AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economisch-Statistisëhe
Berichten:•
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCJN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
33E
JAARGANG
WOENSDAG 14 JULI 1948
No. 1627
COMMISSIE VAN REDACTIE
Ch. Glasz; H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
P. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; R. Miry; J. aan Tichelen; R. Vandeputte;
F. Vers ichelen.
•eget’ens oaer adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde aan dit nummer.
INHOUD:
Blz.
De artikelen van deze week ……..543
Sommaire, summaries ………………543
Economische ontwikkelingsmogelijkheden van Oost-
Indonesië
door R. H. Haentjens …………….
544
Enkele opmerkingen over de Internationale
overeenkomst
door C. Creidanus …………….
545
J3emoeiingen van de
U.N.O. met
‘olksliuisvestings-
vraagstukken door Prof. Dr Ir H. G. aan Beusekoni
548
Geldzuivering in Duitsland (II)
dooi Mrs R. H. M.
iVorsley
………………………………..
551
A a n te k e n i
n g:-
Jiet economisch herstel van Orielcenland
…………….
552
–
.
Internationale
notities:
liet
I.M.F.
en
(JC
goudl)rjs
……………………….
554
liet
riJstprobleem
…………………………….
554
Geld-
en
kapitaalmarkt
……………………
555
e Belgische geld- en, kapitaalmarkt in Juni 1948
dooi
V.
aan
Rom.puy ……………………..
555
S t a t i s t i e k e n
iëanl(staten
………………………………….
556
Stand van
‘S
Rijks Kas
……………………………
557
Enite lndeNcijîors van de Industriële productie in België
.
557
Mnaiidcljfers van de grote batiken In Nederland
……….
55S
}lavenbeweging
………………………………
558
indexeiflers van lonen volgens regelingen in Nederland
558
DEZER DAGEN
breekbare waar. Te Berlijn kans op scherven. Na de in-
diening hunner nota’s onderbraken de Westelijke bezet-
ters van Duitsland de herstelleveranties aan de Sovjet- –
Unie, de Russische autoriteiten het autoverkeer met het
Westen. De ussen hebben, middels een antwoordnota,
het woord nog niet bij de daad gevoegd; er isnog geen
openlijke breuk. De kruik is nu echter zo vaak te water
gegaan, dat men zich reeds afvraagt, wie van beide par-
tijen zich het ergst de vingers, zal bezeren. Voorshands
zitten, naar het schijnt, de drie Westelijke geallieerden het
duidelijkst in een glazen huis. –
Zonder afdoend bindmiddel blijven schrven wat ze
zijn. Krammen bleek in Palestina voor Graaf Bernadotte,
bemiddelaar in opdracht der Verenigde Naties, voorshands ondoenlijk; na vier weken onderbreking is de strijd hervat.
1-Jet woord is thans weer aan de Veiligheidsraad, die reeds
vaker met samengestelde breuken bezig is gew’eest.
Is dit tijdverdrijf voor de Russen in het momenteel
enigszins krakende Oost-Europa een nieuwe ervaring, de
Franse Regering verricht voor de zoveelste maal hals-
brekende toeren. Thans zijn het de ambtenaren, met name
van het Departement van Financiën, die een bres trachten
te slaan in de loon- en prijspolitiek; in afwachting van een
verbeterde salarisschaal hebben zij hun werkzaamheden
onderbroken. Zal premier Schuman, bovendien belaagd
door verzet tegen de militaire begroting, zijn vaardigheid
in het hanteren van de lijmpot ook nu weer demonstreren?
Reeds is 31 mld fr. voor salarisverhetering uitgetrokken.
• Lapmiddelen vinden hij Sir Stafford Cripps, hoezeer als
Engelsman ook gewend aan improviseren, geen gunstig
onthaal. Zijn disinflationaire politiek, gericht op beknot-
ting der binnenlandse vraag en stimulering van de export,
begint te werken; Sir Stafford kan thans bij de critici der
Labourregering een potje breken. Anders dan zijn collega
Bevan, wiens afbrekende critiek op de Conservatieven een
boemerang bleek.
Eigen ruiten ingooien: de Amerikaanse Senaat vreesde
blijkbaar dit te zullen doen bij ratificatie van de Interna-
tionale Tarwe Overeenkomst en hield zich afzijdig. 1-Jet
aantal kieren en gaten inhet accoord nam hierdoor zo-
danig toe, dat Engeland zijn ratificatie introk. De Inter-
nationale Tarwe Raad zit met de brokken; zij besloot te
Vashington, plakmiddelen te laten rusten tot de zomer
van 1949.
Inmiddels tracht de E.R.P.-administratit de lijm voor
verdergaande internationale samenwerking te leveren:
in de toewijzingen voor Juli t/m September is thans een
speciaal quotum dollars aangewezen voor de financiering
van de inter-Europese handel. Ontbrekende schakel in het
•Europese clearingschema, tot nu toe slechts fragmentarisch
aan de orde gesteld.
Van veelheid tot eenheid: de taak van de nieuwe kabi-
netsformateur in Nederland. 1-let overleg der fracties is
gaande; het Indonesische vraagstuk zaldaarbij in het
centrum staan. Scherven kunnen geluk brengen, maar
niet altijd.
Vermogensheffingen
Objectieve
en deskundige
voorlichting aan bedrijven en
particulieren die een deel van
hun vermogen moeten vrij-
maken voor betaling der
heffirgen, verstrekt de’
Naami. Venn.
Hollandsche
Belegging- . en
Beheer-Mij.
Anno
1930
Keizersgracht 706
–
Amsterdam
C
Commlssarissent
Prof, Ir. 1. P. de Vooys;
Drs. J. H. Gispen;
,
Mr. J. E. Scholtens.
Directie,
Gerlof Verwey;
Dr, F. Ph. Groeneveld;
A. C. Leeuwcnburgh.
ROTTERDAMSCHE
BANK
225
VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
REISCHÈQUES
VOOR
BELGIË
Behandeling van alle –
bankzaken
* *
Bezorging van alle
assurantiën.
R. MEES & ZOONEN
BANKIERS EN ASSURANTIE.MAKELAARS
AMSTERDAM
. ROTTERDAM
. S-GRAVENHAGE DELFT . SCHIEDAM – VLAARDINGEN
G roothundel
Weekblad voor de
internationale handel
Heeft U al eéns
een proefnummer
aangevraagd?
H. A. M. Roelants
Schiedam
N)
HIJ
N.V. KONINKLIIKE
N
E D E R L
A
N D S C H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo I’Iengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fdbriek
van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
cbloorbleekloog
natronloo& caustië sola.
II.
lir
De economische positie van
dè belangrijkste landen
*
EconomischStatjstjsch Kwurtoulbericht
Research-uitgave van
het Nederlundsch Economisch Insttuut
Het tweede nummer
van de jaargang 1948 is verschenen
Jaarabonnementen t 6.50; voor abonné’s ,,E.-S.B.” t 5.-
Telefâon
38340 –
Rotterdam – Giro no.
8408
Wend
U
voor
inlichtingen
en. aan-
vraagformulieren ter verkrijging van
een
ALGEMENE VERGUNNING
VOOR KORTE ZAKENREIZEN
tot
een
der
ciom
in
den
lande
gevestigde kantoren van de
Nederlandsche
Handel-Maatschappij,
N.V.
Abonneert U op
DE ECONOMIST,
Maandblad .onder redactie van Prof.
P.
Hennip..
man, Prof. P. B. Kreukniet, Th. Li’gtErt, Prof.
N. J. Polak, Prof. J. Tinbergen, Prof.
H. M. H.
A. vai der Valk, Prof. C. A. Verrijn Stuart, Prof.
G. M. Verrijn Stuart, Prof. Mr. F. de Vries.
Abonnementsprijs
f
22,50; franco p. post
f23,30;
voor studenten
f
19.—: franco per post
f
19.80.
Abonnementen worden aangenomen door den
boekhandel,en door de uitgevers
DE •ERV..EN F.BOHN TE HAARLEM
14 Juli 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
543
– DE ARTJKELEN VAN DEZE WEEK.
R. H.
Haentjens,
Economische ontwikkelingsmogelijkheden
Qan Oost-Indonesië.
De na-oorlogse activiteit van Oostlndonesië richtte zich
in de eerste plaats op herbouw en uitbouw van de agrari-
sche sector; in de tweede plaats werden maatregelen ge-
troffen om de zeevisserij tot nieuwe ontwikkeling te bren-
gen; in de derde plaats wërd tot rehabilitatie van de mijn-
bouw overgegaan. Vele belangrijke grondstoffen worden
in Oost-Indonesië aangetroffen. Twee factoren geven
aanleiding tot de verwachting, dat op het gebied der mijn-
bouw een veel grotere activiteit is te verwachten: 1. de
enorme aantasting der reserves aan minerale grondstoffen
gedurende de laatste oorlog, zowel in Europa als in Amerika,
2., de steeds sterker wordende drang naar welvaartsver-
hoging der Aziatische volken en in het bijzonder van het
Indonesische volk.
G. Greidanus,
Enkele opmerkingen ooer de Internationale
Tamne-opereenkomst.
T-let charter van de I.T.O. eist voor het totstandkomen
van een ,,regelende” gbederenovereenkomst: 1. het aan-wezig zijn van de dreiging van een overproductie, 2. het
beginsel, dat de overeenkomst zal moeten voorzien in een
geleidelijke verschuiving van de productie naar de meest
efficiënte en economische productiegebieden. In beide
opzichten is de overeenstemming van de tarwe-overeen-
komst met het I.T.O.-charter niet volledig.
Nederland’s verplichting tot gegarandeerde afname van
een hoeveelheid tarwe, die in verhouding tot de totale
importbehoefte hoog te noemen is, is te stellen tegenover
België’s beslissing, om met behulp van de overeenkomst
slechts ruim de helft van zijn tarwebehoefte te dekken.
Door vrij hoog in teJekenen koos Nederland het zekere
voor het onzekere, België riskeert liever excesieve prijs-
fluctuaties.
Prof. Dr Ir H. G. van
Beusekom,
Be,noeiin gen oan de
U.N.O. met oolkshuisoestingsoraagstukken.
In Europees verband werd het vraagstuk van de woning-
voorziening voor het eerst aan de orde gesteld in een speciale
conferentie van het ,,Emergency Economic Committee for
Europe”, Brussel, Juli 1946. Op een volgënde vergadering
(Den Haag, Februari 1947) werd een tweetal werkgroepen
ingesteld. Per 31 Augustus 1947 nam de Economische Com-
missie voor Europa te ‘Genève de werkzaamheden over.
Deze commissie heeft een ,,Housing Panel” ingesteld, die
in October 1947 de volgende drie onderwerpen aan rappor-
teurs uitgaf: 1. woningbehoefte en, woningbouwprogram-
ma’s, 2. behoefte aan bouwmaterialen, 3. besparingen op
schaarse materialen; dit alles voor de Europese landen.
In welke richting deze internationale samenwerking zich
zal ontwikkelen, hangt in hoge mate af van de vraag,
welke landen er aan zullen medewerken.
Mrs
R. H.
M. Worsley,
Geldzuit’ering in Dtitsland (II).
De structuur van de monetaire hervorming in West-
Duitsland ligt thans in hoofdzaken vast. In vele opzichten
lijkt het Westduitse systeem op de Nederlandse geldsane-
ring; de toepassing is echter veel strenger. Tegenover een
oude circulatie van 60 â 70 mld is de nieuwe circulatie per
medio Juli te ramen op 7
a
8 mld mark. Indien de Duitse
economie de operatie overleeft, wordt de Duitse mark wellicht een belangrijke, misschien zelfs harde valuta.
Een moeilijkheid is de kapitaalschaarste, nu het beschik-
bare credietpotentieel van het bankwezen beperkt is. De
positie van buitenlandse houders van vorderingen op
Duitsland is nog niet duidelijk
SOMMAIRE.-
R. H.
Haentjens,
Les possibilités de déQeloppement économi-
que en Inddnésie orientale.
Sauf quelque activité industrielle, l’on peut dire que
l’agriculture et la pêche forment les principales ressources
économiques de l’Indonésie orientale. Toutefois la présence
de riches gisements minéraux offre d’excellentes possibili-
tés au développement économique futur, surtbut par rap-
port â la forte demanffe mondiale de minerais et au vif
désir de la population d’atteindre un standard de vie
blus
élevé.
G.
Greidanus,
L’accord international dic blé.
Les achats de blé h effectuer par les Pays-Bas, en vertu
de l’accord internationl, sont plutôt élevés par rapport
â la consoinmation néerlandaise; tandis que les obligations
de la Belgique montrent exactement le contraire. Les
Pays-Bas ont préféré
le
certain â l’incertain, la Belgique
a voulu courir le risque des fluctuations excessives des prix
Professeur
H. G.
van Beusekém,
L.’O.N.U. et le problème
dic logement.
La coopération internationale, en ce qui concerne les
problèmes du logement, fait continuellement du progrès.
Lesproblèrnes de logement en Europe sont traités par la
C.E.E. Genève. Jusqu’k quel point va-t-elle, cette coo-
pération? La réponse â cette question dépend principale-
ment du nombre et de l’importance des pays qui sont
prêts l coopérer.
Mrs
R. H.
M. Worslcy,
Les réformes monétaires en Alle-
magne II.
Si l’Allemagne occidentale résiste l’épreuve de l’opéra-
tion monétaire, le ,,Deutsche Mark” pourrait devenir une
devise importante (et probablement forte).
SUMMARIES.
R. H.
Haentjens,
Possibilities of ticdnomic deQelopment in
Eastern Indonesia.
Apart from some industrial activity Eastern Indonesia
lives onagriculture and fishery. 1-lowever, the availability
of rich mineral resources offers excellent possibilities for
future economic development, especially in consequence
of the strong world demand for minerals and the desire of
the population to réach a higher standard of living.
G. €reidanus,
The International Wheat Agreement.
–
Wheat purchases by the Netherlands, guaranteed under
the Agreement, are rather high in rela’tion to estimated
total Dutch consumption, while the Belgian obligations
show just the reverse picture: The Netherlands took a
certainty for an uncertainty, Belgium preferreci to risk
excessive price fluctuations.
Professor
H. G. van
Beusekom,
U.N.O. and housing pro-
blemn.s.
International coèperation ‘in the, field of -housing pro-
blems’ is making steady progress. European housing
problems are falling under the E.C.E. at Geneva. How
far will this cooperation go? The answer to this question
is mainly dependent on the number and the importance
of the countries which are willing to cooperate.
Mrs
R. H.
M. Worsley,
Monetary ,eforms in Germany II
1f Western Germany stands the test of the monetary
operation, the ,,Deutsche mark” may become an important
(and probably i’ather hard) currency.
/
544
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Juli 1948
9CONO1VIISCHE
ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN
VAN OOST-INDONESIË.
Wie de begrotingscijfers van de Staat Oost-Indonesië
onder ogen heeft gehad, zal zich ongetw’ijfeld met enige
bezorgdheid hebben afgevraagd, of deze deelstaat der
toekomstige Verenigde Staten van Indonesië economische
levensvatbaarheid bezit. – –
De vooroorlogse economische structuur van de gebieden,
welke thans de Staat Oost-Indonesië vormen, droeg in
hoofdzaak een agrarisch karakter.
liet is dan ook begrijpelijk, dat de na-oorlogse activiteit
van Oost-Indonesië zich in de eerste plaats richtte op de
herbouw en de uitbouw van de agrarische sector van het
economisch leven. ”
Door het Copra-fonds werd mèt kracht dè opkoop van
copra ter hand genomen, wardoôr het mogelijk was,
de uitvoer ‘van dit product in 1947 t.o.v. 1946 te verdrie-
voudigen (50.000 ton in 1946 tegenover 150.000 ton in
1947 met een exportwaarde van f85 millioen); nieuwé
wegen werden ingeslagen op het gebied der rijstbouw,
waar de mechanisatie bij wijze van proef haar intrede
deed op het Landbouwbedrijf Sekon (Timor); de tot ont-
wikkeling gebrachte suikerrietcultuur schiep het plan tot
het overbrengen van een suikerfabriek van Java naar
Zuid-Celebes; de door cie Japanners sterk gepousseerde
katoencultuur leverde (tijdelijk (?)) de grondstof voor de
textielfabriek te Puirang en voor de huisnijverheid;
onderzocht werden de mogelijkheden om te komen toteen
mechanische aardnotencultuur, tot de vestiging van en
vlees- en fruitconservenfabriek op Bali, tot de vestiging
van klapperoliefabrieken, werkende met het zgn. Solvent-
extractieproces, tot de vestiging van tabaks- en koffie-
industrieën, van klappervezelindustrieën, van pala- en
tjinke-olie-indu.strieën, vanpapier- en strocartonindustrieën
en van leerlooierijen.
In de tweede plaats werden maatregelen getroffen om
de zeevisserij tot nieuwe ontwikkeling te brengen en werden
plannen beraamd om visconservenfabrieken te bouwen
in de Minahassa (Aer Tembaga) en op Ambon, welke het
eenmaal mogelijk zullen maken met de visrijkdom van
Oost-Indonesië in het tekort aan dierlijke eiwitten op
Java te voorzien.’
In de derde plaats werd tot rehabilitatie van de mijn-
bouw overgegaan.. –
Wanneer wij lezen in het voorontwerp nijverheids-
politieke richtlijnen van 1946, dat de Buitengewesten
plaats kunnen geyen aan die kapitaalintensieve bedrijven,
welke een sterke binding aan de grondstofvindpiaatsen vereisen, dan gaan onze gedachten als vanzelf naar het
aan grondstoffenvindplaatsen zo rijke Oost-Indonesië.
