Ga direct naar de content

Jrg. 34, editie 1653

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 12 1949

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

E

Bericht e
“n

/

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

34E
JAARGANG

WOENSDAG 12 JANUARI 1949

No, 1653

COMMISSIE VAN -REDACTIE: –

Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. ‘Tinbergen;

F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

COMMISSIE, VAN AD VIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; R. Miry; J. aan Tichelen; R. Vandeputte;

F. Vers ichelen.

Gegeaens ocer adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde aan dit nummer.

INHOUD:

Blz.

De artikelen van deze week ……..27

Sommaire, sumi’naries ………….. ….’27

Economische vraagstukken in het Verre Oosten
door
Ir D. Groenacid …………………………
28

De invloed van de bodemvruchtbaarheid op de he-
drijfsuitkomsten in de Friese landbouw door Dr A.
Vondelin
g
………………………………
30

De awik[eling van de geldzuivering en de spaarder
dooi D. I-Iouczager ……………………….
32

Cement’
door T. J. Fransen ………………….33

London Létter
door Harold TTinco …………..36

Internationale notities:

Do helastingoutvaiigeteii in dc Verenigde Stateii
……..
37
1)c sUl)Sl(liepOlitiek in BelgiC
……………………..
37

Geld- en kapitaalmarkt

………….38

De Belgische geld- en kapitaalmarkt in December
1948 door Y. aan Bom puj …………………
39

Statistieken:
.Bankstaten

………………………………….
89
Stand

van

‘5
Rijks

ias

……..,,,,,,..,.,,,,.,.,,,,,
41
In

en

uitvoer

van

Nedorland

……:……….,.,,.,
41
Overzicht iher laatste drie verkorte halansen van :l)e Neder- lindselie

Bank

………………………………
42
‘erklooshei(l

In

JIeIzië

…………………………..
42

DEZER DAGEN

overzag de President der Verenigde Staten de gelegenheid
des lands. Economisch was het slechts één hoogviakte

– our private enterprise systèm has reached new heights
of production” – zij het dan geen rimpelloos oppervlak,
omdat ook de prijzen in die hoogte deelden.

De kloven lagen vooral op sociaal gebied.. Met orikreuk-
bare moed heeft een President, die tevens zestien jaar

bewind van de eigen partij herdacht, een aantal misstan-den krachtig en met name genoemd. Zonder zich in pro-
pagandistische bochten te wringen, legde hij gebreken op
het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en huisvesting
voor.

Floe stond het met de meest critieke golflijn van alle,
het conjunctuurbeloop? ,,The business cycle is man-made,
and men of good will, working together, cao smooth it
out”. Een krachtig afscheid van de inhaerente krachten van de conjunctuur, maar hoe is dat te rijmen met ,,our
private enterprise”?

,,Ik stond op hoge bergen”

Truman’s positie recht-
vaardigt het beeld – en zag te zeewaart in”. Wat was

v’oor hem te zien aan de overzijde van d6 oceaan? Er zou
nog heel wat moeten worden bijgepleisterd, voor de scheu-
ren in het economich leven van Europa onzichtbaar

werden. De boodschap van de President gaf de bereidheid
tot voortgezette krachtige medewerking te kennen. Het
vooi hulp uitgetrokken bedrag voor het komende begro-
tingsjaar lg zelfs iets boven het door de Marshall-landen
als uiterst noodzakelijk aangegeven bedrag.

‘De ‘naamgever van het Europese hulpprogram, minister
Marshall, onder wiens hoede nog de in deze begroting

voorgelegde buitenlandse politiek w’erd voorbereid, zal
aftreden. Kende men hem bij zijn intrede ieeds cle eigen-
schappen van de staatsman toe, bij zijn afscheid geldt
Vondel’s hoge lof voor staatsmansdeugd: ,,Een hoofd vol kreuken, een geweten zonder iimpel”.

Zonder rimpel, zover is het nog niet metle Europese

samenwerking. De Belgische Minister-President zet echter
zijn pogingen voort om de oneffenheden tussen de plannen
van de verschillende landen te doen bijschaven.

1-let studiemateriaal ligt hem direct vooi de hand.
Frankrijk heeft door uitputting van zijn bezit aan Belgi-
sche middelen de iniporten uit België moeten staken.
,,Niel hebben doel veel sparen”, zegt een Middelnederlands
lied. Dit schijnt nog niet te gelden voor de Franse genatio-naliseerde bedrijven, waarvan het financieel beleid, enigs-
zins oneffen, tot wenkbrauwfronsen heeft geleid.

Fronsend ziet Groot-Brittannië naar Israël’s uitstulping

in cle Negebwoestij n;reeds shijnbaar geresigneerd spreekt
de Chinese Regering over het redden van de rafels van
haar gezag.

In en over Indonesië blijven nog vele plooien weg te
strijken. De jongste Koninklijke Boodschap heeft nogmaals
gesteld, dat een ander verlangen dan Nederland’s vlag te ontplooien boven Indisch.gebied, Nederland drijft.

ROTTERDAMSCHE

BANK

VOLLEDIG

BEHEER

VAN

VERMOGENS

225 VESTIGINGEN

IN NEDERLAND

..
r
I
J
.

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N D S C H E

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo Hen gelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van.

zontzuur, (alle kwaliteiten),

vloeibaar chloor

ch/oorb/eekloog

natronloog, cazistic çoda.

zot otatist

ESTABLISHED 1878

An Independent Journal of Finance
and Trade
OBJECTIVE APPKAISALS

CONSIDERED JUDGMENT

IMPARTIAL OPINION

*

Contains most complete range of

British economic and financial statist-

ics published in any weekly journal

*

World wide circulation

*.

Annual subscription rate: (post free- –

to include all supplements) £
3:2:6

(fi 33,40)

 fipecial
Supple,nnt on Econornic Con-
dition8 in The .Yetherlands was pubUshel
on January 31.
.4 iimited nu,nber
of
this
Suppietnent remain for sale.

LONDO.V: 51 CA2NON STJtEET, E.G.

/

t

Behandeling van alle

bankzaken

* _*

Bezorging van alle

assurantiën.

R. MES & ZOONEN
BANKIERS EN A5SURANTIE.MAKELAARS

AMSTERDAM
ROTTERDAM
.

S-GRAVENHAGB
DELFT
.
SCHIEDAM

VLAARDINGEN

Instituut voor Sociale Wetenschappen N.V.

Nieuwe mondelinge cursus en

speciale
repetitie-cursus
voor afgewezen

candidaten

M.O. ECONOMIE

Prospctu en inlichtingen:

‘s.Gravenhage, Wâ’ssenaarseweg 39d, Tel. 775382

DE TWENTSCHE BANK
N.V.

MAANDSTAAT OP 31 DECEMBER 1948

Kas, Kassiers en Daggeldleningen

…………
f
15.887.673,56
Nederlands Schatkistpapier

…………..
.
..,,
560.167.998,76
Ander

Overheidspapier

.. …………………
..
5.430.410,16
Wissels

…………………………………
1.29
7
.
7
67
,
16

Bankiers in Binnen-en Buitenland

……….
..
12.858.889,08
Effecten

en

Syndicaten

………………….
1.552.287,18
Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten
..-,,
8.540.942,49
Debiteuren

…………………………..

.110.985817,05
Deelnemingen
(mcl.
Voorschotten) …………..
,,
9.427.095,10
Gebouwen

…………………………..
..
3.500.000,—.
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen
..,,
904.255,46

730.553.136,-

Kapitaal

…………………………….
f
42.400.000,-
Reserve

………………………………..
..
14.000.000,-
Bouwreserve

. ,

…………………………
3.000.000,
Deposito’s

op

Termijn

…………………
..
78.889.571,12
Crediteu.ren

…………. …….. ………..
..
576.732.377,32
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen

……
14.626.932,10
Reserve voor Verleende Pensioenen

……….
904.255.46

730.553.136,-

$1

,,HOLLANDIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN EN VOEEYINGSMIDDELEN N.V.’

HOOFDKANTOOR TE

VLAARDINEN

Koninklijke

Nederlondsche


Boekdrukkerij

H. A. N. Roelants

Schiedam

12 Januari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Ir D. Groenveld,
Economische. vraagstukken in het Verre

Oosten.

De conferentie van de Economische Commissie voor
Azië en het Verre Oosten (Ecafe) te Lapstone had voor

Nederland een ongelukkig verloop. Inmiddels is hét ver-

heugend, dat men zich op deze conferentie in hoofdzaak
wilde wijden aan economische onderwérpen. Belangrijk

is h’et vraagstuk van industrialisatie der. Aziatische

landen. Deze landen denken hierbij in het bijzonder aan
grote bedrijven; van Westerse zijde is gewezen op de nood:
zaak om vooral ook aandacht aan de klein- en middel-

bedrijven te schenken. Azië’s industrialisatie wordt ge-

remd door gebrek aan kapitaal en aan geschoolde krachten

in alle rangen. Een ander behandeld onderverp is do be-vordering van de internationale handel. 1-her bestaat de

moeilijkheid, dat de E6afe-landen voor een groot deel een

gelijksoortige economische structuur hebben. Speciale

aandacht had de handel tussen Japan Znde overige Azia-
tische landen.

Dr A. Vondeling,
De invloed van de bodem vruchtbaarheid
op
de bedrij/suitkomsten in de .Priese landbouw.

Vrij aanzienlijke verschillen in de gemiddelde uitkom-
sten van bedrijven, die niet in dezelfde streek van Fries-land liggen, zijn geen gevolg van’verschillen in hedrijfs-

grootte of van mindere kwaliteiten van de boer of zijn
meikvee; zij moeten voor een belangrijk gedeelte aan
ongelijke bodemvruchthaarheid worden geweten. Schr.
licht deze conclusie met cijfers toe. Vo’or de koop- en
pachtprijsvorming van landbouwgronden heeft dit de
consequentie, dat, afgezien van het algemeen prijsniveau,

de spreiding veel groter moet worden overeenkomstig de
‘verschillen in gebruiksaarde. Deze verschuivingen moeten
dan de gebruikers van de grond treffen, niet de toevallige
eigenaren. In dit verband worde gewezen op de op 29
October ji. ingestelde commissie inzake de instelling van
een bodemegalisatiefonds.

D. Houtzager,
De afwihkeltng van de geldzuivering en de
spaarde

De enige oktie,
welke ir de Wet betreffende de afwikke-
ling van de geldzuivering voor de eenvoudige spaardei’
van belang is, is de .beleggingsrekening. Nu voor investerings-
en beleggingscertificaten de termijn van 5 jaren is verkort tot 4 jaren, ware het juist te achten, de afwikkeling van de
beleggingsrekening ook tot dit aantal jaren terug te bren-
gen. Een andere mogelijkheid om t.a.v. de spaarder de
gewenste soepelheid te betrachten, ware èen verhoging
van het jaarlijks vrijkomende minimum van f 300 tot bijv.
f 700. De gemiddelde spaarder heeft nu qenmaal niet-het
verlangen om zijn spaargelden, ook al zijn deze weer geheel
– vrij, in de consumptieve sfeer te brengen Maatregelen als boven aangéduid zouden ongetwijfeld de spaarzin
stimuleren. –

F. J. Fransen,
Cement. –

Door de allengs grotere toepassing van cement, vooral
in de bouwnijverheid, door de verwoestingen van de tweede
wereldoorlog en door •het streven naar industrialisatie
is de wereldbehoefte aan cement zeer sterk gestegen.
Ook in Nederland is de behoefte groot; aan te nemen is, dat het verbruik een stijgendé lijn zal vertonen. Uitbrei-
ding Nan de Nederlandse cementindustrie zal het, bij de

toenemende behoefte, mogelijk maken het zelfvoorzie-
ningspercentage ongeveer op dezelfde hoogte te houden.
Nodig blijf t een belangrijke import. fliervoor komen in de
eerste plaats onze natuurlijke leveranciers, België en West-
Duitsland, in aanmerking. Daar op België slechts in rela-

tief beperkte mate kon worden gerekend
:
w:erd ingezien,
dat een wederinschakeling van de West-Duitse cement-
industrie onvermijdelijk zou zijn.

SOMMAIRE.

Ir D. Groenveld,
Les problèmes économiques de l’Extréme-
Orient.

Cet article donne un aperçu des problèmes qui ont été

discutés lors de la Conférence de la Cordmission Econo-

mique de l’Extrême-Orient, qui s’est tenue-â Lapstone (fin
1948). Cette conférence a c6nsacé. une attention spéciale

,â l’industrialisation et au commerce international de
l’Asie.

Dr A. Vondeling,
L’in/luence de la fertilité du sol sur les
résultats agricoles de la provinêe de Frise.

On constate des différences assez iniportantes dans les
résultats moyens des entreprises agricoles en Frise. L’au-teur démontre que la divergence des r631.11tats n’est pas

une conséquence de la diversité dans l’importance des

entreprises, dans ls capacit63 professionnelles du fermier

ou .dans la qualité du bétail laitier. Elle doit, en grande
partie, être attribuée é l’inégalité de la frtilité du sol. Les

prix d’achat et le fermage doivent être mis en conrordance
avec les différences dans la fertilité du sol. –

D. Houtzager,
La liguidation de l’assainissement monétaire
ei I’épargnant.

Dans l’intérêt de l’épargnant moyen, le projet de bi
néerlanddis relatif â la liquidation de l’assainissement
monétaire devrait être rédigé d’une manière plus souple
k
différents points dë vue. Pareille tténuationstimulerait
le goît pour l’épargne du public néerlandais.

F. J. Fransen,
Cin,ent.

Les besoins néerlandais en matière de cimént ont forte-
ment augmenté. C’est l cette raison qu’on donne de l’ex-
tension é l’industriè néerlandaise du ciment. Cependant
l’importation reste nécessaire. la Belgique et l’Allemagne
occidentale sont les fournisseurs.

SUMMARIES.

Dr D. Groenvld,
Economic problems in the Far East.

This article gives a picture of the problems which came
under discussion- at the Lapstone-conférence of the Econo-
mic Commission for Asia and the Far East. Special atten-tion lias been given to Asia’s industrialisation and foreign
trade.

Dr A. Vondeling,
Thé influence of soil /ertility on the revenue
of Frisian agricultuiv.

Average money revenus of farms in the province of
Friesland show considerable differences which are mainly
caused by differences in soil fertilïty. Soil prices and farm-rents have to be brought into line with this varying fertility.

D.

Houtzager,
Liquidation of the currency purge and the
pos
ition of saing.

To the benefit of the average saver the Dutch bill on liquidation of the rurrency purge might be mitigated in
several respects. Without doubt this mitigation would
favour the Dutch people’s propensity to save.

F. J. Fransen,
Cement.

/

The Dutch demaid for cement bas grown considerably. Consequently- the Dutch cement producing industry is in –
process of being expanded. Import of cement, however,
remains necessary. These imports are obtained from Bel-
gium and especially
.
from Western Germany.

28

1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Januari 1949

ECONOMISCHE VRAAGSTUKKEN IN

HET VERRE OOSTEN.

De discussie op de Conferenties van de Economische

Commissie voor Azië en het Verre Oosten gaan voorname-

lijk tussen India en de Verenigde Stateh. India als kampioen

van de Aziatische landen, Amerika als exponent van de
hoogontwikkelde en geïndustrialiseerde landen. Beiden

komen steeds goed gedocumenteerd aan de conferentie-

tafel en geven bij elke belangrijke bespreking duidelijk

het standpunt, dat zij vertegenwoordigen, weer. De uitin-

gen der overige landen zijn vaak niet meer dan variaties

op de uitingen der beide ,,hoofdrolspelers”. Bij deze varia-

ties begint zich langzamerhand een zekere traditie te ont-
wikkelen. Pakistan en Burma proberen gewoonlijk liet

motief van India met een emotionele noot te onderstrepen;

China en Siam daarentegen laten veelal een gematigd
geluid horen.

Aan de ,,Westerse” kant speelt Engeland bijna altijd
de rol van middelaar, Frankrijk heeft een voorliefde tot

formele precisering, terwijl Australië en Nieuw-Zeeland

uitdrukkelijk moeite doen om bij de Aziatische landen in

het gevlei te komen. Rusland speelt uiteraard een geheel

aparte partij; Nederland heeft tot nog toe weinig geluid

laten horen, vermoedelijk in afwachting van de oplossing

der ,,politieke kwestie”.

1-let is niet mijn bedoeling om in dit artikel uitvoerig

in te gaan op formele bijzonderheden van deze regionale

organisatie der Economische en Sociale Raad
1).
liet is
m.i. van meer helang•om een omschrijving te geven van

dc problemen, die in de kring der Ecafe worden besproken.
Vooraf moge echter zeer kort iets worden gezegd over
de politieke kwestie, waarmede Nederland in het Ecafe-

verband nog te worstelen heeft. Deze kwestie hangt on-middellijk samen met de oplossing van het Indonesische

geschil. Op de conferentie te Baguio (Philippijnen, Nov.-
Dec. 1947) had nl. Nederind het ,,associate memhership”

aangevraagd voor geheel Indonesië. De Republiek daar-
entegen vroeg voor haar grondgebied hetzelfde en vörid

uiteraard een krachtig verdedigster harer belangen in
India. Daar werd besloten de behandeling van beide aan-
vragen uit te stellen tot de volgende conferentie. Deze
werd een half jaar later te Ootacamund in India gehouden,
doch ook hier kon men niet uit de impasse komen, zodat

men wederom besloot om de afhandeling dezer aanvragen

uit te stellen.
Zodoende kwamen zij weer aan de orde op de vierde
Ecafe-conferentie, die van 29 Novembei’—ll December
1948 te Lapstone bij Sydney is gehouden.
Op deze donferentie was Australië zo vriendelijk om voor
te stellen de behandeling der aanvragen van Indonesië als
geheel en van de Republiek weer uit te stellen. Op voorstel
van Engeland werd hieraan toegevoegd de bepaling, dat

men de behandeling wel ter hand zou nemen, als een der
partijen: de uitdrukkelijke wens daartoe te kennen gaf.
India heeft toen uit een telegram der Republikeinse Re-
gering, waarin deze te kennen gaf geen bezwaar tegen be-
handeling te hebben, afgeleid, dat de Republiek nadruk-

kelijk behandeling wenste, zodat het debat over dit punt

op 8 December werd hervat, liet resultaat was, dat een
motie-Nieuw-Zeeland werd aangenomen, waarin werd ge-
zegd, dat de Republiek. en ,,de rest van Indonesië” toege-laten zouden worden. Alleende Verenigde Staten stemden
met Nederland tegen dit voorstel. Engeland en Siâm ont-
hielden zich, de rest stemde voor, behalve Frankrijk, dat
de stemming dermate in strijd achtte met de reglementen
van Ecafe zelf, dat het niet wenste te stemmen. De Ne-

derlandse delegatie verliet daarop, overdenkomstig haar

instructies en de herhaaldelijk geuite verzekering, de

‘) Een aantal details over Ecafe zijn verwerkt in. artikelen van
mijn hand in het Economiseh Weekblad voor IndOnesië van
15
November
1947; 3
Januari
I948,17 Tuit 1948,
alsmede
in
twee
artikelen van Drs
F.
van
Os
in het nummer van liet Economisch
Weekblad van
4
September
1948.

vergadering en nam niet verder aan de besprekingen deel.

