….. …..
54,6
Departement van Binnenlandse
Zaken
77,8
Opvoeding,
Kunsten en
Wetenschappen
24,3
Gezondheid
.
.
9,4
Economische
…
Zaken
……..
Landbouw en
3,8
Visserij
Verkeer, Ener-
gie en Mijnwe-
zen
aterstaat
en
9,9
126,2
25,3
9,6
Wederopbouw.
)
Scheepvaart
. .
-,-
Sociale Zaken
-,-
33,1
15,7
96,0
14,6
23,2
118,7
14,0
12,9
1.151,1
1.292,6
1.189,9′
275,7
Leger
…………………….
.71,8
Marine (voor
1948/49
volledige
289,0
483,5
?
kosten),
………………..
27,2
50,0
77,2
3f
saldo
bedrijven
plus
diverse
374,7
1.410,1
1.853,3
1.189,9
middelen ………………..
85,8
..
85,2
244,4
127,8
1.404,9 1.608,9 1.062,1 288,9
5f
belastingen
…………..
290,9
..
588,6
809,9
960,8
-816,3 -799,0
-101,3′
+
2,0
netto uitgaven buitengewone
..
dienst
………………….
5!,,4
125,5 192,7
323,6
603,7
313,1 150,9
netto uitgaven extra-buitengewo-
ne dienst
………………
..-,-
..
gulden (bfzonderlijk
ver-
‘)
exclusief kosten marine ad
50
milhoen
meld).
8)
idem ad
77,2
milhoen gulden.
‘)
na aftrek van
110
millioen gulden in verband
van twee milliard gulden door Nederland.
met
kwijtschelding
Begrotingen
1948 1 1949 1 1950
24,5′)
24,8
2
)
25,1
38,8
34,1
39,5
206,01 327,11
232,4
174,71
289,61 385,4
3
)
255,31
242,31
155,5
176,3
125,2
104,8
56,0
44,9
44,5
24,8
27,3
20,7
20,2
AT
11 Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27
gebracht tot ruim 1.300 millioen gulden zegt op zichzelf
niet veel. Wel is belangrijk voor de geest, waarin werd
begroot, hijv. de mededeling in de nota, dat door het
Departement van Opvoeding, Kunsten en Wetenschappen
aanvankelijk voor de gewone dienst een programma
op lange termijn werd opgesteld, dat voor de jaren
1949/’50 t/m 1952/’53 resp. per jaar zou eisen 752, 1.019,
1.168 en 1.325 millioen gulden (voor 1949 werd voor dit
departement voor de gehele dienst bruto 161 millioen
gulden toegestaan), uitgaande van een aanvankelijk
aantal leerlingen voor het lager onderwijs van 6 millioen,
oplopende tot 10 millioen en voor het M.O. van 108.000
oplopende tot 268.000. Het bleek al spoedig, dat hiervoor
leerkrachten en -middelen, alsmede de gebouwen, ont-braken. Projecteert men deze cijfers echter even op het
begrotingsbeeld, dan blijkt aldra de onmogelijkheid van verwezenlijking van dergelijke ideeën. De nieuwe Staat
Indonesia zal
–
elke rupiah moeten omkeren, wil hij inder-
daad stap voor stap en heel geleidelijk tot welvaart komen.
Telco rij inanciering.
De buitengewone en extra-buitengewone dienst hebben
in de afgelopen jaren uiteraard zware eisen gesteld, doch daartegenover stonden ook weer belangrijke meevallers.
Afgesdheiden van het leger moeten als belangrijke posten
worden genoemd voor de uitgaven in 1948 en 1949 te-
zamen:
in rnilliocnefl
guldens
tekorten negara’s en andere autonome gebieden (ge-
deeltelijk gewone dienst) ………………….
1
,39 maatschappelijke zorg (waarin de rehabilitatie-uit-
kering)
………………………………..
262
uitgaven van Royen-Rum accoord
……………
134
achterstallige pensioenen
………………….
100
claims uit oorlogsperiode ……………………
99
kapitaalsuit,gavcn bedrijven ………………….
84
onderneiningswachten (bescherming der bedrijven)
57
hulp
oorlogsslachtofrers en
A.O.O.R.
…………
07
lerugkoop particuliere landerijen
…………….
475
herstelfinanciering
…….. . ……………….
31
1.3501
ten behoeve van het leger ………………….
1.056
overige doeleinden (gedeeltelijk door middelen ge-
compenseerd)
…………………………..
957
totaal generaal
………………….
3.363+
Tegenover deze buitengewone en extra-buitengewone
uitgaven stonden echter ook middelen; ter illustratie
ontlenen wij aan de nota het volgende, wederom in mii-
lioenen guldens, voor 1948 en 1949 tezamen:
liquidatie instellingen (Nigico,
A.I.O.,
Ataka, vijanciel.
vermogen)
…………………………….
6855
\ije verkopen
cii
vrije winsthelasting …………
304
de.valuatiewinst Javasehe Bank
1949
…………
203
liquidatie basi.sgoe(leren
…………………….
118
kapitaalwinslcn i)eviezeninstituut …………….
90
– 1.400+
andere
in bI
(t elco (geit
ccl
tclij k compensatie van
u
t-
gaven)
………………………………..
728
2.128+
Uit ons overzicht is gebleken, dat het tekort voor de
gehele dienst 1949 in de nota op 1.304,5 millioen gulden
wordt geraamd. Hierin is niet opgenomen het devaluatie-
verlies op buitenlandse leningen ad 107 millioen gulden,
terwijl uit bovenstaand overzicht blijkt, dat de devaluatie-
winst van De Javasche Bank ad 203 millioen gulden en die
van het Deviezeninstituut wel in mindering zijn gebracht.
Doet men dit, dan moet dus ook het verlies worden bij-
geteld, dan wel men moet de winsten buiten beschouwing
laten. Immers, het bedrag van 107 millioen gulden be-
tekent een toeneming van schuld en moet dus begrotings-
technisch tot een voorziening leiden. In het ene geval wordt het tekort ruim 1.400, in het andere bijna 1.600
millioen gulden.
Totaliseert men de begrotingstekorten 1946 t/m 1949,
dan komt men op een totaal van ruim 5 milliard gulden.
Hierin zitten, zij het in verhduding tot het totaal in be-
trekkelijk kleine mate, ook leningen, waarvan mag worden
verwacht, dat zij in dë toekomst ullen terugvloeien en
voorts kapitaalsuitgaven, welke in de toekomst rendement
zullen afwerpen. Het grootste deel van dit bedrag zijn
echter uitgaven voor recoistructie- en consumptieve doel-
einden, welke, voor zover niet met buitenlands crediet
gefinancierd, hebben geleid tot een beroep op de deviezen-
pot – welke daardoor werd leeggepompt of tot zwe-
vende koopkracht. Hiermede kom ik op het vraagstuk der
geldcirculatie.
Geldcirculatie.
1-let behoeft wel geen betoog, dat deze tekorten een be-
langrijke invloed hebben gehad op het gehele monetaire
bestel. Een klein voordeel daarbij is geweest, dat het
Japanse geld, waarmee nog enige tijd de landsuitgaven
werden gefinancierd, later tegen 3 cent per Japanse invasie-gulden werd ingewisseld, waardoor een winst van ongeveer
45 millioen gulden werd behaald.
De tekorten zijn op verschillende wijzen gefinancierd:
in de eerste plaats met behulp van de muntbiljetten (liet
zgn. Nica-geld) en niet pasmuntbiljetten (van een kwartje
en een dubbeltje). Aan Nica-geld is in deze jaren in totaal
in circulatie gebracht voor 950 millioen gulden, aan pa-
pieren pasmunt voor 30 millioen gulden. In de tweede
plaats werd de schuld aan De Javasche Bank vergroot
tot 950 millioen gulden, terwijl voorts in de binnenlandse
sfeer door uitgifte van schatkistpapier tot een totaal
van 550 millioen gulden in het tekort aan middelen werd
voorzien. Daarnaast werden middelen van buiten Indo-
nésië verkregen.
De geldschepping heeft ernstige gevolgen gehad; de nota wijst erop, dat er een belangrijke toeneming in de
chartale en girale sfeer valt waar te nemen, ten bewijze waarvan ik aan de hand van de nota het volgende beeld
geef:
Chartaalgeld in circulatic:
uIt.
1947
uIt.
1948
uIt. Oeto-
(in mln guldens)
her
1949
bank- en muntbiljetten . . .
932
1.586,3
1.798,5
zilvergeld
…………….
180
182,0
ca
182,0
kopergeld
…………….
17
18,7
19,5
1.129
1.787,0 > 2.000,0
In dit totaal zit ook het Javasche Bankpapier, dat in
de loop van 1948 weer wettig betaalmiddel werd (260
millioen gulden). Voorts is hierin opgenomen voor ruim
27 millioen gulden papieren pasmunt, w’elke zichzelf
door slijtage vrij spoedig liquideert. Bij het beschouwen
van dit bedrag moet wel in aanmerking worden genomen,
dat het gebied, waarin het circuleerde, belangrijk kleiner
is geweest dan het indië van v66r 1942, terwijl de wel-
vaartsverzorging (de goederen circulatie) zich eveneens
0
1
)
een belangrijk lager peil heeft bewogen.
Voor de nieuwe Staat is de grote vraag, wat er zal ge-
beuren met het geld van de Republik Indonesia (het Ori-
geld). Aangenomen moet worden, dat in de Republik
een belangrijke inflatie hehft plaatsgevonden en liet blijft
een vraag, of en op welke basis dit geld zal worden erkend
en ingewisseld.
Omtrent de girosaldi wordt vermeld, dat deze van nog
geen 1.250 millioen gulden in Juli 1948 zijn gestegen
tot rond 1.400 millioen in September 1949. 1-lierhij zij
aangetekend, dat in deze girosaldi bij de banken tal van
posten zijn opgenomen, welke vooralsnog niet in de con-
sumptiesfeer zullen worden opgenomen, omdat zij Ôf
staan tegenover posten, welke in Nederland een schuld-
positie weergeven ôf wel het bedrag van niet-transferabele
afschrijvingen of winsten representeren.
Djakarta, December
1949.
J. F. HAccoÛ.
DE AGRARISCHE DOMEINBEZITTINGEN IN
DE VIER NOORDELIJKE PROVINCIËN.
Men kan wel zeggen, dat vrijwel elke Nederlander boven
een zekere leeftijd heeft gehoord van het grote agrarische
doineinbezit, dat is verkregen door de inpoldering van
gedeelten van de voormalige Zuiderzee. Relatief zeer
weinigen – behalve de daarbij direct betrokkenen – weten
28
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Januari 1950
echter, dat ook elders, en wel speciaal in de vier Noordelijke
provinciën, belangrijke agrarische domeinbezittingen in
de laatste kwart eeuw zijn verkregen de totale oppervlakte
hiervan is ongeveer 20.000 ha, verspreid liggende in circa
75 complexen, van welke oppervlakte en 4.000 ha in de loop der jaren werd verkocht.
110e is de Staat der Nederlanden (Domeinen; Departe-
ment van Financiën) aan deze terreinen gekomen? Ter
beantwoording van deze vraag kan, worden medegedeeld,
dat, ter bestrijding van de optredende werkloosheid na
de eerste wereldoorlog, omstreeks 1925 werden opgericht
vijf semi-oJficiële N.V. Ontginningsmaatschappijen en wel:
,.deVerenigde Groninger Gemeenten”, voor het grootste deel
van de provincie Groningen; ,het Lantséhap Drenthe”,
voor het grootste deel van de provincie Drenthe; ,,de Drie
Provinciën”, voor Friesland en kleine aangrenzende ge-
deelten van Groningen en Drenthe; ,,het Land van Vollen-
hove”, voor de kop van Overijssel; en ,,Overijssel”, voor het resterend deel van deze provincie.
Als aandeelhouders dezer N.V.’s traden op verschillende
lichamen, die belang hadden bij een doelmatige bestrijding
van de werkloosheid en/of het in cultuur brengen van on-
productieve terreinen. In Groningen, Friesland en Drenthe.
zijn deze aandeelhouders diverse gemeenten, terwijl in de
N.V. ,,Land van Vollenhove” als zodanig optreden het
Rijk, de provincie Overijssel en het waterschap ,,Vollen-
hove”; in de N.V. ,,Overijssel” zijn aandeelhouders de
provincie Overijssel, de Overijsselse Landbouwmaatschap-
pij, de R.K. Aartsdiocesane Boeren- en Tuindersbond
(A.B.T.B.) en het waterschap ,,Flasselt en Zwartsluis”.
Voor een zeer belangrijk gedeelte erden hij de uitvoe
ring van werken deze verschillende N.V.’s gcfinancierd
door het Rijk, al vond men in bijzondere gevallen ook soms
andere financieringsmogelijkheden, zoals bij de N.V. ,,Over-
ijssel”, die voor de verbetering van sommige complexen
bedrijfskapitaal kon lenen van het Provinciaal Bestuur
van Overijssel en van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-
bank te Utrecht.
Bedoelde N.V.’s hebben in de loop der jaen niet onbe-
langrijke, veelal verspreid gelegen, complexen in eigendom
verkregen door aankoop of, waar nodig, door ontigening,
dit laatste met toepassing van titel VII van de Onteige-
ningswet, zulks, ,,tot verhoging van de opbrengst van
gronden en ten behoeve van daarmede in verband staande
werken ter verbetering van waterlozing en van water-
voorziening van gronden”. Deze terreinen waren over het
algemeen woeste gebieden, waarvan meestal de eigendoms-
verdeling zeer slecht was en de afwatering veel te wensen
overliet, zodat de particuliere grondeigenaar practisch in
de onmogelijkheid verkeerde om individueel tot ontginning
of cultuurverbetering over te gaan.
