Ga direct naar de content

Jrg. 34, editie 1694

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 26 1949

T1

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

conomischA-fSt

atistische

/
Berichten .

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCJflN EN VERKEER

UITGAVE VAI’ HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

34E
JAARGANG

WOENSDAG 26 OCTOBER
1949

No. 1694

COMMISSJE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;

F. de Vries.

Redacteur-Secretaris: C. çan den Berg

Fl9. Redacteur-Secretaris: A. de Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË: –

J. E. Mertens; R. Miry; J. t’an Tichelen; R. Vandeputte;

F. Versichelen.

Gegens oe’er adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde van dit nummer.

INHOUD:

Blz.

De

artikelen

van

deze week

………………..
847

Sommaire,

summaries

……………………….
847

Lonen

en

werkgelegenheid

………………….
848

Enige aspecten van het vraagstuk der vliegtuigindus-

trie in Nederland
door Ir A. J. Marx ……….
849

De vrachtenmarkt
door C.

Vermey

…………..
851

De positie van de landbouw in de Chileense economie

door Dr R. L.

Beukenkamp
.
………………..
.
853

Ingezonden

stuk:
Het Nederlands bouwkasbedrl.Jt en het rendement bij nieuw- bouw
door K. B. vün
Sicenwijk
met naschrift van
Prof.
Dr

C.

Campagne

…………………………..
856

Aantekening:


De

Belgische

Congo

……………………………
858

Internationale

notities:

EmIssie-actIvIteit in

Vest-DuItsiand na de geidsanering
..
860
De Invloed van do devaluatie van de Duitse Mark
……..
860

Ontvangen boeken en brochures……………..
860

Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
861

Statistieken:
Baukstaton

…………………………………..
861
Inioggingon en terughetalingen bij do spaarban1cn In Ne-
derland
…………………………………….
•862
Werkloosheid en werk-verruiming in Nederland
……….
863
Indexctjfors van grootliandeisprijzon In Nederland
863
Enige indexcijîers van de industriële productie In Nederland
863
De kolenpositio vasi

Nederland

…………………….
863
Stand van

‘s Rijks Kas

…………………………
863

DEZER DAGEN

wordt hard gewerkt aan het succes van de Ronde Tafel Conferentie. ,,Wie zijn schulden betaalt, verarmt niet”,
leerden wij op een ddr eerste boekhoudiessen. Maar rijker
wordt men er ook niet door; het schijnt dat dit gezichtspunt
eer opgeld heeft gedaan bij de discussies der delegatie.
Men is per saldo toegekomen aan het Salorno’s oordeel
van de goede mannen naar billijkheid, ditmaal nog gekozen
uit eigen kring.

Nieuw-Guinea, in of uit de kring der gemeenschap? Het

is nog niet buiten kijf, of een uitzonderingspositie van

Nieuw-Guinea als van Nederlandse zijde beoogd, zal
worden bereikt. Dit is geen kwestie van een formele boe-
king, doch een materieel strijdpunt, dat voör een onder-
deel van de bevolking van Indonesië zwaar kan wegen.
Nog korte tijd, dan kan de rekening worden opgemaakt
van deze Conferentie. Nég is het te ,vroeg, om over batige

sloten te spreken. Men zal zich echter waarschijnlijk niet
verrekenen, wanneer men meent, dat het werkelijk balans opmaken over al dan niet bereikte resultaten niet op korte
trmijn kan geschieden.
,,Men rekene de uitslag niet, maar tel het doel alleen”.
Deze dichterlijke vrijheid, die Tollens wellicht paste, wordt
aan de Engelse premier niet toegestaan. Het programma
van bezuinigingen in het Engelse Parlement voorgedragen,
wordt op korte termijn gezien te bescheiden geacht. Voor-
gaande ministeriële beschouwingen hadden doen verwach-
ten, dat ditmaal in een gigantenstrijd de Pelion op de Ossa
zou worden gestapeld. Doch van bestormen is geen sprake,

er is een reeks .kalme passen genomen.
,,Vele kleintjes maken een grote”. Nogis de doorwerking
van het Britsé regeringsprogramma nietteoverzien Zal de

nationale spaarcampagne er in slagen het positieve ge-
wicht der, burgerij te zetten achter de richting, die de be-
zuinigingsmaatregelen aangeven? Het beloop van de op-
vraging van spaarsaldigedurende de laatste maanden, wijst

eer op – een voorkeur voor het boodschappenboekje dan
voor het spaarbankboekje.
Hoe verder vooruit men het inkomen kan overzien, des

te bevreaigender kan het budget worden opgemaakt. Deze
economischè stelregel heeft de leiding van de E.C.A. inge-
zien: zij wil trachten de Europese landen zo snel mogelijk
over hun totale dollarverwachtingen onder het Marshall-
plan te doen inlichten.

Nog een post mag op het creditconto van de E.C.A.
worden geboekt. Zij heeft aan het Amerikaanse publiek
nogmaals gerapporteerd, dat geven maar niet kopen geen
oplossing brengt. Alle exportstimulering zal weinig baten,
als de Amerikaanse consument in dit opzicht niet een nieuw
blad wil opslaan.

Overboeking op nieuwe rekening van öude lasten, daar
zijn de Franse politici sterk in. De derde officiële kabinets-
formateur is doende aan een dubieuze post. De dubbele
eindstreep en de zucht van verlichting zijn voor hem nog
niet weggelegd. Afboeken door nieuwe verkiezingen zal
waarschijnlijk geen materiële verandering brengen.
Dit geldt ook voor de verhoging van de minimumlonen
in de Verenigde Staten van $ 0,40 tot $ 0,75. Destakingen,
die thans aan de gang zijn, gaan over andere loonpeilen.
De conjunctuurindices tot dien blijven voortreffelijk. Doch
de eerste economische adviseur van President Truman is
afgetreden. Hij was niet progressief genoeg en kan met
Potgieter zuchten: ,,Toch maar een burgerman”.

1000MOTIEF
,

GENEVER

DEZE WEEK:

WAAR H E E N EXPORTEREN,?

Mogelijkheden en moeilijkheden

in 89 landen.

*
Iedere week zeer veel nieuwe gevraagde offertes
en aanbiedingen van binnen
,
en buitenland.
Plaats voor export een aanbieding in de rubriek
TRADE OPENINQS.

Abonnementsprljs
f15.—
per jaar

KON. NED. BOEKDRUKKEP.IJ H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM

BELASTINC,CONSULTATIE-

GRAFÖLOOG

H. LANOOY- ROftERDAM

BUREAU

A.

L. F.

Leverington

Alle belastingzaken
PSYCHOL. ADVIEZEN
Medewerkers:
E. J. de Boer, Oud-Insp. d. Bel. D. Sweepe, Oud-Ontv. der Bel.
J. Luykenstr. 6,

TeL

50199
N. A. Schol, Candidaat-Notaris.
Mr Dr Steinmetz, Bel.

Jurist.
ADVERTEER
Adviseur voor Accountancy:
W. A. Breuning,

Lid

Nederl.
IN.
Broederschap

v.

Accountants.

DIT BLAD
le
Heimersstraat 95

A’dam
Telefoon
85508.

Nederlandsch Indische Handelsbank, NV.

Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Gravenhage

Alle Bank- en Effectenzaken

94’e”Statist,

ESTABLISHED 1878

An Independent Journal of Finance
and Trade

*

OBJECT! VE APPRAIS ALS

CONSIDERED JUDGMENT

IMPARTIAL OPINION

*

Contains most complete range of

British economic and financial statist-

ics published in any weekly journal

*

World wide circulation

*

Annual subscription rate: (post free-

to inciude all supplements)
£
3:2:6

(fi 33,40)

.4 Special Suppiement on Econornic Con-
ditions in The Hetherlamis was published
on January 31 1948. A
limiled number
of
this SupplenLent remain for sale.

LONI)OH: 61 CA2ÏNON STREET,
E.C. 4

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd to ‘s-Gravenhage

AOMINISTRATIEKANT006 0060RECHT . DELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Personeel s- Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving van
toekomstÏge lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

Koninklijke

Nederlandsche

Boekdrukkerij

H. A. M. Roelunis

Schiedam

* Aan dit nummer

is een inlegvel

toegevoegd van

De Chemische Fabriek

L. van der Grinten
Venlo

26 October 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

847

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Lonen en
werkgelegenheid.

De toekomstige werkgelegenheid op lange termijnvan
een klein land als Nederland hangt in belangrijke ,mate

avan het peil der beloningen, die de Nederlatidse produ-

centen voor zich verlangen. Wil men met het verkgelege-

heidsvraagstuk ernst maken, dan kan men het niet los

van het loonvraagstuk bezien; de werkelijke keuze, waar-

voor de Nederlandse producent – dit zijn in de eerste

plaats de arbeider, de boer en de handelaar, die de grootste
groepen vormen – zich bevindt, is: ‘een hoger inkomen met minder toekomstige werkgelegenheid of een lager
inkomen met meer toekomstige werkgelegenheid. De keus

is er dus niet alleen een van de huidige verdeling, maar
tevens van de toekomstige werkgelegenheid. Door de
devaluatie is de mogelijkheid van een goede oplossing ver-
gemakkelijkt.

Ir A. J.
Marx,
Enige aspecten van het Qraagstuk der vlieg-
tuigindustrie in Nederland.

De Nederlandse vliegtuigindustri bevindt zich momen-

teel in een impasse. Zonder overheidssteun kan zij niet
voortbestaan. Op de beslissing van de Regering – aan de hand van het rapport der Kleine Vliegtuigcommissi&—, of zij al dan’ niet zal doorgaan op de ingeslagen weg van
ondersteuning, wordt dan ook van vele zijden met spanning

gewacht. Zou men thans geen definitieve beslissing in
positieve zin omtrent de toekomst der Nederlandse vlieg-
tuigindustrie willen nemen, dan betekent dit zonder

twijfel, dat voor de komende tientallei1 jaren en wellicht
voor altijd een dergelijke industrie, w’aarvan een poging
tot herstel, voor zover het de personeelsbezetting betreft,
zeker volkomen gerechtvaardigd is, in ons land niet meer
zal kunnen ontstaan.

C. Vermey,
De erachtenmarkt.

Sedert Mei jl. heeft zich, aanvankelijk in slechts enkele
sectoren en meer bepaaldelijk in de Noord-Atlantische
vaart, geleidelijk een daling van het vrachtenpeil voltrok-

ken. De neerwaartse tendentie deed zich gedurende de
volgende maanden ook in de overige sectoren gelden en
won spoedig zodanig aan intensiteit, dat thans in toenemen-
de mate schepen tijdelijk uit de vaart moeten worden ge-
nomen. Ook het getij op de tankvrachtenmarkt is, verge-
leken met 1947 en begin 1948, volkomen gekenterd. De
resultaten van de algemene vrachtvaart zullen dit jaar
ongetwijfeld bij die van 1948 ten achter blijven. De exploi-
tatiekosten, beheerst door de hoge bouwprijzen, de sterk
gestegen onkosten – o.a. de aanzienlijk verhoogde prijzen van stook-, diesel- en gasolie in de sterling-bunkerhavens
der Shell Petroleum Company – en het oponthoud in
tal van laad- en loshavens, tonen.immers vooralsnog gener-
lei neiging tot dalen. De onmiddellijke vooruitzichten voor
de algemene vracht- en tankvaart moeten derhalve alles-
behalve rooskleurig worden genoemd.

Dr R. L. Beukenkamp,
De positie Qan de landbou in de
Chileense economie.

De Chileense landbouw is in zijn ontwikkeling in de
20e eeuw zeer achtergebleven. De toch reeds eenzijdig
gerichte en sterk van buitenlandse invloeden afhankelijke
Chileense economie ondervindt van de onharmonische
ontwikkeling van industrie, mijnbouw enerzijds en de
landbouw anderzijds, nadelige gevolgen. De geldcirculatie
staat in ongunstige verhouding tot de productie en invoer
van goederen. Drastische maatregelen zullen moeten
worden genomen om de Chileense landbouw in staat te
stellen de eigen bevolking ratibneel te voeden en de zich
sterk ontwikkelende industrie van voldoende grondstoffen
te voorzien. De situatie van de landbouw in de Chileense
economie bevordert het inflatoire proces, dat deze ander-maal bedreigt.

SOMMAIRE.

Les salaires et le marché du travail.

On ne saurait entamer sérieusement le problème de la

mair d’oeuvre aux Pays-Bas, sans s’occuper en même

temps de la question des salaires. Le producteur néerlan-

dais se trouve devant un dilemme: ou bien jouir de revenus
plus élevés mais aboutissant dans l’avenir l une contractiôn

du marché du travail, ou bien des revenus plus modestes

mais avec la prévision d’une main d’oeuvre plus abon-

dante. La dévaluation a facilité la possibilité d’une bonne

solution.

Ir A. J.
Marx,
Quelques aspecis dis problème de l’industrie
aéronautique aux Pays-Bas.

L’industrie aéronautique 5e trouve dans une impasse.

Elle ne saurait subsister sans l’aide du Gouvernement.

On attend anxieusement la décision du Gouvernement

pour savoir s’il continuera, cimme il le fit, ou s’il suspendra

ses subventions. Un effort pour renflouer cette industrie

est parfaitment justifié ne fût ce qu’h l’égard du per-

sonnel nombreux qu’elle occupe.

C.
Vermy,
Le marché du fret.

Eu égard aux contractions dans le marché du fret, les

résultats des transports maritimes resteront cette année-ci
sans doute en dessous de 1948. Les frais d’exploitation ne

tendent pas encore â baisser. Aussi
t
ies prévisiors immé-

diates des transports maritimes et des ,,trampers” ne

suscitent aucun optimisme.

Dr R. L. Èeukenkamp,
Le secteur agricole dans le cadre de
l’économie chilienne.

SUMMAR IE S.

Wages and employment.

The Netherinds employment problem is closely con-

nected with the vage problem; the actual alternatives for

producers are: higher incomes with less future employment

or lower incomes with more future employmen’t. The

devaluation has facilitated the possibility of a satisfactory
solition.

A. J. Marx, Engr,
Some aspects of the Netherlands aircraf t
industry.

The Netherlands aircraft industry is at a deadlock. Its

further existence is dependent on government support.
Efferts to improve the position, particularly in view of

the number of persons emloyed, are fully justified.

C.
Vermey,
The freight-market.

The results of general freight shipping will undoubtedly

be less favourable than in 1948. Operating expenses

remain on a high level. Immediate prospects for general

freight and tramp shipping are not very bright.

Dr. R. L. Beukenkamp,
The signi/icance of . agriculture
in the economy of Chile.

/

848

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 October 1949

LONEN EN WERKGELEGENHEID.

De discussie rond de rede van Dr 1-loltrop op de Universiteits-
dagin Amsterdam heeft het vraagstuk van het ]oonpeil weer

in het centrum van de belangstellinggebracht. De wij ze waar-

op Dr Holtrop het vraagstuk benaderde was de volgende. Hij
wees erop, dat Nederland zijn rekening aan het buitenland

niet kan betalen. En dat dat slechts dan wel zou kunnen;

indien het totaal van verbruik en investeringen omlaag

wordt gebracht. Bij de grote behoefte aan investeringen,
bijv. in verband met de industrialisatie, zal het wel moei-

lijk zijn deze sterk te. beperken. Het zal dus wel

in de eerste plaats op het verbruik moeten worden ge-

vonden. In het totale verbruik nu speelt het verbruik

van de arbeiders tegenwoordig een belangrijke rol. .De
oplossing zal – zo ongeveer kan men het betoog van

Dr Holtrop samenvatten – dus niet kunnen worden ge-

vonden zonder dat ook het verbruik van de massa der be-

volking daarin wordt betrokken.

Dit betoog kan niet worden weerlegd mei de tegenwer-

ping, dat een verbruiksvermindering zou kunnen worden
vermeden, indien slechts de productie snel en in voldoende

mate wordt opgevoerd. Wij hadden in de eerste helft van

1949 een tekort van -11 pCt op onze nationale productie

en niet elke vermeerdering van de productie werkt
01)
de

gewenste wijze op dit tekort. Zelfs indien wij er van moch-

ten uitgaan, dat de Marshall-hulp nog enige jaren zou door-

gaan, is het een geforceerd programma, er zonder ver-
bruiksverminderng te willen komen. Van deze veronder-
stelling is blijkbaar ook Dr Holtrop uitgegaan.
Ook de psychologische zijde van deze zaak wordt naar
voren gebracht. Zoals Dr 1-loitTop mededeelde, heeft bijv.

een hoogleraar nu slechts 55 pCt van zijn vooroorlogse

koopkracht en de sttdsarheider 95 pCi. Daartegen kan men
aanvoeren, dat de consumptie van de laatste nog

aanmerkelijk geringer is dan die van de eerste.

De consequentie van deze redenering zou echter een steeds
voortschrijdende inkomensnivellering zijn. De vraag is
eerder gewettigd, of deze nivellering, met name ook die

tussen de arbeiders onderling, niet reeds zo ver is gegaan,
dat schadelijke gevolgen te duchten zijn. De moeite, die
men heeft met de bezetting van verschillende plaatsen en
de onvoldoende neiging om werkzaamheden te aanvaarden,

die meer scholing en verantwoordelijkheid eisen, zouden
daarop kunnen wijzen. Bovendien is de groep – waarvan
de hoogleraar slechts een representant is -, op w’ier koop-
kracht de sterkste druk is uitgeoefend, naar verhouding
zo klein, dat voortzetting van deze politiek weinig zou
bijdragen tot oplossing van de moeilijkheden, waarvoor
wij thans staan. Men kan er op wijzen, dat in het bedrijfs-
leven menigmaal wal van een hoog opgevoerde levenswijze
kan worden gesproken. Voor zover dit, ondanks de zware
druk van de belastingen, inderdaad nog het geval is, zou
een soberder levenswijze psycholog:sch van grote betekenis

zijn, al zouden ‘economisch daarmede niet zoveel zoden aan de dijk worden gezet.

