AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E
B
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH’ INSTITUUT
34E
JAARGANG
WOENSDAG 26 JANUARI
1949
–
No.
1655
COMMISSIE, VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;
F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:’
J. E. Merlens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;
F. Vers ichelen.
Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde van dit nummer.
IMLOIJD:
–
Blz.
De artikelen van deze week ……..67
Sommaire, summaries ………………67
De ontwikkeling van de geldcirculatie in Indonesië
in de jaren 1947 en 1948
doo,’ H. J. Manschot ….
68
Beginnen hij het begin
door Mr Luc. Schenderling . .
70
Vergelijking van de verkeerscijfers over 1948 in
enkele West-Europese havens
door Ir N. Th.
Koomans
……………
………………….
7ff
A a n te k e n i n g:
Het verslag over het boekjaar 1947 van de Algemene Spaar-
ên Lijîrentekas van België
……………………
76
Bed rij fs economische ,n o ti t i es:
– Het laarverslag van (Ie naamloze veiiiiootechap
door J. .Rrands
77
Internationale notities:
Duitsland: opiileuw iii?latie
9
……………………..
79
De scheepsbouw in 1948
……………………….
.
SO
Ontvangen boeken …………………………80
Geld- en kapitaalmarkt ……………………80
Statistieken:
Verkeer cii verv’er in Nederland
………………….
.
Si
ltankstateiu
………………………………….
8
2
Ilaveijbeweging
………………………………
83
DEZER DAGEN
wordt Nederland’s gedrag in Indonesië’methaviksogen be-
schouwd. En als de op Amerikaans initiatief hij de Veilig-
heïdsraad ingediende resolutie wordt aangenomen, worden
de arendsblikken zelfs permanent.
Een Comiissie van de Verenigde Naties voor Indonesië
moet worden ingesteld, die de Commissie van Goede
Diensten – als waarnemirigsapparaat door een deel van
haar eigen n
–
ilitaire staf van aanvallen van dagblindheid
beticht – zal opvolgen. Een zekere starheid van blik is in
Nederlandse opvatting dit spiedend oog niet vreemd; de
rechtmatige positie van de deelstaten wordt naar
•
de ach-
tergrond. gedrongen door de concentratie op de Republiek.
Degeen, die meent, dat Nederland inzake Indonesië nog
leeuwen en beren op de weg zal
,
ontmoeten, hoeft geen
hazenhart te zijn. De boze droom, die in ,,Wuthering
Heights” Lockwood’s rust bedierf, bleek ,,merely the
branch of a fir tree that touched my lattice”. Een verstan-
dig Nederlander zal dat van de besluiten te New-Delhi
genmen niet zeggen.
Zal de Nederlandse Regering de verzenen tegen de prik-
kelen slaan, nu het land wordt behandeld als een stier in
een porseleinwinkel? Een actueel experiment komt voor
de geest, waar, hij een poging om het spreekwoord in de prak-
tijk te beproeven, de enthousiaste omstanders meer schade
aanrichtten dan het verbaasde proefobject.
Soms vindt het sprookje van het llijke jonge eendje
zijn traditioneel einde. Reeds heeft de Gallische haan voor
Israël victorie gekraaid; de erkenning de facto heeft plaats-
gevonden. 1-let laat zich aanzien, dat de Britse minister
van Buitenlandse Zaken, hoezeer nog grommend, zich snel
gereed maakt tot de ommezwaai van standpunt. Volgens
berichten is men hij de onderhandelingen tussen partijen
op Rhodos toe aan de laatste hindernissen, alles volgetis de
klassieke aansporirig’. ,,hic Rhodos, hic salta”.
Zovei- zijn de Scandinavische landen nog niet bij hun
onderling onderhandelen over deelneming aan een Westers
pact. Noorw’egen heeft de kat de bel aangebonden; de
Zweden willen hem nog uit de boom kijken. Hun staatwel-
licht het beeld voor de geest van Tyheert de kater. Protes-
terend moest hij zijn rustig leven opgeven – ic sal een vaert
bestaen, di mi doet zwaer in minen moet – om zich in de
werelddiplomatie te begeven: hij kwam geschonden thuis.
President Truman zou dit laatste, blijkens zijn aanvaar-
dingsrede, de wereld graag besparen, al blijkt hij duidelijk
niet van zins op de lijmstok neer te strijken. De geneigdheid
liever op zijn ganzen te passen dan zich door woorden te
laten meeslepen, blijkt bovendien uit de gei’esei’veerde be-
handeling van Vest-Duitsland.
Perforeer Uw cheques, coupons.
baakgiro’s enz. met de ..SLoper”.
Perforating Machine. Ook voor
coupon vernietiging. Snel verander.
baar.
grote tijdbesparing, onuitwis.
haar, duidelijk. Jarenlange ervaring,
ook wat betreft de vele andere moge.
lijkheden. Vraagt
mi.
of demonstr.
aan de alleenvertegeow. van de
..Sinper” Perforating Machinm
ROTTERDAMSCHE
BANK
A
‘
SURANTIËN
op
ELK
GEBIED
225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
N.V. KONINKLIJKE
N E D E R L A N DSC H E
ZO U T I N D IJ S T R IE
Boekt/s
1-/engels
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van.
.zontznnr, (alle kwaliteiten)
vloeibaar ch/oor
ch/oorb/eekloog
narronloog, causric
coda.
pal
I
6116
uL11
WSIERSINSTELLING
,
•1[e1tllUa.I
F:T.
.
STADHOUDERSKADE 66 – A.ISTERDA4ZUiD .-1EL. 22727
Behandeling van alle
bankzaken
* *
Bezorging van alle
assurantiën,
R. MEES & ZOONEN
BANKIERa EN ASSURANTIE-MAKELAARO
AMSTERDAM
–
ROTTERDAM
‘S.GRAVENMACE DELFT
–
SCHIEDAM YLAARDINGEN
Ir
Nederlandsche
Handel-Maatschappij,
N.V.
DEVIEZENBANK
Hoofdkantoor: Amsterdam,
Vijzeistraat 32
•
Meer
dan
100
kantoren
in
Nederland,
Azië en Afrika.
Londen en New York
•
FINANCIERING VAN DEN
BUITENLANDSEN HANDEL
Koninklijke
Néderlondsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelants
Schiedam
M
HOLLANDIA”
• HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.
HOOFDKANTOOR TE
VLAARDINGEN
26 Januari 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
–
67
DE ARTIKELEN VAN DEZEWEEK.
H. J.
Manschot,
De ontwikkeling pan de geldeirculatie in
Indonesië in de jaren 1947 en 1948.
De voornaamste oorzaken, welke tot de voor Inddnesië
ongekende stijging van de chartale geldcircu(atie hebben
bijgedragen, zijn: de uitbreiding van het territoir, waarin
door De Javasche Bank de geldcirculatie moèt worden
verzorgd (eerste en tweede politionele actie); de geléidelijke
toeneming van de economische bedrijvigheid; een omvang-
rijke oppotting van bankpapier vnl. met fiscale oogmerken;
en tenslotte het nog steeds zeer hoge loon- en -kotenpeil.
Doordat de circulatie van Nica-geld in 1948 vrijwel onver-
anderd is gebleven en ook de girale circulatie geen grote
verschillen vertoont, moet de stijging van de
totale
circu-
latie goeddeels betrekking hebben op het Javasche Bank-
papier. Onder de huidige omstandigheden d)t men in dit
verband in de eerste plaats te zien naa. voorschot-
rekening van het Gouvernement.
Mr Luc. Schenderling,
Beginnen bij het begin!
Bij een bedrijfsorganisatie, ook bij een publiekrechte-
lijke, gaat het in de eerste plaats om datgene, wat uit het
bedrijfsleven zelf opkomt. Wat dit betreft, wekt het Wets:
ontwerp P.B.O. teleurstelling: de bevoegdheden en ver
antwoordelijkheden van de Overheid zijn in tal van be-
palingen minutieus vastgelegd en geregeld, terwijl did van
het bedrijfsleven nauwelijks worden aangeduid. Ook bij
handhaving van het systeem van het Ontwerp zijn vrij
eenvoudige verbeteringen mogelijk, indien consequenter
naar een opbouw op de grondslag van erkende representa- *
tieve vrije organisaties zou worden gestreefd. Nadere rege-
len zouden moeten worden gesteld omtrent de positie dezer
organisaties. De bezwaren tegen deze vereenvoudigingen
kunnen nimmer zo groot zijn als de bezwaren. tegen het
onderhavige ontwerp. Men beginne niet met het dak,
onder verwaarlozing van het fundament.
Ir
N. Th. Roomans, Vergelijking pan de ‘erkeerscijfers oeer
1948 in enkele West-Europese haeens.
-.
Uit de tonnenmaat der binnengekomen, séhépen blijkt,
dat Antwerpen onbetwist de eerste plaats innam van de
continentale havens, met ruime voorsprong op’Rotterdam.
De cijfers wettigen de verwachting, dat van een verdere
toeneming van het totale verkeer in de Benelux-havens het•
verkeer te Rotterdam – dat immers nog zoveel verder
verwijderd is van zijn vooroorlogs peil – sterker zal profi-
teren dan Antwerpen. Het karakter der beide havens is
nu eenmaal verschillend. Ten aanzien van het krachtig
herstel van het nationale verkeer. dient aangetekend, dat
dit in hoofdzaak een gevolg is van abnormale grote impor-
ten voor herbevoorrading; een reactie ini deze zal niet’aân-
stonds tot verontrusting aanleiding behoven te geven. In
het algemeen geldt, dat de West-Europese havens gemeen-
schappelijkebelangen hebben, die nopen tot rationele ver-
deling van het verkeer, dat westelijk van het ijzeren gordijn
te vinden is. – –
SOMMAIRE.
H. J.
Manschot,
Le déeeloppenaent de In circulaiion /iduciaire
en Indonésie pendant les années 1947
et
1948.
–
Les chiffres’, actuellement disponibles, au sujet de la circu
lation fiduciaire en Indonésie démontrent que la circulation
des billets de banque surtout s’est.fortement accrue; les opé-
rations des comptes courants n’accusent que quelques
différenôes. L’augmentation de la circulation totale -se
rapporte done surtout aux billets de banque de-la Javasche
Bank.’ Pour apprécier cette évolution il faut donc qu’on
tienne surtout compte des crédits accordés au Gouverne-
ment. –
Mr Luc. Schenderling,
Coinmnçons
pa,
le cornnwncenent!
La plus viv critique concernant le projet de lol né’r-
:
landaisrelatif h l’organisation légale de l’économie consiste
dans le fait que les compétences et les resonsabilités de
l’autorité ont été minutieusement établies et réglernentées F
tandis que celles du secteur privé ont â peine été formulées.
Une amélioration importante et une simplification seraient
possibles si on s’efforçait de poursuivre une reconstruction
sur la base d’organisations reconnues, libres et représen-
tatives.
Ir
N. Th. Koomans,
Une comparaison des chi/fres rel atifs au
trafic dans quelques ports de l’Europe occidentale pen-
dant 1948. –
Pendant l’année 1948, Anvers occuait incbntestabl-
ment, parmi les ports continentaux, la première place, en
maintenant une large avance sur Rotterdam. Toutefois il
faut s’attendi’e â ce que Rotterdam profitera
l)1US
large-
ment qu’Anvers, du d6vel9ppement futur du -trafic dés
ports Benelux, vu que Rotterdam est encoi’e bien éloigné
du niveau d’avant guerre. En effet, il y a lieu de prendre en –
considération le fait que Ie caractère des deux ports est
différent.
SUMMARIES.
H. J.
Manschot,
The deeelopment of the money circulation in
Idonesia during 1947 and 1948.
Indonesian monetary statistics demonstrate that in
particular the bank note circulation has risen cons,ide-
rably, whereas bank deposits have shown only minor
fluctuations. The rise of the total amount of money in, cii’-
culation relates especially to the notes of the Bank of
Java. In point of fact monetary developments have been
mainly influenced by the growth of this Bank’s advances
to -the Government. –
Dr Luc.
Sheuderling,
Begin at the beginning!
The most serious objection to the Dutch draf t bill on
,,public organisation of business” is that it gives an exact t
definition of competencies and responsibilities of the Go-
vernment, while task and place of business have been t
rather neglected. Improvements and simplification are
possible if the emphasis of the new structurecould be built on free and representative organisations of businêss.
Dr
N
Th.
Koonians,
A comparison ‘of traffic stalislies
of
– some Western European ports in 1948.
.
– In 1948 Antwerp admittedly occupied
–
the first placo
among Western European continen
–
tal ports. It’ -may
however be expected that a further expansion of traffic in
Benelux ports will be especially profitable for Rotterdam
which has to make up more arrears than Antwerp.
As a matter of fact, -the character of these two pots shos
many differences. —
68
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Januari 1949
DE ONTWIKKELING VAN
DE GELDCIRCULATIE IN INDONESIË
..
IN DE JAREN 1947 EN 1948.
Vele malen is in het afgelopen jaar in finaiciële en andere
bladen de wens tot uiting gebracht, dat eindelijk eens een
tipje zou worden opgelicht van de sluier, welke hing over,
de toestand van het geldwezen en wel speciaal over de
aard en samenstelling van de geldcirculatie in Indonesië.
Het in October 1948 gepubliceerde jaarverslag van De
Javasche Bank over de oorlogsperiode 1941/’46 en over
het boekjaar 1946/’47 verstrekt eén aantal gegevens over
bovenstaande materie tot en met einde Maart 1947
1),
terwijl op 12 Januari 1949 voor het éerst na de oorlog
weer een weekbalans van De Javasche Bank is gepubliceerd,
veergevende de positie per die datum
2).
In.het navolgende
zal worden getracht een schakel te leggen tussen de cijfers
per 31 Maart 1947 en die per 12 Januari 1949 door het
geven van een kort overzicht, hoe de geldcirculatiê in
Indonesië zich in deze periode zowel wat betreft grootte
als samenstelling heeft ontwikkeld.
Chartaal e1d.
Op 31 Maart 1947 bestond de chartale geldcirculatie in
Indonesië, afgezien van zilveren tekenmunt en van pas-
munt, waarvan men de eerste categorie slechts bij hoge
uitzondering en de laatste althans voor wat betreft de zil-
veren pasmunt eveneens zeer weinig in het werkelijke ver-
keer ziet, uit het zgn. Nica-geld – het bij de herbezetting
van Indonesië in omloop gebrachte Gouvernements papier-
geld in de coüpures van f 0,50 tot f 500 -, en uit de nog
van v65r de oorlog in omloop zijnde Javasche Bank-bil-
jetten – de Coen- en Wajangemissies – alsmede uit een
beperkt bedrag aan vooroorlogse muntbiljetten van f1
en f 2,50. lIet vooroorlogse Javasche Bank-papier alsook
de vooroorlogse muntbiljetten hadden op 6 Maart 1946
haar karakter van wettig betaalmiddel verloren; de motie-
ven, welke hiertoe hadden geleid, zijn destijds uitvoerig
uiteengezet in ,,E.-.S.B.” No. 1508, dd. 3 April 1946.
Door het inw’isselbaar stellen van de f 5 coupure en buiten
Java ook van de f10 coupure van het oude Javasche
Bank-papier nam de totale circulatie hiervan geleidelijk af;
tegen f.424 millioen per 1 October 1946 bedroeg de circu-
latie per 31 Maart 1947 nog slechts f 365 millioen om ook
nadien npg regelmatig terug te lopen.
1-let Nica-geld was derhalve op 31 Maart 1947 het enige
papiergeld, hetwelk als wettig betaalmiddel circuleerde.
Het Nica-geld was slechts een tijdelijke functie toegekend;
zodra de omstandigheden hiërvoor gunstig ?noesten worden
geacht, zou De J’avasche Bank de door het Gouvernement
tijdelijk op zich genomen taak van verzorger’van degeld-circulatie weder overnemen. Alsdan zou volgens de p1n-
nen een geheel nieuwe emissie Javasche Bank-papier zowel
het in circulatie zijnde Nicageld als ht reeds meèrge-
noemde nog in omloop zijnde oude Javasche Bank-papier
vervangen, waarmede dan – indien inmiddels ook een
oplossing zou zijn gevonden voor het vraagstuk van het
republikeinse geld of, juister gesteld, van de veelheid van republikeinse geidsoorten – een afdoende ,,zuivering’ van
de geldcirculatie zou zijn bereikt. Verschillende omstan-
digheden hebben met zich gebracht, dat aan dit plan de campagne niet de hand kon worden gehouden. De, snel
toenemende behoefte van het verkeer aan papieren betaal-
middelen deed reeds begin 1947 duidelijk worden, dat de
nog beschikbaar zijnde hoeveelheden onuitgegeven Nica-
geld, althans voor wat betreft de meest courante coupures,
omstreeks medio 1947 uitgeput zouden zijn. Een
nieuwe aanmaak van Nica-geld bleek op technische gron-
den niet mogelijk, waarna als enige oplossing overbleef,
dat De. Javasche Bank haar nieuwe emissie, welke medio
‘)
Zie: E.-S.B.” van8 December 1948, blz. .974.
‘) Zie in dit nummer, blz. 82.