Tengevolge van door verschillende omstandigheden
nodig gebleken reorganisaties werden in dë jaren 1936 en
1937 de onroerende eigendommen dezer N.V.’s – zowel
de reeds ontgonnen en eventueel reeds van boerderijen
voorziene gronden, alsook de nog onontgonnen terreinen –
overgedragen aan het Rijk (Domeinen), waarbij de bedoelde
N.V.’s bleven voortbestaan als werklichamen voor het
Rijk, die daarmede het gehele risico van het ontginnings-
werk overnam. Nadien, en wél tot aan het uitbreken van
de fweede wereldoorlog, is het Rijk voortgegaan met het
bouwen van boerderijen op hiervoor in aanmerking komen-
de, in cultuur gebrachte, gronden; deze werden dan ver-
pacht aan landbouwers, die door de domeindionst met
grote zorg werden geselecteerd uit meestal grote aantallen
reflectanten. Daarnaast werd – in de gevallen waar zulks
wenselijk bleek —’wel overgegaan tot verkoop van boer-
derijen en/of losse landerijen aan ,,zittende”. pachters of
aan landbouwers uit de omgeving, die grote behoefte
hadden aan enige uitbreiding van hun nabij gelegen be-
staande boerderij of aan het stichten van een nieuw zelf-
standig landbouwbedrijf.
Na de hierboven bedoelde reorganisatie der
N.V.’s in de
jaren 1936 en 1937 heeft het Rijk ook zelfstandig nog diver-
se complexen ter ontginning in eigendom verkregen, zodat
thans de aan het Rijk toebehorende, op bovenaangegeven
wijze verworven, bezittingen, in zeer afgeronde cijfers, e-
staan uit:
ca 250 verpachte boerderijen met een opper- vlakte
van
….
…………………..
ca 5.000 ha
,,los” verpachte cultuurgrond
……….
ca 1.500 ha
in
ontginning zijnde complexen
……..
ca 2.500 ha
nog onontgonnen terreinen
…………..
ôa 7.000 ha
totaal ……….ca 16.000 ha
Zoals hierboven reeds werd opgemerkt, werden de pach-
ters der gestichte boerderijen met veel zorg geselecteerd
uit de zich veelal in grote getale aanmeldende reflectanten,
waarbij werd gelet o.a. op het genoten hebben van land-
houwonderwijs, een goede bedrijfsvoering enz.
Reeds spoedig w’as onder de landbouwers in het Noorden
des lands voldoende bekend, op welke factoren hij bedoelde
selectie vooral werd gelet; ook realiseerde men zich wel,
dat bij bedoelde uitgifte een vergelijkend onderzoek wérdt
ingesteld, zodat men dus aan vrij hoge eisen moet voldoen,
wil men – bij de steeds groter wordende animo naar be-
doelde staatsgronden door het toenemende tekort aan
cultuurgrond – een redelijke kans maken. Daarom doen vele jonge, doch ook oudere boeren reeds – met het oog
op het eventueel pachten van een domeinbcederij – hij
voorbaat hun uiterste best om bij een sollicitatie e.n prima
indruk te maken, waardoor o.a. het bezoek aan de land-
bouwscholen toenam en meer werd gedaan aan melk-
contrôle, veeverbetering, aardappelselectieteelt, drainage
enz. enz., hetgeen uiteraard van veel belang is. De moge-
lijkheid van liet beschikbaar komen van domeinboerderijen
werkt dus zeer stimulerend in de goede richting bij vele
boeren in de naaste, maar ook in de verre omgeving van
domeincomplexen.
Bij het uitzoeken van pachters let de domeinbeheerder
echter niet alléén op de landbouwkundige kwaliteiten van
de sollicitanten, doch houdt hij daarnaast rekening met
overwegingen van billijkheid ten aanzien van het gebruik
van de – rekening houdende met de steeds toenemende
animo – relatief steeds schaarser wordende landbouw-
gronden. Zijn taak is dan ook mede om een zodanige be-
slissing te bevorderen, dat daarbij vooral het algemeen
belang wordt gediend en dat oplossingen worden gekozen,
die zoveel mogelijk beantwoorden aan het billijkheidsge-
voel, op de wijze zoals o.a. wordt nagestreefd door de
Grondkamers en de ,consulenten voor Grond’ en Pacht-
zaken. Hierbij wordt dus ook gelet op bijv. de belangen
van kleine boeren. 1-let mag oprecht worden betwijfeld,
of, bij de uitgifte in pacht van boerderijen, een particulier
op dezelfde wijze rekening houdt met algemene belangen,
overwegingen van billijkheid enz., daar bij hem uiteraard
zijn privébelang op de eerste plaats komt. .Zonder daarmede te willen zeggen, dat zulks van toe-
passing is op alle domeinobjecten, meen ik er toch de aan-
dacht op te moeten vestigen, dat vele van de bedoelde
objecten een bijzonder nuttige rol vervullen in het alge-
mene landbouwbelang. Zo is het toch een feit, dat de land-
bouwvoorlichtingsdienst voor doeleinden van algemeen
nut, zoals het inriöhteri van proefvelden, het aanbrengen
van gewenste drainages, het instellen van voorbeeldbe-
drijven, het stichten van pootaardappelhewaarplaatsen, de
verbetering van de veefokkerij, het voorlichtend w’erken
op gebied van vruchthomenhehandeling enz., gaarne een
beroep doet
01)
de domeinhoheerder en/of de geselecteei’de
domeinpachter, daar deze over het Jgemeen eerder ge-
neigd is om aan dergelijke zaken zijn medewerking te vér-
lenen dan een particulier. hierom heeft dan ook een advi-
serend ambtenaar van de landbouwvoorlichtingsdienst in
een domeincomplex meer vât’ op de bevolking, terwijl
de aldaar
–
verkregen resultaten weer naar buiten worden
11 Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISChË BÈTCHTEN
29
uitgedragen en voorbeeldgevend werken op elders gelegen
landhouwbedrijveri.
Ook werkt de domeïnheheerder meestal gaarne mede
aan andere nuttige doeleinden van algemeen belang, zoals
bijv. een ruilverkaveling of een betere afwatering van een
groot gebied, waarin domeingronden zijn gelegen, waarbij
zo nodig waterschappen worden opgericht ..Deze mede-
werking kan soms van groot belang worden geacht voor
liet welslagen van een gewenst plan voor een gehele streek.
Bij de domeindienst wordt verder bijzondere aandacht
besteed aan pachters, die om de een of andere reden wat
nalatig zijn in de goede uitoefening van het bedrijf of om
andere redenen ,,niet geheel kunnen meekomen”. In vele
gevallen is het overwicht van de dorneinheheerder dan ech-
ter zodanig, dat zonder veel moeite de pachter weer in het
goede spoor is te krijgen. Men kan dan ook over het alge-
meen wel zeggen, dat het gemiddelde peil van de domein-
boerderijen hoger ligt dan dat van landbouwbedrijven in de
omgeving en dat er een goede invloed van een domein-
complex op de omwonende boeren uitgaat.
Ook verschillende overheidsinstanties als gemeenten,
waterschappen, planologische diensten enz., maken meer-
malen een dankbaar gebruik van de dorneindienst. Evenals
zulks het geval is bij de landbouwvoorlichtingsdienst –
zoals hierboven is opgemerkt – kan een publiek orgaan
met de domeinbebeerder, van wie een voldoende begrip voor algemene blangen kan worden verwacht, sneller en
beter tot een goed resultaat komen, dan zulks bij particu-
lieren veelal geschiedt. heeft bijv. een gemeente of een
andere instantie een bepaalde oppervlakte nodig voor wo-
ningbouw, sportterrein, transformatot
–
hu is, Groenekruis-
gebouw of iets dergelijks, dan is het van belang, dat een
domeincomplex in de omgeving ligt, daar het-meermalen
vrijwel ondenlijk is – tenzij door middel van een moei-
zame onteigening – voor het beoogde doel geschikte
terreinen te verkrijgen van particulieren, die veelal niets willen afstaan van hun over het. algemeen reeds te klein
bezit. Iets dergelijks doet zich voor o.a. hij een voorgeno-
men electrifica Lie van een bepaalde streek of het aanleggen
van clninkwaterleidingen, waarbij de medewerking van de
domeindienst soms juist de doorslag kan geven om het in
het algemeen belang beoogde doel te bereiken.
Uit het bovenstaande moge dus blijken, dat uit de werk-
looslieid uit de jaren tussen de tivee wereldoorlogen iets
goeds werd geboren van een vrij vèrstrekkende betekenis,
zodat dus in dat opzicht van de nood een deugd werd
gemaakt.
I)e vraag kan ivorden gesteld, of het in het algemeen
gewenst is om de hierboven bedoelde domeinbezittingen
in staaishanden te houden of ze te verkopen aan particu-lieren of anderen, hijv. institutionele beleggers, en zo ja,
of dit thans moet gebeuren in een al of niet snel tempo.
hierover in een volgend artike].
Zwolle.
Ir. S. NYSINII.
CHOMAGE ET EMPLOI EN BELGIQUE.
Le problème du chômage en Belgique qui se trouve
depuis quelque temps au centre des préoccupations
gouvernementales a fait l’objet jusqu’h présent de nom-breux discours politiques et autres, mais n’a pas encore
provoqué une action concertée sérieuse. On a bien admis
qu’une politïque (le logement – constructions d’habita-
tions ii bon inarché – contribueratt k résorher le chôinage,
cju’il fallait entreprendre de grands travaux d’utilité
publiquc
1),
qu’il fallait créer des industries nouvelles
(lans la région flamande du pays oii près de trois quarts
des chômeurs sont concentrés, mais dn ne s’est pas encore
jusqu’h présent, fort écarté de la dialectique. Cependant,
il est certain que le souvenii des crises économiques
et sociales qui se sont développées entre les deux guerres
‘)
Exposé clu Ministre. des Travaux PublieA du 16 novembre 1949
effraye des dirigeants. De plus la sécurité sociale dans
son ensemble pose un problème budgétaire sérieux et h
ce point de vue les charges pour l’indemnisation des chô-
meurs sont excessivement lourdes.
L’analyse de ces trois aspects du chômage, économi-
que, social et financier impose . la statistique des défini-
tions nettes basées sur un petit nomhre de critères simples.
En effet, le recours â l’information statistique a pris
ces dernièrcs années une importance telle que chacun y
fait appel sans examiner avec soin la valeur des soui’ces
ni confi’onter les définitions. Ne compare-t-on pas parfois
brutalement le niveau du chômage des Pays-Bas avec
celui de la Belgique et cependant quelle différence dans
les régimes d’assurance.
Signalons qu’en Belgique l’assurance-chôniage est
ohligatoire et que le nombi-e d’assurés s’élève actuellement
â 2.000.000 environ parmi lesquels 23 pCt de femmes
2).
Du point de vue économique on ne peut dire que les
statistiques du chômage soient un bon barométre de
l’activité du pays. En effet, a l’augmentation du nomhre
de chômeurs contrôlés, n’a pas correspondu une diminu-
tion proportionnelle de la production nationale ainsi
qu’il sera chiffré par la suite.
Cependant, il est dangereux de faii’e fi de toute autre
constatation et notamment des faits brutaux comme
de la fermeture complète de certaines usines et du licen-
cienient pour une période indéterminée de travailleurs
de nombreux autres étabhissements.
Aussi est-il plus prudent de dire que les statistiques
du chômage, tout en ne réflétant pas fidèlement le niveau
de l’activité, traduisent cependant assez bien le malaise
qui pèse sur l’économie du pays.
Quoi qu’il en soit, rappelons que depuis le début de
1948, la tendance conjoncturehle du chômage, c’est-â-dire
la tendance du chômage, abstraction faite de toutes les
causes qui ne concernent pas l’évolution cyclique, a été
nettement orientée vers la hausse. Au cours des années
1945,
1946 et 1947 l’action conjuguée de différents facteurs
a influencé le chômage vers le bas. Citons principalement:
l’augmentation de la production charhonnière – la levée
des restrictions en matière de consornmation électrique – l’importation des matières premières nécessaires
a
notre
industrie – la grande activité au port d’Anvers – l’appel
de la France a notre main-d’oeuvre tant frontaliëre que saisonnière – l’emhauchage do notre maïn-d’oeuvre par
les armées alliées (135.000 travailleurs).
Moyenne joarnalière des chômews contrôlés en Belgique
1).
Chônieurs
Annéc
Chôiilurs
partiels ei
Total
COffil) C S
accidentels
1945
1
)
115.113
29.466
144.579
1946 ‘)
48035
19.257
67.292
1947 ‘)
35.639
31.921
67.560
1948 ‘)
80.959
48.244
129.203
1949 ‘)
167.696
61.568
229.264
‘) Moyenne pour toute l’année.
‘) Moyenne des dix premiers niois.
Source:
Fonds de Soutien des Chôineurs, Bruxelles.
Au surplus, ménie au cours des muis qui suivirent la
Lihération, des facteurs extra-économiques ont également
influencé favorablement le niveau du chômage. En effet,
ii y avait environ 200.000 travailleurs ohligatoires ou
libros en Allemagne, le nomhre d’ïnciviques détenus
était de 50.000 personnes encore fi fin décembre 1945, la
reconstitution de l’armée finit par grouper sous les armes
quelque 100.000 hommes. Ajoutons enfin qu’au cours des
années 1945 et 1946 de nombreuses personnes ont con-
tinué ii pratiquer le marché noir et que le nombre d’inter-
médiaires et de commerçants était fort élevé. 11 est certain
que dans cds cofiditions la période qu’on a crue prospére
surtout parce qu’il n’y avait presque pas de chômage
‘)
Voir stalistiques de lOffice National de Sécurité Sociale ci
du Fonds de Soutien des Chôineurs, Bruxelles.