Economische ondereer pen.

Hoe ongelukkig deze gang van zaken ook voor Neder-land is, toch is het verheugend dat de conferentie bezield

was van de uitdrukkelijke wens om niet weer (zoals beide

vorige keren) veel tijd aan politieke besprekingen te ver-liezen. Alen wilde zich duidelijk in hoofdzaak wijdenaan
de economische onderwerpen, hetgeen niet betekent, dat

hij de bespreking dier onderwerpen de politiek niet in het

geding zou zijn. Dit is nu eenmaal onvermijdelijk op een
conferentie van regeringsvertegenwoordigers in een tijd-

perk w’aarin economie en politiek zo nauw zijn verweven.
De economische onderwerpen, waaraan in de Ecafe

aandacht wordt geschonken, zijn als volgt te rubriceren:

de industrialisatie en de ontwikkeling van het land-

transport;

de ontwikkeling van de landbouw;

de bevordering van de internationale handel;
de bevoi’dering der vakopleiding;

de uitbreiding der statistische documentatie.

Over al deze onderwerpen zijn inmiddels uitgebreide
rapporten verschenen. Aanvankelijk (in Baguio) deed men

het met een ,,Survey of reconstruction problems and
needs”, welke survey, van de hand van de eminente

econoom-socioloog Dr Belshaw, aangevuld werd met een

serie ,,country studies”. Later werden aan elk der onder-

wrerpen afzonderlijke rapporten gewijd, die veelal door

,,working parties” zijn opgesteld en die tenslotte waren
voorzien van een groot aantal aanbevelingen voor de
regeringen der betrokken landen of voor gezamenlijke actie

al of niet’ met behulp van een U.N.O.-orgaan. Ecafe heeft.

– zich dus tot nu toe met bestudering der vraagstukken
beziggehouden, en zij heeft daarbij geprobeerd de proble-
men scherp te omschrijven en de richting, waarin een op-

lossing kan. worden gevonden, aan te duiden. Men is nu

evenw’el in een enigermate critiek stadium aangekomen,

want de tamelijk ongeduldige Aziatische landen wensen
nu tot actie over te gaan, terwijl de Westerse laiden, die

reeds een lange ervaring hebben met internationale acties,

sterk beseffen, dat er nog heel wat meer te studeren valt
voor men tot vruchtbare actie over kan gaan.
Op de herhaaldelijk van Amerikaanse zijde gestelde
vraag: ,,welke actie wilt gij?”, moest de gedelegeerde van
India dan ook telkens het antwoord schuldig blijven.

liet ongeduld der Aziatische landen vloeit eigenlijk
voort uit drie factoren:

de armoede der bevolking, die het meest schrijnend
tot uiting komt in de gebrekkige voeding. Vooral liet
gebruik van eiwitten, mineralen en vitaminen is te
laag. De consumptie van: zetmeel was voor de oorlog

– ook reeds kFap, doch is nu (over 11et geheel genomen)

bepaald onvoldoende. De F.A.O. schat, in een aan
Ecafe uitgebrachte rapport, dat het verbruik per hoofd
in het Ecafe-gebied in 1947/’48 87 pCt was van het

vooroorlogs gemiddelde. De totale productie was in
dat jaar vermoedelijk 95 pCt van 1934/’38 (in
1946/’47 slechts 92 pCt), doch, – en hiermede komen
we vanzelf op de tweede factor -,
de bevolking neemt dermate snel toe, dat het reeds
de grootste moeite zal kosten, om een bestaand ive!-
vaartspeil te handhaven. Zo raamt F.A.O., dat de
bevolking van het Ecafe-gebied in .1947 1.1132 millioen
zielen bedroeg of 9,2 pCt meer dan in 1934/’38.
Dit alles wordt nu sterker dan vroeger gevoeld, of
althans krachtiger tot uiting gebracht, door factor
het sterke nationalisme..,.

Indüst,ialisatie.

De Aziatische landen zoeken dus naar middelen om hun
welvaart snel te vergroten, waarbij zij dan tevens speciaal
hopen werk te vinden voor de snel toenemende bevolking.
Als liet vool’naamste middel om tot dit doel te geraken

12 Januari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29

zien zij de ontwikkeling der industrie, waarbij dan in het
bijzonder word t gedacht aan grootindus Ina (metallurgische

bedrijven en textielfabrieken). Van Nederlandse zijde is

erop gewezen, dat men een harmonischer opbouw der haat-

schappij krijgt, wanneer men bij de industriële ontwikke-

ling vooral ook aandacht schenkt aan de klein- en midden-
bedrijven, doch men schijnt zozeer bevangen door cle magi-

sche kracht, die van groté bedrijven uitgaat, dat men

vermoedelijk de bevordering der kleindustrie zal verwaar-

lozen. Een andere waarschuwing, die van Amerikaanse zijde
kwam, maakt ook niet veel kans om indruk te maken..
Alen merkte nI. op, dat de Aziatische landen (Japan uit-

gezonderd) nu eenmaal agrarische landen zijn, en dat zij

dus waarschijnlijkhun nationaal inkohen het snelst kunnen

verhogen ‘door de landbouwproductie uit te breiden. Dit
betoog zal op de Aziatische landen wel een ,,reactionnaire”
indruk hebben gemaakt, doch in ieder geval is het niet

geheel ter zake, omdat men voor een verhoging der land-
houwprodictie voor alles behoefte heeft aan goede werk-
tuigen en aan kunstmest. Beide moeten door çle industrie

worden geleverd. De beste raad, die men aan de Aziatische
landen, kan geven is dan ook naar algemeen gevoelen deze:

ontwikkel in de eerste plaats die industrieën, die producten
opleveren, waarmede de landbouwproductie kan worden

vergroot. In de tweede prioriteitsklasse zouden dan moeten
komen industrieën, die landbouwproducten kunnen ver-

werken of conserveren, alsmede de textielindustrie en de

voortbrenging van transportmiddelen.
Hoe dit ook zij: zeker is, dat een snelle uitbreiding van

de industrie (van welke categorie ook) een grote hoeveelheid
kapitaal vereist. Dat kapitaal bezitten dee landen niet,

althans niet in de hoeveelheid, die nodig is om het gewenste
tempo van ontwikkeling te bereiken. Vandaar, dat men
een beroep doet op het buitenland, speciaal Amerika De
Nederlandse delegatie heeft er in Ootacamund wel op ge-
wezen, dat men tevens moeite moest doen om het,,slapend
kapitaal” in het eigen land te mobiliseren, maar de Aziati-

sche landen verwachten van deze dohilisatie (m.i. ten on-

rechte) niet veel en hôvendien is het natuurlijk waar, dat
door deze mobilisatie het deviezenprobleem niet w’ordt

opgelost. Men wenst dus buitenlands kapitaal lees dollars.,
Doch ook hier rijzen onmiddellijk bezwaren. In de eerste
plaats ziet men Amerika vrijwel alle beschikbare dollars
aan het Europese 1-lerstel Plan besteden, en ten tweede is

men er zeer voor bevreesd, dat aan het lenen van buiten-
lands geld het ondergaan van politieke invlôed vast zit.

1-let eerste punt is niet zo sterk als het lijkt, omdat van de
E.iJ.P.-dollars een aanzienlijk deel in Azië terecht komt
(China, Indonesië en dë Franse en Engelse afhankelijke gebieden). De ironie der historie wil echtei, dat de onaf-
hankelijke landen (China uitgezonderd) daarvan niet
profiteren. De vrees, onder ten tweede geformuleerd, is
niet ongegrond, doch men kan nu eenmaal moeilijk vergen,
dat land A aan land 13 geld leent, zönder dat A er op let
of B niet een aan A vijandige politiek voert. De politieke
invloed, die aan het opnemen, van buitenlandse leningen
vast zit, moet men als een realiteit aanvaarden, of men
moet van zulke leningen afzien. De kapitaalarme landen
zullen dus een keuze moeten doen

tussen een langzame
ontwikkeling zonder invloed van buiten of een snellere
groei onder aanvaarding van een zekere invloed. Zulk een keus is voor jonge staten natuurlijk uitermate moeilijk.
De industnialisatie van Azië wordt, behalve door gebrek
aan kapitaalgoederen, ook geremd door een gebrek aa
geschoolde krachten in alle rangen. Dit klemt vooral nu
des te sterker, nu de nieuwe staatsapparaten èen groot deel
der digen intelligentia opeisen, en bovendien een deel der
andere buitenlandse krachten deze landen verlaat. 1-let
is dan ook logisch, dat Ecafe aandacht schenkt aan onder-werpen als ,,technical training” en het gebruik van buiten-
landse experts. Op heîde’ terreinen is de Internationale
Arbeids Organisatie evenwel min of meer specialist (ook
de Unesco bestrijkt dit gebied), en zodoende was er een

vrij sterke drang op de Conferéntie te Lapstone om ht
werk aan deze onderwerpen in hoofdzaak aan de I.L.O.

over te laten. Ecafe heeft ook hier (evnaIs bij de landbouw-

vraagstukken t.a.v. de F.A.O.) de taak om de aandacht

van de gespecialiseerde organisatie te vestigen op de typi-

sche aspecten, die het algemene vraagstuk in Azië en het
Verre Oosten vertoont.

Gezien de schaarste, en du de duurte, van werkelijk
goede experts, zou het onpractisch zijn, indien alle Aziati-

sche staten trachtten ieder een volledig toegepast-weten-

schappelijk apparaat op te bouwen. Samenwerking kan
hier veel verspilling van geld en intellect voorkomen, en
is dus geboden. Een eerste practisch resultaat van dit zo

gewenste streven naar samenwerking is het nu opgerichte

,,Bureau of Flood Control”. T-let heeft

tot taak om de
regeringen van die landen, die te lijden hebben van grote

overstromingen, raad te geven bij het ontwerpen van plan-
nen voor het beteugelen der rivieren, en verwante onder-
werpen. –

Wellicht is hier een mooi werkterrein te vinden voor

enkele zeer goede Nederlandse waterstats- en landbouw-
ingenieurs. –

Beaordering van de internatonule handel.

Wij moeten tenslotte nog enige aandacht schenken aan

het onder c. genoemde onderwerp, nI. de ,,promotion of
trade”. Over dit onderwerp wordt door de Aziatische ge-

delegeerden ter Ecafe-conferenties met grote voorliefde
gésproken, omdat het een uiting is van het nog vrij vage,
doch hardnekkige streven naar een Aziatisch economisch

blok, een streven, dat onw’illekeurig herinneringen opwekt
aan de Japanse leuze der ,,Aziatic co-prosperity sphere”.
Nu is een speciale moeilijkheid bij di

t streven, dat de
Ecafe-landen voor een belangrijk deel een gelijksoortige
economische structuur hebben, en dus voornamelijk de-
zelfde producten in- en uitvoeren. Van onderlinge handel kan dan niet veel komen. Toch is streven naar vergroting

der onderlinge handel volstrekt niet zinloos. Het zou
hijv. voor beide volken een voordeel fijn, indien op de duur

India en Indonesië zouden kunnen komen tot het ruilen
-van textiel en machines tegen suiker. Zo zijn er meer voor-
beelden denkbaar, doch of er van deze nuttige ontwikke-

lingen iets zal komen, hangt af van de vraag, of deregerin-
gen der jonge staten in staat zijn om het aan het jonge

natïonalisme zo licht verbonden streven naar een zekere
mate van autarkie de kop in te drukken.
Een geheel apart aspect van het onderwerp ,,trade
promotion” is de ontwikkeling van de handel tussen Japan

en de oveiige Aziatische landen. Japan is (met de streek
om Shanghai en tot op geringe hoogté India en Java) het
enige geïndustrialiseerde land in het Ecafe-gebied. De
Japanse industrie zou wezenlijk kunnen bijdragen in de
dekking ‘der behoefte aan consumptie- en kapitaalgoederen
der Ecafe-landen, indien er niet een aantal belemmeringen

w’aren. De meest directe belemmering is de lage °pioductie
van Japan. Volgéns U.S.A.mededelingen is de productie
zelfs sleclit§ de helft van de door de F.E.C. toegestane
kwantiteit. Van export kan er dan natuurlijk niet veel
komen, hoewel Indonesië in Japan grote hoeveelheden

textiel heeft gekocht. Een andere belemmering is de vrees
voor een herleving van Japans imperialisme. Naar men weet,
hield Japan er voor de oorlog een zeer hinderlijké handels-
methode op na, die o.a. werd gekenmerkt door het streven
om de Japanse goederen langs eigen Japanse kanalen tot
aan de consument te brengen. De Amerikanen verklaarden
nu in Lapstone, dat zij bezig waren om de Japanners op te

voeden tot een natie, die zich geheel aan de I.T.O.-regels
zou kunne’n.iouden. Zelfs indien dit lukt, zijn natuurlijk de
belemmeringen voor een opbloei van de handel met Japan
nog niet geëlimineerd. Daar is bijv. het grondstoffenvraag-
stuk. De Japanse industrie betrok haar grondstoffen voor
een groot deel uit de onder Japanse contrôle staande gebieden
van Korea, Manchurije, China Formosa etc. Deze bronnen

30

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Januari 1949

zijn vrijwel opgedroogd. De uitnodiging ‘der Amerikanen,

te Lapstone gerichtaan de landen, die om Japanse goe-

deren vragen, om Japan eerst grondstoffen te leveren, in

afwachting van de eindproducten, die later zullen •komen,

was dan ook niet erg reëel. .Ten eerste hebben de Ecafe-

landen die grondstoffen niet of schaars, ten tw’e’ede kunnen

ze de productie daarvan moeilijk opvoeren zonder eerst

kapitaalgoederen te importeren, die…. etc. Ten derde

is het de vraag, of het op de duur een bevredigende werk-

wijze is omde grondstoffen, die de Ecafe-landen kunnen

1eveen, eerst naar Japan te sturen, waarna de eindproduc-

ten naar de Ecafe-landon kunnen worden teruggeleverd.

Wat is_in dat geval de betekenis der transportkosten, en

zullen niet de Ecafe-landen veel liever de grondstoffen,
die ze hebben, zelf ‘verwerken? FIet probleem, derJapanse

productie is wel heel moeilijk, zolang de verbinding met

de ‘roeere, hierboven genoemde, grondstoffenbronnen

niet is hersteld, en de Ecafe-landen zullen mi. dan ook

goed doen met de hoop voor hun opbouw niet te zeer te

‘richten op Japanse leveringen.

Als laatste belangrijke belemmering voor een uitbreiding
der import ex-Japan is er het deviezenprobleem, dat voor

alle Aziatische landen zwaar weegt, en niet alleen wanneer

het om handel met Japan gaat. Het is dan ook niet vreemd,
dat men te Lapstone heeft besloten om het I.M.F. te vragen

een studie te maken van de -hulp, die men zou kunnen

ondervinden van een multilateraal clearingstel9el voor het

Ecafe-gebied. Voorts werd besloten om de Ecafe-landen,

voor zover nodig, aan te sporen om lid te worden van Fund

en Interhank en om van de diensten dezer lichamen zoveel
mogelijk gebruik te’maken. Het instromeru van buitenlands
kapitaal wil men verder bevorderen door bij het–Ecafé-

secretariaat een documentatie aan te leggen van de wetten

en regelingen, die in de ledenlanden bestaan tav. buiten-

landse investeringen.

Er is te Lapstonè vrij uitvoerig gediscussieerd over de
vraag, wanneer Ecafe weer in volle omvang bijeen zal

komen. Tenslotte werd men het eens over het najaar van

1949 als tijd van samenkomst. In Maart,a.s. zal echter

een ,,Committee of the Whole” bijeenkomen. De regeringen zullen voor deze bijeenkomst eerst de talrijke aanbevelingen
uit het rapport over de industrialisatie bestuderen en aan
hun afgevaardigden instructies terzake medegeven,terwi,l
deze, afgevaardigden tevens zullen nagaan wat er verder

kan worden gedaan om de handel tussen de Ecafe-landen
onderling en, die tussen het Ecafe-gebied en de resf der

w’erelcl te bevorderen.
Ik hoop, dat de lezer inmiddels de.indruk mag hebben
gekregen, dat, hoewel Ecafe ftog. vaak in het vage tast,
toch langzamerhand concrete resultaten van haar streven
zichtbaar worden, en dat deze Organisatie der U.N.O.
op de duur een belangrijkQ rol bij de ontplooiing’der Azia-
tische economie kan spelen.

Batavia, December 1948.

Ir
D. GROENVELD

DE INVLOED VAN DE BODEMVRUCHT-

BAARHEID OP DE BEDRIJFSUITKOMSTEN
IN DE FRIESE LANDBOUW

liet is genoegzaam bekend, dat de spreiding in de gel-delijke uitkomsten van landbouwbedrijven groot is. Niet

alleen zijn er grote verschillen tussen de bedrijfstypen
met ongelijksoortige bouwplannen, maar ook binnen een
bepaald’ bedrijfstype zijn de resultaten uitermate ongelijk.
Het duidelijkst blijkt dit in het, zuivere melkveehouders-

bedrijf, een bedrijfstype, dat in ons land met zijn 47 pCt
blijvend grasland zeer omvangrijk is. Zelfs-in een provincie
als Friesland, dat de naam heeft van een vrij homogeen
productiegebied tezijn, is de variabiliteit zeer aanzienlijk.
Een, duidelijke illustratie udaarvan’ leveren de volgende

cijferreeksen, diebëtrekking hebben op de kostprijs van

melk in de voornaamste productiegebieden van dit gewest

volgens de berekeningen van het L.E.I.