Wijst Prof. H. A. Brou*ei in zijn werk ,,The Gelogy
of the Netherlands East Indies” ons niet op de aanwezig-
hëid van tenminste 1 milliard ton ijzererts van goede
kwaliteit en van hetzelfde type als de Cuba-ertsen, welke
ijzererten aangetroffen vorden in het Merendistridt van
Midden-Celebes? Wijst hij ons niet voorts op de aanwezig-
heid van aaidolie in Oost-, Zuid- en Midden-Celebes, op
Rotti, Timor, de Tanimbar-eilanden, de Kei-eilanden
Ceram en Boeton; op de aanwezigheid van mangaan in
Midden-Celebes, op Flores, Rotti en Timor; van koper in
Nooid- en Midden-Celebes, op Timor en enige eilanden
in de Noord-Molukken; van 6hroomerts in het Meren-
district van Midden-Celebes en op Timor; van nikkel in het Merendistrict van Midden-Celebes en iangs de Golf
van Bone; van loodsulphiden en antimonium in de nabij-
heid van Palpo; van, zwavel in Noord-Celebes; van
glimmer (mica) op de Bangai-archipel; van bruinkool in
ZuicL-Celebes, op Batjan en Halmaheira en de Soela-
eilanden; van magnesiet in Zuid-Celebes en op de Sermata
eilanden (ten oosten v5n Timor); van phosphaat op het
Baars-eiland (Tijgereilanden), op Moromahoe (Toekang
besi-eilanden), op Lembe (bij Noord-Celebes) en op Poelau
Batoe (ten westen van Flores)?
Wijst mi. A. C. de Jongh in zijn artikel ,,IJzerertsen in
de Molukken” ons niet op de aanwezigheid van vermoede-
lijk aanzienlijke quantiteiten ijzererts op de eilanden van
de Obi-groep (Residentie Ternate), welk ijzererts eveneens
overeenkomst vertoont met de Cubaanse ertsen?
Wanneer Prof. Dr J. Westerveld in zijn ,,Doelstellingen
en vooruitzichten der economische geologie” ons tenslotte
mededeelt, datde Pliilippijnen, welke de directe geologische
voortzetting vormen van het eiland Celebes, in 1938 reeds
3,5 pCt van de wereldproductie aan chroomerts voort-
brachten; dat Nieuw-Caledonië, dat in geologische bouw
veel overeenkomst vertoont met de oostboog van Celebes,
in 1938 ruim 4,7 pCt van de wereldchromietproductie en
ohgeveer 10 pCt van de totale nikkelproductie had; dat
silikaat nikkelertsafzettingen van het Nieuw-Caledo-
nische type reeds in Oost-Celebes gevonden en in studie
genomen zijn, doch dat over de aanwezigheid van chroom-erts nog slechts aanwijzingen bestaan; dat, wanneer Neder-
land wil vermijden, dat anderen zich op deze en overige
gebieden in dc Oost-Indische Archipel werpen, een inten-
sieve exploratie naar delfstoffen in dit eilandenrijk zo
spoedig mogelijk en met ruime mi’ddelen tei’ hand dient
te worden genomen, dan rijst de vraag, of de werkzaam-
heden, welke thans door de Oost Borneo Maatschappij
(in samenwerking met de American Smelting and Refining
Company en de Freeboard Sulfer Coinpany) en door de-
Mijnbouw Maatschappij Celebes op het gebied der nikkel-‘
ertswinning in het Oostelijk schiereiland van Zuid-Celebes
worden verricht, of de asphaltwinning op Boeton, de
zwavelwinning in de Minahassa en de winning van pyriet,
mica, koper, steenkool en ijzei’erts (op kleine’schaal) in de
Toradja landen
1),
niet de voorlopers zijn van een veel
grotere’ activiteit op het gebied der mijnbouw in Oost-
Indonesië.
Twee factoren geven aanleiding-deze vraag – althans
op langere termijn – bevestigend te beantwoorden:
le. De enorme aantasting van de reserves aan minerale
grondstoffen gedurende de laatste oorlçg zowel in Amerika
als Europa; welke aantasting de wereld ertoe brengt in
toenemende mate aandacht te gaan schenken aan de
bodemschatten van Zuid-Amerika, Afrika en Azië
2)
en
welke de wereld ertoe dwingt mineralengrondstoffen
onder minder gunstige omstandigheden te gaan winnen
dan voorheen;
2e. De steeds sterker wordende drang naar welvaarts-
verhoging der Aziatische volken in het algemeen en van het Indonesische volk in het bijzonder.
Sub le. In hoeverre de voortbrenging van delfstoffen
in Öost-Indoneië onder evenzo gunstige of ongunstige
omstandigheden als elders in Azië, Afrika of Zuid-Amerika
zal kunnen plaatsvinden, wordt bepaald door de mate,
waarin in Oost-Indonesië, in vergelijking met elders;
arbeidskrachten, transportmogelijkheden en energe aan-
wezig zijn. Dat de arbeids- en ti’ansportvraagstukken er
thans nbg zeer moeilijk zijn, hebben o.a. de nikkelbedrijven
in Zuid-Oost- Celebes moeten ervaren. Echter rechtvaar-
digen de dalende voedselprijzen de hoop, dat het arbeids-
krachtenprobleem in het algemeen in de naaste toekomst
iets eenvoudiger zal worden, terwijl de grote kracht,
waarmee de Staat Oost-Indonesië de strijd tegen het
anaiphabetisme heeft aangebonden, beloften .voor een
toekomstig aanbod van geschoolde krachten inhoudt.
1-let energieprobleem ligt in sommige gebieden van Oost-
Indonesië gunstig. De uitbreiding van de waterkracht-
centrale te Teppo (Sadangwerken) en de binnen afzienbare
tijd te verwachten voltooiing van de waterkrachtwerken
te Tonsea Lama (Minahassa) zullen grote streken van Oost-
‘) Zie Nijverheid en Nijverheidsproblcrnen in Oost IndonesiC,”
Econ. Weekblad van
21
Febr.
1948.
‘) Zie Dr. J.
Westerveld :,, Doelstellingen en vooruitzichten der
economische geologie”..
14 Juli 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
545
Indonesië in staat stellen electrische energie te betrekken.
Sub 2e. Welvaartsverhoging betekent vanaf het punt,
waarop in de eerste levensbehoeften voorzien is, een
vergroting van de vraag naar industriële producten, dus indirect van de vraag naar minerale grondstoffen. Deze
factor oefent een versterkende werking uit op de sub 1
genoemde factor, doordat een vergrote vraag naar minerale
grondstoffen, uitgaande van de millioenen massa’s in
Azië, de.wereld nog sterker zal dwingen tot het in exploi-
tatie nemen van minder gunstig gelegen ertsgebiedën.
Zijn er redenen om aan te nemén, dat deze welvaarts-
verhoging der Aziatische volken kan worden gerealiseerd?
Uiteraard kan men hier slechts wijzen op verwachtingen -.
verwachtingen zowel door de Overheid als elders uitgespro-
ken. Ziet bijv. het N.I.-Rubberfonds niet de mogelijkheid
van welvaartsverhoging voor de Aziatische volken, van-
neer het verklaart, dat India en China door hun streven
naar ‘een hoger levenspeil zeer grote consumenten van
rubber kunnen worden )?
Wijnoemden in het voorgaande de thans in Oost-Indo-
nsië bestaande iijnbouwbedrijven de voorlopers van een
veel grotere activiteit op het gebied der mijnbouw. ‘Wij
zouden hen tevens willen noemen de voorboden van een
veelzijdige economische ontwikkeling van de Staat Oost-
Indonesië, welke ontwikkeling mogelijkhéden in zich
bergt, die de moeite van een minutieus onderzoek zeker
waard zijn. –
Batavia,
7
Juni
9948.
R. 1-T.
TJAENTJENS.
) Zie: .,Rubberconsumptieverwachtingc.n”, Econ. ,reckhlac1
van
6
-Maart
1948.
ENKELE OPMERKINGEN OVER DE INTER-
NATIONALE TARWE-OVEREENKOMST
1).
Op 6 Maart jl. werd te Washington de Internationale
Tarwe-Overeenkomst geparafeerd. Daarbij kwam een
groot aantal in- en uitvoerlanden overeen de internatio-
nale taivehandel in die zin te regelen, dat de import-
landen zich verplichtten gedurende vijf jaar van de drie
exportlanden (Ver. Staten, Canada
;
Australië) een bepaalde
hoeveelheid tarwe
2)
af te nemen tegen een prijs, gelegen
tussen twee vastgestelde grenzen, terwijl omgekeerd de
exportlanden zich tot de levering van die tarw’e verplicht-
ten. Deze hoeveelheid bedraagt voor ons land 835.000 ton
(waarvan, 85.000 ton bëdoeld is voor de voorziening van
onze overzeese gebiedsdelen). Zolang de wereldmarkt-
prijs van tarwe zich beweegt tussen de voor ieder jaar
vastgestelde maximum- en minimumprijs, zal de handel
en de prijsbepaling tussen de in- en uitvoerlanden’, geheel
vrij zijn, doch zodra de wereldmarktprijs zich wil bewegen
boven de maximumprijsgrens, krijgen de irnportlanden
het recht de levering van hun ,,guaranteed purchase”
tegen de basis-maximumprijs van de exportlanden te
eisen, terwijl omgekeerd de exportlanden bij daling van
de wereldrnarktprijs beneden de minimumprijsgrens
kunnen verlangen,’dat de importlanden hun ,,guaranteed
purchasc” tegen de basis-miriimumprijs afnemen.
Tegelijk is een International Wheat Council in het leven
geroepen, die de verschepingen onder de tarwe-overeen-
komst vallende zal administreren en hiervan’ de landen
voortdurend op de hoogte zal houdën. Eventuele geschil-
len, die zich bij de uitvoering mogen voordoen (bijv. over
de prijs van de tarvebloem, die. niet vztstgesteld is) zal
de Council beslechten; zo nodig zal hij de rechten van de
partijen tegenover elkaar afdwingen en verder zal hij
fungeren als ontvangstcentrum H
voor klachten.
ij zal
steeds zijn goede dienster aanbieden. De importlanden
‘) Zie ook De Internationale Tarwe-Ov’ereenkomst” dOor..
T.
SchilthuiS
in ,,E.-S.B.” van
16
Juni jI., blz.
466.
Het onder-havig artikel werd geschreven vOör de recente berichten omtrent
mislukking van het accoord.
) Of
wel tarwebloem, waarbij
72 ton bloem gelijk zal staan
met 100 ton tarwe.
‘) In die zin, dat het stemrecht van ieder land evenredig is aan
zijn ,,guaranteed purchase”
of
zijn ,,guaranteed sale”.
tezamen èn de exportlanden’ tezamen hebben in de
Council een gelijke stem
3).
De tarwe-overeenkomst is na de oorlog als de eerste
gezamenlijke poging van producenten- en consumenten-
landen te beschouw’en om de jnternationale handel in
een goed te i’egelen en de prijsheweging binnen bepaalde
grehzen te houden; de overeenkomst is van geheel andere
principes doordrongen dan de goederenovereenkomsten,
merendeels restrictie-overeenkonlsten, zoals wij ze uit het
vooroorlogse tijdvak kennen.
Wij willen in liet hiernavolgende nagaan:
le. in hoeverre deze tarwe-overeenkomst in ovei’een-
stemming is met het te Havana gereedgekomen charter
van de I.T.O.;
2e. in hoeverre ‘deze intergouvernementale goederen-
overeenkomst reeds voorbereid werd op de conferentie
van de Voorbereidende Commissie van de F.A.O. voor een
Wereldoedselraad (Washington, 28 Oct. ’46 – 24 Jan.
’47);
3e. om
tenslotte nog critisch na te gaan, welke conse-
quenties voor Nederland uit deze overeenkomst voort-
vloeien.
Overeenstemming met het charter van de I.T.O.
4)
Het handvest van de I.T.O. heeft in zijn verschillende
stadia van wording steeds enigszins, afwerend gestaan
tegenover het. totstandkomen van – intergouvernementale
goedereriregelingen en ofschoon deze afwijzende houding
sinds het verschijnen van de oorspronkelijke Trade
Proposals wel aanmerkelijk verzacht is, eist het charter
voor het totstandkomen van een ,,regelende” goederen-overeenkomst (,,comrnodity control – agreement”) toch
nog steeds het dieigen van bepaalde met name genoemde
moeilijkheden, nl.:
indien een bezwarend wereldoverschot vn een stapel-
product ontstaat of dreigt’ te ontstaan, hetwelk de produ-
centen, onder wie veel kleine producenten, die-een belang-
rijk deel van de productie verzorgen, in ernstige moeilijk-
-heden brengt, daaiiet normale spel van vraag, en aanbod
niet in staat is het evenwicht te herstellen, of indien wijdverbreide werkloosheid met betrekking
tot de vcmrtbrenging van een stapelproduct or staat of
dreigt te ontstaan en het normale spel der concurrerende
ki’achten grote ontberingen voor de arbeiders niet kan
voorkomen, omdat prijsdaling de vraag niet doet toenemen,
doch de werkgelegenheid vermindert en het productie-
land geen compenserende werkgelegenheid kan verschaffen.
Bezien wij het thans gesloten tarwe-accoord tegen de
achtergrond van de huidige internationale goederen-
situatie, dan komt het ons voor, dat de dreiging van even-
tuele overproductie ,nog niet zo groot is als het charter
voor het sluiten van een goederenovereenkomst verlangt.
Ernstig achten wij dit bezwaar niet. Verder ligt in het charter aan de regelende goederen-
overeenkomsten het beginsel ten grondslag, dat zij –
rekening houdende met een noodzakelijke periode van
overgang, teneinde ernstige economische en sociale dis-
locatie te voorkomen, en rekening houdende met de positie
van landen, die onder abnormale moeilijkheden van tijde-
lijke aard verkeren – zullen moeten voorzien in een
geleidelijké verschuiving van de’productie naar de meest
efficiënte en meest economische productiegebieden. Over
dit punt wordt in de Vheat Agreement niet direct gerept.
Art. VI sub 9 vermeldt slechts, dat dé verdragsluitnde
partijen – terwijl zij volledige vrijheid behouden i’n het bepalen van hun eigen landbouwpolitiek – zich verbin-
den deze politiek niet in die zin te voeren, dat het de vrije
prijsvorming : tussen de maximum- en rninimumprijs
belemmert. Indien een partij moeilijkheden ondervindt,
doordat een ander land een politiek voert in strijd met bovenstaande verbintenis, kan het zich wenden tot de
– ‘) Zie ook mijn heide artikelen over de Internationale Goederen-
politiek in
,,19.-S.B.”
van
16
Juli en
23
Juli
1947.
546
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Juli 1948
Council, die de zaak zal onderzoeken en er rapport van op
zal maken.
Dit artikel slaat echter vermoedelijk niet eens op de
geleidelijke verschuiving van de productie naar .de meest
efficiënte en economische productiegebieden uit het charter.
We moeten er meer een waarborg in
•
zien, dat de export-
landen de,binnenlandse prijs van hun tare niet.,steunen
teneinde de exportprijs kunstmatig hoog te houden. –
De , autonomie”, in de tarwe-overeenkomst toegekend
aan de Wheat Council, is volledig in overeenstemming
met het charter, zo ook het ,,equal voice” beginsel.
Overeenstèmnzing met de resultaten oan de Vooi-bereidende
E.A.O.-Cô’unissie.
‘
Op de conferentie dezer Commissie te WTashington werd
over de moeilijkheden in de internationale handel in
stapelproducten uitvoerig van gedachten gewisseld. De
tarwc-overeenkon
–
ist kunnen we als een eerste verwezen-
lijking der plannen beschouwen. Wenoemen slechts de
punten, die de Voorbereidende Commissie aanbeval en
die we thans in de tarwe-overeenkomst terugzien:
regelingvan de internationale tarwehandel tussen
twee vastgestelde prijsgrenzen, de zgn. basis-maximum-
prijs en de basis-minimumprijs;
aanleg rep. afzet van buffer stocks (,,price stabili-
zation reserves”) zodra de weieldmarktprijs deze prijs-
grenzen naar beneden dan wel naar boven overschrijdt.
De buffer stocks zullen nationaal gevormd en gefinancierd
worden, in eerste instantie door de expal’tlanden (ter
grootte van 10 pCt van hun ,,guaranteed sales”) en pas
daarna op verzoek van een exportland door de import-landen (eveneens tot 10 pCt van hun ,,guaranteed pur-
ehases”). Dit beginsel is geheel in overeenstemming met
het feit,,dat de goederenovereenkomsten toch in de eerste
plaats gezien moeten worden als een bescherming voor-
de productielanden. Daar de last van de vorming der
buffer stocks steeds een punt blijft, dat gemakkelijk tot
moeilijkheden aanJeiding kan geven, hadden wij hetwel
wenselijk geacht dit punt nog wat meer in details in de
overeenkomst te regelen. Wij lezen bijv. niet of de export-
landen bij bereiking van de rninimumprijs al dan niet
gezamenlijk met de buffer-stockvorming zullen beginnen
en evenmin is explicite vastgelegd, dat de levering aan de
importianden ten behoeve van de vorming van buffer
stocks uitsluitend tegen de minimumprijs mag geschieden;
de mogelijkheid van afzet tegen lage prijs aan be-
hoeftige landen (door en ten laste van de exportlanden)
zodra de wereldmarktprijs sterk daalt en ,de voorziening
aan- de impôrtlanden tegen de minimumprijs geschiedt
(,,special price sales”)
het vélgende vinden we feitelijk niet terug: ook de
Voorbereidende Commissie verlangde, zij . het in iets
zachter termen dan het charter van de I.T.O., dat de
goederenregelingen – de nationale economie van ieder
land in het oog houdend – productieverschuiving naar die
streken zouden aanmoedigen ,,in which the commodities
can be most economically – and effectively produced”
(vgl. hierover de vorige paragraaf).
Tenslotte onderscheidde de Voorbereidende Commissie
naast de ,,working stocks” en de price stabilization
reserves” nôg ,,famine reserves”, speciale hongersnood-
voorraden.’ De gedachte hieraan heeft men in de tarwe-
overeenkomst blijkbaar verlaten. –
Enige opmeihingen en puntén van critiek.
–
1: Nederland heeft zich gedurende de eerstkomende
vijf jaar verplicht tot een jaarlijkse afname van 750.000
ton tarwe plus 85.000 ton bedoeld voor de Overzeese
gebiedsdelen tegen een prijs tussn de vastgestelde
grenzen: –
–
.
–
–
Min.
‘
Max.
–
1948/19 ..
………………….
$ 1,50 /
bushel
$ 2,— /
bushel
19491’50
…………………..
1,40
2,—
1950/’51
———————-
–
1,30
2,—
1.20
2,—
1952/’53
…………………
-1,10
–
2,-
Nederland importeerde in de vooroorlogse
jalien
(1934/35
—1938/39) gemiddeld 615.000 ton tarwe, terwijl onze
eigen productie in die jaren gemiddeld 430.000 ton bedroeg.
Onze bevolking bedroeg op 1 Januari 1948 9.700.000
zielen
5)
tegenover 8.600.000 véôr, de oorlog (gemiddelde
van 1935-1939).