Doch de hoofdlijn van het betoog van Dr I-Ioltro
zal inderdaad mocilijk kunnen worden aangetast. Wel
kan men langs een lichtelijk verschillende lijn redenerend

tot- een soortgelijke conclusie geraken, vooral wanneer

het vraagstuk van de toekomstige werkgelegenheid cen-

traal wordt gesteld.
VVant tenslotte kan het doel van Dr Holtrop: een

sluitende betalingsbalans, ook wl worden bereikt met
een hoger loonpeil. Indien nl. de werkgelegenheid maar voldoende daalt, wordt er wel ergens een evenwicht ge-
vonden. In het verleden is het evenwicht in de betalings-
balans herhaaldelijk op deze w’ijzc tot stand gekomen of
bewaard. In de jaren na 1920 in Engeland; in 1926 in
Duitsland, en na de grote crisis in verschillende landen.
Maar daar gaat het nu juist om: deze oplossingen

wensen wij niet meer; wenst ook de heer 1-loltrop niet.
Het handhaven van een behoorlijke werkgelegenheid

is een der belangrijkste doeleinden van alle economische

politiek geworden; in het bijzonder ook van die der Ne-

derlandse Regering. Een belangrijk uitvloeisel dezer
Nederlandse politiek is de nadruk, die op de noodzaak

tot industrialisatie wordt gelegd, waarover we juist dezer

dagen nog een .voortreffelijke populaire brochure hebbén
ontvangen. Het is daarbij niet voldoende, dat fabrieken

worden uitgebreid, nieuwe producten worden voortge-

bracht, arbeiders worden geschoold, onderzoekingswerk

wordt versneld. Wij moeten ook tegen een prijs kunnen
leveren, die ons afzet gaiandeert. En de prijs onzer pro-
ducten hangt ten nauwste samen met de beloning onzer

producenten: ondernemers, technici, arbeiders. Een matig

houden van deze beloningen werkt zodoende naar twee

kanten: het beperkt de eigen Nederlandse consumptie

om goederen voor uitvoer vrij te maken en het zorgt
er tevens voor, dat de aldus vrijgemaakte goederen ook

inderdaad kunnen worden verkocht in het buitenland. Ei’
is wel eens getwijfeld aan de betekenis van het
loonpeil voor de werkgelegenheid. Vele schrijvers hebben

betoogd, dat bijv. een verlaging van het loon geen noe-

menswaardige verhoging van de werkgelegenheid mee-
brengt. Men moet hierbij echter zorgvuldig zijn met de

hantering van een wetensctappelijke redenering en onder-

scheid maken tussen verschillende vraagstukken, die op

het eerste gezicht op elkaar gelijken. Er- is enerzijds de
vraag, of men spi-eekt over een groot of over een klein

land. In een groot land, dat practisch op zichzelf staat,
zoals de Verenigde Staten, zal inderdaad een verlaging
vaii het loonpeil slechts een geringe invloed uitoefenen
wegens dc tegengestelde effecten, die uitgaan op de bin-

nenlandse vraag

naar goederen en het aanbod van goe-

deren. In een klein land, dat een concurrentiepositie t.o.v.

andere landen heeft in acht te nemen, is dit geheel anders:

hier is de buitenlandse vraag veel belangrijkei’.
Een tweede onderscheid van grote betekenis, dat men

hierbij moet maken, is, of men spreekt over veranderingen

op korte termijn, dan wel over veranderingen op lange

termijn. liet effect van een loonverandering op korte

termijn is veel beperkter dan dat op lange termijn. Een

verlaging hijv. betekent op korte termijn, dat de daarmee
samenhangende prijsverlaging bij de kopei’s een houding
van afwachten opwekt. De vraagvermeerdering wordt
dus tijdelijk gemaskeerd. En de aanbodvermeerdering
werkt volledig ook eerst op langere termijn, nl. wanneer ook de keuze van de productiemethode er ten volle door

is beïnvibed.
Er kan echter geen twijfel aan zijn, dat de toekomstige
w’erkgelegenheid op lange termijn van een klein land als
Nederland in belangrijke mate afhangt van het peil der beloningen, die de Nederlandse producenten voor zich
verlangen. Wil men een tragisch voorbeeld uit onze

eigen recente geschiedenis, dan zij herinnerd aan de wijze
waarop de Amsterdamse diamantindustrie is achteruit-

gegaan in de dertiger jaren.
Onze conclusie uit het voorafgâande is, dat, wanneer
men met het werkgelegenheidsvi’aagstuk ernst wil maken,
men het niet los van het loonvraagstuk kan bezien en dat
de werkelijke keuze, waarvoor de Nederlandse producent
zich bevindt, is: een hoger inkomen met minder toe-
komstige werkgelegenheid of een lager inkomen met meer

toekomstige werkgelegenheid. En als wij hierbij spreken
vab de Nederlandse producent, dan zijn dat in de eerste
plaats de Nederlandse arbeider, de Nederlandse boer en
de Nederlandse handelaar: zij vormen de grootste groepen.

De keus is er dus niet alleen een van de huidige verdeling,
maar tevens van de toekomstige werkgelegenheid.
,

Door de devaluatie is de mogelijkheid van een goede
oplossing vergemakkelijkt. Ware zij niet gekomen, dan
had het Nederlandse volk het, moeilijke probleem onder
ogen moeten zien van een verlaging van geldinkomens
voor grote groepen. De devaluatie heeft dit voordeel,
dat zij op alle groepen van de bevolking een ongeveer

t

26 October 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

849

gelijke druk kan leggen, al of niet verzacht en gereguleerd
döor •subsidies en soortgelijke maatregelen. Wij moeten
dan echter ook de zeifbéheersing hebben, de bestaande
geldinkomens niet te verhogen.

Wanneer wij hiervéér gepleit hebben voor het op de

voorgrond brengen, in de loondiscussies, van de toekom-
stige werkgelegenheid, was dat in feite een uitnodiging
om de blik verder vooruit te richten: Doen wij dat, dan
mogen wij ook nog wel iets verder gan. Tenslotte zal er

toch, indien wij de juiste weg bewandelen, een zorgen-
vrijere tijd aanbreken. Gelukt het eenmaal de betalings-
balans in evenwicht te brengen, dan kunnen verdere ver-

meerderingen van de productie weer aan ons eigen volkten

goede komen. Dan zal kunnen wôrden bereikt, dat een re-

gelmatige verhoging van de productie een evenredige regel-matige verhoging van het reële loonpeil meebrengt. Daartoe

moet echter eerst het gat in de betalingsbalans zijn

gestopt. Tot zolang wordt.wel de koek onzei’ p’oductie
groter, maar moet de koek van ons verbruik die groei

niet meemaken. D’e toekomst van ons aller bestaan ver-
langt het.

Wij spraken hiervoor sfeeds over de toekomst van de
w’erkgelegenheid, gezien op langere termijn. Men kan
daarnaast denken aan de veranderingen op korte termijn
iii de werkgelegenheid, d.w.z. de snelle wijzigingen die de
conjunctuur daarin kan brengen. Tegenover zulke wijzi-

gingen kunnen ook andere middelen worden aangewend;
hier staat inderdaad de loonpolitiek
01)
het tw’eecle plan.
Doch deze andere middelen – hijv. de bekende ver-
sl1elde uitvoering van openbare werken – vereisen toch
ook de aanwezigheid van zekere monetaire reserves.
En zo is ook met het oog daarop het konhpas, waarop wij
moeten zeiled: spoed betrachten met het in evenwicht
brengen van de betalingsbalans.

ENIGE ASPECTEN VAN HET VRAAGSTUK

DER VLIEGTUIGINDUSTRIE IN NEDERLAND.

Sedert het eiiîde van de oorlog wordt hier te lande,

grotendeels onttrokken aan de publieke belangstelling,
een strijd gestreden voor het behoud van een zelfont-
wikkelende Nederlandse vliegtuigindustrie.
1-let mag als vrijwel algemeen bekend worden veronder-

steld, dat heden ten dage nergens ter wereld de vliegtuig-
industrie zonder staatssteun, hetzij direct, hetzij indirect,
kan bestaan. In verreweg de meeste landen (waaronder
Amerika en Engeland) wordt deze steun verleend in de

vorm van overheidsopdrachten voor de ontwikkeling
van nieuwe vliegtuigtypen, zowel voor militaire als voor

civiele doeleinden. Bovendien •geniet die industrie nog
een zeer grote steun in de vorm van financiering van
overheidswege van het zeer veel omvattende research-
w’erk (en het apparaat daarvoor), dat voor de vliegtuig-
bouw, evenals voor .iedere andere moderne industrie,

onbetwist nodig is.
Toen de sedert 1919 bestaande Nederlandse vlieg-

tuiginclutrie in 1945 deerlijk gehavend uit de laatste
oorlog te voorschijn kwam, was het dan ook zonder meer

duidelijk, dat haar voortbestaan zonder overheidssteun
onmogelijk was en nam de Regering de vraag, of deze
industrie met staatssteun wederom opgebouwd diende

te worden, in studie. Daarbij voorgelicht door de Commissie Tromp”, werd
in de tweede helft van 1946 een beslissing in positieve

zin genomen en verklaarde de Regering zich in principe
bereid, onder, voorwaarde dat de bestaande vliegtuig-
fabrieken zich tot één onderneming zouden verenigen,
haar steun aan die wederopbouw te verlenen. Deze steun
zou’ drieledig zijn en wel: le deelneming in het kapitaal
nodig voor vernieuwing en uitbreiding van het ten zeerste

gehavende en verouderde productie-5ppraat; 2e ver-
stiekking van gelden, via een daartoe in het leven te
roepen Overheidsinstituut, voor de ontwikkeling van

nieuwe vliegtuigtypen; 3e modernisering en uitbreiding
van het researchinstituut voor de luchtvaart.

Met voortvarendheid werd door de Regering aan de
twee laatstgenoemde maatregelen uitvoering gegeven;

het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkelin

wei’d opgericht en ving omstreeks het einde van 1946

zijn werkzaamheden aan met het verstrekken van op-
drachten voor de ontwikkeling van nieuwe vliegtuig-
typen, terwijl ‘het Nationaal Luchtvaartiaboratorium

tot verwezenlijking van de plannen tot uitbreiding van
zijn outillage kon overgaan.
Tevens spanden vele onderwijsinstl1ingen’ zich in, hun
opleidingen voor personeel voor de vliegtuigbouw aan te

passen aan de eisen die de moderne luchtvaarttechniek
daaraan stelt. In het bijzonder werd door de Technische

Hogeschool de uitbreiding der Sub-afdeling voor Vlieg-
tuigbouwkunde, zowel wat het personeel
als
wat dè
outillae betreft, krachtig aangepakt.

Ter uitvoering van de eerste maatregel vormden de
bestaande •vliegtuigfabrieken (Fokker, Aviolanda en’ de

Scheldè) een maatschap, welke de details voor de op-richting van een nieuwe naamloze vennootschap voor
de bouw van vliegtuigen zou uitwerken.

Deze uitwerking bleek evenwel zodartige moeilijk-heden met zich te brengen, dat de partners in de fusie
niet tot overeenstemming konden komen en de aanvan-
kelijk gevormde maatschap medio 1949 werd ontbonden.
Aan een zeer belangrijke voorwaarde door de Regering
gesteld voor het geven van steun aan de vliegtuigindustrie,
werd dus niet voldaan. Voorts bleek in de loop der jaren,
dat in de uitbreiding van het Nationaal Luchtvaart-
laboratorium aanzienlijk méér geïnvesteerd zou moeten
worden dan in 1946 was geschat. Ten slotte w’ai’en de
resultaten van de productie der voorlopig verenigde

vliegtuigfabrieken ten dele teleurstellend, waarvoor de
redenen zowel binnen die industrie zelve als daarbuiten
moeten worden gezocht.

Een en ander was voor de Regering terecht aanleiding
zich opnieuw af te vragen, of een doorgaan op de reeds
ingeslagen weg, met de daaraan verbonden niet onbe-
langi’ijke investeringen en exploitatie-uitgaven, nog steeds
als verantwoord mocht worden hescliouwd

Door de Minister van Economische Zaken daartoe uit-
genodigd, heeft inmiddels de zgn. Kleine Vliegtuig-
commissie, onder voorzitterschap van Ir J. Blackstone,

een rapport. ter zake uitgebracht, waarvan de inhoud
uiteraard nog niet ter algemene kennis is gebracht. Op
een beslissing’ van de Overheid wordt thans vad vele
zijden met spanning gewacht. ,

Het antwoord, dat door de Overheid zal worden ge-

geven, zal van een niet te onderschatten betekenis voor
ons land zijn. De vraag toch, of in Nederland een zelf-

ontwikkelende (dus niet een alléén in licentie bouwende)
industrie zal blijven bestaan, heeft vele aspecten, waarvan
er enige hier kort mogen worden belicht.

Industrialisatie en Qliegtuigindustrie.

Industrialisatie van Nederland ..wordt algemeen nood-
zakelijk geacht om een redelijk welvaartspeïl in de toe-
komst te kunnen handhaven. Het scheppen van nieuwe
industrieën en het in stand houden van bestaande, met
het doel de voor de komende decennia noodzakelijk
geachte industriële bedrijvigheid te bereiken, zal om
economische, maar zeker ook om technische redenen,
geen gemakkelijke opgave zijn. De voor een zich krachtig
ontwikkelende industrie nodige , atmosfeer”, de , ,zin
voor techniek”, die men in landen met een hoog ont-

wikkelde industrie (vooral bijv. in de Verenigde Staten)
in brede lagen der bevolking dan allerlei uitingen bemerkt,
is hier te lande op verschillende gebieden nog niet vol-

850

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 October 1949

doende aanweiig; in kringenvan industriëlen, technici en

andere betrokkenen ontbreekt nog dikwijls een voldoende inzicht in de mate waarin research- en ontwikkelingswerk
moet worden uitgevoerd en in de bedragen die daaraan

ten koste moeten worden gelegd om de producten in de

toekomst een plaats op de markt te doen behouden.
Men vergelijke in dit verband de Nederlandse machine-
industrie met die in Zwitserland, welke, dank zij haar

research- en ontwikkelingswerk op vele gebieden, met

haar nieuwe producten vooraan staat (Sulzer, Brown-

Boven, Esscher Wyss, Oerlikon enz).

Wanneer dus industrialiseren eèn zeer moeilijke opgave

is, moet wel goed worden overwogen, of men een in-
dustrie, waarvoor op zijn minst genomen een goede basis

nu nog aanwezig is, mag laten te gronde gaan. Te meer

geldt dit, wanneer het, zoals hiei’, een arbeidsintensieve

industrie betreft, waarvoor naar globale schatting de

investering per arbeider, zelfs onder medeberekening

van het ervoor nodige research-apparaat, nog niet be-
langrijk afwijkt van het gemiddelde vooreen groot aantal

industrieën.

Men hoort dikwijls als bezwaar aanvoeren, dat ont-

wikkelingskosten voor vliegtuigen te hoog zijn voor een
land als het onze. Deze kosten zijn echter in allelanden

hoog en bij import uit het buitenland zullen wij in die
ontwikkelingskosten evenzeer moeten bijdragen. Boven-
dien zijn er een aantal argumenten die het waarschijnlijk

maken dat ook bij productie in kleinere series dan soms

in het buitenland geschiedt, de totale kosten per exem-

plaar hier te lande bij een goed geleide vliegtuigindustrie
niet belangrijk van de buitenlandse behoeven af te wijken.
Verder is het onwaarschijnlijk, dat die ontwikkelingskosten

t.o.v. de productiekosten in een verdere toekomst

steeds zo hoog zullen blijven. De luchtvaarttechniek

heeft zich in de laatste 15 Jaren stormachtig ontplboid,
hetwelk grote bedragen voor research en ontwikkeling

vereiste. Er zal echter op den duur, zekerin de civiele
luchtvaart, een zekere stabilisatie in vorm, grootte, snel-
heid, inrichting enz., gaan optreden. Een groot deel

van de bij iedere vliegtuigontwikkeling opgedane ervaring

is niet alléén voor dat bepaalde type van belang en be-

perkt daarom hij uitwerking van een volgend ontwerp
van oereenkomstige aard, zeker wanneer bovengenoemde

stabilisatie gaat intreden, het daarvoor nodige ontwikke-
lingswerkl 1-let is bovendien waarschijnlijk, dat op den
duur bij het intreden van die stabilisatie, door deluchtvaart-

exploitanten uit concurrentie-overwegingen meer onder-
linge variatie •in detail zal vorden gevraagd, waardoor
tevens de seriegröotte bij buitenlandse fabrieken zal
afnemen: In het volgende wordt hierop, bij de bespreking
der ervaclitingen omtrent de aanschaffihgspolitiek der

luchtvaartondernemingen, nog teruggekomen.

De wisselwerking tussen luchwer/ceer en industrie.

I-lt verkeerswezen heeft in het verleden bewezen een grote bijdrage tot de industriële ontwikkeling te kunnen
leveren. Een deel daarvan heeft Nederland door het te
gronde gaan van de nationale ‘automobielindustnie aan
zich voorbij moeten zien gaan. Het luchtverkeer zal in
de toekomst onbetwist eeW zeer belangrijke plaats gaan
innemen en zal een relatieve vermindering van scheep-

vaart en railverkeer veroorzaken. De in het jongste ver-
leden door de scheepvaart in het werk gestelde pogingen
tot deelneming in het luchtverkeer zijn hiervoor een be-
wijs. Daarmede zal de door scheepsbouw en machine-
industrie verwekLe nijverheid ook relatief verminderen
en zal de industrie zich daarom mede moeten werpen

op de materieelvoorziening van het luchtverkeer.

De Nederlandse luchtvaart heeft zich helaas reeds
vÔ&r de oorlog voor haar materieelvoorziening ten dele
tot het buitenland moeten wenden. Vast staat, dat hier-
voor onder andere het reeds eerder in het algemeen ge-

signaleerde gebrek aan inzicht in de noodzaak van research-

en ontwikkelingswerk verantwoordelijk is. Mede hierdoor

is de vliegtuigindustrie in de huidige impasse geraakt.
Van de kant van de luchtvaart beschouwd zal het

evenwel in een verdere toekomst van het grootste belang

blijken te zijn, dat zij, daaronder ook de militaire ge-

rekend, geruggesteund wordt dodr een goed geoutilleerde,

nationale industrie. Bij een terugkeer naar meer normale

politieke en economische verhoudingen zal de inter-

nationale concurrentie in de burgerluchtvaart feller ont-

branden dan ooit en is het niet wel denkbaar dat men

zich tegenover grote buitenlandse ondernemingen zal
kunnen staande houden zonder ook op het gebied der

matenieelvoorziening een weg té kunnen volgen die bij

de eigen specifieke behoeften en omstandigheden tot de
meest efficiënte exploitatie leidt. Ongetwijfeld dankt ook

de Nederlandse scheepvaart voor een niet gering deel haar

belangrijke positie aan de mogelijkheid tot materieel-

voorziening naar eigen wens in eigen land.

Voor het militaire terrein geldt, dat ook bij voort-

bestaan van pacten en allianties, er uit overwegingen van

eigenbehoud en geheimhouding bij de grote mogendheden
terughoudendheid zal blijven heèrsen inzake het ver-

strekken van het meest moderne oorlogsmatenieel aan de
zwakke voorposten, waartoe Nederland zal blijven be-

horen. Een belangrijke mogelijkheid tot het uitoefenen

van pressie in de gewenste richting kan dan zijn het uit-

wisselen van eigen ontwikkelingen en researchresultaten

tegen moderne ontwikkelingen der grote partners.

Op de belangrijke vraag, of ook in een verdere toekomst

de monetaire positie van ons land zal toestaan, dat in
alle materieelbehoeften van de luchtvaart wordt voor-

zien door aankopen in het buitenland, moge hier slechts

worden gewezefi, omdat de schrijver zich tot een behan-
deling daarvan zeker niet competent acht.