Periode Mei 1946-11ei 1947.
Aantal

Kostprijs

Marktprijs
bedrijven

per kg

per kg
Kleiweidestreek – ……..18

16,23

19,50
Veenweicicstreek

49

17,24

‘18,75
De Wouden

12

19,92

– 18,72

Van de’ zeer vele factoren, die de kostprijs beïnvloeden,

zijn er vier van bijzonder belang: de vruchtbaarheid van

het land, het productievermogen van het melkvee, de

bedrijfsgrootte en de arbeid van’ de boer als handwerker,

werkbaas en ondernemer. Vooral het gew’icht van de

laatsté factor, is van geval tot geval moeilijk te wegen.

Aangenomen mag echter worden,’ dat dit gewicht van

streek tot streek binnen een vrij beperkt gebied, dat

staatkundig, volkenkundig en organisatorisch een geheel

vormt, niet’sterk uiteenloopt. Dit wil met andere woorden

zeggen, dat de melkveehouders in een provincie als Fries-
land van gemiddeld ongeveer gelijke bekwaamheid zijn,

onverschillig of zij in het midden, het zuidwestelijk of

het zuidoostelijk gedeelte van het gewest wonen. Deze

stelling is vrijwel niet te bewijzen, doch lijkt voor de

melkveehouders houdbaar; over de veefokkers spreken

w’ij ons hier niet uit. Bij het vergelijken van kostprijs-

‘gegevens uit verschillende gebieden van Friesland kan

de factor ,,bekwaamheid en ijver van de boer” ‘dus buiten

beschouwing worden gelaten.

Wat de productiviteit van het vee betreft, ta’sten wij
nog vrijwel in het duister. De invloed van de voeding
op de productie is namelijk bijzonder groot, zé groot,

dat de verschillen in erfelijke aanleg, in productievermogen,

er dooi’ worden overschaduwd. Als men voorts bedenkt,

dat GB-GO pCt ‘van de melk in de weideperiode wordt gewonnen”) d.w,z. in die periode, waarin gras en water
het voedsel vormen, dan is het duidelijk, dat zich hier

reeds die andere belangrijke factor doet gelden, de bodem-
vruchtbaarheid. De hoeveelheid en de kwaliteit van het

gras zijn immerssterk ‘afhankelijk van de bodemvrucht-

baarheid. Zolang er geen deugdelijke gegevens zijn over
‘de verhouding, waarin ‘de erfelijke aanleg en de voeding
de werkelijke ‘melkproductie beïnvloé’den, of, met andere
woorden, zolang de potentie niet uit de prestatie is af
te ,leiden, omdat de invloed van de uitwendige omstan-

digheden niet bekend is, zolang mag worden aangenomen,
‘dat in een gesloten fok- en productiegebied als Friesland
is voor het melkvee, de bedi’ijfsresultaten in de verschilleijde
streken niet door verschillen in erl’,elijke aanleg worden
beïnvloed.
0
Als dee redenering opgaat, blijven er dus
nog twee belangrijke fctoren over: de bedrijfsgrootte en
de bodemvruchtbaarheid.

De invloed van de bedrijfsgi’ootte op het bedrijfs-
resultaat is nagegaan in ons proefschrift ,,De bedrijfs-
vergelijking in de landbouw”
2).
Het bleek, dat zuivere
rundveehoudersbedrijven in Friesland, groter dan onge-
veer 15 ha, weinig of niet in structuur verschillen. Wanneer

de gemiddelde grootte van de bedrijven behorende lot
verschillende groepen niet al te zeer uiteenloopt on geen
kleine bedrijven tot de groep behoren, behoeft met de
factor bedrijfsgrootte bij de bestudering van het bedrijfs-
resultaat slechts in-geringe mate rekening ,te worden
gehouden.

De bodem pruchtbaarheid
3).

Tenslotte: de bodemvruchtbaarheid. Het mag als
bekend worden aangenomen, dat de Nederlandse bodem ‘einig homogeen van samenstelling is. Ook in Friesland

‘) In het boekjaar Mei 1965-1916 65 pCt.
In het boekjaar Mei 1946-1947: 66 pCt.
In het boekjaar Mei 1947-1948: 63 pct.
‘) Vageningen, 1948.
3)
Hierover ook in het Officieel Orgaan
F.N.Z.
van 20 October
1948: ,,De productie-eisen van de Rundveestamboeken in verband
met de productiviteit van het graslancl en de grondsoorten”.

12 Januari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31.

zijn •de verschillen zeer aanzienlijk. Er is klei-, veen- en
zandgroiïd, terwijl ook binnen deze groepen vele variaties

zijn. 1-Jet ligt dus voor de hand, dat het bedrijfsresultaat_

ten zeerste door de bodemgesteldheid wordt beïnvloed.

Er is echter een maar. . de Friese boer is veelal pachtboer.

Dit brengt mee, dat de factor grond boekhoudkundig

wordt vertegenwoordigd door de betaalde pacht. Het ligt
voor de hand, dat deze pachtsom verband houdt met

de gebruikswaarde, die weer nauw samènhangt met de

kwaliteit van de grond. Uit bedrijfseconomisçh oogpunt

gezien, zou de ideale toestand zijn bereikt, als de pachtprijs
en de pachtwaarde elkaar dekten. In de practijk is hiervan
nog geen sprake, oidanks de corrigerende taak van de

bij het Pachtbesluit ingestelde Grondkamers, die alle

pachtovereenkomsten toetsen, ôôk de pachtprijs. Mede

doordat het taxatiewezen met betrekking tot de gebruiks-
waarde van de grond nog in de kinderschoenen staat,
zijn er langzamerhand grote wanverhoudingen ontstaan

tussen de bedrijfsuitkomsten op van nature vruchtbare

gronden enerzijds en onvruchtbare gronden anderzijds.

De sterk variërende geldelijke uitkomsten worden bij
lange na niet gecompenseerd door met de bodemvrucht-

baarheid verband houdende verschillen in de pachtprïjzen.
De- bedoeling van dit artikel is dit met,’cijfers duidelijk
te maken. Het was – daartoe noodzakëlijk te weten, hoe

het met de invloed van andere belangrijke productie-
factoren staat. Wij kwamen tot de conclusie, dat vrij

aanzienlijke verschillen in de gemiddelde uitkomsten van
bedrijven, die niet in dezelfde streek van de provincie
liggen, inderdaad voor, een belangrijk gedeelte aan onge-
lijke bodemvruchtbaarheid moeten worden geweten en

dus geen gevolg zijn van geringe verschillen in bedrijfs-
grootte, of van mindere kwaliteiten van de boer of zijn
melkvee, alles voor zover het Friese verhoudingen betreft.

De cij/ers.

In de-eerste plaats zijn de resultaten vergeleken van
een aantal zuivere grasland- en melkveehoudersbedrijven.

De ene groep ligt in de Kleiweidestreek, van Friesland,
namelijk in de gemeente Baarderadeel; de andere

groep
in de Veenweidestreek, en wel in de gemeente Donia-
wers tal.

In het boekjaar 1945/’46 waren de geldelijke uitkomsten
in guldens per hectare:

Betaalde

Bedrijfsinkomen

Gemeente

pacht

van de boer

Baarderadeél

…………….

105

.

354

Doniao:erstal

…………….
.

90

218

I-It verband tussn de pachtprijs en het bedrijfsresul-
taat schijnt volkomen zoek te zijn. Wellicht nog sprekender
zijn de volgende cijfers, die betrekking hebben op respec-
tievelijk 8 en 10 bedrijvén, gelegen in het dorp Roorda-
huizum en naaste omgeving, en in de dorpen Warga en
Wartena. Deze bedrijven liggen alle in dezelfde gemeente,
al. Idaarderadeel, binnen een cirkel niet een straal van
5 km. De grondsoort is iii de eerste groep zeer goede
kleigrond; in de tweede zgn. knipgrond, d.w.z. een dunne
laag klei op veengrond; enkele bedrijven in deze groep
bestaan uit kleihoudende veengrond. Er is geen verschil
in bedrijfstype. De uitkomsten betreffen het boekjaar
1946/’47, in guldens per hectare:

D

Betaalde

Bedrijfsinkomen

Oij)

pacht

van de boer –

Roordahuizum e.o
………….

101

228
lThrga_Vartena

………….
100

99-

Wij hebben het onderzoek voortgezet binnen de groep

Roordahuizum eo. Op een bijeenkomst van de acht
boeren, die de hiervoor genoemde bedrijven beheren,
werden de bedrijven gerangschikt naar de vruchtb’aarheid
van het bij de bedrijven behorende, land. Het is van
betekenis te weten, dat er onder de’ boeren volstrekte
€e.istemmigheid bestond over de volgorde. Wij hebben
geen enkele reden om de juistheid van liet eenstemmige

oordeel van deze pachters, die de situatie,ter plaat8edoo.

en door kennen, intwijfel te trekken. 1-let resultaat was
als volgt, in guldens per hectare:

B r

Betaalde . Bedrijfsinkornen
oe

pacht

van dc -boer

413

432
2

………………
113

289
3

………………

110

262
4

………………
95

257
5

………………
92

222
6

………………

97

135
Cz

7

………………

103

.

195.

8

………………

84

35

Zonder twijfel is er een sterk, rechtstreeks verband
tussen liet bedrijfsinkomen en de’hodemvruchtbaarheid.

Ook de betaalde pachten zijn stellig beïnvloed door de

verschillen in grondkwaliteit; slechts de pachten, die boer
6 en boer 7 betaalden, springen uit de reeks.
Blijkbaar zijn de zeker aanwezige verschillen in be-
kwaamheid van deze acht boeren niet in die mate be-

slissend geweet voor het bedrijfsresultaat als de ver-
schillen in de vruchtbaarheid van de gron±

– Deze voorlopige conclusie wordt versterkt door de

ervaringe?i, opgedaan in enkele andere bedrijfsstudie-
groepjes. Binnenkort zijn van dezelfde bedrijven de
resultaten in liet boekjaar 1947/1948 bekend, een boekjaar,
dat weer geheel andere klimaatomstandigheden bracht
dan in de twee daaraan voorafgaande, zodat ons inzicht
spoedig kan worden verrijkt.

Consequent zes.

Aannemende, dat onze conclusie juist zal zijn – de practijk is altijd al van mening geweest, dat de beste

grond de goedkooiste is -, welke consequenties zal dit
hebben voor de koop- en’ pachtprijsvorming van land-
bouwgronden? Mij dunkt geen andere dan dat, afgezien

van het algemeen prijsniveau, de spreiding veel groter
moet worden, overeenkomstig de verschillen in gebruiks-
waarde en uitgaande van het algemeen aanvaarde be-
ginsel ,,gelijk loon voor gelijk werk”, 66k in de agrarische

sector van het maatschappelijk leven. De, principiële vraag doet zich .dan voor, wie de lasten en baten van
een grotere spreiding zullen moeten krijgen. Ik ben van

mening, dat de versôhuivingen de gebruikers van de
grond moeten treffen, onverschillig of zij pachter dan wel
eigenaar zijn, en niet de toevallige eigenaren. Dit betekent,

dat een verlaging van de pacht aan de pachter ten goede
moet komen, zonder de eigenaar de dupe te doen w’orden;
omgekeerd zal een noodzakelijk geachte verhoging, van-
de pacht door de pachter moeten worden opgQbracht
zonder de toevallige eigenaar een ,,niet-verdiend”.’gelds-
bedrag in deschoot te werpen. Ten aanzien vande eigen
boer geldt hetzelfde. .
…….-
1-Toe een en ander practisch te verwerkelijken zou-zijn,
heb ik uiteengezet in twee artikelen in liet tijdschrift
,,De Pacht” (October en November 1947), die over de
wenselijkheid van de instelling van een bodemegalisatie-.
fonds handelen. Mede naar aanleiding daarvan heeft de
Minister van Landbouw,. Visserij en Voedselvôorziening
op 29 October

jl. een commissie geïnstalleerd, ,,die van
advies zal dienen over de vraag, of door instelling-van
een -bodemegalisatiefonds een oplossing kan worden ge-
vonden voor het vraagstuk van liet verschil in hedrijfs
uitkomsten van landbouwbeclrijven op goede en slechte
gronden. Mocht een dergelijk fonds door de meerderheid
der leden niet worden aanvaard, dan zal de. commissie
andere voorstellen naar voren brengen, die tot een uit-
eindelijke oplossing van dit probleem kunnen leiden”.
De bedoeling van bovenstaand artikel is, enig ‘bewijs
materiaal te leveren voor de ernst van liet probïeem, dat
‘in de titel is genoemd. . –
Leeuwarden

Dr A.
1
.TONDELING 1.1.

32

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Januari 1949

DE AFWIKKELING VAN DE GELDZUTVER1NG

EN DE SPAARDER,

Ruim 3 jaren geleden – 3 Augustus 194 – werd de

Minister van Financiën voor één jaar gemachtigd, bepa-

lingen vast te stellen met betrekking tot de geldz,jiivering:

Sedertdien is deze machtiging tweemaal bij de wet met

één jaar en éénmaal met een halfjaar verlengd. Op 20 Mei

ji. werd bij Koninklijke Boodschap een ontwerp, van wet

betreffende de afwikkeling van de geldzuivering bij de

Staten-Generaal ingediend.

Reeds eerder – 24 November 1947 – was door de

Minister van Financiën de Beschikking Afwikkeling
Geidzuivering 1947 uitgevaardigd, volgens de bepalingen

waar’an de afwikkeling op 1 Januari 1948 een aanvang
nam.

Genoemd wetsontwerp werd op 7 en 8Decemher jl.

door de Tweede Kamer behandeld en we mogen wel

aannemen, dat cle tekst daarvan, zoals die, na enkele

wijzigingen door de Minister zelf en tengevolge van enige

amendementen van Kamerleden, thans luidt, de defini-
tieve tekst der wet zalzijn.

Voor onze beschouwingen zijn slechts de hierna volgende

afwijkingen van het oorspronkelijke ontwerp van belang,

wijzigingen, welke o.i. evenzovele verbeteringôn zijn:

1
0
.
geblokkeerde saldi van f1.000 of minder kunnen

zonder meer worden overgebracht naar een optierekening.

In het ontwerp gold een beperking tot saldi van f 500

of minder;

2°. de Minister heeft toegezegd te zullen overwegen
of het bedrag, dat naar een heleggingsrekening kan
worden overgeboekt – thans f 3.500 – kan worden ver-

hoogd;

3
0
. de termijn, waarbinnen investerings- en beleggings-
certificaten geleidelijk verhandelbaar zullen worden ge-
steld, is teruggebracht van 5 tot 4 jaar, hetgeen betekent,

dat op 1 Juni 1951 deze certificaten volledig verhandel-

baar zullen zijn.
De wet kent aan de Minister van Financiën grote be-

voegdheden toe en het zal juist van de hantering dezer

delegaties afhangen, of de bezitters van geblokkeerde
saldi de diverse bepalingen, volgens welke deze saldi
moeten worden afgewikkeld, zullen voelen als een knellend
keurslijf, waarbinnen zij gevangen zitten, dan wèl zullen
beschouwen als, zij het minder aangename, dan toch.

logische maatregelen, die genomen moesten worden ‘om
het uiteindelijk effect van de geld sanering .1945 te ver-

wezenlijken.
Tijdens de behatideling in de Tweede Kamer werd
menige lans gebroken voor de belangen der spaardërs,
immers juist deze groep der bevolking is het, zo niet naar bedrag dan toch zeker wel naar aantal gerekend, voor wie
de bepalingen der wet van bijzonder groot belang zijn.