Uitsluitend
op grond van de bevolkings-
aanwas komen we dus op een huidige tarwebehoef te van
ons land van – –
9.700.000
________- x
015.000 + 430.000) =
rond
1.180.000
ton
8.600.000
Ramen we nu onze eigen productie van het eerstvolgende
jaar voorzichtig op 350.000 ton (125.000 .ha â 2.800 kg),
dan resteert een importbehoefte vao 830.000 ton. Nemen
we bovendien de verschuiving in de vervoedering in aan-
merking, dan moet dit getal als te hoog beschouwd worden,
omdat de komende jaren minder tarwe voor het vee
benodigd zal zijn dan voor’de oorlog (ingekrompen vee-
stapel en minder tarwe vervoederd). –
Overwegende, dat de tarwe-overeenkomst ons volkomen-
vrijlaat om buiten onze ,,guaranteed purchase” andère
tarwe-inkopen te doen (die aan geen enkele bindende
bepaling onderw’o1’pen zijn) en dat één van de vier grote
tarwe-exportianden, nl. Argentinië, geheel buiten de
overeenkomst staat, kunnen w’e constateren, dat de ver-
plichtingen, waartoe Nederland zich bij deze overeenkomst
verbonden heeft, een licht- en een schaduwzijde hebben:
de mérite is,dat thans de tarwevoorziening van ons land
voor een periode van vijf-jaar tegen een min of meer vaste
prijs verzekerd is; een prijs, die ons vergeleken bij de –
huidige hoge wercldmarktprijs nog een aardige deviezen-
winst verschaft bovéndien. Daar staat evenwel als nadeel
tegenover, dat Nederland bij een eventuele sterke prijs-
daling, die geenszins denkbeeldig is, niet in de gelegenheid
zal zijn om op de markten, die buiten de tarwe-overeen-
komst vallen, nog goedkopere tarwe-aankopen te doen.
1-let is wel interessant om vat dit betreft onze be-
slissing met die van onze Zuidelijke nabuurstaat te verge-
lijken. België
–
importeerde in de vooroorlogse jaren ge-
middeld ca 1.000.000. ton tarve, terwijl de Belgische
eigen productie niét veel van de onze verschilde. Terwijl
de Belgische bevolking sedert 1930 niet noemenswaard is
toegenomen en de binnenlandse tarweproductie zich ook
nok niet op het vooroorlogse peil hersteld heeft, heeft
België zich bij de tarwe-overeenkomst verbonden tot een
jaarlijkse afname van 650.000 ton. België wenst zich dus
bij lange na niet, te binden aan de prijsgrenzen van de
tarwe-overeenkomst; het heeft zijn tarwebehoefte slechts voor ruim de helft op deze wijze gedekt. Het mag bekend
zijn, dat België bp de Voorbereidende Con(erentië te
Washington naast Engeland ook vrij sterk het standpunt
van een consumentenland innam (N.B. Dit standpunt
ziet goedereiiovereenkomsten in hoofdzaak slechts’ in het
belang van de pi’oducentenlanden en verzet zich er daarom
tegen) en misschien moeten we zijn beslissing nu als een
gevolg daarvan beschouen, doch in dit licht bezien
‘
w
krijgt men de indruk, dat.de hoeveelheid, waarvoor Neder-
land zich verbond, aan de hoge kant is.
Beschouwen we meer in het algemeen de minimum-
prijsgrens, dan kan men zich afvragen, of deze vooral
voor de eerste jaren niet te hoog is. Ofschoon ook in de
exportlanden de productiekosten. de laatste jaren sterk
gestegen zijn,
–
is de tar%veverbouw voor $ 1,50/hushel
daar toch nog zeer lonend
6)
Op grond daarvan achten wij het wel een grote gunst’ aan de ,,main exporters”
gedaan om de minimumprijs de eerste jaren hoger dan de
) Welis*aar zal onze bevo1k’inga
1
Januari
1948
nog toenemen,
doch berekening leert, dat de hieruit resulterende tarwebehoefte ruimschoots opgevangen zal worden door de nog te verwachten
toeneming van’ Onze eigen tarweproductie. ‘) Voor oogst
1947
bedroeg de. kostprijs
op
de beste Australisehe
bedrijven
1 9,35
per
100
kg; dit komt neer
op $ 0,96
per busbel
(Overgenomen door Granen, Meel en Veevoeder,
23
April
1948,
van een berekening in de ,,Monthly Review
of
the Wheat Situation”,
Maart
1948). – –
14 Juli 1948
ECONOMISÇH-STATISTISCHE BERICHTEN
547
productiekosten te stellen. Het feit, dat. de minimumprijs
geleidelijk daalt en de maximumpijs constant gehouden
is, -duidt eveneens op een sterke- positie van de export-
landen bij het sluiten der overeenkomst.
Een en ander lag evenwel in de verwachting. Daar de
exportlanden hij een wereldoverschôt dit surplus slechts
zeer billijk kunnen afzetten door middel van de special
price sales”, zullen zij er uiteraard naar streven hiervoor
bij het afsluiten der overeenkomst een compensatie te
vinden in een iets te hoge basis-minimumprijs.
Engeland, het ,,bolwerk van de consumentenlanden”,
heeft doorgedreven, dat de beide prijsgrenzen voor de
laatste drie jaar nog herzien kunneit w’orden. Fliervoor is
een
2
13
-stemmenmeerderheid van de import- en van de
exportlanden vereist. De eventuele wijziging behelst slechts,
dat de. beide prijsgrenzen dinhter bij elkaar komen te
liggen; de minimumprijs mag nie.t naar beneden en de
maximumprijs niet naar boven. Het is ons min of meer
duister, in hoeverre dit een voordelige concessie aan de
consumentenlanden is.
De Council beslist doorgaans met een eenvoudige
stemmenmeerderheid der import- en exportlanden. Slechts
in enkele belangrijke gevallen wordt een
2
/
3
-stemmen-
meerderheid geëist. De verdeling der stemmen brengt
-mee, dat dan in ieder geval Engéland aan de.ene kant en
de Verenigde Staten en Canada aan de andere kant voor
moeten zijn.
Art. V bevat faciliteiten voor de exportianden bij.
misoogst en voor de importlanden hij moeilijkheden in
de betalingsbalans. Wanneer een •exportland tengevolge
van misoogst niet in staat is aan zijn verplichtingen te
voldoen, zal het zich tot de Council kunnen wenden.
Voor de verdere gang van zaken is een duidelijke proce-
dure uitgewerkt. Jammer is echter, dat in dit verband
uitsluitend wordt gesproken over misoogst. Doorgaans
zal in een dergelijke situatie de basis-maximumprijs
bereikt of overschreden worden en de importlanden zouden
er mee gebaat geweest zijn, als dan niet uitsluitend aan
de slechte oogst ihaar ook aan de omvang van de verede-
lingsproductie en van de werk,voorraden van het export-
land aandacht besteed zou worden. Beperking van deze
beide zou enige compensatie kunnen geven voor de slechte
oogst.
De door de Verenigde Staten gegarandeerde export
is slechts-ca, 60 pCt van de voor 1948/49 geraamde totale
tarwe-export van de Verenigde Staten. Dit houdt verband
met het feit, dat de bezette gebieden in Europa en Azië,
w’elke door de Verenigde Staten van tarwe worden voor-
zien, buiten de overeenkomst vallen. Deze gebieden
worden dus eigenlijk min of meer als Amerikaans ,,binnen-
land” beschouwd, temeer daar in een aparte clâusule
uitdrukkelijk staat vermeld, dat bij een slechte tarwe-
oogst in de Verenigde Staten de voorziening van deze
bezette gebieden een reden voor de Verenigde Staten
zal kunnen zijn om aan de Council te verzoeken de gega-randeerde exporthoeveelheid te ‘rerminderen. Ook bij lezing hièrvan kan men niet aan de indruk ont-
komen, dat aan het grootste exportland een grote gunst
bewezen is. De afzet tegen de minimumprijs is aan de
Verenigde Staten verzekerd, doch niet de levering .tegen de maximumprijs aan de consumentenlanden.
S. Aan de ,exportlanden wordt het
7
recht toegekend
binnen het kader van de voedingsprogramma’s van de
F.A.O. voorraden tarwe tegen extra lage prijs te expor-
teren naar behoeftige landen, mits de voorziening aan de
importlanden in het betrokken jaar tegen de minimum-
prijs geschiedt. Dit is de inmiddels wel bekend geworden
oplossing van de F.A.O. tegen overproductie in tegen-
stelling tot de ,,restriction schemes” van voor de oorlog.
Ofschoon wij ook graag het standpunt delen, dat goederen-
overeenkomsten moeten leiden tot uitbreiding van de
consumptie en niet tot inkrimping van dè productie,
mogen wij toch niet nalaten te wijzen op de volgende
punten, waaraan in de tarwe-overeenkomst geen aandacht
is geschonken.
Wanneer een groot exportland zijn productie-
surplus slechts tenen een lage prijs kan afzetten, bestaat
speciaal bij granen het gevaar, dat het voor dit land voor-
deliger wordt het productie-overschot te veredelen
en dan met het veredelingsproduct concurrerend op de
wereldmarkt te treden. De mogelijkheid van afzt tegen
lage prijs kan bij granen dus heel gemakkelijk tot storingen
op de markt der veredelingsproducten leiden.
–
De speciale afzetmarkt moet streng gescheiden
gehouden worden van de normale wereldmarkt. Vast-
gesteld moet worden, hoeveel het behoeftige land normaal
aan tarwe importeerde; deze hoeveelheid zal het eerst
tegen de geldende wereldmarktpi’ijs moeten afnemen,
voordat het eventueel in aanmerking komt voor een
hoeveelheid tegen een lage prijs.
Tegelijk zullen er dan waarborgen moeten worden ge-
schapen, dat deze laatste hoeveelheid ool
.
i inderdaad aan
de behoeftige bevolking ten goede komt en niet wederom
als zodanig . of in de vorm van een substituutjroduct
(zoals rijst of eiproducten) wordt uitgevoerd. De voor-
zieningen hiertegen missen we in de tarwe-overeçnkomst.
In de beginparagraaf van dit verslag vermeldden wij
reeds de oprichting van de lnternational Wheat Council
en de ,,autonomie” aan dit lichaam toegekend. Een en
ander is in overeenstemming met het charter van de
I.T.O. Bij de betrekkelijk vèrgaande bevoegdheden van
de Council valt het echter als een lacune op, dat de Counci,l
over generlei sancties beschikt om de naleving van de
tarwe-overeenkomst af te dwingen.
–
Art. XIX sub 8 van de tarwe-overeenkomst defi-
nieert als ,,free market. prices”: de prijzen, waartegen de
‘tarw’etransacties plaatsvinden,. die niet onder de tarwc-
overeenkomst vallen: Naar aanleiding hiervan willen’wij
de wereldmarktprijs nog even ‘onder de loupe nemen.
V66r de oorlog was er slechts sprake van één niveau van
de wereldmarktprijs bepaald door het totaal van alle vraag
en aanbod en mogelijke andere krachten. Thans moet men o.i. twee niveaux onderscheiden, ni. dat van (le transacties
binnen de overeenkomst, hetwelk slechts een beperkte
speelruimte heeft, en dat van de transacties buiten de tarwe-overeenkomst Voor de . bealiiig van het aatste
niveau zijn vraag en aanbodvan de eerstgenoemde trans-acties (de zgn ,,guaranteed purchasal” en.de
,,guaranteed
sales”) niet meer van belang, ze zijn als het ware bevroen;
met andere woorden de markt is veel kleiner geworden dan
de vroegere wereldmarkt. En het is genoegzaam bekend, dat fluctuaties op een kleine markt veel hef tiger kunnen zijn. Dit is ook in ditgeval heel begrijpelijk. Wanneer’ er bijv. een tekort dreigt, zal alle vraag, die ondei de tarwe-
overeenkomst. niet gedekt is, zich storten op de’ Argen-
tijnse tarwe, met het gevolg, dat de prijs hiervan sterker
zal stijgen dan weleer. In dit licht beschouwd kunnen ve Nedërland’s handel-
wijze en die van België nogmaals tegenover elkaar stellen.
Door vrij hoog in te tekenen koos Nederland het zelçere
voor het onzekere, België riskeert liever excessieve prijs-
fluctuaties.
Om een inzicht te krijgen in het deel van d&wereld-
markt van tarwe, dat door de tarwe-overeenkomst ,,ge-
TABEL, I.
.
,.
Tarwe-exporten oan de belangrijkste exportianden.
(in
millioenen bushels)
.1
.
.
gegarandeerde
1
Land
1934-1938
197-1948
jaarlijkse export
gemiddeld
schatting
ondr de tarwe-
overeen komsL
Ver. Staten
.
32
.
500 185
Canada
177
192/
‘
230
AustraliC
107 120
85
ArgentiniO
122
108
Rusland
20
44
–
Totaal
1
458
1
964
1
500
T.
548
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Juli, 1948
isoleerd” wordt, geven we tot slot nog twee tabellen,
overgenomen uit ,,The Economist” van 27 Maart 1948.
Opvallend is o.a. de belangrijke verschuiving, die zich
sinds de dertiger jareiï heeft voorgedaan’ in de positie van
de Verenigde Staten.
TABEL
II.
Tarwe-importen aan de deelnemende landen.
(in millioenen bushels)
Land
1934-1938
emiddeld
1947/48
‘)
gegarandeerde
Jaarlijkse inpor-
ten
onder
de
tarwe-
overeenkomst
Oostenrijk
8
24
19
Belgit
38
31
34
Brazilie
.
–
37 19
China
7
20
15
Columbia
g
3
2
Cuba
n
9
.
8
Tsjechoslow.
2
4
t
Denemarken
8
n
1
Ecuador
n
n
1
Egypte
1
9
7
Frankrijk (en
Fr.
gebieds-
delen)
3
44
36
Griekenland
16 17
19 Brits-Indië
–
56
28
Ierland 15
15
13
Italit
26
40
37
Libanon
n
5
3
Sle’dico
n
17
8
Nederland
.
17
29
3l
Nieuw-Zeeland 2
6
6
Noorwegen
8 8
8
Peru
6
-4
4
Philippijnen
n n
5
Polen
9
n
t Portugal
g
9
.Ij
Unie
v.
Zuid-
Afrika
g
n
6
Zweden
g
n
3.
Zwitserland
17
15
7
Ver.
Konink- rijk
(Enge-
land)
208 190
•
180
Venezuela
•
n
11
2
Totaal
1
382 593 500
‘) Gegevens afkomstig van de Londense Tarweconferentie,
April
1947.
–
g = gering.
n = onbekend.
‘s-Gravenhage.
•
G. GREIDANTJS.
BEMOEIINGEN VAN DE U.N.O. MET
VOLKSHUIS VESTINGS VRAAGSTUKKEN.
Reeds kort na de bevrijding van West-Europa w’erden
onder auspiciën van de geallieerde bezettingsautoriteiten
verschillende contacten op economisch gebied gelegd, die
,ten doel hadden, de wederopbouw van do geteisterde
gebieden te stimuleren en het herstel van het economische /
leven te bevorderen. lIet feit, dat men niet alleen in
Duitsland, maar ook in de voormalige bezette gebieden
voor een maatschappelijke chaos stond, waar niet alleen
millioenen om huisvesting vroegen, maar ook in het aller-
eerste voedselgebrek moest worden voorzien en het verkeer
moest w’i5rden hersteld, was oorzaak, dat de eerste maat-regelen nog weinig lijn vertoonden. Geleidelijk viel hierin
een zekere ontwikkeling w’aar te nemen, die spoecig leidde
tot de stichting van de E.E.C.E., het ,,Emergency Econo-
mie Committee for Europe”, dat zich in eerste instantie
met de grondstoffenvoorziening bezighield. Voor Neder-
land nam de Afdeling Materialenverwerving van het
Ministerie
–
van Openbare Werken en Wederopbouw aan
deze arbeid deel.
liet vraagstuk van de woningvoorziening word voor
liet eerst aan de orde gesteld in een speciale conferentie
van de E.E.C.E., die van 16 tot 19 Juli 1946 in Brussel
werd gehouden. Deze confereiitie werd door ondergetekende
als vertegenwoordiger van de Centrale Directie van de
Volkshuisvesting bijgewoond.
Een twaalftal landen was op deze conferentie vertegen-
woordigd, terwijl mede vertegenw’oordigers aanwezig
waren van de Engelse, Franse, en Amerikaanse hezettings
zônes in Duitsland, van ht Internationale Arbeidsbureau
en van de U.N.R.RA. De plenaire zitting koos de Belgische
Oud-senator Em. Vinck, sedert tientallen jaren een auto-
ritit op volkshuisvestingsgebied, tot voorzitter.
liet officiële perscommunïqüé van de conferentie zegt,
dat de discussies hebben gelopen over een groot aantal
vraagstukken, voortvloeiend uit het woningtekort, dat in
tal van Europese landen is ontstaan. De afgevaardigden
van deze landen hebben vele gegevens uitgewisseld en
de w’edel’zijdse erval’ingen getoetst; vervolgens zijn enige
resoluties aangenomen, die aanbevelingen bevatten, welke,
naar men hoopt, van’practischnut zullen zijn om de re-
geringen hulp te bieden hij de oplossing van de verschillende
vraagstukken, waarvoor deze zich gesteld zien. Voorts
is besloten, de internationale samenwerking op dit gebied
voort te zetten, zowel- vooi de huidige noodtoestand als
voor een meer vorw’ijderde toekomst.
Deze conferentie moet w’orden gezien als een eerste stap
naar een internationale samenwerking, uitgaande van de
regeringen, op het gebied van volkshuisvesting en weder-
opbouw. Een sâmenwerking, die vooral van actuel be-
tekenis kon zijn met het oog op het grote tekort aan
bouwmaterialen en de mogelijkheid van internationale
uitwisseling. –
Öp een volgende vergadering van de E.E.C.E., die in
Februari 1947 in Den haag werd gehouden, verdde
•in ternationale samenwerking verder uitgebouwd. Als
voornaamste besluit van deze vergadering moet worden
vermeld de instelling van twee werkgroepen: een
technische
onder leiding van Fitzmaurice, adviseur v.an het Ministerie
van Openbare Werken te Londen en een
sociaal-economische
onder leiding van Salun, afdelingshoofd van het Ministerie
van Wederopbouw te Parijs. In eerstgenoemde groep had
voor ons land Dr Ir J. P. Mazure, directeur van de Stichting
Ratiobouw, zitting.