.-‘ 1
ij
30
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Januari 1950
(les indices de production en 1946 ét 1947 sont inférieurs
â ceux de 1948 et 1949), a permis d’autant plus facilement
â l’élément marginal d’êre placé que les besoins en main-
d’oeuvre ônt été impérieux. Rappelons d’ailleurs aussi
que durant cette période l’absentéisme était élevé et le
rendement faible, que les produits que nous fabriquions
étaient acceptés sur tous les marchés parce que d’autres
pays n’étaient pas encore prêts â produire. En ‘194$,
la concurrence s’est rétablie et entretemps la Belgique
a enregistré une saturation du marhé intérieur (des
biens de consommation) et aussi des difficultés â l’expor-
tation, les pays étrangers préférant réservdr leurs devises
fortes 4 l’achat de biens essentiels. Compte tenu de ces
différents facteurs on n arrive ainsi fi la situation actuelle
oi on enregistre. 251.077 chôrneurs (complets + partiels)
en moyenne par jour en octobre 1949, soit 12,5 pCt par
rapport aux assurés contre le chômage.
Sur les 251.077 chômeurs, il y a 180.259 hommes et
70.818 femmes, soit plus d’un quart de femmes. Le pour-
centage élevé des femmés chômeuses provient en partie
du fait que les industriès les plus touchées par Ie chômage
sont cel].es occupant précisément de la main-d’oeuvre
féminine (textile et vôtement) et aussi, ii faut l’avouer,
en partie â la facilité avec laquelle elles peuvent prétendre
au bénéfice des allocations de chômage
3).
Dans l’ensemble le mal touche surtout la parlie
flamande du pays. C’est ainsi que sur les 251.077 chômeurs
contrôlés en moyenne par jour en octobre 1949, il y a eu
70 pCt dans les provinces flamandes, 19 pCt dans le
Brahant et 11 pCt dans la Wallonie. Cette inégale réparti-
tiori géographique du chômage est due en partie è l’inégale
répartition de la population en général (au 31.12.’48,
ii y avait 46 pCt de population dans les provinces flaman-
des, 20 pCt dans le Brabant et 34 pCt dans les provinces
wallonnes) et â la concentration des industries et au
risque inhérent k chacune d’elles.
11 ressort en effet que les industries habituellement
les plus touchées par lé chômage sont précisément locali-
sées en grande partie en pays flamand (textile, dockers,
réparateurs de navires, diamant, coristruction, vêtement).
Le chômage des dockers au port d’Anvers est particu-
lièrement frappant. 11 ne faut cependant pas y yoir un
ralentissement d’activité du port, car les statistiques
des débarquements et embarquements accusent un niveau
bien plus élevé qu’en 1946 par exemple, alors que le
niveau.du chômage était,plus faible ainsi cu’en témoigne
le tableau ci-dessous.
Moyenne jOurna-
Moyenne men-
suelle
des
cm-
An nécs
liêre
des
chômeurs dockers
barquements
+
con trôlls
I
débarquemens
I
(en tonnes)
2)
1946
‘)
……………..
4
.
2
6
7
1.230.561
1947 ‘)
……………..
.
1
.85
1
2.147.720
1948
1)
.6.283
2.219.913
1949
) ……………..6.470
2.165.408
‘)
Moyenne pour toute l’année.
) Moyenne des 9 premiers mois. ) Source: Institut National de Statistiquc, Bruxelles.
Ceci, ainsi qu’iI l’a été signalé plus haut, est d’ailleurs
un phénomène général, les indices de production n’ont
pas suivi ceux du chômage, au contraire ils se sont mainte-
nus & un niveau élevé.
Dii point de vue social, le problème est grave cor
,,l’oisiveté
•
est l’oreiller du diable” comme dit un vieux
proverbe néerlandais. La forte concentration géographique
duchômage et les difficultés que l’on rencontre â promou-
voir une mobilité interrégionale de la main-d’oeuvre
(il y a encore des offres d’emploi qui ne peuvent être
satisfaites dans la partie vallonn du pays) rendent le
) Un arrétiS ministériel paru le 3 novembre 1949 tâchera de limiter
fraude en étant plus sévére jour les prestations de travail
rouver par les femmes.
problème plus difficile encore. Dans ce domaine ii est
certain que l’étude de la résorption du chômage devrait
notamment porter sur une politique de mobilité de mom-
d’oeuvre tant interrégionale qu’interprofessionnelle..
Indice dc lach-
Moyenne journa-
nnées
vité industriellO
litre des
Moyenne
chômeurs
1936-38 = 100e)
eontrôlés
1946 ‘) ……………..100,4
67.292
1947
‘)
…………….
.
.1 08,7
67.560
1948 ‘)
…….. . …….
.
126,4
129.203
1949
2)
.118,3
229.264
‘) Moyenne pour toute l’année.
) Moyenne des dix premiers mois.
) ,,Agence Economiquc et Financitre”, Bruxelles.
A ce sujet signalons que les efforts déployés par les
services cle la i’éadaptation professionnelle des chômeurs en
Belgique n’ont malgré tout porté depuis quatre ans que
sur quelque 4.600 chômeurs et encore tous les réadaptés
n’ont pas trouvé immédiatement un emploi dans leur
nouveau métier. On a aussi élargi un arrêtéministérieI
autoi’isant la mise au travail des chômeurs par les Pouvoirs
Publics. Mais ici encore les résultats obtenus sont faibles.
Citons quelques chiffres: en juin 1949, 1.650 chômeurs
ont été mis au travail; en juillet 1949, 2.00; que sigriifient.
ces chiffres en regard des 250.000 chômeurs contrôlés
en moyenne par jour? Enfin, l’existence parmi les chômeurs
indemnisés d’une quantité de travailleurs âgés et partielle-
ment aptes ou de mano
8
euvres indique hien qu’il s’agit
d’une situation qui peut 5e’ prolonger et empirer si une
crise devait réellement s’abattre sur notre pays. Quant au point de vue du co6t de l’indemnisatiori des
chômeurs, il atteiridra probablement un peu plus de
5.000.000.000 de francs en 1949..
Les recettes prévues par les cotisations â la sécurité
sociale s’élèveront sans doute â 1.300.000.000 de francs.
L’Etqt devra donc supporter une lourde charge. Compte
tenu des dépenses chômage et des journées chômées
contrôlées, signalons qu’un chômeur en Belgique touche en moyenne par jour 70 francs.
Pour vöïr clair dans un phénomène aussi complexe, ii
est certain qu’il faudrait disposer d’éléments plus étendus
de la vie économique et sociale du pays. 11 faut cependant
être convaincu que pour conihattre sérieusernent ce chô-
mage, jl faut s’engager dans.une autre voie que celle tracée
jusqu’â présent. On sembie bien convaincu que le chcmage
peut être conjuré en provoquant un niveau élevé de la
,,demande effective”. Cda implique une politiquc d’in-
vestissement public. Ces derniers, plus les investissements.
privés, doivent réaliser le volume requis par le plein
emploi.
Sans doute le fait de vouloir tendi’e vers le plein emploi
crée-t-il de nouveaux problèmes la politique économique
que l’économie polïtique aura difficile résoudre, mais
il semble bien que l’aspiration des travailleurs c la sécurité
de l’emploi est un moyen nouveau d’approcher uné
forme de la liberté.
1
Berchem.
L. E. RENEAU.
DE INTERNATIONALE
TARWE-OVEREENKOMST VAN
23 MAART 1949..
Gedurende de vooroorlogse crisisjaren is duidelijk ge-
bleken, welke gevaren voor het economisch leven er
liggen in te hevige schommelingen in het prijspeil van.
belangrijke landbouwproducten, waaronder tarwe en de
anderegraansoorten wel de voornaamste plaats innemen.
De voor uitvoer bscliikharé hoeveelheden van de ge-
11 Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
31
zamenlijke exporigebieden overtroffen in belangrijke
mate de vraag der invoerlanden en als gevolg van dit
gebrek aan evenwicht daa
•
lde op de internationale markt het prijspeil voor de daar aangeboden overschotten zeer
ver beneden de productiekosten. Deze uitermate lage
graanprijzen behoorden tot de meest verontrustende ver-
schijnselen van die tijd. Pogingen van uit- en invoer-
landen tezamen om te komen tot aanpassing van de
productie van tarwe aan het verbruik en tot uitbreiding
van het verbruik, leidende tot een herstel van het evén-
wicht en tot effectieve bestrijding van de uit de onplaats-
hare overschotten voortspruitende gevaren, bleven zonder
resultaat.
Besprekingen daarver tussen enige der belangrijkste
landen, die in 1939 wegens het uitbreken van de oorlog
moesten worden afgebroken, zijn reeds in 1941 hervat.
liet duurde echter tot 1946 voordat tot de intussen ge-
vormde Internationale
rIsarw,e
Raad een voldoend aantal
landen was toegetreden, om met kans op het bereiken
van een oveieenkomsl op voldoend brede grondslag de
besprekingen voort te zetten.
liet denkbeeld om door middel van goederenover-
eenkomsten, af te sluiten tussen het georganiseerde be-
drijfsleven of de regeringen van productie- en verbruiks-
landen, voor belangrijke stapelproducten prijsschomme-
lingen van te grote omvang te voorkomen, had reeds vôôr
de oorlog meer en meer ingang gevonden. Zo hebben
zulke overeenkomsten voor verschillende belangrijke grond-
stoffen en levensmiddelen gedurende vele jaren een
gunstige stabiliserende invloed op het internationale
prijspeil uitgeoefend. Ten aanzien van granen was het
echter tot het afsluiten daarvan nog niet gekomen. Ten aanzien van de tarwe werd in het begin van 1948
na moeizame onderhandelingen, eerst te Londen en later
•te Washington, ecn voldoend aantal uit- en invoerlanden
het eens over cle overeenkomst van 6 Maart 1948, die
echter, ofschoon zij door een aantal laiden, waaronder Nederland, tijdig werd geratificeerd, tenslotte niet van
kracht is geworden. :De Regering der Verenigde Staten
van Amerika wenste namelijk niet tot ratificatie over te
gaan.
Toen echter in Amerika hij de vei-kiezingen van No-
vember 1948 de Democraten weder de overhand kregen,
heeft de Amerikaanse Regering het plan weer opgevat,
om, ter voorkoming van een herhaling van de vôôr de oorlog opgetreden ellendige gevolgen van een heftige
daling der graanprijzen, alsmede van een voor de invoer-
landen evenzeer ongewenste ongebreidelde prijsstijging,
te komen tot een Internationale Tarwe-Overeenkomst.
Ook voor andere graansoorten is prijsstahilisatie onge-
twijfeld gewenst, doch tarwe is weliswaar niet de graan-
soort met de grootste productie, maar door de grote
omvang der hoeveelheden, die daarvan internationaal
worden verhandeld en ook in verband met de aanwending
van tarwe als grondstof voor het brood, is de loop der
tarweprijzen toch steeds van grote invloed op de prijzen
der overige graansoorten. Stabilisatie der tarweprijzen
tussen zekere niet te ver uiteenliggende •grenzen kan
dus ook op de andere granen een gunstige invloed hebben.
De Amerikaanse Regering heeft het initiatief genomen
tot een nieuwe op 26 Januari 1949 te Washington aan-
gevangen Internationale
rpa1,eConferentie
Deze Con-
ferentie werd het eens over een op 23 Maart 1949 door 42
lahden ondertekende Tarwe-Overeenkomst. Ongetwijfeld is het te betreuren, dat van de belangrijkste uitvoerlanden
Argentinië en Rusland zich afzijdig hebben gehouden,
doch de deelneming aan de overeenkomst was toch wel
van voldoende betekenis om haar in werking te doen
treden, in het vertrouwen, dat zij ons nader zal brengen
tot het gestelde doel.
Deze overeenkomst deelde niet het lot van haar voor-
gangster van 1948, want zij is tijdig door een voidoend
aantal landen, waarbij ook Nederland, geratificeerd en
nu reeds enige tijd in werking.
lIet zwaartepunt der oVereenkomst ligt in de toezegging
der deelnemende uitvoerlanden (de Verenigde Staten van
Amerika, Canada, Australië, alsmede voor kleine hoeveel-
heden Frankrijk en Uruguay), om jaarlijks gedurende de
4 oogstjaren van 1949/1950 t/m 1952/1953 een zekere
hoeveelheid tar’,ve te leveren aan de gezamenlijke invoer-
landen voor een bepaalde maximumprijs en de daarmee
verbonden toezegging dier invoerland en, om diezelfde
hoeveelheden af te nemen tot een zekere minimumprijs.
Deze toezeggingen van enerzijds de uitvoer- en ander-
zijds de invoerlanden betreft een jaarlijkse hoeveelheid van 12.418.000 ton. Voor elk der uitvoerlanden stelt de
overeenkomst het in tonnen uitgedrukte aandeel in die
toezegging vast, waarbij Uruguay en Frankrijk slechts
onbelangrijke hoeveelheden voor hun rekening hebben gekregen. Evenzeer bepaalt cle overeenkomst voor elk
der invoerlanden het quotum in het totaal der toege-
‘zegde aankoop-hoeveelheid. Zo bedraagt dat quôtum vom-
Nederland 750.000 ton per jaar’) (inclusief 75.000 ton voor
Indonesië) en bijvoorbeeld voor het Verenigd Koninkrijk
4.819.000 ton.
In de praktijk wil dit alles zeggen, dat
01)
grond vaii
de overeenkomst de gezamenlijke uitvoerlanden van
iedei’ invoerland kunnen eisen, dat het de toegezegde
hoeveelheid van hen afneemt, doch betaling van meer
dan de minimurnprijs kan daarvoor niet worden verlangd.
Het is duidelijk, dat de uitvoerlanden tot het stellen van
deze eis niet zullen overgaan, alvorens op de interna-
tionale markt door drukkende overmatige ovei’schotten
de prijs is gedaald tot of beneden de minimumprijs.
Flierin ligt dus een rem tegen te sterlce prijsdaling.
Anderzijds ontleent ieder invoerland aae de overeen-
komst het recht om van de uitvoei’landen de levering
te verlangen van het voor hem geldende quotum tegen
betaling van niet meer dan de maximumprijs. Het ligt
voor de hand, dat de invoerlanden van dit i’echt slechts
gebruik zulleiï maken, wanneer en zolang op de inter-
nationale markt de prijzen zich
01)
of boven de maximum-
prijs bevinden. Door dit deel der overeenkomst worden
dus de invoerlanden behoed tegen een al te sterke stijging
dci’ prijzen, indien cle internationale verhouding tussen
vraag en aanbod claai’toe mocht leiden.