1947 geleidelijk beschikbaar zou komen, reeds opdat tijd-
stip in circulatie zou brengen, hetgeen in vei’band met het
vorenstaande ,,voortijdig” diende te worden genoemd.
De beschikbare hoeveelheden nieuw geld toch zouden in
geen geval nog groot genoeg zijn om nieteen tot inwisseling
van het Nica-geld en ook’van de vooroorlogse ruilmiddelen
over te gaan, zodat derhalve de onvermijdelijke conse-
quentie zou zijn, dat voortaan drie categorieën papiei’geld
naast elkaar in omloop zouden zijn.
Op 15 Juli 1947 werd inderdaad door De Javasche Bank
oergegâan tot de uitgifte van de coupures van f 5 en
f10 harer nieuwe emissie, terwijl enige tijd nadien ook de
coupure van f 25 in omloop kw’am. De moeilijk als elegant
aan te merken situatie was nu ontstaan, dat twee soorten
Javasche Bank-papier naast elkaar in omloop waren,
waarvan de ene was aangeiierkt als wettig betaalmiddel,
terw’ijl de andere – het oude Javasche Bank-papier –
deze status niet had. Dienovereenkornstig vervulde het
oude Javasche Bank-papier eigenlijk niet meer de rol van
ruilmiddel inien zin, dat het tegen de nominale w’aarde
vrijelijk van,and tot hand ging; het was gedegradeerd
tot een haniiieisartikel met een vrij sterk schonimelende
marktwaarde, welke in de tweede helft van 1947 gemiddeld
ca 30 tot 40 procent en in het eerste halfjaar 1948 ca 25.
tot 30 procent beneden de nominale waarde lag. Voor de
lçleine coupures’bedroeg dit verschil minder dan voor de
grote, waarbij voornamelijk de verwachting speelde, dat
de kansen op een spoedig inwisselbaar stellen bij de lage
coupures groter konden worden geacht dan bij de hogerc
Voor vele houders betekende het niet langer wettig betaal-
middel zijn van hun bezit aan oud Javasche Bank-papier
een groot öngerief; in zekere mate werd hieraan tegemoet-
gekomen doordat de banken regelingen troffen, op grond
waarvan particulieren voor .transferdoeleinden en het he
drijfsleven voor productieve doeleinden voorschotten te-
gen oud Javasche Bank-papier konden opnemen.
• Het’ werd algemeen als noodzakelijk gevoeld om de
abnormale status van het oude Javaschd Bank-papier zo
spoedig mogelijk te beëindigen, hetzij door het uit de
circulatie te nemen, dan wel door het weder te activeren.
Het eerste ws vooralsnog niet mogelijk aangezien de
na Juli 1947 geleidelijk beschikbaar komende hoeveelheden
nieuw Javasche Bank-papier vooralsnog geheel vooi’ de
steeds groeiende behoefte van het verkeer moesten worden
gereserveerd, terwijl tegen de laatste oplossing aanvankelijk
als bezwaar werd geopperd, dat hierdoor nieuwe koop-
kracht zou worden gecreëerd, welke mogelijk de toch reeds
sterk inflatoire invloeden in Indonesië verder zou vergroten.
Na lang overwegen werd tenslotte in Mei 1948 tot een weder
activeren van het oude Javasche Bank-papier en van de
nog in beperkte hoeveelheden in circulatie zijnde vooroor-
logse muntbiljetten besloten. De circulatie aan oud Java-
sche Bank-papier bedroeg op dat tijdstip volgens de balans-
cijfers der. Bank nog ruim f 270 millioen, de werkelijke
circulatie zal echter lager hebben gelegen doordat tijdens
de oorlogsjaren en de periode nadien een niet onbelangrijk,
doch overigens nog niet te taxeren bedrag aan deze bil-
jetten verloren zal zijn gegaan. Van het restant bevond
zich op, dat tijdstip nog een niet onbelangrijk gedeelte in
republikeins gebied, terwijl tenslotte een bedrag van enige
tientallen millioenen guldens langs de weg der bevoorschot-
ting in feite reeds was geactiveerd. Nemen wij voort§ nog
in aanmerking, dat dit papier als gevolg van hoarding op
grote schaal slechts een zeer beperkte spreiding had, dan
behoeft het niet te verwonderen, dat tenslotte de invloed van de activering op het prijspeil zeer gering is geweest.
Vanaf 26 Mei 1948 verschijnen,in de interne balansen van
De Javasche Bank de vooroorlogse biljetten en de nieuwe
emissie dan ook weder gemeenschappelijk onder het hoofd
,,Bankbiljetten in omlo’op”. –
De circulatie van Nica-geld is in 1948 vrijwel constant
gebleven op een niveau van rond f 860 millioen, . zijnde
ongeveer het technisch bereikbare maximum op grond
26 Januari 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHtEN
69
van de beschikbare voorraden. De nog steeds stijgende
behoefte aan ruilmiddel moest derhalve geheel worden
opgevangen door De Javasche J3ank met haar nieuwe ems-
sie. Van enige maatregel in de richting van een muntzu ive-
ring – als boven bedoeld -was in 1948 nog geen sprake.
in begin 1948 dreigde de voorziening van pasmunt, welke
reeds lang moeilijkheden had gebaard, volledig spaak te
lopen, niet door een absoluut tekort aan metalen pasmunt,
doch door het feit, dat met name de zilveren pasmunt in
steeds groter hoeveelheden werd opgepot en daardoor aan
haar normale, functie onttrokken. Als gevolg hiervan zag
de Regering zich gedwongen over te gaan tot het in cir-
culatie brengen van papieren pasmunt in de coupures van
1 0,10 en f 0,25.
ilieronder volgens thans enige cijfers betreffende de
circulatie vait het chartale geld in Indonesië, zoals zich
deze sedert 31 Ivfaart 1.948 heeft”ontwikkeld.
Nica-geid
T. 13.-papier
Totaal
31/
3/47
583,1
362,7
045,8
2/
7/47
705,3
349,7
1055,0
1/10/47
834,7
356,9
1191,0
31/12/1,7
862,1
429,9
1292,0
311
3/’48
860,7
504,0
364,7
30/
6/48
866,5
584,2
1/50,7
29/ 9/’48
866,3
654,8
15211
29f1 2/’48
862,7
714,0
1577,3 12/
1/49
875,6
751,2
1626,8
De cijfers tonen een tot dusver onafgebroken stijging
aan, welke moeilijk anders dan verontrustend kan worden genoemd, zij het ook, dat de stijgingsgraad laatstelijk een
duidelijke tendens tot teruglopen vertoont. In de laatste
3 kwartalen van 1947 heeft de toename van de circulatie
gemiddeld f115,4 millioen bedragen; in 1948 bdroeg zij
gemiddeld 1 71,4 millioen per kwartaal. De voornaamste
oorzaken, velke tot deze, voor Indonesië ongekende en
daai’door veel zorgen barende, stijging van de circulatie
hebben bijgedragen, zijn: de uitbreiding van het teiritoir,
waarin door De Javasche Bank de geldcirculatie moest
worden verzorgd als gevolg van de eerste en tweede .poli-
tionele actie, respectievelijk in Juli 1947 en in December
1948; de geleidelijke toename van de economische bedrij-
vigheid, tot uiting komende in een regelmatig stijgen van
de voortbrenging en van de binnenlandse en buitenlandse
handel; een omvangrijke hoarding van bankpapier voor-
namelijk met fiscale oogmerken – t.w. om de in de na-
oot-logse jaren gemaakte vaak excessieve winsten niet aan
het daglicht te doen treden en tenslotte het nog steeds
zeer hoge loon- en kostenpeil – voornamelijk in het leven
geroepen dooi’ de,sterk inflatoir werkend e deficit-financie-
ringen in de binnenlandse sfeer van de Overheid – waar-
door hij eenzelfde graad’van economische bedrijvigheid en
ook van overheidsactiviteit veel meer geldmiddelen voor de financiering hiervan nodig waren dan voorheen.
Een in de loop van 1948 ingevoerde maandelijkse regi-
stratie van de bedragen aan circiilatiemidelen in de
Landskassen en in de kassen van cle banken totnt aan,
dat op grond hiervan de hogergeiioemde circulatiecijfers
kunnen wordei
–
r verminderd met een bedrag van rond f 85
millioen in de eerste maandn van 1948; oplopende tot
f110 millioen tegen het einde van 1948. In bovengenoemde
tabel der chartale circulatie zijn niet opgenomen de cijfers
betreffende de circulati& van zilveren tekenmunt en pas-
munt. Volgens de desbetreffende administraties zou aan
deze ruilmiddelen per eind 1948 in circulatie moeten zijn
een bedrag van rond 1 265 millioen tegen rond 1 250 mil-lioen per begin 1948. Deze geringe, stijging houdt vrband met de in 1946/’47 opgedane ervaring, dat, als gevolg van
hoarding op grote schaal, nieuw in circulatie gebracht
metaalgeld even snel weder daaruit verdween en dus niet
of nauwelijks de haar toegedacl1te taak vervulde, zodat liet geen zin had de cii’culatie nog verder uit te breiden.
Slechts is incidenteel zilveren tekenmunt gebruikt als ,,in-
ducement” bij opkoop van producten. Dat van hogerge-
noemd bedrag een niet onbelangrijk gedeelte sedert 1941
als munt verloren zal zijn gegaan, deels door oorlogsgeweld
en daarnaast ook door omsmelting, staat vast; het is echter
onmogelijk dit gedeelt6 zelfs bij benadering te schatten. Rèkèning houdende met dein de kassen der banken enz.
aanwezige bedragen en met de hierboven vèrmelde nomi-
nale ëïrculatie aan metaalgeld, kan de totale omloop aan
chartaal geld per eind 1948 getaxeerd worden op ongeveer
1 1.725 millioen tegenover rond f 1.450 millioen een jaar
tevoren.
..
G,’aol geld
Voor het verkrijgen van een meer algemeen inzicht in
de ontwikkeling van de girale geldcirculatie in Indonesië
‘kan worden voltaan met het in beschouwing nemen van
de hierop betrekking hebbende cijfers uit de balansen der
cii’culatiebank en dci’ algemene credietbanken en zelfs zou
men zich gevoeglijk kunnen beperken tot de balanscijfers
van de jig four”, t.w. De Java$che Bank, de Nederland-
sche Handel-Mij., de Nederlandsch-Ifidische Handelsbank
en
I
de Nederlandsh:I ndische Escompto-Mij, aangezien in
verhouding tot de cred.iteurencijfers van deze, die van de
in Indonesië werkende Engelse en Chinese banken vrijwel
in het niet vallen. Buiten het terrein van de algemene
banken bestaan in Indonesië geen instellingen, welke op
grote schaal vlottende middelen aantrekken, zoals dit in
Nëdérland onder meer het geval is met de Post-, Cheque-
en Girodienst en mèt de gemeentelijke giro-instellingen. Slechts komt nog op de balans van dé Algemené Volks-
crediethank, welker prheidsveld naar bekend vodrnamelijk
ligt in de sfeer van de Indonesische kleinhandel en klein-landbouw, een zeker bedrag aan gelden van derden voor; van overwegende betekenis is dit echter niet.
Wat betreft de ‘girale geldcirculatie beperken zich voor
1947 de beschikbare cijfers nog totdie van .De Javasche
Bank; in 1948 is het daarëntegen mogelijk geworden de statistische waarneming ook tot de aiidere banken uit te
strekken,odat voor dit jaar bovendien. een totaal crediteu-
rencijfer voor alle banken kan worden gepubliceerd. Om
dubbel-tellingen te voorkomen zijn hierbij in af tek ge-
bracht de rekening-courant-saldi, welke de particuliere
banken op haar beurt hij De Javasche Bank onderhouden:
Crediteuren
crediteuren
–
De Javasebe. Bank Totaal der banken ‘)
31 Maart
1947. . .
503,7
–
2 Juli
675,7
–
‘1 October
765,0
–
31 December
886,7
–
28 Januari 1948
900,1
1469,1
31 Maart
901,4
–
1421,5
30 Juni
–
893,7
1256,2
29 September
924,2
1338,9
3 November
……
891,0
‘
1407,4
29 December ..
….
–
883,8
12 Januari 1949
659,7
= Crediteuren De Javasche Bank + Crediteuren andere
banken minus saldi andere banken hij De Javasche Bank.
= nog niet beschikbaar.
Wat met betrekking tot de crediteurencijfers van De
Javasche Bank het meest de aandacht ti’ekt, is het sterke
verschil in ontwikkeling in 1947 en in 1948. In 1947 zien
wij in de periode 31 Maart tot 31 December het cijfer der
crediteuien stijgen van f 503,7 millioen tot f 886,7 millioen
of met niet minder dan 75 pCt, terwijl in 1948 het credi-
teurencijfer vrijwel onveranderd is gebleven. Zonder op
dit moment reeds in staat te zijn dit verschil in ontwikke-
ling volledig tç analysern; zijn er echter wal een aantal
factoren te noemen, welke deze uiteenlopende ontwikkeling
goeddeels verklaren. Deze zijn:
a. een ,,technische” correctie in 1948 tot stand gekomen
als gevolg van een meer economisch middelenbeheer
door de Overheid als gevolg waarvan goeddeels een
einde is gemaakt aan de eind 1947 nog veel voorko-
mende situatie, dat talloze overheidsinstanties bij de
banken belangrijke creditsaldi aanhielden, terwijl
tegelijkertijd de centrale Gouvernementsrekening een
belangrijk debet aanvees. Veel van deze saldi zijn
thans tat een meer gerechtvaardigd peil teruggebracht.
70
ECÔNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Januari 1049
een enigermate afzwakken in 1948 van de reeds tijdens
de Japanse bezetting ingezette, doch nadien nog sterk
geaccentueerde infiatoire tendenties als gevolg van
middels’ geldcreatie gedekte enorme budgettekorten.
1
–
Joewel nog steeds zeer hoog, waren de bedragen,
waarvoor het Gouvernement in 1948 binnenlandse
financiering moest zoeken, toch lager dan in 1947.
een niet onbelangrijke uitbreiding van de bedragen,
welke in 1948 ten opzichte van 1947 door particulieren
en bedrijfsleven uit verschillende hoofde naar Neder-
land zijn getransfereerd. Een duidelijke aanwijzing
hiervoor vormt het saldo op de financiële accoordreke-
ning – de. zgn. F-rekening – van De Javasche Bank
in de boeken van De Nederlandsche Bank, welke eind
1948 een saldo aanwees van f 470 millioen tegen f 200
millioen per einde 1947.
een sterk verhoogde plaatsing door de Regering van
Indonesië van schatkistpapier in de open markt, zowel
bij institutionele beleggers, banken en andere daarvoor
in aanmerking komende instellingen. De totale omloop
aan schatkistpapier in 1948 nam toe met ruim f 200
millioen, welk bedrag, naar kan worden âangenomen,
geheel is gefinancierd uit rekening-courant-saldi bij
De Javasche Bank.
een, behoudens seizoenfluctuaties, vrijwel op hetzelfde
niveau blijven van de credietverlening – anders dan
de voorschotten van De Javasche Bank aan het
Gouvernement van Indonesië – door de banken in
Indonesië. Vele vooroorlogse debetsaldi en ook enkele
direct na de oorlog aan semi-overheidsinstellingen
ingeruimde credieten kwamen tot af’ikkelirig; hier-tegenover stond een grotere vraag naar nieuwe be-
drijfscredieten.
Al deze factoren zijn eyenzovele krachten geweest, welke
een stijging in 1948 vn het totaal der rekening-courant-
saldi bij De Javasche Bank hebben tegengegaan of afge-
remd. -‘
Niet onvermeld mag in dit verband blijven, dat het
invoersaldo op de handelsbalans – exclusief in- en uit-
voeren van de aardoliemaatschappijen – van Indonesië
in 1948 lager is uitgevallen dan in 1947. De voorlopige
cijfers over de periode J,an./Dec. 1948 wijzen een tekort
aan van circa 1 75 millioen tegen f 365 millioen over de-
zelfde maanden van 1947. Het deflatoire effect van de
passiviteit van de handelsbalans is dus in 1948 veel kleiner
geweest.
De zeer opvallende daling van de rekening-courant-saldi
van De Javasche Bank in de eerste weken van Januari
1949, namelijk van f 883,8 millioen tot f 659,7 millioen,
zal voor een zeer belangrijk gedeelte moeten worden toe-
geschreven aan een verdere plaatsing van schatkistpapier,
gezien het feit, dat in dezelfde periode’ ook het debet van
de Gouvernementsrekening bij De Javasche Bank aan-•
zienlijk is teruggelopen.
Aangezien de crediteurencijférs van de andere banken
per ultimo 1948 nog niet beschikbaar zijn, is het niet moge-
lijk het juiste cijfer van de totale girale geldcirculatie op
dat tijdstip reeds vast te stellen; het komt echter voor,
dat door hiervoor een bedrag
–
van f 1.400 millioen aan te
nemen, niet veel van de werkelijkheid zal w’orden afgewe-
ken. Alsdan komen wij tot een totale circulatie – chartaal geld plus giraal geld – van f 3.125 millioen per eind 1948
tegen f 2.850 millioen per eind 1947, een stijging derhalve
van rond f 275 millioen.