Ook de wetgever heeft dit erkend, immers de enige optie, welke voor de eenvoudige, bona-fide spaarder van belang
is, is de beleggingsrekening. -In zijn Memorie van Antwoord
zegt de Minister, dat door de creatie van deze rekening

aan de
gerechtQaaFdigde
verlangens van de spaarders is

tegemoetgekomen. Volgens de wet – art. 4 eerste lid –
bedraagt het maximum van een dergelijke rekening

f 3.500, doch zoals hierboven reeds vermeld, overweegt de Minister de mogelijkheid om dit bedrag te verhogen.
1-let bedrag der beleggingsrekening zal in 5 jaren worden

omgezet in vrij geld, d.w.z. op 1 Juni van ieder jaar
komt 20 pCt met een minimum van f 300 vrij. Nu voor
investerings- en heleggingscertificaten de termijn van 5
jaren is verkort en bepaald op 4 jaren, ware het .juist
te achten, de afwikkeling der beleggingsrekening ook tot

dit ‘aantal jaren terug te brengen. Mocht de Minister van
oordeel zijn, dat dit om monetaire redenen niet wenselijk
is, dan zou hem nog een andere mogelijkheid ten dienste
staan om vooral t.a.v. de kleine spaarder de gew’enste
soepelheid te betrachten. Wij doelen hier op een verho-

ging van het jaarlijks vrijkomende minimum van f 300

tot bijv. f 700. Op deze wijze zouden dè kleinere saldi der

.beleggingsrekeningen spoediger afgewikkeld zijn. O.i.

zou een dergelijke maatregel stimulerend werken op de

spaarzin. Immers, de eenvoudige, bona-fide spaarder

heeft geen verlangen om zijn door noeste arbeid en zuinig-

heid overgelegde spaarpenningen, oèk al zijn deze weer
geheel vrij”, in de consumptieve sfeer te brengen, daar-

mede – zij het onbewusi – infiatoire invloeden op-

wekkend. liet is een nu eenmaal nièt te loochenen feit,

dat hij, ondanks de beste voorlichting, de bepalingenvan

de wet – thans nog van de Beschikking — niet kan be-

grijpen, nog minder overzien en deze,slechts als hinderlijk

voor zijn bezit aanvoelt, ook al zijn deze maatregelen,
zoals tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van

verschillende zijden werd onderstreept, mede in zijn be-

lang genomen. Niemand zal toch kunnen beweren, dat

het onderkennen van de gevolgen van het inflatiegevaar

een zodanig gemeengoed is van de doorsnee-spastrder,

dat hij zijn houding ten opzichte van de middelen, waar-

over hij beschikt, hierdoor zou laten beïnvloeden.
In dit verband willen wij-.er nog op wijzen, dat reeds
gebleken is, dat van de, per 1 Juni jl. via de beleggings-

rekening vrijgekomen bedragen, de hierboven genoemde

20 pct met een minimum van f 300, slechts een klein

gedeelte is opgenomen. In de meeste gevallen betrof het

de saldi van hen, die voorheen nimmer een spaartegoed

hadden bezeten, doch door de maatregelen van September

1945 gedwongen waren geweest, hun bezit aan contanten
hij een bankinstelling of spaarbank onder te brengen.
Vooral psychologisch bezien achten wij het van groot
belang, dat het spaartegoed spoedig weer geheel vrij is,

omdat, zolang een gedeelte van het spaartegoed nog niet

bevrijd is van de als dwang begrepen bepalingen, het

sparen ,,in de kous” zal worden geprefereerd. Zijn deze
bezwaren echter eenmaal vervallen en vergeten, dan zal

de rente en het 130-jarig vertrouwen in de spaarbanken
voldoende zijn om de inhoud uit de kous weer hij het

saldo van het spaarbankboekje te voegen, liet behoeft
geen het9og, dat het genoemde sparen ,,in de kous” een,

monetair gezien, ongewenste spaarmethode is, die mede het
cijfer van de hankbiljettencirculatie onnodig hoog houdt.
De wet kent een bepaling – art. 12 – welker inhoud

impliceert, dat over gelden, toevertromvd aan bedrijven,
diensten en lichamen en vallende onder de blokkerings-
bepalingen, in ieder geval na 1 Januari 1951 vrijelijk kan

worden beschikt. De Minister heeft dit artikel o.a. nader
tôegelicht in de M.v.A., waaruit dan blijkt, dat deze be:
paling betrekking heeft op spaargelden e.d., die zijn toe-
vertrouwd aan bedrijven, financiële instellingen als bouw-

kassen enz., welke geen banken zijn. Indien een soortge-
lijke mogelijkheid wordt geopend voor tegoeden op be-
leggingsrekeningen, dan zal daarvan ongetwijfeld ook door velen, die hoge saldi op deze rekening hebben of
straks, dank zij de soepelér uitvoering door de Minister,
nog zullen krijgen, de voorkeur worden gegeven aan een

vaste termijn, lopend tot 1 Januari 1951, boven de thans
geldende regeling va’o. 20 pCt per jaar. Voor het geval een
als zo juist omschreven mogelijkheid, ware in te voeren,
kan zonder veel bezwaar het gehele geblokkeerde spaarte-
goed via de optierekening naar de beleggingsrekening
worden overgebracht, immers, dan behoeven de spaarders
ook niet gedwongen te worden om het excedent ener optie-
rekening, zoals de Minister reeds in zijn M.v.A. sugge-
reerde, boven f 10.000, om te zetten in investerings-
of beleggingscertifieaten. Verreweg de meeste spaarders
gevoelen niets voor een belegging in effecten, omdat deze,

hoewel een hoger rendement opleerend dan een spaar-
banktegoed, de doorsnee-spaarder volkomen, vreemd is,
niet zozeer uit wantrouwen dan wel omdat niemand graag
gedwongen wordt tot iets, tegenover het beheerwaarvan
hij vreemd staat en waarvan hij de eventuele risico’s
niet kan overzien. Bovendien voorkomt een vrijwillige

12 Januari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

33

vastiegging tot 1 Januari 1951 een zeker van deze spaar-

ders – gedwongen effectenbezitters – te verwachten

verkoop van de verhandelbare gedeelten der certificaten,

tengevolge waarvan een periodiek terugkerende druk op
de markt van staatsobligaties zal ontstaan. Voorts zal,

indien deze weg zou worden gevolgd, de kans op infiatoire

invloeden van de vrijkomende 20 pCt der heleggings-

– rekening ook op 1 Juni 1949 en 1 Juni 1950 aanzienlijk

geringer zijn, invloeden, die blijkens het Kamerverslag

door de Minister nogal belangrijk worden geacht. Dit alles dientte worden overwogen vôôr de aangekon-
digde, op de beleggingsrekening betrekking hebbende
Aanvullingsbeschikking zal worden opgesteld. Enerzijds

moet het algemeen belang in het oog worden gehouden,
doch wij menen, dat anderzijds een mogelijkheid om de

spaarzin op enigerlei wijze te kunnen bevorderen, niet
mag worden opgeofferd aan een te zeer vasthouden aan

de lijn, welke tot nu toe in de opeenvolgende phasen van
het proces der geld zuivering is gevolgd. Ongetwijfeld komt.

de Minister van Financiën voor de oorspronkelijke opzet

en het doorzetten van deze geldzuivering h,ulde toe, doch
dit mag er niet toe leiden om nu ook in de slotphase nog
dat zelfde straffe beleid te blijven voeren. Wij verheugen
ons er daarom over, dat de in de aanyang sub
10
genoemde

afwijking van de oorspronkelijke tekst der wet w’as op-
genomen in de eerste Regeringsnota van wijzigingen,
alhoewel deze wijziging veeleer van adrninitratieve dan

van praktische betekenis is.
De vele honderdduizenden spaarders, die in de 130
jaren van het bestaan der spaarbanken, alle oorlogen en

crises ten spijt, het vertrouwen aan die spaarbanken
schonken, bezitten ook in de zorgelijke, tijden, als waarin
wij nu leven, dit vertrouwen nog, getuige het nagenoeg
op peil gebleven spaartegoed. De vele in de wet aan de
Minister gedelegeerde bevoegdheden stellen hem in staat
om door soepele uitvoeringsbepalingen, desondanks het
gemeenschapsbelang veilig stellend, de bona-fide spaarder,
de grote zowel als de kleine, het vertrouwen en de zeker-

heid terug te geven, dal hij zijn spaarpenningen
weer op door hem vrijwillig gekozen wijze integraal terug-

ontvangt in eigen beheer. Men kan er gerust op zijn, dat
in dat geval een nog ruimere ontplooiing van de spaarzin,
het Nederlandse volk eigen, het resultaat zal zijn.

Ddilt.

Drs D. HOUTZA&ER.

CEMENT.

De allengs grotere toepassing van cement, in de eerste

plaats in de bouwnijverheid, heeft de wereldbehoefte aan
dit kalksteenproduct tot fantastische afmetingen doen
aangroeien.
Beperkte de productie zich aanvankelijk tot enkele
landen, het alom aanwezig zijn van de voornaamste
grondstoffen bracht nagenoeg elk lahd ter wereld ertoe
de fabricatie van cement ter hand te nemen.
De tweede w’ereldoorlog, die vooral in Europa zulke
ontzaglijke verwoestingen met zich bracht, heeft de vraag
naar cement een nieuwe impuls gegeven, maar ook het
streven naar verdere industrialisatie, dat over de gehele
wereld kan worden waargenomen, eist belangrijke hoeveel-
heden van deze bouvs1of.
Het gevolg is,, dat lot in verre uilhoeken van de wereld nieuwe cementfabrieken verrijzen of bestaande fabrieken
worden uitgebreid, zodat de wereldproductie,’ die volgens
een Amerikaanse schatting in de eerste helft van 1948
reeds op 112 pCt van die van 1937 lag, binnen afzienbare
tijd een nieuwe sprong zal nemen.
Ook in Nederland is, als een gevolg vao de oorlog, de
vraag naar cement aanzienlijk gestegen. De gestadig
groter geworden omvang van de houwactiviteit heeft er
reeds toe geleid, dat de.behoefte voor 1948 belangrijk
hoger lag dan de aanvankelijke verwachtingen, die zich

bewogen op een niveau van ongeveer 1.200.000 ton.

Dit kan worden afgeleid uit het in de eerste tien maanden.

van dat jaar beschikbaar gekomen kwantum, dat, hoewel
een millioen ton overschrijdend, lang niet voldoende was

om de vraag te kunnen benaderen. Tot welke hoogte de

Nederlandse behoefte in de komende jaren zal stijgen,
valt thans nog niet te overzien, maar tal van factoren

wijzen erop, dat – onvoorziene omstandigheden voor-

behouden – het verbruik een stijgende lijn zal blijven
vertonen.

Tot deze factoren behoren in de eerste plaats de weder-

opbouw van de door de oorlogshandelingen veroorzaakte
verwoestingen en het inhalen van de achterstand in de
w’oningbouw. Ook zullen de steeds toenemende toepassings-

mogelijkheden van gewapend beton ter vervanging van

andere materialen, zoals hout, ijzer en staal, natuursteen
enz., daarmede gelijke tred houdende kwantiteiten

vereisen. De jaarlijks met ongeveer 250.000 zielen toe-

nemende bevolking dwingt voorts tot een verdergaande

industrialisatie, met de daarmede gepaard gaande bouw
van fabriekspanden enz.

Een opmerkelijk verschijnsel is overigens, dat Neder-
land steeds een belangrijke achterstand in het cement-
verbruik vergeleken met de ons omringende landen heeft
gehad. In 1937 bedroeg het verbruik per hoofd van de
bevolking in

België

…………….
239 kg
Duitsland

…………..
171
Engeland

…………..
151
Zwitserland

…………
135
Denemarken

……….
114
Frasikrijk

…………..
104
Nederland

…………
96

Uit het feit, dat de na-oorlogse cijfers voor Zweden en

Zwitserland zich op een niveau vn ongeveer 250 kg
bewegen, is de verwachting van een belangrijke stijging
van het cementverbruik in Nederland zeer zeker gewettigd.
In hoeverre het verbruik van Portlandcement in de
toekomst zal ,worden beïnvloed door een nieuwe .soort
1
slakkencement, dat aanzienlijk minder Portlandklinker
vereist, is vooralsnog een open vraag. Een feit is echter,-
dat voor deze uitvinding (van een Belg) overal zeer grote
belangstelling bestaat. De kostprijs van dit cement,
Triefcement genaamd, schijnt slechts de helft te bedragen
van de huidige cementen, zodat het niet onmogelijk
wordt geacht, dat deze revolutionnaire uitvinding de’ hui-
dige cementen zal verdringen.

De 1’Tederlandse productie.

Vele zijn de pogingen geweest omin Nederland tot een
eigen cementindustrie te komen. Voor zover de plannen,
die zelfs van 1872 dateren, al werden verwezenlijkt,
stuitte men op de onmogelijkheid dc concurrentie van
het buitenland het hoofd te kunnen bieden, omdat bij

de opzet dier bedrijven de producliecapaciteit te laag was
gesteld. Totdat een Belgisch-Zwitserse combinatie, de
Eerste Nederlandse Cement Industrie (Enci) te Maastricht,
een fabriek stichtte met een çapaciteit, die men hier te
lande nimmer had aangedurfd. In 1928 kwam deze fabriek
in bedrijf en produceerde haar eerste kwantum Portiand-
cement, waarvoor zij de mergel van de St. Pietersberg
benutte. Om ook aan de vraag naar hoogovencement te
kunnen voldoen, stichtten de N.V. Kon. Ned. 1-loogovens
en Staalfabrieken en de Enci te’ IJmuiden de Cemy

fabriek voor de verwerking van Enci-cementklinker (een
halffabrikaat) en hoogovenslak tot hoogovencement.
Deze fabriek kwam in 1931 in bedrijf.
De stich,ting van deze bedrijvèn is voor Nederland in
velerlei opzicht zeer belangrijk gebleken. 1-let feit, dat
Nederland door de aanwezigheid van deze inheemse
industrie slechts gedeeltelijk van het buitenland afhanke-
lijk is, is – vooral in het huidige tijdsbestek – van on-

34

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Januari 1949

schatba’e waarde. De prijsregitlerende werking van ht

binnenlandse product op het geïmporteerde buitenlandse

– uiteraard met uitzondering van de huidigé période

van ongekende schaarste – héeft Nederland behoed
voor ongewenste prijsopdrijvingen. Uit het verlodp van

de, vooroorlogse prijsindex van bouwmaterialen (zie

tabel 1) komt dit duidelijk tot uiting.

TABEL 1.
Prijsindex bouwstoffen 1901-1938.

11901-19101

1921

1

1928
1

1932

1′
1938

I,J7er . ………1

100

167

1

132,

.

63

142
Hout …………
100

259

182

84

124
Cement ………
100

223.

115

55

74

Binnen enkele jaren steeg de producti’ë van de Enci en van

de Cemy derate, dat in de. Nederlandse behoefte voor

bijna de helft kon worden voorzien. ‘Een verdere uitbrei-

ding van het bedrijf van deEnci, waartoe tî’ians nagenoeg
alle hinderpalen zijn weggenomen, zal’binnenenkele jaren

een opvoering van’ de productie tot 750.000 â 800.000

ton mogelijk maken, waardoor bij de toenemende behoefte

het zelfvoorzienïngspercëntage op ongeveer dezelfde
hoogte zal blijven. De omvang van de hiermede gepaard

gaande besparing van deviezen is thans, moeilijk te b&
cijferen, daar deze vn verschillende factoren afhankelijk
is. Dat zij echter verscheidene millioenen per jaar zal

belopen, is niet aan twijfel onderhevig wanneer men weet,

dat wij bijna het ‘dubbele van de prijs van het binnen-

landse product moeten betalen voor het buitenlandse.

Zoals uit het bovenstaande blijkt zal Nederland ook’ in
de komende jaren afhankelijk zijn van een belangrijke

cementimport, welke in feite hoger zal liggen dan véér de

oorlog. Evenzeer is duidelijk, dat het economisch belang

van Nederland – dat thans zwaarder weegt dan ooit te-
voren – eist, dat voor deze importeh in de eerste plaats’
onze meest natuurlijke leveranciers, België en West-Duits-

land; evenals vôdr de oorlog r’eeds het geval was, in aan-

merking koi’nen. Immeis, de geografisch gunstige ligging
diei»produôtiegebieden betekent naar verhouding ook

gu’iistid tf’ansportkosten.
Hoe “dë’importverhoudingen zich in de toekomst zullen,
ontwikkèlën,’ is uiteraard nog niet met zekerheid’ te be-
palen. ‘Dat zij’ waarschijnlijk ‘in grote trekken zullen

overeenk’inen met de vooroorlogse, behoort zeer zeker tot,
de mogelijkhelen. In tabel 2 geven wij daarom een over-
zicht-van de igen’productie’ en van de imiorten gedurende
enkele jaren vddr de oorlog.

TABEL 2.
Productie, import; export en n.’erbruilc oan cement orvr

1933-1939.
EanI’,eid:
1.000
10fl.

1933
1934
1935
1936
1937
1938
1939

Eigen productie.
360
394.
360
400
4110
456
531 281
255
190 181
220
288
353
‘Belgie

……..
1)uitsland

. .
165 153
151
144
171
203
239
Overice landen
38
’41
,

24
22
26 38
31
Totaal

. . . .
844
843 725 747
“ïi’i’
985
“1.154
Eeport

……
19
7

6
22
41′
17
12
Eigen verbruik
825 836 719
725,1
816 968
‘1.142
.*)
Deze rijfers7ijn soms geflatteerd door de dubbeltelling van door de Cemy verwerkte geïmporteerde cementklinker. In
1939
buy, bedroeg dit kwantum
69.000
ton,

De Belgische cementindustrie. •

Na de bevrijding trachtte België in het kader van zijn
economisch herste) zo spoedig mogelijk ook de cement-
industrie weer op gang te brengen. Ondanks het gebrek
aan kolen
1)
wisten onze Zuiderburen in 1947 een produc-
tie te bereiken van 2,6 millioen ,.on. Door de export van

‘) De’ censenti’ndustrie
is
zeer hrandstotintcnsief. Voor dc pro-
ductie van elke ton cement wordt ongeveer
275
kg steenkool ver-bi’uikt.

1 millioen ton plaatste België zich in dat jaar aan de
‘spits van de cement-exporterende landen.

Voor 1948 stelde men zich tot taak te komen tot een
productie van 3,6 millioen ton, welk kwantum, naar met

vrij grote zekerheid kan worden voorspeld, niet ten volle

kon worden gehaald (zie tabel 3). De oorzaak hiervan zal

moeteti worden gezocht in exporth’ioeilijkheden, waartoe mede de Belgische ,,hard-currency” aanleiding geeft.

TABEL 3.
Belgische cementprodüctie en uitr’oer in 19481)
Eenheid:
1.000
ton.

Uitoer
1948

Produ1ie

‘Naar

Overiee

Totaal
Nederland
1
landen

Januari
271
37
108
145
Februari

,…,.,,
255
30
117
147
Maait
2.70
37
.

82
119
292
44
1.15
159 300
33 79
/

112
Juni
290
33 83


116

Apiit

…………
Mi

………….

270
25 95
120
Augustus… …..

juli

…………
270
67
34
101
September
325
.
58
116 174
October
310
1

14
1

113 127
Totaal .tap./Oct,
2.853

1
378
1

942
1

1.320

‘)Deze cijfers zijn Ontleend aan publicaties in de Belgische pers.