• Vliegtuigindustrie en luchtvaart zijn moderne, sterk,

op intellectuele arbeid gefundeerde takken van nijverheid.
Technici van voldoende hoog niveau voor het in stand

houden an een Nederlandse militaire en civiele luchtvaart
op het voor de toekomst noodzakelijke peil, zullen slechts
beschikbaar blijven wanneer een behoorlijke opleiding,
alsook een zekere mate van luchtvaart-research en ont-
wikkeling en bouw van vliegtuigen, die elkaar wederzijds
bevruchten, hier te lande blijven bestaan. Zouden de
industrie en het luchtvaartresearchwerk geheel of groten-
deels voor Nederland teloor gaan, dan zal onvermijdelijk
tevens de opleiding inschrompelen en onvoldoende wor-
den. Deskundige luchtvaarttechnici zullen daarmede
steeds moeilijker te vinden zijn en de Nederlandse lucht-
vaart zal ten slotte, althans voor haar hogere technische
leiding, geleidelijk geheel en al op het buitenland moeten
steunen. Dit zou haar levenskansen in een verre toekomst
op zijn minst genomen uiterst twijfelachtig maken.

Soortgelijke overwegingen gelden eveneens t.a.v. de
technische leiding van een zuiver op licentiebouw inge-
stelde industrie, zo men zou hopen deze in de toekomst
hier te lande te kunnen handhaven. Een typisch ver-
schijnsel is in dit verband, dat in het buitenland een
aantal nieuwe bedrijven, dat gedurende de oorlog licentie-bouw uitvoerde, tot het bouwen van eigen ontwikkelingen
is overgegaan, hetgeen mede bewijst dat zij over een
technisch goed ontwikkelde staf beschikten.

Wisselwerking tussen .’liegtuigindustrie en andere in-

dustrieën.

In het buitenland kan men in talloze gevallen consta-
teren hoe de vliegtuigindustrie andere industrieën be-

vrucht en tot vernieuwde activiteit voert. Dit is direct
duidelijk wat betreft neven-industrieën, zoals die welke voortstuwingseenheden, instrumenten, onderstellen, in-
nichtingsdelen, grondstoffen enz., kunnen vervaardigen.
Weliswaar wordt op dit gebied in ons land nog vrijwel
niets geproduceerd, uitgezonderd de grondstoffen (alumi-
nium)industrie, doch een verdwijnen van de vliegtuig-

9•’v’

26 October 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

851

industrie zal iedere mogelijkheid tot ontwikkeling daarvan tevens afsnijden.

Er is echter uit buitenlandse voorbeelden evenzeer ge-

bleken, dat de vliegtuigindustrie op geheel buiten haar

sfeer liggend gebied activerend werkt. De toepassing

van door luchtvaartresearch verkregen kennis heeft

bijv. een enorme invloed op de ontwikkeling der stro-
mingsmachines als gasturbines, stoomturbines, compres-

soren, ventilatoren e.d. De gasturbine zal mettertijd niet

alleen in de luchtvaart, maar ook in scheeps- en land-
installaties voor energie-opwekking een zeer belangrijke
plaats gaan innemen.
Zal de Nederlandse industrie, indien ons land niet bij

machte of niet genegen zou blijken te zijn te pogen zich

een redelijk aandeel in de moderne vliegtuigindustrie te
verzekeren, wel in staat blijken in deze tak van industrie’
mede te dingen, die m.n. op het gebied van research

en ontwikkeling evenzeer grote krachtsinspannihg en

offers zal vragen? Dit valt ten zeerste te betwijfelen en
ook hier zal dan mogelijk een industrialisatieobject ver-

loren gaan.

Analoge voorbeelden van de invloed der vliegtuig-
industrie op andere industrieën zouden nog te geven
zijn, zoals toepassing van lichte materialen en bijzondere
constructiemethoden in de machinebouw, wagonbouw,
burgerlijke bouw enz. 1-let zou te ver voeren in dit bestek

hierop nog nader in te gaan.
Zoals gezegd, is op zijn minst genomen thans nog een
goede basis voor de opbouw van een vliegtuigindustrie
aanwezig, aan welks uitbouw inmiddels sinds 1946 aan-
zienlijke bedragen zijn ten koste gelegd.
Zou men thans, na alle hierboven aangeduide aspecten
te hebben beschouwd, niet een definitieve beslissing
in positieve zin willen nemen, dan betekent dit zonder
twijfel, dat voor de komende tientallen jaren en wellicht
voor altijd, een vliegtuigindustrie in Nederland niet meer
zal kunnen ontstaan. Specialisten en vaktechniôi op het
gebied van research, ontwikkeling, ontwerp en bouw
zullen spoedig elders een werkkring trachten- te vinden,
terwijl de opleidingen op deze gebieden zullen inschrom-pelen en verdwijnen.
Een uitstéllen van de beslissing tot over enige jaren
zal, zij het in langzamer tempo, een soortgelijk effect heb-

ben, omdat vele, en juist de beste krachten op dit gebied
niet zullen willen riskeren op een hogere leeftijd tot over-
complete arbeidskrachten te gaan behoren.
De vliegtuigindustrie bevindt zich in een impasse en het kost althans tijdelijk vrij grote offers van ons
volk om haar hieruit te bevrijden. Deze impasse is zeker
voor een belangrijk deel een gevolg van onjuiste inzichten
in verleden en heden bij organisatoren en leiders van
industrie en luchtvaart. Zal men mede op grond daarvan
voor komende generaties de mogelijkheid tot het hebben
van een eigen Nederlandse vliegtuigindustrie definitief
willen wegnemen met alle gevolgen van dien? De wil, de kennis en het enthousiasme zijn bij velen en vooral
bij de jongeren nog in zo grote mate aanwezig, dat een
poging tot herstel van de vliegtuigindustrie vlkomen
gerechtvaardigd is, voor zover het de personeelsbezetting

betreft. –
Laat men bij het nmen van de belangrijke beslissing
in deze, waarin analyses en statistieken slechts een ge-
deeltelijke steun kunnen zijn, zich nog eens .tot de historie
van de scheepsbouw wenden. Déze in de Gouden Eeuw
zo bloeiende Nederlandse industrie was in het begin
der 19e eeuwtot zeer sterk verval geraakt. Z.M. Koning Willem 1 heeft het initiatief genomen deze te doen her-
leven en daartoe, evenzeer als thans nodig is, het middel
van staatssteun aangegrepen. In de periode van 1830
tot 1868 heeft men het voor die tijdS enorme bedrag van
meer dan 80 mln gulden hieraah ten koste gelegd, van welk
offer wij thans, na 100 jaar, nog steeds de niet te ver-
smaden vruchten plukken!

De uitvoerige beschrijving van dit bewijs van durf
en energie van onze voorouders kan men vinden in de

,Geschiedenis der Nederlandsche Handel Maatschappij”
van Dr W. M. F. Mansvelt.

Moge dit voorbeeld voor hen, die direct of zijdelings

bij de beslissing omtrent de toekomst der Nederlandse
vliegtuigindustrie betrokken, zijn, een bijdrage leveren

tot het innemen van een, voor het heden én voor een

verre toekomst, verantwoord standpunt.
AmsLerdam.

I

Ir A. J. MARX.

DE VRACHTENMARKT.

In hel ovèrzicht der..vrachtenmarkt gedurende 1948
1)

wees ik erop, dat, ofschoon gedurende de eerste maanden

van dit jaar het vrachtenpeil niet onbevredigend – zij
het ook lager dan een jaar geleden – was, de vooruit-
zichten nochtans te onzeker waren om mij aan een prognose
te wagen.

Nuvan het lopende jaar acht maanden zijn verstreken,
tekent zich de situatie in het rederijbedrijf, met name wat

de algemene vrachtvaart betreft, duidelijker af en blijkt
bij het opmaken der tussentijdse balans, dat de uitkom-

sten tegenvallen.
Sedert Mei ji. toch, heeft zich, aanvankelijk in slechts
enkele sectoren en meer bepaaldelijk in de Noord-Atlanti-

sche vaart, tengevolge van de aanzienlijk geringere aan-
voer van Amerikaanse kolen en de eveneens kleinere
graanaanvoer uit het Westelijk halfrond, geleidelijk een
daling van het vrachtenpeil voltrokken. De neerwaartse
tendentie deed zich gedurende de volgende maanden ook
in de overige sectoren gelden en won spoedig zodanig aan
intensiteit, dat thans in toenemende mate schepen – en dit geldt in het bijzonder voor de minder economische
kolenstokers – uit de vaart moesten worden genomen.
Zijn het vooral de met kolen gestookte schepen, die de
strijd moeten opgeven, ook olieslokers en motorschepen
‘kunnen slechts, voor zover het de meest economische typen
betreft, bij de huidige vrachten met winst varen. De ex-
ploitatiekosten der eerstgenoemde categorie worden in
hoge mate nadelig beïnvloed door de zozeer gestegen prij –
zen der bunkerkolen, t.w. in Engeland thans ca 80/-
per ton tegen circa 20/- in 1939 en in Poolse havens ca
$ 16.- tégen circa 15/- vôôr de oorlog. Daarentegen zijn
de stookolieprijzen dit jaar vrij belangrijk verlaagd, zij het,

dat deze kortgeleden in de Amerikaanse havens met 10
dollarcents per barrel werden verhoogd.
Duidelijk blijkt de daling der vrachten uit de navolgende
voorbeelden. Bedroeg de hoogste vracht voor graan van
Noord-Amerika naar het Verenigd Koninkrijk-Continent in
1948 11/6 per quarler van 480 lbs en werd in Mei ji. nog 9/6
per quarter betaald, thans kan niet meer dan 7/- per quarter
worden bedongen. Vérgeleken met 9/6, zoals enkele maan-
den geleden gold, betekent dit een vrachtderving van ruim
£ 5.000 voor een 10.000 tons kolenstoker, die de uitreis
in ballast makt, d.w.z. op een rondreis van gemiddeld
zes weken. Voor suiker van Cuba naar het Verenigd Ko-
ninkrijk, waarvoor in Mei jl. nog 66/- per ton werd betaald,
bedraagt de vracht thans 52/6. Voor gemengde ladingen graan en hout van de Westkust van Noord-Amerika naar
het Verenigd Koninkrijk daalde de vracht van 80/- tot
57/6, met vrij laden en lossen, terwijl voor graan van West-
Australië – hoogste vracht verleden jaar 110/- – thans
minder dan de helft, t.w. 50/-, voor ladingen gestorte tarwe
van West-Australië naar het Verenigd Koninkrijk wordt
betaald. De vrachten naar en van de Middellandse Zee
– om dichter bij huis te blijven – hebben zich al even-
min aan de algemene scherpe daling kunnen onttrekken.
Uitgaand is bijv. de vracht voor kolen van Rotterdam
naar West-Italië van 21/6 tot 19/- teruggelopen; thuis-
komend daalde bijv. de ertsvracht van .Bona naar het
Verenigd Koninkrijk van 27/13 tot 23/6 en van Huelva
– hoogste vracht verleden jaar 31/- tot 22/- naar de

‘)
Zie: ,,E.-S.B.” van 23 Maart 1949, blz. 231.

852

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 October 1949

Westkust van Engeland resp. 19/3 naar Antwerpen.

In het begin -van het jaar voerden in het bijzonder
Frankrijk.en Italië op vrij grote schaal Amerikaanse kolen

aan, terwijl de Engelse Regering regelmatig belangstelling
toonde voor ruimte van Australië, Noord-Amerika en Ca-

nada, in verband met haar graanaankopen aldaar. Voorts
was er een vrij levendige vraag van de zijde der lijnrederijen

voor extra scheepsruimte op timecharter-basis. Kon de
vrachtenmarkt dan ook stabiel worden genoemd, thans

is de situatie fundamenteel gewijzigd. De Engelse graan-

voorraden zijn ruim, zodat er voorshands voor de Engelse

Regering geen aanleiding bestaat, voor nieuwe aanvoer

op’ enigszins ruime schaal, tonnage, te bevrachten. 1-let

grootste gedeelte der gedurende de laatste maanden voor,

rekening der Engelse Regering aangevoerde granen was

dan ook voor Duitsland bestemd.

De graanuitvoer van Austi’alië naar India stagneerde

enerzijds als gevolg van de mijnwerkersstaking in Austra-

lië, met haar terugslag op vrijwel alle geledingen van

‘s lands economie, anderzijds door de ernstige congestie

in verschillende havens in India, waarvan de scheepvaart
aanzienlijke vertraging en groot nadeel ondervindt, T-let

einde der Australische mijnwerkersstaking neemt althans

een der factoren, die de graanuitvoer van Australië be-

lemmei’den, weg en een hervatting der graanverschepingen
naar India ligt dan ook ‘in de lijn der verwachting. Minder
gemakkelijk zal het overigens zijn voldoende emplooi van

India te secureren, 1-let in ballast van India iaar Grieken-

land dirigeren van verschillende Griekse schepen, teneinde

na aankomst daar te lande te worden opgelegd, demon-
streert het gebrek aan emplooi’na lossing in India. –
De uitvoer van kolen van Amerika naar’Europa is als
gevolg van de toenemende Europese productie aanzienlijk

teruggelopen. Hiermede is een weliswaar tijdelijke, maar

niettemin welkome, steun aan de markt onttrokken, zij
het, dat dit tevens de terugkeer naar meer normale ver-

houdingen betekent.
. . 4

De Laplata-markt, weleer van welhaat centrale beteke-
nis en barometer voor de algemene tendens op de vrac.h-
tenmarkt, is slechts een schaduw van vroeger. De uitvoer

van graan naar Europa
is
zozeer ingekrompen, dat de lijn-diensten zeer wél in staat zijn de beschikbare hoeveelheden
te vervoeren. . l3e.’rachting van complete ladingén komt
dan ook slechts in beperkte omvang voor en heeft, wat
Engeland betreft, sedert het eindigen der zgn. Andes-over-
eenkomst geheel opgehouden. Afgewacht dient in welke
mate de nieuwe handelsovereenkomst tussen de Engelse
en Argentijnse Regeringen tot een hervatting op enigszins
ruime schaal van complete ladingen zal leiden. Werd in
1948 een hoogste vracht van $ 15,25 van Argentinië naar
‘Rotterdam/Antwerpen en 86/6 per ton naar het Verenigd
‘Koninkrijk betaald, thans bedraagt de vracht naar Rot-
terdam/Antwerpen slechts 46/- 47/- per ton.
Op de verminderde belangstelling voor •bevrachtingen

op timecharter-basis wees ik reeds. Vergeleken met enkele
maanden geleden zijn de vrachten, thans ca 11/- per ton
draagvermogen per maand voor kolen-,. ca 13/6, voor

oliestokers en ca 15/6 voor motorschepen, rond .51- per
ton draagvermogen per maand gedaald.
De weinig gunstige tendens leidt in toenemende mate
tot het tijdelijk uit de vaart nemen van schepen voor de
algemene vrachtvaart. Zo waren bijv. op 10 Augustus. ji.
in- de havens Piraeus, Syra, Chios en Inoussai 34 en in
buitenlandse havens 5 Griekse schepen, t.w. in totaal
39 schepen met een inhoud van 125.723 br. reg. tons; op-
gelegd. 1-lieronder waren 3 tankers metende 21.217, tons
en 21 schepen voor de grote vrachtvaart met een inhoud van
89.868 tons. Dit aantal zal na aankomst in de thuishaven
van thans gedeeltelijkn ballast naar Griekenland onderweg
zijnde chepen ‘een vermeerdering ondergaan. I-Ietzelfde
‘verschijnsel doet zich in Noorwegen voor, zij het, dat hier de tot dusver opgelegde tonnage hoofdzakelijk tankers en
schepen van kleiner type voor de Europese vaart geldt.

Ook in Engeland houdt men rekening met het opleggen

van trampschepen, waarmede bij de huidige vrachten en

hoge exploitatiekosten geen sluitende reisiekening – om

van i’eisoverschotten niet .te spreken – kan worden ver-
kregen en de uitkomsten veeleer een stijgend tekort tonen.

7’ankQaart.

Aanzienlijk groter is het aantal opgelegde tankers, nI.

1.483.000 tons onder Noord- en Zuid-Amerikaanse en

138.000 tons onder Europese vlag. Veelzeggend is, dat

kortelings zelfs de zo juist door de werf afgeleverde nieuwe

Noorse tanker ,,Nordhem” onmiddellijk werd opgelegd.
Sedertdien volgden o.a. de reeds in de vaart zijnde Noorse

tankers ,,Potter ,II” en ,,Gundine”, elk van 10.000 tons

draagvermogen. Desgevraagd verklaarden de betreffende
rederijen: ,,We cannot meet current expenses and repaying

loans is out of the question”. In de Amerikaanse kustvaart

zijn de vrachten gedaald tot 55 â 60 pCt beneden U.S.M.C.-

schaalvrachten en het is dan ook begrijpelijk, dat meer
dan honderd, d.w.z. rond één vijfde deel der particuliere

Amerikaanse -tankers uit de vaart zijn genomen. Los van
het gebrek aan emplooi, vormt vrachtbetaling in U.S.-

dollars hij de.bevrachting van Amerikaanse tankérs, met
name naar Europa, een extra moeilijkheid. Elders, d.w.z. van de Perzische Golf, Caraibische Zee enz. bewegen de
vrachten’ zich mede op zeer laag peil. 1-loewel geen vol-

strekte maatstaf, is het aanbod van ruimte voor en schone

lading van de Gulf naar het Continent op basis van M.O.T.-

schaalvracht minus 50 pCt niettemin typerend. Het getij
op de tankvrachtenmarkt is dan ook, vergeleken met
1947 en begin 1948 volkomen gekenterd. Overigens dient
erop gewezen, dat een groot aantal tankschepen tijdens

de hausse op de’tankvrachtenmarkt tegen de toen gelden-‘

de, alleszins lonende cijfers op timecharter voor een
i’eeks van jaren, dan wel voor achtereenvolgende reizen
gedii’ende 24/36 maanden, werd bevracht. 1-let zijn dus

die rederijen, die er destijds de voorkeur aan gaven het

risico van de markt te lopen, die zich thans voor het alter-
natief, opl&ggen of met verlies varen, zien geplaatst.

In sommige kringen houdt men rekening met de moge-
lijkheid ener uitbreiding van de vraag naar ruimte en
stijgende vrachten op de algemene vrachtenmarkt in het

najaar, d.w.z., men hoopt op de normaliter gebruikelijke
herfstopleving. Vooralsnog zijn er overigens geen bepaalde

aanwijzingen in deze richting. De algemene, scherpe en

voortgezette daling der vrachten – ik citeerde slechts
enkele voorbeelden, die met tal van andere kunnen worden
aangevuld – geldt niet slechts voor spoedig beschikbare
ruimte, maar bijv. evenzeer voor October belading.