Deze werlgroepen zijn in het voorjaar van 1947 enkele
keren te Parijs bijeengkomen, waarbij de voorbereiding
van een aantal rapporten werd ter hand genomen. Voor de
sociaal-economische groep werden o.a. rapporten samen-
gesteld over de volgende onderwerpen: de financiering
van de :w’oningbouw (rapportèur Hollier, ‘Frankrijk);
het huurvraagstuk (rapporteurs Catlow en Mrs. I-lauff,
Engeland); de verkrijging van bouwgrohd voor woning-
bouw
–
(rapj5orteurs Mr Dutilh en ondergetekende).
De technische werkgroep bereidde rapporten voor over
de eisen aan het woningtype te stellen, de zekerheids-
coëfficiënten en de normen voor cement.
Op de laatste gecombineerde vergadering van’tle beide
werkgroepen – in Juli 1947 te Parijs – waren deze rap-
porten in hoofdzaak gereed. Die van de sociaal-economi-
sche w’erkgroep waren zover gevorderd, dat zij in con-
cept aan de regeringen konden w’orden toegezonden; die
van de technische werkgroep varen iet minder ver.
In deze vergadering was tevens een vertegenwoordigôr
van het secretariaat van de E.C.E. te Genève aanwezig,
die aan de aanwezigen mededeelde, dat de E.E.C.E. met
ingang van 31 Augustus 1947 haar werkzaamheden zou
beëindigen en dat van die datum af de E.C.E. te Genève –
de internationale betrekkingen op het gebied van de volks-
huisvesting in Europa zou organiseren. Hiermede waren
tevens de beide werkgroepen na een kort doch eervol
bestaan opgeheven. .
Op dat ogenblik bestond hij de betrokken, deskundigen
grote onzekerheid omtrent de verdere gang van zaken.
Wanneer men gedurende een zekere periode met een aantal
vakgenoten uït verschillende landen regelmatig contact
heeft gehad, dan ontwikkelt zich daaruit eeh besef van
saamhorigheid, om niet te zeggen vriendschap, die men
slechts node verbroken ziet. lIet stopzetten van dé arbeid
van de heide werkgroepen, die onder lèiding van Fitzmaurice
en Salaun zo prettig hadden gewerkt, werd dan ook al-
gemeen als een gemis gevoeld. .
14 Juli 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHÉ BERICH’FEN
549
Inmiddels had de Economische Commissie voor Europa
besloten om binnen het kader van zijn werkzaamheden
een .,Housing Panel” in het leven te roepen, waaraan zou
worden opgedragen het bestuderen van volkshuisvestings-
vraagstukken, die •van algemeen belang zijn voor de
Europese 1anden het adviseren van de E,C.E. over tech-
nische en economische middelen om de oplossing van de
volkshuisvestingsvraagstukken in de aanges1oten landen
te bevorderen èn het verzamelen, verwerken en verspreiden
van statistische en andere gegevens”.
De ,,I-Iousing Panel” werd in de inrichting van zijn werk-
zaamheden geheel vrijgelaten.De E.C.E. wenste echter de
nadruk te zien gelegd op de constructieve en practische zijde van het vraagstuk. Zij vertrouwde, dat de ,,Panel”
zich in de eerste pla.ts zou bezighouden met vraagstukken van een urgent en practisch karakter in het belang van een’
bespoediging van de wederopbouw, speciaal,in de zwaar
geteisterde landen.
Op grond hiervan werden de aangesloten regeringen
uitgenodigd, zich te doen vertegenwoordigen in de eerste
vergadering van cle ,,Flousing Panel” op Woensdag 1
October 1947 in het Palaïs des. Nations te Genève. Op
deze vergadering, die door de Algemene Secretaris van de
E.C.E., Prof. Gunnar Myrdal, werd geopen’d, waren 15
Europese landen en de Verenigde Staten vertegenwoor-
digd. Helaas ontbraken onderscheidene volksliuisvestings-
deskundigen, die aan de vergaderingen van de vroegere
E.E.C.E. hadden deelgenomen. Vermoedelijk uit over-
wegingen, van zuinigheid ‘en omdat men nog niet w’ist,
wat men aan dit nieuwe lichaam zou hebben, hadden
verschillende landen zich doen ‘vertegenwoordigen van hun
geantschap te Bern. Dit was één van de oorzaken,.waarom
aanvankelijk ter vergadering een tamelijke verwarring
heerste. liet was ook niet eenvoudig, om de leden van de
oude E.E.C.E. en het secretariaat te Genève, dat geheel
nieuw tegenover de bestaande verhoudingeti kwam te
staan, in één gareel te doen samenlopen. –
Een voorstel, om de oude werkgroepen opnieuw in te
stellen, kon geen genade vinden. De vergadering verenigde
zich tenslôtte na lange discusies met een voorstel van het
secretariaat om drie rapporteurs aan te wijzen, die de
;,1’Iousing Panel’ zouden.moeten voorlichten over de drie
volgende punten:
de behoefte aari woningen en dc bouwprogramma’s,
voor de jaren 1948-1955;
de behoefte (in het licht van de te verwachten aan-
bouw en herstelwerkzaamheden) aan bouwmaterialen;
maatregelen in erschil1ende landen, genomen om
te bezuinigen op schaarse materialen.
Als rapporteurs werden de vertegenwordigers van on-
derscheidenlijk Griekenland, Nederland en Zweden aan-
gewezen.
Met betrekking tot de rapporten van de werkgroepen
.van de voormalige E.E.C.E. werd besloten, dat aan de
voorzitters van deze werkgroepen zou worden verzocht,
in overleg met het secretariaat en met door henzelf te
kiezen deskundigen deze rapporten te voltooien en daarbij
volstrekte prioriteit te geven aan vragen, die voor de
E.C.E. van onmiddellijk belang zouden kunnen zijn.
Ten aanzien van de toekomstige werkwijze van de
,,1-Iousing Panel”; werd besloten, een Uitvoerend Comité
aan te wijzen, bestaande uit de voorzitter van de ,,Panel”, de drie rapporteurs, de beide voorzitters van cle vroegere
werkgroepen ennog twee andere leden. Als zodanig werden
de vertegenwoordigers van Zwitserland en de U.S.A. aan-
gewezen. Dit Comité werd belast met de uitvoering van de
besluiten van de eerste zitting en met de voorbereiding
van de tweede.
liet resultaat van deze eerste zitting was achteraf
bezien vrij sober. liet enige practische resultaat was feite-
lijk de opdracht aan de drie rapporteirs, die’ intussen
hieraan werk genoeg hadden. Een uitgebreide vragenlijst .werd in overleg tussen de rapporteurs en het’secretar,iaat
opgesteld en aan de aangesloten regeringen toegezorden.
Het aanvankelijke plan, dat de antwoorden uiterlijk 31
Deceher 1947 binnen zoulen moeten zijn, moest worden
losgelaten. –
Eert bij de vergadering vn het Uitvoerend Comité
op 2 Februari 1948 bleek een voldoend aantal antwoorden
te zijn ingekomen om met de samenstelling van de rappor-
ten te beginnen.
Deze vergadering bood de gelegenheid om in kleinere
kriig de vraag van de toekomstige ‘werkwijze van de
,,Flousing Panel” ondèr de ogen te,zien. I’Iiei’bij kwamen
vooral drie punten
oo
de voorgrond:
technische maatregelen voor het beste gebruik
‘an de bestaande middelen; hieronder begrepen hesparin-
-gen door betere ontverpen door een betere keuze van
materialen ‘en een betere organisatie van het bouwbedrijf;
gepaste maatregelen tot vergroting van het aanbod
van materialen, arbeidskrachten en hulpmiddelen, en ter
vermijding van verspilling;
– c. verzamelen van gegevens op het gebied van de
technische research, het bntwerpen, constructiemethoden,
waaronder begrepen regelingen voor de uitw’isseling van
wetenschappelijke, technische en statistische gegevens.
Teneinde deze punten op de jufsi6 wijze te kunnen be-
handelen, kwam het Uitvoererd Comité tot het voorstel
or?i opnieuw werkgroepen in te stellen en wel:
a’ een werkgroep over technische vraagstukke’n;
deze zou zich bezig ,moeten houden met alle ‘technische’
aangelegenheden betreffende de bouw, waaronder begrepen
de organisatie van het bouwbedrijf en de productie van
materialen. Hierbij zouden o.a. ook ter sprake, moeten
komen’ de normen voor woningplanncn, de eisen aan
woningen te stellen; de constructieve eisen, de rationali-satie van de bouw, de normalisatie, de prae-fahricatie en
het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van het
bouwen. –
b. een werkgroep over ,,requirements”; deze zou zich bezig rndeten houden met de woningbehoefte en de be-
schikbare middelen, de economische maatregelen, nodig
voor de uitvoering van het %voningbouwprograin. hierbij zouden o.a. ter sprake komen de behoefte aan materialerr,
arbeidskrachten en hulpmiddelen en de beschikbare
middelen, ook financieel; verder de ecohomische zijde van
de industrialisatie van het bouwbedrijf en het distributie-
vraagstuk.
Met betrekking tot de documentatie, waarvoor aanvan-
‘kelijk eveneens de instelling van een werkgroep’ was over-
wogen, werd aanbevolen, dat aan het, secretariaat zou
worden verzocht, te overwegen
01)
welkë wijze hiervoor
,een doeliratig orgaan in het leven zou kunnen worden
geroepen.
Na de vergadering van het Uitvoerend Comité togen
de rapporteurs aan het werk. De rapporten werden tijdig
te Genève ingeleverd en in overleg met het Secretariaat
in ontwerp gereed gemaakt.
– Voordat de ,,Housing Panel” opnieuw bijeen kwam,
had eind April de derde zitting van de Economische
Commissie voor Eciropa plaats. Deze besloot, de ,,Housing
Panel” om te vormen tot een Sub-commissie van het
,,Industry and ,Materials Committee”, waarmede dus
vooral het materialenvraagstuk naar de voorgrond werd
gebracht. De volgende punten werden met name onder de aandacht
van de nieuwe Sub-commissie ‘gebracht:
de behoefte aan woningbouw in de verwoestQ ge-
bieden;
de behoefte aan, en de beschikbaarheid enhet meest
ec’onomisch gebtuik van de bouwmaterialen, arbeids-
krachten en hulpmiddelen, het voorzien in telcorten en
de uitwisseling van gegevens, die tot verlaging van de
bouwkosten kunnen leiden;
– c. bespoediging van de uitvoering van de woningbouw-
programma’s in de Europese laiiden.
11
550,
1
ECONOMISCH-STATÏSTISCHE BERICHTEN
14 Juli 1948
11
Op 13 Mei 1948 had de tweede zitting van de Sub-
Commissie voor Volkshuisvesting plaats, die door ver-
tegenwoordigers van 15 landen werd bijgewoond. In tegen-
stelling met de eêrste zitting waren thans alle landen door
volkshuisvestingsdeskundigen vertegenwoordigd, die vrij-
wel. alle ‘i’eeds een rol hadden gespeëld in de werkgroepen
van de voormalige E.E.C.E.
Met algemene stemmen werd Robert Fitzmaurice als
voorzitter aangewezen.
In deze vergadering kwamen allereerst ter tafel de drie
rapporten: waartoe in de eerste ‘zitting opdracht was
gegeven, ni.
woningbehoefte en woningbouwprogramma’s;
behoefte,aan bôuwrnaterialen;
c: besparingen op schaarse materialen.
De vergadering kon zich in beginsel met de opzet van
deze rapporten verenigen en nam het besluit, aan dé
regeringen te verzoeken om:
voorzover zij gegevens hadden verstrekt, te willen
nagaan of deze in de rapporten 6p de juiste wijze zijn ver-
werkt;
voorzover zij geen. gegevens hadden ‘ingezonden, te
willen overwegen of zij dit alsnog zouden kunnen doen.
In verband hiermedd moet worden opgemerkt, dat van
de 28 Europese Staten, die aan het werk van de E.C.E.
deelnemen, nog slechts 16 hadden geantwoord, die te-
zamen juist de helft van de bevolking der aangesloten
landen omvatten.
Aan de rapporteurs werd opgedragen, in ‘overleg met
het Secretariaal in de loop van de zomer hun rapporten
te willen reviseren en aan de volgende zitting een nieuwe
rédactie voor te leggen.
De reeds genoemde rapporten van de beide werkgroepen
der voormalige E.E.C.E. kwamen eveneens ter tafel.
De 3 rapporten van de sociaal-economische werkgroep waren reeds in ontwerp aan de regeringen aangeboden;
van de technische werkgroep waren eveneens 3 rapporten
gereed, die echter tot nu toe in portefeuille waren gebleven.
Ten aanzien van al deze rapporten zal aan de regeringen
worden verzocht, vÔér 1 Augustus 1948 hun opmerkingen
en -vobrstellen in te dienen.
Niet gesproken werd over een aantal rapporten, die wel
waren opgezet, doch door tijdsgebrek van de rapporteurs
nog niet gereed waren, o.a. rapporten over de kapitaal-
voorziening voor de woningbouw en over woningexploi-
tatie en woningbeheer. Vermoedelijk zullen de voor deze rapporten verzamelde
gegevens voorlopig blijven rusten.
Het belangrijkste punt van deze vergadering werd ge-
vormd door de besluiten omtrent de toekomstige werk-
wijze van het’ ,,Housing Sub Committee”. Hieromtrent
werd een resolutie aangenomen, waarin wordt uitgesprdken,
dat met het oog op de grote noodzaak enerzijds van
bespoediging, anderzijds van bezuiniging in de bouw van
meer woningen van betere kwaliteit, als eerste taak moet
worden gezien het opzetten van een program voor de bouw
van woningen en de productie van materialen en hulp-
middelen en het bevorderen van een organisatie van het bouwbedrijf, die de landen in staat stelt om dit program
tot uitvoering te brengen, terwijl in een later stadium
ook de stedebouwkundige vraagstukken aan de orde zullen kunnen komen. In verband hiermede werd als
onmiddellijk werkprogram aangenomen:
a woningnood en woningbouwprogram;
b. behoeften en beschikbare middelen;
bouwtechniek en economie in de constructie;
documentatie op bouwgebied.
De onder a. en b. genoemde punten, zullen worden be-
handeld door een in te stellen
Working Party on Programs
and Resources;
deze werkgroep zal zich tevens bezig houden
met het verzamelen vangegevens en voorts het Secreta-
riaat van advie dienen bij de samenstelling van een
statistisch Jaarverslag over de woningnood en de béhoefte
aan bouwmaterialen, arbeidskrachten en hulpmiddelen
(Werkgroep A).
De punten c.- en d. zullen worden toevertrouwd aan een
Working Party’ on Technical Proble,ns,
die zich tevens
zal bezig houden met het verzamelen van gegevens en het
adviseren ‘Van het Secretariaat ten aanzien van het ver-
spreiden van informatie op bouwtechnisch gebied (Werk-
groep B).
Weikgroep A werd gesteld onder leiding van
C. A
Doxiadis,
Directeur-Generaal van de Wederopbouw in
Griekenland, Werkgroep B •onder leiding van
A. Marini,
Directeur van het Wetenschappelijk en Bouwtechnisch
Centrum te Parijs. Beide werkgroepen mogen speciale
studiën over bepaalde problemen opdragen aan individuele
leden of aan sub-commissies-, terwijl ook het Secretariaat
het initiatief tot dergelijke werkzaamheden nemen kan.
Aan werkgroep A werd verzocht, prioritèit te verlenen
aan een voorstel van Yoego-Slavië om maatregelen in
studie te nemen, die ertoe kunnen leiden, dat linden,
welke over hulpbronrfen beschikken, die dienstbaar
kunnen worden gemaakt aan de verlichting van het
tekort aan bouwmaterialen,worden voorzien van de nodige
middelen om die hulpbronnen te exploiteren.
Eveneens dient deze werkgroep prioriteit
–
te verlenen
aan een voorstel van de Verenigde Staten om een over-
zicht op te stellen van vraag en aanbod van bouwmaterialen,
arbeidskrachten en hulpmiddelén in de verschillende
landen.
Aan werkgroep B werd verzocht, prioriteit te verlenen
aan een voorstel van de Verenigde Staten om een studie
te maken van de mogelijkheid tot vergroting van de pro-
ductie en van de, middelen tot het meest economisch ge-
bruik van materialen, arbeidskrachten en hulpmiddelen.
Met betrekking tot de internationale documentatie
werd aan het’ Secretariaat opgedragen, in overleg met de
werkgroepen en met deskundige instanties op het gebied
van de documentatie, de grondslagen te leggen voor een
zo breed mogelijke documentatie op het gebied der volks-
huisvesting.
• Tenslotte verdient nog vermelding, dat de vergadering
zich uitsprak voor coördinatie van’ de werkzaamheden
van de verschillende U,N,O.-instanties, welke ertoe kan
leiden, dat het ,,Housing Sub Committee” optreedt als
regionaal orgaan (voor Europa) voor alle werkzaamheden
op het gebied van volkshuisvesting en stedebouw, waarbij
echter nadruk gelegd werd’ op de noodzakelijkheid ,van
maatregelen op korte termijn voor vermindering van ‘het
woningtekort en vergroting van de aanbouw.
Het is de bedoeling, dat de beide werkgroepen nog in
de loop van Juli 1948 zullen bijeenkomen en met hun
werk eèn aanvang maken.
Dit werk is enerzijds van brede allure, want het omvat
vrijwel alle terreinen van de bouwnijverheid en de volks-
huisvesting.
Anderzijds echter is het gericht op
–
de practische zijde
van het woningvraagstuk en de nood van het ogenblik.
Wij kunnen nog niet zien, in welke richting deze inter-nationale samenwerking zich zal ontwikkelen. Dit -hangt
in voorname mate af van de vraag, welke landen hieraan
zullen medewerken. Wij denken hierbij vooral aan’ die
landen, die tot nu toe op dit speciale gebied afzijdig
bleven en die over rijke hulpbronnen beschikken. -‘
In ieder geval is hier een basis gelegd voor een intèrna-
tionale sameiiwerking, die ‘niet alleen .van belang kan
zijn voor de wetenschappelijke behandeling van de vraag
–
stukken van de volkshuisvesting, maar ook aan onder-scheidene zwaar-geteisterde landen van Europa directe
hulp kan verzekeren in de meest acute nood.