Op de wereldmarkt ondervindt, de Belgische ce’ment

merkbare concurrentie van het Engelse, Poolse en Joego-

slavische’product, terwijl ook de plannen in verschillende
landen tot grotere zelfvoorziening concrete gevaren voor

het Belgische product in zich bergen. Met gemengde
gevoelens heeft men bijv. moeten aanzien, dat de Regering
van India een belangrijke uitbreiding van de inheemse
cementindustrie heeft bevorderd, zodat men – blijkens

recente uitlatingen in de Belgische bouwvakpers —ver-
wacht, dat binnén afzienbare tijd dit gebied’ voor de Bel-

gische afzet ‘grotendeels verloren zal gaan. België heeft
voorts getracht zijn afzetgebied van védr de oorlog op de
Amerikaanse westkust te heroveren. Men is er inderdaad in geslaagd tot een transactie voor het gebied van Florida

te komen; doch reeds wordt de vrees geuit, dat de Ameri-
kaanse cementindustrie allës in het werk zal stellen om

deze ongewenste concurrent eruit te werken, zodat weinig
hoop op völgende transacties bestaat. Een belangrijke
order van Argentijnse zijde ten belope van 500.000 ton
heeft de Belgische industrie nog niet kunnen accepteren
in verband met een dreigende verstoring van de Belgisch-
Argentijnse handelsbalans. 1-let wachten is nu op
I
een
nieuw handelsverdrag tussen beide landen.
Heeft de Belgische export dus reeds te kampen mét vele

moeilijkheden, de wederopieving van de . West-Duitse
industrie’ is een nieuwe bron van zorg in het kamp der
cementproduceiiten. De Belgen hebben moeten consta-
teren, dat. Engeland is begonnen uit de Bizône cement te
betrekken voor het uitvoeren van grote werken in Schol-
land en de daardoor van de eigen industrie vrijkomende
cerhent benut voor’ de export naar de landen van het

imperium, met als gevolg, dat België daar voet verliest.
T-let valt overigens niet te ontkennen, dat ook de Duitse -exporten naar overzee geleidelijk aan betekenis winnen.
Zij gaan tot dusverre voornamelijk naar Zuid-Amerika, ZuidAfrika en zelfs naar’ de Verenigde Staten. 1-let schijnt, dat men als gevolg hiervan in Belgische
cementkrinigen enigszins geprikkeld is door het feit, dat

Nedérland – dat blijkens een uitlating in de Belgische –
pers door on’ze Zuiderburen wordt beschouwd.als ,,een
natuurlijk ,,l-Iinterland” voor hun naaste uitvoer” —ook
uit Diitsland cement betrekt.

Beschouwt men echter d cijfers van de Nederlandse
importen na de bevrijding (zie tabel 4), dan ziet men,
dat ondanks de importen uit Duitsland, die voor de

Nederlandsé wederopbouw onmisbaar zijn, de Belgische
export naar ons land een steeds stijgende lijn vertoont.
Alleen reeds ‘in de eerste negen maanden van 1948
werd belangrijk meer Belgische cement geïmporteerd

12 Januari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

35

TABEL 4.

Cementimporte’n in 19451’48
Eenheid: 1.000 ton

Land van herkomst
1945′
1946
1947

.
1948

j
—-
— —
To-
—.– —




s
– —


halfj.
hatfj.
taal
kw. kw.
kw. kw.
taal
k-w.
kw. kw,
toher
t/mOet.


9,6
104,2
113,8
57,0
33,5
45,1
62,2
197,8
103,6
109,5
‘150,1
13,5 376,7
– –
5,6
5,6
4,2 0,5
0,’!
2,9
7,7 2,3
3,7 5,0 1,4
12,4
België

……………..

53,1
22,4
64,2
86,6
12,6
3,8

4,5
20,9
14,8
7,6
3,0
2,9
28,3
Luxemburg

………..
Engeland

…………
– –
17,2
17,2

11,8
18,3 10,7
40,8
22,6
38,3 56,2
15,9
133,0
Duitsland
…………..
Tsjechoslowakije
………


1,0
1,0 0,5
5,2


5,7

Frankrijk
– – .

– –
– – –



0,5 0,7
1,2
Totaal

………….
.53,1
1

1

1
224,2
1

1

J

1

1
272,9

– 551,6

dan in 1946 en 1947 tezamen. Dat de import in het laatste
kwartaal en schëre inzinking vertoonde als gevolg

van onverwachte deviezenmoeilijkheden, zal zeer zeker
in de eerste plaats door Nederland worden betreurd.’

De importmoeilj/cheden na de beorijding.

Het is niet noodzakelijk een beeld ‘te geven van de
economische ontreddering van Nederland na de bevrijding
om te beseffén, dat ook het artikel cement reeds onmiddel-

lijk een zogenkind was voor onze wederopbouw. Onze
eigen industrie zou slechts in een gedeelte der behoefte
kunnen voorzien en hetas dus zaak eens over de grenzén
te kijken.
Op
7
België zou slechts relatief in beperkte mate kunnen
worden gerekend, omdat dit land ook ‘rekening zou moeten

houden met zijn andere exportbelangen. Engeland had
nimmer grote bélangstelling voor de Nedrindse markt

getoond en hoewel het genegen bleek ons in 1945/’46 uit
de eerste nood te helpen met een inderdaad belangrijke
levering van ca 100.000 ton, mocht hieruit toch’ niet
worden afgeleid, dat Engeland pogingen zou aanwenden
in meerdere mate vaste voet op de Nederlandse cement-
markt te krijgen. Voor Frankrijk, Polen, Joegoslavië en

Italië, voor zover deze landen al tot export in staat
zouden zijn, gdld het bezwaar, dat dê hoge transport-
kosten een niet te dragen last op ons budget zouden
betekdnen.

Daarom verd van Nederlandse zijde ingezien, dat een wederinschakeling van de West-Duitse cementindustrie
met haar korte aanvoerwegen en voor het Rijngebied
bovendien gunstig scheepstransport onverm
,
ijdelijk zou
zijn.

De Duitse cementindustrie.

Ook de Duitse cementindustrie heeft haar tol aan het

oorlogsgeweld moeten betalen. Een deel van de ‘in de
westelijke gebieden gelegen fabrieken heeft min of meer
bélangrijke sôhade geleden en hôewel het herstel met
vooi’tvarendheid is aangepakt
is
zij, .dodr de gepleegde
roofbouw op de installaties en tevens door gebrek aan
voldoen’de brandstof en smeerolie, nog steeds niet in staat
de vôôroorlogse capaciteit ook maar enigszins te benaderen.

Dank zij, het’ feit, dat de aanvankelijk voorgenomen.
ontmanteling van een deel der Duitse cementindustrie,
tenëinde haar capaciteit van 15 op 8 millioen ton per

jaar ‘terug te brengen, werd herroepen, is het mogelijk
geworden, dat in de westelijke zônes thans 64 .cem
,
nt-
fabriekén wederom in bédrijf zijn, tegen 112 in 1937.

De grootste doncentratie b’evindt zich in het gebied van Beckum-Geseke,waar 26 bedrijven in werking zijn.-
Volgens recente schattingen zou de productie van de
westelijke zônes op het ogenblik nog niet dê helft van die

van 1937 bedragen. In 1946 bedroeg de productie in de
Trizône 2,7 millioen ton, waarvan in de Bizône ruim
2,3 millioen. In 1947 lag de productie op. ongeveer 5,7′
millioen ton, waarvan in de Bizône bijna 5 miljoen ton.

De Nederlands-Duitse . onderhandelingen.

Betrekkêlijk kort na de bevrijding slaagde het Ministerie
-van Wederopbouw er reeds in enige contracten,zij het ook
niet voor kwantums van enige importantie, met de be-
zettingsautoriteiten in Duitsland te sluiten.

Nadien was het nodig naar wegen te zoeken, die zouden
leiden tot’een mçer regelmatige aanvoer. Reeds spoedig

bleek, dat Nederland slechts op een enigermate omvang-

rijke aanvoer van cement uit West-Duitsland in de naaste

toekomst zou kunnen rekenen, indien wij bereid waren de voor de levering aan te wijzen fabrieken te voorzien

van de voor de cementfabricatiè nodige brandstoffen
en het verpakkingsmateriaal.. De geallieerde bezettings-

autoriteiten stelden zich nl. op het standpunt, dat d

brandstôffenpositie van Duitsland niet tbeliet exporten
te bevorderen van een materiaal, waaraan in Duitsland
zelf dringende behoefte bestond. ‘iVèl was men van ge-
allieerde zijde bereid een gedeelte van de in West-Duits-
land braak ‘liggende capaciteit ten behoeve van Nederland
te reserveren. Deze omstandigheden leidden er tenslotte
toe, dat Nederland zich gedwongen zag zijn cement uit

Duitsland op zogenaamde veredelirigsbasis te betrekken. Meer dan ooit was het daarom zaak die fabrieken voor
de levering naar Duitsland in te schakelen, die een zo
economisch mogelijk transport waarborgden, omdat men
nu niet alleen rekening zou moeten houden met het ver-voer van het eindproduct, doch ook met de’ aanvoer van
de brandstoffen uit Nederland, voor zover althans niet

zou kunnen worden geput uit de Duitse allocaties’. Reeds
vôôr de oorlog werd Duits cement in hoofdzaak geleverd
door fabrieken, welker ligging gunstig was voor het trans-
port naar Nederland, nI. door fabrieken aan de Rijn en

zijn’ zijriviereii (scheepsvervoer) en door
,
fabrieken in
Westfalen voor de voorziening van het N.O.-deel van
Nederland (spoorwegvervoer). Metallurgische cementen (ij zer-portlandcement en hoogovencement) kwamen uit
het Ruhrgebied en werden naar gelang van de behoefte
,per schip of per spoor aangevoerd.
Daarom viel ook thans de keus op een aantal fabrieken,

die over en weer rechtstreeks met Nederlandse’ schepen
konden w’orclen bereikt. Aange’zien op het tijdstip der’
eerste onderhandelingen de Nederlandse steenkolenpositie
zeer ongunstig was, w’ei’d van Anierikaanse tijde voo1-
gesteld in plaats van steenkolen stookolie naar Duitsland
te leveren, indien de levering van deze bi’andstof voor ons
land gunstiger zou zijn. Na lang beraad verd hiertoè

besloten, waarop de Amerikaanse bezettingsautoriteiten
al hun medewerking verleendèn om een voof’ dit doel
door hen aangewezen fabriek in te richten voor het branden
van haar ovens met stookolie.
Ook’ de aangewezen fabriek, welke gedurende vele jalen véÔr de oorlog reeds regelmatig naar Nederland
had geleverd, bleek – ondanks het Vrij belangrijke kapi-
taal, dat er mede ‘gemoeid was’ – ten volle bereid alle
mogelijke medewerking te verlenen.
Daar het hier ging om zeer belangrijke transacties,
die een groot risico met zich brachten, werd dit gehele
probleem nauwkeurig bestudeerd, voordat men tot het
afsluiten van cöntracten overging.

De eerste leveringen naar Nederland geschiedden op
grond van enkele contracten, welke zoals hiervoor
reeds gezegd – in1946 werden gesloten door het Ministerie
van Wederopbouw. De afwikkeling van deze contracten,
die slechts enkele tienduizenden tonnesi beliepdn, werd
door de lange duur van dè winter 1946/’47 ernstig ver-
traagd.

36

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Januari 1949

De hierboven geschetste onderhandelingen leidden

ertoe, dat in Maart 1947 het eerste belangrijke contract

op veredelingsbasis kon worden gesloten met een door de

Amerikaanse hezettingsautoriteiten daartoe aangew’ezen

fabriek voor een kwantum van ongeveer 150.000 toI
2).

Ook de leveringen op dit contract ondervonden aan-

vankelijk vertraging, thans als gevolg van de abnormaal

lage waterstand van de Rijn gedurende de tweede helft

van 1947.

De nijpende behoefte aan cement leidde er voorts toe,

dat voor levering in 1948 ook een aantal contracten op

veredelingsbasis werd gesloten met andere, niet voor

branden met olie ingerichte fabrieken. Deze leveringen

hebben een dusdanig verloop gehad, dat bij het in werking

treden van het onlangs met de Bizône gesloten handels-

verdrag, waarin ook voorzien wordt in de leveringsmoge-

lijkheid van een belangrijk kwanturn..ement, nog slechts

een hoeveelheid van circa 100.000 ton cement resteerde

op de lopende contracten.
Voorts werd met de Franse bez’ettingsautoriteiten een
aantal contracten gesloten voor de levering van cement,

afkomstig van in deze zône aan de Rijn gelegen fabrieken.
Zagen wij in 1946 en 1947 in totaal circa 58.000 ton

cement de Duits-Nederlandse grens passeren, in de eerste

helft van dit jaar beliep het kwantum reeds
:
60.000 ton.

De verwachting is gewettigd, dat – uiteraard onvoor-

ziene omstandigheden voorbehouden – voor de tweede

helft van 1948 kan worden gerekend op een import van

ongeveer 120.000 ton.

Op grond van de mogelijkheden, die het handeisverdrag
met de Bizône biedt, kan een geleidelijke, stijging van de maandelijkse importen worden verwacht. Daarbij zal niet

uit het oog mogen worden verloren, dat factoren van

practische aard, die niet voldoende tijdig kunnen worden voorzien, hun, invloed zullen kunnen doen gelden.

‘s-Gravenbage.

F. J. FRANSEN.

2)
Van zeer veel belang Uit
CCfl
oogpunt van deviezenbesparing
was een clausule, welke ook in latere eontraten werd opgenomen.
waarin werd overeengekomen, dat het Iranspori naar en van cle
fabriek zou geschieden met Nederlandse .s”hepen:


LONDON LETTER.

London, December 31.

Security values on the London Stock Exchange at the

end of 1948 form a not uninteresting commentary upon
British industrial economie and financial affairs during
the past year. This, of course, is as it should be. The Stock
Exehange is one of the few free markets left in Britain,

although the woM ,,free” needs some qualification even
in this context.
rrhere
are, for example, relatively few
avenues nowadays for British capital’ to go adventuring

overseas. The early .months of 1948 did see a considerable
exodus of money to South Africa – although the election
of Dr. Malan and the discovery that South Africa’s econo-

mie condition made the South African pound’ more
siispect than sterling later reversed the flow. Throughout
the year, there was a steady if unsensational effiux of British funds to Australia – encouraged by the feeling
that here the currency risk can hardly go against the
U.K. investor, the Australian pound being at vhat
many regard as an unrealistic discount on sterling. And
the African colonies and the West Indies have also attracted

thcir modest share of the British investor’s funds.
Britain’ economie circumstances, however, are
obviously conspiring against any major capital formation
overseas; it is axiomatic that a country which is a debtor
on its overseas payments account, cannot physically
afford to build up capital overall abroad, except to the
extent that, in effect, it transforms the credits it receives

into investments to third parties. Certainly, ‘the British
financial machine is still to a major extent functioning

in a’ closed economy. had it heen otherwise, then there
would almost certainly during 1948 have been a major
movement of British funds to the United States of America,

attracted not only by the high level of industrial activity

in that country but also by the fact that’yields on leading
American equities hl’e considerably more generous than

the returns obtainable on comparable issues in Britain.

(At the close of 1948 long-dated gilt-edged in Britain

were yielding 2.9 per cent., the best industrial Debentures

3.2 per cent., goocl-class Prefcrence 3.8 per cent, and leading

equities 4.4 per cent.). Such a movement, had it been

feasible, must, of côurse, have had a marked effect on

interest rates and the yield structure in the London

market, and to this extent conclusions drawn from the

behaviour of the London Stock Exchange during the past
year need some qualification.

Nevertheless,’ as reflecting the state of affairs as it is

and not as it might be, and as reflecting changes in our

monetary and economie position, a survey of the experien-

ces of the Stock Exchange during 1948 is not without

its interest. The year was noteworthy for Sir Stafford

Cripps’ attack on the inflationary conditions inherited

from his predecessor when he took over the Cbancellorship

in November 1947. That attack reached its climax about

April, 1948, when Sir Stafford isitroduced his-Budget

aimed to secure a genuine surplus overall of over £ 300

millions. Thereafter, however, as a result of industrial
and politicdl 5ressure, the deflationary campaign was

gradually whittled dow’n. Thus, at the elose of 1948 Brïtain

stands in a position neither markedly deflationary nor
infiationary. It is, on the one hand, ridiculous to talk of

deflation when bank deposits and Christmas spending

reached record or near-record levels, and when wage rates,
never really frozen; show signs of moving upwards once

again. Equally, the piling up of stocks in the consurner

trades, steadily falling beer consumptiori and the super-

fluity of many rationing schemes show quite plainly that
the inflationary fever of 1946 and 1947 bas departed.
It is really quite remarkable how faithfully all this bas

been reflected in Stock Exchange quotations during the

year. The Investors’ Chronicle bas for many years now
published rhonth hy month a detailed set of seeurity
indices covering all the major markets of the London
Stock Exchange. The end-December figures enable us to ob-
tain a bird ‘s-eye view ôf the experiences of 1948. The gilt-

edged index at the end of 1947 stood at 127.7 (December
31 1923 equals 100).. By the end of April, the index had
fallen to 125.5. (In April, sentiment in this market was

greatly disturbed hy Sir Stafford Cripps’ ,,special contri-
hution on investment income” – the nearest Britain
‘has yet got to a capital levy).
rrhel.eafter,
however, there
was a steady recovery, so that the gilt-edged index closed
1948 at virtually the highest point of the year – 128.1,
against the year’s ,,high” of 128.5 foi’ November. (The index was, however, still well below the peak of 136.6
reacheci at the end of 1946, during the Daltonian cheap
money drive). On the evidence of this index alone, it would
seem that 1948
neiis,
on balance, a deflationary year,
although only modes’tly so. –

This conclusion is. confirmed by the performance of
– most equity groups. The group index for 96 industrial
shares closed the year at 159.7, compared with the level
of 171.1 at which it stood on December 24 1947, a decline
on the ycar of just over 6 per cent. This decline has,to
be seen against the background of full employment and

record national income and profits for its full significance
to be appreciated. it reflects not these facto.rs but such
forces as dividend limitation (an essential part of Sir
-Stafford Cripps’ plan to freeze personal incom’es); the
knowledge that net profits, how’ever high, are insufficient to renev industry’s real capital; and the growing evidence –

that disinfiation, however whittled down, or the passing
of feverish inflation (whichever is the truc description of

12 Januari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

37

our economie condition today) has had a marked effect

en various sections of our economy. –

Thus, of the twenty-seven individual equity groups,
only seven finished 1948 higher than they began it.