Deze begrenzingen dci- prijzen naar beneden en naar
boven betekenen een stabilisatie dci’ tarweprijzen tussen
cle heide uitersten van minimum en maximum. De mnaxi-
mumprijs is voor alle 4 jaren der overeenkomst vastgesteld
op Can. $ 1,80 per bushel (48 lbs) No. 1 Manitoba Noi’thei’n
Wheat in pakhuis te Fort William/Port Arthum’, terwijl
de minimumpm’ijs vooi’ het eerste jaar is bepaald
01)
Can. $ 1,50 en voor de vei’dere jaren telkens 10 dollar-
cent lager, zodat die voor het oogstjaar 1952/1953 Can. 3 1,20 bedraagt.
1-let heeft gedurende de confem-entie enige moeite gekost
om het over deze pi’ijzen eens te worden; met name over
de maxirnumprijs, mede omdat die in de overeenkomst
van 1948 Can. $ 2,— bedroeg. De tarwepi’ijs had sinds-
dien een verlaging ondergaan, doch het is niet gemakkelijk
gew’eest om de uitvoerlanden ei’ toe te bewegen, dam-aan
de consequentie te verbinden, dat daarin voldoende
reden lag voor een verlaging van de maximuntpm’ijs.
Omtrent de zoëven vermelde omschrijving van de
maximum- en in aansluiting daaraan evenzeer van de
minimumprijs zij in de eerste plaats opgemerkt, dat no. 1
Manitoba Northern Wheat de officiële Canadese be-
naming is van een der voornaamste, ook in de intem’-
nationale handel gebruikelijke, ,,standai’d gi’ades” voor
Canadese tarwe. Algemeen is bekend, w’elke soort en
kwaliteit daarmee wordt aangeduid. Fort William en
Poi’t Arthum’ zijn de twee grootste vcrschepingshavens
‘)
De jaar]ijks benodigde invoer kan op ongeveer ruim 1 mln ton worden gesteld.
32
ECONQMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Januari 1950
voor tarwe aan het Bovenmeer in Canada. Als basis voor
het prijzenstelsel der overeenkomst is dus aangenomen
de genoemde soort en kwaliteit tarwe, geleverd in die
havens.
Bij levering van andere soorten en kwaliteiten tarwe
in Canada en uit de andere aangesloten uitvoerlanden
dient dus te worden bepaald hoeveel daarvan de prijs
moet verschillen met die basisprijs. Steeds immers, zal
men zich dienen te houden aan de pariteit van die be-
paalde Canadese ,,grade”, geleverd te Port Arthur en
Fort Williarn.
1-let vaststellen van die prijsverschillen lijkt moeilijker
dan het is, want van alle geregeld verhandelde tarwe-
soorten, is de onderlinge waardeverhouding reeds op
grond van de officiële omschrijving vrij nauwkeurig te
bepalen.
Ook dient er dan nog rekening te worden gehouden
met de kosten der verzending vdn tarwe uit de verschil-
lende uitvoergebieden naar het betreffende invoerland,
welke kosten uiteraard sterk uiteenlopen naar gelang
de aard van het vervoer en de te overbruggen afstand.
\Vanneer men zich echter steeds voorhoudt, dat de pa-
riteit behouden moet blijven van levering te Fort William/
Port Arthw is een oplossing ook op dit punt niet zeer moei-
lijk. De r1ar
.
ive
O
\
r
e1
.
een
l
o1
.
ns
t bevat hierover een aan al
in de praktijk zeer bruikbare voorsahriften. Daarbij is er
rekening mee gehouden, dat de tarwe uit de verschillende
uitvoerlanden geleverd wordt naar de invoerlanden, die
daarvoor in verband met de afstand het meest in aan-
merking komen.
Uiteraard is liet niet de bedoeling, dat de betalingen
steeds zullen geschieden in Canadese dollars, al zijn dan
ook de maximum- en minimumprijzen in die geldsoort
vastgesteld. Die prijzen vormen slechts de basis voor de
betaling, welke naar de geldende verhouding tot de Cana-
dese dollar plaatsvindt in de valuta, die voor transacties
tussen uit- en invoerland gebruikelijk is. Zonodig kan hij
de vaststelling der . prijzen dn andere onderdelen der
transacties het Uitvoerend Comitd zijn bemiddeling ver-
lenen, dat ook nog de Advies-Commissie voor Prijs-
Equivalenten naast’ zich heeft. Beide worden benoemd
door de Internationale Tarwe-Raad, waarvan alle in-
en uitvoerlanden, die tot de overeenkomst zijn toegetre-
den, stem
g
erechtigd lid zijn.
De transacties, di op grond van de overeenkomsten
tot stand komen, kunnen worden afgesloten door indi-
viduele bandelaren of doorregeringen. Zij dienen, zoals
vanzelf spreekt, te worden geregistreerd, terwijl er aan de
uitvoering der overeenkomst nog heel wat mëer vast zit,
waaromtrent zij de nodige bepalingen bevat. De uitvoe-
rende organen van de Internationale rç
arwe
R
aa
d hebben
ongetwijfeld een belangrijke taak.
Zij hebben die reeds dadelijk na het in werking treden
der overeenkomst ter hand moeten nemen, w’ant de tarwe-
prijs op de internationale markt bewoog zich toen en
beweegt zich ook nu nog boven de maximumprijs, mede
als gevolg van de steun, welke de regeringen der uitvoer-
landen aan de landbouw verlenen. De toegetreden invoer-
landen begonnen zich dus dadelijk tot de uitvoerlanden te
wenden voor de uitoefening van hun recht tot aankoop voor de maximumprijs. 1-let heeft enige moeite gekost
om de toepassing der overeenkomst in de ‘Verenigde
Staten van Amerika op gang te brengen. Aanvankelijk
nam men daar namelijk het standpunt in, dat zij niet gold
voor de Marshall-landen voor aankopen met E.C.A.-
dollars. De Regering ver]eent daar namelijk aan de land-
bouwers een toeslag op de prijs, )vaartoe dezen aan de
handel hun tarwe verkopen eh men kon liet er in Amerika
niet cladelijk over eens worden, dat het in de bedoeling
der Tarw’e-Overeenkomst zou liggen, dat cle tarwe nu
weer met een prijsreductie zou worden geleverd aan de
Marshall-landen, die immers betalen met door de Ver-
enigde Staten verschafte middelen. Na enige strubbe-
lingen is men het daarover echter eens geworden en de
verkoop geschiedt nu ook naar de Marshall-landen volgens
het systeem van .de Tar’ve-Oyereenkomst. Niet slechts
tarwe, doch ook tarwebloem wordt nu op die wijze door
de invoerlanden bij de aangesloten uitvoerlanden aange-
kocht. 1-Jet is namelijk wel de bedoeling, dat een deel
der tarwe wordt gekocht in de vorm van bloem, doch
de male, waarin dat zal geschieden, laat de overeenkomst
in eerste aanleg over aan importeur en exporteur. Slechts
als geen overeenstemming wordt bereikt, beslist de Raad.
,Het tot stand komen en in werking treden van de Inter-
nationale
rlarweOvereenkomst
is ongetwijfeld een be-
langrijke gebeurtenis. Als de uitvoering naar wens blijft
verlopen, za] zij voor een der belangrijkste internationaal
verhandelde stapelproducten bijdragen tot het voorkomen
van herhaling van catastrophale prijsdalingen als wij in
de vooroorlogse jaren hebben meegemaakt en waarvan
wij de grote gevaren toen hebben leren kennen. Anderzijds
behoedt zij de invoerlanden voor moeilijkheden, die te
hoge prijzen hun kunnen berokkenen.
Jammer is het, dat Rusland en Argentinië, zoals gezegd,
niet tot de overeenkomst zijn toegetreden. De mogelijk-
heid blijft daardoor bestaan, dat voor een belangrijk
gedeelte van de tarwe-overschotten der gezamenlijke
uitvoerlanden het euvel der ongebreidelde prijsschomme-
lingen blijft optreden, hetgeen een vlotte werking der
overeenkomst in gevaar zou kunnen brengen. Anderzijds
heeft de afwijzende houding dier twee uit\’oerlanden de
invoerlanden er toe gebracht om de door hen gegaran-
.deerde aankoop-hoeveelheden vrij aanmerkelijk kleiner
te doen blijven dan hun totale importbehoefte. Zij
dienden namelijk de mogelijkheid open te houden om
ook uit Argentinië en Rusland tarwe te kopen. Niet
slechts omdat anders van mogelijk voordelig, aanbod geen
gebruik zou kunnen worden gemaakt, doch vooral omdat
het voor het in stand houden, van het geregelde weder-
zijdse handelsverkeer met die landen noodzakelijk kan zijn
om van daar onder andere ook tarwe te betrekken.
Teriviji dus enerzijds de rem, welke aan een eventuele
prijsdaling is aangelegd, niet volledig werkt, hebbçn de
invoerlanden anderzijds ook niet de zekerheid verkregen, dat zij hun gehele behoefte aan buitenlandse tarwe steeds
tot hoogstens cle maximumprijs kunnen verkrijgen. Er
is tegen de Tarwe-Overeenkomst wel aangevoerd, dat zij
de vrijheid beperkt, welke de handel voor zijn volledige
ontplooiing nodig heeft en op die grond is de Tarwe-
Overeenkomst van 1948 bij de toen in Amerika bestaande
politieke verhoudingen dan ook gesneuveld. De praktijk
zal nit moeten leren, of er inderdaad van de Tarwe-Over-
komst hinder zal worden ondervonden en of die dan van
zodanige betekenis zal zijn, dat hij zwaarder weegt dan
het voordeel der prijsstabilisatie, die het doel is van de
overeenkomst. Overigens blijft uiteraard hij prijsschom-
melingen tussen maximum- en minimumprijs de’ over-
eenkomst buiten werking, doch tot dusverre is het daartoe
niet gekomen.
‘s-Oravenhage.
JAN SCIIILTHUIS.
AANTEKENING.
,.PLANNING” IN DE J1USSISCIIE
ZONII
VAN DUITSLAND.
Er is de laatste decennia een uitgebreide literatuur
ontstaan over ,,planning” in het algemeen en over de
p]angedachte in Rusland in het bijzonder
1
). Ook in dit
blad zijn gedurende de afgelopen jaren enkele artikelen
‘)
Men zie hiervoor het artikel van Prof. Dr F. L. Polak, ,,De
problematiek der welvaartsplanning en baar ontwikkeling in de
buitenlandse litteratuur”, in De Economist” van Maart en April
1948.
11 Januari 1950
ECONOMISCH-STÂTISTISCHE BERICHTEN
33
opgenomen over het Russische experiment
2
). Ondanks
de sluier van geheimzinnigheid, waarmee zoveel wat in
de U.S.S.R. plaatsvindt, word en wordt omhangen,
heeft men zich dan ook Vrij algemeen een beeld kunnen
vormen van de resultaten van de centraal geleide en
tot in details geregelde Russische volkshuishouding.
De vraag rijst nu, in hoeverre de Russisehe plangedachte
in de andere, onder de invloed van het Kremlin staande,
Ooteiiropese landen heeft doorgewerkt en in welke mate
de economische politiek van die landen in feite door de
plangedachte wordt bepaald. Hierover is minder bekend.
hoe is het bijv. gesteld in de Russische bezettingszorre van
Duitsland? Immers, voor hen, die.denken aan een even-
tuële toekomstige hereniging van de vier bezettingszone
tot één economische eenheid, is het wel van belang te
weten, in welke mate de ontwikkeling, zoals Oost-Duits-
land die thans doormaakt, verschilt van de, meer bekende,
gang van zaken in de Westelijke zones. Begin 1948 begon de ontwikkeling in Oost-Duitsland
zich – aldus ,,The Times” van 19 en 20 December jI. –
af te tekenen, toen de hezettende autoriteiten een grote
macht in handen legden van de ,,Economische Commissie
voor de Sovjetzone”. Deze Commissie had voordien de
Russische orders uitgevoerd, doch is thans een orgaan
direct in handen van het Ministerie van Economische
Za-
ken van de Regering-Grotewohi. Zij begon de reorgbnisatie
met de overneming van de belangrijkste industriële onder-
nem ingen, het bankwezen en de , ,Handelsorganisation”
– de staatsonderneming, welke de zgn .,,v rije w’inkels”
bezit.
Uit deze overneming vloeide hel ,,twee-jarenplan”
voort, dat Oost-Duitsland thans bezig iste verwezenlijken.
Tegen het einde van 1950, als men dit plan hoopt te heb-
ben voltooid, gaat men aan een ,,vijf-jarenplan” begin-
nen. Dit laatste plan zal, in nog grotere mate dan het
huidige, het uitgangspunt vormen van de economische
orde, zoals die, deels geïnspireerd, deels gedicteerd door
de Sovjets, op het ogenblik bezig is zich in de Oostduitse
Staat te consolideren.
Het is niet verwonderlijk – de bedoelingen van de
Sovjets hadden zich hij h4n wijziging van de taakstelling
van de ,,Economische Commissie” duidelijk genoeg ge-
manifesteerd -, dat deze economische orde een steeds
grotere gelijkenis gaat vertonen met het Russische eco-
nomische systeem. Uit de, tegelijk met de afkondiging
van het , ,twee-jarenplan” begonnen, economische politiek
blijkt (lit duidelijk, liet bankwezen werd reeds spoedig
een min of meer getrouwe copie van het Russische ,,Gos-
Bank”-stelsel
3
). In de industriële sector valt steeds meer
de nadruk op cle staatseigendom van de productiemiddelen. De ondernemingen, waarvan de Staat eigenaaris geworden,
genieten, na de Sovjet-ondernemingen
4
), in het algemeen
prioriteit. Officieel is het particulier bezit van productie-
middelen niet afgeschaft, doch het w’ordt, zo lezen we in
,,The Times”, allengs duidelijker, dat de particuliere onder-
nemingen door stelselmatige achterstelling steeds meer
in hun bestaan wordèn bedreigd
5
).