De weinig stabiele toestand op economisch-ménetair

gebied, de zich steeds duidelijker aftekenende armoede,

onvermijdelijk gevolg van de jarenlange kapitaalvernieti-
ging op grot& schaal, die leidt tot een toenemend streven
naar autarkie, het hilateralisme, dat een terugkeer tot Vrije
uitwisseling van goederen en diensten belemmert, het

dollartekort e tuttiquanti, leiden onvermijdelijk tot een
steeds grotere beperking van het vrije ruilverkeer, dat•
nochtans de basis is van een normaal functionnerend en

lonend scheepvaartbedrijf. Reeds eerder wees ik erop, dat
de toekomst zal leren of en in hoeverre de ontegenzeggelijk
grote hedrijfsoverschotten in de scheepvaart gedurende

de eerste jaren na de oorlog al dan niet reëel zullen blijken
te zijn geweest. Wat de naaste toekomst ook brengen moge,
een verbetering, dan wel een voortgezette daling van het vrachtenpeil, de resultaten van -de algemene vrachtvaart
zullen dit jaar ongetwijfeld bij die van 1948 ten achter
blijven. De exploitatiekosten, goeddeels door een drietal
factoren beheerst, tonen immers vooralsnog generlei nei-ging tot dalen. Eén uitzondering slechts dient, zoals reeds
vermeld, te worden gemaakt, nI. voor de prijzen der stook-
olie. Kort samengevat zijn de drie factoren, die het even-
wicht tussen baten en lasten verstoren: de hoge bouw-

26 October 1949 .

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

853

prijzen, de sterk gestegen onkosten en het oponthoud in
tal van laad- en loshavens.

De hoge bouwkosten impliceren hoger afscirijvingers en. rente
01)
het zoveel grotere, te investeren kapitaal en druk-
ken als zodanig op de exploitatierekening. Typerend vooj-
de huidige situatie is de mededeling van de voorzitter der

United Molasses Company Ltd ter gelegenheid van de

jongste jaarvergadering dezer onderneming, ni. dat d

uiteindelijke bouwkosteh van elf tankers de aanvankel)jke

raming met me’er dan £ 1,25 mln overschrijden.

De stijging der onkosten geldt alle samenstellende posten

der reisrekening, t.w. gages, brandstof, proviand, dek- en
ma/ihinekamerbehoeften, assurantie, havenkostén, repara-

ties etc.Door oponthoud in laad- en loshavens, bovendien

nog vaak geaccentueerd door plotseling uitbrekende sta-‘

kingen, ga&t het voordeel van groter vaarsnelheid maar
al te vaak verloren. In feite is de toestand thans zÔ, dat, in
tegenstelling met véôr de oorlog, gemiddeld met meer lig-
dan vaardagen moet worden gerekend. Het gevolg is, dat
de rondreis dienovereenkomstig langer duurt, hetgeen de reisresultaten uiteraard nadelig beïnvloedt.

Is de stemming op de vrachtenmarkt al weinig opge-
wekt, de oni’niddellijke ‘ooruitzichten voor de algemene
vracht-• en tankvaart kunneii evenmin rooskleurig worden
gen oemd.
Terugkeer van meer stabiele economisch-monetaire ‘verhoudingen, uitbreiding van de wereldhandel, ruime

ontplooiing van het particulier initiatief, dat thans door
een veelheid van beperkingen maar al te zeer wordt uit-
geschakeld en aanpassing der bouw- en exploitatiekosten

aan de winstcapaciteit der bedrijfsmiddelen, ziedaar enkele
der primaire voorwaarden, die moeten worden vervuld,
vooraleer van een in waarheid welvarend scheepvaartbe-
drijf sprake zal kunnen zijn.
**
*

Sedert het schrijven van dit overzicht heeft de deva-
luatie van het pond sterling zich -voltrokken. 1-let gevolg
is allereerst, dat de onkosten in dollarhavens zwaarder
gaan drukken op de reizen, welker vracht op sterlingbasis
wordt afgerekend (graan van de Oost- en Westkust van

Noord-Amerika, etc.). Verder zijn als onmiddellijk gevolg
van de devaluatie van het pond de prijzen van stook-,
diesel- en gasolie in de sterling-bunkerhavens der Shell
Petroleum Company aanzienlijk verhoogd, t.w. met resp.

31/-, 49/- en 60/- per ton. Zoals,de Voorzitter der Chamber
of Shipping dezer dagen reeds opmerkte betekent deze
prijsstijging voor een oliestoker een meerdere uitgaaf
.van £ 2.000 op de reis van het Verenigd Koninkrijk naar
Sydney.
De Engelse regeringsvrachten voor graan van de Oost-

kust van.Noord-Amerika en de Gulf en van de Westkust
van Noord-Amerika zijn inmiddels met resp. 1-/ per quarter
van 480 lbs en 6/3 per ton verhoogd.

1-let verder beloop der vrachtenmarkt hangt uiteraard
geheel af van de verdere ontwikkeling van de overzeese handel. Wordt de devaluatie gevolgd door maatregel3n,
welke een vrije(r) uitwisseling van goederen en diensten
bevorderen, dan zijn officiële vrachtverhogingen over-
bodig en zorgt de wet van vraag en aanbod automatisch
voor een juiste aanpassing. De eerstvolgende maanden
zullen leren of en in hoevêr dit ideaal” van elke onder-
nemer zal worden verwezenlijkt.

RotLerdam.

C. VERMEY

DE POSITIE VAN DE LANDBOUW IN DE

CHILEENSE ECONOMIE.

Inleiding.

De Chileense economie wordt gekenmerkt door een
klein nationaal inkomen en door een grote afhankelijk-
heid van buitenlandse invloeden. De export van koper

en salpëter is de dominerende bron van inkomsten en

zodoende is de gehele Chileense volkshuishouding teer

kwetsbaar.. Van de totale waarde van de Chileense uit-
voer in het’ jaar 1947 van 1.356 mln goudpesos werd

niet minder dan 80 pCt opgebracht door de export van koper en salpeter. Bovendien keert 25 â 30 pCt van de

waarde van de door de grote mijnbouw uitgevoerde pro-
ducten niet naar Chili terug, daar de mijnen zich vooral in buitenlands ‘bezit bevinden.

Uitvoer

Invoer
in millioenen in tonnen in inillioenen in tonnen
aar

goudpesos

van

goudpesos

van
van 6 cl.

1.000 kg

van 6 d.

1.000 kg
1938

683

4.228.000

502

1.422.000
1947
……..
1.356

4.279.000

1.307

1.954.000
1048 ——–.1.114

3.532.000

954

1.828.000

Het geringe nationale inkomen vindt zijn oorzaak in
het feit, dat de toeneming van het productievermogen

door -middel van de realisering van reproductieve beleg-

gingen, onvoldoende is geweest om in grotere mate dan
thans het geval was, diensten en inkomsten ter beschikking

van de bevolking te stellen. Volgens öpgave van de ,,Cor-
poraciôn de Fomento de la Producciôn”
1)
bedroeg de
kaptaalinvestering slechts 5 pCt van het nationaal in-‘komen, zodat dus 95 pCt daarvan werd bestemd voor
consumptiedoeleinden. Het is de taak en tevens de em-

stige bedoeling van genoemde ,,Corporatie ter bevordering
van de productie”, om de Chileense volkshuishoudiiig
o.a. via een rationele industrialisatie, uitbreiding van
krachtstations voor electriciteitsopwekking, het delven
van ruwe olie en ijzer, huizenbouw en via openbarewerken,
een hechtere basis te geven.

lIet is niet de bedoeling in dit artikel bij laatstgenoemde
problemen stil te staan, doch wel om het licht te werpen

op de onevenwichtige ontwikkeling van dë Chileense
landbouw in de afgelopen vijftig jaren. –

De ontwikkeling oan de Chileense Iandbouw.

Tot het einde van de 19e eeuw vormde de landbouw
nog de belangrijkste bron van inkomsten in Chili., Sedert-

dien heeft de landbouw zich nauwelijks ontwikkeld, terwijl

mijnbouw en industrie zich opmerkelijk hebben ontplooid.
Iii de laatste twaalf jaren is zulks vooral sterk tot uiting
gekomen. Terwijl in die jaren de productie van de bouw-
nijverheid met 61,5 pCt toenam, die van de’ mijnbouw

met 25,5 pCt en die van de industrie met 63 pCt, ver-
toonde die van de landbouw slechts een toeneming met
12,7 pCt. Deze onevenwichtigheid in de ontwikkeling

van de Chileense economie, waarbij de landbouw achter-
bleef, heeft reeds ernstige repercussies gehad.

In de eerste plaats bleek de Chileense landbouw niet
in staat om de groeiende industrie van voldoende grond-
stoffen te voorzien, waardoor het inflationistisch proces

in de hand werd gewerkt. Bovendien bleek detoenemnde
bevolking
2)
in steeds mindere mate te kunnen worden
gevoed uit de nationale productie,- hetgeen andermaal
een ongewenste prijsstijging van het voedselpakket be-

vorderde. Een ander ernstig Chileens probleem in ver-
band met zijn landbouw vindt men in het feit, dat deze relatief veel te veel mensen- opeist voor zijn overigens
lage productie, nl. 33,5 pCt van de werkende bevolking
brengt slechts 15,8 pCt van het nationaal inkomen op.
De industrie daarentegen, die slechts 17 pCt van de be-volking te werk stelt, brengt 19,8 pCt van het nationaal
inkomen op. De industrie-arbeider producëert dus een
opmerkelijk veelvoud van de agrarische arbeider.
De lonen, die in het jaar 1938 in de landbouw werden
betaald, bedroegen in totaal 19,6 pCt van de in totaal
uitbetaalde lonen in het land, doch in het jaar 1947 nog
slechts 13,7 pCt.

1)
Een overkoepelend overhcidslichaam, dat in 1939 werd op-
gericht, mcl; het doel dc activiteit op het gebied van pogingen tot
uitbreiding van de nationale productie te coördineren.
‘) Thans een reële bevolkingsaanwas van 70.000 zielen per jaar.

854

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26
October
1949

Landarbeiderslonen
1)

(in millioenen pesos).
Jaar
totale lonen
totale land-
pCt
arbeiderslonen
1938

………….
1.853
363
19,6 1939

………….
2.089
407
19,5
1940

………….
2.579
479
18,6
1941

………..
3.064
593
19,3
1942

…………
.
3.602
661
18,4
1943

…………
4.165
718
17,2
1944

…………
4:865
755
155
1945

…………
5.767
871
15,1
1946

…………
6.826
1.003
14,7 1947

.

………..
8.532
1.167
13,7

‘) Ontleend aan het jaarverslag van
de

Verplichte verzekerings-
kas”.

Echter, terwijl in de Verenigde Staten slechts 17 pCt

van de bevolking in de landbouw werkzaam is en in Ar-

gentinië
19
pCt, bedraagt dit percentage in Chili
88,5.

Chileense oogst
1).

(in tonnen van 1.000 kg):
Product

1943

1944 .1945

1946

1947

1948
Tarwe

……
856.300 993.600 921.300 904.500 899.000
1.071.200
Gerst

………
72.900
74.600
84.000 69.100 91.700
.

107.300
Haver

……
77.600
114.400 101.000
64.500
70.100 72.200
Rogge
6.100
6.100 6.000
3.600 4.400 4.800
Bonen

……
70.000
76.900 76.600 64.600 77.200
73.200
Maïs

……..
69.300
71.100
57.100
60.600
66.800 74.200
Aardappelen
.
.
511.900
414.100 444.300
634.600
523.600
557.000
Erwten

. . .
.

20.100 18.600
16.200 11.300
13.000 15.300
Carbanzos

. .

4.400 3.500
4.600
3.800
4.000 6.700
Linzen

. . .
.

8,400 9.400
13.400
13.300 18.800
18.500

‘) Gegevens van de ,,Direcciön General de Estadistica”.

Index agrarische productie
1).

(1936-’38

=

100).
Rubriek
1936 1940 1944
1948
Granen

……………………
101,2
102,9 130,4
131,9
Tuinbouwproducten en zuivel .
. .
80,2
107,7
94,8
115,0
Tabak

……………………
99,7
141,5 140,4
86,9
Hout

……………………..
139,3
113,1
128,3
117,2
Slachtvee

…………………..
105,4
116,1
125,8
105,2
Index agrarische productie
99,6 115,5 125,5 112,7

‘) Gegevens van de ,,Direcciôn General de Estadlstica”

Oorzaken van de onbevredigende ontwikkeling van de Chi-
leense landbouw.

Laat ons thans allereerst naar de oorzaak zoeken van
de relatief zeer onbevredigende ontwikkeling vn de
Chileense agrarische productie in de 20e eeuw. Wij moeten
dan véÔr andere de volgende factoren noemén:
De ongunstige geografische ligging van Chili.
Chili,

aan de Westkust van Zuid-Amerika gelegen, tussen
17°,
331
en
360321
Z.B.,
heeft een kustlijn van
4.200
km,

doch de breedte fluctueert slechts van 100 tot
350
km.
In
,
het Westen wordt het begrensd door de Stille Zuidzee
en in het Oosten door de onherbergzame Andes-bergketen.
Het is ruim
22
maal zo groot als Nederland. Slechts
26,32
pCt van de totale oppervlakte van Chili komt in
aanmerking voor bebouwing. De resterende
73,68
pCt

worden voor
16,69
pCt in beslag genomen door bos-
grond en voor
56,99
pCt door woeste grond.
Onvldende exploitatie van de bodensrijkdom en on-
voldoende mechanisatie.

Van de totale oppervlakte, die productief zou kunnen
zijn, ni. in totaal
19.522.227
ha, wordt thans slechts
2.868.984,
d.i.
12,13
pCt, bebouwd. De resterende
87,87
pCt
bestaat voor
19,84
pCt uit land, dat in het geheel niet
wordt geëxploiteerd en voor
68,03
pCt uit land met on-
gecultiveerd natuurgewas bedekt.
Ernstiger is evenwel, dat zelfs van de
2.368.984
ha,

die thans dan wel worden bebouwd met gewassen, slechts
600.000
ha, d.i.
25,3
pCt, worden geëxploiteerd met behulp
van een tractor (op basis van 1 tractor op
150
ha). De

dan weer, resterende
1.768.894
ha worden uitslüitend
bewerkt met behulp van ossen en paarden
(450.000
ossen;

50.000
paarden). Om deze informatie volledig te maken,
moge worden opgemerkt, dat in het jaar
1948
in totaal

slechts
4.000
tractoren in Chili aanwezig waren om de
6.241.905
in exploitatie gebrachte hectaren te bewerken,

of
ook
1
tractor op elke
1.560
ha. In de Verenigde Staten
hebben de boeren gemiddeld
1
tractor op elke
45,5
ha
en in Engeland 1 tractor op elke
73
ha.
Achterlijke bedrijfsmethoden
als gevolg van een on-

voldoende scholing van de agrarische producent en een
vrijwel geheel ontbreken van technische voorlichting.

Het ontbreken van verkeersmiddelen en opslagruimte.

De nadelige gevolgen van de ongunstige geogi’afische
ligging’van Chili (zie sub 1) zouden nog enigszins kunnen

worden gecompenseerd, indien dit land zou beschikken

over voldoende verkeersmiddelen en over bruikbare

verkeerswegen. Beide ontbreken in hoge mate. T&vens

is nauwelijks sprake van enige opslagruimte.

De agrarische productie in vergelijking met het binnenlands
verbruik.

Kan men het er dus over eens zijn, dat de Chilenen

zich inderdaad voor bijzondere moeilijkheden zien gesteld

bij het tot ontwikkeling brengen van hun agrarische’

productie, dan blijft toch het feit, dat daaraan niet die

aandacht wordt geschonken die gew’enst is, gezien de een-

zijdigheid van de Chileense economie, doch tevens gezien,
het zich nog ver af bevinden van ,,freedôm of want”

van zijn bevolking wat betreft zelfs de meest elementaire
voedingsmiddelen.

Prof. Dr Julio V. Santa Maria, hoog1eiaar in de voe-
dingsleer aan de medische faculteit van de Universiteit
in Santiago de Chile, heeft een studie gemaakt van het

probleem in hoeverre de Chileense agrarische productie

bijdraagt in het dagelijks rantsoen van de Chileense

consument en tevens berekend hoeveel deze daarbij

tekort komt.

Belangrijkste voedingsmiddelen beschikbaar uit eigcn pro-

ductie in vergelijking met het gewenst geachte rantsoen.

– Beschikbaar

Wenselijk

Wenselijk
Product

per mw. per per mw. per totale iand ‘)
jaar’)

, jaar’)
Melk …………95 ltr

150 ltr

855 mln Itr
Eieren

37 stuks

104 stuks

595

stuks
Dierlijke eiwitten

49 kg ‘

99,8 kg

561
,,
ton
35 pCt rund-
vlees . . .

25,9 ,,

32,3 ,,

155
30 pCt vis

7,3 ,,

27,5 ,,

150
16 pCt schapen-
vlees . . . .

7,4 ,,

17,6 ,,

100
12pCt varkens-
vlees . . . .

5,2 ,,

13,2 ,,

100
7 pCt pluimvee
en wild . .

3,2 ,,

9,2 ,,

50
Aardappelen

. . .

74,0 ,,

130

,,

745
Groenten

53,4′,,

110 . ,,

630
Vruchten

42,5 ,,

54

,,


310
Peulvruchten

. .

9,3

.

21,5 ,,

112,5,,,,.
Suiker

……….25

,,

15 420 kg

85,5-114
Oliën en vetten

3,4 ,,

11
415 kg

78 – 85
Granen

……….168,7 ,,

137,5 4 167,5 kg 781-912

‘) Publicatie F.A.O.
N
48 CO-2-71; Juli 1948.
‘) Volgens schatting van de medici Miranda René, Riquelme
Alfredo, Segovia Natividad en Santa Maria Julio.

Melk:
Zoals in alle Zuid-Amerikaanse landen bestaat er,
ook in Chili .een opmerkelijke onderconsumptie aan het in
physiologisch opzic)it zo volwaardige en belangrijke voe-,

dingsmiddel: melk.
Hoewel de melkproductie langzaam toeneemt, w’as de totale Chileense productie in de laatste tien jaren gemid-
deld niet groter dan
450
mln liter bij een berekende be-

hoefte van
855
mln liter. Per hoofd van de bevolking
komen
95
liter melk per jaar ter beschikking. Meer dan de
helft daarvan wordt verwerkt tot kaas en boter, zodat als

consumptiemelk slechts
45
liter per jaar per hôofd over-

blijft, overeenkomende met slechts
‘/s
liter per dag.
Eieren:
Gemiddeld komt op basis van de huidige pro-
ductie 1 ei per hoofd per week ter. bechikking. De prijs
is daardoor zéer hoog en slechts de goed gesitueerden
kunnen zich de weelde veroorloven om eieren te nuttigen.
Dierlijke eiwitten:
Zoals uit bovenstaande tabel blijkt,
bestaat er in Chili tevens een groot tekort aan dierlijke
eiwitten. Slachtvee wordt in grote getale geïmporteerd uit
Argentinië. De vleesproductie ware zeer wel sterk op te

:–

26 October 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.855

voeren
3),
terwijl de visrijkdom van de Pacific, Chili

zeker de mogelijkheid geeft om het tekort aan dierlijke eiwitten in veel sterkere mate dan thans het ge’al is, uit

eigen productie te dekken.
Aardappelen, groenten en z’ruchten:
1-let ware zeer wel

mogelijk om via een stimulering van de productie bij

betere distributiemogelijkheden (wegen, vervoermidde-

len e.d.) de physiologische behoefte geheel te dekken.