Doordat de circulatie van Nica-geld in 1948 vrijwel on-
veranderd is gebleven en ook de girale circulatie geen grote
verschillen vertoont, moet de hogergenoemde stijging van
de totale circulatie goeddeels betrekking hebben op het
Javasche Bank-papier, hetgeen
•
dan ook zijn bevestiging
vindt in de in de eerste helft van dit artikel opgenomen
statistiek betreffende de ch’artale geldcirculatie. Dit houdt dan tevens in, dat de tegenpost van deze stijging der geld-
circulatie zich in de eerste plaats in de balansen van De
Javasche Bank moet manifesteren, en dan is het evident,
dat onder de huidige omstandigheçlen daarvoor in de eerste
plaats dient te worden gekeken naar de voorschotrekening
van het Gouvernement. Volgens het jaarverslag van De
Javasche Bank over het boekjaar 1946/’47 wees deze
rekening per 31 Maart 1947 een debetstand aan van
1 255,2 millioen. Per eind 1947 was deze debetstand reeds
gestegen tot f 707 millioen, terwijl per ultimo 1948 zich
een
verdere
toename tot 1 916 millioen had voltrokken.
liet ligt niet in de bedoeling in het kader van dit artikel
de Gouvernementsfinanciering van Indonesië met al haar
hoôgst sombere aspecten in beschouwing te nemen, ook
al omdat op dit tijdstip voldoende documentatiemateriaal
hierover nog ontbreekt. Een enkele opmerking dient echter
te worden gemaakt teneinde het trekken van verkeerde en
met name te gunstige conclusies uit de in dit artikel ver-
vatte cijfers te voorkomen. Aanleiding hiertoe zou met
name kunnen geven het feit, dat, terwijl in de periode 31
Maart tot 31 December 1947 het Gouvernement voor zijn
interne financiering tot een bedrag van 1 445 milliben op
De Javasche Bank terugviel en bovendien nog een bedrag
van f 270 millioen aan Nica (= Gouvernements)-geld in
circulatie bracht, in 1948 bij een vrijwel onveranderde
circulatie van Nica-geld de debetpositie bij De Javasche
Bank slechts met f 209 millioen is toegenomen. Deze cijfers
bevatten een duidelijke aanwijzing, dat de enorme kas-
tekorten, waarmede liet Gouvernement in 1947 had te
kampen en ve1ke het slechts door eigen geldcreatie,iesp.
met circulatiebankcrediet kon’ dekken, in 1948 althans
van veel bescheidener omvang zijn geweest. I’Ioewel deze conclusie inderdaad juist is, moet toch worden opgenierkt
dat de genoemde. componenten – Nica-geld en circulatie-
bankcrediet – weliswaar een belangrijke, rol hebben ge-
speeld, doch dat zij zeker niet de enige factoren zijn, welke
in aanmerking moeten worden genomen, wil men tot een
volledig inzicht komen. Wij denken hierbij aan het schat
:
kistpâpier, waarvan in 1948 meer kon worden geplaatst
dan in 1947, aan goederenvoorraden in handen van het
Gouvernement, welke in 1948 door een weder overschakelen
van Gouvernementsinvoermonopolies op particuliere han-
del zeker zijn teruggelopen, aan commerciële vorderingen
en verplichtingen, maar vooral ook aan het financieren van
binnenlandse kastekorten met buitenlandse ci’edic ten.
Deze laatste nu hebben, zoals met betrekking tot de F-
rekening – betrekking hebbende op het betalingsverkeer
met Nederland – reeds werd aangegeven, in 1948 een be-
langrijke stijging ondergaan en juist als gevolg van deze
stijging is de stijging van de binnenlandse schuldpositie
belangrijk afgeremd, aangezien de door credietopname in
het buitenland verkregen deviezen voor een belangrijk
deel zijn doorverkocht aan particulieren en bedrijfsleven,
welke deze deviezen ten gunste van de Gouvernements-
rekening bij De Javasche Bank hebben voldaan.
Het ‘zal wéllicht mogelijk zijn binnen afzienbare tijd
nader in te gaan op de wijze, waarop het Gouvernement
van Indonesië zich in 1948 heeft gefinancierd, en daarbij
speciaal aandacht te besteden aan de invloed, welke hiervan
is uitgegaan op de monetaire situatie in Indonesië.
Amsterdam.
H. J. 1′,IANSCIIOT.
BEGINNEN BIJ HET BEGIN!
Over het vraagstuk der publiekrechtelijke bedrijfs-
organisatie zal evenmin als over het aanhangige VTetsont
werp het laatste woord zijn gesproken. Op één aspect
van dit vraagstuk moge nogmaals worden gewezen, een
aspect, waarover allen het in principe wel eens schijnen,
maar waarvan de noodzakelijke consequenties niet die
aandacht dreigen te ontvangen, welke zij verdienen.
Hierover zijn immers allen het wel eens, dat het bij een
bedrijfsorganisatie, ook bij een publiekrechtelijke (P.B .0.)
toch in de eerste plaats gaat om datgene, wat uit h.et bedrijfs-
legen zelf opkomt.
26 Januari 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
71
Reeds bij de totstandkoming van de desbetreffende bepa-
lingen van de Grondwet
1)
bestond op dit punt vrijwel een
communis opinio. De instelling der P.B.O.’s zou slechts ge-
schieden als ,,er in de werkelijkheid van het leven voldoende
grondslagen en ,aanknopingspunten zijn” (a), ;,wanneer
er in, de maatschappij voldoende ondergrond is” (b) als
een
eihenning
van ,,vormen van maatschappelijke samen-
w’erking” (c), omdat de Overheid ,,er naar moet streven
om van datgene, wat aan het matschappelijk leven zelf
ontspringt, aan de vormen van samenwerking, die in het
bedrijfsleven ontstaan, medewerking en aanvulling te
geven” (d). ,,I-Tet subtraat van dit alles is en blijft de samen-
werking in het bedrijfsleven” (e)
2),
Ook in het rapport van de Commissie v. d. Ven en
in de Memorie van Toelichting op het onderhavige ontwerp
vinden wij erkenning van hetzelfde principe (men zie
blz. 14 van het rapport en hlz. 3en 5 van de M. v. T.).
– Wanneer men dit principe nog niet uit anderen hoofde
kende, zou
dit
trouw’ens de belangrijkste les kunnen zijn
uit de tijdens de bezetting in het leven geroepen organisatie,
w’elke eveneens een toepassing van hoofdstuk V der Grond-
wet heette te zijn 3).
Het was een
principiële
fout, zowel van de verticale
voedselvoorzieningsorganisatie als van de horizontale zgn.
Woltersomse organisatie, (lat deze
can boQenaf
volgens
een star, van bovenaf bepaald schema in het leven vierden
geroepen. In de praktijk werd deze fout intussen voor de
horizontale Organisatie in belangrijke mate gecompenseerd,
doordat de Commissie Woltersom zich in ruime mate heeft laten voorlichten door deskundige adviseurs uit alle takken van het bedrijfsleven, en deze adviseurs hebben in de regel
nauwe aansluiting gezocht bij vôér dien bestaande orga-
nisaties. Vele ‘Vak- en Ondervakgroepen waren linea recta
voortzettingen van oude organisaties en dikwijls werden de
oude besturen zonder noemenswaardige wijziging overge-
nomen.
Desalniettemin waren de bezw’aren groot; creëring van
organisaties, waaraan niet de minste behoefte was, alléén
terwille van het schema; samenvoeging van wat geën
behoefte aan samenbinding had en splitsing van wat hij
elkaar behoorde en tevoren steeds in één verband had
samengewerkt, éék terwille van het schema; een zware
,,Ueberorganisierung” aan de top met de Raad voor het
Bedrijfsleven, hoofd- en Bednijfsgroepen (een enkele maal
nog: een Onderhedrijfsgroep) horizontaal en de Hoofdbe-
drijfschappen en Bedrijfschappen (althans,voor de Voedsel-
voorzieningssector) verticaal boven de Vak- en Ondervak-
groepen.
Daarnaast de hiërarchische opbouw, het toezicht van
bovenaf en het goeddeels ontbreken van verantwoording
jegens van onderop gevormde organen. Slechts een be-
scheiden residu van een dergelijke democratische verant-
w’oordingsplicht was te vinden in de voor de lagere horizon-
tale organisaties voorgeschreven Algemene Vergaderii’igen
en het voor het Bestuur vereiste vertrouwensvotum (art.
21 van het Derde Uitvoerings Besluit van 13 Mei 1941).
Na de bevrijding hebben vele lagere horizontale licha-
men, althans v5or zover zij levensvatbaarheid bezitten en
niet uitsluitend tijdens de bezetting terwille van het schema waren opgericht, de gebruikelijke organisatoriche verhou-
dingen hersteld met betrekking tot Algemene Vergade-
1)
Voor zover het onderhavige Wetsontwerp mede een toepassing
is van art,. 80 van de Grondwet (de Sociaal-Economische Raad
als vast college van advies aan de Regering), blijve het hier buiten
beschouwing. Als zodanig zal het Ontwerp wel op de minste be-
zwaren stuiten.
Deze citaten zijn ontleend aan resp. Voorlopig Verslag 2e Kamer
(a), handelingen Ie Icanier (h), amenclement-Goselinq (c), Hande-
lingen 2e Kamer
fl1.
heer
Joehes
(d) en Regering bij monde van
Min. de Wilde (e), alles uit zittingsjaar 1936/’37.
3)
Hierbij zien wij overigens niet over het hoofd, dat deze uit-
drukkelijke verwijzing nau de Grondwet (art. la
van het Basis-
besluit van 31 October ’40, ingevoegd bij Besluit van S Mei 1941
No. 89 •en art. 2 van hct Organisatie Besluit Voedselvoorziening
1941 van 28 Maart 1941) mede een serieuze poging was van de kant
der Nederlandse ontwerpers zoveel mogelijk een goed Nederlands
karakter voor deze Organisatie te behouden.
ringer verantwoording jegens de leden, bestuursverkiezing
en financiële contrôle door de leden.
Voor de verticale Bedrijfschappen op het gebied der
Voedselvoorziening heeft deze vérantwoordingsplicht jegens
van onderop gevormde organen nimmer in enigerlei vorm
bestaan. Zij stonden en staan dan ook véel verder van het
bedrijfsleven af en hebben steeds een meer autocratische
inslag gehad. Dit bezwaar werd echter in de praktijk’ten
dele ondervangen door de samenwerking tussen de Bedrijf-
schappen en de Vakgroepen. D.Organisatie Woltersom
moge vele nadelen hebben gehad, zij heeft voor het gebied
van de Voedselvoorziening althans dit grote voordeel ge-had, dat zij naast de Bedrijfschappen Voedselvoorziening
heeft geplaatst de Vakgroepen (veelal in feite voortzetting
van voorheen bestaande vrije organisaties) in een zodanige
door verschillende aanwijzingen
4)
gestimuleerde verhou –
ding, dat aan de Vakgroepen een belangrijke taak werd
toegekend bij de voorbereiding en uitvoering van vele
regelingen. Floewel ook dan de invloed van het bedrijfs
;
,
leven dikwijls nog veel geringer bleef dan gewenst,was,,
was de verhouding tussen bedrijfschappen (Voedselvoor-
ziening) en bedrijfsorganisaties (horizontaal) toch in prin
:
,
cipe en veelal ook in feite veel juister dan teioren tussen
Crisis-Centrales en vrije. verenigingèn.
Wie, na overweging van het voorgaande en na de ver-
wachtingen, door de Memorie van Toelichting gewekt, het
Ontwerp zelf ter hand neemt, wordt in deze verwach-
tingen teleurgesteld.
Deze teleurstelling is niet gelegen in het feit, dat grote. bevoegdheden aan de Overheid zijn voorbehouden en in
een toezicht van bovenaf is voorzien. Een publiekrechte-
lijke bedrijfsorgartisatie veronderstelt o.i. ex definitione
zeggenschap en verantwoordelijkheid van Overheid en
bedrijfsleven
beide.
1-let toekennen van publiekrechtelijke
bevoegdheden ontneemt aan een organisatie nog niet het
karakter van
bedrijfs-organisatie, stempelt haar niet zonder
meer tot Overheidslichaam
5),
maar maakt uiteraard zekere
bevoegdheid van Overheidswege noodzakelijk. De vraag
is maar, of beiderlei verantwoordelijkheden en bevoegd-
heden in de juiste dosering en onderlinge verhouding won-
den erkend resp. toegekend. Ons grootste bezwaar tegen
het aanhangige Wetsontwerp is, ‘dat de bevoegdhedén en
verantwoordelijkheid van de Overheid (welke als zodanig
in confesso zijn en bij een Publiekrechtelijke Bedrijfs-.
Organisatie behoren te zijn) in tal van bepalingen minutieus
-zijn vastgelegd en geregeld, tel’wijl daarentegen de ver-
antwoordelijkheid en bevoegdheden rvafl het bedrijfsleven
(van onderop!) nauwelijks worden aangeduid.
Dit bezwaar kan als volgt wordeh geconcretiseerd: –
Dat de P.B.O., zoals deze in het Ontwerp is geregeld,
zou
steunen
op de vrije organisaties, gelijk in de M. v. T.
wordt betoogd, wordt in genen dele bevestigd door de
zeer summiere bevoegdheden van deze organisaties met
betrekking tt de totstandkoming der P.B.O.’s en de be-
noeming van bestuursleden.
Ondanks de noodzaak van een liorizontale onder-
bouw, hoewel erkend in de M. v. T. (par. 2 onder 3), zijn
de bepalingen dienaangaande zo geredigeerd; dat de
Hoofdbedrijfschappen en zelfs de Bedrijfschappen niet
noodzakelijk ondernemingen met. gelijke of verwante
functie .ten aanzien van een bepaald product of een bepaal-
de groep van producten omvatten (M. v. T., par. 9, op
artikel 68).
‘) Richtlijnen Ir Louwes – Mr Woltersom van December 1942
inzake verhouding Bedrijfschappei/Bed’rijîsorganisaties en circu-lajres van Juli 1943 van Secretarisen-O-eneraal en van Directeur-
Generaal V.V.O. inzake overdracht taken aan bedrijfsorganisaties.
‘) Aldus terecht Prof. Mr
de Gaay Fortrnan
in zijn lezing op de
in September JI. gehouden studiedagen der Kath. Economische
Flogeschool te Tilburg
(Zie.
,,Economie” van September 1948,
blz. 574). Deze mening uit de kringen der
Vrije Universiteit
dunkt
ons van groot belang, waar juist uit deze kringen met een beroep
op het principe der ,,souvereiniteit in eigen kring” – in tegenstel-
ling tot het subsidiaritejtsprincjpe – veelal een tegenovergesteld
geluid werd gehoord.
72
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Januari 1949
Het gevaar van wederom een top-zware verticale oh
horizontale
boQen-bouw
is daardoor volstrekt niet denk-
beeldig!
In dit verband verontrut ons de mededeling (M. v. T.
par. 2 onder 2), dat voorzieningen zijn getroffen tot een
soepele ,,omvorming” van de ]3edrijfschappen
01)
het
gebied der Voedselvoorziening en een geleidelijke ,,ophef-
fing” van de zgn. Organisatie Woltersom. Waarom dit
verschil tussen ,,omvorming” en ,,opheffing”?
–
Prtncipieel
zijn
beide
organisaties fout;
practisch
en ,psy-
clzologisc/i
gevoelt het bedrijfsleven tegen de Bedrijfschap-
pen
V.V.O:
minstens dezelfde en meestal grotere bezwaren
dan tegen de Vakgroepen, zeker waar deze laatste gedemo
–
cratiseerd zijn. 1-let reële gevaar ontstaat, dat de Bedrijf-
schappen V.V.O. zullen worden gehandhaafd in de vorm
van productschapen
zonder
het heilzame tegenwicht van’
de veel dichter bij het bedrijfsleven staande Vakgoepen.
Dit gèvaar is te groter, waar het bedrijfsleven het wel-
licht niet inziet en in de terminologische warwinkel van
hedrijfschappen-oude stijl, bedrijfschappen-nieuwe stijl,
productschappen, vakgroepei, hedrijfsgoepen enz. enz.
zal verzuimen tijdig positie te kiezen, terwijl ten Departe
mente de plannen voor de Productschappen in gereedheid
worden gebracht’.
3. De gecreëerde lichamen dragen een beslist ondemo-
cratisch karakter; de financiële verantwoording geschiedt
niet jegens van onderop gevormde organen. Wat dit be
treft zouden wij de desbetreffende opmerkingen uit de
Minderheïdsnota van de heer P. Borst voor dezgn. com-
missie v. d. Ven geheel willen onderschrijven
Ook -bij handhaving van het systeem van het Ontwerp
zijn hij vrij eenvoudige amendering verbeteringen piogelijk
Wij doen de volgende suggesties:
De definitie van ,,Bedrijfschappen” in art. 68 worde
zodanig gewijzigd, dat deze uitsluitend worden gecreëerd
voor ondernemingen met gelijke of verwante functie ten
aanzien van bepaalde producten of groepen van producten.
hierdoor zou worden bereikt, dat hedrijfschappen
gelijksoortige
ondernemingen omvatten.