‘s-Gravenbage.
H. G. VAN BEU$EICOM.
14 Juli 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
551
GELDZUIVERING IN DUITSLAND (II).
Toen op 26 Juiii ji. de derde verordening van het Mili-
tair Gezag inzake geldhervorming werd afgekondigd,
was de stiuctuur van de geidzuivering inWest-Duitsland in
hoofdzaken vastgelegd. De eerste verordening voorzag in
de invoering van de Duitse mark en de eerste maatregelen
inzake inwisseling van oud geld in nieuw; de tweede mach-
tigde de ,,Bank Deutscher Liinder” het nieuwe ruilmiddel
in omloop te brengen tot een maximum van voorlopig
10 mld Duitse marken en bevatte verschillende maat-
regelen t.a.v. de centralebanken der ,,Liinder” en andere
instellingen; de derde legde de interne ,,wisselkoers” vast
enstelde regelen inzake de gevolgen van de geldzuivering
voor financiële, commerciële en sociale verplichtingen
(contracten, lonen, pensioenen, sociale verzekeringen ed.)
1
).
Over de omvang van de in de Westelijke zônes aangege-
ven en geregistreerde gelden is officieel nog niets bekend
gemaakt. Aangezien echter de oorpronkelijk vastgestelde
inwisselingsverhouding van 1 : 10 is gehandhaafd, kan mèri
veilig aannemen, dat de geallieerde schatting van de oude
circulatie, ten bedrage van 60 â 70 mld mark, tamelijk
correct is geweest. De nieuwe circulatie is per medio Juli
te stellen op 7 t. 8 mld; hiervan werd ca 1,8 mid in omloop.
gebracht als ,,per capita quota”, ca 2 mid als ,,business
quota” ter dekking van loonkosten en andere lopende
uitgaven in de eerste week van de geldzuivering, en 4 t. 5
mid in het kader van deblokkeringsmaatregelen, credieten
op korté termijn aan het bedrijfsleven en de verschaffing
van lopende middelen aan de regringen der ,,Lünder”,
bepaalde officiële lichamen en banken.
• Het deflatoire karakter der monetaire hervorming spreekt
voor zichzelf. In dit opzicht overtreft zijzonder, twijfel alles’ wat na de oorlog op.het gebied van geldzuivering in andere
Europese landen heeft platsgevonden. Indin de Duitse
volkshuishouding deze operatie overleeft, wordt de voor-
spelling van Mr. Cahen, Amerikaans ,,Deputy General
Manager” van de ,,Joint Export and Import Agency”,
dat de Duitsb mark binnen afzienbare tijd een belangiijke
(en wellicht zelfs ,,harde”)’valuta zal kunnen worden, wel-licht waarheid.
De procedure, welke voor de verdere afwerking van de
geldzuivering wordt gevolgd, vertoont in vele opzichten
gelijkenis met het in Nederland toegepaste stelsel; in West-
Duitsland is de toepassing echter veel strenger. Onder-
scheid wordt gemaakt tussen particuliere, zakelijke en
publieke saldi. In beginsèl zijn alle saldi aan oud geld
van particulieren en bedrijfsleven, geregistreerd tijdens de
beginphase van de hervorming en hoger dan RM 5.000,
geblokkeerd. Fondsen van overheidsinstellingen, .spoor-
wegen en posterijen, en natuurlijk alle fondsen uit de oorlog,
die nominaal op het crediet van het Derde Rijk en daaron-
der ressorterende liôhamen stonden, zijn niet inwisselbaar en
houden derhalve op te bestaan. JIetzeifde geldt voor de
fondsen van het Militair Gezag en eveneens voor de zeer
omvangrijke RM-saldi, in de verschillende ,,Lânder” (van
Bizonië) geaccumuleerd . als tegenwaarde van Engelse en
Amerikaanse valuta, met behulp waarvan voedselïmporten
zijn gêfinancierd. Naast de eliminatie van deze belangrijke bronnen van inflatie worden thans voorzieningen getroffen
voor een aanzienlijke verlaging der overheidsuitgaven.
hierboven werd reeds vermeld, dataan verschillende over-
heidsinstellingen ,,working balances” in nieuw geld zijn
vet-schaft. Naar het schijnt zullen deze moeten worden
terugbetaald uit de bijzondere heffingen, welke zullen
plaatsvinden op grond van de komende Duitse wetgeving inzake ,,Lastenausgleich”. In de toekomst zal het voor de
regeringen der
,,Liinder”
verboden zijn uitgaven te doen (of leningen uit te geven) tenzij gedekt door lopende (of.
toekomstige) inkomsten. liet Militair Gezag behoudt zich
het recht voor,, in budgetaire aangelegenheden te inter-
veniëren, indien genoemd béginsel in gev.ar wordt ge-
bracht. .
Particuliere saldi worden dp de volgende wijze behandeld.
Bëragen tot 5.000 mark komen voor omwisseling iii aan-
merking. Dit zal galchieden in twee étappes, vodi ilk
doel het bedrag in k’vestie in twee gelijke portiessordt
verdeeld: een vrije en een geblokkeerde rekening. Dë eeste
wordt in de verhouding 1: 10 tegen nieuwgeld ingewisseld
en – na aftrek van het direct per hoofd in vrij geld lie-
schikbaar gestelde bedrag – aan de rechthebbend6 ter
beschikking gesteld. Dit betekent; dat de rechthébbende
maximaal 190-210 nieuwe marken kan opnemen
2).
Inzake de geblokkeerde rekening zullen binnen 90 dagen
maatregelen van het Militair Gezag bekend worden ge-
maakt. Er zijn nog geén beloften of voorspellingen gedaan
omtrent hetgeen met deze rekeningen zal gebeuien,hehalve
dan dat is medegedeeld, dat ze zullen worden vrijgegeven
,,as and when economie condition permit”. Resterende saldi in oud geld worden, mits tijdig geregistreerd, niet
geconfisqueerd; zij blijven als g’eblokkeerde tegoeden op
naam van de eigenaar staan. Of zij op èen later datum
gedeeltelijk of geheel tot omwisseling zullen worden toege-
laten, zal afhangen van Duitsland’stoekomstig ec’oriomiscli
en financieel herstel. Beloften zijn in dit o’zicht niet ge-
daan, doch de zgn. ,,schaduwconversie”, op Duits voörstel
in de wetgeving opgenomen, is in èen verad lând als
Duitsland Nvellicht een betere politiek, vanpsycloloisch
standpunt uit bezien, dan regelrechte confisatie.
Voor ‘zakenlieden en beoefenaars van een vrij heroep is het onmiddellijk inwisselbare bedrag 10.000 in 1aO.ts van
5.000 mark.Voor ondernemingen, die•door gebrek âan liqui-
diteit met productiestoringen te kanipen ioüden krijëiI,
zijn speciale voorzieningen getroffen. Eeit.aanzienlijk deél
van hun aangegeven saldi in oud geld zal voor onfriiddöllijke
inwisseling worden vrijgegeven, mits een voörlopige i-
klaring van de belastingautoriteitén woidt’ overe1egd,
dat alle belastingen zijn voldaan. Indien het bedrijf ten-
• minste 20 werknemers in dienst heeft, niag ‘bëdoelde ver-
klaring vervaigen worden doör een certificaat Van het
arbeidsbureau of een ‘loonbelastingdeclaratie.
• In de Duitse geldzuivering zal de belastingdienst een zeer belangrijke rol spelen. Deze zah niet alleen belast
zijn; zoals vanzelf spreekt, met belastinginning, maar zal
ook optreden als instantie van onderzoek naai de na-oorlog-
se economische activiteit van het publiek, in het bijzonder
met het oog op de vraag of de inkomens op legale of illegale
wijze zijn verdiend. Illegaal verdiende gelden komëri niët
voor omwisseling in aanmerking. Ook zal, indien aan de
belastingplicht niët ten volle is voldaan, deblokkering
boven het inwisselbare minimum niet plaatsvinden, tenzij
de achterstand is ingehaald. liet is niet overdre’en om
vast te stellen, dat het meer van de Inspecteur der Belas-
tingen dan van de bankdircteur zal afhangen: of de I)uitse
zakenman in de k’bmende maanden over de fondsen, nôdig
voor de financiering’van zijn bedrijf, zal kunnen beschikken.
Naar het, schijnt, heeft het bedrijfsleven tot diisvdr’re
de interim-credietfâciliteiten, geopend door de geldzuive-
ringswetgeving, niet volledig benut, vnl. uit vrees, dat deze
voorschotten de kans op het verkrijen van een maximum
hoeveelheid contant geld en crediet bij de uiteindelijk âf-
wikkeling. zouden kunnen verkleinen. Flet môratorium,
dat gedurende de eerste week der zuivering van krt.cht was, heeft dezè terughoudendheid in ‘de hand gewerkt.
Thans echter is de situatie veranderd. Ldnen, salarisn
en andere periodieke betalingen, vervallend per 20 Juni jl.,
moeten, in de verhouding 1 : 1, in nieuwe marken worden
• voldaan. Voor snelle vermindering van kosten, ‘speciaal
lonen en salarissen, bestaat weinig speelruimte, aangezien
bij de wet is voorzien in verlenging van opzeggingstermijnen
en ontslag slechts is toegestaan met goedkeuring van het
plaatselijk arbeidsbureau, dat het advies heeft gekrégn
1)
Zie
ook ons
eerste artikel
in ,,E.-S.B.”
van
7 Juli ji., blz. 533
‘)
2.500-600 of 2.500-400
gedeeld, door
10.
—
3
552
ECONOMISCH-STATISTISCHE
–
BERICHTEN
14 Juli 1948
al het mogelijke te doen ter verhindering van een snelle
stijging der werkloosheid. De ,,German Centra! Banking
Council” heeft richtlijnen bekend gemaakt voor de crediet-
politiek van de ,,Bank Deutscher Liinder”. lIet schijnt
echter moeilijk te zijn eeh restrictieve monetaire politiek,
ten doel hebbende verborgen voorraden aan het licht te
brengen en de productie te stimuleren, te combineren met.
de goedkoopgeidpolitiek, nodig voor het bereiken van
,,full employment”. In elk geval liggen de officiële disconto-
tarieven hoog; de minimumrentevoet voor credietn van
de ,,BankDeutscherLënder” aan de }lizonale Economische
Administratie is 5 pCt; de centrale banken der ,,Lhnder”
disconteren wissels en sluiten heleningen tegen 6 pCt, en
berekenen, 5 pCt voor credieten aan officiële instnties.
Dit betekent, dat bankcredieten aan leidende ondernemin-
gen minsteng 7 J h 8 pCt zullen moeten doen, zo niet meer.
Zelfs dan’ zal geldschaarste voelbaar zijn; wellicht zullen
speciale voorzieningen moeten worden getroffen om
fondsen tè verschaffen aan bedrijfstakken, die prioriteit
genieten, zoals mijnbouw en staalindustrie. Een ernstig
probleem biedt de Ruhr, waar het beschikbare crediet-
potentieel wôrdt gescht op DM 250 è 300 mln, hetgeen
onvoldoende wordt geacht ter voldoening aan de behoeften
van mijnen en staalindustrie, laat staan andere takken van
bedrijvigheid. De deskurdligen van de ,,Bank Deutscher
Liinder” zullen alle krachten moeten inspannen om’ de
moeilijkheden, die allerwege zullen ontstaan, te overwinnen.
Terwijl verplichtingen, voortvloeiend uit lopende trans-
acties, in Duitse marken moeten worden voldaan in de
verhouding 1 : 1, zullen aandelen en obligaties worden
ingewisseld door 10 Rijks- of goudmarken door 1 Duitse
mark te vervangen.
I:letzelfde
geldt voor verzekerings-
contracten (and.ere, dan sociale verzekering), hoewel in de
wetgeving is opgenomen, dat dit, met het oog op de aard der verzekeringsgedachte, niet noodzakelijk een reductie
van toekomstige baten met de volle 90 pCt betekent.
In welke mate buitenlandse houders van vorderingen
op Di:iitsland door de geldzuivering worden getroffen,
is een zaak van gissing. De voorzieningen zijn in dit opzicht
niet erg duidelijk. Naar de positie van onqerdanen der bij
de UN.’ aangesloten landen wordt verwezen in art. 15
van de derde geldzuiveringsbeschikking, waarin wordt
vastgesteld, dat Rij ksmarkverplichtingen aan dergehj ke onderdanen in Duitse marken zullen worden ingewisseld
– naar aan te nemen valt eveneens in de verhouding
10 : 1 – ,,unless the United Nations’ creditor refuses. such payment. . . . or objects by declaration made to the
debtor on or before .August 20, 1948, against conversion
into Deutsche Mark”. Behalve met toestemming van de
crediteur zal betaling in Duitse marken eon Duits debiteui
niet ontslaan van enigerlei verplichtin, uitgedrukt in
buitenlandse vali.ita. Geen der geld zu iveri ngsbeschikki ngen
blijkt explicite ,,goudclausules” of voorzieningen voor be-
taling in ,,goudmarken” te bevatten, zoals dat in de periode
tussen de beide oorlogen in credietovereenkonsten van het
buitenland,met Duitse debiteuren dikwijls het geval was.
In het algemeen hebben de geldzuiveringsbechikkingen
betrekking op ,,Reichsmark”, ,,Rentenmark” en ,,Gold-
mark”. 1-Iet..betreffende artikel – art. 2 van de eerste
beschikking – luidt als volgt: ,,Where in laws, ordinances,
acts of administration and declarations relating to legal
transactions,-the unit Reichsmark, Goldmark or Renten-
mark, is used, it shall, subject to special provisions for
particular cases, be replaced by the unit Deutsche Mark”.
Dit schijnt erop te wijzen, dat degoudclausule in bestaan-
‘de contracten krachteldos is gemaakt, ofschoön in bijzon-
dere gevallen uitzondering op deze regel kan worden ge-
maakt. Ht bovenvermelde artikel 15 van de derde geld-
zuiveringsbeschikking zwijgt over de , ,Goldmark”. Welke
is nu de positie van buitenlandse crediteuren, in wier
contracten een goudclausule is opgenomen?
Er bestaat een groot dantal buitenlandse vorderingen
op Duitsland, vnl. in handen van ondernemingen en parti-
culiej’en in de Verenigde Staten, Engeland, Nederland, de
Scandinavische landen, België en Zwitserland. In het alge-
meen kunnen de Duitse verplichtingen in drie groepen
worden ingedeeld: de, schulden, getroffen door de ,,Still-
halte”-ovei-eenkomsten; schulden uit het lopende handels-
verkeer en niet voldaan toen de tweede wereldoorlog uit-
brak; vorderingen van buitenlandse houdes van Duitse
obligaties (achterstallige rente: en aflossingsverplichtingen).
liet is duidelijk, dat de positie van buitenlandse crediteu-
i’en van Duitsland om ophelderingvraagt. En ofschoon
het vooruitzicht op inning dezer vorderingen voorlopig
slechts gering is, is het in het belang zowel van de buiten-
landse crediteuren als van de toekomstige credietwaardig-
hoid van Duitland, dat binnen afzienbare tijd een passende
oplossing voor dit probleem wordt gevonden.
Frankfort,
Juli 1948.
‘ R.
Ii.
M. WORSLEY.
AANTEKENING.
lIET ECONOMISCIE hERSTEL VAN ORIEKENLANJ)
‘)
Het economisch herstel van Griekenland wordt nog
steeds in crnstige mate bemoeilijkt door de binnenlandse
strijd. lIet aantal werklozen in Griekenland bedroeg dit
voorjaar .ongeveer 90.000 (in Nederland over Maart-
Mei gemiddeld 25.200); 189.000 man bevond zich in het
leger, 50.000 personen waren hij de nationale bewakings-
dienst; voorts bevinden zich in de steden een half millioeii
vluchtelijigen van het platteland, terwijl en 15.000 per-
sonen in ballingschap of in gevangenissen vertoeven – een zwaar verlies aan werkkracht voor een landbouw-
staat met ongeveer 8 millioen inwoners. -.
Flonderdduizend stuks vee en anderhalf millioen schapen
gingen tengevolge van de gevechten verloren en volgens
officiële cijfêrs ligt 50.000 ha grond onbebouwd .).
Van de
S
300 mln, die oorspronkelijk aan Griekenland
werden toegewezen, zijn, aldus deelde President Truman
in Februari aan het Congres mede, $ 172 mln aangeiend
voor militaire doeleinden
3).
Het is tegen deze achtergrond, dat de mate van econo-
mische vooruitgang in Griekenland moet worden bezien.
Amerikaanse hulp.
In de negen maanden,gedurende welke de Amerikaanse
Missie van Bijstand aan Griekenland zich heeft bezigge-
houden met’ de vraagstukken van dat land, hebben de
Verenigde Staten aanzienlijke materiële, financiële en
technische hulp verleend. Niet,alleen voor militaire doel-
einden werden voorraden en adviseurs ter beschikking
gesteld, de Amerikaanse Missie heeft, in samenwerking
met de Griekse Regering, ook veel bijgedragen tot liet
herstel van landbouw, industrie en transportwezen. Met
behulp van Amerikaanse middelen kon de
bevolking:
van
het noodzakelijke voedsel worden voorzien en werd tevens
cle grondslag gelegd voor voorziening in het door de Over-
heid vastgestelde importprogramma. Bovendien werden
maatregelen getroffen ter vel’l5etering van ‘s lands finan-
ciële en monetaire toestand.
Landbouw en industrie.
De •graanproductie, welke in 1946weer begon toe te
nemen, was in 1947, .hoofdzakelijk als gevolg van het
slechte weer, zeer laag; de tarwe-oogst bedroeg slechts
ongeveer 500.000 ton, vergé.leken met700.000 ton in 1946
en 924.000 ton in 1939. De productie van de twee belang-
iijkste exportgewassen, van Griekenland, tabak en krenten,
bleef da’arentegen na de oorlog voortdurend stijgen; ook
de olijfolieproductie was in 1947 met 130.000 ton, d.i. 15 pCt
‘) Vooizover niet nader aangegeven, werden de gegevens, in
deze aantekening verwerkt, ontleend aan een artikel over de econo-
mische toesfanci in Griekenland in ,,The Board
of
.Trade Journal”
van
19
Juni
1948.
‘) Bagbladhericht van
.27
Februari
jI.