Peuloruchten:
Gemiddeld produceert Chili 110.000 ton

peulvruchten per jaar. Deze productie is voldoende om

dc physiologisch gewenste 21,5 kg per jaar per hoofd te
leveren. Echter, als gevolg van de export van peulvruch-
ten, ziet men in Chili, dat de consumptie daarvan een

deficit van 130 pCt vertoont. In het jaar 1947 exporteerde

Chili niet minder dan 49.700 ton bonen, erwten

en linzen. Opmerkelijk is, dat de Chilenen ook weinigbe-
langstelling hebben voor de consumptie van peulvruchten.

Suiker:’
Chili importeerde in de laatste vijf jaren

gemiddeld ongeveer 150.000 ton suiker per jaar bij een

consumptiebehoefte van 115.000 ton. Chili zou wel vol-
doende suikerbieten kunnen verbouwen om althans een

aanzienlijk gedeelte van zijn suikerbehoefte uit eigen

productie te dekken. Hierover werd in de laatste jaren
zeer veel gesproken en gestudeerd, doch tot nu toe zon-
der tastbaar resultaat. Peruaanse rietsuikerexportbelangen
spelen een dominerende rol in deze.
Oliën en oettin: Met import en eigen productie bereikt men in Chili slechts een consumptie van ca 3 liter plant-
aardige olie per. hoofd per jaar, welke uitermate gering

moet worden geacht, gezien de gewoonte in deze landen
om te koken en te bakken in spijsolie.
Ook de boterconsumptie is uiterst gering, daar de
boterprijs te hoög is voor het budget van de grote massa.
De kwaliteit van de Chileense margarine is gemiddeld
voortreffelijk, doch de productie van dit artikel nog on-

betekenend. De productie van ‘plantaardige oliën –
vooral die van zonnebloemolie – neemt in de laatste
drie jaren sterk toe in Chili.
Granen:
In het gemiddelde Chileense dieet leveren de
granen na 50 pCt van de totale calorische waarde daar-
van. Tarwe is de belangrijkste graansoort; de physiologi-
sche behoefte daaraan wordt berekend op gem. 800.000
ton per jaar, terwijl de totale behoefte aan granen op
850.000 ton wordt geschat.

In de laatste vijf jaren kwam in Chili uit eigen productie
gemiddeld 865.000 ton ter beschikking. Als gevolg van
grote tekorten in de andere sectoren van wat men zou
kunnen noemen het rationele dieet kon de vraag naar
meelspijzen ter dekking van het deficit in de calorische

behoefte niet worden bevredigd.
De graanconsumptie per hoofd per dag kan in Chili
worden berekend op na 460 gr. per dag, of ook ca 170 kg
per jaar. De Chileense tarweproductie ware nog sterk op
te voeren via een betere zaaizaadsélectie, een betere be-
drijfsvoering en een doelmatiger verzamelende functie
van de binnenlandse handel.

Maatregelen ter verbetering oan de Chileense landbouw.

De positie van de Chileense landbouw moet dus onbe-
vredigend worden genoemd, zowel als zodanig als wat
betreft de invloed daarvan op de totale economische
ontwikkeling van het. land. De vraag is derhalve, welke
maatregelen worden genomen om deze situatie ten gunste te wijzigen.
Over de wenselijkheid van de te nemen maatregelen
wordt – zoals trouwens in geheel Latijns Amerika –

veel gesproken en geschreven’ en daarom is het wellicht
juister na te gaan, wat werkelijk tot stand werd gebracht.
Met de eerder gereleveerde ongunstige verhouding tussen
het aandeel van de landbouwproductie in het nationaal

) Zie mijn artikel: , Chileens plan tot vermin,lerde afhankelijk-
heid van cle import van Argentijns vee” in ,,Landbouwwereldnieuws” van
1
April 1949, No. 7.

inkomen (10,8 pCt) en het hoge percentage van de land-
bouwende bevolkihg (33,5 pCt) voor ogen, heeft men

gemeend niet beter te kunnen doen dan de mechanisatie
met kracht te bevorderen.

Reeds in het jaar 1939 ontwierp de ,,Corporacién de

Fomento” een Agrarisch Plan, waarin in de eerste plaâts

aandacht werd geschonken aan de noodzaak tot mechani-

satie. Men meende deze aanmerkelijk te kunnen bevor-

deren door:

import van doelmatige landbouwmachines
4)
en’

-werktuigen en door credietverlening bij de verkoop aan
de boeren;
het organiseren van ,,servicios agricolas mecaniza-
das”, of ook mobiele landbouwmachine-eenheden, die

ten dienste van de bedrijven tegen zo laag mogelijke

vergoeding zouden ploegen, eggen, scheuren, zaaien enz.;

fabricâge van landbouwmachines in eigen land.

Op deze wijze trachtte men dus van officiële zijde, om

door middel van mechanisatie van de landbouw de be-
bouvde oppervlakte te vergroten, de productiekosten te
verlagen en zodoende de levensstandaard van de Chileense

plattelanders te verhogen. Dat deze maatregelen geen

ozerbodige luxe betekenden, moge wel blijken, uit het
feit, dat men in Chili gemiddeld ‘160 manuren nodig heeft
om 1 ha tarwe tè verbouwen tegen slechts 30 manuren
in de Verenigde Staten. In Chili heeft men 7-man-werkos-
dagen nodig om 1 ha grond te ploegen, te eggen en zaai-
klaar te maken; een middelzware tractor daarentegen doet

dit werk in nauwelijks 5j uur.
Deze enkele praktijkvoorbeelden bewijzen duidelijk,
dat heel wat arbeidskrachten ten Chileense plattelande
zouden kunnen worden gemist, terwijl tevens ca 500.000 ha
bouwgrond ter beschikking zou komen, indien tractoren

de ossen zouden vervangen. Aldus zou het loonp’eil voor
de Chileense arbeider aanmerkelijk kunnen worden ver-
hoogd, met weer alle, goede gevolgen van dien op

sociaal en econoniisch gebied.
De gunstige conjunctuur voor koper vlak voor en ge-
durende de tweede wéreldoorlog en die voor salpeter
in de jaren nadien hebben Chili in de gelegenheid gesteld
om sedert 1940 de import van landbouwwerktuigen en

-machines te versnellen en zodoende tevens zijn mecha-
nisatieplan te bevorderen. In het voorjaar vast 1946
werd de ,,Servicio de Equipos Agricolas Mecanizadas”
(Seam) van de ,,Corporacién de Fomento”opgericht, met
als opdracht, om met alle middelen de mechanisatie van

de Chileense landbouw te bevorderen. De ,,Seam” heeft
sedert zijn oprichting reeds prachtig werk verricht en
duizenden hectaren werden door zijn tractor-sqiiads be-
werkt, de boer aldus in staat stellend om zijn ossen te
verkopen en meer grond onder de ploeg te brengen.
De ,,Seam” beschikt thans over: 207 zware trac-toren met volledige supplementen, ploegen, eggen
e.d., 180 lichte tractoren, eveneens met toebe-
horen, 20 stuks ontstronkingsmateriaal
5)
en 4 stuks
begreppelingsmateriaal; hieraan wordt nog steeds nieuw
materiaal toegevoegd. Deze dienst heeft in de landbouw-
streken ‘- tussen Coquimbo en Osorno – bijkantoren,
vanwaar uit de ,,hulpploegen” hun goede werk verrichten.
Tevens worden gratis cursussen gegeven aan de boeren en vooral aan hun zoons in landbouwwerktuigkunde en

in de practische behandeling van tractoren, combines, dorsmachines enz. Interessant is hierbij op te merken,
dat het Leger technici afstaat om deze cursussen te geyen.

‘)
Sedert het jaar 1939 werd door de Afdeling Landbouwwerk-
tuigen van het chileense Ministerie van Landbouw contrôle uit-
geoefend op de aard van landbouwmachines, die werden geïlnpor-
teerd, zodoende dus de doelmatigheid van het totale machinepark
bevorderend.
5)
In de belangrijkste Chileense landbouwstreek ten Zuiden van
Santiago de Chile bevonden – en bevinden zich nog – gematigde
oerwouden. Teneinde bouwland te winnen, moet dus bos worden gekapt. De stronken pleegt men te branden tot op de wortel, doch
dan blijven deze toch nog een obstakel bij de bewerking van de
grond. De , ,Seam” levert de werktuigen en specialisten voor het
ontstronken. –

856

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 October 1949

Over het jaar 1947248 besteedde de ,,Seam” via haar

hulpploegen ten bate van de landbouwers in totaal ruim

30 mln pesos, als volgt verdeeld: ploegen 18.506.798 pesos,

cornbines 6.329.488 pesos, ontstronken 4.180.271 pesos en
begreppelen 1.031.891 pesos.

Vastgesteld mag dus worden, dat wel maatregelen

worden genomen .ter modernisering van de Chileense

landbouw, vooral door middel van een door de Overheid

gestimuleerde mechanisatie.

Conclusie.

De Chileense landbouw is in zijn ontwikkeling in de

20e eeuw zeer achtergebleven. De toch reeds eenzijdig

gerichte en sterk van buitenlandse invloeden afhankelijke

Chileense economie ondervindt van de onharmonische
ontwikkeling .van industrie, mijnbouw enerzijds en de

landbouw anderzijds, nadelige gevolgen. De geldcirculatie

staat in ongunstige verhbuding tot de productie en invoer
van goederen.

Hoewel door middel van een door de Overheid gestimu-

leerde mecha’nisatie van de landbouw in de laatste jaren
enige verbetering valt waar te nemen, zullen drastische

maatregelen moeten worden genomen om ‘de Chileense

landbouw in staat te stellen de eigen bevolking rationeel

te voeden en de zich sterk ontwikkelende industrie van

voldoende grondstoffen te voorzien.

De situatie van de landbouw in de-Chileense economie
bevordert het inflatoire proces,

dat deze andermaal be-
dreigt.

Buenos Aires.

Dr R. L. BEUKENKAMP.

INGÈZONDEN STUK.

HET NEI)ERIANBS BOUWKASBEDRIJF EN JIE1′ RENI)EMENT BIJ NIEuWBOuW.

De heer K. B. van Steenwijk, te Utrecht, schrijft ons:

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het

artikel onder bovenstaande titel van Prof. Dr C. Campagne

in ,,E.-S.B.” van 24 Augustus jl. Dit artikel geeft mij ianleidin
ig tot de volgende op

merkingen en beschouwingen.

Onder het gedeelte ,,Rendement bij nieuwbouw” lees
ik, dat uit becijferingen is gebleken, dat het rendement
hij zelffinanciering 41 pCt is, terwijl in de gevallen, waarbij
de bouwer gebruik moet maken van eerst6 en tweede’

hypotheek het rendement van zijn geïnvesteerde geld
41 pCt wordt. Wordt verondersteld, dat de werkelijke

stichtingskosten 10 pCt hoger zijn dan de geno’rmeerde,

dan worden deze percentages resp.
3*
en 3. Zonder nadere
gegevens is niet na te gaan van welke becijferingen deze
percentages de uitkomsten zijn. Ter verduidelijking van

het betoog zou ik het op prijs stellen, indien deze becijfe-

i’ing’en werden gepubliceerd. –
In de vierde alinea van het gedeelte ,,I-Iypothecair

crediet” is de rijksbijdrage gesteld op 50 pCt. Op gi’ond
van welke gegevens kan dit percentage enigszins aan-
nemelijk worden gemaakt? Vrij algemeen wordt de ver-
houding tussen rendabele en onrendabele bouwkosten

gesteld op 1: 2 of hoogstens op 2 : 3.
In de zesde alinea zal, in de zinsnede ,,in het extreme
geval, dat de netto-huurverhoging volgens de regeling
over 40 jaar gekapitaliseerd op 41 pCt basis aequivaleert
met detoeneming der on rend abele bouwkos ten” enz., het
woord ,,toeneming” moeten wos’den gelezen als ,,af-
neming”. –
In het gedeelte ,,Bouwkashypotheken” worden in de
tweede alinea de rendabele stichtingskosten wederom
gesteld op 50 pCt van de genormeerde stichtingskosten;
zonder nadere gegevens is niet aan te nemen, dat dit

percentage enigszins met de werkelijkheid overeenstemt.
In het gedeelte ,,IIet financiële systeem der bouw-
kassen” worden bezwaren tegen het renteloze systeem
naar voren gebracht. Bijgaand staatje werd opgsteld

niet de bedoeling inzicht te verkr)jgen in enige andere

bezwaren. Daarbïj werd uitgegaan van vijf verschillende

typen renteloze bduwkassen, in het staatje onder kolom 1

aangeduid’met A, B, C, D en.E. Bij deze typen ti’eden
enige factoren, die in hoofdzaak de wachttijd bepalen,

in, verschillende gedaanten op, te weten de contracten-

productie ontant, eenparig toenemend en veranderend,
en de mate van extra sparen en aflossen.

Indien men spreekt over de wachttijd in het 10e boek-

jaar van een bouwkas, dan dient onderscheid te worden
gemaakt tussen tweeërlei wachttijd, nl. de wachttijd a

posteriori (kolom 2) en de wachttijd a priori (kolom 3).

Met de wachttijd â,priori (vooraf) is bedoeld de tijd, welke

iemand, die in het 10e boekjaar
toetreedt,
nog moet sparen

eer hij zijn lening krijgt; de wachttijd a posterioi’i (achteraf)

is de tijd, welke iemand, die in het 10e boekjaar
zijn

lening krijgt,
daarop heeft gewacht. Hoewel op de duur

beide wachttijden elkaar benaderen en bijv. in het 35e

boekjaar ongeveer gelijk zijn gevorden (koldm 6), is
dit in de opbouwperiode (bijv. in het 10e boekjaar) niet

het geval. Nu is het juist de wachttijd a posteriori, *aar-

mede in de propaganda wordt gewerkt, hetgeen oorzaak
kan zijn ‘an een verkeerde voorstelling van zaken. Immei’s

de propaganda richt zich tot de nieuwe spaarders en

deze hebben alleen met de wachttijd a priori te maken.

Het verschil in wachttijden kan meerdere jaren zijn (zie
de kolommen 2 en 3); bij houwkas A
6*
jaar, bij B 43 jaar
en bij E zelfs’ 12* jaar.

In de propaganda wordt reclame gemaakt met de goed-

koopte van het bouwkascrediet en wordt tevens beweerd
dat de bouwspaarder eerder aan dé geldlening toe is dan
de zelfstandige spaarder. Inderdaad kan zulks het geval
zijn bij de eersttoetrèdende deelnemers. Het is van belang

na te gaan in hoeverre een gegadigde tot deze bevoor-

rechte groep kan behoren en wat nk de aanloopperiode
(bijv. in het 35e boekjaar) nieuwe deelnemers moeten

verwachten, wat betreft de effectieve rente en de effectieve

beleningswaarde van hun geldlening. De effectieve be-

leningswaarde (kolom 8) kan als volgt worden berekend:
we laten een zelfstandige spaarder bij een spaarbank

tegen een rente van 2* pCt dezelfde bedragen storten

als de bouwspaarder bij de bouwkas deponeert aan spa-
ringen en kosten (entreekosten,’ administratiekosten,
toekenningsprovisie en eventueel-storting in het reserve-
fonds); op het tijdstip, dat de bouwspaarder zijn geld-
lening verkrijgt van de bouwkas, neemt de zelfstandige

spaarder zijn gehele spaarsaldo op en sluit voor ‘het,

aan het bouwkapitaal ontbrekende bedrag een geld-
lening bij een van de andere financiers van onroerend
goed’ (hypotheekbank, levensverzekeringmaatschappij,
pensioenfonds, spaarbank, boerenleenbank of particuliere

geldschieter). De grootte van deze geldlening, uitgedrukt
in procenten van het bouwkapitaal noemen we de effectieve
beleningswaarde. Vervolgens laten we de zelfstandige
spaarder ter delging van hoofdsom en jaarlijks op de
schuld bij te schrijven rente dezelfde bedragen storten als de bouwspaarderin de leentijd aan kosten en aflos-
singen bij de bouwkas moet betalen; als wordt gesteld,

dat de zelfstandige spaarder en de bouwspaarder op het-
zelfde moment van hun schuld af zijn, kan met behulp
van een mensuïteiten- of annuïteitentafel het percentage
der effectieve rente worden afgeleid. Deze effectieve rente

(kolom 7) kan dan worden vergeleken met de normale
hypotheekrente bij de andere financiers, welke thans

kan worden gesteld op 3j â 4 pCt. Voert men deze berekening uit naar de bij de ver-
schillende typen bouwkassen berekende wachttijden
1),

dan verkrijgen we de in kolom 7 genoteerde percentages.
In de gestelde gevallen is een effectief rentepei’centage

‘) De berekende’ wachttijden zijn (afgerond) ontleend aan ,,Het probleem van de wachttijd bij bouwkassen”, door A. de Bruijn en
Dr. Fred. Schub (Sijlhoff, Leiden). Voor de verplichtingen van
de bouwspaarder werd het tarief
van
de ,,Rohyp” als grondslag
aangehouden.

26 October 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

857

van 5

51 algemeen te noemen, hetgeen hierop neer-
komt, dat
de zgn. renteloze hypotheek ongeoeer anderhalf

maal zo duur is als de- gewone hypotheek van de zelfstandige
spaarder.
Dit wil overigens niet zeggen, dat alle bouw-

spaarders een gelijke effectieve rente zouden betalen;

de credietprijs van alle bouwspaarders kan verschillend

zijn; bij bouwkas type B bijvoorbeeld onderscheiden

we -twee groepen, nl. 20 pCt van de deelnemers houdt

zich aan de verplichte sparingen en noteert een effectieve
rente van 3j pCt, terwijl voor de overige 80 pCt, dat

belangrijk extra spaart, de effectieve rente 61 pCt wordt;
het gewogen gemiddelde tussen beide percentages komt
weer overeen met de algemene rente van 5. –
Uit de in kolom 8 genoteerde percentages der effectieve

beleningswaarde blijkt, dat
de bouwspaarder steeds langer

,noet doors paren om de geldlening te kunnen verkrijgen dan

de zelfstandige spaarder.
Terwijl de zelfstandige spaarder
1/3
van de waarde van het onroerend g9ed spaart en

dan 66 pCt hypotheek verkrijgt, moet de bouwspaarder in het algemeen iets meer dan de helft bij elkaar sparen
om 47 â 48 pCt aan hypotheek te kunnen verkrijgen.
Ook hierbij kunnen weer voor- en nadelen tussen de

deelnemers onderling worden opgemerkt, zoals bij B,
waar de verplichte storters met 61 pCt effectieve hele-ningswaarde in het voordeel zijn bij de . extra-storters,

die slechts 42 pCt verkrijgen; hun gemiddelde sluit zich
echter weer ongeveer aan bij het algemene percentage
van 47 â 48.