Productschappen en lloofdbedrijfschappen dienen eerst tot stand te komen na, althans gelijktijdig met Be-
drijfschappen in de betrokken sector. Dit waarborgt de
horizontale onderbouw
en is voor deze
essentieel.
– liet is van belang hierop te wijzen; niet alleen de Over-
leid, maar ook de kamerleden zijn wellicht geneigd ,,in
grote lijnen” te denken en voo hen zullen dus de product-
schappen sprekender zijn dan de talloze Bedrijfsciappen.
Een zekere wetgevingsmoeheid, waarvoor Prof. Veraart
niet ten onrechte vreest
6),
gepaard met de reeds genoemde
terminologische verwarring, zou er dan toe kunnen leiden
liet voorlopig met een beperkt aantal Productschappen
te proberen.
Daardoor zou de onderbouw geheèl verwaarloosd worden
en liet tegendeel worden verkregen van een gezonde op-
bouw ener bedrijfsorganisatie. – –
liet is o.i. van essentieel belang, dat tgenover db
grote macht der hturen van de P.B.O.’s worden gesteld
controlerende en déchargerende organen
oan onderop,
bijv.
in de vorm van een Algemene Vergadering van Afgevaar-
digden, te benoemen door (of een Raad van Bijstand en
Contrôle, waarvan de leden worden benoemd door) de
bedrij’fschappen of reresertatieve organisaties (voor zover
betreft. de -product- en hoofdbedrijfschappen) en de repre-
sentatieve organisaties (voor zover betreft de bedrijf-
schappen). Een en ander voor zover niet rechtstreeks
een Algemene Vergadering van bedrijfsgenoten mogelijk is.
Toch is ook met deze hier in overweging gegeven verbe-
ringn het laafste woord nog niet gesproken. Wij bleven
binnen de opet van liet Ontwerp.
‘) In zijn voordracht
,Vieedzamc
Revolutie” op de reeds genoeni-
de si.udieclagen in Tilburg. (Zie ,,Economie’ van September 1948;
blz. 607 en 608). –
– Een grotere verbetering — en vereenvoudiging! – ware
mogelijk, indien consequenter naar een opbouw op de
grondslag van erkende representatieve vrije organisaties
zou worden gestreefd. Nadere regelen zouden moeten u’orden gesteld o?ztrent dc positie dezer organisaties
7).
Door uitsluitend deze organisaties te raadplegen omtrent
– totstandkoming en opheffing der P.B.O.’s en uitsluitend
haar benoemingsrecht te geven van de bestuursleden dezer
Pî3.O.’s, worden reeds exclusieve rechten toegekend. Naar
onze mening dient men verder to gaan dan deze zéér sum-
miere bevoegdheden.
In de eerste plaats geve men dezeerkende representa-
tieve organisaties een
permanent odn’iserende
taak. Hun
zou het uitsluitend recht moeten worden gegeven hetzij
eigener beweging, hetzij op verzoek aan Overheid en
P. B.O ‘s, te adviseren omtrent aangelegenheden betrekking
hebbend op het onderdeel van het bedrijfsleven, waarvoor
zij representatief en erkend zijn. Dit zou nog kunnen wor-
den aangevuld met een bepaling, parallel aan het tegen-
woordige artikel 41, lid 2, onitrent verhouding Regering
• en Sociaal-Economische Raad: de P.B.O.’s dienen omtrent
belangrijke door hen voorgenomen maatregelen op het betrokken gebied de erkende organisaties om advies te
vragen, tenzij in bijzondere gevallen redenen van algemeen
belang zich daartegen verzetten.
In de ‘tweede plaats bepleiten wij de mogelijkheid de
erkende representatieve organisaties in te schakelen bij
de
uitooering
van maatregelen der P.B.O.’s. Uiteraaid niet
als imperatief voorschrift (gelijk nu art. 94), opdat deze
medewerking tot uitvoering van maatregelen van de kant
der erkende organisaties een vrijwillige hlijve.
Opgemerkt worde, dat de inschakeling vah naar struc
–
tuur
privaatrechtelijke organisaties bij de uitvoeriitg van maat-fegelen op zich niets nieuws is (voorbeelden: Crisis-Cen-
trales onder de Landbouw Crisiswet, de ,,bedrijfsorganen”
uit de in 1939 toegevoegde par. 7 van liet Crisis Organisatie
Besluit .1.933; commerciële Stichtingen van belanghebben
den bij de uitvoering van maatregelen van de Bedrijfschap-
pen Y.V.O.) en niet op bezwaren behoeft te stuiten, wrn-
neer voor ogen wordt gehoudende verantwoordelijkheid
van de P.B.O. voor de uitvoering door de erkende Organi-
satie (naast uiteraard de verantwoordelijkheid van deze
organisatie zelf met als voornaamste sanc-tie: intrekking
van de erkenning).
Voorts bedenke men, dat wij ons hij de erkenning van
repi’esentatieve vrije organisaties en bij het verlenen van
exclusieve ‘rechten aan deze organisaties, gelijk hij de alge-meen verhind end verklaring van ondernemersovereenkom-
sten en collectieve arbeidsovereenkomsten, bevinden op
.het grensgebied van publiek- en privaatrecht, of juister
gezegd: door de erkenning enei’ répresentatieve organisatie
resp. door de algemeen verbindend verklaring enei’ i’egeling,
komt- deze in de publiekrechtelijke sfeer – overigens een
o.i. acceptabele en zelfs wénselijke ovërgangsfiguui’ tot de
publiekrechtélijke organisatie in engere zin.
In de derde plaats achten wij het wenselijk aan deze
erkende organisaties de mogelijkheid van verplichte aan-
sluiting resp.’ registratie te verbinden. Deze verplichte
aansluiting is wel te onderscheiden van het verplichte
lidmaatschap. Tussen haakjes worde hier o’pgemerkt, dat
de bezwaren tegen het verplichte lidmaatschap sterk wor- -‘
den overdreven, vooral als men zonder protest lichamen
met verordenende bevoegdheid
zonder medezeggenschap
van de ,,onderhorigen” aanvaard. Verplicht lidmaatschap
geeft althans naast de plichten ook de rechten en de mede-
zeggenschap van een lid! Verplichte aansluiting resp.
registratie. is echter niet hetzelfde als verplicht lidmaat-
schap: men wordt er niet door gebonden aan de bepalingen
‘) hierbij wordt gedacht aan de organisaties, bedoeld in dc er-
1 ikelen 69 leden
t
– (en 3.) en 73 lid 2. De representatieve organisaties
– bedoeld in art. 4, clie leden aanwijzen in de. Sociaal-Economische
Raad, blijven buiten beschouwing; zijn deze representatief gedacht
voor een bepaald
deel
van het bedrijfsleven of meer voor ondernemers
en arbeiders van een bepaalde levens- en wereldbesclsouwing?
26 Januari 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
73
van Statuten en Reglementen of van krachtens deze uitge-
vaardigde bindende besluiten. De verplichte registratie geeft
slechts aan de erkende organisatie de mogelijkheid tot haar
taakvervulling als adviserende en uitvoerende instantieen
bereikt door een bijdrage-pliht van alle bedrijfsgenoten;
dat allen
deze
kant der werkzaamheden (dus in allerbelang)
helpen financieren. Daarnaast staan dan de afzondeilijke
medezeggenschap, veplichti ngeh en contributie-plicht der
(vrijwillige) ledeii.
Men onderschatte cle betekenis niet van de
adç’iserende
taak plus de medewerking bij de
000rbereiding,
en
üitooering
van eventueel noodzakelijke’ maatregelen. Op deze wijze
ware aan deze uit het bedrijfsleven’ zelf voortkomende
organisaties voldoende armslag gegeven. Verordenetidè
bevoegdheid of verplicht lidmaatschap in engere zin be-
hoeven zij niet en kan aan de P.B.O.’s worden voor-
behouden.
Uiteraard zou het juist bij âanvaarding van het hier ge-
stelde noodzakelijk zijn, de voorwaarden.tö omschrijven,
waaronder de erkenning als representatieve organisatie
periodiek worde verleend resp. .verlè’ngd.
Essentieel is en blijft, dat deze organisatie het vertrou-
ven van een representatief deel der bedrijfsenoten heeft en
behoudt, dus in het algemeen van de meerderheid. De
toetsing aan het oordeel der beclrijfsgenoten geschiede op
een van geial tot geval te bepalen wijze, bij voorkeur –
door’het houden van een Algemene Vergadering van aan-
gesloten’eri resp. geregistreerden. Daarnaast een hearing
van belanghebbende en eventuele ,,concurrerende” orga-
nisaties. Op die wijze moeten ook de erkende representatieve”
organisaties zich moeite geven bij ‘voortduring het vertrou-
wen harer bedrijfsgenoten.te ,bewarbn en is e z&cerheid,
dat deze organisaties wortelen in het bedrijfsleven.
De hier bépleite gang van zaken: het verlenen ‘van be-paalde exclusieve rechten aan in vrijheid ontstane organi-
saties, die het vertrouwen van een representatief deel der
betrokkenen hebben, steunt op dezelfde rechtsgrond als
die is aanvaard bij de algemeen verbindend-verklaring
van collectieve arbeidsovereenkomsten en ondernemers-
overeenkomsten. Uitgangspunt is een in vrijheid aanvaarde
regeling resp. gevormde organisatie, maar wanneer eenmaal
een’ mèerderheid hierachter staat, kan de minderheid
worden gebonden aan dezelfde regeling resp. op boven-
omschreven wijze worden betrokken hij de organisatie..
Indien cle hier aangeduide regeling van de positie der vrije als representatief di’kende organisaties zou worden
aanvaard, zou dit o.i. een zeer ingrijpende QereenQoudiging
an het Ontceerp mogelijk maken.
De P.B.O.’s in engere
zin zouden kunnen worden beperkt tot (behalve dan de
Algemene Bedrij fsorganisatie” met de Sociaal-Economi-
sche Raad) een zeer beperkt aantal Product- en Hoofd-
bed rijfschappen. De nu geprojecteerde , ,Bedrijfschappen”
zôuclen o.i. geheel kunnen vervallen. De lioofdbedrijfschap-
pen (dan misschien beter’ ,,Bedrijfschappen” te noemen)
zouden o.i. alleen daar in het leven moeten worden geroepen
waar een horizontale in plaats van een verticale bovenbouw
noodzakelijk is, hijv. voor het Bankwezen en de Assurantie-
wereld.
Wij zouden dan dus krijgen een groot aantal erkende
‘rganisati.e’s (in vrijheid opkomend uit, w’ortelend in en
gecorrigeerci dooi- het hedrijfsle’ven) met een beperkt aantal
exclusieve bevoegdheden, overkoepeld door een klein
aantal productschappen, waar een verticale, en bedrijf-
schappen, waar een horizontale bovenbouw nodig is.
Een bijkomend voordeel is nog, dat het aantal wetten,
nodig voor de instelling der’P.B.O.’s, beperkt en overzich-
telijk zou blijven, terwijl de erkenning der representatieve
organisaties van geval tot geval bij K.B. kan geschieden.
Ook dat het aantal lichamen met verordenende gevoegd-
heid niet te uitgebreid wordt, hetgen de rechtszekerheid
vân betrokkenen ten goede komt en het repiessief toezicht
vergemakkelijkt.
1-let spreekt vanzelf, dat deze suggesties bij nadere uit-
working op bezwaren zouden stuiten, die uit de weg zouden
moeten worden geruimd. Deze bezwaren kunnen o.i.
echter nimmer zo groot zijn als de bezwaren tegen het
onderhavige ontwerp, dat dreigt een groot aantal lichamen
met zeer grote bevoegdheden, tot en met de verordenende
bevoegdheid toe, over het bedrijfsleven te stellen
zonder
dat deze uit dit bedrijfsleven voortkomen en erop steunen.
Men.beginne niet met het dak onder verwaarlozing yan
het fundament. Men beginne hij het begin!
Wassenaar.
‘Mr LUc. SCHENDERLING.
VERGELIJKING VAN DE
VERKEERSCIJFERS OVER 1948
–
IN ENKELE
–
WEST-EUROPESE HAVENS.
‘
Al heeft de dagbladpers zich, afgaande op het aantal
der binnengekomen ‘schepen, al bezig gehouden met de
vraag, of Rotterdam in het afgelopen jaar Antwerpen zou
.00rbijstreven, wanneer we letten op de tonnenmaat dier
schépen, dan blijkt, dat Antwerpen onbetwist de eerste
plaats innam -van de continetale havens en dat met een
ruime voorsprong op Rotterdam.
,ln figuur 1 is weergegeven het grillig verloop van de
gedurende 1946, 1947 en 1948 in de beide havens maan-
delijks binnengekornn scheepsruimte, uitgedrukt in netto
registertonnen, en tevens, ter vergelijking, de maandcijfers
en het maandgemiddeide voor het jaar 1938.
Over de oorzaken van het verloop van die lijnen van
maand tot maand valt weinig te zeggen: men heeft te doen
met een combinatie van een algemeen opgaande lijn – die
vooral in Antverpen al naar een verzadigïngspunt toe-
buigt – seizoen- en weersinvloeden, de reacties op stakin-
gen in de Engelse en Amerikaanse havens, dereinmende
invloed van de politieke gebeurtenissen in Centraal-Europa
en yan de spanningen te Berlijn, de stImulerende invloeden
van de geidsanering in West-Duitsland en van de E.R..P.-
verschepingen. De overeenkomst met de Bizône heeft z6-
lang op zich laten wachten, dat daarvan nog geen invloed
valt aan te wijzen. , –
Het maandgemiddelde van het verkeer in Rotterdam
was voor de jarn 1946, 1947 en 1948 respectievelijk ca
500.000, ca 800.000 en ‘ca 1.050.000 N.R.T., zijnde 24, 40 en 51 pCt van het maandgemiddelde in 1938.
Voor Antwerpen zijn de overeenkomstige cijfers der
maandgemiddelden ca 770.000, ca 1.380.000 en ca 1.400.000
en cie overeenkomstige percentages 47, 84 en 85.
Uit dit beeld mag de verwachting worden afgeleid, dat
van een verdre toeneming. van het totale verkeer in de
Benelux-havens het verkeer te Rotterdam – dat immers
nog, zoveel verder is verwijderd van zijn vooroorlogse peil –
sterker zal profiteren dan Antwerpen, dat dit peil al zoveel
dichter heeft benaderd. Dat Rotterdam daarbij te eniger tijd Antwerpen weder-
om voorbij zal gaan, is te verwachten en behoort noch te
leiden tot gejuich aan deze zijde van de grens noch tot
gejammer aan de andere zijde. Het karakter der beide havens is nu eenmaal verschil-
.lend; ze zullen verschillènd reageren op een geleidelijke
terugkeer van het transitoverkeer. Dit wordt overtuigend,
gedemonstreerd in figuur II.
Te Antwerpen met zijn krachtige nationale industrie
vormde het nationale goederenverkeer verreweg het’ groot-
‘ste deel van het totaal. In de aangegeven periode 1930 t/m
1939 was. te Antwerpen het nationale deel maximaal 70
pCt en nooit minder dan 60 pCt van het totaal..
Te Rotterdam speeltvanouds het transitoverkeer de
hoofdrol. In de aangege’en periode 1928 t/m 1939 was
aldaar het nationale deel maximaal 30 pCt en minimaal
24 pCt van het totaal. Waar nu na cle bevrijding uiter-
aard in heide havens het nationale verkeer zich het snelst
0Januaii 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
75
kon herstellen
–
waarbij Antwerpen ook in tijdsorde een
FIGUUR
III.
aanmerkelijke
voorsprôn
had — terwijl hervatting van
het transitoverkeer een aangelëgënheid is van lange adem, GOEDEPENVEPI
het ‘verklaarbaar; dat, voör nationaal en transitoverkeer
tezamen
7 7
Antwerpen reeds’ op ca 90 pCt en ‘Rotterdam
IN
MILL.TONNEN v. i000k
9
_AAN
VOER ‘AFVOER
nog niet op 40 pCt van het vooroorlogse goederenverkeer
42
is gekomen.
.
40
IN 1938
In-aanmerking genomen de toestand in het bezettd ge-
bied en de tenderitie der bezettende mogendheden om in
,
.58
.
IN 1948
Duitslnd de industrie weer tot een redelijk peil te laten
56
herleven behoeven de evengenoemde cijfers noch te ver-
$948
IN %v.
1938.
•
bazen, .noch ernstig te verontrusten, hoe moeilijk de po-
32
sitie in een.sterk onderbezette haven oQk is.
Met deze cijfers voor ogen zal ook het grote publiek ge-
50
makkelijker begrijpen, dat in de transito-overeenkomst
28
van de Benelux-havens met de Biiône onze Zuiderburen
26
rclen bereid gevonden om van toekomstige importen
24
•
genoegen té nemen met minder dan 50 pGt volgens een
glïjdehde schaal.