Significantly enough, aircraft shares, the index for which

rose by 25 per cent. during the past year, made thé best
showing – from the investor’s point df view. Also signi-

ficant was the fact that the’ second best showing was made

by copper, lead and zine shares. Rearmament in Europe

and stockpiling and atomic research in the United

States were thus the major factors in the London Stook
Exchange on]y three years after the end of World War II –
anadecjuate commeiltary, surely, en the march of civili-
sation in this year of grace. War fears had not, however,

gone far enotigh to protect certain groups of shares which,

after being prime heneficiaries of war and post-war
infiation, are now suffering quite severely from the adjust-

ment to present-day conditions. Thus, plastics shares

feli during 1948 by 32 per cent, (This industry benefitted
greatly from war-time orders and from eai’ly post-war

shortages of comparable materials but is now resorting
to the highly competitive conditions of pre-war years).
Rubber shares, which lost 28 pel’ cent, suffered from a
variety of factors – uneasiness caused by the political

troubles in Malaya; fears of overproduction of the natiiral
product as a result of the recovery of Indonesian output;

and apprehension that American synthetic production

w’ill sooner or later upersede or render superfluous many
of the Eastern estatçs. Brewery shares acknowledged the
decline in beer consumption with a fali of 16 per cent.,

and the f all of 13 per cent. in shipping shares mirrored

investors’ fears that the experiences of the industry
after World War T were about to be repeated – in greater
or loss degree.
Possibly the most remarkable – if not actually the
steepest – fail of 1948 occurred, however, in gold mïning
shares. This index had been falling virtually without

interruption, since the U.S .,,gold scare” of 1937. Orthodox
investors had remained faitl)ful to gold shares throughout
the war years, in. the .belief that the shares remained the
classic hedge against infiation which they had proved
to be in the past.
rpodar
however, with the price of the
commodity fixed virtually at 1939 levels but w’ith every

eest of producing it greatly inflated, gold shares have
been hadly hit. Fears for the future of sterling did in 1947
cause qui Le a sharp upturn in gold share prices, encouraging
some to hope that the eleven-year ,,bear market” had
run its course. The year 1948 saw a shattering of such

hopes. From a ,,high” of 149.2 reached at the end of Mareh,
the index has fallen precipitately month after month until
at the end of December it was only 105,5 – easily the
lowest level since 1932. Ironically enough, gold mining

shareholders are now praying for de.flalion!
These, then, were the major security movements on
Liie London Stook Exchange during 1948. Within the limits
mentioned in the firt two paragraphs of this letter, and
allowing for such unnatural restraints as dividend limi-
tation, control of capital issues and penal taxation of the
risk-taker, they are highly useful pointers, in an economy
where ,most manifestations of natural phenomena are
i-igorously suppressed. As to the indications of the future
which security values may give, it may be said w’ith
complete safety that equity values at the end of 1948
reflect neithei’ assurance that Marshall aid will succeed
in its purpose, for certainty that is will fail. But if that
savours too much of sittïng on the fence then a matter of
fact may be recorded – the ,,hear, market” in industrial
equities whïch began in Januai’y 1947 is stijl in existence.
It seems that if investors were forced to answer ,,Yea”
01′
,,Nay” to the question: ,,Do you believe that Britain will succeed in hei- four-year’ plan,” the answer would
be a reluctant “No”.

IIAROLD WINCOTT.

4
,


1
Y’

INTERNATIONALE NOTITIES.

DE BJtLASTLNGON’L’VÂNGSTEN
IN
DE VERENIGDE STATEN.

In het Decembernummer 1948 van de ,,Monthly

Letter of The National City Bank of New York” worden

interëssante cijfers gegeven betreffende de belasting-
ontvangsten in de Verenigde Staten in de jaren 1929,
1938 en 1948, verdeeld over ,,federal, state and local

taxes”:

Belastingontoangsten in de J
7
eren igde Stalen

(in milliarden dollars)

Jaar
Fecleral
State

Local
Totaal

1929
3,3
2,0

4,8
,

10,1 1938
6
:
9

3,8

4,6
15,3
1948
1)
.
40,0
7,9

6,0
53,9

1
1 gedeeltelijk
geschat.

DE SUBSLDIEPOLI’L’IEii IN BELGIË.

De in de afgelopen jaren door de Belgische Regering gevoerde subsicliepolitiek had – zoals bekend – teh doel

de koopkracht der lonen te handhaven. Dit betekende een
zware last voor de Schatkist en tenslotte ook voor de
belastingbetalers. De subsidieverlening kon derhalve niet

te ver worden doorgevoerd, daar zij een vergroting van het
hudgettekort met zich brengt en inflatiegevaar inhoudt.
De Regering tracht dan ook – evenals in andere landen
– geleidelijk tot een vermindering en afschaffing te
komen.

Onderstaande tabel geeft de omvang van het totaal
bedrag der verleende subsidies sedert 1946 en een Mming
voor 1949. –

Van de totale belastingontvangsten in 1948, ten ho-

drage van S 54 inrd, gaan niet minder dan ‘S 40 mrd,

di. ongeveer , naar de Federale Regering. De 48 Staten

krijgen 15 pCt, terwijl voor de ,,local governments” –
dit zijn ,,counties, cities, towns, villages, townships,
school districts and other sub-divisions” ( in totaal
155.000) -. slechts 11 pCt resteert. Uit bovenstaande

cijfers blijkt duidelijk, dat in de loop der jaren het aandeel,

dat de Federale Regering van de totale belastingontvang-
sten opeist, steeds groter is geworden. Sedert 1929 zijn er. een twintigtal belangrijke wij’zi-

gingen aangebracht in de ,,revenue law”; de ,,federal

taxes” bestrijken thads een zeer groot gebied. Nog niet
zoveel jaren geleden was hijv. de ,,excise-tax” beperkt
tot tabak en alcoholische dranken. Nu moet practisch
iedereen direct of indirect ,,excise tax” betalen, hetzij
men een auto, radio of koelkast koopt, hetzij men toilet-
zeep, lucifers of speelkaarten aanschaft. Flieronder citeren
wij nog enkele sprekende voorbeelden, welke bovengenoem-
-de ,,Monthly Letter” in dit verband vermeldt: The

so-called ,,luxury tax” of 20 per cent on ,,toilet prepara-
tions” applies not onl,r to cosmetics considered indispen-

sable by woman, but to such items as shaving lotion and
baby oil. 1f a businessman buys a brief-case to carry

his troubles home, and a schoolgii’l buys a handbag to
carry her books and lunch, they pay a 20 per cent tax.
1f a typewriter is purchased to fill in tax returns- or
questionnaires, it is subject to a 10 per cent tax. 1f one»
goes out of an evening for bowling or to a movie, an
excise tax must be paid, hut if one stays home there is

a federal tax not only on the electrical energy used, but
even en the light bulb”.

Naast deze federale belastingen bestaan er talloze en
elkaars terrein bestrijkende ,,state and local taxes”, zodat

een groot deel van het inkomen in de loop van de ontvangst
en het uitgeven verschillende malen aan belastingheffing

onderworpen is, 31 Staten innen thans inkomstenbelasting,
waarbij sommige geen rekening houden met de betaalde
federale inkomstenbelasting en derhalve belasting op een

belasting heffen.

38

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Januari 1949

aar
-Bedrag
pCt van de algemene

(in mln frs)

begroting

1946
7.307
8,49
1947
11.734
14,03
1948
10.740
1
)
13,80
1949
7.000
9,77

‘) Minister Tyskens raamde, begin November
1948,
cle werkelijk
verstrekte subsidies voor
1948 op 12,5
mrd frs.
Bron:,,
Problemen” van December
1948
en Tijdschrift voor
Documentatie en Voorlichting’ van October
1948.

Uit deze cijfers blijkt, dat de subsidies in 1947 en 1948

een belangrijk deel ddr staatsbegrotingyormden; de raming
voor 1949 wijst daarentegen
dp
een aanzienlijke verminde-

ring. Alleen brood, steenkolen en gas zijn nog gesubsidieerd:

De voor 1949 voorziene 7 mcd frs aan subsidies beti’ef-

fen de volgende objecten:

Binnenlandse en ingevoerdë levensmiddelen: 800

mln frs, w’aarvan 133 mln aan de landbouwers toegekende

premies voor graanlevéringen boven een zekere hoeveel-

heid,550 mln voor de wederverkoop van graan, dat werd

ingevoerd tegen een’ lagere prijs dan de gewone kostprijs, en 117 mln ter dekking van de commerciële vcrliezen,van

de Dienst van Ravitaillering;
Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen:

2 mrd frs ter dekking van haar tekort;

Steenkolenindustrie: 1 mcd frs, met het oog op de

dooi’ de Belgische Regering eventueel ten gunste der

steenkolenmij non te treffen maatregelen;

Regularisatie van het deficitsaldo van ingevoerde
industrieproducten: 225 mln frs; dit crediet is niet be-
stemd -om nieuwe toelagen voor dergelijke producten te
vei’lenen, doch om de tekorten en verliezen op de vroeger
ingevoerde producten te regularisei’en.

Compensatietoelagen: 2.770 mln frs.
Compensatie voor de onvoldoende prijs van aan de
verbruikers geleverd gas: 205 mln frs.
De twee grote posten zijn dus 2 en 5, die resp. ongeveer

30 en 40 pCt van het totale subsidiebedrag voor zich op-.
eisen.

GELD- EN- KAPITAALMARKT.

Na de jaarwisseling nam de spanning op de geidmarkt

weer enigszins af, voornamelijk onder invloed van het
terugvloeien van bankbiljetten naar de banken. De cali-

geldrente daalde in de eerste week van het nieuwe jaar tot 1 pCt, en ook het” dringende aanbod van schatkist
promessen verminderde sterk. Hoewel de omzetten nog zeer
gering bleven, toonden de marktdisconto’s voor de korte

termijnen, een behoorlijke daling. Februai’ipapiei’ wei’d
tegen
11/
pCt aafigeboden, Api’ilpromessen waren tegen
1/ pCt gevraagd, evenals Julipapies’, doch voor Mei-

papier en alle overige langere termijnen stelde het disconto
zich nog op 17/-11 pCt.
Met ingang vari hot nieuwe jaar heeft De Nederlandsche

Bank in haar wekelijkse balaisspublicatie vrij ingrijpende

wijzigingen aangebracht; welke even zo vele verbeteringen
betekenen. Met name wordt thans een beter inzicht .ver-strekt in de deviezenpositie van De Nederlandsche Bank

door de diverse rekeningen aaiï debet- en ci’editzijde van.
de gepubliceerde balans te splitsen. Aan de debetzijde
paraisseert pci’
P
Januari 1949 een bedrag van 1 145 mii-

heen onder het hoofd: ,,Vorderingen in guldens op vi’eemde,
circulatiebanken”, dw.z. saldi, welke voortvloeien uit het
hetalingsvei’keer met landen, hetwelk uitsluitend in gul-
dens wordt afgewikkeld (voornamelijk landen met minder

sterke valuta). Aan de creditzijde zijn thans opgenomen
de vrije saldo’s van vreemde circ’ulatiebanken ten bedrage
van f 301 millioen, welke dus de tekorten van Nederland
in het internationale betalingsverkeer repi’esenteren, als
:

mede een post ,,crediteuren in vreemde geldsoort” van
f118 millioen, welke de. in buitenlandse geldsoort aan:
gegane verplichtingen voorstelt. De, deviezenpositie van

onzé centrale bank is thans als volgt te berekenen per 3

Januari 1949:

Actief:

Déviezenvôoni’aad

……….
f 424 millioen Vorderingen in guldens op
vreemde circulatiehanken . . . .

145

1 569 millioen
Passief:
Vrije saldo’s van vreemde cir-

culatiebanken

……………
f 301 mihlioen
Crediteuren in vréemde valuta ,, 118

f 419 millioen

Per saldo resteert dan een overschot van f150 millioen.

Echter, dit saldo zegt niet veel, omdat de diverse valuta’s

onderling niet verwisselbaar zijn, zodat in bepaalde valuta’s

zeer wel ernstige tekorten kunnen bestaan, welke tot

goudafgifte kunnen’ leiden. Een beter inzicht zou slechts

kunnen ,worden verkregen, indien de valutapositie naar

deviezensoorten word opgegeven, en tevens het bezit van
de deviezenbanken aan vreemde valuta.

Ondèi’ de saldo’s van banken in Nederland (ongeveer

f 47 millioen) zijn thans uitsluitend de tegoeden opgenomen

van de leden der bedrijfsgroep Ilandelsbanken en van de
beide centrale hoerenleenbanken. Aangezièn dit de voor-

naamste geidmarktinstelhingen zijn, is dit gegeven van be-

lang voor’de beoordeling vn de geld m arktsituatie.

De handel iii buitenlands bankpapier, waarvan in het

voorgaande overzicht melding werd gemaakt, gaf voor tal

van buitenlandse bankbiljetten vrij aanzienlijke deprecia-

tiepercentages ‘te zien. In ronde -cijfers bedroegen deze voor ponden en Zweedse kronen ongeveer0 pCt en voor
Franin francs en voor Deense en Noorse kronen ongeveer

20 pCt. In deze koersvorming mag men, zoals opgemerkt,

nauwelijks een ivaardering voor de gulden zien, omdat vreemd bankpapier immers uitsluitend met vergunning

kan worden aangekocht. Zij staat uit de aard der zaak sterk
onder invloed van de koei’svorming op vrije markten voor

vreemd bankpapier, zoals te Zürich, waar de deviezen-

banken de aangekochte bankbiljetten kunnen verhandelen
tegen andere buitenlandse bankbiljetten of transfereei’bare

valuta, zoals Zwitserse francs.

De stopkoersen voor lndoneische fondsen werden op
3 Januari ji. opgeheven. Aanvankelijk gaf dit aanleiding
tot vrij sterke koersstijgingen, doch spoedig volgde hierop
een reactie, waardoor de Indonesisdhe fondsen op een iets

lager peil kwamen, dat niettemin voor de meeste fondsen
nog 15 4 20 punten boven’ het niveau voor de politiële actie
list. De berichten, welke langzamerhand omtrent de toe-
stand der ondernemingen in de thans bevrijde gebieden
binnendruppelen, geven overigens weinig aanleiding tot
optimisme. –

De binnenlandse aandelenmarkt gaf ook in de afgelopen
week het gebruikelijke beeld te zien van afhrokkelende
koersen, waarbij vooral scheepvaartwaarden op de voor-
grond traden. De reeds méermalen vermelde factoren
welke hiei’ waai’schijrilijk werkaam zijn en welke in de

nabije toekomst wel zullen i’esulteren in afnemende win-
sten van het bed rijfsieen, maken het niet onmogelijk, dat
de aangekondigde ,,verfijning” van de dividendstop in
feite weinig effect meer zal sortëren.

30 Dec. – 7 Jan.
1948

1949

A.K.0.

………………….
163*
.161f

v.

Berkel’s

Patent

..
………….
112* 112*

Lever Bros. Unilever C. v. A
…..
277
274*
Philips

G. h. v. A
…………….
231
228*

Koninklijke Pëtroleum

……….
320*
316*

H.A.L
………
…….

…………
170
166*

N.S.0 .

………………………
171
166*
H.V.A
….

………………….
-c
172.
172*

Deli

Mij

C. v. A
……………
162
158*

Amsterdam Rubber

…………
171

167*

Internatio

………………..
197*
203

12 Januari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

39

DE BELGISCHE GELD- EN

KAPITAALMARKT IN DECEMBER 1948.

Geidmarkt.

De verrichtingen in verband met het jaareinde hebben

op de geidmarkt geen al te grote spanning teweeggebracht.
Sinds October was de markt immers zeer liquide. De

banken werden slechts in beperkte mate verplicht beroep

te doen op de klassieke middelen om hun thesaurie te

verstevigen, daar ze eensdeels uit de schatkist per 30
December ruim 1 mid frs interesten ontvingen van de
Muntsaneringsiehing, die voor het publiek enkel op

3 Januari eisbaar werden, en ze anderdeels de claggelden

opzegden, welke ze aan overheidsorganismen hadden

uitgeiqend. De Schatkist zelf kon de drukking vermin-deren door verkoop van dollars tegen Belgische francs

aan de Nationale Bank. Die dollars werden haar toegekend

in het kader van het Marshall-plan, hetzij als. tegenwaarde
van een schenking in Belgische francs aan de overige

Marshall-landen in het kader van de Europese clearing-

overeenkomst, hetzij als lening (cf. vorig overzicht).

Uiteifldelijk overschreed de biljettenomloop bij de
Nationale Bank per 29 December toch opnieuw 83 inld
frs. Over geheel het jaar steeg de biljettenomloop van
79.761 mln frs per 30 December 1947 tot 83.176 mln frs;

de rekeningen courant liepen op van 4.718 mln frs tot
6.389 mln frs. Hetzij een totale vermeerdering van de geldoniloop bij de Nationale Bank van ruim 5 mld frs
of nagenoeg 6 pCt tegenovei 5,8 mid les in 1947 of ruim

7pCt.
Ingevolge de hogervermelde toevloeiing van dollars
steeg de goud- en deviezenvoorraad van de circulatie-
bank in de loop van de maand December met 600 mln
frs. .Over geheel het jaar 1948 beloopt de stijging 2 mld
frs, tegenover 2,8 mld frs in 1947 (exclusief de goudover-
dracht aan het Internationaal Muntfonds).

Op het internationale plan dient de mislukking vermeld
van de besprekingen tussen Belgisch-Luxemburgse en Franse
vertegenwoordigers over deruil- en betalingsmogelijkheden
tussen de betrokken landen. Dientengevolge zal Frankrijk
tussen 1 December 1948 en 31 Maart 1949 geen nieuwe
aankopen in de B.L.E.U. meer doen. Oorzaak van deze
toestand is het tekort vanwege Frankrijk aan gangbare

betaalmiddelen en de weigering langs Belgische zijde nog
verder op crediet te leveren. De onderhandelingen zullen
hernoinen worden in de loop van Maart e.k. Ook Engeland
heeft opnieuw betalingsmoeilijkheden met de Belgische monetaire zône en de speciale Engelsch-Belgischa com-

missie, die in Maart 1948 werd opgericht, is voor begin
Januari bijeengeroepen om een oplossing uit te werken.
De vrije markt voor goud en deviezen reageerde maar
weinig
01)
de aankondiging van het bericht, dat de Regering
principieel had toegestemd om een tegemoetkoming te
verlenen aan de Congolesegoudmijnen. Deze laatste zouden
inderdaad 40 pCt van hun jaarproductie (nagenoeg 10 ton
fijn) aan een- hogere dan de wettelijke koers’ mogen ver-
kopen. De reactie van de markt is uit te leggen door het
feit, dat de eigenlijke modaliteiten, waaronder die verkoop
zal geschieden, nog niet bekend werden gemaakt. De gouden
stukken gingen zelfs nog iets omhoog (gouden pond 780

tegen 772,5), evenals de meeste papieren deviezen, be-
houdens de Franse franc (10,55 tegen 10,70).