Bevoorrechting genieten ook de van staatswege of
onder staatscontrôle gedreven groot- en kleinhandel. De
meeste artikelen worden toegewezen aan de ,,vrije win-
kels” van de ,,ilandelsorganisation” en aan de coöpera-
tieve zaken. hier dus evennin directe aantasting van de
‘)
Prof. Dr N .f. Polak: Hoc Rusland zijn prod uctie-apparaat
opbouwde”, in ,,E.-S.B.” van 20 Maart 0946 en Mr S. S. Boasson.:
,,De plangeclaclite in dc U.S.S.R. en in hct Westen”, in
van 12 Juli 1947. Vergelijk ook nog: A. C. Razoux Schultz: ,, liet
prijzenstelsel in Rusland”, in ,,De Economist” van September
1946.
3)
Vergelijk de aantekening over het bankwezen in dc Sovjet-
zône van Duitsland”, in ,,E.-S.B.” van 27 October 1948.
‘) Over de Sovjet-ondernemingen merkt ,,Thc Times” op, dat
deze weinig uitbreiding meer ondergaan. Het ligt M. in de bedoeling
(leze te eniger, tijd te ontmantelen leneinde ze Ôf naar cle Sovjet-
Unie terug te voeren, dan wel ze aan cle Oostduitse Slaat te geven.
Voordat de reorganisatie door de ,,Eeonomische Commissie” een feit werd, was in principe aan het particulier initiatief nog een
belangrijke rol toebedeeld, vergelijk hiervoor het artikel van Drs
C. A. A.van Luttervelt, in ,,E.-S.B.” van 16 April 1947.
particuliere ondernemersvrijheid; de getroffen maat-
regelen werken echter sterk ten ongunste van de vrije
ondernemer.
De prioriteit, die ten aanzien van de staatsondernemingen
geldt, betreft niet alleen de voorziening van grondstoffen,
machinerieën, brandstof en arbeidskracht; ook het grootste
deel van de investeringsbedi’agen onder het ,,twee-jaren-
plan” komt aan deze ondernemingen ten goede.
1-let resultaat van deze politiek illustreert ,,The Times”
met enkele cijfers’: men schat, dat van de – sinds het
begin van het huidige plan aanmerkelijk toegenomen –
pi-oductie ca 30 pCt door de Sovjet-ondernemingen v’ordt
geleverd, 55 l)Ct door de Duitse staatsondernemingen,
terwijl slechts ca 15 pCt van de particuliere ondernemingen
afkomstig is..(Dit percentage is bovendien dalend; de
contrôle, uitgeoefend door het Ministerie van de Industrie,
is zo rigoureus, dat er maar weinig behoef t te gebeuren,
of de particuliere ondernemer is zoivel zijn zaken als zijn
vrijheid kwijt).
Volgens ,,The Economist” (van ,24 December ji.) is de
maandelijkse productie gestegen met niet minder clan 83
pCt, doch dit cijfer -, zo voegt het blad hieraan toe –
heef t slechts betrekking op de waarde van de productie
en geldt bovendien slechts in vergelijking met de eerste
helft van 1948, toen de blokkade door het Westen nog van
kracht was. De productie, naar hoeveelheid genomen, is,
ondanks de opheffing van de blokkade, bij lange na niet
tot dezelfde hoogte toegenomen. Alleen in de staalindustrie
(waar thans veel meer arbeiders te werk zijn gesteld dan
vôér de oorlog), in de autohandenindusti’ie en in de venster-
glasproductie is van een behoorlijke toeneming van de
geproduceerde hoeveelheden sprake. Volgens een betrouw-
bare schatting, aldus ,,The Economist”, bedraagt de totale
p_roductie ,in Oost-Duitsland, vergeleken met die in 1938,
niet meer dan 55 of 60 pCt, terwijl in West-Duitsland dit percentage thans 93 is.
Bovendien, zo gaat The Economist” verder, is de
productiestijging in Oost-Duitsland minder groot dan de
toeneming van het aantal tew’erkgestelden. Vele bedrijven
produceren met meer arbeid slechts de helft van wat zij
voor de oorlog voorthrachten.
Omtrent de bestemming van de productie zijn de
beschikbai-e gegevens schaars. In de vorm van herstel-
betalingen eist Rusland een aanzienlijk deel op .,,The
Financial Tin’ies” van 6 Januari jl. schat, dat dit deel,
samen met de goederen die aan Rusland voor de instand-
houding van zijn bezettingsleger moeten worden afge-
staan, circa de helft van de totale productie uitmaakt. Voordat de consumptieve behoeften van de eigen be
volking dan aan bod komen, wordt van de andere helft
van de productie nog een klein gedeelte geëxporteerd.
De waarde van deze ,,paid exports’ wordt, aldus ,,The
Financial Times”, door i3erlijnse economisten op ca 1 inrd
mark, door Russische bezettingsautoriteiten echter op
het dubbele van dit bedrag geschat. 1-lierbij moet er re-
kening mee worden gehouden, dat de berekeningen, –
waarop deze schattingen zijn gebaseerd, geschieden met
de – lage – prijzen van 1944.
Rusland neemt van deze export eveneens de helft op.
Een vierde deel ongeveer gaat naar Polen. Met ZO.-
Europa is zeer weinig handelsverkeer; de handel met
Zwitserland en Zweden is hiermee vergeleken aanzienlijker.
Het spreekt vanzelf, dat de Oostduitse Regering zich
veel moeite getroost om het handelsverkeer, waar mo-
gelijk, uit te breiden. Vooral in de transitohandel is zij
geïnteresseerd.
De visie, die ,,The Economist” op de Oostduitse in-
vesteringspolitiek heeft, is een andere dan die van ,,The
Times”, welke wij hierboven noemden. Volgens ,,The Eco-
nomist” heeft het Ministerie van Economische Zaken vol-ledig gefaald in haar beheer van de geconfiskeerde.onder-
nemingen. Deze ondernemingen, aldus het blad, ,,have
indulged in an orgy of building, without regard to the central
34
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Januari 1950
investment plan”. Bovendien schijnen de verbruiksgoederen-
industrieën zo zwaar in de schuld te staan bij de banken en
de Staat, dat zij de liquiditeit van alle andere genationa-
liseerde ondernemingen in gevaar brengen. Van het ver-
lenen van prioriteit kan men hier dus moeilijk spreken.
In de thans wordende economische orde van Oost-
Duitsland is beperking van de arbeidskeuze onvermijde-
lijk. Vooral voor de vrouwelijke arbeiders zijn de desbe-
treffende maatregelen streng. Kenmerkend is tevens de
toepassing van het uit Rusland overgenomen ,,Stakhano-
visme”, dat bedoelt iedere extra arbeidsprestatie tot norm
te verheffen, om zodoende de productiviteit tot het
uiterste op te voeren. De ,,kwaliteitsb’igades” ontbreken
echter ook in Oost-Duitsland niet.
liet ligt voor de hand, dat deze maatregelen gepaard
gaan met een hechte contrôle over dé vakverenigingen.
Deze contrôle is in handen van een vakverenigingsraad,
welke weer in nauw contact staat met de communistische
vakverenigingsfederatic. Deze raad heeft als eerste plicht
er voor te zorgen, dat de onder haar gestelde ondernemin-
gen doeltreffend werken in het belang van de Staat en
dat het economisch plan nauwkeurig wordt uitgevoerd.
Het platteland kent andere problemen dan de stad
met haar industrie. De discipline is er minder streng;
enig individualisme is toegestaan. Oogstquota worden door-
gaans vastgesteld op grond van plaatselijke verhoudingen.
Zekerheid omtrent het invoeren van collectieve 1andbouw
bedrijven heeft men in Oostduitse landbouwkringen nog
niet, doch in de versnippering
;
die na de onteigening
van de grootgrondbezitters het Oostduitse land kenmerkt,
zien velen een voorbereiding tot de komst van kolchozen.
Iaatschiappelijk hebben de maatregelen van economische
,planning” een enorme verandering veroorzaakt. Op het
land is de Junker, de grootgrondbezitter, zo karakteristiek
voor Oost-Duitsland, verdw’enen; in de steden verliezen
de industrieel en de zakenman steeds meer terrein. All
een economische, politieke en sociale kracht hebben de
Junker en. de industrieel opgehouden te bestaan in het
Oosten van heden, zo schrijft ,,The Times”. Nieuwe
klassen komen hiervoor in de plaats: de partijman, de
vakverenigingsleider, de wetenschapsman, de technicus
en de geschoolde arbeider.
Is een samengaan van Oost- en West-Duitsland nog
mogelijk? Of is de ontwikkeling aan beide zijden te zeer
in verschillende richting gegaan? Oost-Duitsland is thans
een door de conmunisten gecontroleerde Staat; West-
Duitsland kent een vrije” economie en zet de eerste
schreden op de weg naar een parlementaire democratie.
lIet Westen kan, noch wil, cle maatschappelijke orde
van het Oosten accepteren; de Oostduitse Regering be-schouwt zichzelf echter als de kern, waarom de eenheid
zich zou moeten vormen. Men ontkomt niet aan de indruk,
dat een compromis, een vrijwillig samengaan op econo-
misch terrein, buitengemeen grote moeilijkheden ontmoet.
INTERNATIONALE NOTITIES.
MOEILIJK L1EI)EN IN lIET INTERNATIONALE
SPOO RWEOBEIHIIJF.
De slechte exploitatieresultaten gedurende het afge-
lopen jaar stellen de spoorwegmaatschappijen in de Ver-
enigde Staten en in verschillende Europese landen voor
zware problemen.
In Amerika, waar de eerste symptomen van achter-
uitgang zich eind 1948 opnbaarden, zijn de moeilijkheden voornamelijk te wijten aan het teruglopen van het vervoer
en de daarmee gepaard gaande vermindering van de
ontvangsten.
1n Europa is de vermindering van ontvangsten mindej –
sterk dan in Amerika. De lasten zijn hier echter in vee
sterkeremate gestegen. Noemen we slechts enkele landen.
In Engeland namen de ontvangsten gedurende de
eerste 44 weken van 1949 met 2,6 pCt af, vergeleken met
de overeenkomstige periode van 1948. In tegenstelling met
de gang van zaken in de Verenigde Staten, zo schrijft
het Franse blad ,,L’Economie” van 29 December 1949,
is in Engeland voornamelijk de teruggang van het
reizigers-
verkeer verantwoordelijk voor de vermindering in de ont-
vangsten. Het
goederentrans.port
per rail is zelfs in lichte
mate toegenomen. De uit hoofde van het personenvervor
geboekte ontvangstenbedroegen nl. in de genoemde periode
van 1949 7 pCt minder dan in dezelfde periode van 1948.
AInemende koopkracht van het Oubliek en herstel van de
activiteit in het wegvervoer zijn hiervan de oorzaken.
De sterk gestegen exploitatiekosten (deze zijn sinds de
oorlog met 120 pCt gestegen, terwijl.de verhoging van de
tarieven gemiddeld slechts 55 pCt heeft bedragen én .de
vermindering in de ontvangsten dreigen voor 1949 een
deficit te veroorzaken van £ 20 mln, tegenover een tekort
van £ 4,7 mln in 1948. In verband hiermede heeft de
,,British Transport Commission” zich genoodzaakt ge-
zien met ingang van 1 Januari jl. de tarieven met 16,75
pCt te verhogen voor alle goederenvervoer. In totaal zijn
na de oorlog de goederentarieven dan met 81 pCt ver-hoogd. D6 reizigerstarieven hadden in 1948 reeds een
verhoging van 16,4 pCt ondergaan.
1-let tekort van de Staatsspoorwegen in België w’oi’dt voornamelijk veroorzaakt door de sterk gestegen exploi-
tatielasten. Flierbij kont, dat, over de eerste 9 maanden
van 1949, de ontvangsten van het goederenvervoer 5,2
pCt en die van het reizigersvervoer 3,6 pCt lager waren
dan in de overeenkomstige periode van 1948. Voor 1949
zal de Staat frs 2.350 mln moeten bijpassen. Verschillende
in het vooruitzicht gestelde maatregelen (o.a. opheffing
van ,,deficitaire” lijnen en verhoging van de goederen-
tarieven met 10 en van de reizigerstarieven met 7,5 pCt) moeten er voot’, zorgen, dat het deficit in 1954 geheel is
w’eggew’erkt.
Ondanks het levendige toeristenverkeer van de afgelo-
pen zomer, hebben de ,,Chemins de Fer Fédéraux Suisses”
over de eerste tien maanden van 1949 6 pCt minder aan
ontvangsten geboekt dan in de eerste 10 maanden van
1948. De oorzaken zijn de afgenomen goederentransporten.
De ontvangsten hiervan liepen met 13 pCt terug. Gestegen
personeelskosten doen samen met de verminderde ont-
vangsten voor 1949 een ongunstig exploitatiesaldo van
ca Zw.frs 30 mln verwachten, terwijl, ceteris paribus,
bel tekort voor 1950 door het Conseil Fôdéi-al op Zw.frs
38 mln wordt geraamd. De Zwitserse Regering verwacht
verbetering in deze toestand van een coördinatie van
rail- en wegvervoer, te verkrijgen door financiële gelijk-
stelling.
• Een uitzondering maken de Italiaanse Staatsspoorwegen.
Terwijl over het boekjaar 1 Juli 1947- 30 Juni 1948 een
verlies van 50 mrd lire werd geboekt, heeft in 1948 – ’49
een merkwaardig herstel plaatsgevonden. Gedurende de
eerste vier maanden van 1949 namen deontvangsten zelfs
met 42 pCt toe. De sterke industriële opleving, waai’uit
een toeneming van het goederenvervoer met 21 pCt
resulteerde, samen met een reorganisatie van de tarieven,
zijn hiervan de oorzaken. Het reizigersvervoer nam in
diezelfde periode echter met 9 pCt af.