–
) Zie: ,,Ncue Zürclier.Zeitung” van
18
Februari
jl.
.5
14 Juli 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
553
meer dan de gemiddelde vooroorlogse productie, zeer
bevredigend.
Verwacht wordt, dat de graanoogst van dit jaar, indien
het weej’ meevalt en de activiteit van de guerillastrijders’
niet toeneemt, 200.000 groter zal zijn dan in 1947.
De industriële productie vertoonde na de oorlog het
volgende beloop
f
4
):
Indexcijfers pan de industriële prodiwtie.
(in hoeveelheden; 1939 = 100)
1945 gemiddelde van Mei—December 33
1946
53
1947 gémiddelcie eerste halfjaar
64
1947 gemiddelde tweede halfjaar
70
Deze cijfers van de industriële productie geven blijk
van een geleidelijk .stijgende binnenlandse bedrijvigheid.
liet hoogste cijfer werd bereikt in October 1947 (74,4),
daarna daalde de index echter weer en lag in Januari
1948, het laatst bekende cijfer, op 68. Na de genoemde
top in October boekten m.n. de machine- en de rayon-
industrie nog w’el enige vooruitgang, maar de productie
in de relatief belangrijke kledingindustrie bleef laag:
de index lag voor 1947 gemiddeld op slechts
25,
in Januari
1948 op 20. Ook de mijnbouw, een potentiële cleviezenbron,
is de gevolgen van de oorlog nog lang niet te boven.
Gebrek aan technische hulpmiddelen, hoge lonen en be-
drijfskosten, transportmoeilij kheden enz. zijn oorzaak,
dat de productie niet meer dan 12 pCt vande vooroorlogse
bedraagt. De productie van bruinkool is daarentegen op
een relatief hoog peil gebleven: de index lag in Januari
1948 op 90 (1939 = 100).
Hoe lang het zal duren voor de Griekse industrie het
vooroorlogse peil weer zal hebben bereikt, hangt in grote
mate af van de duur van de huidige labiele binnenlandse
toestand. Vrees en gebrek aan vertrouwen belemmeren
kapïtalinvesteringen; hoge rente en bedrijfskosten zijn
fnuikend voor de ondernemerslust. De productie wordt thans door de Regering aangemoedigd door het voeren van, een selectieve importpolitiek en ook tot op zekere
hoogte door het aanbod van leningen op lange termijn
tegen lage rentevoet door de Amerikaanse Missie.
De financiële en monetaire sfeer.
De kern van de Griekse economische moeilijkheden
ligt op monetair gebied. T-let land heeft nl. het hoofd te
bieden aan een ernstige inflatie
5).
De stijging van de
geldomloop gaat gepaard met een sterke prijsstijging,
d.w.z. er is hier sprake van een zgn. ‘,open infiation”,
i.t.t. een zgn. ,,suppressed inflation”, welke aanwezig is,
indien de prijzen door directe contrôle relatief stabiel
worden gehouden.
Dat de inflatie een ernstig, karakter heeft aangenomen,
wordt duidelijk geillustreerd door het volgende overzicht,
weergevende de ontwikkeling van dé geldomloop, de detail-
handelsprijzen en de reële w’aarde van kassaldi (afgeleid
van de eerste twee reeksen). .
Indexcijfers pan de geldomloop, detailhandelsprijzen en.
kassaldi.
(1938 = 100)
–
1945
1946
1947
Nov.
Mei Nov. Mei Nov.
Geldornloo’p
……………1.056.
5.400
6.500
9.390 11.514
Detailhandelsprijzen
–
14.210 15.197 16.690 23.810
fleële waarde van kassaldi.
–
38
43
56
48
Bron: ,,
A survey of
the
economie situation and prospeets of
Europe”, samengesteld door de ,,Economie Commission for Europe”,
United Nations, Genève 1948.
)
Berekeningen van de ,,Federation of Greek Industries”. Zie:
,,The economie situation in Greece and iiie Bank of Greece in 1946″,
Bank of Greece, Athene 1948 en ,,Monthly Bulletin of the Bank of Greece” van Januari 1948.
– ‘) Vgl.:
,,Internationale geld- en kapitaalmarkten; de strijd
tegen de inflatie’ in ,,E.-S.K.” van Maart 1948.
De ban kbilj etten circulatie bereikte een top in December
1947; nadien is zij, bljjkens onderstaand staatje, weer
enigszins gedaald.. .
Bankbiljettencirculatie.
(in 1.000 mln drachmen)
eind 1945
105
1948 lan.
893
eind 1946
538
Febr.
866
eind 1947
974
Erf.
888,
Bron:
,,Monthly Bulletin of Stalistial” van het ,,Statistieal Office
of the United Nations” van Mei 1948.
De angst vooi’ een verdergaande inflatie in Griekenland
is echter nog altijd groot en wordt tot uitdrukking gebracht
in de aankoop, door particulieren, van gouden sovereigns.
De Bank van-Griekenland tracht de drachme te steunen
door de markt voor’ deze sovereigns stelselmatig door
verkopen te voeden; hierdoor is de invloed van de grote
fluctuaties der goudprijzen op de goederenmarkten ver-
minderd. Desondanks lag de gemiddelde prijs van de
belangi’ijkste voedingsmiddelen eind Maart jl. nog 20 pCt
boven het peil in November 1947, de maand, w’aarin de
lonen volgens collectieve contracten voor de duur van
zes maanden werden vastgelegd. Trouwens ook het beloop
van de kosten van levensonderhoud geeft nog geen reden
tot terugkeer van vertrouwen in de landsvaluta.
/ Kosten pan leoensonderhoud in Athene.
t
(Algemene gewogen index; 1938 = 100)
November 1944
394,6
November 1947
20.403,9
November 1945
3.917,4
Januari
1948
22.907,4
November 1946
15.431,3
Bron:
,,Monthly Bulletin of the Bank of Greece”van Januari 1948.
In dit verband zij vermeld,dat de laatste maanden enige
voi’deringen zijn gemaakt inzake de verbetering van d financiële toestand van Griekenland. . liet is evenwicht
brengen van d6 begroting (die een tekort van 207 mid
drachmen te zien geeft) ig wel de moeilijkste, maar tevens
voornaamste, taak op dit terrein. Zowel de ontvangsten
als de uitgaven van de-Overheid zijn gestegen, zodat dé
begroting na de voorlegging aan het Parlement in Decem-ber jI. weer moest worden herzien.
De na-oorlogse wijzigin’gen in de overheidsontvangsten
en -uitgaven, vergeleken met die van v65r de oorlog,
vertonen, wanneer de cijfers worden gecorrigeerd aan de
hand van de index voor de kosten van levensonderhoud, het volgende beeld:
Ooerheidsontzngsten en -uit g(wen in 000roorlogse prijzen.
(Vooroorlogse uitgaven = 100)
Uitgaven Ontvangsten
Tekort
vOOr de oorlog(l938-’39)
100
108
– 8
Financiële jaar beginnende in
1946
.
………………84
38
1
)
46
1947
………………..115
61
1
)
–
54
‘) Exclusief ontvangsten uit de verkoop van UNRIA-goederen.
B,on: ,,A
survey of the economie situation and prospeets of
Europe”, samengesteld door de Economie Commission for Europe”,
United Nations, Genève 1948.
In Griekenland, dat lijdt onder een acute prijsinflatie,
bleven’ dus dè overheidsuitgpven (reëel gemeten) relatief
laag, omdat de toeneming van de overheidsûitgaven
geen gelijke tred hield met het scherp stijgende prijspéil.
Een dergelijk verschijnsel valt o.a. i’aar te nemen in
Frankrijk, Italië en Polen.
In- en uitpoer.
De b’uitenlandse handel van Griekenland heeft’ zich na de oorlog als volgt ontw’ikkeld.
Buitenlandse handel.
(in millioenen drachipen)
Maandgemiddeldn
Invoer
Uitvoer
1938
1.230
•
846 1945
235
103 1946
42.916
16.812
1947
75.025
29.920
1948 Jan.
84.986
29.156
Febr.
119.108
45.165
Br”n:,,Monthhy Bulletin of Statistics” van het ,,Statistical
Orfice
of
theUnited Nations” van Mei 1948.
–
r
554 –
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Juli 1948
Bij het raadplegen van de hierboven gegeveis cijfers
voor de in- en uitvoer moet men er rekening mede houden,
dat ook hierin zich de depreciatie van de drachme weer-
spiegelt.
Teneinde de buitenlandse valuta te verwerven nodig
ter financieri’ng van essentiële invoergoederen, is een
sterke stijging van de export vereist. Dualelijk komt de
ernst van de Grieksè situatie in deze aan het licht door de
geraamde invoerbehoeften te stellen tegenover de dollar-
inkomsten en ontvangten uit andere bronnen, waaruit
het tekort is af te leiden (cijfers in millioenen dollars):
Invoerhehoeften ………. . …….. .
262,3
Dollarinkomsien . ………….. .. … .
67,1 Ontvangsten uit andere bron …….
9,3
Tekort
……………………..
185,9
Deze cijfers.zijn medegedeeld door het ,,State Depart-
ment” van de Verenigde Staten
6)
en hebben betrekking
op de periode van 1 April 1948-30 Juni 1949,.de eerste
termijn van het Marshall-plan.
Vergroting van het opnemingsvermogen van de Europese
markten, waarop de Griekse uitvoer vroeger in hoofdzaak
heeft gesteund, is voor de mogelijkheid van uitbreiding
der export een eerste vereiste. Griekenland heeft met ver-
schillende Europese landen bilaterale handelsovereenkom-
sten gesloten, zo onlangs met de Bizône en de Franse
zône van Duitshind, Frankrijk en Zweden en de overeen-
komsten met Oostenrijk en Italië uitgebreid, resp. ver-
lengd. .
Stimulering van de Griekse export blijft een belangrijk
onderdeel van de overheidspolitiek; de hoögte van het
toekomstige welvaartspeil in Griekenland is goeddeels
van herstel van de uitvoer afhankelijk.
De invoerpolitiek van de Griekse Regering, opgesteld
na overleg met de Amerikaanse Missie, welke thans on-
geveer 8 maanden woi’dt toegepast, heeft ten doel te voor-
komen,
•
dat de beperkte deviezenbronnen uitdrogen en
érvoor te zorgen; dat de meest noodzakelijke goedpren
kunnen worden ingevoerd. De invoér is dan ook aan de
hand van een prioriteitenschema aan strenge beperking
ondérworpen. Zo worden, om een voorbeeld te noemen,
geen deviezen besteed aan de invoer van afgewerkte
textielgoederen, maai wel is in het importprogram van
April—Jtini 1948 een bedrag uitgetrokken voor de import
van wol en wollen garens.
De toekomst.
De Amerikaanse hulpverlening door middel van de
Amerikaanse Missie van Bijstand aan Griekenland eindigde
officieel op 30 Juni 1948. Verdere hulp
z?.l
thans moeten
komen van het Europese Herstel Programma; het aandeel
vn Griekenland uit hoofde van het E.R.P. is nog niet
definitief bekend. Een minimum van $ 106 mln is gegaran-
deerd, maar – volgens ,,The Board of Trade Journal” –
hoopt men iiog altijd, dat dit bedrag zal worden verhoogd.
Zie: ,,The
Iinania1
Tiiiies” .van
21
Januari
1948.
INTERNATIONALE NOTITIES.
HET I.M.F. EN DE GOUDP1IIJS.
Vrijwel overal ter wereld kampen de goudmijnen met
gestegen kosten, terwijl verhoging van de verkoopsprijs
van hun product niet mögelijk is geweest. Vandaar aller-
wege ierzoeken tot het verlenen van subsidies. Als gevolg
van de druk der dollarchaarste hebben. verschillende
regeringen adn deze aandrang gehoor gegeven; zo stelde
Canada in November jl. een subsidiestelsel in, gedifferen-
tieerd op basis der productiekosten. Iets dergelijks is in
Australië en Zuid-Afrika nog niet geschied, maar, aldus
,,TheEconomist” van 26 Juni jl., er wordt in deze richting
voortdurend druk door de producenten uitgeoefénd. In
verband met in omloop zijnde geruchten heeft het Ameri-
kaanse Departement van Financiën medio Juni categorisch
ontkend, dat een discussie over herziening van de goudprijs
in het voornemen zou liggen. . –
Deze ontkenning sluit volgens ,,The Economist” de
mogelijkheid van actie door de betrokken regeringen nog
niet uit. Het standpunt der .merikaanse Schatkist is in
overeenstemming met de politiek van het Internationale
Monetairé Fonds, dat’ de verplichting van de leden, om
geen goud te kopen tegen een prijs hoger dan de overeen-
gekomen valutapariteiten, ziet als een verplichting om
geen subsidie in te voeren in de vorm van een ,uniform
payment per ounce of gold for all or part of the gold
produced”. Een subsidiestelsel, dat voorziet in een ge-
differntieerde bijdrage, variërend naar gelang van de
productiekostèn van iedere reflectant, is daarom in prin-
cipe aanvaardbaar, tenzij kan ‘orden aangetoond, dat
iet stelsel in kwestie de stabiliteit der wisselkoersen zou
ondermijnen of ,,widespread doubt” zou veroorzaken
omtrent de uniformiteit van de monetaire waarde vaii het
goud. De verklaring van de Amerikaanse schatkist sugge-
reert, dat het I.M.F. voorshauds tevreden is met de for-
mule, waarmede het zijn houding tegenover het Cana4ese
stelsel bepaalde. Echter, aldus ,,The Economist”, _,,the
further thdse subsi’dy arrangements extend, the moie will
that’ îormula begin to look like mere face-saving”.
liET I1IJSTPROBLEE1
11.
De wereldrijstoogst vhn dit jaar zal naaruit de Zuidoost-.
Aziatische oogstberichten valt af te leiden, voor het eerst
weer ongeveer liet vooroorlogse niveau, dat voor de jaren
1935/’36 tot 1939/’40, gemiddeld op 106,2 millioen ton
lag, bereiken. l-Ioew’el het inhalen van de.achterstand op
de vooroorlogse productie als een zeer belangrijke gebeur-
tenis wordt beschouwd, moet dit, volgens de ,,Neue Zür-
cher Zeitung” van 7 Juli ji., niet als de oplossing van het
rijstprobleem worden gezien. Immers reeds in de periode
tussen de beide wereldoorlogen bestond er een acuut rijst-
tekort, daar de bevolking in de rijstconsumerende landen
gedurende dié tijd met ca 12 pCt méé is toegenomen dan
de rijstproductie. Dat dit tekort zich toendertijd niet op de markt openbaarde, vindt zijn oorzaak in het feit, dat de Oost-Aziatische bevolking door haar armoede geen
sterke vraag kon uitoefenen. Wanneer bovedien rekening
wordt gehouden met een bevolkingstoeneming van 10 pCt
gedurende de oorlog, terwijl de huidige aanwas 10 millioen
personen per jaar bedraagt, vertegenwoordigend een rijst-
verbruik van minstens 1,3 millioen ton per jaar, is het,
duidelijk, dat er nog steeds sprake is van een rijsttekort.
1-Jet door de Verenigde Naties uitgegeven ,,Rice Bulletin
No. 1″ verwacht dan ook, dat het aanbod voor 1948 e
1949 meer dan 14 millioen ton beneden de vraag zal blijven,
een tekort,’ dat voor 1950 wellicht tot 13 millioen ton kan
worden gereduceer, terwijl de export dit jaar slechts 40 pCt
van die van 1934-1938 zal bedragen.
De gevolgen van het rijsttekort doen ziôh ook buiten
de eigenlijke rijstmarkt gevoelen. Rijst vormt nl. de
grondslag voor de lönen in het
Verre
Oosten, en hoge rijst-
prijzen t.g.v. de schaarste beïnvloeden daardoor de pro-
ductiekosten der Oost-Aziatische stapelproducten
1).
Bovendien wordt de verminderde rijstconsumptie in het
Verre Oosten ondervangen door vermeerderde consumptie
van oliehoudende zaden, hetgeen invloed heeft op de we-.reldvoorziening van olïehoudende zaden en plantaard.ige
oliën. Hoewel de productie van olielioudende zaden door
openlegging van nieuwe productiegebieden.in, de volgende
jaren kan worden opgevoerd, blijft voorshands de voor-
ziening van deze producten ten nauwste met de oplossing
van het iijstprobleem verbonden.
9 Zie: liet eçonornisch herstel van Indonesië”, in Economisch-
Statistisch Kwartaalbericht” van September
1947,
bIz
38.
e
KAPITAALMARKT.
Na het passeren van de maandultimo, welke geen bij-
zondere spanningen teweeg bracht, is de geidmarkt vrij
krap worden. De voornaamste oorzaak hiervan is de
dividendhetaling van de Koninklijke ten bedrage van om-
streeks f 54 millioen, hetgeen haar bankrelatie’ tot een
omvangrijk aanbod van schatkistpapier noopte ter ver-
krijging van de benodigde midd1en. Dit aanbod werd door
de markt slechts moeizaam opgenomen, aangezien thans
vrijwel geen schatkistpapier vervalt en uit dien hoofde
dus weinig middelen toestromen. De callgeidrente steeg
dan ook tot
11/4
pCt en de marktdiscon to’s bereikten het
wel zeer hoge peil van
1!16
jCt voor drie t/m negenmaands-
promessen, terwijl Mei- en Junipapier tegen 11 pCt aan-
geboden was.
l)eze verkrapping als zodanig lijkt echter van voorbij-
gaande aard te zijn, daar, voorzover het dividend niet in
contanten wordt opgenomen, geen middelen definitief aan
het geldmarktreservoir worden onttrokken en dus slechts
verschuivingen de spanningen hebben veroorzaakt. Echter,
het is niet onmogelijk, dat aidere omstandigheden de
geidmarkt gedurende Juli krap zullen doen blijven. ‘De
betaling van belastingen en de aankoop van investerings-
certificaten vindt geregeld voortgang, terwijl, zoals opge-
merkt, in de lopende maand maar zeer weinig schatkist-
papier komt te vervallen.
De aandelenmarkt gaf ook in de afgelopen week slechts
geringe koersveranderingen te zien. De omzetten waren
gering, zodat toevallige aan- of verkooporders in individuele
•
fondsen wel enige schommelingen teweeg konden brengen,
zonder echter het algemene rnarktheeld belangrijk te be-
invloeden. De internationale gebeurtenissen oefenden
weiniginvloed uit, of het moest zijn, dat deze gecompen-
seerd werd door een koersverhogende tendentie van weer
opkomende devaluatiegeruchten.