.Kapitaalmarkt.

De openbare uitgiftemarkt was deze maand bijzonder
bedrijvig. De plaatsing van nieuwe aandelen door private
vennootschappen hernam met een viertal emissies. Op
te merken valt, dat het de laatste tijd veelal onderne-
mingen zijn, die hun hoofdbedrïjvigheid in de kolonie
hebben, welke nieuw kapitaal op de beurs ioeken. De
afkeer van de beleggers voor aandelen geldt inderdaad
minder voor koloniale dan voor binnenlandse waarden.

Op de publieke enÇissiemarkt voor obligaties plaatste de
Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid

350 mln frs 4j pCt Kasbons met 5 jaar looptijd en terug-

betaling Is pan. De uitgifte geschiedde tegen 98 pCt, hetgeen

een netto-rendement bij de plaatsing betekent van 4,96
pCt. Een industriële vennootschap bood 50 mln 5 pCt

obligaties aan met een maximum looptijd van 10 jaar

tegen 96,50 pCt. De lening is terugbetaalbaar i pan

bij middel van 6 annuïteiten vanaf het 5e jaar. lIet netto-

rendement bij de uitgifte beloopt zodoende 5,58 pCt.

De obligatiemarkt bleef koersvast. In de overheids-
sector wonnen de staatsfondsen en de kasbons van steden
en Gemeen tekrediet opnieuw enkele fracties, alhoewel

de haussebeweging, welke nu ongeveer drie maanden duurt,

blijkbaar aan tempo begint te verliezen. De koersen van
de industriële obligaties ondergingen geen noemens-

waardige wijzigingen. De vergelij kende netto-rendemenis-
tabel ziet er thans uit als volgt:

Gemeentekrecliet

Obligaties van
Staatsfondsen

steden!

priv.
Looptijd

provincitn

I
vennootschap.

Sept.
I
Dec.
I
Sept.
1
Dec.
I
Sept.
1
Dec.

tot
192

4,45

4,07

5,28

5,15


lot
1957

4,76

4,77
1
)

5,17

5,15

6,12

6,15
na
1957

4,76

4,68

5,85

5,83

6,03

6,22

‘) Dc rentevoet van de Schatkiitcertificaten
1948
werd van
15
October
1948
af verhoogd van
3,5
tot
4
pCt.

De aandelenbeurs van Brussel werd door een onver-,
wachte hausse gekenmerkt. Geheel de maand December
gingen de koersen langzaam de hoogte in. De index lag
per einde van de maand 4,3 pCt hoger dan per einde –
November. De bedrijvigheid nam nochtans enkel weinig
toe.

Bedrijoigheid en Koers index van de aandelenbeurs an
Brussel.

Aantal
verhandelde

Kap i talen

koersind ex
Algemene
stukken (in

(in mln frs)

dui

(1936’38
z3ndtallen)

Begin Jan. 1947

16

24,8

251,0
Begin Jan. 1948

19

16,7

157,8
Einde Maart

19

25,0

. 176,5
Einde Juni

20

20,7

157,4
Einde Sept.

22

22,0

152,5
Begin Dec.

22

22,7

561,8
Einde Dec.

27

19,7

148,7

De hausse ontstond in de sectoren steenkolenmijnen
(+ 14,5 pet) en bouwnijverheid (+ 11,4
pCt).
In beide
industrieën wordt een verbetering van de rendements-
perspectieven verwacht; in de eerste ingevolge de aan-

gekondigde’wijziging van de overheidspolitiek te dier zake,
en in de tweede ingevolge de openbare werkenpolitiek,
welke de Regering denkt te voeren in verband met de
opslorping van de werkloosheid. De haussebeweging werd
veralgemeend door speculaties van professionelen, vooral
op waarden die aan een zeer lage koers kunnen worden
aangekocht.

Over geheel het jaar 1948 beliep de daling van de koers-
index van de aandelen 5,8 pCt, tegenover 37,1 pCt in 1947.

Brussel. V.
VAN ROMPUY.

STATISTIEKEN,
,’

NATIONALE BANK VAN ZWITSERBAND.
(Voornaamste posten In millioenen francs).

.0
.n

‘3

0
aa

•-

31

Dec.
1946

4.949,9

158,0

238,7

52,7

4.090,7′

1.113,7
23
Dec.
1948

5.803,1

222,6

470,7

47,4

4.520,2

1.223,7
30

Dec.

1948

5.821,0236,6

204,5

47,4

4.594,3

1.242,7
7

Jan.

1949

5.819,8

216,9

168,5

47,4

4.427,0

1.371,8

1
11

40

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

t

12 Januari 1949

DE NEDERLANDSCIEE BANK.
Verkorte l)alans op 3 Januari 1949

Aetiva.

Fjoofdbank t

3.000.000,- ‘)
,f
schulibrieven

ijhank

in disconto

1
Agentsch…,,

5.000,-

iissels
,

schatkistpapier

en

schuldbrieven,
door (le Bank gekocht (art. 15, onder 4
1
,
van

de

Bankwet.

1948)

…………..
..

Scbatkistpapie.r, door de Bank overgenomen
van de. Staat der Nederlanden ‘ingevolge
overeenkomst. van 28 Februari

1917 ….
.. 1.800.000.000,-
Voorschotten
(
Hoofdbank f

158.892.300,50
2)

in rek.-crt.
1
op
onderpand
‘ Bijbank

850.207,66
(m(
l. belenin-
1
gen)
I Agentsch.

5.562.666,47

f

184.905.174,63
Op

effecten

Cfl7
.
………

..
163.882.153,33 ‘)
Op goederen en celen

..,,

4.022.721,30

164.905.174,63
3)

Voorschotten aan het Rijk (art.. 20 van de
Bankwet

1948)

………………….
..-
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge Overeenkomst van 26 Februari
1947

………

.

…..

..

………….
..1.500.000.000,-
Munt. en muntmateriaal
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……f

438.749.761,83
Zilveren munt enr…..4.921.826,24
443.671.588,07
Papier op het buitënland

t

303.614.880,-
Tegoed hij correspondenten
in het buitenland

…….114.232.297,14
Buitenlandse betaal-
middelen

…………

..6.321.662,17.
424.168.839,31
Vorderingen in guldens op vreemde circulatie
banken en soortgelijke instellingen

……
145.020.214,81

Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds

en

voorzieningsfoncis

…………
..108.267.880,36
(ebouwen

en

inventaris

…………….
..2.500.000,-
Diverse

rekeningen

………………..
..57.918.982,36 3)

T

4.849.457.659,54

Passiva.
Kapitaal

…………………………
t

20.000.000-
Reservefonds
.

……………………..
…12.759.703,05
Bijzondere

reserves

………………..
..54.447.566,03
Pensioenfonds

……………………..
..20.052.013,79
Voorzieningsfonds

personeel

in

tijdelijke
/
dienst

…………………………
..1.500.000,-
Bankbiljetlen in omloop (oude uil,giften) ..,,
110.528.515,-
Bankbiljetten

in

omloop

(nieuwe

uitgifte)
,,

3.144.351 .0i5,
Bankassignaties in omloop

…………..
..2.328.583,15
Rekening-courant salclo’s
‘s Rijks Schatkist ……

t

96.390.168,48
‘s

Rijks

Schatkist

hij-
zonciere rekening ….

..

188.449.746,71
Geblokkeerde saldo’s..,,

5.681.168,41
Saldo’s

van

banken in
Nederland

……….

..

47.253.830,5 7
Vrije saldo’s van vreem-
de eirculatiehanken .en

soortgelijkeinstellingen ,,

300.732.150,01
Andere vrije saldo’s ….

..430.296.113,08
1.068.801.177,26
Crediteuren in vreemde geldsoort

……
..417.875.374,94
..
Diverse

rekeningen

.. ………………
96.815.711,32
t

6.649.457.659,54
1)
Waarvan

schatkistpapier

rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen

. . . .
T


Waarvan aan IndonesiO (Wet van 15
Maart

1933, Staatsblad

no.

99)

…. …..
..36.894.550,-
‘) Waarvan verpand

goud

………….
..27.637.741,60
Circulatie der door de Bank namens de
Staat in hetverkeergebrachte mun tbiljettee
,,

143.575.577,-

BANK VAN
FRANKRIJK.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

Voorschotten aan de Staat

Data
cd
.
1 1

0
1
cd
3
)0
3)
3d
Id
C.) 5.
3))

26 Dec. 1946

94.817

148.302

59.449

67.900

426.000

16 Dec. 1948

52.817

301.309

125.042 172.200

426.000

23 Dec. 1948

52.817

329.197

125.042

174.600

426.000

30 Dec. 1948

52.817

340.222

125.042 150.900

426.000

Bankbil-
Data

jetten in
circulatie

26 Dec. 4946

721.865

16 Dec. 1948

941.224

23 Dec. 1948

969.156

30 Dec. 1948

987.621

Deposito’s

Totaal

Staat

Diversen

63.455

765

62.693
192.953

1.025

190.325
204.642

791

202.221
172.589

806

170.033

Dit NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte balans op 10 januari1949.

Activa.
Wissels, pro-j’ Hoofdbank
mes

2)
sen en

l3ijhank

schuld brieven
in disconto

1. Agentsch.

5.000,- f

5.000,- ‘)
Wissels, schatkistpapier en schulclbrieven, door de ]3ank gekocht (art. 15, onder
1°,
van de Bankwct 1948)

:……………..-
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de S(.aat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947……1.800.000.000,-

in rekcrt.
op onderpand Bijbank /

617.469,38

Voorschotten F100fdbank f 139.296.063,65 2)

(mcl. belenin-
gen)

lAgentsch.

4.433.632,50

T 144.14(.Ie0,b3
Op cffecten cnr ……… ..143.263.717,79 2)
Op goederen en celen ..,,

1.083.447,74

Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van cle

144.347.165,53
2)

Bankwet 1348)

……………………-
Boekvordering 01) de Staat (Ier Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……f

439.109.682,89
Zilveren munt cor…..5.182.035,52
444.291.718,41
Papier
op
het buitenland

T

289.833.280,-
Tegoed hij correspondenten
in het

buitenland

……131.381.871,74
Buitenlandse betaal-
middelen

…………

..6.630.082,49
427.845.214,23
Vorderingen in guldens
op
vreemde circulatie-

banken en soortgelijke instellingen

……
147.371.795,12
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds en

voorzieningsfoncls

…………..
108.456.929,36
Gebouwen

en

inventaris

…….. ……….
2.500.000,-
Diverse

rekeningen

………………..
..30.779.102,18

4.605.596.924,83

l’aSCiva.
Kapitaal

……..

…………………..
f

20.000.000
Reservefonds

……. ……………….
..12.759.703,05
Bijzondere

reserves

……….. ………
..54.447.566,03
Pensioenfonds

…………….
……….
..19.978.949,59
Voorzie.ningsfonds

personeel

in

tijdelijke
dienst

……………………..

….
..1.500.000,-
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
..
110.357:475,- Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte.)
3.085.024.730,-
Bankassignaties

in

omloop

…………..
….69.842,74
Relening-courant saldo’s
‘s
Rijks Schatkist ……

t

166.034.955,90
‘5

Rijks

Schatkist

bij-
zondere

rekening ….

..187.974.746,71.
Geblokkeerde saldo’s

..,,

5.459.968,38
Saldo’s

van

banken in
Nederland
……….

..

42.882.977,08
Vrije saldo’s van vreem-

de circulatiehanken en
soortgelijke instellingen
,,

327.294.255,32
‘Andere vrije saldo’s ……384.330.628,87
1.113.977.531,76
Crediteuren

in vreemde geldsoort

……..
93.287.49890
Diverse

rekeningen

………………..
,,

94.1 93.627,70

t

4.605.596.924,83

3)
Wâarvan

schatkistpapier

rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen

. . . .
T


‘)
Waarvan aan InclonesiO (Wet van 15
Maart 1933, Staatsblad no. 99)
36.894.550,-
Circulatie dcr door de Bank namens de
Staat in hetverkeergebrachte muntbiljetten
,,

141.857.359,-

FEDERAL RESERVE BANES.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).

1

Metaalvoorraad

1

Data

,

1

Othér

1 U.S. Govt

1 Goudcer- 1

cash

1 securities
Totaal

i tificaton 1

31

Dec. 1946
18.381
17.587
288
23.350
16 Dec. 4948
22.960 22.329
231
22.993
23 Dec. 1948
22.960
22.325
220
22.845
30 Dec. 1948

22.956
22.325
265
23.347

Deposito’s
FR-bil-
__________
89
mber-
Data jetten

1fl
circulatie
Totaal
Govt
banks

31Dec. 4946
‘24.945
17.353
393

46.139
16 Dec. 1948
24.209
22.398
969
20.435
23 Dec. 1948
24.397 22.507
1.575

.
19.899
30 Dec. 1948
24.222
22.628
1.283
20.238

12 Januari 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

41

DE NEDERLANDSCiIIE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).

;_«_•_4)
00
,

o_
“4)
.2
4)
7
c..

u

0

4))4)
00

30Dec.

’46 700.876
4.434.786
100.186 153.109 2.744.151
29 Nov.
’48
452.140 339.442
118.401
151.228 3.087.707
6 Dec. ’48
442.421
340.399 141.140 143.955
3.071.950
13Dec.
’48
442.755
339.914
138.337
443.849
3.033.769
20 Dec.
’48
442.927 318.143
1 59.603
148.614
3.054.367
27 Dec.
’48
443.201
312.783
145.086 154.867
3.11 5.299
3 Jan.
’49
443672
303.615
120.554
1
164.905
3.144.351
10 Jan.
1
49
444.292
289.833
1

138:012
144.347
3.085.025

Saldi in rekening courant

‘.3
_:
P.
c
.
.d

°
Co

30 Dec.
’46
29 Nov.
’48
6 Dec.
’48
13 Dec. ’48
20 Dec:
’48
27 Dec.
’48
3 Jan.
1
49
96.390
188.450
5.681
47.254
300.732
430.294
10 Jan.
’49
166.035 187.975 5.460 42.883 327.294 384.331

STAND VAN ‘s
RIJKS
KAS.

Vorleri ogen
23 Dec.

1948
f

15 Dec. 1948

Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Nederl. Bank N.V.
0

209.966.256,98
8

325.495.967,92
Saldo van ‘s Rijks Schatkfst
bij de Bank voor Neder-
landsche Gemeenten
447.321,36
167.908,64
Kasvorderingen wegens ere-
dietverstrekking

aan

het


Daggeldlening

tegen

onder-
pand………………


Saldo der postrekeningen van
51 2.673.804,90
534.1 30.907,12
Voorschotten

op

uit. Nov.
1948

aan

de

gemeenten

………

buitenland

……………………

Rijkscomptabelen

……….

wegens

aan

baar

uit

te
keren belastingen


Vorderingen in rekening-cou-
rant op IndonesiO

……
1209.086.842,31
,,1203.226.800,69
Suriname

……………
32.585.450,28
,,

32.585.450,28
Ned. Antillen

…-


Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

……………


Het staatsbedrijf der
enT.

………………
.-

Andere staatsbedrven en in-
stellingen
270.722.507,39
271.257.427,28

Verplichtingen

Voorschot,

door

De Nederi.
Bank N.V. verstrekt
..
– –
Voorschot, door De Neder-
landsche

Bank

N.V.

in
rekening-courant verstrekt


Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten

Schatkistbiljetten in omloop
fl736.593.100,-
fl725.593.100,-
Schatkistpromessen

bij

De
Nederlandsche Bank N.V.
Ingevolge

Overeenkomst
van 26 Februari 1947

…….
1800.000.000,-
,,1800.000.000,-
Schatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks bij De Nederl. Bank N.V.is geplaatst nihil)
f5.913,2 m/m w.o. garantie
Bretton ‘Woods
/
804 mili
,,5109.200.000,- ,,5151.700.000,-
Daggeldieningen


141.981.453,50
140.018.986,50
Schuld

op

ultimo

Nov.
1948

aan

de gemeenten
wegens

aan

haar uit

te

1.885.885,95
1.885.885,95
Schuld in rek,-courant aan:
Indonesië

…………..

Muntbiljetten in Omloop …….

3.213.507,61
1.740.645,92
Het Algemeen Burgerlijk Pen-

keren belastingen …… ………

60.600.786,29
34.068.6

10,79

Suriname

…………………..

Het staatsbedrijf der P., T.
.

Ned.

Antillen

……………..

656.289.670,90
649.807.836,-

sioenfonds

……………….

A.ndere staatsbedrijven


en

T

…………………..

Schuld aan diverse instellin-
gen in rekening met ‘s Rijks
Schatkist

……………..
2097.977.913,38
,,2115.844.842,25

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen îrancs).

0,
4)

0
0
‘0
‘0
‘.3
0
0
‘4
4,

‘3
‘O’4
0
‘4

‘4
°-‘
:gL
ec

c
‘d

4

4)..

‘4)4)

be

‘0
0

,
0

,
,
>

16 Sept.

1948
28.136
11.042
427

9.986
303 414
25 Nov.

1948
27.782
12.589
422

7.446
308
542
2 Dec

1948
27.383 12.650
368

8.392
339
531
9 Dec.

1948
27.102
12.829
457

8.094
320
536
16 Dec.

1948
27.094
13.270
659

7.454
244
569
22 Dec.

1948
27.344
12462
1.921

6.884
305
578
29 Dec.

1948
27.334 12.456
1.845

6.893
676
581

Rekening-courart
saldi
0

‘4
a;o
4′
4)

cd

,440
.’
‘.3
5
1-‘4
0
.
0
‘4.
4)
.-
4))

16 Sept.

1948
657
91.729
81.568
22
2.425
6.251
25 Nov.

1948
814
91.642
81.376
367
2.835
6.288
2 Dec.