DE W’ERELDSTAALPRODUCTIE IN 1953.
Een half jaar geleden hebben de O.E.E.C.-landen
plannen gepubliceerd, die, tezamen genomen, voor 1952-’53
een staalproductie in het vooruitzicht stellen, w’elke 30 pCt
boven het vooroorlogse ,niveau ligt. Deskundigen van de
E.C.A. hebben daarop de Westeuropese landen geween
11 Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
Bbl
op de eventuele gevolgen, die een overproductie met zich
kan brengen, doch het schijnt, dat op deze waarschuwing
nagenoeg niet is gereageerd. Korte tijd geleden heeft het
,,Steel Division Secretariat” van de E.C.E. (Economie Commission for Europe, een orgaan van de Economic
and Social Council van de U.N.O.) een nieuwe waar-
schuwing laten horen, aldus
rrlie
Investors’ Chronicle”
van 7 Januari jl. Het secretariaat schat, dat in 1953 d
staalproductie van de Europese landen, exclusief Rusland,
in totaal 70 mln ton zal bedragen. De gunstigste omstan-
digheden in aanmerking genomen – ni. handhaving
van het huidige werkgelegenheidspeil – zal het eigen
verbruik de 58 mln ton niet te boven gaan, terwijl hoog
–
stens 4 mln ton zal kunnen worden geëxporteerd. Volgens
deze schattingen blijft er dus een overschot van ca 8 mln
ton ruw staal. Ook de E.C.E. heeft daarom op samen-
werking tussen de staalproducerende landen aangedron-gen. Er schijnen echter verschillende redenen te zijn, die
deze samenwerking in de weg staan.
In de eerste plaats is ei- het gebrek aan deviezen, dat
vele Europese landen er toe heeft gebracht een eigen
staalindustrie te vestigen. Vervolgens hebben sommige
landen onprettige herinneringen aan de politieke en eco-
nomische druk, die enkele staalproducerende landen in
het verleden plachten uit te oefenen. Om deze beide redenen, zo schrijft The Investors’ Chronicle”, heeft
menig Europees land, weiks eigen productiecapaciteit ontoe-
reikend was om aan de binnenlandse vraag naar staal te
voldoen, er de voorkeur aan gegeven liever een eigen
staalindustrie op te richten, dan afhankelijk te zijn van het buitenland. De E.C.E.-experts wijzen er echter
0
1
)
,
(lat het onmogelijk is om economisch te produceren met
een bedrijf, dat een capaciteit van minder dan 3 mln
ton ‘s jaars heeft. Nu zijn er sommige landen, met een
jaarlijks verbruik van een half millioen ton staal, die l)ezig zijn een eigen staalindustrie op te richten! Het
merkwaardige is evenwel – de ervaring heeft het be-
wezen -, dat het niet altijd in de eerste plaats deze kleine
eenheden zijn, die hij een vermindering van de vraag
hun poôrten moeten sluiten, doch dat de grote, voor de
buitenlandse vraag producerende, bedrijven het meest
van de moeilijkheden te lijden hebben, omdat invoer-
quota, tarieven en andere restrictiemaatregèlen hun uitvoer
in hoge mate kunnen bemoeilijken.
Floewel schattingen voor het jaar 1953 over het alge-
meen met enige voorzichtigheid dienen te worden bezien,
lijkt het in het geval van de staalprodüctie ongetwijfeld
nuttig, aldus het blad, om de waarschuwingen van E.C.A.
en E.C.E. ter harte te nemen en nauwkeurig te onder-zoeken, welke maatregelen kunnen worden genomen
om een crisis in de staalindustrieën van de Westeuropese
landen te voorkomen.
JNFIAIO1BE TENDEN’E’IES IN ZUI1).AFRIKA.
De pogingen van de Unie van Zuid-Afrika om de export
te vergroten worden bemoeilijkt door prijsstijgingen, die zich hebben voorgedaan, of die spoedig zullen optreden.
J)e verantwoordelijke factoren voor deze inflatoire ten-
denties zijn, zo schrijft de correspondent uit Johannesburg
van ,,The Tirnes Review of Industry” van Januari 1950, de gestegen prijzen van staal en benzine, de handhaving
van de importrestricties en de verwachte prijsstijging
van het goederenvervoer per spoor. Een gunstige invloed
op dc ontwikkeling van de betalingsbalans is echter het
feit, dat, als gevolg van de devaluatie, vele kapitaal-
investeringen uit Engeland en andere landen terugkeren;
,,The
rfifl.1e5
Review” schat dit bedrag op en £ 9 mln per
maand. Volgens Di- M. H. de Koek, President van de
Reserve Bank, zullen echter de invoerbeperkingen en de
contrôle op de w’isselkoersen nog enige tijd gehandhaafd
moeten blijven, wil men het vraagstuk van de betalings-
balans geheel onder de knie krijgen. Dit betekent, dat de
levensstandaard vooralsnog niet kan worden verhoogd.
De moeilijkste periode van het land zullen de komende
vier jaren zijn, verklaarde Dr de Koek; na die tijd zal het
mogelijk zijn ,,to piek suhstantial fruits from the huge
capital expenditure on the opening of the new golçlfields”.
Anderen menen, dat, afgezien van het feit, dat de
importbeperkingen de pogingen tot exportvergroting in
de weg staan, deze restricties bovendien een ernstige be-
dreiging voor dc werkgelegenheid vormen. Dit zou dan
vooral gelden voor de beperkingen ten aanzien van invoer
van kapitaalgoederen en ruwe grondstoffen.
De hierboven genoemde stijging van de staalprijzen
varieert van 6 pCt voor constructiestaal tot 25 pCt voor
plaatstaal. Toch is het staal, gefabriceerd door de Iron
and Steel Corporation (de grootste leverancier in Zuid-
Afrika) nog altijd £ 15 per ton goedkoper dan dat, hetgeen
uit Engeland of uit Amerika wordt ingevoerd. Door dc
gestegen s’taalprijzen verwacI4 men overigens een prijs-
stijging van 5 5. 10 pCt van alle producten, waarin staal
wordt verwerkt.
De gestegen prijzen voor het goederenvervoer vormen
de andere belangrijke factor in de productiekosten, die
tot prijsstijging leidt: cle prijs van benzine is met 2 penny
per gallon gestegen als een direct gevolg van de deva-
luatie. Hierbij komt, dat de Regering de benzine met
ingang van dit jaar is gaan rantsoeneren, wat tot gevolg
heeft, dat de industrieën in toenemende mate van de
spoorwegen gebruik zullen moeten gaan ‘maken. De
spoorwegen lijden echter onder zware lasten en hogere
kosten (als gevolg o.a. van cle gestegen staalprijzen!),
zodat een verhoging van de tarieven onvermijdelijk zal
zijn, teneinde een al te ongunstige exploitatierekening te
vermijden. En een tariefverhoging heeft in een land als Zuid-Afrika, dat met zijn grote afstanden in hoge mate van het spoorwegvervoer afhankelijk is, een zeer grote
invloed
0
1) de gehele economische toestand van het land.
ONTVANGEN BOEKEN.
De Rijksbegroting.
Zeven wetenschappelijke beschouwingen
over actuele economische en staatsrechtelijke vraag-
stukken, de Nederlandse volkshuishouding betreffend,
door Prof. Dr M. J. H. Smeets, Prof. Dr J. Tinbergen,
Prof. Mr J. G. Koopmans, Prof. Dr Ahr. Mcy, Prof.
S. Posthuma, Prof. Dr H. J. Witteveen en Prof.
Mr C. W. de Vries. Uitgave
W.
L. & J. Brusse NV.,
Rotterdam 1949. 146 blz., ingen. f 4,90.
Ondernemingsbesparingen, risicodrogend kapitaal en de
omeang der bedrcjeigheid
door Dr F. W. C. Blom.
H. E. Stenfert Kroese’s Uitg. Mij
NV.,
Leiden 1949.
298 blz., geb. 111,75.
Hoofdlijnen ean de sociaal-economische ontwikkeling der
gemeente Amersfoort nan 1900-1970
door L. 11.
Klaassen, D. H. van Dongen Torman en L. M. Koyck.
II. E. Stenfert Kroese’s Uitg. Mij NV., Leiden 1949.
185 blz., geb. f 8,75.
Landbouw en landbouwcrediet 1898-1948.
Vijftig jaar
geschiedenis van de Coöperatieve Centrale Boeren-
leenbank door Mr Ph. C. M. van Campen, Di-s P.
llollenberg en Drs F. Kriellaars. 599 hlz., geb.
Economische ,-ekeneormen.
Onderzoek naar de grondslagen
van economische ordeningen. Deel 1: ‘Waarde- en prijstheorieën als leer van menschelijke motieven;
Deel II: Waarde- en prijstheorieën als leer van
menschelijke motieven. Geschiedenis van dc leerstel-
lingen, door J. E. Vleeschhouwer. NV. Uitgevers-
Maatschappij Martinus Nijhoff, ‘s-Gi-avenhage 1949.
Deel 1 316 blz., deel II 253 blz., ing. 119,80, geb.
1 24,50.
.i’..’..
–
36
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Januari 1950
Het Qerband tussen de beoolking, het nationale inkomen en
de kapitaalgoederenvoorraad
door Dr J. J. J. Dal-
mulder. De Nederlandse volkshuishouding tussen
twee wereldoorlogen. Uitgeverij Het Spectrum,
Utrecht/Brussel 1949. 96 blz., ing.
De algemene banken in Nederland door Prof. Dr F. de Roos.
Inleiding tot de economische problematiek, deel III.
N.V. A. Oosthoek’s Uitgevers Mij, Utrecht 1949.
147 blz., f 5,90 geb.
Crediewerschaffing door bijzondere personen
door L. A. de
Waal. Volkscredietverschaffing in den Indischen Archi-
pel, Eerste Deel. Uitgeverij en Drukkerij hollandia,
Baarn. 360 hlz., ing.
Adresboek ç’an de Friese industrie.
Industrie-vestigings-
mogelijkheden in Friesland. Economisch-Techno-
logisch Instituut voor Friesland, 1949, 188 blz., geb.
Administratie en commercieel bedrijf sbeheer
door H. A. A.
de Kruyff. De moderne onderneming – Bedrijfs-
economische vakstudies. N. Samsom N.V., Uitgever,
Alphen aan den Rijn 1949. 204 hlz., geb., voor in-
tekenaren f 10, voor overigen f 11,25.
Economisch Technische Verschijnselen.
Inleiding tot de
organisatie en techniek van de handel door B. G.
Meijer, Econ. Drs. J. Muusses, Uitgever, Purmerend
1949. 454 blz., geb. f15.
Tractatus Tributarii.
Opstellen op belastinggebied. Aan-
geboden aan Prof. Dr P. J. A. Adriani tel’ gelegenheid
van zijn afscheid als hoogleraar aan de Universiteit
van Amsterdam. H. D. Tjeenk Willink & Zoon
N.V., Haarlem 1949. 251 blz., geb. t 10.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Do geldmarkt.
Na het passeren van de jaarultimo vond op de geld-
markt een geleidelijke verruiming plaats. Van de markt-
discon to’s ondergingen vooral de korter lopende termijnen
een zeer aanzienlijke daling. Juist deze termijnen lenen
zich in tijden van geldkrapte bij uitstek voor afstoting,
omdat de verkoper wegens het geringe aantal rentedagen
slechts weinig minder dan het nominale bedrag ontvangt.
In tijden van ruime geidmarkten doet de .liquiditoits-
voorkeur echter het disconto voor deze termijnen ge-
woonlijk weder tot een min of meer traditioneel niveau
dalen.
Tegen het einde der verslagweek werd voor Februari-
papier
1/
pCt geboden en voor Maart-papier
13/16
pCt,
hetgeen een daling van niet minder dan pCt rësp.
pCt betekent. April-papier werd op If pCt verhandeld.
De meeste overige noteringen vertoonden dalingen van
1/
pCt t.o.v. de week tevoren. Juli-papier was tegen
15
/16
pCt op de markt te verkrijgen, Augustus-papier
voor
1/8
pCt en September t/m December-papier voor
1/16 pCt.
De callgeldnotering bedroeg t/m Woensdag IJ pCt.
Donderdag en Vrijdag 1±
pCt, terwijl zij Zaterdag tot
1 pCt werd verlaagd.
Do kapitaalmarkt.
1-let belangrijkste feit op de Amsterdamse beurs was
deze week wel de hervatting met ingang van het nieuwe
jaar van de binnenlandse handel in certificaten van Ame-
rikaanse effecten. De enige beperkende bepaling is nog de
eis, dat aan deze effecten geen smetten kleven; zij moeten
daarom voorzien zijn van een bewijs van certifieerbaar-
heid. Overigens is ztwel de aan- en verkoop als de koers-
vorming dezer stukken .thans geheel vi’ij. Ook arbitrage met New-York is mogelijk geworden, zij het alleen voor
zover deze transacties tot een ruiling leiden, terwijl alleen
aankoop is toegestaan’ van Amerikaanse effecten, voor-
komende op de zgn. ,,Dera”-lijst van De Nederlandsche
Bank. Uitbreiding van het Nederlands bezit aan dollar-
fondsen door aankopen te New-York met nieuwe uit de
Nederlandse deviezenpot verkregen dollars blijft nl.
ten enenmale uitgesloten. Gezien de Nederlandse deviezen-
positie behoort een dergelijke uitbreiding inderdaad niet
alleen thans maar ook voor een afzienbare toekomst tot
de onmogelijkheden. Zelfs wijst De Nederlandsche Bank
uitdrukkelijk op de kans, dat, indien nodig, te zijner tijd
wederom vordering van dollareffecten zal plaatsvinden
en wel tegen de New-Yorkse pariteit.