Soortgelijke berekeningen, gemaakt ten opzichte van
de aanloopperiode, leiden tot de

in de kolommen 4 en 5

genoteerdé hoekjaren, waarin het voordeel van de bouw-
spaarder ten opzichte van de zelfstandige spaarder ornslaat

in een nadeel. Reeds na de eerste 2, 3 (in de gestelde ge-
vallen ten hoogste 8) boekjaren verdwijnt dit voordeel.
Ten aanzien van de overige gepropageerde voordelen

van een houwkascontract zij in het kort nog het volgende
opgemerkt.
T-let recht van de bouwspaarder, om bij nakoming van
zijn spaarverplichtingen te eniger tijd een geldlening
te verkrijgen, is van geen waarde, zodra is gebleken, dat
met zelfstandig sparen de geldlening eerder is te ver-
krijgen, zoals hierboven is aangetoond.
De onopegbaarheid der hypotheek is maar betrekkelijk,
want ze is wel opzegbaar in gevallen van faillissement,
wanbetaling enz.; buiten deze gevallen komt opzegging
der hypotheek bij de andere financiers practisch evenmih

voor.

TYPE BOUWKAS (Dc verplichte jaarlijkse paringen en aflossingen bedragen
per fl.000 bouwkapitaal resp. f 24 en f60)

Bij vervroegde aflossing wordt geen boete geheven;bij

de andere financiers w’ordt vaak evenmin boete geheven;

door vervroegae aflossing verhoogt de bouwspaarder in

belangrijke mate zijn crcdietprijs, daar de effectieve
rente bij vooruithetaling is voldaan en bij vervroegde

âflossing niet wordt gerestitueerd; dit is voor de rente-

loze bouwkas tevens een ongelukkige omstandigheid,

daar vervroegde aflossing een belangrijk wachttijdverkor-

tend effect zou hebben voor de nog sparende deelnemers.

1-let psychologisch voordeel van gebonden doelsparen:

het is lang niet zeker dat het gestelde doel na een lange reeks van jaren nog even sterk wordt begeerd; -de ver-
plichtingen worden voor een lange reeks van jaren aan-
gegaan, terwijl het uiteraardonzeker is, of de bouwspaarder

deze steeds zal kunnen nakomen.; het is niet in overeen-

stemming met de werkelijkheid te veronderstellen, dat
de spaarkracht van een individu over een lange reeks van

jaren gelijk blijft. Afwijken van de verplichtingen (hetzij
door minder, hetzij door meer te storten) betekent steeds

een te groot nadeel. De tegenprestatie van de bouwkas tegenover het gebonden sparen van haar deelnemers is

steeds vaag en de waarde ervan betrekkelijk, dubieus,

of meestal nihil, hoewel de propaganda en de acquisitie

voor het afsluiten van het contract veel (te veel) illusies
verwekken.
Indien de wachttijd te lang wordt en een redelijke
termijn gaat overschrijden, wordt -uit aangetrokken
vreemd geld een ren tedragende overbruggingshypo theek

verstrekt; het is maar zeer de vraag, of het steeds mogelijk
zal zijn de geweldige kapitalen, die daarvoor nodig zijn,

aan te trekken en dan nog tegen een rente, welke een,
normale credietprijs voor de overbruggingshypotheek
mogelijk zal maken. De bouwkassen zouden toch ver-
standiger doen ook in dit opzicht geen illusies te wekken
en de deelnemers reeds nu duidelijk te maken, dat over-
bruggingshypotheken zullen worden verstrekt voor zover

zij daartoe t.z.t. in staat zullen zijn.
In het artikel van Prof. Dr C. Campagne wordt voor-

gesteld het renteloze stelsel te doen overgaan in een ge
mitigeerd renteloos stelsel met practisch gefixeerde wacht-

tijd en invoering van een aequivalentiebginsel. 1-loewel
ik veel waardering heb vooi’ dit voorstel, komt het niet

aan (alle bezwaren tegemoet. Onaangetast blijven de
volgende nadelen:
1. de misleidende renteloosheid wordt gedeeltelijk
gehandhaafd en maakt het voor de meeste gegadigden
onmogelijk de bouwkasvoorwaarden te vergelijken met de
Boekjaar,
In 10e boek-
waarin voordeel
In
35e

boekjaar:
jaar:
bouwspaarder
nadeel

wordt

c

.
1
,
Cd
-.

Cq
tO

,o
t-
00

3e jr

2e jr
2e jr

2e jr

te jr

8e jr

Type
A: Productie constant. Geen cxtra-siortingen
………. …..
Type
13:
Productie constant.
80 pCt der deelnemers spaart f32,50 per jaar extra; de
extra-sparingen worden voor de volgorde der toekenning
voor 2/3 meegerekend.
Extra-aflossing: f10 per jaar door alle debiteuren.
Resultaten voor deelnemers die alleen verplichte be-
dragen sparen
Resultaten voor deelnemers, die extra-sparen
…… Type 0: Productie constant.
– Alle sparende deelnemers storten ieder jaar 500 pCi extra.
(in totaal f 48 p. j.). Alle debiteuren lossen 25 pCt extra
af (totaal f75 p. j.)

………………………….
‘I’ype 13: als type C; evenwel met eenparig toenemende productie
(100, 200, 300, 400, 500, enz.)
Type E: als type A, evenwel met veranderende productie (100, 100, 200, 300, 400, 200, 1.500, 4.200, 6.300, 1.000 en
vervolgens steeds 5.000 per jaar)

88 jr
15

jr
7e jr

98
jr
128jr
6e jr
68 jr
8jr
3e jr
78 jr

98jr

3e jr

6j jr

8 jr

8e jr
58 jr

IS jr

8e jr

168 jr 58 pCt 48 pCt

128jr 3IpCt 61 PCI
9 jr 6TpCt 42pCt

98
jr’) 51 pCt 47 pUt

98
jr’) 51-
pCt 47 pCt

161 jr 5pCt 48pCt

‘) Bij de typen A, B, C en E is cle wachttijd in het 35e boekjaar practisch constant geworden; hij D beloopt rdeze in dat boekjaar
8,97 jaar, maar blijft tengevolge van dc eenparig toenemende productie ook na het 35e boekjaar geleidelijk stijgen totdat deze de limiet
bereikt van de wachttijd van type C, namelijk 9,39 jaar (hier afgerondop
91/,
jaar).

858

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 October 1949

mogelijkheden van zelfsparen, hetzij gebonden, hetzij vrij;

de propaganda en acquisitie behouden de grondslag

der illusies; de daai’op volgende teleurstellingeh benadelen

op de duur de lust, tot sparen;’

het bedrijf der bouwkassen wordt nodeloos ingewikkeld
en duur gehouden;

aan afwijkingen van doelstelling en spaarverplich-

tingen zijn voor de bouwspaarder onnodig te grote na-

delen verbonden;

de bouwspaarder’dient tot meer sparen te worden

aangemoedigd door hem in meerdere mate te laten profi-

teren van zijn extra-spaardrift;
de vervroegde aflossing, der renteloze hypotheek

wordt niet bevôrderd;

het onhoudbare dwangverband tussen sparen en
geldlening blijft hëstaan.

Naar mijn overfuiging dient zowel de renteloosheid

als het dwangverband tussen sparen en geldlening vol-

ledig uit het boijwkascontract te worden geschrapt.

Daarna staat voor de Nederlandse bouwkas de weg open

tot spaarbank annex volkshypotheekbank, op welke weg

de meeste buitenlandse kassen haar reeds zijn voorgegaan.
Als zodanig zal zij een passende plaats tussen de bestaande
financiers kunnen innemen en in meerdere mate haar

bijdrage kunnen leveren tot de opheffing van een groot

deel van de Nederlandse bevolking uit de staat van

betrekkelijke afhankelijkheid van huurder tot de staat

van betrekkelijke onafhankelijkleid van eigenhuis-bezitter.

Naschrift.

Het ingezonden stuk van de heer K. B. van Steenwijk,
dat ik met belangstelling heb gelezen, geeft mij aan-

leiding tot de volgende mededelingen en opmerkingen.
De in mijn artikel onder ,,Rendement bij nieuwbouw”

bedoelde becijferingen, waarvan de ve,rmelde rendements-
percentages de uitkomsten zijn, zullen worden gepubli-
ceerd in de Verhandelingen van het in Juni 1949 te Parijs
ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het ,,Institut

des Actuaires Français” gehouden Congres en wel in de

vorm van 6en tweetal actuariële bijlagen van een meer
uitvoerige verhandeling van mijn hand over het onder-

havige onderwerp.
De verhouding tussen rendabele en onrendabele bouw

kostei, welke door mij werd gesteld op 1: 1, werd hoofd-
zakelijk gebaseerd op gegevens voorkomende in de arti-

kelen van Mr J. Wilkens: ,,Steun aan’de woningbouw door

particulieren” in ,,E.-S.B.” van 26 Maart 1947, hlz. 244,
en van Dr Ir H. G. van Beusekom: ,,Financiering van
de woningbouw” in ,,E.-S.B,” van 14 Mei 1947, blz. 384.,

Het is niogelijk, dat meer recente gegevens een ongunstiger

verhouding opleveren.
In de zesde alinea van het gedeelte ,,Hypothecair cre-

diet” moet inderdaad in plaats van het woord ,,toeneming”

worden gelezen ,,afneming”.
De bezwaren tegen het renteloze systeem, welke door
de heer van Steenwijk naar voren worden gebracht,

houden geen rechtstreeks verband met de strekking
van mijn artikel. Ik wil mij hier dan ook beperken tot
de opmerking, dat het mij niet duidelijk is waarom schrij-
ver de een belangrijk wachttijdverkortend effect hebbende

vervroegde aflossing voor de renteloze bouwkas als een
ongelukkige omstandigheid meent te moeten besckouwen.
Wat tenslotte de overgang naai’ een gewijzigd systeem
betreft, moet het door mij aan het slot van mijn artikel voorgestelde gemitigeerd renteloos stelsel worden be-
schouwd als een mogelijkheid tot afwikkeling van volgens

het renteloos stelsel afgesloten contracten
met
rente-

verrekening. Mijn voorstel heeft derhalve als doelstelling
een’ overgangsstelsel, waarbij uiteraard niet alle aan het
oude stelsel verbonden nadelen zullen kunnen worden

opgeheven. Welke definitieve vorm voor het bouwkas-
bedrijf als wenselijk te beschouwen zal zijn, is echter een

andere vraag.
Amsterdam.

Prof. Dr C. CAMPAGNE.

AANTEKENING.

DE IJELGISCILE CONGO.

Hieronder volgt een korte schets van de huidige econo-

mische toestand in de Belgische Congo, op grond van
gegevens, ontleend aan ,,De Belgische economie in 1948″,

een in Juli ji. verschenen uitgave van het Ministerie van

Economische Zaken en Middenstand, de ,,Statistische

Bulletins” van het Nationaal Instituut voor de Statistiek

in België en ,,Agence Economique et Financière” van

5 October 1949.

Beoollcing.

Sinds 1936 is de inlandse bevolking regelmatig in aantal
toegenomen. Eind 1947 telde het gebied van de Congo

en Ruanda-Urundi samen 14.461.353 zielen, d. i. ruim

een half millioen meer dan in 1936. Gezien de geleidelijke

stijging, mag worden aangenomen, dat de bevolkings-

aanwas per jaar ca 50.000 mensen bedraagt, of ongeveer

3j pCt.
Deze aanwas is echter niet voldoende om de giote

vraag van de Europese ondernemingen naar inlandse

werkkrachten té hevredigen. Er bestaat dan ook een trek
naar de industriecentra, die een gevaar vormt voor de

inheemse landbouwproductie en de ravitaillering der

steden.
In verband met deze omstandigheid werd in 1948

een ,,Fonds voor Irilands Welzijn” gesticht, dat tot doel

heeft de omstandigheden van de ,,brousse”-bevolking

te verbeteren en een ongewenste afvloeiing van de be-
volking naar de steden en industriecentra te voorkomen.

Wat dè niet-inlandse bevolking betreft: er wonen op

het ogenblik ruim 45.000 Europeanen, waarvan bijna

34.000 Belgen, in de kolonie. Het aantal Belgen, en

daarmee tevens het totale aantal blanken, neemt nog

regelmatig toe.

De productie.

In het kader van het tienjarenplan voor de economi-
sche en sociale ontwikkeling van de Belgische Congo

(gepubliceerd op 1 Juli 1949), wordt de industrialisatie
van de Congo krachtig ter hand genomen. Uitbreiding
wordt nagestreefd van de productie vai steenkôol, textiel

goederen, levensmiddelen en papier-maché. Teyens wordt
aandacht geschonken aan de verdere ontwikkeling van
het verkeersapparaat en aan uitbreiding van de instal-
laties voor electrische energie. De twee belangrijkste
bedrijfstakken zijn wel de mijnbouw en de landbouw.

De ‘opbrengst van de
mijnen
blijft zich op een be-

hoorlijk peil bewegen. Speciaal de productie van kojer,
diamant, cassiteriet, wolframiet, steenkool en mangaan-
erts beweegt zich in stijgende lijn. Over het belangrijke
uranium zijn geen gegevens bekend. –

De
landbouw
genet de bijzondere belangstelling van
het koloniaal bestuur. Dit voornamelijk teneinde de, over
het algemeen onvoldoende, voeding der inbooringen,te

verbeteren.

Buitenlandse handel.

• In 1948 had
de ‘expo?l
een waarde van frs 10.817 mln;

dit betekent een toeneming van 7 pCt t.o.v. 1947. Ver-gelijkt men dit cijfer met de laatst ver3trekte gegevens
(,,Agence Economique et Financière”, d.d. 5 October
jl.), dan blijkt, dat het exportniveau zich in 1949 tot dus-

verre heeft gehandhaafd. Immers, in de eerste 6 maanden
van dit jaar werd voor een waarde van frs 5.375.917.043

uitgevoerd.
Ook uit de samenstelling van de uitvoer van de Belgische
Congo blijkt de belangrijkheid van de mijnbouw en de

landbouw.
De mineralen vertegenwoordigen meer dan de helft
van de totale uitvoerwaarde. Daarna komen de land-
bouwproclucten. Dit blijkt uit onderstaand staatje.

26 October 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

859

Uiwoer oan de Belgische Congo en Ruanda-Urundi oan de
9erschillende categorieën producten in pCt yan de totale

uiwoerwaarde.

1936/
1938
1946
1

1947
1

1948

Dierlijke

producten

…………
2,0
1,6 0,9 0,5
64,0
55,5 54,9 52,6
Plantaardige producten

……..
31,9

..

37,0
41,7 45,4
Minerale producten …………..

Andere

producten

………….
2,1.
..
5,9 2,5 1,5
Totaal

………………’
100,0
..
100,0
100,0
100,0

‘Men ziet hoe de plantaarclige export een steeds lelang-
rijker plaats gaat innemen.
Van de uitvoer gaat het grootste deel naar liet moeder-

land (in 1948 62,8 pCt); verder hoofdzakelijk naar Enge-

land en de Verenigde Staten (resp. 13,9 en 9,1 pCt).

De
inioer
bedroeg in de eerste zes maanden van 1949
frs 5.147.929.991. Er is over deze halfjaarlijkse periode

dus een batig saldo op de handelsbalans van frs 227.987.051.
Over het (gehele) jaar 1948 bedroeg dit batig saldo nog

ca frs 2.434 mln. –
De belangrijkste invoerproducten zijn: afgewerkte

producten (85,8 pCt van de totale irnportwaarde in 1948),
levensmiddelen (8,3 pCt), grondstoffen en halffahrikaten

Buitenlandse handel Q.d. Belgische Congo en Ruanda- Urundi.

(in duizenden tonnen).

1.000
,

750

UilvOer

500
/

jP
250

Inveei

1939 •40

I4243444.546″+7

48

(in millioenen francs).

1
10.000

II

I-

II
/ ..I
‘1
‘1
-1

Uilvoer

1

-60

Invoer

1939

40

‘4 1
4
,2

4.34,4.4.5464.7′ 48

(5,8 pCt) en. levende dieren (0,1 pCt). Onder de afgewerkte

producten bevinden zich voornamelijk machines en werk-

tuigen, weefsels en voertuigen. Het zijn wêer België, de

Verenigde Staten en Groot-Brittannië, die, ,het leeuwen-

aandeel in deze invoer hebben (in 1948 resp. 37,8, 30,8
en 10,2 pCt).

Hoe indrukwekkend de toeneming van het handels-
volume is, vooi’al vei’geleken met vooroorlogse jaren, blijkt
uit de grafiekjes.

Kiest men de periode 1936/’38 als basis, dan zijn de

indexcijfers van de uitvoer voor 1948, wat betreft hoeveel-
heid en waarde, resp. 158 en 535; voor de invoer zijn
deze cijfers 232 en 820.
Transport.

De grote toeneming van de buitenlandse handel stelt,
zoals le begrijpen valt, grote eisen aan het binnenlandse

vervoersapparaat. 1-let Koloniaal Bestuur heeft dan ook

rnaati’egelen getroffen, teneinde de transportcapaciteit

op te voeren. Zo zijn nieuwe riviei’schepen gebouwd en
worden onderzoekingen verricht met betrekking tot het

‘afbakenen van de sti’oom, dit om nachtelijk riviervervoer

mogelijk te maken. In het tienjarenplan is bovendien
voorzien in uitbreiding van het spoorwegnet en in ver-
betering van bestaande en aanleg van, nieuwe wegen. Ook het binnenlandse luchtvaartnet wordt uitgebreid.

Finanoiën.
S

Sinds het begin van de oorlogsperiode, in 1940, vertoont

de gewone begroting van de Belgische Congo (exclusief
Ruanda-Urundi) een aanzienlijk batig saldo.

Ontvangsten

Uitgaven

Saldo
Iaartal

__________________________________
(in millioenen francs)

1939
749

.

727

20
1940

884

763

122
1941

‘1.221

907

314
1942

1.613

i.258

357
1943

1.952

1.484

469
1944

2.377 ‘

1.622

756
1945

2.072 –

2.011

61
‘)
9946

…………
2.272

2.184

87
1947 ‘ ………..3.589

3.447

142
1948 ‘)

………
3.704 .

3.558

146
1949
‘)

4.563

4.461

102

‘)
De cijfeis in deze tabel zijn van het Ministerie ‘an Koloniën.
Het ,,Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting”, van Fe-
bruari
1948,
geeft voor
1945
een
nadelig
saldo van
261
mln frs.
De cijfers voor de overige jaren komen ongeveer overeen met die
van eerstgenoemde bron. Het ,,Tijdschrift voor Documentatie en Voorlichting” tekent echter hij dit cijfer aan, dat het ,,meer
schijnbaar dan werkelijk (was), omdat het te wijten was aan
een vertraagde inning der belastingen”.
‘)
Ramingen.