22
–
Ten aanzien van het krachtig herstel van het nationale
20
verkeer dient te worden aangetekend, dat dit in hoofdzaak
18
e’en gevolg is van abnormaal grote importen, nodig voor
16
de herbevborrading van België en Nederland, importen,
die voorbestemd zijn om spoedig te dalen
–
men denke
aan de dollarverslindende import van Amerikaanse steen-
12
F
lt.
kool -. Een reactie in deze zal dus niet aanstonds tot
10
verontrusting aanleiding behoeven te geven. Integendeel,
alleen door vermindering der idiporten en uitbreiding der
exporten kan een meer verantwoorde toestand worden
6
benaderd.
4 In België is deze reactie al waar te nemen; in Nederland,
2
38.
89
3′
1
67
dat als het ware met België een faseverschil van 1 â lflaar
f:4
1.
—•uinf,lII
vertoont, is hetzelfde verschijnsel in de loop van 1949 of
1950 te verwachten.
ROTTERDAM
.
HAMBURG
EMDEN
Dat het zôlang heeft geduurd, voordat Generaal Clay
ANTWERPEN
BREMEN,
AM5TERDAM
bereid werd gevonden méér gebruik te gaan maken van
de Rijn en van de Westelijke havens, hangt ongetwijfeld
samen met de krachtige vertogen tegen dit voornemen van
FIGUUR IV.
de bestuurders of beheerders der Duitse zeehavens.
Bij de beoordeling van deze protesten is het goed om
GOEDEREN VERKEER TER ZEE
naast elkaar te plaatsen de huidige goederencijfers van de
grote Duitse en Westelijke zeehavens en deze voor elke
IN MILL.TONNENv.
1
000k9.AANVOER+AFVØER
haven te vergelijkea met de overeenkomstige cijfers uit
42
een vooroorlogs jaar.
In figuur III is dit gedaan voor de jaren 1948 en 1938.
40
IN
i930
Daarbij kan uiteraard voor 1948 slechts worden beschikt
38
fflulJiillhlii
IN
1948
over officiële cijfers voor de eerste 10 of 11 maanden en
36
moest het verkeer voor December en, wat Antwerpen
igtia
IN
%v 1930.
betreft, ook nog voor November worden geschat. De cijfers
binnen de kring in de kolom, voorstellende het verkeer in
32
1948, geven het verhoudingsper,centage ten opzichte van
30
1938. Aldus wordt als het ware een momentopname ver-
28
kregen .van het verkeer. 1-let valt daarbij op, dat, na Ham-
26
burg, Rotterdam er het minst aan toe is, terwijl voor alle
andere havens de verhoudingscijfers gunstiger, deels zelfs
24
–
aanmerkelijk gunstiger zijn dan het Rotterdamse.
22
–
Tegen deze wijze van voorstelling kunnen uiteraard
20
allerlei bezwaren
worden
ingebracht.
immers,
daaruit
8
blijkt niets ten aanzien van de import-exportbalans en
niets ten aanzien van de verhouding massagoed-stukgoed,
6
die van zoveel betekenis is voor de werkgelegenheid.
,
14
Nochtans geef t de figuur een beeld, dat vooral betekenis
•
12
krijgt, indien we deze verhoudingscijfers voor 1948/’38
10
straks plaatsen naast overeenkomstige cijfers voor 1947/’38,
8
1
omdat dan zal blijken, dat er in de Duitse Noordzeehavens
een o’,ereenkomstige groei valt waar te nemen als in- de
6
41
Westelijke havens.
.
Van geallieerde zijde is tegen de vergelijking bezwaar
1111
2
46
t
95′
1
1
4
gemaakt, omdât. 1938 een jaar is, waarin het verkeer van Rotterdam sterk wërdlfeïnvloed door ‘de Duitse oorlogs-
,,
voorbereiding:’
–
–
,
ROTTERDAM
HAMBURG
EMDEN
ou
–
zo redeneerde men –aÏs punt van vergelijking
ANTWERPEN
BREMEN
AMSTERDAM
ht crisisjaar 1932 zijn. gekoen, dan zou voor Rotterdam
76 –
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Januari 1949
een heel ander percentage te voorschijn zijn gekomn.
Daar tegen een crisisjaar dezelfde bezwaren kunnen-worden
ingebracht als tegen een topjaar, is dezerzijds als tweede
jaar van vergelijking 1930 gekozen.
iIe.t reultaat i§ weergegeven in’figuur IV en het is merk-
waardig, dat dit voor I-Iamburg’weinig verschil maakt, dat
Rotterdam terecht komt op een percentage van 46 pCt,
ongeveer aln ‘ffgtiur’III – verhouding 1948/1938.— be-
rekend voor.Emderi, doch dat Emden en Bremen beide
komen op 99 pCt van het vooroorlogse verkeëi’svolume.
Voor Amsterdam blijkt het veroudingscijfer gedaald van
77 op 68, gevolg van deomstandigheid, dat 1930 voor
Amsterdam een gunstiger jaar was dan 1938.
Ook in figuur IV zijn Hambug en Rotterdam de havens,
die de grootste onderbezetting vertonen.
In onderstaande tabel zijn naast deze percentages voor
1948/1938 en 1948/1930 opgenomen de cijfers voör 1947/.
1938, waaruit kan blijken, in welke mate het verkeer zich
sedert 1947 heeft kunnen iiertel1en.
Om de schijn te vermijden, dat de Benelux-havens ten
aanzien van het crisisjaar 1932 iëtste verbergen zouden
hebben, worden tenslotte ookr nog de verhoudingscijfers
voor. 1948/1932 gegeven.
947/1938
1948)1638
198/190
194811932
Hamburg
23
.
41
Emclen
……….-
36 45 99
101
Brrrien
…….-
52
67,
99
134
Rotterdam
…….-
29
..
–
38
46
75
71
..
77 68 86
Amsterdam
……….
Antweieh
94
89
‘5
120
Deze gcge’ets werden verstrekt – als achtergiond om
daartegen de noden det’ verschillende havens te beoordelen.
lIet, is .duidelijk, dat speciaal 1-lamhurg in een moeilijke
positie is gekomen, doordat een deel van het vroegere
achterland door het ijzeren gordijn. van dezé haven is
afgesneden. intussen: het’ verhoudingscijfer van 1-lam-
burg voor 1948 is weliswaar lager dan het Rotterdamse
cijfer voor 1948, doch hoger dan het Rotterdamse cijfer
vooi’ 1947. ,
Wat het eigenlijke Duitse verkeer betreft, dat thans
in omvang zo gering
–
is, môgen. Hamburg en Bremen be-
denken, dat cle Benelux-havens daarin v66r de oorlog een
aandeel hadden, dat het totale verkeer in de havens
hamburg, i3remen en Ernderi evenaarde, zo niet overtrof.
Deze inschakeling van de Westelijke havens was, van Duits
standpunt bezien, rationeel, ondanks het ook toen bestaan-
de streven tot uiterste zuinigheid met deviezen. Een der-
gelijke inschakeling zal ook in de toekomst noodzakelijk
– zijn. –
Bij het hanteren van het deviezenargument wordt maar
al te veel voorbijgezien, dat, indien de Benelux-landen
niet in de gelegenheid worden gesteld verkeersdiensten
aan West-Duitsland te verlenen, de dollars zullen ont-
breken om wederom als klant van’ Duitsland op te treden.
Hier wordt wederom de oud6 stelling bewaarheid, dat,
als één lid lijdt, alle delen mee lijden. Het heeft geen zin
zich uit td putten in argumenten, tegenargumenten en
verwijten. ‘Dit zou slechts voeren tot een. tarievenoorlog,
die niet anders kan doen dan alle partijen schaden.
Er higgen hier gemeenschappelijke belangen, die nopen
tot overleg over een rationele verdeling van het verkeer,
dat westelijk van het ijzeren gordijn te’ vinden is. Van
zodanig overleg zijn slechts resultaten te verwachten,
indien daarbij aan beide zijden eën gematigd standpunt
wordt
–
ingenomen.
Rotterdam.
.
Ir
N.
TH. KOOMANS.
AANTEKENING.
lIET VERSLAG OVER HET I1OEKJAAR 1947, VAN 1)E
ALGEMENE SPAAR- EN LIJFR.ENTEKAS VAN BELGIË.
De Algemene Spaar- en Lijfrentekas van België heeft
zo pas haar verslag over het boekjaar 1947 gepubliceerd.
Belangrijke wijzigingen nerden dit jaar bij het opstellen
.van ‘dit – ruim 300 bladzijden tellende – document
doorgevoerd. Zij hebben vooral de strekking de plaats
nader te bepalen, welke de Algemene Kas als voorzorgs-,
kapitaalverzamelende , en credietinstelling in ‘s lands
economie inneemt, alsmede een nauwkeurige interpre-
tatie te vergenakkelijken van haar bedrijvigheid en van
de resultaten van haar beheer.
liet
eerste deel van
h
‘
et verslag is aan een algemene studie
van het spaar- eqi investeringsprobleem in België gewijd.
Deze studie vangt aan met een beknopte schets van de
‘belangi,jkste aspecten van ‘s lands economische en sociale
toestand, welke meer in het bijzonder met de activiteit
van de Algemene Kas verband houden. Het onderzoek beperkt zich tot de factoren, welke een directe invloed
uitoefenen op het sparen en investeren; getracht. wordt
– de gevolgen van hun evolutie in 1947 in dit dubbel opzicht
– te bepalen. Onderzocht worden o.a.: de productie, de
werkgelegenheid, ‘het nationaal inkomen, de buitenlandse
handel en de betalingsbalans, de goederenvoorzieniog,
het verbruik, de prijzen en lonen, de monetaire toestand,
de overheidsfinanciën. Daarop volgt dan nog een over-
zicht van de belangrijkste wijzigingen in de sociale wet-
geving. De analyse leidt tot de conclusie, dat in de loop van
het jaar 1947 de hoofdbestanddelen van ‘s lands econo-
mische en sociale toestand zich over het algemeen voor de
• ontwikkeling van het sparen in gunstige zin hebben ont-
wikkeld.
Tervolgens wordt getracht de inventaris van het sparen
in België te maken. Een dergelijke poging stuit op grote
moeilij kheden, aangezien belangrijke statistische gegevens
ontbreken. De vblgende sectoren werden nagegaan:
deposito’s bij de spaarkassen, term ij ndeposi to’s en depo-
sito’s op boekjes bij de banken, kapitalisatie en immobilair
sparen, vestiging van renten enpensioenen, arbeidson-
gevallenrenten,levensverzekerïngen, besparingen van onder-
nemingen, reserves van de maatschappelijke zekerheid,
hypothecaire beleggingen en kapi taaluitgiften.
1-let onderzoek van deze belaitgrijkste vormen van kapi-
taalophoping en -belegging laat toe belangwekkende
conclusies te trekken omtrent de ontwikkeling van het
globale sparen sedert de bevrijding en omtrent-de mate, waarin het zich reeds lieef t hersteld in vergelijking met
véér de oorlog. De duidelijke opleving, ingetreden in 1947,
wordt vooral aangestipt. Zeker, de vroegere spaarkapi-
talen, die werden getroffen door de miintontwaarding en
de muntsaneringsmaa tregelen, hebben doorgaans hun
vooroorlogse koopkracht nog niet herkregen. In de
meeste onderzochte branches bereiken de cijfers betref-
fende de nieuwe besparingen daarentegen een peil, dat overeenstemt met de huidige coëfficiënten van prijzen
en inkomens, of overtreffen ze soms zelfs. Dit is o.a. het
geval voor de toeneming van de inleggingen hij de spaar-
kassen, voor de aanwas van de wiskundige reserves bij de
levensverzekeringmaatschappijen, voor de besparingen
in de bedrijven zelf en voor de in tekeningen op de kapitaal-
emissies. In andere branches, vooral daar’waar factoren
van wettelijke aard tot een grotere strak
–
heid dwingen
zoals inzake kapitalisatie voor de vestiging van pensiôenen,
werd de perequatie nog niet ten vôlle verwezenlijkt.
Over het geheel genomen schijnt het t’oenemingsrhythrne
van het nieuwe spaarvermogen in ‘1947. relatief een grootte
te hebben bereikt, welke die van véôr de oorlog benadert.
Het eerste deel van het verslag handelt eveneens over
– het probleem van de investeringen en over de. ontwikkeling
– van de geld-, en kapitaalmarkten. –
2 Januari 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
77
Na de omvang van de investeringsbehoeften te hebben
doen uitkomen, onderstreept dit hoofdstuk het primordiale
belang van het sparen met het oog op de wederopbouw
en geeft het cle modaliteiten en de richtlijnen voor een
geschikte spaar- en investeringspolitiek aan. In dit op-
zicht behandelt de studie enkele belangrijke aspecten van
het huidige verschijnsel van de kapitaalschaarste en van
– de ernstige evenwichtsverstoring op de financiële markten,
welke daarvan het gevolg was. De hoofdoarzaak van de
evenwichtsverstoring kan noch aan de gevolgen van de
monetaire politiek, noch aan een onthouding van be-
sparen worden toegeschreven. Het sparen herstelt zich op
normale wijze, doch er wordt een zodanig beroep op ge-
daan, dat het onmogelijk de gehele vraag kan bevredigen.
Daar aan de andere kant het probleem vôôr alles bestaat
in een schaarste aan spaarkapitaal, zou een monetaire
politiek, welke een bewuste expansie van het crediet-
volume nastreefde, slechts een kunstmatige en tijdelijke verlichting kunnen brengen door eèn gedwongen sparen aan de massa van de bevolking op te leggen. Alleen een
vermeerdering van het reële sparen kan een gezond en
blijvend evenwicht herstellen.
W’at de ontvikkeling van de financiële markten betreft,.
onderstreept het verslag de ontwikkeling van het crediet
zowel op korte, als op lange en halflange termijn gedurende
de laatste drie jaren. Er wordt getracht het respectieve
aandeel in de uitbreiding, dat aan de belangrijkste sectoren
van de kapitaalmarkt toekomt, en meer in het bijzonder
de bijdrage van de grote parastatale credietinstellingen en
institutionele beleggers (spaarkassen, verzekeringmaat-
sehappijen, pensioenkassen enz.) aan te gevën. Tenslotte analyseert de studie de twee meest karakteristieke terug-
slagen, welke uit de huidige evenwichtsverstoring op de
kapitaalmarkt ontstaan zijn: de daling van de beurs-
waarden en de stijging van de rentetarieven. De aandacht
w’ordt meer in het bijzonder gevestigd op de ongunstige gevolgen, welke een overdreven tendentie tot verhoging van de rentetarieven voor de economische toekomst van
het land zou kunnen medebrengen. In ‘dit verband heeft
de Algemene Kas er voortdurend naar gestreefd een
matigende invloed op de rentevoet op lange termijn uit
te oefenen.
1-let
tweede deel
van het verslag handelt over de werk-
zaamheden van de Algemene Kas. 1-let totaal van de door
haar beheerde kapitalen steeg in 1947 met 6.191,5 mln
frs tot 41.087,7 mln per 31 December 1947. Deze toe-
neming is de hoogste, die tot n toe werd geboekt. Einde
1947 bereikte het bedrag van de door de Instelling beheerde
kapitalen de coëffic.iënt 2,16 t.a.v. het gemiddelde over
1936-1 938.
Men kan aannemen, dat de 6,2 mrd
–
frs ij de Algemene
Kas in 1947 nieuw opgehoopte kapitalen nagenoeg 18 pCt
van de totale besparingen in België tijdens dit jaar uit-
maken. –
De beleggingen.
Het toestromen van kapitalen naar de Algemene Kas
in 1947 heeft hâar ii staat gesteld, door de verhoging van
het volume van haar beleggingen een ruime bijdrage te
leveren tot de financiering van ‘s lands economisch herstel.
In de loop van het boekjaar zijn de beleggingen van de
Algemene Kas toegenomen met een globaal nominaal
bedrag van bijna 7,5 mrd frs. Van dit totaal w’erden meer
dan 5,7 mrd frs bestemd voor verrichtingen, welke in
hoofdzaak het. karaktei van productieve investeringen
dragen. Wanneer men dit
•
cijfer met de globale investe-
i-ingen in België, d.ï. ongeveer 34 mi-d frs vergelijkt, blijkt,
dat cle Algemene Kas voor bijna 17 pCt tot de financiering
van de nationale wederuitrusting heeft bijgedragen. Op 31 December 1947 bedroeg het totaal van de be-
leggingen der Instelling 42.788 mln frs nominale waarde,
tegenover 37.011 mln einde 1946.
Om haar politiek tot verbetering van de levensvooi’-
waarden der arbeidende klassen te versterken, heeft de
Instelling een nieuwe impuls gegeven aan haar zgn. sociale
beleggingen, waaronder vooral de voorschotten ten voor-
dele van het werk der volkshuisvesting, de leningen aan
landbouwers, het crediet aan de middenstand en de voor-
schotten aan diverse instellingen tot sociaal nüt. 1-let
totale bedrag van die beleggingen bereikte in 1947 meer
dan 2.022 mln fi’s, tegenover 1.650 mln in 1946. 1-let
uitstaandè saldo bedroeg 5.127 mln op 31 December 1947,
tegenover 3.802 mln per einde 1946.