Dit laatste is van belang i.v.m. het agio, dat de koersen
der Amerikaanse certificaten reeds direct t.o.v. de koersen
in Amerika vertoonden. Aanvankelijk bedroeg dit agio
gemiddeld ca 20 pCt, latei’ in de week ongeveer 15 pCt.
Vôér de oorlog kon een dergelijk agio niet bestaan, omdat
de arbitrageanten toen met van De Nederlandsche Bank
verkregen dollars in New-York stukken kochten, deze
hij de Administratiekantoren omwisselden in certificaten
en deze laatste te Amsterdam verkochten. De boven-
genoemde thans aanwezige arbitragemogelijkheden leiden
slechts tot een nivellering van het agio voor verschillende
stukken, niet tot een eliminering daarvan.
De koersen der Nederlandse aandelen vertoonden ge-
durende de verslagweek weinig mutatis. Voor Indone-
sische aandelen bleef de stemming gedurende de meeste
beursdagen vast. Van een neiging van het publiek Neder-
landse en Indonesische fondsen af te stoten, teneinde
met de verkregen middelen Amerikaanse fondsen te
kopen, was weinig te bespeuren. Ook indien men rekening
houdt met het agio, leveren Amerikaanse fondsen in vele
gevallen een aanzienlijk hoger rendement op dan de
locale waarden, zodat optreden van een dergelijke ten-
dentie geen verwondering zou behoeven te baren.
Wat de
narkt voor niet-risicodi’agend kapitaal betreft,
trok de afgelopen week vooral de indiening van een wets-
ontwerp de aandacht, krachtens welk de Minister wordt
gemachtigd f 1.500 mln Staatsleningen aan te gaan.
1-let zou zeei voorbarig zijn, hieruit te concluderen, dat
er reeds in de naaste toekomst consolidatie-operaties
zouden plaatsvinden. Een consolidatie van staatsschuld
op grote schaal lijkt momenteel trouwens niet goed mo-
gelijk. Tegenover een zeer groot deel van de korte staats-
schuld, ni. dat deel, dat bij de banken is ondergebracht,
staat immers goeddeels geen ,,vermogensgeld”, voor be-
legging beschikbaar, doch veeleer’circulerend geld, . nodig
voor de lopende betalingsbehoeften. Groter zijn de con-
solidatiemogelijkheden t.a.v. korte staatsschuld in han-
den van institutionele beleggers, die in
‘5
Rijks Schat-
kist i’eeds bedragen hebben gedeponeerd, zoals ook twee
maanden geledèn ten bedrage van t 500 mln plaatsvond.
Een dergelijke consolidatie heeft echter vrijwel uitsluitend
formeel karakter.
30 Dec.
6 Jan.
Aand. iiidexcijfers
1949 1950
Algemeen
………………
164,3
169,4
Industrie
………………..
229,8
227,1
Scheepvaart
………………
151,0 151,3
Banken
………………….
135,1
134,7
Indon.
aand .
……………..
66,2 66,8
Aamlelen.
A.K.0 .
………………..
187
185*
Philips
………………….
234.
231+
Unilever
………………..
245
239-
H.A.L.
………………….
163* 161*
Amsterdam Rubber
……….
148+
149*
H.V.A.
………………….
165k
163
Kon. Petroleum
…………
296
294
Staatsobligaties.
21
pCt
N.W.S.
…………..
80/ 80/
34
2
t
pCt
1947
…………..
98f
983/
3
pCt
Invest.
certif.
……..
98/
16
/16
3 pCt Dollarlening 1947
. . . .
98/
98f
11 Januari 1950
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
37
GRAFIEKEN.
ZWEEDSE RIJKSIIANK.
(Voornaamste posten
in millioenen kronen).
DE ENERGIEVOORZIINIXG
VAN NEDEIILANI)
Metaal
Staatsfondsen
Productie van steenkool.
x 1.000 ton
Data
‘0
•-n
.O
1.000
::»”’
1
0
1945
’46
’47
’48
49
Productie van aardolie.
, 1.000 ton
::
1.945
•46
’47
’48
’49
Elcctriciteit afgegeven aan het net.
mln 1,Wh
51)0
25:
j
‘”
1945
’46
47
48
49
Productie van gas.
mln m
3
loo
0
nd.
en.
,936
1945
’46
’47
’48
’49
Bron: C.B.S.
STATISTIEKEN.
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten In millioenen francs).
Data
ca
a
0
8
E
31
Dec.
1946
4.949,9
158,0
238,7 52,7
4.090,7
1.163,7
15 Dec.
1949
6.210,9
256,7
111,6 39,7
4.347,6
1.902,1
23 Dec.
1949
6.230,4
255,6
114,4 39,7
4.508,2
1.758,7
31
Dec.
1949
6.240,2
260,0
115,2
39,7
4.566,3
1.731,0
“.0
0
S
31 Dec.
1946
839
532
1.544
504 284
94
182
15
Dec.
1949
154
208
3.164
676
301
–
120′
23 Dec.
1949
154 208
3.134
686
312
–
120
31
Dec.
1949
154
208
3.184
695
281
–
120
Deposito’s
0.2
tD
Direct opvraagbaar
—
–
o
Data
‘
Id
0
-,
Cd
31
Dec.
1946
2.8771
875 706
84
230
174
7
15 Dec.
1949
3.138
985
429
449
282
138 136
23 Dec.
1949
3.258 862
409
309
282
125 136
31 Dec.
1949
3.287
907
467
361
286
126 136
NATiONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
0
00
0)
‘0
Cl
Cd
‘0,5
0
1.3
0)
0
..
.0
‘
1.
00
0
0)
,eo.’i;
>
0
16
Sept.
1948
28.136
11.042
427
9.986
303
414
8 Dec.
1949
31.103
8.825 1.218
9.793
347
773
15 Dec.
1949
30.893 8.640 1.143
9.594
314
711
22 Dec.
1949
30.723 8.348
1.278
9.953
323
708
29 Dec.
1949
30.605 8.389 1.620 10.650
431
694
5
Jan.
1950
30.568
8.621
11.351
11.512
271
673
Rekening
courant
saldi
0
0
0
0
00)
‘o
E-‘S
c3
0
)0.
._.0
0
16 Sept.
1948
1
657
91.729 81.568
22
2.425
6.251
8 Dec.
1949
915
95.838 86.528
688
1.344
4.979
15 Dec.
1949
1
915
94.789
85.752
861
1.293 4.966
22 Dec.
1949
915
95.123
85.785
1.183
1.317 5.337
29 1)ec.
1949
1
915
96.306
87.113
769
1.373
5.055
5
Jan.
1950
915
J
96.426
87.841
393 1.279
4.649
DE JAVASCHE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).
0
.
1
:
‘9
1
lEo
2.a0)eSO
to
.0
cO
Data
Q)
o
1.
0)5
‘0’)
1
0,..0
,
0
2
)5
)
)’0
0
JC
&0
0)5
0
o
bD
0Sb0
0
31 Maart 1947
477.080
35.363 33.256
85.402
255.201
14 Dec.
1949
470.985
82.379 14.723
67.136 1.191.497
21
Dec.
1949
470.985
91.422
14.730 67.699
1.210.733
28 Dec.
1949
470.985
87.757
16.712
70.220 1.256.728
0
55
0
.e
0)0
Rekening courant
saldi
0
bD
Data
•
‘.’
48
1
.
c.
o’
,’.’..ol
;”0
0
‘
1.
31 Maart 1947
81.527
453.816
–
503.718
101.304
14 Dec.
1949
27.503
922.025
–
888.587
35.484
21
Dec.
1949
27.520
928.917
–
910.652
35.247
28 Dec.
1949
30.292 934.860
–
949.491
38.388
Muntbiljettenclrculatie per 31 Maart 1947 t 646.830.979. Muntbiljettencirculatie per 28 Dec. 1949 2976.340.261.
BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste posten in millioenen trancs)
•
c
Voorschotten
aan
de Staat
Data
CI)
26 Dec. 1946
94.817
118.302
59.449
67.900
426.000
16 Dec. 1949
52.991
443.538
125.042
157.400
426.000
22 Dec. 1949
52.981
461.378 125.042 164.500 426.000
29 Dec.
1949
52.981
478.616
125.042
157.900
426.000
Bankbil-
Deposito’s
Data
jetten
in
Totaal
63.453
Staat
765
Diversen
62.693
circulatie
26Dec. 1946
721.865
15
Dec.
1949
‘1.234.355
446.180
670
143.725
22 Dec. 1949
1.247.932
151.307
734
149.173
29 Dec.
1949
1.278.211
160.141
‘1.168
156.250
IN- EN UITVOER VAN NEDERLAND’)
Invoer
Uitvoer
Saldo
II
aan
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
Waarde
in dul-
In mil-
In dui-
In mli-
In mli-
zenden
lioenen
zenden lioenen
lioenen
tonnen’)
guldens
tonnen’)
guldens
guldens
Tot.
’39
24.306 1.517 12.708
966
–
551
Tot.
’46
11.764
2.1’i5
3.919
785
-1.360
Tot.
’47
16.544
4.251
5.843 1.859
-2.392
Tot.
’48
19.101
4.919 7.357 2.669
-2.250
Jan.
’49
1.498
464
653
318
–
146
Febr. ’49
1.269
401
644 245
–
156
8lrt
’49
1.632
476
728
283
–
193
Apr.
’69
1.770
438 684
256
–
482
Mei
’49
1.671
427
721
272
–
155
Juni
’49
1.977
442
741
.
312
–
130
Juli
’49
1.750
410 654
284
–
126
Aug.
’49
1.850
390 687
296
–
94
Sept.
’49
1.826
407
952
318
–
89
Oct.
’49
1.743
435
1.218
378
–
57
Nov.
’69
1.616
452
1.196
399
–
53
‘) Bron: ,,Centraal Bureau voor de Statistiek”.
Exclusief pakketpost, diamant, gouden en zilveren munt en
muntmateriaal.
‘) Bruto-gewicht; van 1948 af netto-gewicht.
38
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
11 Januari 1950
STAND VAN ‘s RIJKS KAS
DE NEDERLANDSC}1E BANK.
erkorte balans op 0
Januari
1950.
Activa.
Wissels, pro-
(
ii
td’
k
–
messen en
1
uidbr
v n
Bijbank
i
e
Agentsch.,,
5.000,-
in
_____________
5000-1)
Wissels,
schatkistpapier
en
schuld brieven,
door de Bank gekocht (art
05, onder 4°,
van
de
Bankwet
1948)
…………..
..-
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat (ter Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947 ….
.. 1.750.000.000,-
Voorschotten
(
Iloofdbank t
1 35.040.826,62
‘)
in rek. crt
op onderpand
Bijbank
,,
62.894,07 (mCi. belenin-
1
gen)
1. Agentscb.,,
4.807.808,90
140.001.619,50
Op
effecten
enz.
……..
…138.775.942,95
‘)
Op goederen en celen
..,,
1.225.676,64
140.001.619,59
‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet
1948)
………………….
..-
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1947
…………………………
..1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……t
740.1 43.1 47,67
Zilveren munt enz…..11.532.453,09
751.675.601,66
Papier op het buitenland
t
164.701.300,-
Tegoed bij correspondenten
in liet buitenland
….
..
565.932.706,53
Buitenlandse betaal-
middelen
…………
..1.635.453,81
732.269.460,34
Vorderingen in guldens op vreemde circulatie-
banken en soortgelijke instellingen
….
..381.009.657,60
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en ‘voorzieningsfondS
…………..
120.943.008,63
Gebouwen
en
inventaris
………………
Diverse
rekeningen
………………..
2.000.000,-
..254.908.536,66
5.632.902.884,48
Passiva.
Kapitaal
………..
. ………………
t
20.000.000,-.
Tteservefonds
……………………….
15.333.335,71
Bijzondere
reserves
………………….
61.674.999,18
Pensioenfonds
……………………….
22.596.614,99
Voorzieningstonds
personeel
in
tijdelijke
dienst
…………………………
..1.499.667,79
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ..
69.665.885,-
Bankbiljetten
in
omloop
(nieuwe
uitgitte)
.,
3.012.451.480,-
Bankassianaties in
omloop
…………….
76.091,69
Rekening courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist ……
t
607.820.272,26
‘s Rijks
Schatkist
bij-
zondere rekening ……610.416.806,02
Geblokkeerde saldo’s ..,,
3.178.794,82
Saldo’s
van banken in
Nederland
……….
..
37.288.485,14
Vrije saldo’s van vreem- de circulatiebanken en
soortgelijkemnstellingen ,,
481.021.696,16
Andere vrije saldo’s ….
..31,9.343.373,62
2.059.078.428,02
Crediteuren in vreemde geldsoort
……,,
12.209.508,70 Diverse
rekeningen
………………..
..358.316.873,40
5.632.902.884,48
1)
Waarvan
schatkistpapier
rechtstreeks
–
door de Bank in disconto genomen
. . .
–
‘)
Waarvan aan IndonesiO (Wet van 15
Maart 1933, Staatsbiad no. 99)
……..
..31i.259.225,-
Circulatie der door de Bank namens de
Staat in hetverkeer gebrachte muntblljetten
,,
136.867.775,-
Vorderingen
1
31 Dec.
1949
23 Dec. 1949
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Nederi. Bank N.V.
t
549.147.165,-
t
579.307.047,97
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij
de Bank voor Neder-
landsche
Gemeenten
488.763,86
2.706.552,32
Kasvorderingen
wegens
cre-
dietverstrekking
aan
het buitenland
…………..
–
Daggeldlening
tegen
onder-
pand
………………
–
–
Saldo
der postrekeningen van
Rijkscomptabelen
……
……..
275.762.740,47
,.
272.045.477,41
Voorschotten
op
uit.
Nov.
1949
aan
dc
gemeenten
……..
wegens aan
haar
uit
te
keren belastingen
–
…
–
Vordering in rek, courant op:
Indonesië …………….