De ontvaiigsten van de Schatkist komen voor het
grootste deel uit de opbrengst van de douanerechten en
accijnzen. Het procentuele aandeel van deze ontvangsten
bedroeg in 1948 60,2 tegen 25,4 in 1938. Bij de uitgaven
eisen bestuursuitgaven het grootste deel van de middelen

op; in 1948 67,1 pCt. Het crisis- en voorzieningsfonds
vroeg 10 pCt; kosten van burgerlijke gebouwen, wegen-
nerken, enz., 13,1 pCt. De totale uitgaven voor 1949
zijn graamd op 4.461 mln frs, tegen een totaal aan in-
komsten van 4.563 mln frs. Er is voor 1949 dlis,eerl batig

saldo van .102 mln frs.
De buitengewone begroting vertoont over 1948 een
deficit van 989 mln frs. De uitgaven bedroegen nl. 998 mln
frs, tegen een bedrag van 9 mln frs aan inkomsten. Van
de uitgaven w’erd 73. pCt bestemd voor de verbetering
van het vervoerswezen. De totale openbare schuld bedroeg per 31- December 1948 5.465 mln frs.

Bovengenoemde cijfers hebben uitsluitend betrekking op
de Congo. Voor het gebied van Ruanda-Urundi zijn al-
zonderlijke begrotingscijfers beschikbaar. Daaruit blijkt,
dat de gewone begroting voor 1948 een nadelig saldo van
30 mln frs vertoonde, terwijl voor 1949 een deficit van

7.500

5,000

2.500

860

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 October 1949

115 mln frs wordt geraamd. 1-let deficit van de buiten-

gewone begroting voor 1948 ,beliep ca 26 mln frs. 1-let

bedrag van de openbare schuld bereikte een totaal van

20,07 mln frs.
Prijzen, winsten en inoesteringen.

Evenals bijna overal elders ter wereld stijgen ook in

de Belgische Congo de
kosten oan leyensonderhoud
gestaag.

Het algemeen indexcijfer stond 1 ‘Januari 1949 op 249

(1 Juli 1935 = 100). Het indexcijfer voor voeding was
op die datum het hoogst, nI.: 262. In de loop van 1948

zijn de kosten van levensonderhoud met 7 pCtgestegen;

de lonen en salarissen echter met 10 pCt.
Voor door blanken verbruikte producten werd de prijs-

contrôle nagenoeg opgeheï,en;

voor goederen, bestemd

voor inlandse consumptie, bleef zij echtei’bestaan:

Het indexcijfer van de
winsten,
gemaakt door Belgische

N.V.’s in de Congo, bedroeg voor 1948 286 (1936/’38 =

100). 1-lieruit blijkt, dat deze ondernemingen een iets

grotere’ rendementsstijging hebben meegemaakt dan die

in het nioederland zelf. 1-let indexcijfer voor de Belgische
ondernemingen bedraagt nl. 254.

Het beursindexcijfer voor de koloniale waarden op de

efféctenbeurzen van Antwerpen en Brussel bedroeg, op

18 Juli jl. 245, begin 1949 was dit 251. In 1945 bedi’oeg

het 375 (1936/’38 = 100).

De
netto-emissies
bedroegei in 1948 reeds meer dan

het dubbele van 1947, nI. 527 mln frs. Ten opzichte van

1936/’38 bedraagt het indexcijfer zelfs 439. In de maanden
Januari t/m April 1949 hebben reeds nominale uitgiften
plaats gehad tot een gezamenlijk bedrag van 198,3 mln frs.

Uit_deze gegevens mag, naar het Belgische Ministerie
van Economische Zaken en Middenstand meent, worden

geconcludeerd, dat de economie van de Belgische Congo
zich nog steeds gunstig ontwikkelt. Daar deze ontwikkeling

echter nauw samenhangt met het beloop van de buiten-

landse handel, zou een conjunctuurdepressie en/of een

herstel van de ,,open deur”-politiek de huidige gang
van zaken wel eens ongunstig kunnen beïnvloeden. Van
het tienjarenplan’ verwacht men echter weer een ver-

sterking van de economischè basis van deze voor België

zo belangrijke kolonie.

INTERNATIONALE NOTITIES.

EMISSIE-ACTIVITEIT IN YI4ST-DUITSLANI) NA 1) E
(IELDSANERINO.

Na de geldsanering, die in Jûni van het vorige jaar in
West-Duitsland plaatsvond, valt een toeneming van de
besparingen door het publiek te constateren. De investe-
ringsplannen van de woiiinghouw en de industrië vragen

echter zodanige bedragen, dat de spaarki’acht van de
Westelijke zones bij lange na niet ‘oldoende is. Vooral
to.v. de vraag naar investeringsmiddelen op lange termijn
schiet het aanbod tekort, ook al kan worden geconstateerd,
dat vooral gedurende de laatste maanden de besparingen
belangrijk toenemen, aldus , ,Der Volkswirt” van 14October

jl., waaraan wij deze gegevens ontlenen. Zo bedroeg in het eerste kwartaal van dit jaar het maandelijkse stirlus
van inleggingen boven terugbetalingen gemiddeld DM 20
mln; in Juni was dat bedrag DM 60 mln en in Juli

DM87mln. Ondanks deze toeneming waren emissies voor het
grootste deel niet onder te brengen van een totaalbedrag
van DM 1.002,4 mln aan waardepapieren, dat sedert de
sanering tot 31 Juli jl. werd geëmitteerd, kon slechts
DM 754,3 mln worden geplaatst. Hiervan werd DM 382,9
mln alleen al in Juni jl. ondergebracht, dus meer dan

het totaal van de sanering af tot eind Juni van dit jaar!
liet veelvuldigst hadden oveiheidsemissies plaats. In

orde van grootte volgen de leningen aan de industrie.
Aandelenèmisstes waren nog onbelangrijk; er werd voor

slechts DM 44,7 mln aan aandelen geplaatst, d.i. 6 pCt

van het totaal.
1-let publiek toont nog weinig -neiging om zijn bespa-

ringen in langlopende papieren te steken. De banken

vullen het tekort enigszins aan. Zo hebben deze alleen

in de maand ‘Juli van dit jaar DM 80 mln aan langlopende

credieten toegestaan.

FVestduitse emissiestatistiek sedert de geidsanering.

(in millioenen D31)..

Totaal
Ge-
Indus-
Over-
.
van
Pand-
meente- trie-
heide-
vaste
Aan-
brieven
01)11-
01)11-
lenin-
rente
delen
gaties gaties
.

gen
gevende

fondsen

to t
31M0’49
221,5
57,5
95,0

374,0
38,4
31Juli’69
286,0 79,5 251,5
340,2
957,2 45,2

Hiervan werden ondergebracht

tot
31Mei’49

97,4

14,/t

62,0

173,8

44,7
31Juli’49

429,2

14,4

225,8

340,2

709,6

44,7

DE INVLOED
VAN
DE DEVALUA’l’IE
VAN
DE DUITSE MARK.

Eind September jl. is ook de Westduitse mark gedeva-
lueerd. hoewel de officiële wisselkoers nog niet vaststaat,
kan men rekening houden met een depreciatie van 20,7

pCt t.o.v. de dollar. Van de problemen, die deze depreciatie
met zich brengt, is, aldus de ,,Agence Economique et
Financière” van 19 October ji., de kwestie van de kolen-
prijs een der belangrijkste. De markeprijs is ongewijzigd

gebleven, nL 53 DM per ton, zodat de tegenwaarde in
dollars is gedaald van $16,1 op $ 12,8.

Volgens het Belgische blad. wilde de Westduitse Re-

gering aan geen ènkele maatregel haar goedkeuring
hechten, die een verhoging van de kolenprijs voor de
binnenlandse markt tengevolge zou hebben. Zodoende

bleçf haar slechts over, een verlaging van de exportprijs
in dollars toe te staan.

De Minister van Economische Zaken, Prof. Erhardt,
heeft verder vei’klaard, dat de devaluatie, geen enkele
invloed, zal hebben op Duitslands economisch herstel. Wat het prijs- en loonpeil betreft is er niets veranderd:
de binnenlandse koopkracht van de DM is in tact gebleven.

Dank zij de bestaande voorraden en een goede oogst
van dit jaar hoopt mén de levensmiddelenprijzen op. het
huidige niveau te kunnen ,handhaven. Omdat de deva-
luatie van de DM niet zo vôrgaand is geweest als die
van het pond, hoopt men dat de daaruit voortvloeiende, prijsdaling op de sterlingmarkten de prijsstijging op de
dollarmarkt in hoge mate kan compenseren, yooral waar,

het de import van industriële artikelen betreft. Een voordeelvan de devaluatie ziet men in Duitsland
voorts in het feit, dat de tegenwaarde van de Marshall-
hulp met de 800 mln DM zal toenemen, welk bedrag men

voor investeringen hoopt te kunnen bestémmen.
Wat betreft het voornemen om de rantsoenering ‘van

levensmiddelen geheel af te schaffen, merkt de ,,Agefi”
p, dat hiervan voorlopig niets zal komen. Tijdens een
bespreking tussen prof. Niklas, de nieuwe Minister van

Voedselvoorziening, en de Ministers van de verschillende
Duitse ,,Lhnder”, is besloten de rantsoenering van de
belangrijkste voediiigsmiddelen,’- voor zover deze geheel

of gedeeltelijk uit het buitenland moeten komen, met
name tarwe, vetten en suiker, te handhaven.

ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.
DOEKEN.

De belastingen naar het inkomen en naar de winst
door
Mr Dr B. J. F. Steinmetz. -NV. Noord-Hollandsche

Uitgevers Mij, Amsterdam 1949. 300 blz., geb. f 12,50.

26 October 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

861

Bedrijf en personeel
door F. J. Roethlisberger. N.V.

Noord-Hollandsche Uitgevers mij, Amsterdam 1949,
geb. f 7,50.
Yearbook of labour statistics 1947-’48.
A surey of about
sixty countries. Published by the International

Labour Office, Genea 1949, 303 blz., geb. $ 4,00; £ 1.
(Besproken in ,,E.-S.B.” van 17 Augustus 1949, blz. 656)..

Expectation in econo/nies
by G. L. S. Schackle. Cambridge

University Press 1949; importeurs Meulenhoff &
Co NV., Amsterdam-C. 146 blz., geb. f 7,05.

GELD- EN KAPITAALMARKT.’

1

loewel er in de tweede helft van deze maand weinig
schatkistpapier vervalt, was er gedurende de afgelopen
week nog niets van een verkrâpping op de geldmarkt-te
bespeuren. WaarschijiJijk hebben de l3ank&n gedurende

de voorgaande week, toen nog veel papier afliep, wat van
hun kruit drooggehouden door niet ten volle in nieuwe

promessen te. herbeleggen. In deze gedachtegang past,

dat het tegoed van banken bij de circulatiebank een stij-
ging onderging. Op de weekbalans van 17 October bedroeg
dit saldo 154 mln, tegenover f 37 mln een week tevoren.
De marktnoteringen van schatkistpapier. weken bijna
niet af van die der vorige week. October- en November-
papier wordt nog steeds gevraagd tegen 1
1
/
16
pCt, De-
cemberpapier tegen 1 pCt.
Januarijromessen werden tegen 1
1
/
16
pCt verhandeld,
Februari- en Maartpapier werden voor resp. 1
1
/
16
en
pCt aangeboden. Ook in de callgeldnotering, welke nu reeds
geruime tijd j pCt bedraagt, kwam geen verandrng.
Op de kapitaalmarkt stonden gedurende de verslagweek

de Indon&sche fondsen iii het centrum van de belang-
stelling. Verklaringen van Sultans kunnen tegenwoordig
voor de beurs soms belangrijker zijn daa verklaringen
over economische gebeurtenissen al’ de Benelux, zoals wel

bleek uit de reactie van Indonesische’aandelen in het begin
der week. Optimisme omtrent de afloop der R.T.C. neutra-
liseerde later echter de ongunstige berichten uit Indonesië
wederom.

Een gunstig symptoom omtrent de gevolgen der deva-
luatie vormde de tijding, dat.de Nederlandse Philipsfabrie
ken hun dollarexpert vergroten, liet geval is in zoverre

van bijzondere aard, omdat het hle: gaat’ om productie-
verplaatsing binnen ién’ concern ; een Amerikaanse dochter-
onderneming wordt nl. geslotèn. De invloed .op de koers was dan ook niet groot.

De koersveranderingen op de obligatiemarkt waren
eveneens van geringe omvang, zoals uit onderstaand
staatje blijkt. Kleine koersverschillen naar beide zijden
deden zich voor en van een duidelijke koersafbrokkeling kon
gedurende de verslagweek niet worden gesproken.

14 Oct.
21 Oct. 1949 ‘
1949
Jndexcijfers.
Industrie

………………..
231,5
231,0′
Banken

………………….
132,5
133,1
Indon.

aandelen

.
…………
66,3
64,8
Algemeen

………………
165,4 164,2
Aandelen.
A.K.0.

………………..
193*
Amsterdam Rubber

……….
.148
147*
H.A.L.

………………….
169*
164*
I-I.V.A.

…………………..
166*
164*

Kon.

Petroleum

…………
311
312*
Unilever

…………………
245k ,’
244*
Philips

…………………..
241
242
Obligaties.
3 pCt

mv.

cert.

…………..
98/
98*
N.W.S.

2* pCt

…………..
78fr
78
1
/
16

3-31 pCt

1947

…………….
.974-
Dollarlening

1947

…………
93

STATISTIEKEN.

BANK VAN FRANKRIJK.
– (Voornaamste posten in millioenen rrancs).

o
Voorschotten
aan
de Staat

.
9
0
Data

*Ç..
0
o0
•,•
,4

0
p.
.0

26 Dec. 1946
94.817

1
118.302
1
.
67.900
426.000
29 Sept. 1949
52981
442481
1
125.042
164.200
426.000
6 Oct.

949
52.981 443.731
1 125.042 166.600
426.000
13

Oct.

1949
52.981
445.627
J
125.042
157.800
426.000

Bankbil-
Deposito’s
Data
jetten in
Totaal
Staat

Diversen
circulatie
26 Dec. 1946
721.865 63.458
765
62.693
29 Sept. 1949
1.210.606
140.750
201
138.831
6

Oct..

1949
1.229.803 127.398
182

1
125.879
13

Oct.

1949
1.219.533
129.324
716

1
127.115

NATIONALE BANK VAN BELGIË.

(Voornaamste posten in millioenen francs).

0
c’
.o.,

0

.
‘.5
0
.5
n
0

. ,
na

altj
o

.it
c’
,
0

16 Sept.

1948
28.136
11.042

1-‘

427

9.986
303
414
22 Sept.

1949
31.346
1.534 1.079

7.586
247
472
29 Sept.

1949
31.346 10.499
1.306

1

8.438
259
610
6 Oct.

1949
31.377
10.159
1.368

1

9.199
247 790
13 Oct.

1949
3

1396
10.045
1.383

1

9.285
230 906
20 0ct.

1949
1

31.581
10.509
1.559

8.01
957

Rekening courant saldi
0

.5
.
g
.
Cd
0
‘5

0
.0
u
1-‘
0)
._.0

IR

Sept.

1948
657
91.729 81.568
22
2.425
6.251
22 Sept.

1949
915
96.113
86.137,
504
2.431
5.827
29 Sept.

1949
915
96.839
86.570
534
2.110
1
5.955
6

Oct.


1949 91 t
97.771
87.901
76

1
1.901
1

5.676
13 Oct.

1949
915
97.825 87.100
92

1
1.779
1

6.49

1
20 Oct.

1949
9

15
96.681
86.203
1.182 1.926
6.159

DE JAVASCILE BANK.

(Voornaamste posten in duizenden guldens).

0
Cd
0

0

.5
00p
000
00bfl
Data
0
.0

o
” Q
00
d
‘oO’5o
50
0,dbflO
.0
4
1

31 ‘Maart

1947
477.080
35.363 33.256

85.402
255201
5 Oct.

1949
470.985 88.424
14.764

56.584

1.055.952
12 Oct.

1949
470.985
98.954 14.8

18

68.665
1.030.329
19 Oct.

1949
470.985
86.887
14.775

59.870
1.029.270

Rekening courant

0
00
saldi

Data
,,,bn0
00

bn
0
cl
0
00

‘5

31 Maart 1947
81.527
453.816

503.718
101.304
5 Oct.

1949
25.648
892.063

783.599
28.412
12 Oct.

1949 26.881
912.421

761.576 28.636
19 Oct.

1949
27.120
906.675

745.635
28.748.

Muntbiljettencirculatie per 31 Maart 1947 f646.930.979
Muntbiljettencirculatie per 5 Oct. 1949 f 890.257.489,25
Muntbiljettencirculatie per 12 Oct. 1949 f 899.5

1 3.014.25.
Muntbiljettencjrculatje per 19 Oct. 1949 f 899.31 1.371,75.

862

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 October 1949

ZVEEDSE RIJ1SBANK.

(Voornaamste oosten In’millioenen kronen).

Metaal
Staatsfondsen

c
.
Data
n

o
o
5)
.
0
.

31

Dec.

1946
30 Sept. 1949
1

839
1

55

9321.544

504

1

294

94
209

2.874

534

328


182
120
7 Oct.

1949
1

155
209

2.923

538

1
322


420
15 Oct.

1949
1155
209

2.883

557

325


120

Deposi to’s
-_
0

.
cd to
0
to
Direct opvraagbaar
o
5)

Data
bD

_______________
1

5)

,
’00
50

31

Dec.1946
30 Sept.

1949
7 Oct.

1949
15

Oct.

1949

2.8773.0282.907
2.894

E
76
06 00 83 73
84 28211 231

230 278
279
281
174
245
231 211

1

7
1134
134
1134

NATIONALF BANK VAN ZWITSERLAND.

(Toorflaalylste, Oosten in millioenen frnC5).

Data:


.
5)0
5)
.’

E
°

31 Dec. 1946
4.949,9
158,0
238,7
52,7
4.090,7
1.163,7
7

Oct. 1949.:
6.154,8
1862
414,2
39,7
4.300,7
1.816,6
15 Oct. 1949
.6.149,1
191,8 110,0
39,7 4.249,1
1.867,9
22 Oct. 1949
•6.i47,9
235.7
111,2
39,7
4228,5
1.929,9

}

F,DERAL ‘IiESERVE BANKS.
iVönrnaarn.ste ‘ oosten’ in millioenen dollars)

Metaalvoorraad Other
U.S. GovL

Totaal
Goudcer-
Data
ca.sh
securities
tiL icaten

81

Dec.

1946
48.381
17.587
268
23.350
29 Sept.

1949
23.350
22.799


277
17.852
6 Oct.

1949
23.346
22.797
254
17.961
43 0ct.

1049
23.355
22.807

255
47.779

Deposito’s
FR

bil

__________

Totaal
1
Govt Member-
Data
jet.ten

in
circulatic
banks

31

Dec.

1946.
24.945 17.353
1

16.139
29 Sept.

1949
23.226
18215
4.470 46.046
6 Oct.

1949
23.308
18.072
612
1

16.384
13

Oct.

1949
23.362
17.906
551
16.416

DE NEDI4E4 LANDSCHE BANK
– (Voornaamste oosten.ln duizenden guldens).

0
0
0,0
11
c).O.O

.91

0
0
5)

5)
5)
5)

5)0

.0
1

o,
0
•e5)’0
°°
0

EiEl

‘1

30 t1ec.