Om de acute woningschaarste mede te helpen bestrijden,
heeft de Algemene Kas in 1947 nieuwe credieten ten he-
lope van ongeveer 800 mln frs aan het w’erk van de arbei-
ders- en goedkope woningen besteed, zodat het saldo van
de geïnvesteerde kapitalen per einde 1947 2.406,5 mln
frs bedroeg. Bovendien heeft zij door middel van hypothe-
caire leningen en landbouwleningen, alsmede door dis- –
conteringen’ en beleningen, een groot aantal credieten
toegestaan voor het bouwen of het aankopen van woningen,
terwijl zij voor dezelfde doeleifden nog gelden Ier be-
schikking stelde van andere instellingen. 1-let totaal van
haar directe en indirecte bijdragen tot de verbetering van
de volkshuisvesting beliep in 1947 ongeveer 1.860 mln
frs.
De hulp aan de Staat kwam tot uiting in de vorm van
belangrijke iiitekeningen op, de twee in 1947 uitgeschreven
overheidsleningen, alsmede in de opneming, hij uitzonde- –
ring, van schdtkistcertificaten op korte termijn. Einde 1947
bevatte de portefeuille van de Instelling voor 16.508 mln frs directe Belgische staatsfondsen
–
en daarenboven nog
schatkistcertificaten op korte termijn voor een bedrag
van 500 mln frs.
Aan de andere kant heeft de Algemene Kas in de loop
van het boelcjaar haar beleggingen in indirecte staats-
fondsen en door de Staat gewaarborgde effecten in ruime
rnate vermeerderd, waardoor zij de wederuitrusting in
de sector van de openbare diensten heeft vergemakkelijkt.
De nieuwe beleggingen in deze effectenctegorieën hebben
3.657,7 mln frs bereikt in 1947, zodat het saldo der ge-
investeerde ikapitalen per einde van dat jaar 8.661,8 mln
frs bereikte.
Bij de rechtstreelcse toekenning van ci-edieten aan
particuliere bedrijven heeft de Instelling eveneeds getracht
een politiek te volgen, waarbij vooral de behoéften voor het herstel en de wederuitrusting in aanmerking komen.
Met dit doel heeft zij haar industriële beleggingen verder
uitgebreid. De opnemingen van obligaties van vennoot-
schappen’ beliepen in 1947 743,5 mln frs.
1-let
derde deel
van het verslag geeft’ de halansen en de
rekeningen van de vier Kassen, welke samen de Algemene
Kas vormen. – –
Dank zij de gunstige resultaten door de Instelling in
de loop van 1947 geboekt, kon het Reservefonds van de
Spaarkas, dat als waarborg dient voor de terugbetaling
van de inleggingen; opnieuw worden vergroot. Einde
1947 bedroeg dit Reservefonds 1.876,9 mln frs, di.
215,1 mln frs meer dan in 1946.
BEDRIJFSECONOMISCHE NOTITIES.
Het Jaarn’erslag van de naamloze oennootschap.
Reeds spoedig zal men kennis kunnen nemen van de
verslagen over 1948 van de, grote bankinstellingen en dan
komt geleidelijk de stroom van halansen en jaai-overzichten
op gang. .
1-let jaarverslag is één van de belangrijkste stukken,
waarmede de naamloze vennootschap in de openbaarheid
treedt. Zij zou kunnen volstaan met het deponeren van
78
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Januari 1949
balans, winst- en verliesrekening met toelichting, hij het
Handelsregister, doch zij geeft er de voorkeur aan een
min of meer uitvoerig boekwerk beschikbaar te stellen
voor een ie’der. Dit geldt in het bijzonder voor de publieke
vennootschap; niet voor de besloten NV,, die gewoonlijk niet tot eigenlijke publicatie overgaat.
Het voorstellende dus, alsof zij bedoelt voorlichting te
verschaffen aan aandeelhouders, richt de vennootschap
zich tot de buitenwereld, die a1dis de jaarcijfers ter be-
schikking krijgt, terwijl voorts andere beschouwingen of
mededelingen ter kennisname worden aangeboden. Zo
hebben de grote bankinstellingen niet geaarzeld haar me-
ning uit te spreken over verschillende overheidsmaatrege-
len. Haar uiteénzettingen zijn te vinden in de jaarverslagen.
Deze schijnen nu wel aan de aandeelhouders te zijn ge-
richt, maar in werkelijkheid moet men zich er een ander
adres bij denken.
Het
is
zeker niet zonder belang, dat jaarverslagen
van onderaemingen langzamerhand publicaties worden,
waar men naar uitziet, ook al heeft men generlei direct
belang bij het welvaren van deze maatschappijen. Er wor-
den immers langs deze weg belangrijke meningen en ideeën
op economisch of sociaal gebied te algemener kennis ge-
bracht. liet economisch leven vertoont zovele verschillende
facetten, dat een juist inzicht in de werkelijke verhoudingen
zeer moeilijk is te vet-krijgen:
Ieder ziet zijn omgeving van zijn eigen standpunt uit.
Niemand kan het geheel voldoende overzien, het ingewik-
keld organisme volkomen doorzien.
Er is geen bestuursapparaat, waarin het bedrijfsleven
zelf vertegenwoordigd is, waarin het als zodanig een eigèn
plaats inneemt.
Daarom is het van zo grote betekenis, dat op de voor-
grond tredende figuren of instanties uit het bedrijfsleven
duidelijk en onomwonden hun inzicht in verschillende vraagstukken tot uitdrukking brengen. Geschiedt dit in
het jaarverslag der onderneming, dan mag men wel als
zeker aannemen, dat de uitlatingen zorgvuldig zijn over-
wogen en pas zijn neergeschreven na discussie en critiek.
De jaarverslagen van de naamloze vennootschappen
vallen eigenlijk in twee groepei uiteen: uitvoerige gedocu-
menteerde verslagen, die beogen werkelijk inzicht in de
gang van zaken te verschaffen, of wel beknopte mededelin-
gen, die maar een zeer algemene indruk geven en w’aarbij
weinig moeite wordt gedaan om een duidelijk beeld van
de bedrijfsgang te verschaffen.
De eerste treft men aan bij die ondernemingen, die
regelmatig moeten terugkomen bij de voorzichtige belegger,
of bij credietgevers, die op de hoogte willen worden ge-
houden; in het bijzonder bij hypotheekbanken, die haar
verslag eigenlijk opstellen, niet ten behoeve van de aan-
deelhouders, maar ten behoeve van de pandbriefhouders
en candidaat-pandbriefhouders; en bij levensverzekering-
maatschappijen, die zich ook weer formeel wenden tot de
aandeelhouders, maar in werkelijkheid tot de verzeker-
den en candidaat-verzekerden, waarbij dan nog de bij-
zondere omstandigheid komt, dat de. Verzekeringskamer
zeer bepaalde voorschriften voor publicatie geeft.
Anders is het bij industriële ondernemingen, cultuur-maatschappijen, handelszaken en dergelijke, die, als de
aandelen eenmaal zijn geplaatst, niet de aandeelhouders
niet al te veel contact onderhouden, waar de ervaring leert,
dat in het bijzonder, gedurende opgaande conjunctuur-
periodes, indien nodig, nieuw kapitaal kan worden verkre-
gen en het voldoende is in dat geval enige bijzondere voor-
lichting te geven met behulp van een prospectus. Bij deze
instellingen verschaft het emissieprospectus dan ook als
regel meer inzicht dan het jaarverslag.
Van verschillende kanten hoort men de opmerking, dat
de verslaguitbi’enging bij industriële, handels- en cultuur-
onderne’mingei’ nog al een en ander te wensen over laat.
Voorgesteld is wel, dat het beursbestuur strengere eisen
zou moeten,stellen ten aanzien van het jaarverslag bij toe-
lating van fondsen tot de notering
1).
Wat zou men dan eigenlijk verlangen? In vele gevallen zien directie en commissarissen in het uitbrengen van het
jaarverslag alleen het afleggen van rekening en verant-
woording, waarna décharge aan het bestuur behoort te
worden verleend. Dit zou men kunnen noemen de interne
werking. Bij de besloten vennootschap blijft de strekking
van het verslag hiertoe beperkt.
lIet is begrijpelijk, dat een balans wordt opgesteld aan
het einde van elk boekjaar in bedragen tot in centen
nauw’keurig; een uitermate globale resultatenrekening over
het afgelopen boekjaar met de soherst denkbare toelich-
ting. Het verstrekken van teveel gegevens, te grote ppen-
hartigheid, zou het kleine, het middelgrote bedrijf, mis-
schien kunnen schaden.
Publicatie van het gedrukte jaarverslag beoogt een ex
;
terne werking. Dikwijl spreekt dat ijt elke bladzijde; men
wil een indruk naar buiten vestigen, niet zelfs hët aller-
meest bij de aandeelhouders.
Sommige indistriële concerns wijden weliswaar verrew’eg
het grootste deel van het verslag aan algemene beschou-
wingen en wetenswaardigheden omtrent bedrijven en
produdten, maar besteden toch ook grote zorg aan de
balans. Zij streven er naar, aan aandeelhouders voldoende
gegevens te verschaffen ‘ter berekening van de minimum-
intrinsieke waarde van hun bezit.
In enkele gevallen heeft men
–
zich er ook rekenschap
van gegeven, dat de balans – een statistisch gegevën –
moet worden vergeleken met de voorgaande, wil men er inderdaad lering uit trekken.
De dagbladen vermelden bij de bespreking van de jaar-
verslagen gewoonlijk de balansbedragen, niet in staat ge-
bracht, doch achter elkar, als gewoon proza, met tussen
haakjes de bedragen van het vorig jaar er achter. Vrijwel
onleesbaar.
Enkele grote vennootschappen publiceren hun balans
met de vorige er naast, en in bedragen op gehele guldens
afgerond. Dit is, voor publicatiedoeleinden, ook de juiste
wijze.
Veel minder zorg wordt besteed aan het eigenlijk belang-
rijker stuk, de resultatenrekening. Volstaan wordt met
de vermelding: Saldo exploitatierekening als bate en
daartegenover de verdeling.van dit saldo. Vermeld wordt
dan enkel het uiteindelijk voor uitkering bestemd bedrag.
Omtrent gang van zaken en werkelijke resultaten wordt
in het geheel niets medegedeeld.
iiededelingen van betekenis worden aan aandeelhouders niet gedaan. Tegenover de maatschappij, d.w.z. de samen-
leving, vindt eigenlijk geen verantwoording plaats. Toch
is menigeen ‘geleidelijk aan zeer onder de indruk gekomen
van de enorme betekenis van de grote economische een-
heden bij productie en distributie en verwacht een hoog
gevoel van verantwoordelijkheid hij deze lichamen tegen-
over de gemeenschap.
Is het nu zakelijk nodig dermate gereserveerd te zijn
op het punt van mededeelzaamheid omtrent de gang van
zaken? Levert openhartigheid hier te lande grotere gevaren
op dan elders? Is het nalt denkbaar, dat grotere waardering
voor het zakelijk milieu juist zou groeien hij ruimer en
vollediger verantwoording?
Lerin gen wekken
–
000rbeelden strêkken.
Als voorbeeld moge dan dienen het jaarvèrsiag van een
industrieel bedrijf met inassaproductie, dat ‘een beknopt,
doch overzichtelijk en duidelijk jaaroverzicht uitbrengt
2).
Het is geadiesseerd: ,,To our Stockholders and Em-
ployees (ih the belief that both groups are interested in
the company’s activities, progres,and problems)”.
‘) Zie: ,,De jaarverslâgéii
in ,,Nieuwe Courant”
van 22 Januari f949.
-j-:
,
–
‘) Annual Re,port 1947. The Ruberoid Co., Manufacturers of.
–
Asphalt and Asbestos Building and Roofing Products. New York.
(61e boekjaar). – .,
26 Januari 1949
ECONOM ISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
79
De financiële resultaten worden omschreven en toege-
licht met een grafische oorste1ling van de omzet van 7
jaren in $ en iii tonnen, en van de verkoopprijzen per ton.
hoe’ werd elke dollar, in 1947 ontvangen van afnemers,-
aangewend? Dit wordt duidelijk uitgebeeld
grondstoffen 52 cents; lonen 26* cents; belasting
7*
cents;
investering 7 cents; dividend aandeelhouders 2 cents ete.;
d.w.z.
Cost of Runningour Business ……….
83* cts
– Paid to Government
………………
* cts
Net Earnings
……………………
9
cts
100′ cts
Verantwoording van de berekende verkoopprijzen, in-
dexcijfervergelijking van eigen verkoopprijzen, prijzen van
bouwmaterialen en van totale bouw’kosten.
Voorts kostenoverzichten, salarissen’en lonen, vergelij-
king van kosten van levensonderhoud en verdiende lonen,
sociale voorzieningen e.d.
Gegevens en foto’s van bedrijfsuitbreidingen en van
bijzondere producten. Grafische voorstelling van aan.tal
employé’s, totaal lonen en totale productie in hoeveel-
heden. ,,Present situation and outlook”: een goed jaar ge-
weest; er komen nu veel moeilijkheden; het is nodig de
efficiency tot het uiterste op te voeren. ,,The éxcellent
record for the year 1947 was made ,possihle only by excel-
lent teamwork on the ‘part of all our employees and by
the support of our stockholders”.
Volgt de balans: ,,Comparative Balance Sheet” 1947-1946;
overzichtelijk, goed ingedeeld, beide jaren naast elkaar.
Toelichtende staatjes, wederom 31-12-1947 en 31-12-1946,
voor: vorderingen, voorraden (grondstoffen, goederen in
bewerking, gereed product, ,,at the lower of Cost or Mar-
ket”); vast actief, afschrijvingen, reserveringen.
En dan de resultatenrekening.”S,Vaar deze bij ons veelal
in werkelijkheid ontbreekt, moge zij hier in haar geheel
worden overgenomen, doch dan in veelvouden van
S
1.000
in plaats van in de werkelijk vei’melde, volledige bedragen:
Resultaten 1947 en 1946.
(in $ 1.000)
1947
1946
Netto verkopen
………………
$ 52.375
S 39.191
Kostprijs van de verkochte goederen ..
60.440
30.933
$
11.935
S
8.258
Kosten verkoop, reclame, algemeen
..,,
3.910
3.228
$
8.025
$
5.030
Andere inkomsten: .Dividend dee]n. Engeland
……..
..
48
33
Intrest
……………..
..
35
28
Diversen
………………….
2U
3
$
8.128
$
5.094
af:
Ouderdomsvoorziening
.
……….
…..
64
65
Winst vOör aftrek van belastingen
$
8.064
$
5.029
af:
Belastingen
………………
3.261
,,
2.076
Netto
Wiflst
………………….
$
4.803
$
2.953
af:
Diverse
voorzieningen
…………..
477
275
Saldo
………………………….
$
4.326
$
2.678
Tenslotte een duidelijke berekening van de boekwaarde
,per aandeel en een overzicht van kapitaal en dividend
van 1889 af.
1-let is maar een heel klein boekje, dat niet veel woorden
bevat, lIet tyjen van tekst en cijferopstellingen zal van
een redelijk goede typiste niet meer dan enkele uren
arbeid vragen.
• Een jaarverslag kan blijkbaar beknopt en bescheiden
zijn en toch zeer waardevolle voorlichting geven:
J. BRANDS.
INTERNATIONALE NOTITIES.
DTJITSLAND: OPNIEUW
INFLATIE?
De industriële productie in West-Duitsland ‘la6 drie
jaar na de oorlog nog slechts op de helft vnn het peil van
1936. Een van de belangrijkste oorzaken was wel gelegen
in de monetaire situatie. Bijna onmiddellijk’ na de géld-
sanering in Juli 1948 begon de bedrijvigheid in stèrke
mate toe te nemen. In September 1948 bedroeg de ih-
dustriële productie réeds 70 pCt van die in 1936; in een
aantal sectoren werd zelfs de voorôorlogse productie weer of bijna weer bereikt. De zwarte markt zakte in
elkaar en grote hoeveelheden goederen kwamen te voor-
schijn. De landbouwers begonnen hun producten weer
meer dan voorheen ter beschikking te stellen, honderden
kleine ondernemingen werden in het leven geroepen, dui-
zenden woningen werden weer bewoonbaar gëmaakt met
het beschikbaar komen van glas en stenen. FIet absentisme
in de fabrieken verminderde snel, de arbeidspoductiviteit
steeg met 35 pCt. De niet meer aan contrôle oi’iderworpen
prijzen kwamen weliswaar iets boven de vroegere nomjnale
hoogte te liggen, maar toch ver beneden de zwarte markt-
prijzen.
De recente prijsstijgingen en de toeneming van de
bankbiljettencirculatie in de Westelijke zônes van Duits-.
land (Trizonia), die volgden op het aanvankelijke succes
van de monetaire sanering van de afgelopen zomer,
hebben echter opnieuw twijfel’ en bezorgdheid doen ont-
staan over de verdere voortgang vân het Duitse herstel.
Aan het goederenaanbod uit hoofde van achtergehouden
voorraden kwam al vrij spoedig een-einde. Ook de effec-
tieve geldhoeveellieid werd vergroot door het vrijkomen
van een deel van de geblokkeerde deposito’s, door leningen
van de banken aan particulieren en dooF ,,deficit-spending”
van de zijde der afzonderlijke staten en o’erheidsbedrijven.