De staatsfondsenmarkt handhaafde zich vrij goed, met
uitzondering van de 3 pCt investeringscertificaten, welke
tot 97J pCt daalden. rn deze stukken vindt regelmatig
groot aa.nbod, plaats van• degenen, die hun geblokkeerde
gelden langs deze indirecte weg willen vrijmaken. De
stukken kunnen niet voor belastingbetaling worden ge-
bruikt, zodat aankopen uit dezen hoofde; welke de koers
der andere staatsfondsen vrij goed steunen, hier niet plaats-
vinden. Onder de huidige omstandigheden zullen het dus
vermoedelijk voornamelijk de institutionele beleggers zijn,
die als kopers van de 3pCt investeringscertificaten optreden.
Hun middelen nemen nog wel regelmatig toe doch ander-
zijds vindt de verstrekking van leningen aan industriële
ondernemingen, welke een hogere rente dan staatsfondsen
geven, bij deze instellingen steeds meer ingang, waardoor
hun.belangstelling voor staatsobligaties uit de aard der
zaak verzwakt.
2 Juli
1948
A.K.0.
……
……………..
164e
v.
Berkel’s
Patent
…………
125
Lever Bros. Unilever C. v. A.
.
2961
Philips
G. b. v. A……………
256 GB
Koninklijke Petroleum
……….
348k
I-I.A.L.
………………
.
…….
202k
N.S.U……………………..
1881
Il.V.A.
……………………
221k
Deli
Mij.
C. v. A……………
157 GB
Amsterdam Rubber
…………
163k
BELGISCHE GELD- EN KAPITAAL-
MARKT IN JUNI 1948.
De geldmarkt werd gedurende .de
beïnvloed door de geldoverdrachten,
met de inschrijvingen op de nieuwe
deblokkering van
1/5
van het saldo. (met minimum van
10.000 fr.) van de tijdelijk onbeschikbare 40 pCt rekenin-
gen, ontstaan, in verband met de geldzuivering. Naar ra-
ming iou het gedeblokkeerde bedrag ongeveer 3 mld fr.
belopen. De invloed van laatstgenoefnde operatie op de
totale geldomloop kannog niet worden nagegaan. Bij de
Nationale Bank steeg de geldomloop met 853 mln fr. In
feite kon de operatie zonder grote moeilijkheden voor de
Schatkist worden doorgevoerd ingevolge het binnenkomen
van de opbrengst van de nieuwe staatslening (3,7 mld fr.).
De Schatkist zag zelfs mogelijkheid om 1.565 mln fr. voor-
schotten aan de Nationale Bank terug te betalen. Er dient nochtans opgemerkt, dat die gemakkelijke positie van de Schatkist eerder van tijdelijke aard zal blijken te zijn, in-
dien tegen het tijdstip van de definitieve besteding van
de bionengekomen bedragen aan ovrlieidsinvesteringen
geen nieuwe inkomsten er de plaats van hebben ingenomen.
‘Het wegvloeien van de ingeschreven bedragen op de
staatslening bij de banken bracht een verkrapping teweeg
van de’daggeldmarkt. Het Rentefonds moest voor 1,7 mld
fr. beroep doen op de Nationale Ban
5
k, wijl anderdeels de
portefeuille handelspapier van de circulatiebank toenam
met .755 mln fr. ,
De betalingen ‘aan het buitenland konden gemakkelijk
worden verzekerd door de lopende inkomsten aan goud
en deviezen. De goud- en deviezenvoorraad van de’Natio-
nalé Bank steeg zelfs met 214 mln-fr. De dekking van de biljettencirculatie bedroeg per einde Mei 49 pCt.
De stijging. van de goudprijs op de internationale mark-
ten was ook. in Brussel op de zwarte markt voor goud en
deviezen voelbaar (sovereign: 757,5 tegen 751,3; Napoléon:
577,5 tegen 56,5). De daling van de papieren dollar en de
Zw.
fi’ank bleek gestuit (stabiel aan resp. 50,75 en 1.2,56).
1-Jet pond sterling (140,5 tegen 138) en de gulden (9,47
tegen 9,25) gingen vooruit, wijl de Fr. frank nagenoeg
hetzelfde peil hield als de pariteit van de toèristencheques
(14,30
bL
14,60).
De aangroei van de inlagen op.de particuliere .spaarboek-
jes bij de Algemene Spaar- en Lijfrentekas voor de 5 eerste
maanden van het jaar (1,1 mld fr.) overtrof licht die van
.1947 (0,9 mld fr.), clewelke als zeer bevredigend werd aan-
gezien. De totale inlagen hereikfen pei’ einde Mei op basis
gemiddelde 1936—’38 .= 100 echter slechts index 203.
De kapitaalvergrotingen door openbare uitgifte van nieu-
we aandelen blijken de laatste tijd weer toe te nemen.
Gedurende de maand Juni boden 4 private vennootschap-
pen tezamenyoor ongeveer 70’mln fr. nieuwe aandelen aan.
Verschillende andere emissies werden aangekondigd voor
de maand Juli.
De inschrijving op de 4pCt.Schatkistcertificaten 1948 liep,
zoals reeds in de vorige’kroniek werd voorzien, vlot van
stapel. Dê opbrengst bedroeg 3700 mln fr. en de -inschrij-
vingen ,zouden grotendeels gebeurd zijn Smet vers •geld.
De certificaten werden reeds op 28 Juni ter heurze geïntro-
duceerd aan 97,5 pCt (intekeningsprijs). Deze koers bleef
tot einde Juni ongewijzigd.
S
Voor half Juli w’erd een nieuwe belangrijke emissie aan-
gekondigd van 1. mld 4 pCt öbligaties van de Nationale
Maatschappij van Belgische Spoorwegen. Alle modaliteiten
van deze uitgifte-zullen dezelfde zijn als van de pas onder-
schreven – staatslening. . .
Op
de obligatiemarkt werden de koersen van de Schat-
kistcei’tificaten nog lichtelijk beïnvloed door de uitgifte
van de 4 pCt Schatkistcertificaten 1948. De koersen van
de langlôpende Staatsfondsen bleven ongewijzigd. lIet
komt ons nochtans voor, dat ze gesteund werden door het
Rentefonds, vandaâr het kunstmatig peil waarop ze ge-
handhaafd bleven, hetgeen tot uiting komt in het onder-
staande schema van de onderscheidenlijke rentevoeten.
De obligaties van het Gemeentekrediet en van de steden en
gemeenten verloren enkele fracties, wijl hij de. obligaties
556
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
14 Juli 1948
van de private vennootschappen weinig koersafwijkingen
vielen te noteren. De tabel van de netto-rendementen per
einde van de maand wijkt dan ook niet veel van die van de
vorige maand af.
Staatsfondsen
1
Ob1t. van
1 Oblig. van private
Steden
vennootschappen
Looptijd
Mei
Juni
Mei
Juni
j
Mei
Juni’
tot 1952
1
4,66 4,64
1
5,08
1
5,17
–
–
tot
19571
4,81
4,82
1
4,98
5,06
1
577
5,88
na
1957
1
“‘
‘
4,72
1
,
.
1
Bedrijvigheid van de aandelenbeurs ‘van Brussel. –
st
‘
u
‘
cken Kapitalen (in11936-’38=10
Algemene
,
duizend-
millioehen fr.) koerindex0
la llen)
Einde Feb.
1948
44,4
.50,9
160,4
Einde April
21,0
20,2
152,7
Einde Mei
21,8 19,8
144,1
Midden Juni
18,0
,
.
18,9
143,7
Einde Juni
19,6
20,7
139,8
Hieruit blijkt, dat de aigmene index gedurende de
maand Juni opnieu
met ongeveer
3
pCt terugliep; dien-
tengevolge werd de hausse van het begin van het jaar,die
ontstond wegens externe oorzaken (geruchten betreffende
devaIuatie van de Europese munten en effectieve devaluatie
van de Franse frank), volkomen te nit gedaan en het
koerspeil beneden dit van einde December 1947 gebracht.
Als oorzakn van de dalende beweging kunnen worden
aangegeven.
Aan de vraagsijde. 1.
Er is weinig vraag naar aandelen
doordat belangrijke sommen van de beurs worden weg-
gehouden wegens de brede verspreiding van de oppot-
ting van goud, sterke deviezen en bankbiljetten inge-
volge de internationale toestand, de onzekere fiscale
positie, waarin nog vele beleggers verkeren, de poging tot
belastingontduiking voor hoge, winsten en de vrees voor
verdere waardedaling van beleggingsobjecten, waaronder
aandelen. Anderespaargelden komen niet op, de beurs
terecht ingevolge de restrictieve credietpolitiék van. de
Overheid, die er op gericht is alle beschikbare midde-
len voor te behouden aan rechtstreekse prôductieve
doeleinden. De talrijke openbare uitgiften van aandelen
en obligaties trekken verder belangrijke kapitalen van de
beurs weg.
Een verhoogd deel van het spbarvolume wordt door bemiddeling van institutionele beleggers (uitbreiding van
maatschappelijke zekerheid, levensverzeke’riiagen, enz.) op
de kapitaalmarkt gebracht. Genoemde instellingen vôr-
kiezen’ wegens de aard van hun bedrijvigheid, minder
riskante beleggingen boven aandelen: 1-Jet relatief lager rendement en de mindere koersvastheid van de aandelen
in veige1ijkïng met de obligaties trekt de spaarders, in
het algemeen overigens nit aan tot eerstgenoemde be-leggingsobject. De netto-winsten van de ondernemin-
gen worden naar omlaag gedrukt door de verhoogde
soc
,
iale en fiscale lasten en de belangrijke bedragen,
die aan afschrijvingen
,
worden besteed. De uitgekeerde
dividenden blijven beperkt wegens de sterke interne
financiering, op haar beurt een gevolg van de kapitaalbe-‘
hoeften voor uitbreiding, modernisatie enz., die wegens de
krapheid van de kapitaalmarkt niet kunnen gefinancierd
worden door een openbare uitgifte van aandelen of obli-
gaties.
De ongunstige rendementsperspectieven van bepaal-
de bedrijfstakken, te wijten aan verzadiging van de binnen-
landse markt en moeilijkheden bij de export, o.m. de
textielnijverheid.
Aan de aanbodzijde.
Een verhoogd aanbod komt tot
stand ingevolge cumulatieve belastingsinningen, behoeften
aan liquiditeiten voor aanvullen van bedrijfskapitaal of
financieren van nieuwe investeringen en arbitrages van
aandelen tegen vooral kortlopende overheidsfondsen,
wegens het hoger rendement en de koersvastheid van deze
laatste.
Brussel.
. V. VAN ROMPUY.
STATISTIEKEN.
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
– – (Voornaamste posten in millioenen francs)
,’
a-
..
o
Data
•I
1 1
Oo
8
,
31 Dec. 1946
‘4.949,9
1
158,0
t
238,7 113,7
23 Juni 1948
5.661,2
116,2
192,0
434,3
30 Juni
1948
5.659,4.1
117,3
1
‘248,2
5=
454,5
4245,8
7 Juli
1948
5659,4
129,7 238,0
4420,9
–
DE NEDERLANDSORE BANK.
Verkorte balans op 12 Juli’ 1948
Activa.
Wissels, pro-
Hoofdbank
t
-.
messen en
Bijbank
sc u
riven
Agentsch.
10.000,-
n
iscon
0
t
10.000
_1)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht.(art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 j
art. 4 van het Koninklijk
besluit van t October 1945, Staatsbiad No.
F204)
…………………………..
–
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge Overeen-
komst van
26 Februari
1947
…………
..
1.800.000.000,-
Beleningen:
I-Ioofdbank
t
143.488.619,33 ‘)
(mcl. voor-
schotten in re-
Bijbank
1.450.675,30
kening-courant
op onderpand)
Agentscb.
6.817,305,26
t
151.756.599,89
Op
effecten,
enz… ……..
..151.118.435,28 ‘) Op goederen en celen
638.164,61 .151.756.599,89
2
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
Wet
1937)
…………………………
–
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947.,,
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt
en
gouden
muntmateriaal
……..t
481.702.591,66
Zilveren munt, enz …….
..492.728,74
482.195.320,45
Papier op het buitenland
. .
t
310.970,500,-
Tegoed hij correspondenten in
het buitenland
……….
..134.092.438,10
Buitenlandse betaal-
..
middelen…………….
..5.743.191,28
450.806.129,27
Belegging van kapitaal, reserves en peisioen-
fonds
……………………………..
106.052.351,83
Gebouwen
en Inventaris
………………..
2.500.000,-‘
Diverse
rekeningen
……………………
220.039.226,-.
4.713.359.627,64
Paslva.
Kapitaal
…………………………..t
20.000.000,-
Reservefonds
.’ ……………………….
12.759.703,05
Bijzondere
reserves
………………………
54.447.566,03
Pensioenfonds
…… ………………….
..
19.920.283,04
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
…. …
119.306.175,- Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
..,,
2.961.945.315,-
Bankassignaties in omloop ………………
..
221.890,58
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist
t
819.627.632,50
Geblokkeerde saldo’s van
–
banken
…………..
..
27.870.936,89
Geblokkeerde
saldo’s
van
…
….
anderen…………..
22.006.157,40
Vrije saldo’s
……….
..463.537.986,40
,,
1.333.042.713,19 Dfverse
rekeningen
………………….
..191.715.981,75
–
–
‘
1
4:713.359.627,64
1)
Waârvan
schatkistpapier rechtstreek
door
de Bank in disconto genomen
………..
f
–
‘)
Waarvan aan Nederlands-Indië
(Wet van
15
Maart 1933, Staatsblad no. 99)
, ,,
36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
–
In het verkeer gebrachte muntbiljetten
……,,
145.932.989,-
1
‘
•.
–
—-
.,
–
•-..
—:
–
-:
–•
S-
S.—..
14 Juli 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
557
DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).
•
4′
•
«o
P6 Id
00
5.4
0
‘4
–
‘
–
cl
‘4
p4
0
in
30 Dec. ’46
700.876
4.434.786
100.816
103
153.109
31 Mei ’48
483.477 339.990
129.682
t 164.439
7 •Tuni ’48
482.744 328.940
158.037
1
149.440
14
’48
482.446
338.062
145.814
1
146.374
21
’48
482.260
321.995
164.189
10
145.075
28
’48
482.131
318.167
149.260
10
150.156
5
Juli ’48
482.162
311,820
145.392
10
151.270
12
‘,,
’48
482.195
310.970 139.836
10
151.757
Saldi In rèkening-courajit
‘4
–‘0
.0
4)
–
‘S
Ul
30 Dec. ’46
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706
‘590.158
31
Mei ’48
2.947.391 778.917
45,578
25.659 503.197
-‘7 Juni ’48
2.943.010
736.536
51.903
25.598 578.198
14′
’48
2.924.460
769.017
.77.377
25.654 514.171
21
,,
’48
2909.438
761.640
97.906
29.003 506.454
28
,,
’48
2.960.501
741.422
56.898. 23.610
506.384
5
Juli ’48
2.991.443
719.554
44.7
–
19
22.297 505.168
12
,,
’48
2.961.945 819.628
27.871
22.006
463.538
NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste oosten in miiiioenen francs).
0
+5
Data
‘4
.21
,40′
,
‘
‘4
>
p4
4)4)
0
0_
s
26 Dec.
1946
32.226
5.648 4.953
214
1
698
49.158
3 Juni
1948
27.116 11.728
7.380
882
1
306
52.626
10
,,
1948
27.158
11.571
8.774
838
t
314
51.706
17
,,
1948
27.237
11.942
8.682
643
1
332
‘51.031
24
,,
1948
27.240 12.099 8.489
598
J
335
51.041,
1
Juli
1948
27.805
11.668
8.781 998
1
316
52.606
1948
27.820
11.483
9.641
783 ‘
292
52.581
0
Rekening-
‘4
courant saldi
Data
1
0
1
u
–
0
‘4
–
‘$.0
,
”
1
113
26 Dec.
1946
637
159.377 72.165
1
4.482
614
3 Juni
1948
637
167.575
79.022
7.
6.461
483
10
,,
1968
637
167.966
78.889
6
6.837
483
17′
1948
637
167.494
78.301
4
6.889
482
24
,,
1948-
637
167.313
78.365
4
6.755
482
1
Juli
1948
637
170.322
80.200
2
7.298
482
8
,,
‘1948
.636
170.775
80.863
6
7.045
481
STAND VAN ‘s RIJKS KAS
V o r d e r i n g e n
i
23
Juni
1948
15 Juni 1948
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij De Nederl. Bank NV.
f
795.086.845,58
f
803.103.247,08
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
–
hij cle Bank,
m
voor Neder-
landsche
Geeenten
458.925,12
.
161.007,22
Kasvorderingen wegens ere-
dietverstrekking
aan
het
buitenland
…………..
–
–
Daggeldiening
tegen
onder-
pand………………
–
–
Saldo der postrekeningen van
……..
Rijkscomptabelen
……
……..
635.475.879,38
,; 625.762.280,59
Voorschotten
op ultimo Mei
…..
–
1948
a. d.
gemeenten we-
gens aan haar uit te keren
belastingen
…………..
5
–
1.868.142,48
,,
51.868.142,48
Vorderingen in rekening-cou-
rt
op
Nederlands-Indië
….
,,
653.621.560,7-1
650.158.985,71
Curaçao
31.163.476,97
31.988.650,22
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
–
2.245.014,22
S
an
uriname
– …………………
sioenfonds
…………..
23.292.767,07
,,
24.780.418,-
……………………
1-let staatsbedrijf der P.,
T.
–
enT.
………………
….
–
–
Andere staatsbedrijven en in-
…….
stellingen
…….. ……
…
197.278.827,37
‘217.917.320,77
Verplichtingen
1
-.
Voorschot,
door
De Neclerl.
Bank N.V. verstrekt ..
-,-
–
Voorschot,
door De
Neder-
landsôhe
Bank
N.V.
in
rekening-courant verstrekt
–
—
– –
Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten
Schatkistbiljetten in omloop
fl505.173.100,-
fl504.973.100,-
Schatkistpromessen
bij
De
–
Nederiandsche Bank N.V.
ingevolge
Overeenkomst
van 26 Februari 1947 ….
,,1800.000.000,-
Scliatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks hij De Nederl.