’46
700.876 4.434.786
100.816
153.109
9.744.151
12 Sept. ’49
435.175
321.112
157.940
144.7961
2.994.327
49 Sept. ’49
435.302
336.865
165.913,
142.027
2.967.439
26 Sept. ’49
621.571
332.074
195.843
142.842 2.966.007
3 Oct.

’49
621.695
337.721
292.546 144.298
3.020.723
10 Oct.. ’49
621.840
332.787

372.974
143.976 2.974.934
17 Oct.

’49
621.989 351.990
351.252
445.480 2.943.039
24

Oct.
1
49
622.129 353.506
359.417
446.702
2.938.219

Saldi in rekening courant

39


5)5)
5)

….3

.
t
‘5
.0
Cfl
C/),g

30 Dec. ’46
:
12 Sept. ’49
388.955
296.740

2.335
30.720
448.207 372.027
19 Sept. ’49
410.744 346.964

2.322
42.131
453.475
345.613
25 Sept. ’49
380.875
351.140

2.269
82.367
501.812
435.069
3

Oct.

’49
389.518
864.914

2.259
42.306
471.392 549.127
tO
Oct.

’49 473.694 376.228

2.248
36.527
458.885
599.314
47 Oct.

1
49
502.779
421.099

2.245 53.685
441.528
556.448
24 0ct.

1
49
531.000
440.389

2.246 64.586
419.078
539.934

DE NEDERLANDSCITE BANK.

Verkorte balansop 24 october 1949.
Activa.
WisS1S, pro- ( loofdhank t


messen en

B”b nk
schuldbrievefl 1 Aentsch

1 000 –
in disconto

-”

.’

t

1.000,-
‘)

Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven,
door de Bank gekocht (art 15, onder 4,
van de Bankwet 1948)

…………..
..-
Sctiatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947 ……1.800.000.000,-

VoorschottenI’Agentsch.
}Ioofdbank
t
135.357.059,07
‘)
in rek. crt
oponderpand Bijbank

,,

400.166,39
(mci. belenin-
gen)

10.944.596,10
146.701.821,56
Op cifecten enz ………
..445.712.889,24
‘)
Op goederen en celen ..,,

988.932,32
146.701.821,56 ‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet 1948)

………………….
..-
Boekvordering op de Staat der Ne.derlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
7,
497

…………………………
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal
Gouden munt en gouden
muntmateriaal
……t

612.113.597,76
Zilveren munt enz…..10.015.500,20
622.129.097,96
Papier
op
het buitenland

f

353.506.400,-
Tegoed bij correspondenten
in het builenland

…….357.383.898.38
Buitenlandse betaal-
middelen

…………

..2.033.547,07
742.923.815,45
Vorderingen in guldens
op
vreemde circulatie-
banken
en
soortgelijke instellingen

…….
301.750.376,26
‘Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en voorzieningsionds

…………..
120.796.299,09
Gebouwen

en

Inventaris

…………….
..2.000.000,-
Diverse

rekeningen

…………………..
185.749.003,79

t

5.392.051.414,11

Passiva.

Kapitaal

…………

.

…….

………..
t

20.000.000,
Reservetonds

……………………. ….
15.333.335,71
61.674.999,18
Bijzondere

reserves

………………….
Pensioenfonds

……………………..
..22.613.722,49
Voorzieningsfonds

personeel

in

tijdelijke
dienst

…………………………..
1.499.667,7
9

Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
..
72.814.125,-
Bankbiljetten

In

omloop

(nieuwe uitgifte)
,,
2.938.249.385,-
Bankassignaties

In

omloop

. ………….
..98.807,39
Rekening courant saldo’s
‘5
Rijks Schatkist ……

t

531.000.041,50
‘s
Rijks

Schatkist

bij-
zondere rekening ……440.389.301,44

Geblokkeerde saldo’s
. .

,,

2.246.239,55
Saldo’s

van

banken In
Nederland

…………64.585.685,68
Vrije saldo’s van vreem- de circulatiebanken en
soortgelijkeinstellingen
,,

419.078.276 75
Andere vrije saldo’s…….539.933.565,35
1.997.233.140,24
Crediteuren In vreemde geldsoort
7.102.427,59
Diverse

rekeningen

…………………..
255.462.133,72
5.392.051.414,11

1
4
Waarvan

schatkistpapier

rechtstreks

door de Bank in disconto genomen
f


‘)
Waarvan aan Indonesië (Wet van 15
Maart

1933,

Staatsbiad

no.

99)

……..
..34.259.225,-
Circulatie der door de Bank namens de
Staat in het verkeergebrachte muntbiljetten
,,

34.086.1 58,50

INLEOGINOEN EN TERUGBETALINGEN
BIJ
DE SPAARBANKEN

LN NEDERLAND
1)
M.

fliIliflSflfl

1,1nns

Inleggingen
Terugbetalingen
Maand
R.P.S.

Part. ITotaal
1
R.P.S.
________________-
I
Part. Totaal
Saldo

Totaal ’46
246,4
295,1
541,5 544,5
377,1 921,6

380,1
Totaal ’47
253,7
307,5
561,2 316,2
285,7 601,9

40,7
Totaal ’68
252,7 345,8 593,5 351,3
361,1
712,4

113,9

Jan.

1949
24,4
38,7
63,1
24,0
29,6
53,6
f

9,5
Febr.1949
24,3
33,8
58,1 23,1
26,1
49,2
.
+

8,9
Mrt

1949
24,4
34,4 58,8
28,2
31,8 60,0

4,2
Apr. 1949
19,3
27,0
46
1
3
25,9
29,6
55,5

9,2
Mei

1949 23,0 35,4
58,4
27,5
32,2
59,7
60,7

1,3
4,4
Juni 1949
Juli
‘1949
22,9
25,3
33,4
33,1
56,3
58,4
28,5
28.4
32,2
30,5
58,9

0,5
Aug. 4949

j
27
1
6
34,4)
62,0
‘)
247
25,9
1
)
50,6′)
+

11,4′)

‘)
Bron: ,,Statistlsch Bulletin van het C.B.S.”.
‘)
Voorlopige gegevens.

11

26 October 1949.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN –

863

WERKLOOSHEID EN WERKVERRUIMINCI

IN NEDERLAND

Maand

1

Geheel

Geheel

eregIstreerae
werklozen

wachtgelders

D.U.W.-
arbeders •)

INDEXCIJFERS VAN GROOTHANDELSPRLJZEN
IN NEDERLAND
‘)’).

Juli ’38-Juni’39
=
100
1946
1

1947
1948

Voedingsmiddelen:
plantaardige
209
230 228
231
234
226
191
199 233 233
230 233
200
214
231
233 233
230
Grondstoffen:

dierlijke

…………

houtw. buitenlands
463
631
567
517
517
517

totaal

…………..

chem. producten
272
342
376 389 387
368
textielwaren
258
284
283 289

287 287
224
243
304
.543
573
582
metaalwaren
261
294
306
312
305
305
papierwaren
332
474 524 375
351
347
hulpstoffen
170
201
216 263 264 264
282
328
342
367 364 364
en
&fgewerkto product:
glas, aardewerk,enz
238 256 269
282
282
282
349 390
382
374 374 374

ieder

.
………..

chem. producten .
328
318
325 355
357 355
textielwaren
315 344
360
379
381
381

totaal

………….

292
321
330 383
381
381

houtwaren

………

papierwaren
283
303
347
362
354 344
gefabr. voed. midd
211
223
225 234
234
234

lederwaren ………

metaalwaren
248
263
270
272 272
274
261
276 283 296 295
.

295
totaal

………….
%.lgem. lndexcijfer. . .
251 271
281
294
293
292

‘)Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”.
9
De wegingscoëfficidnten zijn vastgesteld overeenkomstig de
verhoudingen in 1941.

ENIGE INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIËLE PRODUCTIE
IN NEDERLAND
‘).

1938
=
100
-t
0)
0)
-t
c
-t
0)
‘–t
S–t
2o
._ 0)
c-‘
cs
0
_t

Algem.

productle.index
vandoludustrie

….
74
94 113
1i8
122 122 125
121
62
75
82
82
85
84
87
88
Electriciteit

afgeleverd
aan het net
111
142
173 178
181
166
164 174
79
98
12Q
125 125
114 115
112

Steenkolen

…………..

Stikstofrneststoffen

.
47
67
82
83
89 79
86 86
70
108
165 190
167
158
166
133

Gas

………………

Walsproducten van
Ruwijzer

…………..

ijzer en staal 9
73
137
210 248 264
252
263
212
22
67
122

158
165
171 .167
150
88
114 129
127
134
121
144
141
52
’69
93
87
90
94
98 104
38
57
110
102
112
102.111
81
Rubber

(gehele indus-
97
200 288
215
222
244
trietak)

………..
Courantenpapier

.
. .
35
40
81
65 64
92
Katoen- en linnenwcve-

Rijwielen

………..
Cement

…………..
Metselstencn

………

39
60
71
77
79 78 66 83

Deuren

……………

Tricotage-industrie

.
56
85
107 129
121
130
112
120
78
110 137
142
121
.
53
60 60
82
56
64
63

rijen

……………

73
124
133
118
171
181
173

Schoenen

………..
Sigaren

………….

52
52
70
85
124
120 114
111
Sigaretten ………….
Boter

……………
93
109
149
196
189 177
229
Margarine

………..
Kaas

…………….
52
51
77
1103
145 158
151
456

‘) Bron: ,,Statistisch Bulletin van het CBS.”; , betekent: de
gegevens ontbreken; gecorrigeerde gegevens zijn Cursief gedrukt.
9 1940
=
100.

DE KOLENPOSITIE VAN NEDERLAND
‘).
(in 1.000 kg)

Maand
Productie
Limburgse
IJflCfl

Verzonden

bInnendse
behoefte
Invoer

Totaal 1946
. .
8.313.827
.

6.387.903
2.666.502
Totaal 1947
. .
10.104.345
7.778.585
3.577.564
Totaa 1948
. .
11.032.326
8.059.287 3.435.269

Jan.

1949….
936.174
700i88
247.336
Febr. 1949. .
. .
892.448 672.959
312.522
Mrt

1949….
1.026.228
770.668
379.660
Apr.

1949….
925.207
696.263
322.031
Mei

1949….
960.900
711.611
444.423
Juni

1949.
. . .
943.625
709.832
352.281
Juli

1949….
982.396
.734.803
349.256
Aug.

1949.. ..
990.147
702.680
346.705
Sept. 1949….
1.002.792
9
702.026′)
340.149 2)

1
1 Bron: ,,Statistich Bulletin van het C.B.S.”
9
Voorlopige gegevens.

STAND VAN
‘s RIJKS KAS.

Vorderingen

,I
7Oct. 1949
30 Sept. 1949

Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij De Nederi. Bank N.V.
t

436.356.917,64
t

395.953.877,05
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Bank voor Neder-
landsche

Gemeenten
417.359,08
619.279,42
Kasvorderingen

wegens

cre-
dietverstrekking

aan

het
buitenland

Daggeldlening

tegen

onder-
pand………………


Saldo

der postrekeningen van
271.355.358,71
,

257.115.196,23
Voorschotten

op

uit. Aug.
Rijkscomptabelen

…… ……..

1949

ian

de

gemeenten
wegens

aan

haar

uit te
keren belastingen

…..



Vordering in rek, courant
Op:
Indonesië …………….
1520.605.267,88 1488.771.826,67
Suriname

…………..



30.675.825,47
30.948.296,97
Ned. Antillen………….

Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

…………..


Het staatsbedrijf der P., T.

……..

enT
.

……………….

……..



Andere staatsbedrijven
en
in-
……..

stellingen

…………..


394.307.116,69
394.307.116,69

ve r plicht in gen.

Voorschot,

door De Nederl.
Bank N.V., verstrekt


Voorschot,

door De

Neder- landsche

Bank

N.V.

in
rekening Courant

verstrckt

Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche, Gemeenten

Schatkistbiljetten

in

omloop
11871.370.300,-
fl844.551.300,-
Schatkistpromessen

bij

De
Nederlandsche Bank N.V.
ingevolge overeenkomst
van 26 Februari 1947

…….1800.000.000,-
,,1800.000.000,-
Schatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks bij De Naden.
Bank N.V. is geplaatst nihil)
f5.523,2 mln w.o. garantie
Bretton Woods t 804 mln
,,4719.200.000,-
,,4698.700.000;-
Daggeldleningen
– –
134.422.252,50
134.574.600,-
Schuld

op

uit.

Aug.

’49
aan de gemeenten wegens
aan

haar

uit

te

keren
belastingen

…………..
116.747.072,45
,,

116.747.072,45
Schuld

in

rek. Courant

aan:

Indonesib

…….’.


Suriname

… . ……….

Muntbiljetten in omloop ……..

….

….
5.408.389,73
.,

3.740.526,86
Ned. Antillen

…………..
Het Algemeen Burgerlijk Pèn-
sioenfonds

…………..
35.583.033,63
11.174.913,90
Het staatsbedrijf der P.,

T.
386.503.595,61
357.548.873,0-1
Andere

staatsbedrijven

. . .

….



,
en T……………………

Schuld

aan diverse instellin-
gen in rekening met ‘s Rijks Schatkist

……………..
2062.402.052,78
,,2080.230.172,85

Maakt gebruik van de rubriek ,,Vacatures” voor het
oproepen van sollicitanten voor leidende functies. Het
aantal reacties, dat deze annonces tengevolge hebben
is doorgaans uitermate bevredigend; begrijpelijk: omdat
er bijna geen grote instelling is, die dit blad niet regelmatig ontvangt en waar het niet circuleert!

30 Juni
1945-
112.622
‘120.800 3)
18.300
3
)
29 Juni
1946
45.953
3.382
30.693
31 Aug.
1948
24.785
360
4.247
30 Sept.
1948
25.898
282
.
2.922
31 Oct.
1948
28.770
349
5.928
30 Nov.
1948
32.702
330
14.896
31 Dec.
1948
44.784
1.461
25.119
31

,Tan.
1949
53.895 1.146
29.755
28 Febr.
1949
50.052
970
30.968
31 Maart
1949
39.025
791
27.520
30 April
1969 36.909
903
23.571
31 Mei
1949 35.111
1.247
19.973
30 Juni
1949
31.855
723
16.871
30 Juli
1949
33.200
2
)
600 9
12.600
2
)
31 Aug.
1949
37.400′) 700 9
12.600
9
30 Sept.
1949
38.300
3
)
200)
8.800′)

1)
Bronnen:
,,Maaiidschriît van het CBS.” en ,,Statistisch
I3ulle-
tin
van
het
C.B.S.”;
gegevens van
de arbeidsbureaux.
9 mci.
vorstwerklozen,

zieken,
arbeiders,

dle

ongevallenult-
këring lontvingen,
benevens

een
aantal

personen, dat
in

het
,,vrije bedrijf”
werk vond, zonder dat de arbeidsbureaux hiervan
tijdig bericht ontvingen.
9
Schattingen.

N.V. PHILIPS’ TELECOMMUNICATIE INDUSTRIE

v/ h %edorlalldsohe SeilltoostelIell Fabriek

HILVERSUM

Alte Communicatie-apparatuur op het gebied van

Radio – Lijntelefonie,- Automatische telefonie

r

C. MASTENBROEK

Ben. Molendijk
14

Goudswaard

• BEDRI/PSA DMINISTR.ATIE

• BOEKHOUDINGEN

• BELASTINGZAKEN

JURIST

ook econ. georiënteerd, adm. en pract. ervaring, m. 1., zoekt
wegens opheffing betrekking, z. sp. m. nieuwe werkkring. Pr
ref. – Br. onder no. ESB 1547, bur. v: d. blad. Postbus 42,
Schiedam.

Abonneert U op

DE ECONOMIST

Vraag en Aanbod in7ake Kantoorbehoeflen, Brandkaslen, Machines
Gebouwen. °ndustrieterreinen, en.

INDUSTRUEPAND
IN AMSTEEDAM-C. TE KOOP AANGEBODEN
waarvan 242 m2 parterregedeelte direct te aanvaarden
is. (Huurwaarde
f
2000.—) met 9 bovenwoningen, waar-
uit aan huur komt
f
2360.—. Lasten totaal
f 478.—.
Koopprijs f55000.—. le Hypotheek van 35 mille aan-
wezig. Het complex is in-1935 gebouwd en vrkcert in
goede staat van onderhoud. Ook zeer geschikt voor
vct.tiging filiaal of depôt. Br. Alg. Adm. Kantoor, Kei-
zersgracht 158, Amsterdam.

KLUIS
Te koop aangeboden z.g.a.n
STALEN KLUIS, groot in-
wendig 125 br., 168 1an, 485

1
MAAKT GEBRUIK
boog, tegen elk aannemelijk

1
VAN DEZE RUBRIEK
bod, nog opgesteld te zien.
Te bevr. hij Gebrs. van Hout,
Aannemers, St. Michiels-Ges-
tel

Groot Nederlands Concern met belangen in binnen-

en buitenland, vraagt ter versterking van de bedrijfs-
economische en administratieve staf

enige ‘ bedrijfseconomen

en

enige bedrijfs-administrateurs

Voor beide functies is grondige theoretische kennis van
het moderne bedrijfsbehecr en een behoortijke praktijk-
eraring vereist. Gegadigden moeten bereid zijn zich
eventueel aan een psychologisch onderzoek te onder-
werpen. Er. te richten onder no. ESB 1546, bur. v. d.
blad, Postbus 42, Schiedam.

,r
.riyiq,I1

ITi

ERVAREN, JONG ARTS
.

ïn bezit auto, directe omgeving Haarlem, heeft nog tijd

beschikbaar voor contrôles, keuringen en dergelijke.
Br. onder no. ESB 1549, bur. v. d. hlad,.Postbus 42, Schiedam.

Maandblad onder redactie van Prof. P. Hen-

nipman, Prof. P. B. Kreukniet, Prof. H. W.

Lambers, Th. . Ligthart, Prof. J. Tinbergen,

Prof. G. M. Verrtjn Stuart, Prof. F. de Vries,
Prof. J. Zijlstra.

Abonnementsprijs
f
22.50; fr. p. post
f
23.60;

voor studenten
f
19.—; franco per post
f
20.10

Abonnementen worden aangenomen dor de

boekhandel en door de uitgevers

DE ERVEN F.BOHN TE HAARLEM

Economisch – Statistische
Berichten

Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie 38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mees, en Zoonen, Rotterdam. Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, 14, Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Bankiers: Ban qua de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f26,- per jaar;
voor België/Luxemburg
f
28.- per jaar, te voldoen door storting van de
iegenwaorde in Belgische francs bij de Banque de Commerce te Brussel
of op haar Belgssche postgirorekening
fl0
260.34.
Overzeese gebiedsdelen (per zeepost)
/
26,-, overige landen f 28,-
per jaar.
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan het
Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.

Alle correspondentie
betreffende
advertenties te
.
richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven
141,
Schiedam .(Telef oon 69300, toestel
6).
Advertentie-tarief
/
0,40 per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures

en ,,Beschikbare krachten”
f
o,6o
per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.

Losse nummers 75 cents, resp. 12 B. francs.

Auteur