Vooral deze laatste factor schijnt kwantitatief zeer be-
langrijk te zijn., De ,,MonLhly Bank Letter” van Januari
1949 van de ,,National City Bank of New York” citeert
in dit verband een voorbeeld, gegeven door Edward A.
Morrow, de Berlijnse correspondent van de ,,New York
Times”,
–
betreffende de inflationaire druk, veroorzaakt
door de uitgavenpolitiek van genationaliseerde bedrijven.
Zo geven de bizônale spoorwegen per maand 125 mln
mark uit voôr hersteldoeleinden; het tekort van de staats-
spooiwegen in Maart as, wordt op meer dan 400 mln,
mark geschat. De ,,Lënder”-regeringen gaven gedurende de eerste vier maanden ‘na de geldsanering, naar de heer
Morrow mededeelde, met hun politiek van ,,deficit-
spending”, meer dan 1 mrd nieuwe marken uit.
Volgens de laatst bekende opgaven van de ,,Bank
Deutscher Lander” is de hoeveelheid bankbiljétten’ in
handen van het publiek gestegen van 2,6 mrd DM in
Juni tot ongeveer 5,9 mrtl DM eind October 1948. De.
totale koopkracht in handen van het publiek is, rekening houdend met de toegenomen bankcredieten (3 mrd), het
vrijkomen van geblokkeerde rekeningen en de toeneming
van de vrije bankdeposito’s, sedert de sanering naar
schatting verdubbeld. De prijzen zijn intussen weer verder
-gestegen. De prijs van een pakje.Amerikaanse sigaretten,
die als, een soort inflatiebarometer wordt beschouwd, is
van 3 mark tot 10 mark, gestegen. Door de prijsstijging
wordt steeds meer aan de waardevastheid van de nieuwe
valuta getwijfeld. Ook de omloopssnelheid van het geld
neemt toe. De landbouwers en fabrikanten beginnen
opnieuw goederen achter te houden. Bovendien doen de
geruchten over pen nieuwe geldsanering de bezorgdheid
toenemen; de mark wordt in Zwitserland verbandeld
tegen een koers van ongeveer 20 per dollar.
In elk geval, zo zegt bovengenoemde ,,Monthly Letter”,
zijn de lessen uit het verleden duidelijk: geldsanering
alléén, hoe drastisch en vèrreikend ook, is niet voldoende.
Voorwaarden moeten worden geschapen om de mone-
taire situatie gezond te houden. De productie moet worden
80
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Januari 1949
voortgezet met de middelen,, die men ter beschikking
heeft; grote investeringsplannen moeten niet worden uit-
gevoerd, tenzij deze kunnen worden gefinancierd uit de
belastingopbrengsten en besparingen. ,,Irnpatience to get
on with capital prograrns, and recourse to monetary
infiation to make them possible, can set back the doek
and blast again hopes for enduring recovery”.
liet hierboven gestelde Duitse vraagstuk geldt; zij het
in niet zo sterke mate, voor tal van andere landen. ,,AIl
over the world governments, impressed by the desirability
of building up industry and carrying through vast public
works, are trying to go too fast, beyond available means,
and resorting to inflationary financing to carry them
through”, aldus ,,The National City Bank of New York”.
Jaarboekje 000r de ambtenaren yan’s Rijks Belastingen.
Uïtg. J. Noorduyn & Zoon N.V., Gorinchem 1948,
413 blz., ing.
Industriële en Kommersiële Aandeleprjs-Indekse in Suid-
– Atrika.
Publikasie No. 1 van het Buro vir Ekono
miese Ondersoek 1948 door C. G. W. Schumann èn
A. E. Scheurkogel. 97 hlz., geb.
Arbeidsbureau en a,’beidsleQen.
Gedenkboek uitgegeven
bij de herdenking van 40 .jaren openbare arbeids
bemiddeling in stad en provincie Groningen, 1907-
1947. 130 blz., ing.
Grondbeginselen der bedrijfseconomie, deel .1
door Dr S.
Kleerekoper. N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam 1948,
466 blz,, geb.
1
.
DE SC1IEEPS110UW IN, 1948.
Het aantal in aanbouw zijnde schepen in Engeland ver-
toont volgens Lloyd’s Register sedert de top in Juni een
voortgezette daling: 128.973 ton minder dan zes maanden
geleden en 48.252 toR minder dan een jaar geleden. De
in aanbouw zijnde tonnage buiten Engeland is daarentegen
gestegen van 1.808.996 ton bruto eind 1947 tot 2.026.086
ton eind 1948, een toeneming dus met 217.090 ton.
De grootste veranderingen in de in aanbouw zijnde
tonnage vonden plaats in Frankrijk en in de Verenigde Sta-
ten. liet cijfer voor Frankrijk is, dank zij het herstel van
de oorlogsschade aan de, scheepswervdn, gestegen van
295.389 ton tot 414.289 ton bruto, 10 pCt -an het wereld-
totaal, waardoor Frankrijk, na Engeland, op de tweede
plaats komt.
De aanbouw in de Verenigde Staten is gedurende de,
afgelopen twaalf maanden, in hoofdzaak als gevolg van het
bouwprogramma
•
voor tankschepen, toegenomen van’
135.852 ton tot *06.848 ton bruto, waardoor de Verenigde
Staten thans de derde plaats innemen met 9,83 pCt van
het wereldtotaal. Een jaar geleden was er in Anierika nog
slechts één tankschip, van 9.000 ton bruto, in aanbouw; than’s 22 met een totale tonnage van 368.190. De totale
tonnage van tankschepen, die in de wereld in aanbouw is,
is gestegenvan 742.084 ton tot 1.387.654 ton bruto; voor
Engeland bedraagt de stijging 212.783 ton bruto, t.w. van
447.945 ton tot P60.728 ton bruto.
ONTVANGEN BOEKEN.
De Reclame
dooi Paul Mahieu. N.V. Standaard-Boekhandel,
Antwerpen—Brussel—-Gent—Leuven 1948, 205 blz.,
ing.
De ,iVede,landse handels politiek
door P. A. Blaisse. De
Nederlandse volkshuishouding tussen twee wereld-oorlogen VI. Uitg. Het Spectrum, Utrecht—Brussel
1948, 435 blz., ing. f 17,75.
Begrotingse9enwicht en conjunctuur
door Marcel 0. Loeys.
Dé conjuncturele problematiek van het begrotings-
evenwicht. Uitg. Mij N.V. Standaard-Boekhandel,
Tilburg 1947, 318 blz., ing. f15.
50 années de l’institut international de statistique
par
Friedrich Zahn. 179 blz., ing.
Geesteswetenschappeljk onderzoek in Nederland. Een over-
zicht van hetgeen in’ Nederland in de jaren van om-
streeks 1933-1943 verricht is op het gebied. der
godgeleerdheid, der rechtswetenschappen, der taal-
en letterkunde, der geschiedenis, der philosophie,
psychologie en paedagogiek en der sociale weten-
schappen. Verzameld en uitgegeven door de Werk-
gemeenschap van Wetenschappelijke Organisaties
in Nederland. N.V. Noord-Hollandsche Uitgevers
Mij, Amsterdam 1948, 445 blz., ing.
Vergelijking tussen de Belgische en Nederlandse belasting-
stelsels
door Prof. Dr P. J. A. Adriani. Veen’s Uitg.
Mij, Amsterdam 1948, 105 blz., ing. f 3,90.
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Doordat ook in de afgelopen week belangrijke bedragen
aan bankbiljetten, welke tijdens de jaarwisseling in het
vrkeer waren gebracht, weer naar het geldmarktreservoir
terugvloeiden, onderging de geldmarkt een verdere verrui-
ming. Bij geringe omzetten kwamen de marktdisconto’s
op een iets lager niveau: driemaandspromessen werden
tegen
lf
pCt verhandeld, Julipapier was tegen pCt
aangeboden, terwijl Augustus- t/m Decemberpromessen
tegen
13/8
pCt verkrijgbaar waren. De callgeldrente bleef
daarentegen onveranderd 1 pCt, hetgeen waarschijnlijk
een gevolg waS van de omstandigheid, dat de banken op
beperkte schaal nieuw schatkïstpapier van de Agent af-
namen, waardoor zij tevens een belangrijk hiaat in de ver-
deling van hun schatkistpapierportefeuille enigszins konden
opvullen. –
liet heeft de aandacht getrokken, dat de bijzondere
rekening van de Schatkist bij De Nederlandsche Bank,
waarop de tegenwaarde van de Amerikaanse hulpverle-
ning wordt geboekt, zich gedurende ongeveer twee maanden
op hetzelfde niveau heeft bewogen, doch in de week van
10-17 Januari jl. van f 188 millioen op f 214 mililoen is
gestegen.
De oorzaak hiervan is, dat volgens overeenkomst met
de Verenigde Staten van deontvangen hulp $ 95 millioen
als lening wordt beschouwd ($ 80 millioen voor Nederland en $ 15 millioen voor Indonesië). Administratiefwerd’dien-
tengevolge de sedert November ontvangen hulp als lening
beschouwd, totdat een naar tijdsduur evenredig deel, van
genoemde $ 95 millioen is bereikt. De tegenwaardd der
leningen, welke een schuld van de Nederlandse Staat ver-
tegenwoordigen, wordt uiteraard, onder de algemene in-
komsten van het Rijk verantwoord. Bovendien moet reke-
ning worden gehouden met de bij de inter-Europese hulp ontvangen en geschonken bedragen. Per 17 Januari 1949
was de situatie als volgt:
Afgerekende Marshall-hulp
……….f 282 millioen
Ontvangen inter-Europese hulp ……..f 26 millioen
f 308 millioen
Leningen …………..1 87
millioen
–
Verstrekte inter-Europese
hulp …………….1 6
millioen-
Kosten E.C.A.-missie Nederland
……….1 0,64 millioen
– –
f 93,6 millioen
Saldo bijzondere rekening
…………f 214,4 millioen
De aandelenmarkt vertoonde in de afgelopen week het
bijna traditionele beeld van langzaam afbrokkelende
koersen. Ook Indonesische fondsen konden zich aan de
algemene marktstemming niet onttrekken, hetgeen, gezien
de toenemende internationale spanningen rondom de In-
donesische kwestie, weinig verwondéring baart. Juist door
deze politieke factoren wordt het uiterst moeilijk zich
1.000 t.
miii. “t/km
1.000 t.
mill. t/kin
Aantal 1.000 t.
Aa’rtal
1.000 t.
Aa{tal
1.000 t.
Aantal
1.000 R.T.
Aatal
1.000 1d.T.
1.00 t.
1.000 t.
1 mi’hioen
1 millioen
Aantal
1.000
1 millioen
80
86
769
732
858
795
123
132
209
200
93
88
250
2.072
3.809
3.600
4,8
34,8
66,4
65,5
130
1.191
357
184
172
1.030
66
45
2.850
1.319
781 641
101
2.906
1.359
603 416 103
1.403
938
512
126
290
58
1.130
2.569 2.286
1.372
1.110
2.526
1.774
–
1.371
957 370
211
288
123
1.499
274 642
2.02
– 43,0
18,8
.138
1.268
377 –
185
151
903
63
44
2.960 1.438
889
708
141
2.828
1323
597
402
120
1.270 822
436
103 241
59
1.190 2.636 2.335
1.459 1.117
2.570
1.880
1.401
995 297
290 362
112
1.366
269 .
734
186
44,9
21,2
173
t
175
100
917 260
127
100
600
45
100
6.146
3.572
2.092
1.566
126
6.082
3.494
2.252
1.559
229
2.144 1.427
1.051
199 544
100
1.758 4.416 3.834
1.738
4.418
3.216
.018
4.738
484
1.421
100
1.215
420
285
170
21,2
5,7
4,4
100
65
368 918
‘
100,
100
400
129
1.180
334 164
105 629
43
35
1.860
912
398
321
73
1.923
957
421
310
80
1.141 798 386
122
196
42 753
1.852
1.702
907 737
1.854 1.150
911
984
191
149
149
111
1.344
262
565 189
47,0 14,9
9,8
147
75
580
– 550
115
158
60
143
1.314
352
201
170′
1 .023′
63′
46
3.109
1.375
917
722
165
3.117 1.415
643 429
130
-1.370
943 535 104 320
59
1.118
2.562
2.277
1.422
1.099
2.692
1.882
1.402
1.097 368
232
425
120′
1.454′
287′
609′
44,2
178
83 711
741
-128
193
3.652
64,0
165
1.51!,
340 206
49
3.170
1.490
898
724
44
3.207
1.601
.603
433 126
1.375 926
471
128
262
58
1.133
2.589
2.299 1.528
1.086
2.532
1.856 1.648
1.219
282
337 440
446′
1.752′
37 t *
548′
42,5
166
66′
657′ 644′
1 02′
178′
70 *
3.782
58,3
26 Januari 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
81
/
een oordeel te vormen omtrent de kwaliteit en de ver-
wachtingen voor deze vermogensbestanddelen, ook al wor-
den steeds meer gegeven omtrent de economische situatie
der betrokkèn bedrijven bekend:
Aandelen Unilever daalden in de verslagperiode van 267
tot 254 pCt. Deze scherpe daling werd vnl. veroorzaakt –
door geruchten omtrent een ophanden zijnde obligatie-
emissie van waarschijnlijk f 75 millioen. Inderdaad worden
dan de gewone aandelen wel zeer conjunctuurgevoelig,
aangezien op een gewoon aandelenkapitaal van bijna f 170.
millioen een bëdrag aan cum.preL kapitaal staat van f 213 millioen en blijkens de jongste balansgegevens bovendien nog een schuld op lange termijn van f 110 millioen. Bij de
Engelse maatschappij is de veihouding nog ongunstiger:
daar staat £ 13,7 millioen gewoon aandelenkapitaal tegen
niet minder dan £ 56,2 millioen preferente aandelen. De
toeneming van vaste rente- en aflossingsiasten vergroot
de dividendkansen van aandelen bij een langzaam minder
wordende conjunctuur, zoals het beeld thans ongeveer is,
uit de aard der zaak niet.
Ter oriëntering volgt hier de gebruikelijke
koerstabel.
14 Jan.
21 Jan.
1949.
•.
1949
A.K.0.
………………….
161
162±
v.
Berkel’s
Patent
…………..
112±
Lever Bros. Unilever C. v. A.
267.,
254
Philips
G. b. v. A.
…………..
226
±
223
Koninklijke
Petroleum
………..
313 311±
H.A.L.
……………………
167±
166
N.S.0.
……………………..
168± 166
I-I.V.A.
……………………
179
174 Deli
Mij
C. v. A
……………
161
1561.
Amsterdam Rubber
…………
172±
166
Internatio
…………………
201
198
-. .
.
STATISTIEKEN,
VERKEER EN VERVOER IN NEDERLAND.
–
1
—
Omschrijving
Eenheid
Maandgem.1Maandgern.I
Juli
Aug.
t
1
1938
1947
1948
… 1948
Sept
Oct.
1948
1948
Indexeijter vervoer wildo binnenvaart
Vervoer wilde binnenvaart.
.. ……
……….
waarvan brandstoffen ………………….
Wilde binnenvaart, prestatie
Indexeijler eigen vervoer to water
Eigen vervoer te water
Idem, prestatie
‘Indexci.jfer iiiternat. binnenvaart (laadverm.)
Binnengekomen schepen
Laadvermogen ……………………….
Lading
waarvan onder Nederlandse vlag
11
Belgische vlag
Vertrokken schepen
Laadvermogen ………………………
Lading
waarvan onder: Nederlandse vlag
Belgische vlag
Schepen in rechtstreekse doorvaart
Laadvermogen ………………………….
Lading
waarvan onder: Nederlandse vlag
Belgische vlag …….. ……
Indexcijfer zeovaart (inhoud) …………….
Binnengekomen zeeschepen
Bruto inhoud
Idem, alleen geladen schepen
waarvan in lijn’aart
Vertrokken zeeschepen
– ……………….
Bruto inhOud
Idem, alleen geladen schepen
waarvan in lijnvaari
Goederenvervoer ter zee ……………..
Gelost
hij invoCr ………………..
doorvoer
………………..
Geladen ‘) hij uitvoer
…………………
dodrvoer ……………….
Indexeijtor goederenvorvoer Ned. Spoorwegen
Goederenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal
waarvan grensoverschrijdend
. ………….
Reizigerskilometers Ncd. Spoorwegen ……..
Tonkilometers Ned. Spoorwegen. …………
Tramwegen, vervoerdO reizigers Interloc. auto busdiensten; vervoerde reizigers
Locale autobusdiensten; vervoerde reizigers
Indexeijfer Verkeer
OP
de rijkowegen
t. ….
…
Slachto’Yfers verkeereongevallen:
Overleden
………………………..
Ernstig gewond ……………………..
Licht gewond
Idem, Irulexeijfers :
– …………………..
Overleden
…………………………
Ernstig gewond ………………………
Licht gewond
Luchtvaart (lt.L.M.)
‘)
Tonkm (vracht, post en bagage) ……….
Passagiers kin
…………………..
‘) Bunkermateriaal ccl. niet inbegrepen. ‘) Excl. het-Vest-IndiO bedrijf en het Interinsulair- bedrijf in Indonesit.