53.455.000,-
1647.554.971
3
25
Suriname
…………..
….
…31.150.811,76
31.150.801,76
–
–
liet Algemeen Bdrg(rlijk Pen-
–
–
Ned. An tillen
………………..
Het staatsbedrijf der P.,
T.
sioenfonds
………………….
enT
.
………………
–
–
Andere staatsbedrijven en in-
……..
stellingen
……………..
380.657.898,37
,,
336.983.517,56
Verplichtingen
Voorschot,
door
De
Nederi.
Bank NV., verstrekt
– –
Voorschot,
door
De
Neder-
landsche
Bank
N.V.
in
i’ekening courant
verstrekt
–
–
Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten
Schatkistbiljetten
in
omloop
11950.067.400,-
11944.067.400,-
Schatkistpromessen
bij
De
Nederlandsche
Bank N.V.
ingevolge overeenkomst
van 26 Februari 1947
…. …1750.000.000,-
1750.000.000,-
Schatkistpi’omcssen in omloop
(rechtstreeks bij De Nederl.
Bank N.V.is geplaatst nihil)
1
5.949,3
mln, wo. garantie
Jirettori
Voods f1.151 mln
,,4798.300.000,- ,,4779.700.000,-
Daggeldieningen
–
–
Muntbiljctten in omloop
….
136.642.284,50
135.324.475,50
Schuld op uIt. November 1949
aan de gemeenten wegens
aan
haar
uit
te
keren
belastingen
…………..
131.116.765,52
,,
131 .116.765,52
Schuld
in
rek, courant
aan:
Indonesië
……………
–
–
Suriname
…………..
–
–
…..
5.313.293,26
,,
5.076.530,76
lIet Algemeen Jlurgerlijk Pen-
sioenfonds
…………..
….
41.942.248,53
,,
56.209.736,41
liet
staatsbedrijf
der
1′.,
T.
……… ………
Ned.
Antillen
…………….
en T.
………………
382.807.314,02
,,
368.899.404,49
Andere
staatsbedrijven
. . .
…..
– –
Schuld
aan’ diverse instellin-
….
gen in rekening met ‘s Rijks
Schatkist
……………..
1511.990.308,09
,,1522.429.083,79
IN DIT BLAD
ADVERTEERT
U
MET SUCCES!!
Fa. A. 0. Beuth van
Wickevoort Crommelin.
Atnsterdam-Z. TeL’25410
Corns v. d. Lindenstraat 22
Verzekeringadviseurs.
LOD. S. BEUTH
specialist Gezins- en Oude-
dagsverzorging.
Adviezen
inzake:
–
Pensioen-voorzieningen voor
Star en Personeel.
Organisatie Bedrijfs- en Onder- nemingspensioenfondsen.
Aanvullingen normalisatie van
bestaande regelingen.
Abonneert U op
DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie van Prof. P. Hen-
nipman, Prof.
P. B.
Kreukniet, Prof. H. W.
Lambers, Th. Ligthart, ‘Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart, Prof. F. de Vries,
Prof. J. Zijlstra. /
Abonnementsprijs
122.50;
fr. p. post
123.60;
voor studenten
f
19.-;
franco per post
f
20.10
– Abonnementen worden aangenomen door de
boeandel en door de uitgever
DÈÊR.VN’F. B’ÔHN TE IikAhtEM
ii ‘Januari 1950
,
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
IN. EN UITVOER VAN BELOIË
‘).
Invoer
Uitvoer
Saldo
Gewicht
Warde
Gewicht
Waarde
Waarde
i
aa
-indui
–
in mii-
in dui-
in mii-
in mii-‘
zenden lioenen
zenden
lioenen
lioenen
tonnen
francs
tonnen
frans
francs
Maandgem. ’36/’38
2.868 2.019
1.912
1.859
–
160
Maandgem. ’47
. .
2.322
7.130 1.070 5.138
-1.992
Maandgem. ’48
.
.4
2.432 7.293 1.258 6.177
-1.116
Jan.
1949..
2.111
6.580
1.088 6.138
–
442
Febr.
1949..
2.292
6.513
1.137.
6.737
+
224
Maart
1949..
2.338 7.155
1.274
7.643
.
+
488
April
1949..
2.284 6.719 1.149
7.103
+
384
Mei
1949..
2.536 6.905 1.197
7.183
+
278
Juni
1949:.
2.396
.6.751
1.229,,.
7.432.
+
681
Juli
1949..
2.247 6.274 1.237
7.102
+
828
Aug.
1949..
2.268
6.498′)
1.1891) 6.1531)
–
345′)
Sept.
1949..
2.142
6.407 1.255
6.223
–
184
Oct.
1969.
.
2.256
6.595
1
1.203 5.836
–
759
‘) Bron: ,,Statistisch Bulletin” van het Natknaai Instituut
voor de Statistiek.
‘) Gecorrigeerde gegevens.
INEN
tJITVOERLYAN
INDONESIË
).
Tijdvak
Invoer
Uitvoer
1
Saldo
Ge’,’icht
Waarde
Gewicht
Waarde
Waarde
duizenden
millioenen
duizenden
millioenen millioenen
tonnen
guldens
tonnen
guldens guldens
Totaal 1938
2.002
478
10.944
658
+180
Totaal 1947
909
754
1.112
332
-422
Totaal 1948
2.134
1.134
5.219 1.040
–
94
1949
Jan.
141
56
492
107
+
51
Febr.
204
118
474
‘
104
–
–
14
Mrt.
140
106
498 103
–
3
Apr.
228
141
657 123
–
18
Mei
210
106
631
99
7
Juni
131
120
.
734
130
+
10
Juli
379
142
574
94
–
48
Aug.
310 156 759
141
–
15
Sept.
282
134 .624
125
–
9
Cci.
169
106 326
.
79
–
27
2)
Bron: Centraal Içantoor
van
de Statistiek.
•.
PRODUCTIE
EN EXPORT VAN NATVURRUBBER
In 1.000
Productie natuurrubber
_______
Export natuurrubber
Total
Totaal
la
1938
317,2
‘
359,5 910,0
300,9
344,1
868,5
1941
650
600
r.600
636,0
573
1.510
1942
1
1
200
155
640
150 125
475
1943
100
75
465
75
75
360
1944
50 25
360
25
25
250
1945
.
10
8,6
250
4,3
51,6
247,5
1946
175
403,7
837,5
230
366,9
962,5
1947
278,0 646,4
1.2
6o
287,0
640,1
1.232,5
1948
432,3
698,2
1.520
432,0 679,0
1.457,5
Juli
39,9
58,3
132,5
40,7
54,3
125,0
Aug.
43,0 56,7
132,5
40,9′
61,1
130,0
Sept.
45,8
64,3
142,5
51,6 62,7
140,0
Oct.
41,7 50,5
127,5
38,7 54,8
122,5
Nov.
38,4
62,1
135,0
35,3 71,7
132,5
1)ec.
37,0
58,1
132,5
29,8
.
40,5
102,5
1949
.
Jan.
27,8
66,1
x3
0
,o
32,2
74,0
145;0′)
1’ebr.
27,5
49,1
100,0
25,1
65,0
117,5
Maart
35,8
58,7
125,0
30,7
52,3
rr5,o
April
37,7 45,8
‘)
x’s,o
45,2
55,7
1250′)
Mci
30,4
53,1
115,0
24,4
50,0
100,0
1
)
Juni
31,1
‘)
52,6
‘)
112,5
28,5
43,3
95,0
)
Juli
32,2
2
)
55.7
120,0
26,7 54,6
105,0
Aug.
42,5 57,0
132,5
42,8
60,3
127,5
Sept.
40,7
59,3
130,0
39,0
56,9
127,5
Oct.
.
51,6
‘) Bron: ,,Rubber Statistical Bulletin”; cursief gedrukte cijfer
zijn schattingen.
‘) Gecorrigeerde gegevens.
Coöperatieve Vereniging U.A.
,,Centrale der Nederlandse
Verbruikscoöperaties”
te Rotterdam
roept sollicitânten op voor de functie van
SECRETARIS ‘DER DIRECTIE
Vereisten: zeer ruime algemene ontwikkeling, kennis
van sociaal-economische theorie en practijk, organisatie-
vermogen, talenkennis, inzicht in de functie van het
secretariaat – dat niet alleen een bedrijf, doch ook
een vereniging dient – en juist gevoel voor de betekenis
van de coöperatie.
1
Leftijd bij voorkeur tussen 25 en 30 jaar. Salaris
volgens onderlinge overeenkomst, zeer goede sociale
voorzièningen. Br, onder motto ,,Directiesecretaris”
te richten aan de Afdeling Personeelzaken, Postbus
6008 te Rotterdam.
Groot levensmiddelenbedrijf in het Westen des lands
zoekt
een bekwame kracht
voor het onderzoeken, uitwerken en in praktijk brengen van moderne distributiemethoden, zoals zeifbedienings-
winkels, rijdende winkels,’ verzendhuizen, enz. Sollicitanten moeten zowel
een
goede theoretische
als practische ondergrond hebben en tevens behoorlijke
ervaring in het winkelbedrijf.
Geboden wordt een zelfstandige en verantwoordelijke
functie.
Candidaten moeten bereid zijn zich aan een psycho-
technisch onderzoek te onderwerpen.
Eigenhandig geschreven brieven met uitvoerige in-
lichtingen omtrent leeftijd, opleiding, ervaring en ver-
langd ‘salaris, met pasfoto onder no. ESB 1605, te
richten aan het bureau van dit blad, Postbus 42.
Schiedam.
Het personeel in ‘eigen
bedrijf
is van deze oproep in
kennis gesteld.
DOCTORANDA IN DE GESCHIEDENIS
tevens bevoegd voor Nederlands. met ervaring in boek-
handel en bibliotheek,
ZOEKT WERKKRING
in bi-
bliotheek, archief, onderwijsinstelling, uitgeverij of
derg. Er, onder no. ESB 1611, hun. v. d. blad, Post-
bus 42, Schiedam.
AANGEBODEN:
In
grote
PROVINCIE-STAD
(Overijssél), met zeer snel
groeiende industrie,
–
Groothandels-Magazijnen en -Kantoren
vrijwel in Centrum bij station, aan grote verkeersweg
met eigen spooraansluiting, bebouwd oppervi. ca
. 25 x
18 m.
Er. onder no. ESB 1607, bur. v. cl
. bi., Postbus 42,
Schiedam.
LANDHUIS TE KOOP.
1
Mooi gelegen, vrijstaand in
1
A DVE R TEER
tuin met boomg.. Comf.
1
cv., 7 kamers en badk. 1
1 N D E
Aangeb. gar.; 8 km t. N.
v. Goes,
f
25.000. Aanv. in
overleg. Er. no. ESB 1609,
J’ £9
.1?
bur. v. d. bi., Postbus 42,
Schiedam.
Vooraanstaandé Fabriek
van Merkartikelen der Levensmiddelen-
branche vraagt
Hoofd der Afd. Export
voor de leiding van de verkoop
harer producten in het buitenland
alsmede om de desbetreffende ver
–
koopsorganisatie zelfstandig tot
verdere ontwikkeling te brengen.
EZE POSITIE
vereist ruime ervaring in een
leidinggevende commerciële functie opge-
daan, sterk stimulerende krachten, geschiktheid
voor een beleidvol optreden, volledige beheersing
der moderne talen alsmede een zeer goede al-
gemene vorming der persoonlijkheid. Leeftijd
35 tot 40 jaar. Geboden wordt een uitermate
verantwoordelijke en veelzijdige werkkring, die
mede door de mogelijkheden tot ontplooiing
van initiatief en vindingrijkheid uitstekende
perspectieven biedt.
Eigenhandig geschreven brieven, waarvan de
geheimhouding ten volle is, verzekerd, met
volledige beschrijving betreffende loopbaan,
ervaring, opleiding, leeftijd en referenties, bij
voorkeur vergezeld van recente pasfoto, worden
gaarne ingewacht aan het bureau van dit blad,
onder No 1608, Postbts 42, Seblelnm.
DEZE WEEK:
Zal Griekenland weder
corn pensatietransacties
toestaan?
* Iedere week zeer
veel nieuwe gevraagde offertes
en aanbiedingen van binnen- en buitenland.
Plaats
voor
export een aanbieding in de rubriek
TRADE OPENINQS.
Abonnementsprljs f15.— per jaar
KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
Econon
–
fisch – Statistische
Berichten
Adres voor
Nederland: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie
en
Administratie 38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres
voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, 14,
Universiteit straat, Gent.
–
Abonnementen: Pieter de
Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Bankiers: Ban que de Commerce,
Brussel.
Abonnementsprijs,
franco per post, voor Nedertanct f
26,— per jaar;
voor Betgië/Luxembur’g
1
28,- per
jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in Belgische
francs
bij de Banque de
Commerce te Brussel
of op haar
Belgische postgirorekening
fl0
26 0.34.
Uniegebieden
en Overzeese
Rijksdelen (per
zeepost) f
s6,—, overige
tanden
f
28,— per
jaar.
Abonnementen kunnen
ingaan
met elk
nummer en slechts worden
beeindigd
per ultimo van het kalenderjaar.
Aan getekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk,
Rotterdam (
W.).
ADVERTENTIES.
Accountant (N.i.V.a.) znekt wegens uitbreiding van reeds
1
jaren gevestigd kantoor ter overname
Alle correspondentie
betreffënde
advertenties
te richten aan de
Firma
H.
A.
M. Roelants, Lange Haven
141,
Schiedam
(
Telefoon
accountants-praktijk
‘
69300
toestel
6). Advertentie-tarief / 0,40 per
mm. Contract-tarieven
op
aanvraag. Rubrieken ,, Vacatures” en ,,Beschikbare krachten”
in Centium oi Westen des lands.
J
f
o,6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
Er. onder no. ESE 1606, bur, v. cl. bi., Postbus 42, Schiedam,
1
voor
om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.
Losse nummers 75 cents, resp. 12 B. francs.
L]