1948
819
92.893
82.004
423
2.617
6.121
9 Dec.

1978
838
92.880 82.789
491
2.352
5.972
16 Dec.

1948
848
92.987
82.199
534
2.374
6.246
22 Dec.

1948
853
94.268
82.429
1.671
2.620
7.488
29 Dec.

1948
865
95.029
83.176
1.706
2.214
7.625

BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste Oosten in millioenen oonden).

-).3

4
)0
’40

0
0.
3)

C
4
‘4
o

Cd
.
42

‘4)4

.4)4)
…,1.

.

4,4

25 Dec. ’46
0,2
1.649,1
1.450
1.428,2
22,1
22 Dec. ’48
0,2 1.324,3
1.325
1.296,4
28,8
29 Dec. ’48
0,2 1.324,3
1.325
4.293,1
32,2
5

Jan. ’49
0,2 1.299,2
1.300
1.272,3
27,9

Other securities

Deposits

4
OO

Co

4

4
O
‘4
4
‘.

‘p
.

.
cd

1,3

311,8

3,8

379,1

3,9

380,8

6,0

374,9

13,6 14,4

16,7
22,0
15,8
23,1
20,3
22,2

346,5

10,3

431,2

14,7

435,7

11,7

432,8

27,9
278,9
310,0 314,5
308,7

25 Dec. ’46 22 Dec. ’48 29 Dec. ’48
5 Jan. ’49

IN- EN UITVOER
VAN NEDERLAND 1

Invoer
Uitvoer
Saldo
aan
II

d
Gewicht
Waarde
Gewicht
Waarde
Waarde
in dui-
in mil-
in dul-
in mil-
In mii-
zenden
lioenn
zenden lioenen
iloenen
tonnen
guldens
tonnen
guldens
gu1den

Tot.

’39
24.306
1.517
2.708
966

5-51
Tot.

’46
11.764
2.305
3.919
785
-1.520
Tot.

’47
16.547
4.253
5.843 1.859
-2.394
Jan.’48
1.265
378
308
140

238
Febr. ’48
1.242
383
427
186

197
Mrt

’48
,

1.433
361
485
486

175
April ’48
1.732
402
704 203

199
Mei

’48
1.486
391
698
223

168
Juni

’48
1.690
438
612
241

197
Juli

’48
1.540
.

412
570
209

203
Aug. ’48
1.639′
407 562
.

211

196
Sept. ’48
1.873
443.
678
232

211
Oct.

’48
1.906
479
849 308

171
Nov.

’48
1.566
404
753
264

140
1)
Bron:
,,Centraal
Bureau voor
de

Statistiek”.

Annonces voor het volgénd nummer

– dienen

uiterlijk

Maandag

17 Jan. a.s. in het bezit te

zijn van de administratie, Lange Haven 141. Schiedam

– ‘1

42

..

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 Januari 1949

OVERZICHT DER LAATSTE. DRIE VERKORTE
BALANSEN
VAN
DE NEDERLANDSCHE
IIANK
5
).
(in millioenen guldens).

Actief

data
13-12-48
f

20-12-48
27-12-’48
Passief

data
43-12-’48
20-12-’48
’27-12-’48

Vissels,

promessen

en
schuidbrieven in disconto

-‘)

‘)
Vissels,

schatkistpapier

ent
Bijzondere reserves

54,4

54,4

54,4
schuldbrieven

door

de
Pensioenfonds

20,0

20,0

20,0
Bank gekocht



Bankbiljetten

in

omloop
Schatkistpapier,

door

de
(oude ult.giften)

111,2

111,0

110,6
Bank

overgenomen

van
Bankbiljetten

in

omloop
de

Staat

der

Neder-

Kapitaal

……………..20,0

20,0

20,0
Reservefonds

………….12,8

12,8

12,8

(nieuwe uitgifte)

3.0
.33,8

3.054,4

3.115,3
landen

ingevolge

over-
Bankassignaties

in

omloop

0,1

0,1
eenkomst van 26 Februai’i

Rekening-courant saldo’s:
1947

…………………

1.800,0
1.800,0

1.800,0
‘s Rijks

Schatkist

……

312,3

291,0

178,5
Beleningen

…………..

143,8′)

148,6′)

154,92)
Gebiokkeerde saldo’s van
Voorschotten aan het Rijk

,,-


banken

…………

59,4

46,0

38,6
vorderin
Boek

g op de Staat
Geblokkeerde saldo’s van der Nederlanden ingevol-
anderen

………….

19,6

18,7

18,1
ge overeenkomst van 26
.
Vrije saldo’s

……….

835,2

845,1

890,8
Februari

47 ..

…….
19

1.500,0 1.500,0

1.500,0
Diverse rekeningen

208,1

210,7

212,3
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal

438,7
438,7

438,7

Zilveren munt, enz

4,1
.

4,3

4,5
Papier op het buitenland
.

339,9 318,1

312,8
Tegoed bij correspondenten
in bel buitenland

132,2

153,5

139,0

..

Bui’enl. betaalmiddelen

.

6,1

..

6,1

6,1

..

..

Belegging van kapitaal, re-

..

serves en pensioenlonds.

106,2

..

405,2

106,7
Gebouwen en inventaris

.

2,5
.

2,5

2,5
Diverse rekeningen

213,3
207,2

206,3

4.686,8 4.684,2

4.671,5


4.686,8

4.684,2

4.671,5
‘) Waarvan schatkisipapier
____
rechtstreeks door de Bank in disconto genomen
. . .

)


)


Circulatie

der

door

de
‘) Waarvan aan Ned.-lndiê
Bank

namens

de

Staat
(Wet van 1 5-3-’33 Staats-
in

het

verkeer gebrachte
blad

no.

99)

…….. …’) 36,9

‘) 36,9’

‘) 36,9
muntbiljetten

………….140,6

140,5

143,0

•) VOör de wijziging

n de vorm der
verkorte balans hij Koninklijk
liesluit van 28-12-48.

WERKLOOSHEID IN
BELGIË
‘).

T

Geheel

Gedeeltelijk
M aand
en

toevallig
werkloos werkloos

Ondernemingen,

iiie

het

beste

leidende

personeel zoeken,

29.963

15.513
speciaal met economische scholIng, roepen sollicitanten op
30.913

16.829
door middel van een annonce in de rubrIek ,.Vncatures”.

September

1947 …..
………..

39.984

21.124
October

……………….
November

……………….
57.079

42.192
lIet
aantal reacties, dat
deze
annonces tengevolge hebben,
Januari

1948 …………….
68.328

36.962
is doorgaans uItermate bevredigend: begrijpelijk, omdat
er
e1rari
lilaart

: : : : :.: :
bijna geen

grote

instelling is, die dit blad niet regelmatig

December

……………….

April

:

:

:

:

:

:

:

:
ontangt
en
waar het niet circuleert

Opdrachten
voor
het

J.
61.814

42.903
volgend
nummer

dienen 17
Jan. a.s.
In
ons

bezit
te
zijn
Juli
69.571

59.703
Augustus

……………..
.74.292

48.257

“) Bron:

,,Statistiseh

Bulletin”

van
het

Nationaal

InsUtuut
voor de Statistiek,

De ontwikkeling

——

van de deflatoire
FRIESCH-GRONINGS(HE
HYPOTHEEKBANK N.V.

NEDERLANDSCHE HYPOTHEEKBANK N.V.
V:rs:Il:nde landen

ALGEMEENE
FRIESCHE HYPOTHEEKBANK N.V.
Zie hiervoor

het

December-nummer
Amsterdam

‘s-Gravenhage
Groningen


Leeuwarden

van het
,

.
Geplaatst kapitaal t
9.802.000.-

Reserves
f 13.910.000.-

Economisch-
.
.
Hypotheken
Pandbrieven
S tatistsch


Uitstaande uit. 1947
f 119.924.000.-

In
omloop uit. 1947

f111.336.000.-

Kwartaalbericht
Ges16ten
f 34.468.000.-.
Geplaatst

f31.763.000.-
00 GQ1
nna

A
ge ost,,

.
Uitgeloot
en ingekocht,,
27.939.000.-
Research uitgave van

het Nederlandsch
Vooruitgang

-.
,,
10.487.000.-

vooruitgang

,,

3.824.000.-

Economisch instituut
Uitstaande uit. 1948
f130.411.000.-

In omloop
uIt.
1948

f115.160.000.-

Jaarabonnementen
f 6,50
Verkrijgbaar
31/4
0
/0
Pandbrleven Nederi. Hypotheekbank â 100
0/.

voor abonné’s E.-S.B.
f5,-
.


De Directie:

Teiefoon 38040,

Rotterdam

“Mr. M. J.
Bos

Mr.
C. A.
Kingnaa

Mr. J. Wilkens

‘Giro no.
8408


.

Zeer ervaren belastingconsulent, tevens jurist,

wenst overname van een

goede, belastingpractijk

of associatie of andere vorm van samenwerking

met belastingconsulent of accountant met grote
belastingpractijk. Br. onder no. ESB 1341, Bur.

v.
d. Blad, Postbus 42, Schiedam.
t

,•
1

ASSOCIATIE

KASSIERSINSTELLING

OPGERICHT IN 1806.

Ook voor Beschikbare Krachten is een annonce in
,,Economisch-Statistische Berichten’ de aangewezen
weg. Annonces, waarvan de tekst ‘S iIaandags in ons
bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het
nummer van dezelfde week worden opgenomen.

HEERENGRACHT
119
1
AM6TERDAM.0

De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor

Noord-Holland te
Amsterdam vraagt voor spoe-

dige indiensttreding een

Departement van Overzeese gebiedsdelen

Onderdirecteur van het Departement
.’an

Economische Zaken in Suriname.

Ter vervulling van deze betrekking wordt ge-
vraagd een

doctorandus in de economie

beschikkende over ervaring in algemeen econo-
misch financieel beleid. Gegadigden moeten ge-
wend zijn met personeel om te gaan.

Bezoldiging:
Sur.crt.
f
7.800.— ‘s jaars, stijgende . met 7
eenjaarlijkse verhogingen van
f
300.— tot het
maximum van Sur.crt.
f
9.900.—. Naar gelang
van de opgedane ervaring kan inpassing in deze
bezoldigingsschaal op een hogere bezoldiging dan de aanvangsbezoldiging geschieden.

Duurtebijslag:
Naast een duurtebijsiag van 5 _pCt. van – de
eerste
f
750.—, 2% pCt. van de tweede
f
750.-
en 1 pCt. van de resterende bezoldiging genieten
de Surinaamse ambtenaren een extra duurtebij-
slag, berekend als volgt: 30 pCt. van de eerste
f
1000.—, 25 pCt. van de tweede
f
1000.—, 20 pCt.
van de derde
f
1000.—, 15 pCt. van de vierde
f
1000.—, 10 pCt. van de vijfde en zesde
f
1000.-
en 5 pCt. van de zevende en volgende
f
1000.-
van de bezoldiging tot een maximum ‘van
f
1200— ‘s jaars. –
Duurtebijslagen zijn van tijdelijke aard en kun-
nen derhalve gewijzigd of ingetrokken worden.

Uitrustingskosten:
ongehuwd: 1/6 gedeelte van het totaal-
inkomen;
gehuwd: 1/4 gedeelte van het totaal-inko-
men, een en ander tot een maximum van
f
1500.—.

Uitzending in tijdeljkè dienst met een dienst-
verband van vijf jaren.

Overtocht. Voor landsrekening c.q. ook voor
het wettig gezin.

Gezegelde verzoekschriften , met afschriften
van diploma’s en getuigschriften, onder opgave
van antecedenten en refereaties, binnen 10 dagen
na het verschijnen van de advertentie te zenden
aan het Hoofd der 7e Afdeling van het Departe-

ment van Overzeese Gebiedsdelen, Plein 1, ‘s-Gra-.
venhage.

jurist

bij voorkeur met enige ervaring op administra-

tief gebied. Sollicitaties in te dienen vÔÔr 1 Fe-

bruari 1949 aan het Sccretariaat der Kamer

voornoemd, Beursgebouw, Damrak 62A, Am-

sterdam-C.

Voor liet Secrelat iaat wol dt gevraagd

EEN ERVAREN DOCTOR OF

DOCTORANDUS

in de economie (bedrijîseconomiscle richting).
Sollicitaties illet uitvoerige inlichtingen omtrent levensloop,
vroegere en legenwoordige werkkring, huidig salaris en
onder bijvoegitig van recente toto te richten aan de 2e
Aldeling. van de Algemene Dienst der N.V. t’.ederlandsche
Spoorwegen te Utrecht.

r
.

DIEPENBROCK & REIGERS N. V. te ULFT

Ijzergielerj, Keuken-emaille, Badkuipen-,

Haarden- en Gasradiatorenfabriek

zoekt als

Directie Secretaris

een econoom of jurist, leeftijd pim. 30 jaar.

Goede talenkennis en enige jaren ervaring in –
industrieel-
of
bankbedr’
,if vereist. Uitsluitend

schriftelijke sollicitaties met opgave van
,
tegen-

woordige betrekking en verlangd salaris te rich-

ten aan de Directie DRU te Ulft. ‘

MW
¼

Sollicitanten worden opgeroepen voor de
functie van

administratief hoofdambtenaar

M
.

Voor het Secretatiaat wordt gevraagd

EEN JONG DOCTOR

DOCTORANDUS.

in de economie (bedrijfsec000mische richting).
Sollicitaties met fuilvoerige inlichtingen en onder bijvoeging
van eed lecenlefoto te richten aan de 2e Afdeling van
cle Algemene Dienst der
N.V.
Nederlandsche Spoorwegen
te Utrecht.

Het Centraal
Instituut voor Industrie-Ontwik-
keling
(CIVI) te ‘s-Gravenhage, vraagt voor
technische en economische studies:

a een medewerker
voor vraagstukken betreffende de metal-
lurgische en metaalverwerkende industrie.

b een medewerker
voor vraagstukken betreffende de chemi-
sche industrie.
Academisch gevormd, met ruime industriële
ervaring, leeftijd 30-45 jaar, in staat zelfstan-
dig te werken.
Sollicitaties onder lett. N.E.B. aan Ad’v. Bur.
Nijgh & van Ditmar, Parkstraat 27, ‘s-Graven-
hage.

De Gedeputeerde Staten van de provincie
Overijssel roepen op sollicitanten voor de be-
trekking van

commies ie klasse
TER PROVINCIALE GRIFFIE,
2e Afdeling

Jaarwedde, behoudens goedkeuring van de aan-
hangige wijziging van de bestaande verordening,
van
f
4.560 tot
f
5.340 met 1 éénjaarlijkse ver-
hoging van
f
240.— en 3 éénjaarlijkse verhogin-
gen van
f180.—.
Vereisten diploma Gemeente-administratie en
Gemeente-financiën en ruime administratieve er-
varing.
Sollicitatiestukken in te zenden binnen veer-
tien dagen na verschijning van dit blad. Per-
soonlijk bezoek alleen na oproeping.


orthm
1ff
‘1 1.1


De
I%.L.iI. vraagt: =

voor haar Interne Accountants Bureaux
te ‘s.Gravenhage en Batavia

een le Assistent-AccoUntant.

Vereisten: examens N.I.v.A. t/m Bedrijfshuishoud- •
kunde en ervaring in soortgelijke functie.

Sollicitaties, uitsluitend schriftelijk, on’der vermelding
van dit blad, vergezeld van pasfoto, copie-diploma’s
en getuigschriften aan Personeelszaken, Postbus 121,
Den Haag.

Op enveloppe en brief te vermelden: I.A.B.

van de Gemeente Lichtbedrjven te Leeuwarden.
Salaris
f
4.500.– tot
f
5.340.—. Deze functiona-
ris, die t.z.t. de administrateur zal moeten op-
volgen (tegenwoordig salaris f5.340.— tot

f
6.420.—) moet een uitstekende kennis van mo-
derne bedrijfsadministratie hebben en in staat
zijn goede personeelsleiding te geven. Diploma’s M.O. Handeiswetenschappen en Mo-
derne Bedrijfsadministratie, dan wel ervaring en
ontwikkeling tenminste hiermede gelijkstaand,
zijn minimum vereisten.
Uitsluitend schriftelijke sollicitaties met uit-
voerige inlichtingen aan de Directeur der Ge-
meente Lichtbedrjven, uiterlijk binnen 14 dagen na het’ verschijnen van dit blad.

De N.V. Stoomvaart Maatschappij ,,Neder-

land” zoekt

Accountant
of

Econ. Drs met administratieve kennis

goed georiënteerd in belastingzaken, ter assis-

tentie van Onderdirecteur.

Leeftijd niet boven 35 jaar; schriftelijke solli-

citaties te richten aan haar Afdeling ,,Arbeids-

zaken”, Scheepvaarthuis, Amsterdam-C.

Veriiesposteu Voorkomend Systeem

bestaande uit 4 Diensten


V.V.S.

Het V.V.S. is een onmisbaar iiulpniiddel hij liet
gezondhoudets van uitstaande credieten. Aani-
vaard als onderdeel der debiteuren-adtninistra-
lie, zal het van groote practische waarde blijken
te zijn.

Onze V.V.S.-brochurc wordt op aanvrage kosteloos toegezonden

Yan der Graaf I Go’s hureaux voor den handel H.V.

Amsteistraat 14-18, Anssterdasn-G. Telefoon 38631
(5
lijnen)

Economisch – Statistische
Berichten

Adres voor Nederland: Pieter de Hooch.straat 5, Rotterdam
Telefoon: Redactie en Administratie 38040. Giro 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, 14, Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (11T.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.
t
Abonnementsprijs, franco pet’ post, voor Nederland
/
26* per jaar,
voor Belgie/Litxemburg f 28 pet’ jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Banque de Commerce te Brttsset. Over2eese
gebiedsdelen (per zeepost)
/
26, overige landen f 28 per jaar. Abonne-
menten hunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd
per ultimo van hel kalenderjaar.

Aan getekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor )l’estzee-dijk,’ Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.

Alle correspondenties betrefffende advertenties te richten aan de
Firma Ii. A. M. iioelants, Lange Haven 141, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6),

Losse
nummers
75
cents,
resp, 12 B.
francs.

Auteur