‘) Voorlopig cijfer.
Bron:
centraal Bureau. voor de Statistiek.
82
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Januari 1949
DE NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte balans op 24 Januari 4949.
Activa.
Wissels, pro- Hoofdbank f
–
messen en
schuld brieven Bijbank
,,
–
iiv disconto
Agentsch.,,
5.000,-
5.000,-
1)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven,
door de Bank gekocht (art. 15, onder 4°,
van de Bankwet 1948)
…………..
..-
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst. van 26 Februari 1947 …. .. 1.800.000.000,-
Voorschotten (Hoofdbank f 138.177.623,27 )
in rek.-crt
1
op onderpand
I
Bijbank
664.40580
(mci.
belenin-
gen)
Agentsch.,,
7.114.289,61
t
143.556.118,68
Op
effecten
en
………
..144.928.634,01
‘)
Op goederen en celen
..,,
1.027.684,67
11
145.956.318,68
2)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet
1948)
……………………
. –
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1947
…………………………
..I.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal
Gouden ‘munt en gouden
muntmateriaal ……f
439.109.682,89
Zilveren munt enz…..4.396.207,39
443.505.890,28
Papier op het buitenland
f
260.126.680,-
Tegoed bij correspondenten
in het buitenland
….
..142,832.260,61
Buitenlandse betaal-
middelen
…………
..
6:594.738,45
409.553.679,06
Vorderingen in guldens op vreemde eirculatie-
banken en soortgelijke instellingen
….
..169.339.222,55
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en voorzieningsfonds
…………..
107.557.102,21
Gebouwen
en inventaris
…………….
..2.500.000,-
Diverse
rekeningen
………………….
26.648.975,81
4.605.066.188,59
Passlva.
–
Kapitaal
…………………………
f
20:000.000,-
Reservefonds
……………………..
..42.759.703,05
Bijzondere
reserves
………………….
54.447.566,03
Pensioenfonds
………………………..
19.959.935,29
Voorzieningsfonds
personeel
in
tijdelijke
dienst
……… . …………………
..1.500.000,-
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ..,,
109.731.980,- Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
,, 3.006.466.085,-
Bankassignaties in
omloop
…………..
..108.031,34
Rekening-courant saldo’s
‘s Rijks Schatkist……f
264.705.084,82
‘s Rijks
j
o Schatkist
bij-
zondei’ë
rekening ….
..
214.012.469,46
Geblokkeerde saldo’s
..,,
4.497.607,49
Saldo’s
van
banken in
Nederland ……….
..
44.297.475,31
Vrije saldo’s van vreem- de circulatiebanken en
soortgelijke instellingen ,,
330.861,020,75
Andere vrije saldo’s ….
..
354.121.063,37
1.192.494.721,20
Crediteuren in vreemde geldsoort
……..
93.553.614,06
Diverse
rekeningen
………………
..
,
94.044.552,62
4.605.066.188,59
‘) Waarvan
schatkistpapier
rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen
….
f
– ‘)
Waarvan aan Indonesië (Wet van 15
Maart 1933, Staatsblad no. 99) 36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de
Staat in het verkeergebrachte muntbiljette.n
,,
139.672.174,-
FEDERAL RESERVE .BANKS.
(Voornaamste oosten in millioenen dollars),
Metaalvoorraad
Data
Other U.S. Govt
Totaal
Goudcer-
cash
securities
tificaten
31 Dec, 1946
18.381
17.587
268
23.350
30 Dec. 1948
22.956
22.325
265
–
23.347
6 Jan. 1949
22.976
22.345
.
297
22.919
13 Jan. 1949
22.993
22.363
326
22.465
Deposito’s
Member-
Data
jetten
In
circulatie.
Totaal
Govt
banks
31 Dec. 1946
24.945
17.353
393
23.350
30 Dec. 1948
1
24,222
22,628
1.283
23.347
6 Jan. 1949
1
24.088 22.493
951
20.375
13
Jan. 1949
23.903
22.189
939
20.105
DE NEDERLANDSCHE
BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).
2)
°-.
..’o
o,,
,c
‘u
cd
26)
2)•-uu.
0
‘225
i2″
2.
.2)4,
30Dec.
’46 700.876
4.434.786
100.186 153.109
2.744.154
13Dec.
’48 442.755
339.914
138.337 143.849
3:033.769
20 Dec.
’48 442.927 318.143
159.603
148.614
3.054.367 27 Dec.
’48
443.201
312.783 145.086 154.867
3.445.299
3 Jan.
’49
443.672
303.615
120.554
104.905 3.144.351
10 Jan.
’49
444.292
289.833
138.012
144.347
3.085.025
17 Jan.
’49 444.184 252.983
161.900
143.612
3.044.521
24 Jan,
’49 443.506 260.127
149.427 145.956 3.006.466
Saldi in rekening courant
4′
2)
.
.4,.-
2)
30Dec.
’46
133)ec.’
’48
20Dec.
’48
27 Dec.
’48
,
3 Jan.
’49
96.390
188.450
5.681
47.254
300.732
430.294
10 Jan.
’49
166.035 187.975
,
5.460
42.883
327.294
384.331
17 Jan.
’49
189.029
216.012
5.226 54.669
336.547
358.698
24 Jan.
’49 244.705
214.012
4.498
44.297 330.861
‘354.121
DE JAVASCHE BANK.
(Voornaamste Dosten in duizenden rtildens.
Data
2)20_
i2P,’O
‘Q
QoO2)a,
0
31 Mrt
1939
31 Mrt
1947
12 Jan.
1949
78.424477.080 470.933
5.521
35.363
75.781
21.121
58.846
33.256
85.402
13.379
98.180
Rekening-courant
815
255.201
782.814
o
br’
.
o
saldi
0
°’°
°
Data
.0
2)
PQ
0
31 Mrt
1939
67.342
199.753
–
70.467
2.039
31 Mrt
1947
81.527
‘453.816
–
503.718
101.304
12 Jan.
1949
32.022
751.237
–
659.675
68.377
Muntbiljettencirculatie per 31 M’rt 1947 f646.830.979. Muntbiljettencirculatie per 12 Jan. 1949 f875.605.000.
ZWEEDSE RUKSBANK.
(Voornaamste posten in inillioenen kronen).
Metaal
Staatsfondsen
2)
Data
,
0
01
31
Dec. 1946
839
532 1.544
504
284″
94!
182
23Dec.1948
178
113
3.321
225
240!
– 1
482
31 Dec. 1948
178 113
3.317
1
246 280
– .1
182
7 Jan. 1949
177
112
3.264
248
274
-j
.
482
Deposito’s
”
Direct opvraagbaar
4
‘
Data
o
0)
—
–
s
—
•
2..
cd
44
Is
5
–
4ec4
bo2.,
o
CI
,.j
31 Dec. 1946
1
2.77
875
706
1
g
‘280
T
23 Dec, 4948
3.065
1.121
1
707
369
189
1
101
7
31 Dec. 4948
1
3.113
1.1381
679
358′
191
1
97
7
7 Jan.
1948
j
2.968
1.204
655
465 192
94
7
Annonces, waavan de tekst ‘s Maandags in ons bezit
is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer
van ‘dezelfde week worden opgenomen.
-S
26 Januari 1949
ECONOMISCH
–
STATISTISCHE BERICHTEN
83
IJAVENBEWEGINO.
To
Rotterdam, Amsterdam
en
Antwerpen aangekomen zeeschepen
‘).
Rotterdam
.
Amsterdam
Antwerpen
Tijdvak
aantal
netto register
aantal
netto register
aantal
ntto register
tonnen
tonnen
tonnen
1948
Januari
…………..
513
900.645
208
217.476
676
1.426.923
Februari
….. . ……..
623
1.915.570
1
204
242.271
1
645
1.326.948
713
..
.
1.170.494
249
293.996
1
759
1.640.485
Maart
……………..
April
……………..
759
149.060
260
217.421
677
1.351.495
Mei
……………
•
712
998.949
293
309.549
742
1.513.300
627
941.522
273
313.230
700
1.429.583
729
1.121.185
291
250.008
729
1.368.112
853
1
1.206.022
299
300.168
661
1
1.353.109
Juni
……………..
September
746
1.088.109
303
292.299
689
1.370.074
juli
……………….
Augustus …………….
738
1
1.080.556
.
315
337.326
739
‘1.400.597
October
…………….
November
667
991.759
289
285.368
-653
1.221.437
December
822
1.107.030
321
289.392
802
1.498.734
3.305
3.349.504
1
8.472 ‘)
16
.900.797 ‘)
2.443
2.769.462
8.013
16.762.921
Totaal
1948
……………….8.502
1
12.670.901
1
.
1.706
i
1.817.922
1
5.284
9.312.726
Jotaal
1947
………………5.974
9.883.446
Totaal
1946
………………4.464
1
5.911.539
1
470
458.800
1
3.585
11.129.932
Totaal
1945
………………1.344
1
2.063.632
l
Totaal
1939
……………:
12.026
1
19.392.128
3.110
4.024.738
1
9.524
15.888.710
‘) Bronnen: ,,Mededelingen Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Zuid-Holland”; Dienst Gemeente Hand elsinrichtin gen, Amster-
dam; Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam; Economische dienst van de haven, Antwerpen.
”)
Voorlopige gegevens.
BANK
VAN
ENGELAND.
(Voornaamste postn in millioenen ponden).
N.V. Chemische Fabriek
-5
q)
%-
.
5)
5,..
”
.
.
5
5
,,NAARDEN”
0
0-
.i
W
gevestigd te NAARDEN.
0
.
UITGIFTE van
5
Jan. ‘0,2
1
1.299,2
1.300
1.272,3
27,9
25 Dec. ‘1
11″.11990,2
1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
12
Jan. ‘0,2
1
1.299,3
1.300
.
1.251,3
49,0
6000 gewone aandelen,
‘0,2
19
Jan.
J
1.299,3
1.300
1.234,1
66,1
Other securities
Deposits
elk groot nominaal f. 200.- aan toonder,
1
–
‘
ten volle delende in de winst van het lopende boekjaar,
cd
eindigende 31 December 1949, en volgende boekjaren;
ca
Z0
‘
.,
Pq
Pq
Ondergetekenden berichten, dat zij de inschrijving op
bovengenoemde aandelen, uitsluitend
voor houders van
25 Dec. ’46
1,3
1
311,8
13,6
15,8
346,5
10,3
278,9
5
Jan. ’49
4,0
374,9
22,0
22,2
432,8
27,9
1
308,7
gewone aandelen,
openste1len op
12 Jan. ’49
4,1
1
342,9
20,8
1
22,4
421,1
17,6
1
310,6
19
Jan.
1
49
4,3
354,2
23,5
1
23,6
453,4
13,1
[
341,0
DONDERDAG 3 FEBRUARI 1949,
van des
voormlildags
9
uur
tot des namiddags
4
uur,
ten kantore van:
NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ NV., DE TWENTSCHE
BANK
NV.,
Pl .V. TW EN TSC H E OVERZEE
te
Amsterdam, ‘Rotterdam en ‘s-Gravenhage,
de Heren VLAER
&
KOL te
Utrecht,
HANDEL MAATSCHAPPIJ
tot. den koers van 110 pCt,
gevestigd te ENSCHEDE.
op
de voorw.arden van het prospectus dd.
26
Jan.
1949.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn verkrijgbaar
UITGIFTE van
bij
de
inschrijvingskantoren.
/1.000.000.- aandelen aan toonder of op naam,
‘
Nederlandsche Handel-Maatschappij, N.V.
in stukken van
f
1000.- nominaal,
,
De Twentsche Bank N.V.
,
ten volle Oelende in de resultaten van het boekjaar 1949
Vlaer & Kol.
en volgende boekjarefl.
Amsterdam
26
Januari
1949.
Ondergetekende bericnt, dat zij de inschrijving op boven-
Utrecht
genoemde aandelen, uitsluitend voor houders van aandelen
en receplssen van aandelen N.V. Twentsche Overzee Handel
Maatschappij, openstelt op:
WO E NS DAG, 2 FEBRUARI 1949
van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,
bij haar kantoren te AMSTERDAM, ROTTERDAM,
Ondernemingen,
die het beste leidende
personeel zoeken,
‘s-ORAVENHAGE en ENSCHEDE
speciaal met economische scholing, roepen sollicitanten
op
tot de koers van 110 pCt.,
door middel van een
annonce in de
rubriek ,,Vacatures”.
Het
aantal reacties, dat
deze annonces tengevolge hebben,
op de voorwaarden van het prospectus dd. 24Januari1949.
is
doorgaans
uitermate
bevredigend: begrijpelijk,
omdat er
Prospectussen en inschrijvingsformulieren zijn verkrijgbaar
bijna geen
grote
instelling
is,
die dl
blad
niet regelmatig
bij de kantoren van inschrijving.
ontvangt en waar het niet
circuleert. Opdrachten voor het
DE TWENTSCHE BANK
N.V.
volgend nummer
dienen
31
Jan. a.s. in ons
bezit te zijn
AMSTERDAM, 24 Januari 1949.
Accountantskantoor vraagt overname van
accountants- of
administratiekantoor
Brieven onder no. ESB 1351 bur. v. d. blad, postbus 42, Schiedam.
Gevesfigd:
ROSTON & FRANKFORT
Financiële Adviseurs
41 EAST 42nd STREET, NEW YORK 17, N.Y.
Tel.adr.: FinconsuIt New York.
Waarneming van Fina’nciële belangen
mci. Vermogensbeheer
Assistentie bij:
Oprichting van Coporations en Financiering
van Internationale Handelstransacties.
–
k
ru
chtess
wi
Economisch doctorandus
midden dertiger, mét veelj. zeer gevar. praktijk in di-
verse U. bedrijven; theor. en prakt. you. onderl. in
moderne bedr. adm., kostprijsber., budgettering, plan-
ning, statistiek, pensioenzaken; allround Dir.Secr., mo-,
menteel alg. proc.h. van bekende onderneming; wenst
van werkkring te veranderen,
ZOEKT LEIDENDE FUNCTIE
in gerenommeerd en gezond industr.bedrijf. Discretie
wordt gegarandeerd en verzocht. Br. worden gaarne in-
gewacht onder no. ESB 1352, Bur. v. d. Bl., Postbus 42,
Schiedam.
Ecânomisch student,
binnenkort zijn Cand. Ex. doende, met veel interessen
zoekt tegen 1 Maart 1949 een hem passende werkkring,
voor halve of helè dagen, tegen kleine vergoeding. Br.,
onder no. ESB 1350, Bur. v. d. Bl., Postbus ’42, Schie-
dam
+
Vucuturc
•
J
Bij de N.V. BILLITON MAATSCHAPPIJ te
‘s-Gravenhage bestaat gelegenheid tot plaatsing
/
van
een gevorderd
assistent-accountant
Latere uitzending naar een van haar overzeese
bedrijven is mogelijk.
Vereisten: vergevorderde studie voor accoun-
tantsexamen N.I.V.A. of doctoraal examen eco-
nomie.
Sollicitaties uitsluitend schriftelijk aan de afde-
ling Personeelzaken, Louis Couperusplein 19.
Een van de grootste Nederlandse
textielindustrieën vraagt voor dealge-
hele leiding van haar exportafdeling
een
EXPORT LE IDER
Vereist worden:. een ruime
algemene ontwikkeling, beheer-
sing van de moderne talen in
woord en geschrift, organisatie-
vermogen, commerciëel inzicht,
tact. Leeftijd tot pim. 40 jaar.
Aangeboden wordt: een hoog
gesalariëerde levenspositie.
Uitsluitend zij, die in het bezit zijn van
een zeer ruime ervaring op het gebied
van de export, gelieven hun uitvoerige, eigen-
handig geschreven sollicitatie onder no. A 813
te richten aan: ALGEMEEN PSYCHOLOGISCH LABORATORIUM,
Herengracht 435, Anisterdam-C.
Maakt gebruik
•
van
onze speciale rubriek ,,Vacafures”
voor het
oproepen van sollicitant en voor leidende
Functies.
Verliesposten – Voorkomend Syèteem
bestaande uit 4 Diensten
–
Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel hij het
gezondbouden van uitstaande credieten. Aan-vaard als onderdeel der debiteuren-administra-
tie, zal het van groote practische waarde blijken
te zijn.
Onze V.V.S.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden
Yan der Graat 8 Co’s bureaux voor den handel H.V.
Amsteistraat 14-18,
Amsterdam-C. Telefoon 38631 (i
lijnen)
Economisch – Statistische
Berichten
Adres
voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (
IV.).
Telefoon: Redactie en Administratie
38040.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen,
Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (
1V.).
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.
–
Abonnements prijs, franco per post, voor Nederland
f 26
per jaar,
voor Belgie/Luxemburg
f 28 per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Banque de Commerce te Brussel. Overzeese gebiedsdelen (per zeepost) f
z6,
overige landen
f 28
per jaar. Abonne-
menten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd
per ultimo van
het
kalenderjaar.
Aan getekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk,
Rotterdam (
W.).
ADVERTENTIES.
Alle corrcspondenties betrefffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange haven
‘4
1
, Schiedam’ (
Telefoon
69300,
toestel
6). –
–
Losse
nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.