Bank N.V.is geplaatst nihil)
/ 6.249,5 mfin wo. garantie
Bretton Woods t 804 mill.
,, 5445.500.000,- ,,5479.200.000,-
Daggeldieningen
–
–
144.8333-14,50
,,
145.382.668,50
Schuld
op ultimo Mei 1948 aan de genjeenten wegens
aan haar uit te keren be-
….1800.000.000,-
–
lastingen
…………..
–
–
Schuld in rek-courant aan
Nederlands-Indië
Suriname
…………..
–
–
Muntbiijetten in omloop ……….
2.085.843,
–
tO
–
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds
…………..
……..
–
–
1-Jet staatsbedrijf
der
P., T.
……..
–
Curaçao
…………………..
791.383.574,12
,,
732.301.606,82
Andere staatsbedrijven
….,,
……..
5.092.885,08
5.868.09
–
1,80
en
T……………………..
Schuld aan diverse instellin-
–
gen in rekening met’s Rijks-
Schatkist
…………..
…
27
–
12.125.643,21
,,2712.433.793,21
ENIGE INDEXCIJ8’ERS VAN. DE INDUSTRIËLE PRODUCTIE
IN BELGIË
‘).
‘ waarvan
1U.45d
mitlioen rrcs onpeschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5-1 944).
‘) Waaronder begrepen de Post ,,Emissiebank te Brussel”, tea
bedrage van 64.597 millioen frcs.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.
BANK VAN
FRANKRIJK.
(Voornaamste noten in mi1lïop.nn
frn,’o
Voorschotten .aan de Staat
Data
•0
4
‘
0
04
.
‘0
‘;
CI)
26 Dec,
1946
94.817 118.302
59.449
67.900 426.000
17
Juni
1948-
52.817 237.750
125.042
121.900 426.000
24 Juni
1968
52.817 241.628
125.042
122.800
426.000
1
Juli
1948
52.817
260.596
125.042
126.100
426.000
ankbil-
Deposito’s
Data
ettenin
0
B
1irculatie
Totaal
Staat
Diversen
6 Dec.
1946
721.865 –
‘63.458
765
62i93
17
Juni
1948
‘
788.702 222.477
722
220.595
26 Juni
1948
790.639
216.764
738
214.681
1
Juli
1948
825.574
201.263
798
199,109
1938 – 100
Aug.
1947
Sept.
1947
Oct.
1947
Nov.
1947
Dec.
1947
Jan.
1948
Febr.
1948
Mrt
1948
Algemene index v d.
93
101
103
101
103
102
107
81,4
86,9
77,5
83,9
91,0
70,1
93,2
‘
Cokes
…………
97,8
95,8 106,2 102,9 105,5 106,9 102,8 105,1
.
96,7 134,6 133,8 146,5 151,2 146,4 160,6 88,8 108,2 105,4 105,1 108,6 102,0 107,9
Ruw
ijzer
……..
110,1 154,4 136,5 152,4 162,2 150,1 168,9
Afgewerkt staal
. –
‘123,7 118,3 159,7 143,1 163,1 165,8 157,8 172,0
Cement – ………..95,8
Afgewerkt ijzer
.
53,6
70,7
72,1
96,5
71,5
84,6
66,1 137,6
md. prod.
1
) …….91
Steenkool
………74,1
Ruw staal
………119,8
Vlas (spinnerij) ….
.09,1
107,4 115;3 125,3 109,8 132,2 12-1,3 119,1 12
–
1,0
Vlas (.weverij)
74,8
80,2
84,2
78,1
76,9
66,0
67,2
67,9
Katoen (spinnerij)
95,1 105,8 127,9 108,2 114,5 117,5 118,0 121,3
Katoen (weverij) –
123,9 137,8 153,9 133,8 146,2 144,6 133,2 140,4
Wol (kamwol, spn-
.
nerij)
… ……..
105,5 161,7 197,2 169,8 171,3 176,5 160,7 164,8
Wol (weverij)
. . .
Vlakglas
129,8 154,9 150,5 120,3 119,0 126,0 127,9 138,2
86,2
92,6
90,6 109,8 112,4 105,7
97,6
97,2
Holglas
……….
105,6 107,8 114,7 134,3 143,3 138,8 132,0 144,6
.
.
.
,
………
Papier
……….
119,8 138,1 151,1 137,8 149,3 143,9 121,5
–
156,3
.
93,8 111,6 117,3
93,0 105,0
93,6
99,3 101,7
Margarmne
………..
Geraffineerde suiker
59,0
76,7
81,8
99,7
76,7
75,4
76,4
867
Sigaren
………..
..
39,7
49,
61,4
60,9
58,6
59,3
43,1
43,0
Sigaretten
………
148,5 193,1 138,8
97,3 129,8 128,3
91,8 156,8
‘) Bron: ,,Statistisch’Bulletin” van het Nationaal Instituut voor
de Statistiek.
. betekent: de gegevens ontbreken. Gecorrigeerde
gegevens zijn cursief gedrukt.
‘) 1936-’38 =
100
(Instituut
voor
Economisch’ en
Sociaal
Onderzoek (Leuven)).
558
.
ECONOMISCH-STATÎSTISCHE BERICHTEN
,14 Juli 1948
HAVENBEWEGINO.
Te
Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen aangekomen zeeschepen
1).
Tijdvak
Iotterdam
Amsterdam
.
Antwerpen
aantal netto register aantal
– aantal
netto register
tonnen tonnen
12.026
‘
19.392.128
3.110
4.024.738
.
9.524
.
.
15.888.710
1.344
2.063.632
470
458.800
3.585
11.129.932
4.464
5.911.539
1.706
1.817.922
5.284
9.312.726
5.974
9.883.446
2.443
2.769.462
8.013 16.762.921
1948
Januari
900.645
208
217.476
676
1.426.923
4939
………………………
Februari
………………..
,
623
915.570
204
242.271
645
1.326.948
1945
……………………….
1946
……………………..
713
1.170.494
249
293.996
.
759
4.640.485
4947
………………………
759
1.149.060
260
271.421
677
1.351.495 712
998.949
293
309.549
742
1.513.300
Maart
……………………..
152 176.696
66
67.101
April
……………………
152
202.792
71
74.073
168
285.666
56
71.984
Mei
……………………
–
167
243.575
69
67.194
2
tlm
8
Mei
……………..
9
t/m
15
Mei
…………….
30 Mei t/nl 5 Juni
161
.
235.011
63
65.281
16
t/in
22
3Igi
…………….
23
t/m
29
Mdi
..
……………
150
210.014
71
71.836
6
t/m
12
Juni
……………
169
296.418
64
91.048
13
t/in
19
Juni
……………
20
t/m
26
Juni
.
…………
124
.
172.298
56
72.654
‘) Bronnen: ,,Mededelinge
‘
n Kamer van Koophandel en Fabrieketi voor Zuid-Holland”; Dienst Gemeente Handelsinrichtingen, Amster-
dam; Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam; Economische dienst van de haven, Antwerpen.
1•
MAANDCIJFERS.
GECOMBINEERDE MA.ANDS’rAA’v VAN DE VIER NEDER.
LANDSE GROTE BANKEN EN VAN HET NF.DER.
LANI)SE BEDRIJF VAN DE NEDERLANDSCHE
HANJ)EL.MAÂTSCI1APPJJ.
Nederl.
Nederl. –
Banken
Banken
en Ned.
Handel-M
ij.
(In millioenen guldens)
___
30
31
–
30
31
–
April
Mei
April
Mei
4948
1948
1948 1948
Activa:
Kas, kassiers en daggeldieningen
61
99
–
78
415
2
368
.2348
3003
2984
2429
2447
3081
3099
Ned.
schatklstpapler
…………
Ander overheidspapler
27
31
134
137
3
3
7
8
Bankiers in binnen- en’bultenland
88
96
131
128
Prolong. en voorsch. tegen effecten
40 39 54
. 51
158
169
326
324
Debiteuren
………………..
407
*
16
388
13
500
20
480
18
Wissels
……………………
Deelnemingen
(mci.
voorschotten)
29
31
41
43
452
432
541
561
Effecten en syndicaten
……….
.
12
17
17
Gebouwen
…………………12
Diverse rekeningen
…………
–
–
–
–
Belegde bestemsingsreservefl ….
1
..
1 1
1
3052 3061
3986
3982
–
Passiva:
2504 2531
3262
3287
Wissels
……… .. ………..
1,2
14
12
14
mi
216
204
295
280
Crediteuren
………………..
Kassiers en genom. daggeldi.
– 9
..
2
9
2
Deposito’s op terjn
…………
77
76
109
100
Diverse rekeningen
…………..
Bestemmingsreeerven
1
.1
t
1
2819
2828
3688
3684
157
457
205 205
Aandelenkapitaal …………….
76
.
76
93
.93
Reserve
……………………
3052
3061
1
3986
3982
INDEXCIJFERS VAN LONEN VOLGNS REGELINGEN IN
NEDERLAND
‘).
Juni 1938/
Juni 1939
=
100
.
Nijverheid ‘)
Landbouw’)
Nijverheid
en
landbouw
Aug.
1939….
101
100
101
Mei
1945….
116 190
.
126
Juni
1947.. . .
166,4
243,9
177,3
Juli
1947….
166,6
–
243,9 177,4
Aug.
1947….
169,0 243,9
–
179,5
Sept.
1947….
169,5 243,9
–
179,9
Oct.
1947….
170,9
243,9
.
181,1
Nov.
1947…
172,8 243,9
182,8
Dec.
1947….
173,8 243,9
.183,6
Jan.
11948….
174,0 243,9
183,8
Febr.
1948….
‘
174,7
243,9 184,4
Mrt
1948….
‘
174,7
.
243,9 184,4
April
1948….
174,7 243,9 184,4
Mei
1948 . . . . .
174,71)
258,6′)’)
186,4
4
)
‘) Bron: ,,Statistisch Bulletin an het CBS.”; in de indexcijfers
zijn de uitkeringen krachtens de Kinderbijslagwet
niet
begrepen.
‘) Gemiddelden 24 bedrijfstakken.
‘)
Akkerbouw en veehouderij.
1)
Voorlopige gegevens.
5)
In afwachting van de nieuwe collectieve contracten is voorlopig
rekening gehouden met de door het College van Rij ksbemiddelaars
vastgestelde richtlijnen voor de lonen in de landbouw in de periode
.Mei 1948-April 1949.
• HOLLANDIA”
HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
5.
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.
HOOFDKANTOOR TE
–
VLAARDINGEN –
Ook voor Beschikbase Krachten is een annonce In
,,Economisch-Statistische Berichten” de aangewezen
weg. Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons
bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, In het
nummer van dezelfde week worden opgenomen.
Verliesposten
VoOrkomend
Systeem –
bestaande uit 4 Diensten
–
V.V.S.
-.
Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande çredieten. Aan-
vaard, als onderdeel der debiteuren-administra
tie, zal het van groote practische waarde blijken
S
te zijn.
Onze V.V.S.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden
Van der Graaf I Co’s bureaux voor den handel N.V.
Amstelstraat 14-18, Amsterdam.C, Telefoon 38631 (5 lijnen)
DE TWENTSCHE BANK
N.V.
MAANDSTAAT
OP 30
JUNI
1948
Kas, Kassiers en Daggeldieningen
…………f
13.657.657,75
Nederlands Schatkistpapier
………………
..
625.780.845,97
Ander
Overheidspapier
………………….
..
5.093.512,57 Wissels
……………..
……………….
..
722.879,66
Bankiers in
Binnen- en Buitenland
……….
..
15.424.867,37
Effecten
en
Syndicaten
………………..
..
1.545.542,74
Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten ..,,
9.183.964,77
Debiteuren
…………………………..
..
96.233.376,71
Deelnemingen (mcl. Voorschotten)
…………
..
9.040.951,95
Gebouwen………….. ……….. …….
..
3.500.000,
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen
…
943.412.38
1
‘Ot.ILI.Vll,OI
–
Kapitaal
…………………………….
f
42.000.000,-
Reserve
……………………………….
..
14.000.000,-
l3ouwreserve
..
……………………….
..
3.000.000,—
Deposito’s
op
Termijn
………………….
75.102.17885 Crediteuren
…………………………..
..
633.939.059,85
Geaccepteerd
door Derden
………………
..
33.579,52
Kassiers en Genomen Daggeldleningcn
……..
..
1.000.000,-
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen
….
..
11.108.781,27
Reserve voor Verleende’Pensioenen
……..
..
943.412,38
781.127.011,87
Seecb a1o.nn.?
Vraag anders
proefnummer.
Tijdschrift voor
Interne Bedrijfsorgunisatie
bij Bkh. of rchtstr. aan Uitg. Schuyt N.V. Postbus 7 Baarn.
Op groot accountantskantor kunnen voor
speciale werkzaamheden op het terrein van de
interne bedrijfsorganisatie en van de moderne
bedrijfsadministratie worden geplaatst enkele
,,eerste assistenten’
1
Sollicitaties met vermelding van genoten oplei-
ding en ervaring onder nb. 740 aan Adv. Bur. Th. J. Geurst &
Co.,
J. Hendrikstraat 72, Den
Haag.
Ir. H. Vos
*
Enige kwantitatieve
onderzoekingen
over
o!:
6v
itekkingen
tussen
overheidsfinanciën
en volkshuishouding
*
38e publicatie van het
,
Nederl Economisch Instituut
Prijs
(Prijs voor leden en dona-
teurs vop het N.E.I. f 6.75)
*
Verkrijgbaar in den boek-
handel en bij de 61t9evers
DE ERVEN
F. BQHN N.V., HAARLEM
Koninklijke
Nederindsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelunts.
Schiedam
Grote technische handelsonderneming
gevestigd in Nederlands Indië
met kantoren op verscheidene plaatsen in de Archipel
roept gegadigden op voer de functie van
ti
DIRECTEUR
Vooral kennis van de handel in industriële prducten
is ‘n vereiste. Indische ervaring strekt tot aanbeveling.
Sollicitaties met uitvoerige beschrijving van levensloopineigenhandig geschreven
brief met bijvoeging van een foto van recente datum worden ten spoedigste
ingewacht onderett.
Z.M.T.
aan Nijgh & van Ditmar Advertentiebureau, Rdam.
– De Nederlandsche Bank voor Zuid-Afrika
N.V.
zoekt voor haar
locaalbedrijf Ie /linsterdani
een representatieve kracht, met groridige
internationale bankpractijk, die reeds in ver-
antwoordelijkefuncties is werkzaam geweest,
in staat mede de dagelijkse leiding hiervan
op zich te nemen.
–
Reflectnten. wordt verzocht zich schriftelijk te
richten tot
De Directie der Bank
Heerengracht
546,
Amsterdam-C.
t
/S
internationale en nationale organisaties der
metaalverwerkende industrie zoeken voor hun
secretariaat in Den Haag
energieke medewerker
die beschikt over initiaiief, tact, werklust en
vasthoudendheid. Bij voorkeur jong jurist met
ervaring op commercieel en economisch politiek
gebied. UNIEKE KANS voor iemand, die zijn krachten wil ontplooien en iets wil bereiken.
Uitvoerige, met de hand geschreven sollici-
taties voor 1 Augustus te richten aan
ESB
no.
1235 bur. van dit blad, Postbus 42, Schiedam.
DE
N.V.
INTERNATIONA4E C1EDIET- EN
HANDJ35LSVEREENIGING ,,ROTTERDAM”
heeft plaatsing voor
eflige
ervaren boekhouders
Prâktijkdiploma Boekhouden vereist, bij voorkeur
Staatspractijkdiploma, voor directe tewerkstel-
hing in Indi6. Leeftijd liefst niet boven 30 jaar.
Sollicitaties uitsluitend schriftelijk aan de af-
deling Personeelszaken, Postb. 567, Rotterdam-C.
N.V. O[TONFASHI[K,,O[ METEOQR”
gevestigd te DE STEEG (Gemee4e Rheden)
UITGIFTE van
nominaal f250.000.— aandelen,
in stukken groot nominaal
f
250.— aan toonder,
ten volle delende in de winst van het boekjaar
1948
en
volgende jaren.
Ondergetekende bericht, dat zij de inschrijving op boven-
genoemde aandelen, uitsluitend voor houders van aan-
delen, openstelt op
Woensdag 21 Juli 1948,
van des voormiddags
9
uur
tot
des namiddags 4 uur,
bij haar kantoren te Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Graven-
hage, Arnhem en Velp,
tot den koers van 110 pCI.,
op
de voorwaarden van het prospectus dd. 13 Juli 18.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn verkrijgbaar bij de inschrijvingskantoren.
–
Nederlandsche Handel-Maatschappij, N.V.
AMSTERDAM, 13
Juli 1948.
r
1•
Ecönomisch — Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
-Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Elco-
nomie, 14, Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.
Abonnementoprijs, franco per post, voor Nederland f 26 per jaar,
voor België/Luxemburg f 28 per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde
in francs bij de Ban que de Commerce te Brusset. Overzeese
gebiedsdeterc (
per zeepost) en overige landen f 28 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per
ultimo van het kalenderjaar.
Ervaren documentalist
econ. ccmdidaat
uitstekend op de hoogte met bibliotheek- en archief-
beheer (U.D.C.),ervaring in het verzorgen van een
tijdschrift, kennis van de moderne talen (ook Spaans) wenst van betrekking te veranderen. Zou tevens gaar-
ne secretariatsverkzaamheden verrichten. Brieven
onder no. 4528 aan: Advert. Bur. MAJOR
b
Laan van
Meerdervoort 189 F, Den Haag.
Op provinciaal bankierskantoor wordt ter assistentie van cle
directie een
secretaris
gevraagd.
Vereist worden: goede algemene oniwikkeling, kennis van de moderne talen, zakelijk inzicht en initiatief. Enige erva-
ring in het bankbedrijf en in het vorzekeringsbecirijf kan tol
aanbeveling strekken. Leeflijcl niet hoven 30 jaar. Sollici-
tanten moeten bereid zijn zich aan een psychotechnisch
onderzoek te onderwerpen.
Brieven bij voorkeur met foto onder No. ESB 1236 aan hel bur. v. d. bi., Posihus 42, Schiiedam.
1.
Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit
is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer
van dezelfde week worden opgenomen.
Aan geteleende stukken in
Nederland
aan het Bijkantoor Westzee-
dijk,
Rotterdam (
W.).
ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de Firma II. A. M. Roelanis, Lange Haven 141, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6).
Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.